Dinsdag 3 mei. Santa Severa. We zijn op Corsica! Gistermiddag om 12 uur vertrokken en om half acht vanmorgen lagen we vast aan de pendille. Wat een cadeautje dit haventje. We hebben het wel verdiend.
Toen we gisteren min of meer uit de haven van Villefranche-sur-Mer waren gestuurd dachten we: laten we maar gewoon gaan. Het weer is prachtig en de voorspelling eindelijk een keer goed. We liggen nog een tijdje te dobberen, want we moeten Pietje nog helemaal vaarklaar maken. Dat betekent: de afwas van de vorige avond, water koken, alle kastjes vergrendelen, handdoeken en ovenwanten tussen de glazen, kopjes en flessen in de drankkast, losse rommel een plekje geven en dan buiten: alle stootwillen en landvasten in de bakdekskisten, bazaan hijsen. Het grootzeil hijsen neemt nog steeds veel tijd, ondertussen moeten we opletten of we niet door een megajacht worden overvaren! Gelukkig is het een grote baai. En als dat allemaal gedaan is, rol ik de rolfok uit. Wat een luxe, ik laat alleen maar een touwtje (de reeflijn) schieten en de fok ontrolt zich aan de boeg van het schip. Niet meer naar het voordek om te hijsen en te laten zakken, je trekt gewoon aan hetzelfde touwtje en de rolfok rolt zich weer op. Toch een goede naam voor zo’n ding. Het belooft een prachtige tocht te worden, de zee is rustig en we hebben er zin in. Dat is voor mij best uitzonderlijk want de eerste nacht op zee vind ik altijd weer spannend en donker. Je bent toch een uur of 20 onderweg en dan kan het weer makkelijk veranderen. Maar daar ziet het nu niet naar uit. De hemel is strak blauw en dat voorspelt een heldere nacht. Gelukkig zijn de weersvoorspellingen goed op de computer te vinden en het Franse “meteo” is betrouwbaar gebleken. Alle regen en wind van de afgelopen tijd hebben ze netjes voorspeld. We zeilen! En we maken zo’n 4 knoop. Dat is 7,2 kilometer per uur, een snelwandelaar kan ons makkelijk inhalen. Maar wij zijn heel gelukkig. We hebben uitgerekend dat we de kust van Corsica aanlopen als het licht wordt met een gemiddelde snelheid van 5 knopen (9 km. per uur) als we om 3 uur waren vertrokken, dus we zijn en paar uur te vroeg omdat we hals over kop de haven hebben verlaten. Alle tijd dus om rustig te zeilen. Ik pak mijn breiwerkje en laat geen steek vallen. Maar helaas, het zit ons niet mee. Als we na een tijd alle
kraakjes en piepjes hebben gelokaliseerd, een harde knal van boven! De gaffel hangt slap naar beneden. De val is doorgeschavield! (gebroken) Het grootzeil moet naar beneden en dat is op volle zee een behoorlijke klus, maar het lukt ons, ondanks de golven die, werkend op het stuurhuis, harder aankomen. De motor moet weer voor de rest de overtocht zijn werk doen. Weg rustige overtocht. We hoeven hem niet zo hard te zetten want met halve wind doen de fok en de bazaan hun werk goed. Maar toch, jammer. Het is ons nog niet gegund. Onderweg krijgen we bezoek van een moe vogeltje, dat na een half uurtje weer zijn weg vervolgt. Gelukkig ligt kat Karel te slapen in de voorpunt. Dan zakt de zon in de zee.
Ik neem de eerste nachtwacht tot 12 uur en Frans gaat na een omeletje (klaarmaken was een eitje) onder zeil. Het is een mooie nacht, de volle maan mist maar een klein hapje en licht de zee naast onze boot op met een glinsterend lint. En ik kan de horizon blijven zien. Het is prachtig om me heen. Maar na een uurtje ben ik uitgekeken op al dat moois. Het is saai! Geen enge golven en ik zie geen lichten van andere boten, daar kon ik me in het verleden nog wel eens een tijdje mee vermaken: komt hij eraan of gaat hij weg? Je kunt overigens ’s nachts prima zien hoe een ander schip vaart aan de lichten die hij voert, beter dan overdag. Maar niks van dat alles. De instrumenten doen het allemaal voor me. Ik denk terug aan de tijd met de Doler, ons vorige schip. We hadden een sleeplog dat je elk uur moest aflezen om de stand te noteren in het logboek. Dan een kruisje op de koerslijn in de zeekaart zetten, met het uur erbij. Ondertussen moest je goed op je kompas blijven kijken of je in de goede richting bleef varen. En aan het eind van je ‘wacht’ moest je het gegist bestek uitrekenen: de afgelegde afstand compenseren met de stroom in die periode. Die las je af van de stroomatlas. Zo heb ik wel leren rekenen.
Het sleeplog ligt nu onder in het schip in zijn houten kistje: een dapper vinnetje aan een sterke lijn met in het midden een loodje en een soort van klok met mijlenteller. Als we de reis begonnen eerst het sleeplog op het achterdek in zijn houdertje doen. Dan het touwtje (loglijn) aan de achterkant van het log bevestigen (om een haakje doen) Dat was een race tegen het vinnetje. Als je dat niet snel lukte, had je een gekringelde lijn tussen je vingers! En daarna deed de vin zijn werk. Aan het eind van de reis niet vergeten het vinnetje eraf te halen. (weer een gekringelde lijn tussen je vingers als je de
loglijn niet snel liet uitvieren) Want had ‘onze vin’ de pest in dan draaide hij zich de volgende ochtend bij vertrek om de schroef van de motor! Maar meestal hing ie zielig achter het schip: “Ze zijn me vergeten!” Lagen we wat langer aan de wal dan werd ‘vin’, samen met ‘sleeplog’ netjes in zijn doosje gedaan bij zijn eigen flesje smeerolie. Je hebt je best gedaan, ga maar lekker slapen. Dat waren nog eens tijden! Nu mag ik slapen. Na vijf uur word ik pas gewekt door Frans: We lopen de kust aan en het wordt licht. Dat is nog even spannend, want die donkere silhouetten van Cap Corse in de verte lijken heel dichtbij. “We varen erop!” roep ik, net wakker. Als ik op al die instrumenten kijk, zitten we wel safe. Toch kijk ik vaak door de verrekijker. “Daarom heb ik je nog een uurtje laten slapen. Nu kun je het zelf zien!” zegt mijn lief plagend. We ronden de kaap en de zee wordt heel rustig. Een prachtige ochtend volgt. We zien het kleine haventje liggen en varen er in. En om half acht worden we door de havenmeester netjes aan de wal geholpen. Tevreden kijk ik om me heen: wat een rust! 7 mei. Santa Severa. De wolken aan de horizon krijgen een gouden randje. De maan is net aan de andere kant tussen de bergen verdwenen. Ik sta naar de dageraad te kijken.
Om vijf uur werd ik met een klap wakker. Ik hoorde de lijn die aan de ankerketting zit kraken. Zo erg dat ik dacht, die breekt! met nog de gedachte in mijn achterhoofd van de piekval die spontaan knalde. Dat kan met deze lijn ook zomaar gebeuren. Ik kan dat niet alleen oplossen, dus nu maak ik Frans wakker. Frans vond het geen goede gedachte, maar na enig geruis kwam hij zijn bed uit. We keken samen naar de lijn die helemaal klem zat en inderdaad stond er (te?) veel spanning op. “Die krijgen we nooit los als we moeten vertrekken!” zei Frans, ineens klaar wakker. De wind wakkerde ondertussen aan en we lagen helemaal scheef, ook niet goed. De achterkant van Pietje lag wel heel dicht bij de kade. Het was nog donker, maar we zijn samen aan de slag gegaan: een extra lijn aan de ankerketting, een lijn aan de andere kant, een grote harp aan de ankerketting, zodat de nieuwe lijn daar makkelijk doorheen kon glijden. En nu we toch bezig waren twee verhaalklampen (geleiders van de afmeertouwen) op de punt gezet. Deze zorgen ervoor dat we de afmeerlijnen meer naar de boeg van het schip kunnen brengen en dan liggen we rechter achter een afmeerboei of ankerketting.
Ondertussen wordt het licht en ik zie de wolken hun gouden randje krijgen. Het belooft een prachtige dag te worden. Dat gebeurt ons niet vaak: samen zo vroeg op, we zijn intens tevreden. Alles is weer in orde. We gaan niet meer naar bed, een lange dag wacht ons…Wat gaan we doen? Eigenlijk weet ik het al. Ik moet nog omhoog om de kapotte val die in de mast is verdwenen, weer van bovenaf erin te friemelen. Het is zo rustig dat Frans mij na een kopje koffie, naar boven hijst. Het went: ik kom niet bibberend beneden. Wel heb ik een aantal dagen spierpijn, maar dat is goed voor de buikspieren!
Woensdag 10 mei. Santa Severa. Je komt ze niet vaak tegen als je aan het varen bent, landrotten. De naam is niet zo poëtisch, maar het zegt wel wat het is: je rot aan land (als zeeman). De Engelsen hebben een prachtige uitdrukking: men and ship rot in harbour. En dat is precies wat er met ons gebeurt: we liggen al meer dan een week in dit mooie haventje. We kennen inmiddels de inwoners en zij ons. Op vrijdag staat de slager aan de kaai. En de groenteman komt bintjes brengen.
We hebben heerlijke tuinbonen uit de tuin van Max gekregen, de voorzitter van de zeilvereniging. De vereniging heeft zes boten en dertig leden! En de kroegbaas heeft ons naar Luri, een plaatsje in het binnenland gereden om een paar noodzakelijke boodschappen te doen. We worden lui. Zelfs Karel verzet geen poot. Maar dat komt omdat er zo’n twintig andere katten rond de haven sluipen. De haven is als stroop voor ons. Nu is het geen echt zeilweer: de zon schijnt de hele dag en er is geen wind. Dat pleit in ons voordeel. Inmiddels ligt de Ra naast ons, de zeilboot van Alie en Willem. “Gekke Willem” uit Sète. We hebben ze een paar dagen geleden in de avond binnengeloodst. Dat was nog een heel avontuur: Frans binnen aan de marifoon en ik aan de kade met onze schijnwerper. Ik zie de boordlichten van Ra steeds dichterbij komen en roep naar Frans: ”Moet ik al schijnen?” “Nee, pas als ik het zeg!” klinkt het uit de kajuit. En dan ik weer: “Moet ik nu schijnen?” Het antwoord kan je wel raden. Maar ik vond het zo spannend en ze waren al hartstikke dichtbij! Deze conversatie heeft die arme Willem ook meegekregen via de marifoon, terwijl hij in het pikkedonker de haven probeerde in te draaien. Maar alles kwam goed. Even later lagen ze netjes afgemeerd naast ons. Na een ‘welkomsdrankje’ bij ons in de stuurhut maar lekker slapen. Ze hadden lang gevaren.
Donderdag 11 mei. Santa Severa. We zitten op “ons” terras gevieren van een drankje te genieten. Naast ons aan een andere tafel zitten twee mensen, Nederlanders. En dat in dit afgelegen oord. “Hé, dat hebben we nog niet veel gehoord in Frankrijk,” zeg ik. Meestal is na een beleefd antwoord de conversatie over, maar we komen in leuk gesprek en de volgende dag zijn ze er weer rond borreltijd. We hebben met z’n zessen heerlijk zitten doorzakken en toen we na drie uur drank veel van elkaar wisten, vroegen we om de rekening: 30 euro, met fooi! De volgende ochtend komen Ton en Anneke afscheid nemen.
We doen in de kuip nog een “bakkie” en we vergelijken de ruimte van hun camper met die van ons: wij een beetje meer! Dan gaan ze het eiland verder verkennen. Kijk daarom liggen we hier nog steeds: je komt nog eens een landrot tegen. Ships that pass in the night and speak each other in passing, nog zo’n Engelse uitspraak die hier op zijn plaats is. Zaterdag 13 mei. Santa Severa. We zijn naar Macinaggio gelift. Nadat we een paar keer hebben geprobeerd om de bus te halen, die komt maar twee keer per dag langs. Nooit gezien. Onze ‘cash’raakt op en er is hier geen ‘flappentap’ terwijl we alles met ‘klinkende munt’ moeten betalen (ook het havengeld). We krijgen snel een lift van een aardige mevrouw. Ze is enthousiast oma want haar kleinkinderen komen veel voor in haar verhalen. Ondertussen rijdt ze ons netjes naar de flappentap. Als we na een paar boodschappen en een consumptie op het terras onze duim weer omhoog steken, stopt er een bekend autootje. Lachend stapt ‘oma’uit en ontruimt weer de achterbank. Ze had ook een paar boodschappen gedaan!
Leuke ober in Mashinashu! (Corsicaans voor Macinaggio)
Zondag 14 mei. Santa Severa. En nu wordt het toch tijd om te vertrekken. De laatste dag gaan we zelfs twee keer de gang naar onze havenkroeg. We zeggen vaarwel aan alle mensen die we zijn tegen gekomen in deze kleine gemeenschap. Maar we kunnen geen afscheid nemen van de havenmeester: die hebben we niet meer gezien…… De volgende ochtend om zes uur staan Alie en Willem al aan dek om ons te helpen, nog een kus en “tot in Griekenland” en dan los. Ik neem nog een paar foto’s. Willem en ik pinken een traan weg: sentimentele types zijn we!
We hadden het gezellig samen, veel gelachen en adviezen gehad van onze zeil- en kroegmaten: het zijn doorgewinterde vaarders die hier al jaren rondzwerven. Je zou bijna zeggen waterzigeuners…. Ze hebben al heel lang een kat uit Griekenland, Tommie. Hij heeft Willem en Alie hoogstpersoonlijk uitgezocht toen ze daar aan de kade lagen. We noemen hem ‘Pasja Tommie’ als hij zich weer eens laat dragen.
En Frans heeft geoefend op de accordeon van Willem. Een goede investering, gezien de ontwikkelingen in Griekenland. De boys kunnen best met elkaar overweg.
Maandag 15 mei. Port de Taverna De zee is vlak, maar geen wind! Dus gaat alleen de bazaan op en de motor aan. En weer een uitbundige zonsopkomst. We varen langs de kust en komen schilderachtige dorpjes tegen.
We willen naar Solenzara, zo’n 60 mijl varen, maar halverwege gaan we toch maar Port de Taverna binnen. Er is weinig wind en de zee wordt onrustig. Nog eens 30 mijl op de motor tegen de golven in kost alleen maar meer diesel en is niet aangenaam. Als we binnenvaren begint het te waaien, gelukkig uit de verkeerde richting. We hebben wat moeite met afmeren. Als Frans netjes achteruit insteekt hoort hij een schreeuw. Dus vaart hij weer terug, dan zet de wind ons weg en we meren maar met de boeg af: een stuk ingewikkelder om straks van het schip te komen. Achteraf was het de havenmeester die hem aanspoorde om door te varen…… We komen toch aan de wal over de loopplank die (heel) schuin tegen de boeg staat. Weer een nieuwe klus om te klaren: de loopplank geschikt(er) maken voor de voorplecht. Dit is een echte jachthaven met restaurantjes aan de waterkant en een wasautomaat! Wat een verschil met waar we vandaan komen. Hier kunnen we wel met onze ‘carte bleu’ betalen al is die oranje. Het valt een beetje rauw op ons dak om voor twee consumpties 7 euro 70 te moeten betalen. Ook de rekening van het havenkantoor valt een beetje tegen. We waren gewend geraakt aan ‘Santa Severiaanse’ prijzen! Verder is het wel weer een leuke ervaring: we liggen behalve tussen de Fransen met Engelsen, Zwitsers, Italianen en waterzigeuners!? te wiegelen achter onze pendilles. De was is in een uurtje gedaan en een aardige Schot waar we mee in gesprek komen op de steiger (we vroegen ons af hoe hij zijn loopplank borgde) rijdt ons naar de supermarkt 10 kilometer verderop. We bekijken als we terug zijn de weersverwachting op de wifi van de haven en zien we dat we morgen blijven: windkracht 6 met rafaelles tot 8! Frans kan aan zijn ‘loopplankklus’ beginnen. We liggen in ieder geval beschut, dat waren we niet in de haven van Santa Severa geweest. Zo heeft elke haven weer zijn eigen voordeel. Ook voor Karel is het hier leuker: er komt maar een kat langs!