HET MAGAZINE VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
dimensie
UW HERNIEUW NT! E ABONNEM
Welk soort landbouw heeft de toekomst? Pistes, controverses en reportages WELKE MILLENNIUMDOELEN na 2015?
Nr 1 / 2014 • TWEEMAANDELIJKS JANUARI-FEBRUARI 2014 • P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht JANUARI-FEBRUARI 2014
6>
Met gelijke kansen
18/19 >
Wat je zaait, zul je oogsten
28/29 >
Millenniumdoelen 2.0 15
krijgt honger geen kans
DOSSIER LANDBOUW
7 miljard monden voeden, maar hoe? > 4 7 2014 Internationaal jaar van de familiale landbouw 8 Voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit 9 Congolese boeren slaan de handen in elkaar! 10-11 En de antilopen grazen weer 12-13 Parlementairen houden vinger aan de pols in Burundi
2 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
14-16 De ggo-controverse 17 Meer voedsel en inkomen in de Grote Meren 20-21 Voedselveiligheid: van boer tot bord 22 Koele dadels in de Sahara 23 Waarom landbouwprojecten dikwijls falen 24-25 Wereldvoedselprogramma koopt aan bij kleine boeren
26 Wordt de moeder van alle granen te populair? 27 Eerlijke handel verdient alle aandacht 30-31 Krijtlijnen voor een duurzame economie 32 Grote Meren: België engageert zich 33-35 Puntkomma 36 ‘Parenthèse béninoise’
3
dimensie Wanneer behoort honger tot het verleden? at kan belangrijker zijn om te leven dan eten? Het heeft alles te maken met recht op leven en dat recht kan de wereld vandaag garanderen. Honger zou dan definitief tot het verleden behoren. Toch is 13% van de wereldbevolking ondervoed. Dat zijn wraakroepende cijfers. Het zijn immers vooral boeren die honger lijden en ¼ van het wereldwijd geproduceerde voedsel wordt niet verbruikt maar gewoon weggegooid.
W
© D. Telemans/11.11.11
Tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) Redactie:
DGD Karmelietenstraat, 15 B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be
Dat alles maakt dat ‘voedselzekerheid’ de zaak is van iedereen, ook van de geïndustrialiseerde landen. Niemand ontsnapt eraan en de eerste zorgwekkende ontwikkelingen tekenen zich nu al af in het ooit zo rijke Europa dat momenteel gebukt gaat onder besparingen en de knip op de beurs houdt. Nieuwe burgerinitiatieven krijgen vorm: stadsmoestuinen, groepsaankopen bij kleine boeren, een nieuwe gezinsboerderij, steden in transitie … Maar er zal veel meer innovatie nodig zijn om de wereld van morgen duurzaam te voeden. De rode draad in dit nummer is dan ook ‘Hoe kunnen we op duurzame wijze 7 – en binnenkort 9 – miljard mensen voeden?’. Hierbij wordt vooral stilgestaan bij de situatie van de boeren in het Zuiden voor wie het al een hele opgave is om voor het dagelijkse brood te zorgen. Aan mogelijkheden, oplossingen en problemen ontbreekt het niet, oordeel zelf … En tot slot een punt dat minder voeten in de aarde heeft maar dat toch even uw aandacht verdient: we vragen onze lezers namelijk om hun abonnement te hernieuwen (zie hieronder). Dimensie 3 werkt de databank met lezersgegevens bij en pakt daarna uit met een nieuwe formule en een elektronische versie. Bent u benieuwd naar het vervolg? Mis dan de afspraak binnen enkele maanden niet en teken in!
Redactiesecretariaat: Elise Pirsoul, Chris Simoens, Mia Van Aken
DE REDACTIE
Layout en productie: www.mwp.be De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGD of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Dimensie 3 verschijnt 5 maal per jaar om de 2 maanden, behalve in de zomer. Gedrukt op 100% gerecycleerd papier. Abonnement: Gratis in België. In het buitenland enkel de elektronische versie.
BELANGRIJK BERICHT VOOR ONZE ABONNEES: Dimensie 3 actualiseert zijn abonneebestand. We willen u dan ook vragen uw abonnement te hernieuwen. Wat moet u doen?
UW HERNIEUWENT! M E ABONN
1. In het midden van dit nummer vindt u een kaart waarmee u uw abonnement kunt hernieuwen. Verzending is gratis. 2. U gaat naar www.dg-d.be of naar www.dimensie-3.be. Daar kunt u doorklikken en uw abonnement hernieuwen. Recente abonnees (2012 en 2013) hoeven niets te doen. Hun abonnement blijft behouden. Twijfelt u over de aanvang van uw abonnement, dan kunt u zich toch opnieuw abonneren. Ook de elektronische abonnementen in binnen- en buitenland blijven doorlopen. Deze aankondiging zal nog 2 keer verschijnen, met name in de nummers 2/2014 en 3/2014 van Dimensie 3. Let wel: enkel het huidige nummer bevat een herabonneerkaart. Vanaf de zomer 2014 worden de geactualiseerde abonneebestanden in gebruik genomen. Alle abonnees van vóór 2012 die niet reageren, zullen Dimensie 3 niet meer ontvangen. We danken u voor uw medewerking. Dimensie 3
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 3
editoriaal
Landbouwers in de gemeente Karusi (Burundi) – verenigd in een coöperatie via een project van 11.11.11 – oogsten hun aardappelen.
De productie van voedsel - via landbouw en veeteelt – vormt de basis van het menselijke bestaan. Gewend als we zijn aan overvolle koelkasten en aan het overaanbod in supermarkten staan we hier al lang niet meer bij stil. In het economische beleid werd gaandeweg minder aandacht besteed aan landbouw dan aan de internationale financiële stromen en de winstgevende verwerkende industrie. De Verenigde Naties, Europa en tal van donoren hebben landbouw dan wel opnieuw hoger op de agenda gezet, maar nu bedreigen nieuwe problemen de landbouwproductie: klimaatwijziging, bevolkingsgroei, aantasting van de natuurlijke hulpbronnen, slinkende fossiele brandstoffen, financiële en economische crisissen …
7 miljard monden maar hoe? …Met geteeld voedsel, natuurlijk. Maar over welke landbouw praten we dan? En wie zijn de landbouwers van morgen? De vraag is voer voor debat: de ene wil een toename van de voedselproductie op grote schaal, de andere is voorstander van zelfvoorziening. De ene zet in op techniek en genetica, een andere verwacht alles van doorgedreven biologische landbouw …
Investeren in landbouw Er is lange tijd ondergeïnvesteerd in landbouw. In sommige landen was deze sector goed voor maar 1 à 2 % van de nationale begroting. Na decennia van voedselcrisissen en hongersnood in het Zuiden, stelde de Wereldbank in haar ontwikkelingsrapport van 2008 dat landbouw opnieuw de hefboom in de strijd tegen armoede moest worden. Deze stelling werd nog kracht bijgezet door de wereldwijde voedselcrisis in dat jaar en de uitdagingen van de klimaatverandering (die niet zonder gevolgen blijft voor de landbouwproductie). De landen in Afrika deden de toezegging om 10% van de begroting aan landbouw te besteden1, maar voor vele bleef het bij een voornemen. Donoren tonen zich bereid om opnieuw te investeren in landbouw en ook de Belgische Ontwikkelingssamenwerking blijft in deze niet achter.
De groene revolutie Als gevolg van de sterke bevolkingsgroei en de klimaatverandering zou de voedselproductie moeten verdubbelen om 9
miljard mensen te kunnen voeden tegen 2050. Alleen is de kritische druk op de natuurlijke rijkdommen vandaag al bereikt. Hoogste tijd dus voor een derde groene revolutie die een ommekeer teweegbrengt in de landbouwsector van laag geïndustrialiseerde landen door teeltintensivering en het gebruik van graanrassen met een hoge opbrengst, productiemiddelen (meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen) en irrigatietechnieken. Het Westen beleefde een groene revolutie in de jaren zestig dankzij de doorbraak in de ontwikkeling van scheikundige middelen en machines voor de landbouw. De productiviteit steeg pijlsnel en zou (volgens sommigen) aan de basis liggen van de sterke bevolkingsgroei. Maar er zat ook een schaduwzijde aan: milieuvervuiling, minder biodiversiteit, de aftakeling van het kleine landbouwbedrijf, plattelandsvlucht, meer vraag naar fossiele brandstoffen … Nog een stap verder in de toepassing van wetenschap in de landbouw – en een bron van veel controverse - zijn de ggo’s (genetisch gewijzigde organismen) (p. 14).
Voedselveiligheid en voedselsoevereiniteit Jean Ziegler, econoom en voormalig speciaal VN-rapporteur voor het recht op voedsel, is ervan overtuigd dat de huidige hulpbronnen volstaan om 12 miljard mensen te voeden. Maar de toenemende druk op de natuurlijke rijkdommen (land, water...) creëert schaarste. En dan is er in het Zuiden nog het acute probleem van de forse toename van landroof door grote bedrijven. Het gaat er dus niet in
4 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
de eerste plaats om de productiviteit te verhogen, maar wel om iedereen toegang te geven tot voedsel. Iedereen heeft immers recht op voldoende voedsel. Voedselsoevereiniteit (lokale voedselzelfvoorziening) is dan ook een waarborg voor voedselzekerheid (p. 8).
Agro-ecologie-agrobosbouw Olivier De Schutter, speciaal VN-rapporteur voor het recht op voedsel, ziet een ecologische aanpak als een deel van de oplossing. ‘Agro-ecologie kan een antwoord bieden op de uitdagingen van deze eeuw (…). Het zorgt voor meer veerkracht, zowel voor een regio of een land als voor een gezin. Afrika dat zich opmaakt voor een nieuwe Groene Revolutie, importeert nu nog 90% van de kunstmest die het gebruikt: (…) een wel bijzonder smal draagvlak voor voedselzekerheid. Net als landen zijn ook boeren die afhankelijk zijn van dure productiemiddelen, nauwelijks bestand tegen de schokken van sterke
LANDBOUW
voeden, Landbouw centraal in Belgische Ontwikkelingssamenwerking De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ondersteunt de duurzame gezinslandbouw. Met de steun die ze verleent via de Belgische Technische Coöperatie (BTC), wil ze bijdragen tot meer voedselzekerheid en een duurzamere economische groei. De vier pijlers van deze aanpak zijn: • productieverhoging (opleiding, irrigatie, zaaigoed …) • markttoegang voor de afzet van de productie (transportmiddelen en een versterking van de coöperaties) • capaciteitsopbouw van ministeries, de civiele samenleving en de boerenorganisaties • de versterking van de positie van de vrouw
Impact Landbouwspecial Impact is een halfjaarlijks magazine dat nieuws brengt over de interventies van de Belgische gouvernementele samenwerking (via BTC) in een bepaalde sector. In het eerste nummer ligt de focus op landbouw. Landbouw is een prioritaire sector voor België in 11 landen in Afrika en Latijns-Amerika. http://www.btcctb.org/nl/publications/ impact-landbouw-november-2013
Boeren en en boerinnen voeden de wereld maar net zij lijden honger. r. prijsstijgingen. Maar door de lokale productie van biologische bestrijdingsmiddelen of organische meststoffen (compost, dierenmest of groenbemesters) daalt de productiekost fors en neemt het netto-inkomen aanzienlijk toe’. (uit: Agroécologie en pratique, Agrisud, 2010). Agro-ecologie put uit de traditionele landbouwmethoden en uit de kennis van ecologie. Deze traditionele methoden vormen de basis van moderne wetenschappelijke kennis, waar ook rekening wordt gehouden met sociale, economische en culturele aspecten. De opbrengst kan zeer hoog zijn en de productietechnieken kosten weinig. Agrobosbouw (p. 10) is één van de technieken van de agro-ecologie.
heeft en dat is een bron van inkomsten’, aldus nog Sekou Diarra. ‘Maar hij heeft geen toegang tot de voedselverwerking. In Mali neemt veeteelt een belangrijke plaats in maar ons land is tegelijk een belangrijke invoerder van kaas en melkpoeder …’. De VN hebben 2014 uitgeroepen tot ‘het Internationale jaar van de gezinslandbouw’ opdat boeren in het beleid van hun land de aandacht krijgen die ze verdienen (p. 7). En met boeren wordt dan vooral boerinnen bedoeld, want het zijn vooral vrouwen die het land bewerken. ELISE PIRSOUL
Steun voor de landbouwgemeenschap ‘De taak om de mensheid te voeden, berust bij hen die voedsel produceren, en dat zijn de boeren. Het is dus niet normaal dat net zij honger lijden’, aldus een verontwaardigde Sekou Diarra, voorzitter van CAD Mali – Coalition des Alternatives africaines, Dette et Développement. Het is zo dat drie vierde van de armen in ontwikkelingslanden op het platteland leeft, en dat de meesten rechtstreeks of onrechtstreeks van de landbouw leven. Wereldwijd zijn het vooral boeren, producenten en leveranciers van voedingsmiddelen, die zelf honger lijden. (World Bank, 2008). ‘De boer produceert zelf zijn voedsel en verkoopt wat hij teveel
ONLINE Zie themafiche in Dim3 n° 2/2011 op www.dimensie-3.be 1
In de ‘Verklaring van Maputo’
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 5
LANDBOUW
Met gelijke kansen KRIJGT HONGER GEEN KANS De positie van de vrouw versterken is de goedkoopste en meest doeltreffende strategie om honger en ondervoeding te bestrijden. Dat stelt Olivier De Schutter - VN-rapporteur voor recht op voedsel - in zijn rapport ‘Gender equality and food security: women’s empowerment as a tool against hunger’.
I
VROUWEN AAN DE PLOEG Amaretch (29) is een alleenstaande Ethiopische moeder van twee kinderen, die bij haar ouders inwoont. Om haar land van 0,75 hectare te bewerken staat ze er alleen voor. In haar regio Tigray kunnen vrouwen wel land bezitten, maar ze mogen het niet ploegen. Dat moeten ze aan een man vragen die dan de helft van de oogst krijgt. Niet bevorderlijk voor de voedselzekerheid in een regio waar 30 à 40% van de gezinnen een vrouw aan het hoofd hebben. Tigray heeft immers veel mannen verloren onder het Derg-regime en tijdens de oorlog met Eritrea. Gelukkig kon Amaretch rekenen op het programma van Caritas en ADCS (zie Dimensie 3, 4/2013). Na vele lange gesprekken met haar ouders, de ouderen in het dorp en vooral met de kerkleiders, brokkelde het taboe geleidelijk af. ‘Ik herinner me nog als gisteren hoe ik drie jaar geleden voor het eerst doodsbenauwd met de os op het veld stond,’ zegt ze lachend. ‘Maar vandaag is ploegen voor mij routine! En mijn ouders die aanvankelijk zo tegenspartelden, vinden het nu reuzefijn dat ik zelf ploeg.’ Ze zien dan ook het resultaat en varen er wel bij. Bij het begin van het programma ma kreeg Amaretch een os te leen ter waarde van 3.0000 birr (116 euro). Nadat hij was vetgemest, kon ze hem em verkopen voor 6.000 birr. Daar kocht ze een nieuwe euwe os mee, samen met een schaap, kippen en knaagdieren. Vandaag spaart ze 50 birr (2 euro) per er maand en belegt ze zelfs een beetje in goud.
is het zo cruciaal dat vrouwen daadwerkelijk gelijke kansen krijgen als mannen, zegt De Schutter. Met dezelfde toegang tot productiemiddelen (zaad, meststoffen, krediet, voorlichting, land, …) als mannen zouden vrouwen 20 à 30% meer kunnen oogsten. Resultaat: de landbouwproductie in ontwikkelingslanden stijgt met 2,5 à 4% en het aantal mensen met honger in de wereld daalt met 12 à 17%!
© caadp.net
n ontwikkelingslanden wordt 60 à 80% van het voedsel door vrouwen geproduceerd. De situatie verscherpt nog doordat meer mannen naar de stad trekken op zoek naar een job. Daarom
Vicieuze cirkel Vrouwen zitten echter gevangen in een vicieuze cirkel van discriminatie. Doordat ze minder onderwijs volgen, staan ze zwakker in het huishouden. Daar moeten ze, naast het werk op het veld, nog een resem andere (onbetaalde en ondergewaardeerde) taken op zich nemen zoals voor kinderen, ouderen en zieken zorgen, water en hout halen en eten maken. Aan buitenshuis opleidingen volgen of werk zoeken komen ze dus nauwelijks toe. Vaak moeten ze zelfs trouwen als tiener en krijgen ze vroeg kinderen.
Alle sectoren Deze cirkel d doorbreken is moeilijk, maar noodzakelijk, noodzakelij vindt De Schutter. Dan kan de voedselzekerheid drastisch vervoedse beteren, met m nauwelijks kosten. Maar geïsoleerde geïsoleerd maatregelen hebben hier weinig zin. Het rapport roept alle landen dan ook op om een strategie
Geef vrouwen dezelfde rechten als mannen en het aantal mensen met honger in de wereld daalt met 12 à 17%.
uit te denken die aanzet tot gendergelijkheid in alle sectoren. Zo moeten vrouwen niet alleen volwaardig toegang krijgen tot onderwijs, grond en geld, maar dient er ook geïnvesteerd te worden in kinderopvang en water- en energievoorzieningen. Daadwerkelijke verandering vereist ook dat de echtgenoten inzien dat meer rechten voor vrouwen de hele familie ten goede komt. Ook moeten vrouwen veel meer aanwezig zijn in de beslissingsorganen, van het dorp tot en met het nationale parlement. Een uitdaging! CHRIS SIMOENS
ONLINE www.srfood.org
Oorzaken afname honger in ontwikkelingslanden (1970-1995)
© DGD/C. Simoens
55% van de afname gedurende in honger h 25 jaar is te wijten aan de verbeterde positie van de vrouw pos in dde samenleving.
6 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
26
Meer voedsel beschikbaar
Hogere levensverwachting vrouwen
12
%
%
19
%
Betere gezondheidszorg
43
%
Meer onderwijs voor vrouwen
© The World bank/Alfredo Srur
INTERNATIONAAL JAAR VAN DE FAMILIALE LANDBOUW
De landbouw telt wereldwijd meer dan 400 miljoen gezinsbedrijven, vooral in de ontwikkelingslanden, die voor eigen gebruik en voor de lokale markt produceren. Alles samen gaat het over miljarden mensen.
In 2014 zetten de VN deze mensen in de kijker met het Internationaal jaar van de familiale landbouw. Zij verdienen deze aandacht om hun betekenisvolle bijdrage tot de uitbanning van honger en armoede, de verbetering van de voedselzekerheid, voeding en levensomstandigheden, voor hun inzet voor het beheer van de natuurlijke rijkdommen, milieubehoud en duurzame ontwikkeling. De VN willen bereiken dat de familiale landbouw opnieuw centraal staat in het landbouwbeleid, het milieubeleid en het sociaal beleid zoals het uitgestippeld is in de nationale actieprogramma’s. Daarbij wil de organisatie doeltreffende middelen helpen vinden om de familiale landbouw te steunen. ‘Voedsel produceren voor je gezin en voor anderen is een zeer nobele taak. Boeren willen leven van het land en in harmonie met het land. (Dit internationale jaar) is een uitgelezen kans om een grote stap vooruit te zetten door binnen de FAO werk te maken van de erkenning van een beweging die aandacht heeft voor de diversiteit van het boerenleven, van de inheemse bevolking en voor de rol van de vrouw in de familiale landbouw’. FRANCISCA RODRIGEZ, vereniging van inheemse plattelandsvrouwen (Chili-Via Campesina latina)
http://www.fao.org/family-farming-2014/home/en/
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 7
© Bernard Gagnon
LANDBOUW
VOEDSELZEKERHEID EN VOEDSELSOEVEREINITEIT Voedselzekerheid, voedselsoevereiniteit en ‘recht op voedsel’ zijn drie begrippen die elk afzonderlijk verwijzen naar een bijzonder aspect van het vermogen van de mens om zich te voeden.
V
an de drie termen wordt Voedselzekerheid het vaakst gebruikt. Volgens de omschrijving die het Comité voor Wereldvoedselzekerheid hanteert is er sprake van voedsel- en voedingszekerheid wanneer alle mensen te allen tijde fysiek, sociaal en economisch in voldoende mate toegang hebben tot veilig en voedzaam voedsel om in hun voedselbehoeften en -voorkeuren te voorzien en om een actief en gezond leven te leiden’. Voedselen voedingszekerheid omvatten vier dimensies, met name toegang, kwaliteit, beschikbaarheid en stabiliteit van het voedsel. Dezelfde dimensies vinden we terug bij het gelijkaardige begrip recht op voedsel. De beleidsverantwoordelijken hanteerden het begrip evenwel vaak in de zin van ‘voldoende en goedkoop voedsel voor de mensen beschikbaar stellen’. Ze bedachten vrijgemaakte landbouwmarkten, ervan uitgaande dat de markt vanzelf tot voedselzekerheid zou leiden in de vorm van voldoende en goedkoop voedsel. Maar de opengestelde landbouwmarkten konden de honger niet uit de wereld helpen, wel integendeel. Vanuit deze vaststelling ontstond de term voedselsoevereiniteit binnen de boerenbeweging La Via Campesina tijdens de FAO-Voedseltop in 1996 in Rome. Deze term benadrukt het recht van bevolkingsgroepen om hun voedsel- en landbouwbeleid te kiezen, voor zover deze keuze niet in de
8 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
weg staat van de uitoefening van hetzelfde recht door anderen. Tegenover het huidige systeem van de voedingsmiddelenindustrie, waarin het recht van de sterkste geldt, heeft voedselsoevereiniteit in de eerste plaats een democratische inslag. In tegenstelling tot de beginselen van privatisering en vrije markt die door de internationale financiële instellingen en door de Wereldhandelsor-
ganisatie worden gepromoot, wil voedselsoevereiniteit duurzame familiale landbouw bevorderen en natuurlijke rijkdommen, biodiversiteit en de gezondheid van de consument beschermen. Tevens mikt het op een grotere tewerkstelling in de landbouw die behoorlijk wordt vergoed. In Mali maken de kleine landbouwers en veetelers 65% van de bevolking uit. Toch is slechts 7% van het nationale budget voor landbouw bestemd. De staat investeert niet langer in de landbouwsector en laat
In België zet de Coalitie tegen de Honger, een groep van ngo’s en boerenorganisaties die met landbouw begaan zijn, zich in voor voedselsoevereiniteit via de boerenorganisaties van de landen ten zuiden van de Sahel, en bevordert op die manier de coherentie van het Belgisch ontwikkelingsbeleid. De advocacy en de politieke dialoog worden gefinancierd door het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid dat, u raadt het al, de voedselzekerheid van de bevolking in sub-Sahara Afrika wil verbeteren (zie p. 20).
externe spelers de vrije hand. De meeste van hen zijn voorstander van een intensieve grootschalige landbouwproductie die vaak voor de uitvoer is bestemd. Omdat de familiale landbouw het steeds lastiger krijgt, leggen de jongere generaties zich toe op andere, meer winstgevende activiteiten. Mali wordt dus stilaan een land dat voor zijn voedsel afhankelijk is van de invoer, waardoor zijn inwoners onderworpen zijn aan de wereldkoersen voor landbouwgrondstoffen. Als deze stijgen, komt meteen de voedsel- en voedingszekerheid van de Malinese bevolking in het gedrang. Kortom, om de voedselzekerheid op lange termijn te garanderen, of liever om het recht op voedsel van alle mensen veilig te stellen, dient het beleidsmodel van de voedselsoevereiniteit te worden toegepast. De doelstellingen van dit model zullen sneller worden bereikt als de boerenorganisaties van de betreffende landen nauwer betrokken worden bij het beleid en ze samen met de staat kunnen werken aan de ontwikkeling van hun landbouw en economie. NATHALIE JANNE D’OTHÉE Coalitie tegen de Honger
ONLINE ‘Omdat honger een onrecht is. Basisdossier recht op voedsel’ op www.11.be > dossiers > 11.11.11 kookt van woede
LANDBOUW
Congolese boeren slaan
DE HANDEN IN ELKAAR! In Congo leeft – of overleeft – 70% van de bevolking van de gezinslandbouw. Deze doelgroep, en meer bepaald de boerinnen, zijn de drijvende kracht achter duurzame ontwikkeling. Toch wordt dat nog steeds over het hoofd gezien in het nationale landbouwbeleid en door sommige internationale donoren. Deze vrouwen en mannen vinden het dan ook belangrijk om hun legitieme eisen op alle niveaus van besluitvorming kracht bij te zetten en met één stem te spreken. In Kikwit ontmoeten we enkele organisaties die België steunt.
D
e ontmoeting vindt plaats in de lokalen van de Fédération des Organisations paysannes du Bandundu (FOPABAND). Een slogan op een muur trekt onze aandacht: ‘Wie voor maar niet met de boeren werkt, werkt hen tegen’. ‘Dat betekent met andere woorden, dat vanaf nu rekening moet worden gehouden met de boeren’, zegt Jacques Mitini, sinds twee jaar voorzitter van FOPABAND. ‘Tot voor kort gingen we er – ten onrechte – van uit dat alles door de staat, door de anderen moest worden geregeld. Maar onze leiders houden de boeren in de armoede. Elke dag vertrekt onze oogst naar Kinshasa, maar dat levert ons haast niets op. Daarom hebben we beslist om ons te organiseren in een sterke beweging die beter onze stem laat horen.’
Wat is dan het probleem? Het probleem is veelzijdig, maar het komt steeds op hetzelfde neer: de boeren worden niet betrokken bij het beleid voor de financiering van landbouw en infrastructuur
© DGD/M.Warck
MEER LEGITIMITEIT DANKZIJ BETERE ORGANISATIE
Ontmoeting met een delegatie van landbouwers in Bandundu (Fopaband)
en ook niet bij het uitstippelen van de projecten die de internationale donoren opzetten. Gevolg: een gebrekkige infrastructuur, geen verwerkingsketen in de dorpen, boeren die overgeleverd zijn aan de willekeur van handelaars die te lage prijzen afdwingen … Maar er is verandering op komst, mede dankzij het project ‘Synergie et complémentarité’ van de Alliance AGRICONGO, een project van lokale en Belgische ngo’s dat steun verleent aan de pleitbezorging voor de landbouw en aan de organisatie van de Congolese boerenbeweging op provinciaal en nationaal niveau. In het kader van het project werden in 2013 26 thematische workshops georganiseerd in de provincies Bandundu, Bas-Congo, Equateur, Noord- en Zuid-Kivu. Het doel was de boeren een professionele wijze van pleitbezorging aan te leren opdat ze beter kunnen opkomen voor de waardevolle taken die ze in de landbouw vervullen, en voor hun belangen. Tijdens de workshops gingen de afgevaardigden in debat over de landbouwwet en de grondproblematiek, waarbij meer bepaald werd stilgestaan bij de moeilijke situatie van boerinnen, de plattelandsinfrastructuur, de landbouwfinanciering en de organisatie van de boerenbeweging.
Resultaat: een grotere bewustwording en een herwonnen vertrouwen in de eigen waarden. Hierdoor vinden de boeren steeds meer gehoor bij de nationale autoriteiten en de donoren. Er is een sterkere band ontstaan tussen de organisaties, de provinciale federaties en de nationale confederatie en er ligt een nieuwe eisenbundel op tafel met onder andere: microkredieten voor de aankoop van verbeterd zaaigoed en uitrusting, goede wegen, beroepsopleiding, opslagplaatsen en vooral de terugkeer van de verwerkingsketen. ‘En niet te vergeten het empowerment van vrouwen’, voegt mevrouw Linafuta eraan toe, voorzitster van de vrouwenvereniging Femmes debout pour le développement. ‘Er is niet voldoende aandacht voor de vrouwen, terwijl net zij al het werk op het land verrichten: zaaien, oogsten, het zware werk … Ontwikkeling van de landbouwsector is niet mogelijk zonder de ontwikkeling van de vrouw!’. Daarom slaken deze boeren en boerinnen ook een noodkreet en vragen ze dat België hen steunt tot op het hoogste niveau. ‘Met een klein duwtje in de rug zullen we in ons opzet slagen!’. MARTINE WARCK
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 9
© DGD/E. Pirsoul
RD CONGO : AGROBOSBOUW IN IBI BATÉKÉ
EN DE ANTILOPEN GRAZEN WEER
Het bos dat oprijst uit de savanne Op zo’n 140 km van Kinshasa gaat het savannelandschap langs de weg die we volgen plots over in bos. We zijn aangekomen bij Ibi Village, op het plateau van Batéké. Oliver Muchiete, een rijzige man, hoofddeksel met pluim als insigne voor de
chef coutumier (traditionele chef), wijst in de richting van het bos: ‘Dat is een ‘koolstofput’. Deze bomen absorberen ongeveer 60.000 ton CO2’. Het betreft een bos met REDD+-label (zie kader) waarvan de ‘koolstofkredieten’ kunnen worden verhandeld. In 2011 verkocht Muchiete’s bedrijf Novacel
© DGD/E. Pirsoul
Is er een manier om tegelijkertijd bij te dragen aan de strijd tegen de ontbossing en de klimaatverandering, een gemeenschap te ontwikkelen, onderzoek te verrichten, voedingsgewassen te oogsten én winst te boeken? Dat is in elk geval het moeilijke evenwicht waarvoor ‘Ibi Village’ in DR Congo alles op alles zet. Agrobosbouw wordt er ingezet voor de landbouwproductie, maar ook om koolstofkredieten te genereren en om een uitgestrekt gebied te ontwikkelen.
REDD+ Het begrip koolstofkrediet komt uit het protocol van Kyoto, dat de uitstoot van broeikasgassen wil verminderen. Dit krediet was bedoeld om de grote vervuilers te laten betalen en de waardevolle functie van bosbehoud in de ontwikkelingslanden te erkennen. Eén koolstofkrediet staat voor 1 ton niet-uitgestoten CO2, hetzij als gevolg van een vermindering van de uitstoot door de vervuiler, hetzij als gevolg van zijn investeringen in projecten voor de afvang van CO2. De aldus verkregen kredieten worden vervolgens van de koolstofbalans van het bedrijf afgetrokken, dan wel uitgewisseld. Een bos met een REDD+-label kan als ‘koolstofput’ worden beschouwd (REDD+ = Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation in developing countries). De wereldwijde ontbossing is naar schatting verantwoordelijk voor 20% van de totale uitstoot van broeikasgassen. De bosbouw biedt veelbelovende economische oplossingen om de uitstoot van boeikasgassen tegen 2030 te verminderen. Meer info op www.iisd.org
10 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
Verwerking van maniok, geproduceerd via agrobosbouw, voor lokale consumptie of verkoop.
© DGD/E. Pirsoul
LANDBOUW
Lejoly heeft in Ibi Village de ngo GI Agro (Groupe d’Initiatives pour l’Agroforesterie en Afrique) opgericht, die nu zijn plaats heeft naast een privébedrijf. De ‘koolstofput’ die door het aanplanten van stikstofrijke bomen wordt gevormd dient tezelfdertijd als bemesting voor de akkers. Zonder gebruik van chemische meststoffen en pesticiden is de bodem nu opnieuw bijzonder vruchtbaar. In 2012 konden honderden mensen leven van de opbrengst van maniok op 350 hectare.
DE AGROBOSBOUW
Studenten of onderzoekers verblijven in Ibi om er aan onderzoek te doen.
De agrobosbouw (of bomenlandbouw) is een eeuwenoude agroecologietechniek (p. 4) waarbij bomen worden aangeplant in akkers of weiden. De bomen kunnen zowel langs de rand aangeplant worden als verspreid over het perceel, met al dan niet dieren die tussen de aanplant lopen. In de agrobosbouw vormen de bomen een niet te verwaarlozen koolstofvoorraad, zowel in hun hout als in de bodem. Bovendien wordt de bodem jaar na jaar in de diepte verrijkt met organische stoffen afkomstig van het permanente ontbindingsproces dat plaatsheeft in de haarworteltjes. De wortels bevorderen ook de circulatie in de diepe grondwaterlagen en de infiltratie van regen om het grondwater op peil te houden. Zodoende zijn de gewassen tussen de bomen beter bestand tegen droogte en warmte. Door de diepe worteling komen nitraten uit de diepte in de bovenlagen terecht. Daardoor is minder bemesting nodig, en wordt bijgevolg de watervervuiling beperkt.
Een dorp
70 % van de Congolezen doen aan ‘overlevingslandbouw’ die vooral gericht is op zelfvoorziening. Daarvoor passen ze de techniek van ‘zwerflandbouw’ toe. Ze branden een stuk land plat en bebouwen het gedurende een korte periode. Daarna laten ze het braak liggen en herbeginnen ergens anders. Zwerflandbouw is nefast voor de Congolese bossen die zo geleidelijk in savanne veranderen. Bossen beslaan (nog) 60 % van het Congolese grondgebied. Wereldwijd maken ze 10 % van de bossen uit en vormen bijgevolg de tweede long van de planeet. 350.000 ton ‘lucht’ voor 1,6 miljoen euro aan Danone. De Wereldbank en de firma Orbeo behoren eveneens tot de klanten. Maar het ‘koolstofbos’ is slechts het topje van de ijsberg in het multidimensionaal geïntegreerd project dat Mushiete heeft opgezet. Deze zoon van een Belgische moeder en een Congolese vader, die via zijn vader ook chef coutumier is, erfde bij diens dood een domein van 22.000 hectare. Met een diploma van bioingenieur op zak besliste hij deze uitgestrekte, weinig vruchtbare savanne om te vormen met behulp van agrobosbouw (zie kader). Samen met zijn broer en zus richtte hij de firma Novacel op.
Agro-ecologie en koolstofputten Vroeger was Ibi Batéké savanne. Weinig vruchtbare grond dus. Vandaag is de productiviteit zeer hoog dankzij het gelijktijdig aanplanten van acacia’s en maniok.Want naast
de koolstofkredieten komt de herbebossing ook ten goede aan een ambitieus project. ‘Wij willen de ‘maniokzolder’ van Kinshasa worden’, zegt Mushiete. Niets meer en niets minder. ‘In de hoofdstad is de vraag naar voedsel groot. Kinshasa verbruikt momenteel zo’n 1.000 ton maniok. Ibi (project + dorp) produceert daarvan ongeveer 4%. We willen dit cijfer optrekken tot 10%’. Jean Lejoly, emeritus-hoogleraar in de landbouwwetenschappen (ULB), stapte enkele jaren geleden mee in het project. Hij bracht zijn kennis mee, zijn passie voor de agro-ecologie en zijn familie. Bij Ibi Village vond hij de ideale plaats om zijn droom te verwezenlijken: een grootschalig agrobosbouwproject, een onderzoeksterrein en een groentetuin waardoor hij zelfvoorzienend kan zijn. Met zijn onderzoek draagt hij actief bij aan het project en hij is ook lid van de Belgische ngo Service Laïque de Coopération au Développement (SLCD).
Toch is Ibi - wat ‘de bron’ betekent – in de eerste plaats het uitgestrekte land van de Batéké, dat meerdere dorpen omvat. 1.200 personen, waaronder 300 à 400 arbeiders, leven er en halen voordeel uit het project. ‘Elke landbouwer heeft 1,5 hectare om te bewerken en krijgt werktuigen ter beschikking. De oogst wordt door het project teruggekocht’, verduidelijkt de chef coutumier. GI Agro geeft zijn kennis van milieuvriendelijke agrobosbouwtechnieken door aan de bewoners van de 10 gehuchten die deel uitmaken van Ibi Village. Om die reden steunt SLCD GI-AGRO. De Belgische ngo schenkt – met medefinanciering van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking 394.115 euro voor 3 jaar. Daarnaast organiseert de ngo het basisonderwijs (lager en secundair onderwijs voor de kinderen, internaten, kinderdagverblijf, opleiding en alfabetisering), de afzet van de lokale producten door een coöperatieve, en de gezondheidszorg met het gezondheidscentrum dat zij in het dorp bouwde (voor medische zorgen, bevallingen, vaccinaties, enz.). ‘Ibi is een echt samenwerkingsverband tussen de publieke en de private sector en de bevolking’, besluit de bioingenieur lachend. Ibi is een regelrechte bijenkorf. Het verwelkomt immers ook talrijke Congolese en internationale studenten die hier onderzoek verrichten. En dan hebben we het nog niet over de energieproductie, de houtwinning voor de verkoop of de productie van houtskool, de fabriek voor de productie van bakstenen uit gestabiliseerde aarde voor lokaal gebruik of voor de verkoop, enz. In Ibi gaat namelijk niets verloren. Alles wordt opnieuw gebruikt en komt het project ten goede. En, als niet te verwaarlozen gevolg van de herbebossing, herstelt de fauna zich. Op het plateau van Batéké grazen opnieuw antilopen. ELISE PIRSOUL
ONLINE www.ibi-village.cd
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 11
PARLEMENTAIREN houden VINGER
© DGD/T. Hiergens
In november trok de Werkgroep van het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid – een uniek parlementair initiatief dat honger in Afrika bestrijdt - een week lang door de Burundese heuvels. De deelnemers konden er van nabij kennismaken met diverse projecten. Hoogtepunt van de week: de officiële start van het nieuwe landenprogramma van het Fonds in Oost-Burundi.
Het centrum voor beroepsopleidingen - hier de naailes - in Gisuru. Jongeren zonder scholing kunnen er een technisch beroep leren.
O
m de drie à vier jaar bezoekt de Werkgroep van het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid (BFVZ) een partnerland (zie kader). Anno 2013 was Burundi aan de beurt. De groep bezocht niet alleen ontwikkelingsprojecten, maar lanceerde ook officieel het nieuwe landenprogramma van het Fonds. Ze nam ook deel aan de eerste Ronde Tafel van de Coalitie tegen de Honger in het Zuiden (zie p. 6).
‘structureel werk’ levert. Ontwikkeling op lange termijn dus, om de voedselzekerheid te verbeteren. Voedselzekerheid houdt in dat voldoende en gezond voedsel elke dag opnieuw beschikbaar is, en dat de mensen er ook toegang toe hebben. Om dat te
Meer dan landbouw alleen Bij steun aan voedselzekerheid denkt ‘de man in de straat’ in eerste instantie aan het uitdelen van voedselpakketten, en daarna aan landbouwmaatregelen. Voedselbedeling behoort echter tot de humanitaire (nood)hulp, terwijl het BFVZ
12 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
realiseren volstaan landbouwmaatregelen niet. Ook andere elementen zijn essentieel: gezondheidszorg, voldoende voedingswaarde, drinkbaar water, bekwame lokale besturen, microfinanciering, hygiëne, marktplaatsen, enz.
PARLEMENTAIRE WERKGROEP BFVZ Doordat het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid (BFVZ) een parlementair initiatief is, wordt het fonds door een ‘parlementaire werkgroep’ aangestuurd en opgevolgd. De ‘Werkgroep BFVZ’ komt minstens eenmaal per jaar samen en bestaat uit vertegenwoordigers van (1) elke parlementaire fractie, (2) de minister van Ontwikkelingssamenwerking en zijn beleidscel en administratie, (3) de Belgische ngo’s, (4) de Belgische Technische Coöperatie (BTC), en (5) de multilaterale partnerorganisaties van het Fonds. Huidig voorzitter van de werkgroep is PS-volksvertegenwoordiger Christophe Lacroix. De Werkgroep BFVZ heeft als mandaat ‘(…) aanbevelingen te formuleren betreffende de strategische oriëntaties van het BFVZ (…)’. Concreet bepaalt de Werkgroep de volgorde van landen waar het Fonds programma’s opzet, formuleert ze aanbevelingen op basis van evaluaties en rapporten, vertaalt ze de ervaringen van het BFVZ in beleidsvoorstellen en bezoekt ze om de drie à vier jaar een partnerland.
LANDBOUW
AAN DE POLS in Burundi
HET BELGISCH FONDS VOOR VOEDSELZEKERHEID
Het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid (BFVZ) spitst zich toe op de verbetering van de voedselzekerheid van kwetsbare groepen in gebieden met grote voedselonzekerheid in Sub-Sahara Afrika. Het fonds werd in 2010 bij wet opgericht door het Federale Parlement en wordt gefinancierd door de Nationale Loterij met bijkomende middelen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Het BFVZ werd in 1983 door het Belgische parlement opgericht in de gedaante van het ‘Overlevingsfonds voor de Derde Wereld’. Aanleiding was de enorme hongersnood in Oost-Afrika in de jaren 80. In tegenstelling tot zijn voorlopers werkt het BFVZ met landenprogramma’s. Dat zijn breed opgezette programma’s binnen een land, die actief zijn in diverse sectoren (multidimensioneel) en uitgevoerd worden door uiteenlopende ontwikkelingsactoren (multi-actoren). Elke partner brengt zijn eigen expertise en meerwaarde aan.
het belang van een goede samenwerking tussen de partners, ten einde, met de woorden van voorzitter Lacroix, ‘het finale doel, een verhoogde voedselzekerheid voor kwetsbare bevolkingsgroepen, gezamenlijk te kunnen behalen’.
Een goed jaar De lancering van het landenprogramma in Burundi was de kers op de taart van een ‘goed jaar’. Na Mozambique was Burundi het tweede landenprogramma dat het Fonds in 2013 op poten zette. Met Mali - opgestart in 2011 - staat de teller nu op drie. Ook in Tanzania, DR Congo, Benin en Niger staat een programma in de steigers.
Aandachtspunten Achteraf bevestigden de parlementairen dat het bezoek voor hen zeer leerrijk was. Vooral de complexiteit van ontwikkeling had hen getroffen. Thema’s die hen bijbleven waren onder meer de moeilijke kwestie van grondrechten en het belang ervan voor vooral vrouwen en landloze teruggekeerde vluchtelingen, de aandacht voor de meest kwetsbaren, de groeiende druk op de natuurlijke rijkdommen, de aanhoudende bevolkingsgroei in een al overbevolkt land en de acties voor gezinsplanning. De parlementairen beloofden in de toekomst hun eigen, meer politieke rol binnen de Werkgroep met nog meer verve uit te spelen. THOMAS HIERGENS
De officiële ceremonie voor de lancering van het nieuwe BFVZ-programma in Burundi.
© DGD/T. Hiergens
aan gezondheidszorg en de organisatie van Bezoek aan lopende projecten vakopleidingen. IFAD legde de focus op Veel tijd om te acclimatiseren was er niet. gezondheidszorg, hygiëne en onderwijs, De partners van het Fonds wilden immers met een bezoek aan een gezondheidscenhun acties extra in de verf te zetten, en trum, een hospitaal, waterinfrastructuur en dus was er veel te bezoeken. Zo toonden vakopleidingen voor weeskinderen. de ngo’s Louvain Coopération en Caritas International België onder meer hoe ze kwetsbare gezinnen steunen met de Lancering programma productie van groenten en (klein)vee. De Een belangrijk moment was de officiële werkgroep kwam ook te weten hoe men startceremonie van het landenprogramma oogsten kan stockeren om meer weerbaar van het Fonds in Burundi. Kenmerkend te zijn in het droogseizoen, en hoe men is dat de diverse partnerorganisaties de teelten kan aanpassamen instaan voor een sen aan het soort grond. gemeenschappelijk doel: Burundi kent twee types Het Fonds levert de voedselzekerheid verlandbouwsystemen: in hogen. Het programma ‘structureel werk’: de ‘moerassen’ worden zal lopen van 2013 tot vooral opbrengstteelten ontwikkeling op 2018 in Oost-Burundi, gecultiveerd zoals rijst lange termijn, om in la Région naturelle du en maïs, op de ‘hellingen’ Moso. Bijna 14 miljoen kiest men voor teelten de voedselzekerheid euro wordt ingezet in voor eigen consumptie te verbeteren de gemeentes Cendazoals aardappelen, bonen, juru, Gisuru en Kinyinya, bananen. gespreid over een waaier van domeinen: landbouw Ook de projecten van de (verbetering van de vruchtbaarheid, ngo’s Wereldsolidariteit-Solidarité Mondiale erosiebestrijding, aanleveren van zaden en Croix Rouge de Belgique, en het Internaen meststoffen, etc.), watervoorziening, tionaal Fonds voor Landbouwontwikkeling gezondheidszorg, vakopleidingen, kre(IFAD) kwamen aan bod. De ngo’s toonden dietverstrekking, en steun aan boerenorhun respectievelijke kernexpertises: steun ganisaties, solidariteitsgroepen en lokale overheden. Zowel de Burundese minister van Landbouw en Veeteelt Odette Kayitesi als deelnemers van de Belgische delegatie onderstreepten
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 13
DE GGO-CONTRO Dertig jaar na de eerste genetisch gewijzigde plant in Gent, blijven genetisch gewijzigde organismen (ggo’s) voor een bitse controverse zorgen. We leggen u twee standpunten voor.
CONTRA
© Tsui Wikimedia Commons
GGO
‘GGO’S ZIJN EEN RECEPT VOOR HONGER’
Vandana Shiva is een onvermoeibare Indische activiste en tegenstander van ggo’s. Met haar ngo Navdanya komt ze op voor biologische en kleinschalige landbouw gestoeld op biodiversiteit, inheemse kennis en de vrijheid om zaden te oogsten.
deel van de propaganda. De waarheid is n Vandana Shiva’s visie op landbouw dat boeren gierst, pigeon pea én katoen is geen plaats voor ggo’s. ‘Ggo’s zijn kweekten voor ze met ggo’s begonnen, en een recept voor honger’, zegt ze. dat ze toen gezond voedsel aten. Nu planten ‘Want ggo’s verbeteren de opbrengst ze alleen Bt-katoen.’ niet, ze verhogen wel de kosten, het gebruik Ggo’s passen perfect binnen de monovan chemische producten en ze zijn verweven cultuurvisie van multinationals. Monomet het innen van patenten’.Volgens haar zijn culturen laten immers vlot mechanisatie ggo’s bovenal een instrument voor multinatoe en zijn gelinkt aan gebruik van kunsttionals zoals Monsanto om hun inkomsten mest en pesticiden, die beide vaak door veilig te stellen. Door een of meer genen diezelfde multinationals binnen te brengen hebben verhandeld worden. De ze immers een variëteit opbrengst per hectare gewijzigd en kunnen ze Gemengde lijkt hoog, maar moet er een patent op nemen. culturen leveren uiteindelijk onderdoen Boeren moeten dan het voor gemengde cultuvrij dure ggo-zaad tel- 10 à 40 keer meer ren waar ruim plaats is kens weer aankopen, vaak voedingswaarde voor een rijke diversiteit samen met dure kunstmest op per hectare dan aan gewassen. Als puntje en pesticiden. bij paaltje komt, leveren Bovendien maken de ggo- monoculturen dergelijke gemengde gewassen hun beloften culturen 10 à 40 keer niet waar. Een schrijnend meer voedingswaarde op per hectare, voorbeeld is het Bt-katoen in India. Dit zo blijkt uit onderzoek door Navdanya. gemanipuleerde katoen zou geen insectiOverigens, omdat monoculturen zo uniform ciden meer nodig hebben. ‘Het tegendeel zijn, zijn ze uiterst kwetsbaar voor pesten is waar. Bt-katoen heeft tot 13 keer meer en voor een grillig weerpatroon in tijden pesticiden nodig. Er ontstaan nieuwe pesvan klimaatverandering. ten en de opbrengst is laag. Veel Indische boeren hebben zich in de schulden gestort ‘Het is opvallend dat er tot nu toe wereldwijd om het ggo-zaad te kunnen betalen en zien maar 4 ggo-gewassen zijn (maïs, koolzaad, geen uitweg meer. 250.000 boeren hebben katoen en soja) met slechts 2 kenmerken al zelfmoord gepleegd. Het verband tussen (herbicideresistentie en insectresistentie). de zelfmoorden en de aanwezigheid van Waarom? Omdat het zo gemakkelijk is om er Bt-katoen is overduidelijk’. Toch stellen winst mee te maken via patenten. Trouwens, sommige rapporten dat boeren die Bttot in de jaren 50 at niemand soja, het is antikatoen kweken beter gevoed zijn. ‘Dat is voedzaam. Nu vind je soja overal omwille van
I
14 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
de patenten. Het overgrote deel van de ggogewassen dient overigens niet rechtstreeks voor voeding, maar voor biobrandstoffen, textiel en veevoeder’. Met zogenaamde gouden rijst – ggo-rijst aangerijkt met vitamine A - wil de ggolobby het Zuiden helpen. In landen zoals India hebben veel kinderen inderdaad een tekort aan vitamine A, wat kan leiden tot blindheid of sterfte. Maar het tekort is juist ontstaan doordat te veel ingezet werd op monocultuur. ‘De beschikbare diversiteit van curryblaadjes, koriander, pompoen en dergelijke is 300 keer efficiënter. Bovendien hangen er 80 patenten vast aan de gouden rijst’. Ggo’s hebben ook overduidelijk nadelige effecten op het milieu en de gezondheid. Het spuiten van de onkruidverdelger ‘Roundup’ op de herbicideresistente ggogewassen heeft geleid tot resistent onkruid (superweeds). Uit onderzoek bleek bovendien dat ratten gevoed met ggo-voeding ernstig ziek werden. ‘Het merendeel van het eten in de wereld – maar liefst 72 procent – komt van kleine landbouwbedrijven. En daar moeten we de strijd tegen de honger voeren, met een meer ecologische aanpak, meer biodiversiteit en zonder ggo’s’, besluit Vandana Shiva.
ONLINE www.navdanya.org
LANDBOUW
VERSE GGO’S INZETTEN IN DE STRIJD TEGEN HONGER
PRO
© Cinvestav
GGO
In 1983 haalde de Mexicaan Luis Herrera-Estrella – samen met Prof. Marc Van Montagu - een wereldprimeur aan de Universiteit Gent. Hij publiceerde als eerste dat een plant genetisch gewijzigd werd. Vandaag is hij directeur van het Laboratorio nacional de Genomica para la Biodiversidad (Irapuato, Mexico).
in hun stofwisseling. Daardoor is 30-50% olgens Herrera-Estrella draait de minder fosfaatmeststof nodig – uitputting van weerstand tegen ggo’s grotenfosfaat is één van de grote problemen – en deels rond de bezorgdheid dat zijn onkruidverdelgers overbodig.’ ggo’s een instrument zijn voor een beperkt aantal multinationals om de Het laatste voorbeeld toont aan dat ggo’s een zaadmarkt te domineren. En het klopt dat belangrijk onderdeel kunnen zijn van een deze firma’s naar een monopolie streven. agro-ecologische aanpak. Ze laten immers toe minder of geen chemicaliën te gebrui‘Ik stel het ook vast in Mexico, ook al worden ken. ‘Ik begrijp dan ook niet waarom ggo’s hier nauwelijks ggo’s geteeld. De multinaniet te verzoenen zijn met tionals bouwden hier biologische landbouw. hun monopolie uit via Ggo’s hoeven ook echt hybride en commerci- Ontwikkelingslanden niet als een monocultuur ele variëteiten.’ geteeld te worden.’ De dominantie van moeten in hun enkele multinatio- plattelandsontwikkeling Het klopt dat tot nu nals heeft dus niets te toe ggo’s beperkt zijn plaats maken voor maken met ggo’s op tot vooral 4 gewassen zich. ‘Volgens mij dienen eigen onderzoek dat (soja, koolzaad, maïs en ontwikkelingslanden en katoen) die in handen eigen ggo's creëert opkomende landen een zijn van de grote zaaddegelijke langetermijn- voor de eigen boeren bedrijven. De reden is visie op punt te stellen dat het enorm duur is over hun plattelandsontwikkeling. Daarin moet om ggo-zaad op de markt te brengen. er plaats zijn voor eigen onderzoek dat eigen Onder meer omdat de tegenstanders ggo’s creëert die de eigen boeren nodig zoveel voorafgaande testen eisen. ‘Ik denk hebben. Eigen zaadfirma’s zorgen voor het dat de grote bedrijven hier juist tevreden nodige zaad. over zijn. Zo kunnen ze immers hun monoWant ggo’s kunnen wel degelijk een meerpolie beter handhaven. Publieke instellingen waarde bieden, ook voor kleine boeren. De en kleine bedrijven hebben gewoon het geld uitdaging om 9 à 10 miljard mensen te voeden niet om ggo-zaad te commercialiseren.’ in 2050 is echt wel gigantisch. We zullen alle Overigens, het protest tegen ggo’s kan mogelijke technieken nodig hebben, inclusief niet beletten dat ggo-voedsel een ontwikggo’s, om dat te realiseren. Zo zal droogtekelingsland binnenkomt. ‘Zo mogen we in tolerantie heel belangrijk worden door de Mexico geen ggo-maïs en ggo-soja telen klimaatverandering. Zelf zijn we erin geslaagd voor de handel. Resultaat? Jaarlijks voeren planten te creëren die fosfiet kunnen gebruiken we 20 miljoen ton ggo-maïs in, en 90% van
V
de soja op de interne markt is genetisch gewijzigd. Dat is ggo-voedsel dat in het buitenland geteeld werd met ggo-zaden van multinationals.’ Herrera-Estrella kent geen enkel degelijk gedocumenteerd artikel dat aantoont dat ggo’s schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. In de enkele artikels die dat wel doen – en veelvuldig aangehaald worden door tegenstanders – vertoonde de experimentele opzet duidelijke tekortkomingen. Integendeel, diverse artikels bevestigen het nut van ggo’s voor gezondheid en milieu. Een recent EU-rapport (A decade of EU-funded GMO research) besluit dat ggo’s niet meer risico’s opleveren dan de klassieke veredelingstechnieken. Daarvoor baseerde men zich op ruim 130 onderzoeksprojecten. Evenmin kent hij studies die overtuigend aantonen dat Indische boeren zelfmoord plegen door ggo-katoen te telen. ‘Ik heb wel weet van artikels die stellen dat ggo-katoen redelijk succesbol is India. In het wetenschappelijke toptijdschrift Science verscheen een artikel over de gezondheidsvoordelen van ggo-katoen. Is het dan beter om chemische insecticiden te spuiten in plaats van een biologisch afbreekbaar eiwit in te bouwen dat specifiek insecten doodt en verder onschadelijk is voor mens en dier?’
ONLINE www.langebio.cinvestav.mx www.gmoanswers.com
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 15
GGO-GEWASSEN IN DE LANDBOUW IN 2012 (in miljoen hectares)
17 miljoen boeren in 28 landen plantten in 2012 ggo-gewassen op 170 miljoen hectare landbouwgrond, 12% van het volledige areaal in de wereld. 52% van het ggo-areaal ligt in ontwikkelingslanden of opkomende economieën, 48% in industrielanden. Tot nu toe zijn de gewijzigde eigenschappen insectenresistentie, tolerantie voor onkruidverdelger en ziekteresistentie. De cijfers zijn afkomstig van www.isaaa.org. Volgens Vandana Shiva worden de cijfers opgeblazen.
> 10
1-10
0,1-1
< 0,1
0
11,6 Canada
4,0
69,5
China
Verenigde Staten
2,8
Pakistan
10,8 India
36,6 Brazilië
3,4
2,9
Paraguay
1,4
ZuidAfrika
Uruguay
23,9
Argentinië
GENETISCH GEWIJZIGDE PLANTEN VERSUS KLASSIEKE PLANTENVEREDELING
DE 4 VOORNAAMSTE GGO-GEWASSEN IN 2012
SOJA %
KATOEN %
MAÏS %
81
81
35
van alle soja, in 11 landen
van alle katoen, in 15 landen
van alle maïs, in 17 landen
KOOLZAAD
30% van alle koolzaad, in 4 landen
16 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
Genetisch gewijzigde planten zijn planten waarin de mens één of meerdere vreemde genen – erfelijke eigenschappen, vaak afkomstig van andere soorten - heeft ingebouwd. Bedoeling is dat de plant aantrekkelijker wordt voor de landbouw, bijvoorbeeld resistent wordt tegen insectenvraat. Ook bij klassieke plantenveredeling ontstaan gewijzigde planten. Denk maar aan onze groenten, die er soms heel anders uitzien dan de oorspronkelijke ‘voorouderplant’ in de natuur. Alleen ontstaat een veredelde plant door kruising binnen eenzelfde soort. Planten met voor de landbouwer interessante eigenschappen worden eenvoudigweg met elkaar gekruist. Bij de nakomelingen selecteert men dan de meest geschikte individuen, bijvoorbeeld die met de mooiste vruchten. Bij genetisch gewijzigde planten vertrekt men van één gewijzigde plantencel in het labo waaruit dan volledige planten worden opgegroeid. Oorspronkelijk maakte men gebruik van Agrobacterium tumefaciens, een bacterie die van nature in staat is DNA in een plantencel binnen te smokkelen. Vandaag is ook het ‘genenkanon’ populair: minuscule goudbolletjes, bekleed met DNA, worden in de cellen geschoten.
LANDBOUW
© N. Palmer
Dankzij de CIALCAtechnologieën en de verkoop op de lokale markt zagen de boeren hun inkomen met 90 dollar per jaar stijgen.
Meer
voedsel
en inkomen in de Grote Meren
In het Gebied van de Grote Meren (Centraal-Afrika) had de landbouw lange tijd te kampen met onveiligheid, milieuverloedering en een gebrek aan investeringen.De meeste Congolezen, Burundezen en Rwandezen zijn straatarm en ondervoeding is wijdverbreid. Hoog tijd om er de landbouw - veruit de eerste bron van inkomsten - op duurzame wijze intensiever te maken.
O
m meer en sneller resultaat op te leveren bundelden de internationale centra voor landbouwonderzoek Bioversity International, CIAT en IITA in 2006 hun krachten. Zo zag het Consortium for Improving Agriculture-based Livelihoods (CIALCA) het licht. Dit partnerschap – met wetenschappelijke input van de universiteiten UCL en KULeuven, in nauwe samenwerking met een groot aantal nationale partners, en met de loyale steun van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking - liep ten einde in 2013.
Opleidingen Het Consortium was goed voor meer dan 30 nieuwe ontwikkelingen inzake techniek en beheer. Meer dan 100 ontwikkelingsorganisaties en boerengroeperingen kregen opleidingen: over de teelt van verbeterde bananen– en bonenvariëteiten, en over nieuwe methodes voor het beheer van de vruchtbaarheid van de bodem en de behandeling van bananenziektes. Daarnaast werd de boeren getoond hoe ze via de verwerking van gewassen (zoals het maken van sojamelk) en een betere marketing een toegevoegde waarde aan hun productie konden geven.
Meer inkomen Zeven jaar onderzoek in samenwerking met de boeren heeft een duidelijke impact gehad. Vooreerst hebben de boeren die CIALCA-technologieën toepassen, meer inkomsten. Door betere bananen te telen, bananenziektes te voorkomen of correct te behandelen en een deel van de oogst op de lokale markt te verkopen, kan hun inkomen tot 90 dollar per jaar stijgen. Dat geldt ook voor boeren die verbeterde bonenvariëteiten telen en hun oogst opslaan tot wanneer de marktprijzen een optimaal niveau hebben bereikt. In de tweede plaats moet de productiviteit aanzienlijk verhoogd worden. De boerderijen in Rwanda en Burundi zijn immers klein, en de bevolkingsdichtheid is er uitermate hoog. Bij boeren die CIALCA-technologieën toepassen lag de productie gemiddeld een vierde hoger dan bij hun buren die deze technologieën niet toepassen. In bepaalde omstandigheden en voor sommige gewassen ligt de productie zelfs tot driemaal hoger. De voeding in de boerengezinnen bevat ook aanzienlijk meer eiwitten.
Wetenschappers Een belangrijk aspect van de CIALCA-filosofie is de capaciteitsopbouw van wetenschappers die zich bezighouden met nationaal
landbouwwetenschappelijk onderzoek. Onder begeleiding van CIALCA haalden dertig studenten hun doctoraat of master. Verschillende van die studenten bekleden nu een hoge overheidsfunctie in hun land. Zij staan voor een nieuwe aanpak en vervullen een voortrekkersrol in het zoeken naar manieren om in eigen land oplossingen te ontwikkelen voor de problemen waarmee de landbouw te kampen heeft.
Humidtropics Het CIALCA-project heeft al een vervolg: het Humidtropics Research Programme, een nog grootser en breder opgevat landbouwonderzoeksprogramma. Nu de stabiliteit in het Gebied van de Grote Meren stilaan terugkeert, krijgt de handel nieuwe kansen. De boeren worden dan ook aangemoedigd om te investeren in productiviteit. CIALCA heeft bewezen dat landbouwonderzoek nieuwe inzichten kan opleveren waardoor deze investeringen tot meer voedselzekerheid kunnen leiden. Het Humidtropics Research Programme bouwt daarop voort. Het zal zich inzetten om de weerbaarheid van gezinnen te verhogen tegenover klimaatschokken, hoge voedselprijzen, plantenplagen en -ziektes, en een verminderde bodemvruchtbaarheid. BOUDY VAN SCHAGEN
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 17
© DGD/E. Pirsoul
Wat je zaait, zul je OOGSTEN VERBETERD ZAAIGOED ONTWIKKELT EEN GEMEENSCHAP Het landbouwbeleid in Congo wil in de eerste plaats voedselzekerheid bereiken. Kwaliteitsvol zaad speelt daarbij een essentiële rol. Daarom ondersteunt België twee boerenorganisaties in de districten Kwango en Kwilu in de provincie Bandundu. We bezochten beide organisaties.
K
akobola, op 33km van Kikwit (Bandundu). We gaan ter plaatse kijken naar de vorderingen van de verenigingen Semences de Kakobola (SEMKAK) en Centre semencier de Kakobola (CSK), twee boerenorganisaties die sinds 2011 met Belgische steun werken aan de vermeerdering
van zaaizaad (via ‘landbouwers-vermeerderaars’). De boeren zijn niet weinig trots op hun werk. Zover het oog reikt, zien we velden met verschillende teelten: maniok, maïs, rijst … Dat is het resultaat van de beslissing van de boerenorganisaties om op duurzame wijze met kwaliteitsvol zaaizaad te werken.
Wivine Makunda, coördinatrice van SEMKAK: ‘Voor we steun kregen van België, zaaiden we 75 kilo maïszaad op een veld van 3 hectare, wat 623 kilo maïs opbracht. Dit jaar leverde het nieuwe zaad een oogst van 2 ton maïs per hectare op’. De oogstresultaten liegen er dus niet om.
INERA, leverancier van kwaliteitsvol zaaizaad Alles begint met het plantmateriaal of basiszaad dat op vraag van de overheid wordt vermeerderd en gecontroleerd door het Institut national d’Etude et Recherche en Agronomie (INERA). INERA voert onderzoek uit en verricht experimenten om de wetenschappelijke ontwikkeling in de landbouw te bevorderen. Het doel is gezond plantmateriaal en betere levensomstandigheden voor de bevolking. INERA heeft in heel Congo twaalf onderzoeksstations. Het station in Kyaka in de provincie Bandundu levert, in het kader van PRODAKK, verbeterd zaaizaad aan de landbouwers-vermeerderaars van Kakobola. In de praktijk vermeerdert INERA het stamzaad tot verschillende generaties. De opbrengst van dat vermeerderingsproces heet pre-basiszaad en dat zaad wordt gecontroleerd door SENASEM (Service étatique en charge du contrôle et de la certification des semences). Na de eerste certificering wordt het pre-basiszaad vermeerderd op de velden van de INERAstations. Een selectie van het aldus verkregen basiszaad wordt dan opnieuw gecertificeerd en dat levert het kwaliteitsvol zaaizaad op dat BTC verdeelt onder de boerenorganisaties die via een overeenkomst met PRODAKK het zaad dan verder vermeerderen. In het eerste seizoen van de campagne voor verbeterd zaaizaad - van september 2013 tot februari 2014 zijn nu tweeënveertig groepen landbouwers-vermeerderaars bezig met de vermeerdering van meer dan 4 ton zaaizaad en 150.000 lopende meter verbeterde maniokstekken.
18 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
STAMZAAD
PRE-BASISZAAD
Controle + Vermeerdering via INERA en landbouw
LANDBOUW
© DGD/E.Pirsoul
De akkers van Semkak dienen om maïszaden te vermeerderen.
ontwikkeling van de gemeenschap: een gezondheidscentrum, een winkel voor motoronderdelen, alfabetiseringslessen voor vrouwen.
© DGD/M.Warck
Verbeterde zaadvariëteiten Maar waarover praten we nu eigenlijk? Het gebruik van kwaliteitsvol zaaizaad is een belangrijke factor om de landbouwproductie te verhogen. In wetenschappelijk jargon heet dat ‘verbeterde zaadvariëteiten’. Landbouwexperten zijn het er immers over eens dat met degelijk zaaizaad de opbrengst met een derde toeneemt1. Voor het Congolese ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling is de productie van kwaliteitsvol zaaizaad dan ook de spil van het herstel van de landbouwsector. Vandaar dat de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sinds 2011 steun verleent in de provincie Bandundu en via BTC betrokken is bij de uitvoering van het Programme du Développement Agricole dans le Kwilu et Kwango (PRODAKK). Eenvoudig gezegd komt het hier op neer: het basiszaad wordt verdeeld onder de landbouwers-vermeerderaars die het op hun akkers planten. Volgens de overeenkomst met BTC houdt het project een deel van de eerste oogst (zaaizaad R1), de rest van de oogst is bestemd voor verder gebruik door de gemeenschap via verkoop en deelpacht (zaaizaad R2). Wat de organisatie SEMKAK betreft, wordt de opbrengst van de verkoop verdeeld over de leden (40%) en het gemeenschapsfonds (60%) en aldus opnieuw geïnvesteerd in andere projecten. Het ontbreekt de organisatie niet aan ideeën voor de verdere
Een kort moment van ontspanning voor Wivine voor ze zich weer toelegt op haar zaden.
Aankoop grond Toch wil de organisatie SEMKAK in de eerste plaats werk maken van de aankoop van grond. Nu bewerkt ze 60 hectare die eigendom zijn van de Service National des Semences (SENASEM): ‘De kans is reëel dat SENASEM die gronden ooit terugeist. Met het geld dat onze organisatie bijeengebracht heeft, hebben we voor 3000 dollar al 20 hectare kunnen aankopen, wat neerkomt op 150 dollars per hectare’, aldus Wivine. Met de groeiende vraag naar grond is het niet zeker of SEMKAK in de toekomst nog extra percelen tegen die prijs zal kunnen kopen. ‘Hoe dan ook, we blijven vooruitdenken. Ons doel is in totaal 50 hectare te verwerven. En daar zullen we voor knokken’, zegt Wivine met zachte maar zelfverzekerde stem. En dat is niet het eerste wapenfeit van Wivine, die niet alleen aan het hoofd van een gezin staat maar voor de organisatie ook acht medewerkers aanstuurt. Maar om in dit opzet te slagen, rekent ze natuurlijk evenzeer op de steun van PRODAKK. Tot slot nog deze vraag: aan kwaliteitsvol zaaizaad hangt een prijskaartje. Wat als de boeren er geen gebruik van maken? ‘Wij willen hen doen inzien dat het gebruik van dit zaaizaad bijdraagt
R1
BASISZAAD
PRODAKK/PRODEKK :
Landbouwontwikkeling en ontsluiting van wegen in Kwilu en Kwango Een van de strategische programmapunten in de Belgisch-Congolese samenwerking is het herstel van de landbouwsector met het oog op een betere voedselzekerheid. De strategie is gericht op een verhoging van de landbouwproductie en de landbouwproductiviteit in Congo en met name op de ontsluiting van plattelandsgebieden in de districten Kwilu en Kwango, in de provincie Bandundu. BTC is bij de uitvoering van deze strategie betrokken met twee aanvullende projecten: het project PRODAKK om het voedseltekort en de armoede aan te pakken via een herstel van de landbouwsector en het project PRODEKK voor een beter transport van de landbouwopbrengst van gezinsbedrijven. Het uiteindelijke doel is een betere afzet van de productie van de landbouworganisaties. Via deze twee projecten kan BTC de boerenorganisaties ook ondersteunen met activiteiten zoals: steun voor het goed beheer van de landbouwsector, de bevordering van gendergelijkheid en empowerment van vrouwen, sensibilisering, duurzaam milieubeheer en een grotere leefbaarheid via een een verbeterd vervoersnetwerk (wegen/waterwegen).
tot de sociaal-economische ontwikkeling van de gemeenschap en dat het ook hun gezondheid ten goede komt’. Wivine heeft bovendien elke woensdag een sensibiliseringsprogramma op de radio. Niet zonder resultaat trouwens. De vraag naar zaaizaad is intussen groter dan het aanbod. Met de steun van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking willen de organisaties SEMKAK en CSK zo snel mogelijk vraag en aanbod afstemmen om dan nog een stap verder te kunnen gaan: de oogst buiten de gemeenschap op de markt brengen. MARTINE WARCK 1 “Production et contrôle des Semences certifiées des cultures vivrières en R.D. Congo”, W. Godderis et Cl. Kandu Kasongo, SENASEM, Kinshasa 2013
TERUGGAVE AAN PRODAKK BOERENORGANISATIES
ers-vermeerderaars
R2
ZAAIZAAD R1 ZAAIZAAD R2
Verdeling via PRODAKK aan landbouwersvermeerderaars om uit te planten dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 19
VOEDSELVEILIGHEID
© Corepics VOF/Shutterstock
Van boer tot bord
20 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
LANDBOUW
De veiligheid van de voedselketen, fundamenteel voor de gezondheid van de consument, berust op hygiëne en strikte bewaring. Deze zijn echter moeilijk te verwezenlijken in ontwikkelingslanden en zetten een rem op de commercialisering van hun producten. Om het probleem te verhelpen gingen de Belgische en Marokkaanse agentschappen voor voedselveiligheid een partnerschap aan.
Belgische experten zijn er in verschillende sectoren actief en helpen de producenten om de strenge regels voor de kwaliteit van groenten en fruit na te leven, koelkasten aan te kopen, hun producten op te waarderen door een betere verpakking en etikettering, … In 2013 zette het FAVV - Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen - een partnerschap op met zijn Marokkaanse tegenhanger, het Office national de sécurité sanitaire des produits alimentaires (ONSSA). Sinds vier jaar controleert het ONSSA de voedingsproducten die op de Marokkaanse markt beschikbaar zijn, waarbij de bescherming van de consument de hoofdopdracht is. Door te waken over de veiligheid van de voedingsproducten bevordert dat orgaan ook de competitiviteit van deze producten op de nationale en internationale markten. Het komt er nu voor de Marokkaanse bedrijven op aan deze evolutie te volgen en hun positie te versterken.
© DGD/M.Van Aken
Bescherming milieu De levensmiddelensector, die alle activiteiten van 'boer tot bord' omvat, creëert zowat de grootste werkgelegenheid wereldwijd. Maar hij moet op gezette tijden aan strenge controles worden onderworpen met het oog op de veiligheid van de consument, de kwaliteit van het product en de bescherming van het milieu. Maar soms is er een heikel punt … In tal van landen in het Zuiden worden pesticiden per gewicht op de markt verkocht en verpakt in plastic zakken. Binnen de kortste keren liggen de zakken over de velden verspreid. Tot ze uiteindelijk verbrand worden, en er giftige stoffen in de lucht terechtkomen. En hoe staat het met de hygiëne van de landbouwproducten, het verpakkingsmateriaal, de transportmiddelen, de opslagplaatsen? Om een steeds aangroeiende bevolking te voeden kan de wereld blijkbaar niet zonder intensieve landbouw. Daarbij komt het erop aan de schadelijke invloed op milieu en gezondheid te beperken. Voor ontwikkelingslanden is het hoe dan ook niet gemakkelijk om te voldoen aan de vereisten van de EU inzake de invoer van voedingsproducten.
MIA VAN AKEN
De etikettering is een aspect van de traceerbaarheid.
waarvoor zeer strenge regels gelden. De inlandse consument loopt vaak een gezondheidsrisico wanneer hij een product verbruikt dat niet geschikt is voor consumptie omdat het niet via het officiële circuit werd verkocht. De Marokkaanse bedrijven lijken niet voor 100 % voorbereid op deze strengere eisen van de internationale markt. Daarom is een overgangsfase nodig waarin de landbouwbedrijven de goede praktijken op het gebied van levensmiddelenhygiëne kunnen leren toepassen. België heeft een hoogtechnologische landbouw- en levensmiddelensector en beschikt over knowhow die interessant is voor de Marokkaanse producenten.
In een internationale context die wordt gekenmerkt door een pijlsnelle mondialisering en een geglobaliseerde economie, wordt het steeds moeilijker de exacte oorsprong van ons voedsel te achterhalen. Van boer tot bord, de hele keten moet kunnen gecontroleerd worden.
© Strahil Dimitrov
Marokko waakt over zijn voedsel Marokko heeft alvast het vraagstuk van de voedselveiligheid op de voorgrond geplaatst. Voortaan is een wetgeving inzake voedselveiligheid van kracht en werden er regels voor de traceerbaarheid ingevoerd. Maar in de wetteksten over voedselveiligheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de Marokkaanse en de buitenlandse consument, met name de consument in de EU. Er is dus nood aan een coherent regelgevend kader voor de binnenlandse én de buitenlandse markt. In tal van landen in het Zuiden bestaan twee soorten producten naast elkaar: producten voor de eigen bevolking, en producten voor de uitvoer
In ontwikkelingslanden worden plastic zakken - al dan niet vervuild met pesticiden - vaak in open lucht verbrand.
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 21
LANDBOUW
© DGD/M. Laplasse
Koele dadels in de
Sahara
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ondersteunt de dadelkweek in de regio Souss Massa Draâ (Marokko)1. Meteen een hefboom om er de strijd tegen de armoede aan te binden.
D
adelpalmen zijn de enige De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ‘fruitbomen’ die de Saharabesloot dan ook de dadelteelt te steunen. zon kunnen weerstaan. In de Daartoe sloot ze zich aan bij de nationale oases creëren ze een gunstig landbouwstrategie “Plan Groen Marokko”. microklimaat voor andere 1,4 miljoen dadelpalmen teelten en remmen ze de worden aangeplant, wat oprukkende verzanding. de productie in 2020 op België sluit zich Hun vruchten – de dadels 160.000 ton moet bren– b eva t t e n g e zo n d e aan bij de nationale gen. Aangezien de Marokcalorieën en zijn rijk aan strategie ‘Plan kaanse partner de producvitaminen en mineralen. tie goed beheerst, spitst Vooral in de Maghreb en Groen Marokko’ België zich vooral toe op het Midden-Oosten is de het versterken van coödadel bijzonder populair. Tijdens de ramaperatieven. Deze staan immers in voor de dan wordt hij dagelijks gegeten. ‘post-productie’: het verwerken, opslaan Ook al zijn bij ons de Tunesische dadels en vermarkten van de dadels. Tijdens een meer gekend, de Marokkaanse dadels vorig project had ons land al de irrigatiehebben een hogere kwaliteit. Bekende technieken verbeterd en drie koelcellen soorten zijn onder meer de Mehjoul en de laten bouwen. Boufeggos. Maar Marokko kan niet in zijn eigen vraag voldoen. Jaarlijks produceert Koelcellen het land 100.000 ton dadels, 40.000 ton En de steun werpt vruchten af. De dadelwordt ingevoerd. kwekers zagen hun inkomsten al significant toenemen. Onder andere door het aanbod beter af te stemmen op de eisen van groot1,4 miljoen palmen handelaars en consumenten. De dadels Dadels vormen de spil van de economische worden keurig geselecteerd, behandeld activiteiten in de regio Souss-Massa-Draâ. tegen larven, gedroogd en verpakt. Dankzij Maar in de vorige eeuw is ongeveer twee de goede kwaliteit wordt de kweker beter derden van het palmenbestand verloren vergoed voor zijn inspanning. gegaan aan een schimmelziekte. Samen In Tinzouline, dicht bij de woestijnstad met de oprukkende woestijnvorming Zagora, staan met Belgische steun reuen de geïsoleerde ligging van de oases zengrote koelcellen waarin plaats is voor voldoende redenen voor de jonge en ruim 40 ton dadels. Dat is ongetwijfeld ondernemende oasebewoner om te migreeen essentiële schakel in de keten tusren. Wat dan weer leidt tot een tekort aan sen kweek, oogst en verkoop. Tussen de arbeidskrachten.
22 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
Dadels zitten propvol vitaminen en mineralen, en zijn vooral in de Maghreb en het Midden-Oosten bijzonder populair.
dadeloogst en het op de markt brengen, moeten de vruchten immers degelijk bewaard worden en, gezien de piekconsumptie tijdens de ramadan, kan de opslagperiode sterk variëren. De kosten voor opslag lopen gemakkelijk op tot 40 eurocent per kilogram per maand.
Verkoop zonder tussenschakel De resultaten van het Belgische engagement mogen gezien worden: dadels met een hogere toegevoegde waarde die volgens de principes van de eerlijke handel succesvol verhandeld worden. Ook diverse schakels binnen de coöperatieven zijn beter geïntegreerd. 10% van de opbrengst uit de dadelverkoop dient om de uitrusting af te schrijven en om een volgende koeleenheid te financieren. ‘Vroeger kwamen er opkopers onze dadels ophalen, of we voerden ze zelf naar Marrakech’, zegt Ouchad Lahcen, directeur van de plaatselijke coöperatieve met 82 leden. ‘Maar vandaag kunnen we verkopen zonder tussenschakel omdat we grootschaliger werken en betere kwaliteit aanbieden.’ Toch zijn er nog noden. Lahcen: ‘We moeten nog zuiniger omgaan met water, onder meer door druppelirrigatie, en de variëteiten kunnen nog verbeterd worden. Ook de ongeletterdheid van de kwekers blijft een probleem.’ MARC LAPLASSE 1
Het huidige project omvat 12 miljoen euro. Naast de dadel- wordt ook de saffraanteelt gesteund.
LANDBOUW
WAAROM landbouwprojecten dikwijls falen Het gebeurt nog al te vaak dat boeren degelijk ogende oplossingen – keurig gedemonstreerd op proefvelden – niet zelf toepassen. Wat is er aan de hand? Prof. Philippe Baret (UCL) geeft tekst en uitleg. culturen leveren qua voen Madagascar tonen dingswaarde veel meer op keurige proefvelden dan een monocultuur. Ook overtuigend aan dat al brengt een monocultuur een nieuwe techniek meer op voor dat ene gewas. 50% meer opbrengt dan de ‘Onderzoekers en ontwikgebruikelijke methode van de kelingswerkers hebben nog boeren ter plaatse. Toch pasmoeite met die gemengde sen de boeren de vernieuwing culturen. Natuurlijk haalt men thuis niet toe. Waarom niet? betere opbrengsten als men Omdat de nieuwe methode bananen in monocultuur dubbel zoveel werk vereist kweekt, maar de landbouen bovendien in werkelijkwer probeert het beste uit heid 30% meer opbrengt, en zijn hele systeem te halen. dan nog enkel als organisch Onderzoekers hebben de bemest wordt. De onderzoeneiging enkel naar het rendekers lieten immers de grond ment van één gewas te kijken. in het proefveld die de lokale Ondertussen vergeten ze dat methode voorstelde, volledig Farmer field school in Rwanda: landbouwers nemen gemakkelijker elkaars de boer zijn bananen ver uit onbedekt. Maar de plaatse- vernieuwingen over dan die van een buitenstaander. elkaar plaatst om er bonen lijke boeren doen dat nooit. Ze tussen te kunnen planten! Hetzelfde land werpen allerlei organisch materiaal tussen wel dat de kinderen mee moeten helpen om brengt dus ook bonen op.’ de planten, wat de bodemvruchtbaarheid te wieden. En moeten we daar een oplossing en – structuur ten goede komt. voor vinden zodat de ouders het wieden ‘We moeten dringend af van onze fixatie op alleen aan kunnen en hun kinderen naar opbrengst’, besluit Baret. ‘Daarom hebben school kunnen gaan.’ we indicatoren nodig die een maat geven Beter luisteren naar boeren In geval van bananen vergeet men gemakvoor het algemeen welzijn van de boeren, ‘Nog steeds biedt men al te vaak oploskelijk dat zij een spaarboekje zijn voor de en rekening houden met de reële opbrengst singen aan – of dringt ze zelfs op – zonder landbouwers. Als ze geld nodig hebben, van een gemengde cultuur. En in plaats van bij de boeren zelf te rade te gaan’, zegt verkopen ze wat bananen. Zorgen we onze eigen oplossingen aan te bieden, kunBaret. ‘Voor we een project aanvangen, echter voor een solidariteitsmutualiteit nen we in farmer field schools boeren laten moeten we eigenlijk het hele systeem die hen verzekert tegen ziekte, dan hebdoorlichten’. Zo werd in Rwanda de desleren van elkaar. Het is veel gemakkelijker ben ze hun altijd oogstbare bananen niet sertbanaan Poyo voorgesteld omdat ze om elkaars vernieuwingen over te nemen meer nodig. En staan ze meer open voor minder ziektegevoelig is. Poyo brengt dan die van een buitenstaander.’ vernieuwingen. ook goed op, maar ze is windgevoelig. Daarom moeten Poyo-planten met een CHRIS SIMOENS stok gestut worden. Maar in de betrokLokale kennis respecteren ken regio liggen de velden ver van de ‘We gaan er nog te vaak van uit dat wij het Professor Philippe Baret huizen. Er is dus geen toezicht mogelijk. beter weten’, verzucht Baret. ‘Maar de boeren geeft les in genetica Resultaat: de stokken worden gestolen. daar zijn echt wel bekwaam en hebben voor en systeemanalyse De Poyo-banaan was dus niet de juiste veel zaken hun eigen oplossing gevonden!’ aan de Université oplossing voor het systeem daar. Zo zijn landbouwsystemen in het Zuiden catholique de Louvain. Zijn voornaamste dikwijls veel complexer dan de eentonige ‘En beantwoordt een beter opbrengende onderzoeksthema’s monoculturen in het Westen. In Vietnam variëteit wel aan de reële noden? Is een zijn agro-ecologie, diversiteit van dieren combineren veel boeren een visvijver landbouwersgezin dat vooral de kinderen en het innovatieproces in kleinschalige met kippen, fruitbomen en groenten. Alle school wil laten lopen geholpen met meer landbouwsystemen in Afrika en België. afval wordt er benut. Dergelijke gemengde opbrengst? Misschien is het echte knelpunt © BTC/Dieter Telemans
I
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 23
LANDBOUW
Wereldvoedselprogramma koopt aan bij
KLEINE BOEREN
De voorbije 5 jaar testte het VN-Wereldvoedselprogramma WFP Purchase for Progress (P4P) uit: de aankoop van voedsel bij kleine boeren. Met een dubbel doel: zijn koopkracht verhogen en tegelijkertijd de landbouw- en marktontwikkeling verbeteren. Kleine boeren vinden nu inderdaad makkelijker een afzet voor hun producten. Voortaan zijn lokale aanbestedingen dan ook een vitaal instrument om de honger aan te pakken. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking was een belangrijke partner.
et pilootproject P4P zorgde voor ‘Vroeger produceerden we alleen voor Partnerschap een radicale ommekeer in het eigen gebruik en teelden we voornamelijk WFP bouwde opslagplaatsen, herstelde leven van honderdduizenden maniok en pindanoten’, zegt Mama Mbango wegen en voorzag boerenorganisaties van boeren in 20 ontwikkelingsAmba. ‘Nu telen we ook rijst en maïs.’ ‘Dit jaar fietsen zodat ze hun producten kunnen landen. Zij konden immers uitgroeien tot organiseerden we opleidingen over betere vervoeren. Aanvullend voorzag de Voedcompetitieve spelers op de lokale sel- en Landbouworganisatie FAO markten.Via het P4P-initiatief heeft in werktuigen en zaaigoed. Weer WFP al bijna 400.000 ton basisandere partners zoals OXFAM en voedsel (maïs, bonen…) aangede Nederlandse ontwikkelingskocht bij boerencoöperaties. Dat organisatie SNV organiseerden leverde de kleine boeren een opleidingen en hielpen contact te rechtstreekse meeropbrengst van leggen tussen de lokale boeren 104,4 miljoen euro op. en de handelaars. Vooral indrukwekkend was dat ‘Mijn vier kinderen zijn nu gezond P4P erin slaagde meer dan 220 en wel, en we konden voor elk regeringen, ngo’s, VN-agentvan hen het schoolgeld betalen’, schappen en partners uit de zegt Mama Mbango terwijl ze privésector te overhalen om trots de gemalen maïs toont die de kleine boeren ter hulp te ze voor het middagmaal zal Door plaatselijk komen. Dankzij hun hulp bij de bereiden. Ze heeft de maïs zelf voedsel aan te capaciteitsopbouw van de boegeteeld en ze kon hem malen kopen hebben ren en bij het organiseren van met de molen die de gemeenkleine boeren een beter leven. collectieve verkoopinitiatieven, schap aankocht met geld van het slaagde WFP erin contracten af te P4P-project dat door donoren sluiten met boerenorganisaties. werd bijeengebracht. Waardoor de boeren meteen In Mozambique werd een wel Als de grootste humanitaire organisatie wereldwijd, is WFP een grote afnemer een eerlijke prijs kregen voor bijzonder sterk VN-partnerschap van basisvoedsel. In 2012 kocht WFP voor 808 miljoen euro voedsel aan – hun kwaliteitsproducten. opgezet, met name tussen WFP, waarvan meer dan 75 procent in ontwikkelingslanden. Daardoor zagen de FAO, het International Fund for lokale economieën hun inkomsten met meer dan 588 miljoen euro stijgen. Voor de aankoop van voedsel organiseert WFP traditiegetrouw grote openbare Agricultural Development (IFAD) Contextspecifiek aanbestedingen. Maar met het pilootproject Purchase for Progress (P4P) 5 en de VN-Vrouwenorganisatie In DR Congo – een land geteisjaar geleden experimenteerde WFP met nieuwe aanbestedingsmethodes UN Women. terd door conflicten – werd P4P gericht op kleine boeren. Zij krijgen nu de gelegenheid meer voedsel van FAO verstrekte zaaigoed en uitgetest in de regio Katanga in goede kwaliteit te produceren en toegang te krijgen tot markten waar ze opleidingen, IFAD hielp vertehet Zuidoosten en in de Evenaarshun oogst voor een eerlijke prijs kunnen verkopen. Hun inkomsten stijgen en hun leven en levensstandaard gaan erop vooruit. Meteen pakt P4P honger genwoordigers van boerenorgaprovincie in het Noordwesten. en voedselonzekerheid in de kiem aan, en stimuleert het de productie. nisaties en hun partners bij de Het project probeerde vooral de onderhandelingen met financiële capaciteit van de kleine boeren instellingen. Het contract tussen de boerente verhogen opdat zij meer kunnen prolandbouwtechnieken, en over de oprichting organisaties en WFP diende als een soort duceren en toegang krijgen tot goede en het beheer van boerenverenigingen,” vult zakelijk onderpand. Door hun krachten te afzetmarkten, dus niet alleen WFP maar Alexis Bolokoto, haar echtgenoot, aan. ‘Dankbundelen zetten de VN-instanties boerinnen ook lokale handelaars. zij P4P is ons inkomen merkelijk gestegen.’ © Vredeseilanden
H
ACHTERGROND C G O
24 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
© WFP
Het pilootproject P4P zorgde voor een radicale ommekeer in het leven van honderdduizenden boeren Mama Mbango: Dankzij P4P kweken we nu ook rijst en maïs, en kunnen we zelf maïsbloem maken. Ons inkomen is merkelijk gestegen.
zoals Celeste en Etalvinha op de goede weg: ‘Het inkomen uit de meerverkoop van maïs en bonen stelde me in staat om de productie op te voeren, mijn kinderen op te voeden en in andere noden van het gezin te voorzien’, zegt Etalvinha met een glimlach. ‘Zodra je weet wat je moet doen om goede producten voort te brengen en je ook zeker bent dat iemand ze zal kopen, ben je gemotiveerd om het elk jaar nog beter te doen.’
Capaciteitsopbouw Hoewel P4P voornamelijk tot doel heeft kleine boeren in contact te brengen met afzetmarkten, werden verschillende benaderingen uitgetest. In Malawi onderzocht P4P de mogelijkheid om kleine boeren met elkaar in contact te brengen via beurzen voor landbouwgrondstoffen. Na een geslaagde opleiding bedrijfsvoering en computervaardigheden, namen zes boerenorganisaties zelfs deel aan een online aanbesteding voor meer dan 500 ton maïs. In de 20 pilootlanden werden meer dan een half miljoen kleine boeren, landbouwtechnici, kleine en middelgrote ondernemingen, onderwijspersoneel en exploitanten van opslagplaatsen opgeleid. En daar houdt het leerproces nog niet op! Mettertijd zullen almaar meer mensen deze cruciale vaardigheden kunnen aanleren. WFP en zijn partners hebben er immers voor gezorgd dat de verworven kennis kan doorgegeven worden aan andere boerenorganisaties.
Gender In Afrika is landbouw vooral het werk van vrouwen. Ze nemen er 80% van de voedselvoorziening voor hun rekening.
Door vrouwelijke landbouwers meer middelen ter beschikking te stellen, kan het aantal mensen die wereldwijd honger lijden naar schatting met 100 tot 150 miljoen afnemen.
Ook na het project zal de aandacht blijven uitgaan naar best practices en vernieuwingen om kleine boeren zelfredzaam te maken
landbouwactiviteiten te beginnen zoals winstgevende groenteteelt. Dankzij de lening konden de vrouwen ook maïsbloem verwerken en verkopen, weer een extra bron van inkomsten. ‘Omdat ik mijn eerste lening op tijd afloste, kon ik in de daaropvolgende jaren zonder risico grotere leningen aangaan. Het geleende bedrag verdrievoudigde’, zegt Biba. Het derde jaar hadden haar activiteiten in totaal 735 euro opgebracht en slaagde ze erin in de voedselbehoeften van haarzelf en haar vijf kinderen te voorzien en daarnaast nog eens 220 euro te sparen.
De weg vooruit Daarom gaf P4P door de jaren heen tal van vrouwelijke landbouwers met een laag inkomen een duwtje in de rug. Zo werden meer dan 167.000 vrouwen methodes aangeleerd om de productie te verhogen en om de producten na de oogst te behandelen. Tevens werden ze wegwijs gemaakt in diverse aspecten van de landbouwindustrie. Door de hogere verkoopcijfers en het grotere inkomen groeide hun zelfvertrouwen en verwierven de vrouwen meer aanzien binnen hun gemeenschap. Biba Sanou in Burkina Faso volgde, samen met een aantal andere leden van de boerenorganisatie, opleidingen in landbouwtechnieken, bedrijfsvoering en contractonderhandelingen. Daarna konden ze contracten met WFP afsluiten om bij een lokale microkredietbank leningen te krijgen. Met deze leningen konden ze als groep meer verkopen, wat hen in staat stelde om met andere
Hoewel het pilootproject P4P in december 2013 na vijf jaar ten einde liep, zullen WFP en de Belgische Ontwikkelingssamenwerking hun inspanningen ten gunste van kleine boeren blijven bundelen. De aandacht zal uitgaan naar best practices en vernieuwingen, waardoor de kleine boeren op een nog grotere schaal zelfredzaam kunnen worden. Regeringen, partners en lokale WFP-afdelingen zijn daar al mee bezig en de uitgeteste methodes worden aan goedkeuring onderworpen of her en der bijgesteld. Als we de honger uit de wereld willen helpen, is het van vitaal belang onze ervaringen voortdurend uit te wisselen. WFP
ONLINE www.wfp.org
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 25
LANDBOUW
WORDT DE MOEDER
© IRD/Victoire Héran
van alle granen te populair? Het Internationaal Jaar van Quinoa is zopas afgelopen. Wat is er zo bijzonder aan dat gewas? En wat wilden de Verenigde Naties met de actie bereiken?
T
Inca’s 5000 jaar geleden groeide er al quinoa in de omgeving van het hooggelegen Titicacameer in de Andes. Lange tijd was het basisvoedsel voor de volkeren van de altiplano, de hoogvlakten boven 3.000m. De Inca’s noemden het chisaya mama, de moeder van alle granen. Maar de Spaanse conquistadores keken er op neer. Zij teelden liever maïs of aardappelen. De arme inheemse boeren van de altiplano bleven echter hun quinoa telen. Het gewas groeide immers uitstekend in de barre omstandigheden daar: schrale winden, vorst, fel zonlicht, droogte. Bovendien was het weinig gevoelig voor ziektes. En de lama’s die de weiden begraasden, zorgden voor de mest. Pas in de jaren 1970 ontdekte het westen de hoge voedingswaarde van quinoa. Sindsdien is het pseudograan aan een steile opmars bezig. Goed voor de arme boeren in de Andes – zeker als de handel eerlijk verliep – die daardoor hun levensomstandigheden sterk zagen verbeteren. Het zette meteen ook een rem op de vlucht naar de stad.
Morales
Delicaat evenwicht
De Boliviaanse president Morales was zelf ooit quinoaboer. Hij was dan ook dé grote pleitbezorger voor een Internationaal Jaar. Voor hem is het een eerbetoon aan de inheemse bevolking van de Andes die de praktijken van haar voorouders in stand wisten te houden, in harmonie met de natuur. Voor de VN is quinoa een element in de strijd tegen de ondervoeding. Omdat quinoa enorm voedzaam is, maar ook omdat het aangepast is aan een bar klimaat. Misschien wordt het wel hét graan bij uitstek dat ons kan helpen als ons klimaat grilliger wordt.
Kunnen we nog met een gerust geweten quinoa verorberen? Oxfam Wereldwinkels – die biologische quinoa aanbiedt – volgt de situatie op de voet. ‘Quinoa eten is oké, maar we mogen onze ogen niet sluiten voor de problemen’, zegt Leo Ghysels van Oxfam. ‘Een mogelijke oplossing is de herwaardering van de lamateelt. Alsook de zoektocht naar andere, minder kwetsbare teeltgebieden. Vandaag al wordt in Ecuador quinoa ingezaaid op veel lagere hoogtes.’ Maar ook buiten de Andes doet men pogingen, onder meer in China, Kenya, Italië, India, Marokko en Nederland. Door de productie te verruimen verlaagt niet alleen de druk op de altiplano, maar kunnen ook de prijzen zakken. Dan kunnen de armen in de Andes weer quinoa kopen. Al mogen de prijzen ook niet kelderen, want dan verliezen de boeren hun inkomen. Alweer een delicaat evenwicht! Hopelijk werd de wereld tijdens 2013 zich wat bewuster van de licht- én schaduwzijde van het succes van de moeder van alle granen.
Nadelen De VN leggen wel sterk de nadruk op de duurzaamheid van de teelt. Want de toenemende vraag naar quinoa heeft ook nadelen. Boeren gaan veel intensiever telen of zoeken ander land. Ze offeren daarvoor een deel van hun weilanden op, en dus ook hun lama’s. Gevolg: minder mest, en de bodem verschraalt. Soms ontstaan er zelfs bloedige conflicten tussen boeren. Ook de prijzen schieten de hoogte in. Daarom verkiezen de boeren al hun quinoa te verkopen. Voor zichzelf kopen ze dan rijst en pasta, naast cola en chips. De armen kunnen zich zelfs hun chisaya mama niet meer permitteren. Maar in de grote steden van Peru en Bolivia is quinoa hip, althans voor de middenklasse.
Quinoa groeit uitstekend in de barre weersomstandigheden van de altiplano. Op de foto: Quinoaveld in Bolivia.
26 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
CHRIS SIMOENS
ONLINE www.fao.org/quinoa-13 www.befair.be
© IRD/Anaïs Vassas Toral
wintig jaar geleden kenden alleen trouwe fans van de wereldwinkel quinoa (uitspraak: ‘kienwa’). Vandaag vind je het ook in de natuurvoedingswinkels en in sommige supermarkten. Het ‘pseudograan’ – quinoa is eigenlijk verwant met spinazie – wordt alom geprezen voor zijn zachte smaak en vlotte bereiding. Maar bovenal zit het boordevol essentiële aminozuren, mineralen, vitaminen en antioxidanten. Geen graan doet het hem na.
EERLIJKE HANDEL verdient alle aandacht Kleine boeren in ontwikkelingslanden plukken vaak niet zelf de vruchten van hun arbeid. Fair trade (eerlijke handel) wil daar verandering in brengen en zorgt ervoor dat de producenten uit het Zuiden wél een eerlijke marktprijs krijgen voor hun producten.
Samenwerken voor fairtradekoffie De koffieteelt in Rwanda stond jarenlang hoog aangeschreven, maar kreeg een serieuze klap tijdens de burgeroorlog. Sinds 2000 herstelt de sector zich beetje bij beetje. COOPAC (Coopérative pour la Promotion des Activités Café) is een koffiecoöperatie die op de hellingen rond het Kivumeer actief is. In 2001 startte COOPAC met 110
leden. Twee jaar later, in 2003, verkreeg de coöperatie haar certificering voor eerlijke handel. Op dat moment was haar ledenaantal aangegroeid tot 2.200, vandaag telt COOPAC maar liefst 10.000 leden.
Betere levensomstandigheden De (h)eerlijke Arabica-koffie die COOPAC produceert is van erg hoge kwaliteit dankzij investeringen in moderne infrastructuur © Max Havelaar Belgium
W
at begon als Max Havelaar met een pak eerlijke koffie is uitgegroeid tot een keurmerk van vele uiteenlopende producten dat in 120 landen wordt verkocht en waar miljoenen boeren en kleine producenten uit het Zuiden bij zijn aangesloten. Fairtradeproducten zijn in België onder meer herkenbaar aan het Max Havelaarkeurmerk, verkrijgbaar bij supermarkten en wereldwinkels. De populariteit van fairtrade-artikelen wordt elk jaar groter, zowel bij consumenten als bij bedrijven. Toch geeft de Belg jaarlijks gemiddeld slechts 8,3 euro uit aan fair trade. Vooral bananen - 8% van de totale verkoop – zijn een succes. Blijkbaar blijft de drempel voor velen te hoog. Daarom willen we het graag herhalen: met het bedrag dat wij betalen voor een fairtradeproduct kan een boer of een arbeider in het Zuiden een menswaardig leven opbouwen. Om u te overtuigen brengen we het verhaal van een koffiecoöperatie in Rwanda.
CHOCOLADE MAAKT BLIJ Ik word blij van chocolade. En dat is ook wetenschappelijk bewezen. Maar als ik fairtradechocolade eet worden ook anderen gelukkig. De Afrikaanse cacaoboeren. De cacaomarkt is heel groot en driekwart van de wereldwijde cacaoproductie situeert zich in WestAfrika. En daarbinnen rukt fair trade gelukkig op. Want cacaoboeren kennen vele problemen: fluctuerende prijzen, onproductieve bomen, onvruchtbare grond, stijgende productiekosten, geen toegang tot krediet en ook gebrek aan onderhandelingsmacht in die enorme cacaoketen. Fair trade wil dat doorbreken en doet dat ook. Ga daarom voor fairtradechocolade!
Doe uzelf en een ander een plezier: koop producten met het fairtradekeurmerk Het aanbod aan fairtrade-artikelen bestaat inmiddels uit honderden verschillende producten: fruit, bloemen, chocolade, honing, ijs, katoen (kleding en badlinnen), koekjes, koffie, noten, rietsuiker, rijst, snoep, thee, vruchtensap, olie, wijn, artisanaat …
en middelen. De inkomsten alsook de fairtradepremies die de coöperatie ontvangt gaan naar de opleiding van zijn leden en naar talloze sociale realisaties op vlak van onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. De coöperatie brengt onder haar leden zelfs onderwerpen aan zoals gender en huiselijk geweld. Dankzij haar inspanningen zijn de levensomstandigheden binnen elk huisgezin er steeds beter op geworden. Sinds 2010 probeert COOPAC ook een biologische certificering te halen. De boeren krijgen daarvoor gratis biologische bemesting. Daarnaast voorziet de coöperatie een degelijke riolering in de koffiestations en een correcte afvoer van de afvalproducten. Daardoor zal de omzet nog toenemen, want gecertificeerde producten verkopen beter. Voor de 10.000 leden is het fairtradeproject een zegen geworden! MIA VAN AKEN
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 27
© DGD/C. Simoens
FAIR TRADE
© Eduardo Luzzatti Buyé - Istockphoto
© UNICEF / Noorani © Jimmy Kets
1. Extreme armoede en honger te bestrijden
© Unicef//NYHQ2009-2392/Pirozzi
2.0 15
2. Basisonderwijs voor iedereen
3. Gelijke kansen voor mannen en vrouwen en de positie van de vrouw versterken
4. Kindersterfte terugdringen
Nog twee jaar te gaan vooraleer de deadline van de Millenniumdoelen (MDG’s) bereikt is. Wat is de huidige stand van zaken en hoe moet het verder na 2015? We praatten met Kris Panneels, MDG-expert bij de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. 8 afspraken voor een betere wereld Volgens VN-Secretaris-Generaal Ban Ki-moon maken de Millenniumdoelen (MDG’s) deel uit van het meest ambitieuze internationale actieprogramma tegen armoedebestrijding uit de geschiedenis. In 2000 hebben de lidstaten van de Verenigde Naties – waaronder België – de Millenniumverklaring bekrachtigd. Daarmee verbinden zij zich ertoe om tegen eind 2015 acht doelstellingen te realiseren op het gebied van armoede, onderwijs, gezondheid en milieu (zie kader). En met succes: enkele MDG’s zijn nu al bereikt. Wereldwijd is het percentage van mensen die leven onder de armoedegrens van één euro per dag gehalveerd. Meer meisjes gaan naar school en er sterven minder kinderen. Ook dodelijke ziektes zoals malaria en tuberculose komen minder voor. Bovendien hebben aanzienlijk meer mensen toegang tot drinkbaar water. Toch is er nog veel werk aan de winkel. Zo zullen de doelen aangaande sanitaire voorzieningen, milieu, moedersterfte en gelijke kansen voor mannen en vrouwen waarschijnlijk niet gehaald worden. De komende jaren buigt de internationale gemeenschap zich over de toekomst van de MDG’s na 2015, de zogenaamde post2015 ontwikkelingsagenda.
Is er een vervolg nodig? Sinds de invoering van de MDG’s is de wereld complexer geworden. Door de toenemende druk op onze planeet (voedsel-en waterschaarste, milieurampen, economische crisis) krijgen heel wat mensen het zwaar te verduren. Het blijft dus belangrijk om aan de bestaande agenda verder te werken. Vele uitdagingen gelden niet alleen voor het Zuiden, ook het Noorden kampt met heel wat problemen. Denk maar aan obesitas en geweld tegen vrouwen. Alle landen zullen dus een inspanning moeten leveren. Enkel focussen op ontwikkelingslanden is dus een vlieger die vandaag niet langer opgaat. De grootste troef van de MDG’s bestaat erin dat zij de ontwikkelingsagenda hebben omgezet in concrete actiepunten waardoor de problematiek ook toegankelijk werd voor een ruim publiek. Ze hebben wereldwijd mensen tot actie aangezet en ze zorgden ervoor dat budgetten werden – en worden – vrijgemaakt voor ontwikkelingssamenwerking. Critici wijzen echter op een aantal tekortkomingen van de MDG’s. Ze geven soms een te optimistisch beeld omdat ze focussen op een gemiddelde vooruitgang, zonder daarbij aandacht te schenken aan de onderliggende
28 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
verdeling van deze gemiddelden. De meest achtergestelde groepen (armsten, meisjes, plattelandsbevolking) dreigen daardoor van de radar te verdwijnen. In heel wat landen hebben de MDG’s onmiskenbaar een impact gehad. Daarom is de internationale gemeenschap het er over eens dat er ook na 2015 op verder gebouwd moet worden. Alleen verschillen de meningen over een concrete invulling ervan.
Aanpak Zo hechten de opkomende economieën (Brazilië, China, India, Argentinië, Mexico, Turkije, …) minder strategisch belang aan de MDG’s dan de armste landen. Nochtans vormen milieu en duurzaamheid problemen die ook de groeilanden aanbelangen. Want door de toenemende CO2-uitstoot, ontbossing en overbevissing gaat het milieu er momenteel op achteruit. Duidelijk is dat alle landen, zonder uitzondering, zullen moeten meewerken als de strijd tegen armoede, klimaatverandering en milieuverloedering wil slagen. Men lijkt het er wel over eens om in de post-2015 ontwikkelingsagenda armoedebestrijding te koppelen aan duurzaamheid. Hiertoe zijn twee mogelijkheden. Ofwel kiest men voor een soort van kopie van de huidige MDG’s waarbij de klemtoon op
5. De gezondheid van moeders verbeteren
© James D. watt
© CTB / Dieter Telemans
© BTC/ Ans Brys
© UN Photo/Rick Bajornas
TRENDS
6. Hiv/aids, malaria en andere dodelijke ziektes bestrijden
7. Zorgen voor een duurzaam milieu
een aantal specifieke domeinen ligt. Geen uit 194 landen hebben deelgenomen. evidente keuze, aangezien de belangen 80% van de deelnemers komt uit ontvan de betrokken groepen verschillen. wikkelingslanden en ongeveer één Bepaalde doelen kunnen natuurlijk ‘onderderde genoot weinig of geen onderwijs. gebracht’ worden in andere. Zo liggen Opvallend is dat de antwoorden in de seksuele en reproductieve rechten heel verschillende landen gelijke tred houden. gevoelig in conservatieve landen. Een De nood aan degelijk onderwijs prijkt op oplossing zou zijn om dit onder te brengen de eerste plaats, gevolgd door een goede in een meer algemene genderdoelstelling. gezondheidszorg en waardig werk. Een Ofwel gaat men uit van een aantal algeverrassende vierde plaats gaat naar eerlijk mene doelstellingen die bestuur, een criterium dan per land of regionaal dat niet is opgenomen kunnen ingevuld worden. in de huidige MillenniDe MDG’s maken Een complexe opdracht, umdoelen. De burgers want er moet een oplos- deel uit van het vinden het ook belangsing gezocht worden die meest ambitieuze rijk dat er voldoende iedereen tevreden stelt en aandacht besteed wordt die tegelijkertijd voldoende internationale aan bescherming tegen programma van motiverend werkt. misdaad en geweld. G e n d e rg e l i j k h e i d Eind september 2014 zul- armoedebestrijding scoort eerder gemidlen de onderhandelingen deld en klimaatveranin een stroomversnelling uit de geschiedenis dering bengelt zelfs komen. Dan zullen zowel onderaan de lijst. Ze worden eerder gezien de Open Ended Working Group voor de als een bekommernis van de rijke landen. opvolging van Rio+20 als de werkgroeToch heeft klimaatverandering een grote pen van experten inzake financiering en invloed op voedselzekerheid en toegang duurzame ontwikkeling hun rapporten met tot water, aspecten die de mensen wel bevindingen en conclusies voorleggen. belangrijk vinden. De resultaten van deze Eind september 2015 zou een akkoord enquête kunnen dienen als basis voor bereikt moeten worden. de onderhandelingen over de post-2015 ontwikkelingsagenda. Luisteren naar 1 miljoen stemmen Maar wat willen de mensen eigenlijk zelf? Hoe ziet de gewone burger het postBelgië Ook België is nauw betrokken bij de post2015 ontwikkelingskader? De Verenigde 2015 debatten. In september 2013 nam Naties organiseerden een online-enquête ons land actief deel aan de VN-top over waaraan meer dan 1 miljoen mensen
8. Een wereldpartnerschap voor ontwikkeling creëren
de Millenniumdoelen in New York. In zijn toespraak benadrukte minister van Ontwikkelingssamenwerking Jean-Pascal Labille de groeiende ongelijkheid te willen aanpakken. Ongelijkheid heeft immers een invloed op armoede, gezondheid en sociale en economische kansen. Ook gender, waardig werk en duurzame productie-en consumptiepatronen zijn aandachtspunten voor België. Labille pleit dan ook voor een ‘universele sociale bescherming’ waarbij niemand uit de boot valt. Vandaag geniet slechts 20% van de wereldbevolking een degelijke sociale bescherming. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie komen jaarlijks miljoenen mensen onder de armoedegrens terecht omdat ze moeten betalen voor gezondheidszorg. Een publiek beleid inzake sociale bescherming vormt voor de minister één van de meest efficiënte manieren om ongelijkheid te bestrijden. Bovendien kan de garantie op een basisinkomen sociale uitsluiting vermijden. Ook dat moet volgens Labille worden opgenomen in het nieuwe post-2015 ontwikkelingskader. Hij voegt eraan toe: ‘De garantie op een basisinkomen en op toegang tot essentiële diensten vormt een onontbeerlijke investering in een duurzame economische ontwikkeling’. STEFANIE BUYST
ONLINE www.beyond2015.org
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 29
KRIJTLIJNEN voor een duurzame economie Kan economie echt duurzaam zijn? Volgens de Belg Gunter Pauli wel. Zijn ‘blauwe economie’ creëert meerwaarde met wat lokaal voorhanden is. Vooral ontwikkelingslanden hebben oor naar zijn ideeën. Hieronder vindt u de neerslag van een gesprek met hem.
O
nze huidige economie doet er alles aan om de productiekosten zo laag mogelijk te houden. Ze doet dat door schaalvergroting, standaardisering en de zoektocht naar landen waar de productie zo goedkoop mogelijk is. Onze economie investeert dus niet meer in eigen mensen en eigen jobs. Maar ze stuurt wel grondstoffen, deels afgewerkte producten en eindproducten allemaal apart de wereld rond. Dat kan niet duurzaam zijn. Bovendien is ze weinig creatief, gefixeerd als ze is op kostenverlaging: meer van hetzelfde doen, maar goedkoper.
Meerwaarde met wat je hebt De ‘blauwe economie’ van Gunter Pauli daarentegen creëert meerwaarde met wat er plaatselijk voorhanden is. Zit je opgescheept met koffiegruis? Gebruik het dan om paddenstoelen op te kweken en als ontgeurder in textiel. Heb je bergen steenafval uit mijnen? De blauwe economie probeert Maak er papier van. Heb je een de ecosystemen zoveel mogelijk wildgroei van zeewier? Haal er textielvezels uit en gebruik de na te bootsen rest als vee- en kippenvoer (zie dan gaan we dat benutten. Dan is er veel cases). Zo kan je, vertrekkend van een ton minder infrastructuur nodig om de juiste koffiegruis met waarde nul, een product kweekomstandigheden te realiseren.’ realiseren dat 5,000 dollar waard is. En door alles zoveel mogelijk ter plaatse te Duurzame kringlopen verwerken, creëer je jobs en vermijd je transport. De blauwe economie is verwant aan cradle to cradle, maar gaat een stap verder. Bij cradle to cradle worden de Ecosystemen nabootsen diverse stoffen steeds hergebruikt, zowel Daarnaast probeert de blauwe economie in een biologische als technische kringde ecosystemen zoveel mogelijk na te loop. Er is geen afval, alle stoffen blijven bootsen. ‘Als er alkalisch water voorhanden grondstoffen. is waarin de alg spirulina uitstekend gedijt,
30 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
‘Wij halen de stoffen die niet duurzaam zijn uit de kringloop. Je mag dan wel papier recycleren, maar bomen blijven de basis en die moeten gekapt worden. Kan het niet duurzamer? Toch wel: je kan er steenafval uit mijnen voor gebruiken. En moeten we titaniumoxide of zinkoxide blijven gebruiken als ontgeurder in textiel en cosmetica? Daar is mijnbouw voor nodig en het vraagt vervuilende chemische processen. Welnu, koffiegruis blijkt een uitstekend alternatief.’
Succes in ontwikkelingslanden De ideeën van Pauli vallen vooral in ontwikkelingslanden in goede aarde. De laatste 20 jaar heeft hij 187 projecten gerealiseerd, 90% daarvan in ontwikkelingslanden. ‘Bij ons komen ze altijd aandraven met haalbaarheidsstudies en businessmodellen. Wij praten, in het Zuiden doet men. Als we in Zimbabwe vertellen dat ze paddenstoelen kunnen kweken op koffiegruis, dan zijn ze er na een maand al mee bezig!’ Maar ook de kijk op wetenschappelijk onderzoek verschilt. ‘In industrielanden gaat men meer uit van theoretische modellen. Men test hypothesen en men probeert de output te vergroten. In het Zuiden daarentegen zoekt men oplossingen voor dringende problemen door nieuwe zaken te realiseren, geënt op de realiteit.’ Veel van de traditionele kennis in het Zuiden is trouwens ei zo na verdwenen door westers toedoen. 50 jaar geleden smeerden moeders aan het Tjaadmeer de mond van hun kinderen in met het voedzame groene slijm – de alg spirulina – uit het meer. Vandaag niet meer, het meer is bevuild en dreigt uit te drogen
ECONOMIE
Alles in de natuur wenst te groeien, maar een boom zal geen 1000m hoog worden
CASES Koffiegruis Op koffiegruis – er zijn miljoenen tonnen beschikbaar – kunnen paddenstoelen gekweekt worden, een rijke bron van eiwitten. Het overschot is bruikbaar voor vee- en kattenvoer. Koffiegruis is ook een uitstekende ontgeurder in textiel. Allereerste project in Colombia in 1995, nu al 500 bedrijven.
Spirulina door overdreven irrigatie. Twee generaties terug at de Afrikaanse bevolking nog paddenstoelen uit de natuur, als voeding en als geneesmiddel. Vandaag niet meer, door invloed van onze westers keuken, ontbossing en introductie van plantages (en schimmelverdelgers). Pauli verkiest om eerst cases te realiseren: concrete acties die werken. Bijvoorbeeld het heraanplanten van koralen in zee. De cases kunnen dan wetenschappelijk uitgediept worden. In plaats van – zoals gebruikelijk in de westerse wetenschap – eerst heel veel onderzoek te doen in laboratoria voor er echt iets mee wordt gedaan.
Hoeveel is genoeg? De blauwe economie vertrekt strikt van de basisbehoeften: gezonde voeding, water, huisvesting, gezondheidszorg,
De uiterst voedzame alg spirulina kan gekweekt worden op plaatsen waar alkalisch water van nature voorhanden is. Spirulina gaat ondervoeding tegen. Realisaties in Brazilië sinds 1996.
Alginaten uit zeewieren Uit zeewieren kunnen alginaten gewonnen worden waaruit zeer slijtvaste textielvezels kunnen gemaakt worden. Uitstekend duurzaam alternatief voor katoen. Wat overblijft van de zeewieren is bruikbaar als vee- en kippenvoer. Ideaal voor Indonesië, een paradijs van zeewieren. Het pilootproject startte in 2010 in Qingdao, China.
Papier uit steenafval Uit steenafval – veel mijnen hebben er bergen van – kan papier gemaakt worden. Dat is veel duurzamer dan bomen. China heeft de eerste fabriek geopend in Benxi City (Shenyang) in 2013.
Stoffen uit distels De EU betaalt boeren om hun land niet te bewerken. Op het braakland groeien distels. Daaruit kunnen interessante stoffen gewonnen worden. Onder meer onkruidverdelgers, polymeren voor plastics en smeermiddelen voor landbouwapparatuur. In februari 2014 start Novamont de eerste bioraffinaderij uit distels op in Sardinië. Pauli is de voorzitter van deze investering van 540 miljoen euro.
Koralen planten
© ipsnews.net
85% van de koralen staan onder stress. Maar ze kunnen ‘heraangeplant’ worden. In Bonaire (Nederlandse Caraïben) zijn er 20 koralenkwekerijtjes. Toeristen met duikersbrevet helpen mee om de ‘koralenplantjes’ te planten. Het project creëert jobs en onttrekt geld van de toeristenindustrie ten voordele van de lokale bevolking.
De Belg Gunter Pauli was tot in 1993 voorzitter en mede-eigenaar van Ecover, de Belgische producent van biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen. Hij stapte op wanneer hij zich realiseerde dat zijn vraag naar palmolie het regenwoud in Indonesie vernietigt. Sindsdien is hij vooral wereldwijd pleitbezorger van zijn ‘blauwe economie’ – de kleur van onze planeet. Zijn boek ‘de blauwe economie’ werd in 38 talen vertaald.
energie. Zolang niet alle mensen in hun basisbehoeften voorzien zijn, zolang móet de economie wel groeien. ‘Maar de vraag die we ons moeten stellen is: hoeveel is genoeg? Alles in de natuur wenst te groeien, maar een boom zal geen 1000m hoog worden. Een boom kent zijn grenzen, wij blijkbaar niet.’ De overheid zou een beperkte rol moeten spelen. ‘Maar als iedereen zoveel mogelijk voor zichzelf wil vergaren en als het grootste ego domineert, dan moet de staat wel herverdelen.’ Bhutan is hier zeer inspirerend. Daar durfden ze zich de vraag stellen: ‘wat maakt een gemeenschap gelukkig?’. En hebben ze meteen een beter zicht op ‘hoeveel is genoeg’.
zorgmaatschappij beschermen we onze kinderen te veel. We moeten hen de kans geven zich uit te drukken zoals een kind zich uitdrukt. Symbolisch zeg ik dan: de kinderen zijn niet geïnteresseerd in hoe de appel van de boom valt, maar in hoe de appel naar boven geraakt. Geef hen de wetenschappelijke vrijheid en de emotionele intelligentie om gewaagde visies te ontwikkelen.’ De zorgmaatschappij in Europa heeft ons te gemakzuchtig gemaakt. ‘We plaatsen geld op onze rekening en verwachten dat de som aangroeit. Maar je maakt geen geld met geld. Sparen is investeren, en investeren is risico’s nemen, en je neemt risico’s omdat je dingen wilt verbeteren. Die logica zijn we verloren.’
Laat kinderen hun toekomst dromen
CHRIS SIMOENS
De staat en de ouders zouden er onder andere voor moeten zorgen dat hun kinderen geloven dat ze het veel beter kunnen doen dan hun ouders. ‘In de
ONLINE www.gunterpauli.com www.zeri.org
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 31
GROTE MEREN
VREDE EN ONTWIKKELING IN DE GROTE MEREN:
© DGD/E.Pirsoul
België engageert zich
In oktober 2013 bezocht de minister van Ontwikkelingssamenwerking het Congolese parlement. Hij wou poolshoogte nemen van de inspanningen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking om te helpen bij de relance van beide Kivu’s.
Geen welvaart zonder vrede. Geen vrede ook zonder welvaart. Dat is de gezonde redenering achter het relanceplan voor de Grote Meren dat België voorstelt. Vooreerst dienen Noord- en Zuid-Kivu vrede te kennen. Nadien komt het erop aan ontwikkelingsprojecten te financieren die de banden tussen de economieën van de landen van de Grote Meren versterken. Het relanceplan komt bovenop de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in de rest van DR Congo. Instabiliteit in een hele regio De provincies Noord- en Zuid-Kivu in OostCongo waren vroeger een voorbeeld van zelfontwikkeling. Maar 10 jaar strijd door rebellenmilities tegen het regeringsleger en de bevolking heeft de sociale en economische structuren grondig verwoest. De milities (CNDP, FDLR, Maï-Maï, en onlangs nog M23) terroriseren de bevolking: slachtpartijen, folteringen, gedwongen inlijving van kindsoldaten, systematische en bijzonder gruwelijke verkrachting van vrouwen en meisjes. De gevolgen
zijn desastreus: bevolking op de vlucht, armoede, vernietiging van het sociale weefsel, de centrale overheid die er niet in slaagt haar opdracht naar behoren te vervullen, maar ook een stagnerende economie en dalende investeringen. Door de oorlog had de Belgische Ontwikkelingssamenwerking – Congo is veruit de eerste partner – zich uit deze provincies teruggetrokken. ‘In een land in oorlog is er nood aan humanitaire hulp, niet aan ontwikkelingssamenwerking’, zegt P. Detheux, adviseur van de minister van Ontwikkelingssamenwerking J.-P. Labille.
Een veranderende context In december 2012 behaalden de opstandelingen in Goma een overwinning op het Congolese leger. De Verenigde Naties stelden toen een akkoord voor aan de regionale spelers om de dieperliggende oorzaken van de crisis aan te pakken. Uiteindelijk werd in februari 2013 met 11 landen het Kaderakkoord van Addis Abeba gesloten. Het verbiedt de landen van de regio zich in het conflict op het Congolese grondgebied te mengen, terwijl Congo belooft zijn veiligheidsbeleid te hervormen. Daarnaast versterken de VN het mandaat van de Monuscobrigade (VN-Blauwhelmen) en stellen ze een speciaal gezant voor de Grote Meren aan: Mary Robinson. Tot slot doet de Wereldbank een toezegging van 1 miljard dollar voor infrastructuur en energie als ‘vredesdividend’.
32 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
Belgische en internationale inspanningen De donoren grepen met beide handen de mogelijkheden die de akkoorden van Addis Abeba boden. Zoals de Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking het stelde, ‘België heeft de morele plicht om iets te ondernemen’, omwille van de historische banden tussen beide landen en gezien de strategische positie van Congo. België zal aan dit ‘vredesdividend’ een bedrag van 30 miljoen euro toevoegen. ‘Het gaat om ‘quick wins’: aantonen dat vrede beter is dan oorlog, en werk creëren voor de voormalige rebellen’, aldus de adviseur. Drie sectoren komen in aanmerking voor hulp: drinkwater, waterkrachtcentrales en wegen. Maar omdat België alleen niet veel kan verrichten probeert het de andere donoren van Congo te overhalen om de krachten te bundelen en het eens te worden over een gemeenschappelijk actieplan. Een van deze donoren is de Europese Unie.
Hoop … De eerste overwinning van het Congolese leger in november 2013 is wellicht te danken aan het akkoord inzake de niet-inmenging. De militie M23 legde de wapens neer. Dat is een belangrijke mijlpaal omdat het weer enig zelfvertrouwen geeft aan Congo, dat in het oosten van het land nog voor heel wat uitdagingen staat. Maar het land zal daarin waarschjinlijk worden bijgestaan door België en de internationale gemeenschap. ELISE PIRSOUL
© BuZa/D. Decuyper
Puntkomma
Een beweging voor wereldburgerschap Wereldburgerschap is een essentiële pijler van een echt duurzame ontwikkeling. Dat vinden niet alleen DEEEP – een Europees forum voor ontwikkelingseducatie -, maar ook VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon. In november 2013 bracht DEEEP ruim 200 mensen uit alle hoeken van Europa bijeen in het Egmontpaleis (Brussel) om er te beraadslagen hoe ontwikkelingseducatie kan bijdragen tot wereldburgerschap. oeten we verder gaan dan kennis en begrip bijbrengen en tot politieke actie overgaan? En hebben we een ander ontwikkelingsmodel nodig dat minder nadruk legt op winstbejag, en meer op een harmonieuze samenleving? Het congres wilde niet zo zeer oplossingen vinden, dan wel vragen stellen en ervaringen uitwisselen. Een common ground was er zeker: de deelnemers willen vastberaden samen op weg gaan naar een rechtvaardiger wereld voor allen. Zich ter dege bewust van de complexiteit
M
van de opdracht, wenst DEEEP zich in te zetten voor een beweging van wereldburgers. Meer info op movement.deeep.org. Een van de co-organisatoren was PULSE (KULeuven), een platform dat onderzoek verricht over het meten en stimuleren van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking. Meteen sloten ze 5 jaar onderzoek af. PULSE is een initiatief van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Meer info op www.pulse-oplatform.com. CS
België verlengt zijn samenwerking met Algerije p 10 december 2013 had in Algiers een ‘Gemengde Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking’ plaats tussen België en Algerije. Het resultaat was een goedgekeurd samenwerkingsprogramma voor de periode 2014-2017. Het programma, goed voor 20 miljoen euro, is enerzijds gericht op een betere werking van de sector ‘afvalbeheer’, die thuishoort onder de vleugels van het ministerie van Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Anderzijds gaat de aandacht naar de opleidingsbehoeften omtrent milieuproblemen van de ministeries van Transport, Volksgezondheid en Waterbeheer. De Belgische delegatie nam van de gelegenheid gebruik om een bezoek te brengen aan ‘het Nationaal Centrum voor Studies, Informatie en Documentatie over Gezinnen, Vrouwen en Kinderen’. Het centrum werd onlangs geopend en werd deels gefinancierd door België.
O
IN BEELD Conferentie ‘School 2.0 & wereldburgerschap: een creatieve ontmoeting’
Op 25 november 2013 organiseerden Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur de conferentie ‘School 2.0 en wereldburgerschap: een creatieve ontmoeting’ in het Egmontpaleis te Brussel. Leerkrachten, educatieve organisaties, schooldirecties en anderen die werken rond wereldburgerschap kwamen bijeen om nuttige ‘tips & tricks’ te krijgen voor gebruik van digitale materalen in de klas en zelf op onderzoek uit te gaan. In 18 sessies konden de deelnemers uitgebreid proeven van diverse thema’s van ofwel ´School 2.0´ of ´wereldburgerschap´: Grenzeloos Digitaal / © een weg uit het doolhof / Leerkracht aan het woord / De digitale realiteit in het onderwijs / Schoolbrede(re) ICT. De sessies waren een frisse mix van theorie en praktijk, waarbij de sprekers hun ervaringen deelden, de deelnemers inspireerden en hen concrete handvatten gaven om zelf de verschillende tools eens uit te testen in de klas. Hoog tijd om de opgedane inspiratie van deze dag te delen en te benadrukken dat we de reflectie over het gebruik van digitaal materiaal in de klas levend moeten houden: • Ontdek de film van deze dag op de website van Kleur Bekennen www.kleurbekennen.be • Volg op Scoop.IT > Annoncer la Couleur / Kleur Bekennen de laatste scoops over dit onderwerp • Wil je je inspiratie graag delen? Contacteer dan Marijn Brouckaert- Medewerker educatief materiaal Kleur Bekennen:
[email protected] – 02 505 19 02
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 33
Puntkomma Eurobarometer over ‘Ontwikkelingshulp van de Europese Unie’
EXPLORATION DU MONDE vertoont
“Les Grands Parcs de l'Est - Congo Nature”, een film van en ingeleid door Tanguy Dumortier en Philippe Lamair.
69%
van de Europese burgers is van oordeel dat het verlenen van hulp aan de ontwikkelingslanden een goede zaak is voor de Europese Unie, die ten goede komt aan haar burgers. Dat is de teneur van de speciale Eurobarometer ‘Ontwikkelingshulp en Millenniumdoelen voor ontwikkeling’ die op de laatste Europese Ontwikkelingsdagen werd voorgesteld.
aarnaast blijkt dat meer Europese burgers bereid zijn, in weerwil van de economische crisis, meer te betalen voor producten – waaronder voedingswaren – waarmee de ontwikkelingslanden worden gesteund. Tegelijk oordeelt 83% van de respondenten dat het van belang is de bevolking van de ontwikkelingslanden te steunen en 61% is van mening dat de steun moet worden opgetrokken.
D
Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling, stelde het als volgt: ‘Met het oog op de toekomst moeten we samen de handen uit de mouwen steken. Over de hele wereld moet een ambitieuze gemeenschappelijke agenda worden overeengekomen voor de uitbanning van de armoede en voor duurzame ontwikkeling. De enquête die vandaag wordt voorgesteld, heeft een duidelijke boodschap: de Europeanen zijn bereid daarin een rol te spelen’.
an het ontstaan van een vulkaan tot de stilte van het hooggebergte. Van vleesetende roofdieren tot gorilla’s die geen vlees lusten. Van de bamboebossen tot de uitgestrekte savannes. Van de grootste zoogdieren tot de kleinste kameleons. In deze regio vind je bijna alle wonderen van het Afrikaanse continent.
V
In de zaal vanaf 1 februari tot 3 april 2014. Data en plaatsen op www.explorationdumonde.be Info en reservatie: 02/648.38.10 of
[email protected]
TIENERZWANGERSCHAPPEN zijn schandvlek voor mensenrechten
n haar ‘State of the World Population’ voor 2013 brengt het VN-bevolkingsfonds tienerzwangerschappen onder de aandacht. In ontwikkelingslanden bevallen er dagelijks 20.000 meisjes jonger dan 18. 9 op de 10 van die bevallingen gebeuren binnen een huwelijk of verbintenis. Jaarlijks sterven 70.000 adolescenten als gevolg van een zwangerschap, en worden er 3,2 miljoen onveilige abortussen uitgevoerd op tienermeisjes. Ronduit onaanvaardbaar, vindt het UNFPA. Vooral degelijk onderwijs voor meisjes kan voor een kentering zorgen.
I
MW
34 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
ONLINE www.unfpa.org
© BuZa/D. Decuyper
DE EUROPESE ONTWIKKELINGSDAGEN België pleit voor recht op gezondheid e Europese Ontwikkelingsdagen – een organisatie van de Europese Commissie – is het voornaamste Europese forum waar vragen en uitdagingen van de ontwikkelingssamenwerking bediscussieerd worden. Het thema van editie 2013 was de post-2015 ontwikkelingsagenda. Want na 15 jaar Millenniumdoelen is de internationale gemeenschap aan een nieuwe ontwikkelingsagenda toe, rekening houdend met de jongste problemen van de planeet.
Links: Michel Sidibé, directeur UNAIDS.
AIDS :
D
België pleit voor een ambitieuze, coherente en universele agenda die gestoeld is op de mensenrechten. In dat kader heeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking er een brainstorming georganiseerd over het universele recht op gezondheid en gezondheidszorg. Ons land is immers van mening dat de ontwikkeling van een doeltreffend en duurzaam
doelstelling Getting to et Zero nog niet gehaald gezondheidssysteem het beste middel is om dat recht te verwezenlijken. De discussies hebben geleid tot concrete voorstellen die de bijdrage van de Europese Unie aan het post-2015-debat zullen voeden. Meer info over dat debat vindt u op p. 28. MW
ONLINE eudevdays.eu
HAAL HET ZUIDEN IN HUIS ONTLEEN GRATIS DE TENTOONSTELLINGEN VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING U wilt het Zuiden tot leven brengen in uw klas of vereniging, tijdens een Zuiddag of op een activiteit van de jeugdbeweging. U werkt voor een overheid, een vereniging, een school, een bedrijf of een ngo. U zoekt beeld en woord rond een mondiaal thema: water, klimaatverandering, verwoestijning, landbouw, voedselzekerheid, biodiversiteit, de Millenniumdoelen, de bossen in Congo… Ontleen dan gratis de tentoonstellingen en de interactieve stand van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. We brengen het materiaal tot bij u en zetten het voor u op. U vindt alle info op www.dg-d.be (onder ‘sensibilisering’).
In de strijd tegen hiv/aids werd zeer grote vooruitgang geboekt. Dat stelde Michel Sidibé, uitvoerend directeur van UNAIDS en assistentsecretaris-generaal van de VN, op een bilateraal overleg tussen België en UNAIDS op 15 oktober 2013. ankzij de wetenschappelijke doorbraak inzake opsporingstests en goedkope gebruiksvriendelijke geneesmiddelen en het groot aantal fondsen dat hiervoor werd vrijgemaakt, kon een vooruitgang worden geboekt die tien jaar geleden nog ondenkbaar was. Maar toch is het werk nog lang niet af. De landen zijn nog te veel afhankelijk van fondsen van buitenaf, ook al hebben ze zelf aanzienlijk meer middelen vrijgemaakt. De opleving van de epidemie in Oost-Europa en Centraal-Azië, de moeilijkheid om sommige kansarme groepen te bereiken en de kwetsbaarheid van het systeem dat geneesmiddelen voorziet en ontwikkelt blijven hinderpalen om de doelstelling Getting to Zero tegen 2015 te bereiken: zero aantal besmettingen, zero aantal overlijdens ingevolge aids, zero discriminatie.
D
Het programma UNAIDS dat stoelt op de inspanningen van elf VN-instellingen, streeft naar meer efficiëntie door meer gerichte investeringen te doen. Tegelijkertijd blijft UNAIDS onvermoeibaar een politieke strijd leveren tegen alle vormen van discriminatie en schendingen van mensenrechten, waardoor de meest kwetsbare groepen niet kunnen worden bereikt. Michel Sidibé is de opvolger van onze landgenoot Dr. Piot, van wie hij jarenlang de rechterhand was. Van 2013 tot 2015 zal de Belgische Ontwikkelingssamenwerking 14,5 miljoen euro schenken aan UNAIDS.
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 35
© Catherine Rombouts
‘Parenthèse béninoise’ KORTE VERBLIJVEN IN BENINESE DORPEN VOOR ADOLESCENTEN IN MOEILIJKHEDEN
FOTOTENTOONSTELLING et project Cap Solidarité geeft nieuwe kansen aan adolescenten van 16 tot 18 jaar oud, die van school zijn afgehaakt of sociale problemen hebben. Ze kunnen namelijk een sociale en culturele ervaring meemaken in traditionele Beninese dorpen, los van hun gebruikelijk milieu. Sinds de start van het project in november 2008, heeft de vzw Amarrage een honderdtal jongeren onder haar vleugels genomen. De vzw werkt uitsluitend voor de Dienst voor Jeugdbijstand, Dienst voor Juridische Bescherming en de Jeugdrechtbank.
H
Doel van de actie is om jongeren toe te laten een nieuw begin te maken via een persoonlijk project, om zich herop te bouwen, zich sociaal te investeren en weer zelfvertrouwen te krijgen. Na hun terugkeer hebben ze een vernieuwde kijk VAN 3 TOT 28 op hun toekomst. FEBRUARI De fotografe Catherine Rombouts heeft het dagelijks leven van de jonBTC geren in hun onthaalgemeenschap in Hoogstraat 147 beeld vastgelegd. Een tentoonstelling 1000 BRUSSEL van 20 foto’s is te bezichtigen in de lokalen van BTC.
Weekdagen van 8u tot 17u
DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN HUMANITAIRE HULP Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 • Fax +32 (0)2 501 45 44 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be