HET MAGAZINE VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
dimensie Handel, visserij, biobrandstoffen:
© Illustratie : Serge Dehaes
Coherentie vereist
DE MYTHE VAN DE GROENE ECONOMIE FOTOREPORTAGE Rijst, meer dan voedsel NIEUWE MINISTER Beleid in continuïteit EEN NIEUW VERDRAG OVER WAPENHANDEL
Nr 2 / 2013 • TWEEMAANDELIJKS MAART-APRIL 2013 • P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht MAART-APRIL 2013
14/15 >
20/23 > 20/2
24-25 >
Minister Labille: Beleid in
Zoe Zoektocht naar een ee en duurzame ssamenleving am m
Naar een doeltreffend verdrag over
continuïteit continuïteiit
wapenhandel?
> DOSSIER
Beleidscoherentie 4 Beleidscoherentie: de ene hand mag niet langer nemen wat de andere geeft 5 “Ook een marginale vooruitgang is een vooruitgang” 6 Een strijd van lange adem 7 Een prioriteit voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking 8 Biobrandstoffen, een oplossing die er geen is 9 De strijd voor de Senegalese ajuin 2 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
10 Visserijovereenkomsten: Goliath vist en David verarmt 11 Beleidscoherentie in België in de praktijk 12-13 EPA’s: moeizaam pad naar handelsovereenkomsten
Gratis atis abonnement op : onnement op: www.dimensie-3.be of per mail aan :
[email protected]
16-18 De vraag van negen miljard 19 Noorden van Mali blijft onveilig
29 Bewustmaking vergt tijd 29-31 Puntkomma
26-27 Value for Money 28 Jongeren in actie
32 8 maart, Internationale Vrouwendag
3
dimensie
Hokjes doorbreken
© Illustratie : Serge Dehaes
Tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) Redactie:
DGD Karmelietenstraat, 15 B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be Redactiesecretariaat: Elise Pirsoul, Jean-Michel Corhay, Chris Simoens Layout en productie: www.mwp.be De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGD of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Dimensie 3 verschijnt 5 maal per jaar om de 2 maanden, behalve in de zomer. Gedrukt op 100% gerecycleerd papier. Abonnement: Gratis in België. In het buitenland enkel de elektronische versie.
In dit nummer geven we opinies over beleidscoherentie vanuit drie verschillende invalshoeken: de onderzoekswereld, de civiele samenleving en het beleid. We geven een stand van zaken van de Belgische situatie en laten de nieuwe minister aan het woord. Een aantal voorbeelden illustreren hoe levensbelangrijk beleidscoherentie kan zijn. Wist u dat gigantische vissersschepen uit de EU de zeeën in het Zuiden leegroven? Maar we kunnen ons ook vragen stellen bij de coherentie van ons economisch stelsel. Kan een systeem dat gestoeld is op winstbejag echt duurzaam zijn? Hoe zou een echt duurzame samenleving eruit kunnen zien? We spraken erover met twee deskundigen. Of wat te denken over de massale hoeveelheden wapens en munitie die elk jaar opnieuw in omloop komen? Hopelijk kan een VN-conferentie in maart daar enigszins paal en perk aan stellen zodat er ook op dat vlak wat meer coherentie komt. Een actueel concept is value for money: over elke cent die uitgegeven wordt voor ontwikkelingssamenwerking, wordt gewikt en gewogen. Een natuurlijke bondgenoot van een coherent beleid? Toch zijn er enige reserves. Ondertussen blijven ngo’s als Vredeseilande zich inzetten om kleine boeren in het Zuiden een menswaardiger bestaan te gunnen. Schitterende foto’s getuigen daarvan. Ook proberen we onze jongeren aan te zetten over de landsgrenzen heen te kijken. La Libre voert hen zelfs letterlijk naar Afrika. Om de wereld leefbaar te houden hebben we een oprecht beleid nodig dat niet langer in hokjes blijft denken. Alles heeft met alles te maken. Hopelijk wordt ‘beleidscoherentie’ meer dan alleen een modewoord. DE REDACTIE
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 3
editoriaal
W
e leven in een complexe wereld. Beleidsvoerders zijn dan ook druk in de weer om talloze zaken in goede banen proberen te leiden: handel, veiligheid, migratie, voedselzekerheid, klimaatverandering en… ontwikkelingssamenwerking. Maar dat mag geen excuus zijn om de verbanden uit het oog te verliezen. Al te vaak merken we dat de mooie woorden zoals ‘iedereen recht heeft op een menswaardig bestaan’ in schril contrast staan met een handelsbeleid dat de kleine boer in het Zuiden vermaalt. Al tientallen jaren hameren de ngo’s op dezelfde nagel. En heel geleidelijk kreeg de politiek er oor naar. Het werd immers steeds duidelijker dat ontwikkelingssamenwerking alleen de ongelijkheid niet uit de wereld kan helpen. Ook andere beleidsdomeinen moeten erbij betrokken worden. Vandaar dat de Europese Unie ‘beleidscoherentie’ en armoedebestrijding centraal geplaatst heeft in het Verdrag van Lissabon. België van zijn kant poogt met rasse schreden zijn achterstand in te halen. Beleidscoherentie is vastgelegd in de nieuwe wet over Ontwikkelingssamenwerking en er is een interministeriële conferentie op til die zich zal buigen over de vraag hoe beleidscoherentie in de praktijk kan gebracht worden. Komt er meer uit dan loze woorden?
BELEIDSCOHERENTIE
BELEIDSCOHERENTIE :
de ene hand mag niet langer nemen
WAT DE ANDERE GEEFT
D
e OESO verstaat onder ‘beleidscoherentie voor ontwikkeling’: “de verenigbaarheid van de officiële ontwikkelingshulp die een donor verleent, met het beleid dat hij in eigen land en in het buitenland voert.” Met andere woorden, de geleverde inspanningen voor ontwikkeling mogen niet teniet worden gedaan door andere internationale beleidsmaatregelen.
Voorbeelden van incoherentie • In sommige landen in het Zuiden bedraagt de aflossing van de staatsschuld meer dan de ontwikkelingshulp. Deze schuld legt een zware hypotheek op de capaciteit van die landen om te investeren in basisvoorzieningen voor de bevolking (gezondheid, onderwijs, enz.). • In de ontwikkelingslanden kunnen de gevolgen van de klimaatverandering (die voor het grootste deel wordt veroorzaakt door de geïndustrialiseerde landen in het Noorden) de positieve effecten van programma’s rond de toegang tot water tenietdoen. • Remittances (geldtransfers van migranten naar hun land van herkomst) vormen een groter bedrag dan de ontwikkelingshulp. Deze bedragen worden evenwel niet benut voor daadwerkelijke ontwikkeling en dat wordt ook niet aangemoedigd. Bovendien wordt de migratiebeperking alsmaar strenger.
• De uitvoer van gesubsidieerde landbouwproducten die onder de productieprijs op de markten van de ontwikkelingslanden worden verkocht, kan de beleidsmaatregelen ter ondersteuning van de gezinslandbouw ondergraven. Het aandeel van de ontwikkelingshulp in de huidige geldstromen bedraagt 13%. In 1970 was dat nog 70%. Het volstaat dus niet om hulp te geven, er moet ook op worden toegezien dat de andere investeringen armoede helpen bestrijden, en ook de fundamentele mensenrechten, de gelijkheid van kansen en het recht op ontwikkeling wereldwijd ten goede komen. EP (Bron: Reflectienota 11.11.11 / CNCD-11.11.11)
DE 5 PRIORITAIRE THEMA’S OP VLAK VAN BELEIDSCOHERENTIE VOOR ONTWIKKELING: • Voedsel • Klimaatverandering • Handel en investeringen • Migratie • Veiligheid (Lijst door EU opgesteld)
© Illustration : Serge Dehaes
Waarom geven we met de ene hand (hulp) wat we met de andere nemen (via schuldaflossing, oneerlijke handel)? Dat is eenvoudig te verklaren. In het raderwerk van de harmonieuze ontwikkeling van een samenleving vormt ontwikkelingssamenwerking maar een klein onderdeel. De ontwikkelingsactoren hebben slechts een beperkte invloed op andere nationale en internationale beleidsdomeinen die een ingrijpend effect hebben op ontwikkeling. Vandaag werken de autoriteiten en de andere Belgische actoren aan een betere beleidscoherentie.
4 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
BELEIDSCOHERENTIE
“Ook een marginale vooruitgang is een vooruitgang” De denk- en doetank ECDPM volgt beleidscoherentie van nabij op. We legden ons oor te luisteren bij adjunct-directeur Geert Laporte.
Waarom is beleidscoherentie zo belangrijk voor ontwikkeling? Men heeft zich gaandeweg gerealiseerd dat ontwikkelingssamenwerking alleen de problemen van de ontwikkelingslanden niet kan oplossen. Hulp kan wel een belangrijke katalysator zijn, maar om echt het verschil te maken moeten ook andere beleidsdomeinen betrokken worden.
piraterij in de Hoorn van Afrika. Armoedebestrijding en ontwikkeling in Afrika wegen minder zwaar door.
© ECDPM
Hoe zit het met coherentie in de ontwikkelingslanden? Ook daar schort inderdaad heel wat. Veel Afrikaanse landen kennen een enorme economische groei, sommige meer dan 10% per jaar. Toch zien we een toenemende ongelijkheid in die landen. Afrikaanse landen moeten dringend zelf Wat zijn de voornaamste werk maken van ernhinderpalen? stige belastingsinning en Om beleidscoherentie herverdeling. Enerzijds mogelijk te maken, heb willen ze af van de traje drie niveaus nodig die ditionele relatie donorop elkaar inspelen: het ontvanger, anderzijds politieke (het beleidssteken ze al te graag kader), het institutionele de hand uit om geld te (de mechanismen) en krijgen. Nog altijd wordt de kennisverwerving. in diverse Afrikaanse Maar met degelijke landen soms tot de helft mechanismen en expervan de nationale begrotise alleen raak je niet tingen voorzien door ver als de hoogste polidonoren. Ook de Afritieke niveaus coherenMen heeft zich kaanse Unie krijgt bijna tie niet mee dragen. En de helft van haar werkdaar hapert het vooral gaandeweg gerealiseerd budget en ruim 90% van omdat hogere belangen dat ontwikkelingshaar programmabudget dan ontwikkelingssa- samenwerking alleen van donoren. Nu Afrika menwerking zoals landde problemen van de meer en meer verdient bouw, handel, veiligheid aan grondstoffen, wordt en defensie de boven- ontwikkelingslanden niet het tijd dat het continent hand halen. kan oplossen. zelf voor zijn instellinWe zien dat ook duigen instaat. Alleen dan delijk in de Eurokan het op een geloofwaardige manier en pese Unie. De EU heeft zowat het meest autonoom zijn belangen verdedigen op geavanceerde beleid voor coherentie. het wereldtoneel. Armoedebestrijding en beleidscoherentie staan centraal in het Verdrag van LissaHoe zie je de politieke wil in bon. Toch draait het in de praktijk anders België evolueren om coherentie uit. Catherine Ashton, de Hoge EU-Vertegenwoordiger voor Buitenlands Beleid, in de praktijk te brengen? reist vooral naar Afrika voor specifieke België is in snel tempo zijn achterstand aan bekommernissen van de EU, zoals de het inhalen. Zo was de Staten-Generaal
ECDPM en coherentie ECDPM (European Centre for Development Policy Management) is een ‘denk- en doetank’ die streeft naar doeltreffende internationale samenwerking tussen Europa en het Zuiden, voornamelijk Afrika. Als zodanig volgt het in Europa van nabij de debatten over beleidscoherentie op. ECDPM voert ook diverse studies uit. Zo heeft het Centrum in 2012 op vraag van Nederland en Duitsland handvatten aangereikt voor het meten van beleidscoherentie. Hoewel niet eenvoudig moet het in de toekomst mogelijk zijn om een soort development friendliness index op te stellen die een betrouwbaar beeld geeft van de mate van beleidscoherentie.
van 2012 aan coherentie gewijd. In de beleidsverklaring van de regering staat de intentie om een interministeriële conferentie te houden, voorgezeten door premier Di Rupo. Maar ik vrees dat het zal blijven bij politieke intentieverklaringen. Kijk naar Zweden, een absolute voorloper qua coherentie. Het land is er al mee bezig sinds de jaren ‘90. Toch blijken vandaag de handelsbelangen ook bij de Zweden, inclusief wapenexport, de doorslag te geven op ontwikkelingsdoelen. Maar de maatschappij in Zweden is wel doordrongen van de bewustwording rond coherentie. Ook in België en heel Europa zien we de bewustwording groeien. We mogen dus niet te negatief zijn. Ook een marginale vooruitgang is een vooruitgang. CHRIS SIMOENS
ONLINE www.ecdpm.org
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 5
BELEIDSCOHERENTIE
Een strijd van
LANGE ADEM Coherentie? Een ruim begrip dat de meest uiteenlopende strijdpunten van de ngo’s omvat. Een gesprek met Nicolas Van Nuffel van CNCD-11.11.11.
© CNCD-11.11.11
U werkt dus nauw samen met de De ngo's vragen al langer om meer minister van Ontwikkelingssacoherentie tussen de nationale menwerking en het kabinet, en beleidsmaatregelen en de ontwikkelingsdoelstellingen… ook met andere instellingen? Ja, al dertig jaar lang vragen we meer Minister Magnette heeft ons bij zijn aancoherentie, maar het woord zelf is nog niet treden meteen gecontacteerd en we zo lang in gebruik. Het was hebben een werkgroep veeleer een gemengde opgericht. We zullen ook lading van gedeelde samen werk maken van een bekommernissen, zoals coherentiemechanisme. de nefaste gevolgen van We hadden al eerder conde landbouwmaatregetact met andere ministers: len of de internationale buitenlandse handel, handel voor de ontwikkeenergie, duurzame ontlingslanden. Stilaan is het wikkeling… Op Europees bewustzijn gegroeid dat niveau maken we deel ontwikkelingshulp slechts uit van het ngo-platform een klein onderdeel is van Concord dat optreedt als Het pleidooi van de ontwikkeling. pleitbezorger bij de EuroDe term en het begrip ngo’s zorgde ervoor pese Commissie. ‘coherentie’ werd pas in dat in België het de jaren 2000 formeel Waarmee bent gehanteerd en nadien politiek bewustzijn u nu bezig? verankerd in het Verdrag omtrent coherentie We werken veel rond het van Lissabon. Het plei- mettertijd is gegroeid. klimaat, het thema van de dooi van de ngo’s zorgde huidige campagne. Zo ervoor dat in België het hebben we een platform politiek bewustzijn omtrent coherentie ‘klimaatrechtvaardigheid’ opgericht dat mettertijd is gegroeid. In het memoranontwikkelings- en milieu-ngo’s samendum dat bij de jongste verkiezingen aan brengt met vakbonden. Dat platform de regering was gericht is het begrip brengt eisen naar voor op internatiozelfs een prioritair thema (zie online). nale Toppen en heeft België onder druk gezet om een meer ambitieus beleid te Kunnen we zeggen dat de ngo’s voeren om de uitstoot van broeikasgashebben gewonnen? sen te beperken. Ja, maar we zullen pas helemaal tevreden zijn als het werk af is. Het thema stond Als het over coherentie gaat, op de agenda van de Staten-Generaal wordt handel vaak met de vinger van 2012 en is nu vastgelegd in de Wet gewezen. Hoe kunnen we winst betreffende ontwikkelingssamenweren menselijke en duurzame king. Ook de verklaringen van de laatste ontwikkeling verzoenen? twee ministers van OntwikkelingssamenAls België zich ertoe verbindt om de ontwerking zijn een stap in de goede richwikkelingsdoelen te halen, maar tegeting. Nu is het zaak de nodige mechanislijkertijd handelsovereenkomsten afsluit men in te voeren (zie p. 11). waarbij de belangen van grote bedrijven
6 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
CNCD-11.11.11 is een koepelorganisatie van Belgische Franstalige ngo’s (11.11.11 is de Nederlandstalige tegenhanger). Een van de taken van CNCD-11.11.11 is de nationale en internationale politieke instanties te wijzen op hun verantwoordelijkheid inzake ontwikkelingssamenwerking en internationale solidariteit.
primeren op ontwikkeling, zitten we met een probleem. Handel op zich is niet schadelijk, maar er is nood aan een zekere commerciële maturiteit om zich op de internationale markt te begeven. Het kandidaatland dat er niet klaar voor is, moet eerst door een fase van protectionisme. Ontwikkelingslanden kunnen het zich niet veroorloven hun grenzen open te stellen. Welnu, de internationale handelsvoorschriften vereisen dat landen zich voor concurrentie openstellen, zonder rekenschap te houden met de maturiteit van het land. Daarom ijveren we voor geleidelijke maatregelen die rekening houden met de handelscapaciteit van een land. De Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) vormen dus een grote splijtzwam? Ja. De civiele samenleving heeft grote inspanningen geleverd om de Afrikaanse staten er bewust van te maken dat de EPA’s een gevaar kunnen zijn voor hun economie. In Senegal bijvoorbeeld weigerde President Wade onder druk van Senegalese en internationale ngo’s de overeenkomsten te ondertekenen die Europa voorstelde (p. 9). Tot nog toe hebben slechts enkele landen EPA’s bekrachtigd. ELISE PIRSOUL
ONLINE Memorandum - 2010 : http://www.cncd.be/IMG/pdf/ memo_13juin_WWW.pdf
EEN PRIORITEIT
BELEIDSCOHERENTIE
voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking © DGD / JM Corhay
LEXICON Samen met de minister van Ontwikkelingssamenwerking houdt ook zijn kabinet de vinger aan de pols van de beleidscoherentie voor de Belgische Ontwikkelingsamenwerking. Een interview met kabinetsmedewerkster Marta Ruiz, bevoegd voor coherentie. mechanisme zal bestaan uit een interministerieel overlegorgaan, coördinatie op het niveau van de administraties en een adviesorgaan voor evaluatie en toezicht (zie p. 11). De eerste stap was de verankering van beleidscoherentie in de vernieuwde wet betreffende de ontwikkelingssamenwerking van 2012 (zie p. 23). Voortaan is het verplicht om vooraf de Belgische federale beleidslijnen te beoordelen op hun effect op ontwikkeling. Het ‘voorzorgsbeginsel’, een effectrapportage ‘duurzame ontwikkeling’ bestaat nu al.
Beleidscoherentie voor ontwikkeling staat hoog op de agenda van de minister van Ontwikkelingssamenwerking en is opgenomen in de nieuwe wet en de onlangs bekend gemaakte beleidsnota. Waardoor heeft coherentie zoveel belang gekregen? Voor Europa evenals voor internationale instellingen zoals de OESO en voor ngo’s is dat een vertrouwd thema. In 2010 legde het Verdrag van Lissabon de lidstaten op om hun beleidsmaatregelen die een effect hebben op ontwikkeling te toetsen aan de ontwikkelingsdoelen. De Belgische ngo’s zijn al geruime tijd vragende partij voor meer coherentie. Ook de OESO wees België op dat zwakke punt. Bovendien is de afgelopen decennia de internationale context gewijzigd. Er zijn nu meer ontwikkelingsactoren en meer mondiale problemen zoals de economische crisis of de klimaatverandering. De wereld wordt er niet eenvoudiger op en door de mondialisering vergroot ook de onderlinge afhankelijkheid. Door de crisis krimpen ook de budgetten van de verschillende departementen. We moeten dan ook bij de les blijven en erop letten dat onze uitgaven voor ontwikkeling niet tegengewerkt worden door het beleid op andere gebieden zoals handel en migratie.
U werkt ook samen met de FOD Financiën… Inderdaad. Eerst kwamen aspecten aan de beurt die rechtstreeks verband houden met ontwikkeling zoals de Bretton Woods-instellingen (IMF, Wereldbank). De gebruikelijke werkwijze is dat Financiën de onderhandelingen met deze instanties voert, maar sinds december maakt ook een ‘adviseur ontwikkelingssamenwerking’ deel uit van de Belgische vertegenwoordiging bij de Wereldbank. De minister wil ook de follow-up door DGD (administratie ontwikkelingssamenwerking) van de activiteiten van Finexpo en het Delcredere versterken. Dat moet de ontwikkelingsrelevantie verbeteren van de door deze instellingen verleende financiering.
Maar die gebieden reiken verder dan de bevoegdheid van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking? We hebben dan ook de aanbevelingen van de OESO gevolgd en werken nu een mechanisme uit om de coherentie op Belgisch niveau te verbeteren. Dat
Kunt u een voorbeeld geven van hoe een beoordeling van beleidslijnen die niet onder de bevoegdheid van ontwikkelingssamenwerking vallen, een negatief ontwikkelingseffect heeft kunnen voorkomen? Men is tot de slotsom gekomen dat het Europees beleid om de consumptie
OESO : Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) met als officiële opdracht beleidsmaatregelen te bevorderen die het economisch en sociaal welzijn wereldwijd ten goede komen. BRETTON WOODS : De Conferentie van Bretton Woods lag aan de basis van economische overeenkomsten die het canvas vormden van het internationaal financieel systeem na WOII. De Wereldbank (WB) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zijn uit deze conferentie ontstaan. DELCREDERE : De Nationale Delcrederedienst (NDD) is de Belgische openbare kredietverzekeraar voor de export. De opdracht van de NDD is de Belgische export te bevorderen door de exporteurs die uitvoeren naar verre risicovolle markten, borgstellingen en een verzekering tegen nietbetaling van vorderingen te bieden. FINEXPO : Finexpo is een interministerieel adviescomité dat wordt beheerd door Buitenlandse Zaken. Het comité bestudeert dossiers die worden ingediend door ondernemingen en/of banken die overheidssteun vragen voor een exportkrediet. (bron : wikipedia)
van biobrandstoffen (geproduceerd uit gewassen) aan te moedigen en zo duurzame ontwikkeling te bevorderen, niet zo’n lovenswaardig doel was. Het had veeleer een averechts ontwikkelingseffect: landroof, minder voedselzekerheid, hogere graanprijzen… In mei 2012 vroeg minister Magnette dat de Commissie de gevolgen van het gebruik van biobrandstoffen op de voedselzekerheid zou onderzoeken. De Commissie heeft nu een voorstel tot wijziging van de teksten over biobrandstoffen ingediend. Dat dossier staat ook op de agenda van de Europese Raad van energieministers en die van milieuministers. ELISE PIRSOUL
ONLINE Beleidsnota: Europese benadering van coherentie: http://ec.europa.eu/europeaid/ what/development-policies/ policy-coherence/index_en.htm
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 7
BELEIDSCOHERENTIE
BIOBRANDSTOFFEN, een oplossing die er geen is… Europa wil zijn aardolieverbruik terugschroeven, maar meer biobrandstoffen inzetten is nefast voor de voedselzekerheid en het milieu.
De EU wil de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen, de strijd aanbinden met de klimaatverandering en voldoen aan de groeiende vraag naar energie. Daarom wil ze het gebruik van biobrandstoffen bevorderen. Twee richtlijnen werden goedgekeurd, waaronder een met de ‘bindende’ doelstelling om tegen 2020 het aandeel van hernieuwbare energie in de transportsector te verhogen tot 10%. Volgens het Internationaal Energieagentschap moet de EU haar productie tegen 2020 verdrievoudigen, als ze haar doelstelling van 10%1 wil verwezenlijken. Maar een groot deel van de biobrandstoffen zal vooral uit het buitenland moeten komen, volgens de Wereldbank (WB), zelfs meer dan de helft van de vraag. Op het eerste zicht lijkt dat een lovenswaardig opzet. Toch liggen biobrandstoffen zwaar onder vuur omdat ze haaks staan op de ontwikkelingsdoelstellingen van de EU, vooral dan op vlak van voedselzekerheid.
Landroof Door de productie van biobrandstoffen te verhogen, neemt de druk op miljoenen hectaren grond toe. Het Europese beleid werkt een lucratieve markt in de hand die bedrijven aantrekt die gespecialiseerd zijn in de grootschalige productie van biobrandstoffen en maakt daardoor vruchtbare gronden in de ontwikkelingslanden aantrekkelijker. Het gevolg is dat hele gemeenschappen vaak geen toegang meer hebben tot de natuurlijke
© Titom / CNCD
Europa bevordert gebruik biobrandstoffen
armste landen die afhankelijk zijn van de import van voedsel om de voedselzekerheid van hun bevolking veilig te stellen. Een hogere productie van biobrandstoffen doet de voedselprijzen stijgen waardoor voedsel voor de armste verbruikers vaak onbetaalbaar wordt en dat valt niet te rijmen met het ontwikkelingsbeleid. Het gebrek aan samenhang is bovendien ook omstreden omdat de productie van biobrandstoffen meer kost dan die van fossiele brandstoffen3 waarvoor Europa flink wat steun uittrekt.
Wijziging van decreet?
hulpbronnen (grond, water, woud) waardoor hun recht op voedsel zwaar onder druk komt te staan. Volgens Olivier De Schutter, VN-vertegenwoordiger voor het recht op voedsel, is de vermindering van de graanvoorraden wereldwijd met 13% tussen 2009 en 2011 voor twee derden toe te schrijven aan de EU en de VS, met name door de vraag naar biobrandstoffen2. De WB schat dat Europese bedrijven hiervoor al tussen 3 en 5 miljoen hectaren grond hebben aangekocht.
Hogere prijzen De Europese doelstelling van 10% biobrandstoffen veroorzaakt ook spanningen op de landbouwmarkten waar de prijzen instabiel zijn en vooral een stijgende tendens vertonen. Dat is vooral nefast voor de
Als reactie op deze kritiek en in het licht van andere tegenstrijdigheden in het milieubeleid stelde de Europese Commissie een wijziging van de richtlijn hernieuwbare energie voor. Ze wil in de EU-transportsector het verbruik van op voedingsgewassen gebaseerde biobrandstoffen in 2020 beperken tot 5%. Maar ze raakt niet aan de doelstelling van 10% hernieuwbare energie. De ngo’s wijzen op een gebrek aan realiteitszin, want voor deze biobrandstoffen bestaan er vandaag geen alternatieve producten: alternatieve elektrische energie, biobrandstoffen van de tweede generatie op basis van afvalstoffen en restmaterialen. Het plafond ligt hoe dan ook te hoog omdat het huidige gemiddelde verbruik van biobrandstoffen op basis van landbouwgewassen amper 4% bedraagt en de voedselzekerheid nu al sterk in het gedrang komt. De Belgische ngo’s hebben Minister Wathelet gevraagd om in de Ministerraad een uitgesproken standpunt in te nemen. Het voorstel van de Commissie wordt momenteel in de Raad en in het Parlement besproken. VIRGINIE PISSOORT SOS FAIM
1
PROJECT MARKALA in Mali De WB, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de EU-lidstaten financieren in het gebied van het Office du Niger het suikerproject Markala. De leiding van het project is in handen van een firma die werd opgericht door de Zuid-Afrikaanse groep Illovo en de Malinese regering. De jaarlijkse streefproductie is 190.000 ton suiker en 15 miljoen liter ethanol. Maar het project heeft rechtstreekse gevolgen voor 155.000 personen. Ook al wordt voorzien in compensaties voor de lokale bevolking, op termijn komt voor de meesten van hen de toegang tot voedsel in het gedrang. Want hun weiden worden omgevormd tot suikerrietplantages.
8 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
GLOBO, driemaandelijks tijdschrift van OxfamSolidariteit, Dossier “Biobrandstoffen: Staart Europa zich blind op biobrandstoffen”, nummer 38, juni 2012, p. 8.
2 Het is betreurenswaardig dat bij de omzetting in Belgisch recht niet is voorzien in striktere sociale criteria. 3
De meerkost voor de productie van biobrandstoffen ligt in de EU 30% tot 75% hoger voor biodiesel en 40% tot 80% hoger voor ethanol, afhankelijk van de evolutie van de prijs van een vat olie, de grondstoffenprijzen en de wisselkoers euro/dollar.
BELEIDSCOHERENTIE
DE STRIJD VOOR DE SENEGALESE AJUIN In 2007 slaagt de civiele samenleving in Senegal erin een halt toe te roepen aan een incoherente handelsovereenkomst met de EU. Het gevaar bestond dat de Senegalese kleine boeren verpletterd werden door goedkope invoer. Symbool van de strijd: de ajuin.
S
enegal, gelegen tussen de WestAfrikaanse kust en de Sahel, heeft meerdere troeven in handen om zijn ontwikkeling met optimisme tegemoet te zien. Maar omdat het land net zoals de buurlanden nog gebukt gaat onder de nasleep van de Europese kolonisatie, slaagde het er tot nog toe niet in het heft in eigen handen te nemen na de onafhankelijkheid. Senegal maakt deel uit van de minst-ontwikkelde landen. 70% van zijn bevolking g is landbouwer en meer dan de helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens. degrens. Nogal evident dus dat maatregelen en die verband houden met de lokale landbouw dbouw ook een invloed hebben ben op de leefomstandigheden den van de bevolking. Senegal wordt al lang onder druk gezet om zijn handel te liberaliseren. Sinds 2000 werkt de EU immers ers aan Economische Partnerschapsakrschapsakkoorden (EPA’s) met de landen van Afrika, hett Caribisch gebied en de Stille le Oceaan. De EPA’s moeten n leiden tot open grenzen (zie e p.12). Er werd van uitgegaan n dat Senegal uiterlijk eind 2007 een overeenkomst zou u ondertekenen, samen mett zijn WestAfrikaanse partners. rs. Maar dan komt het Senegalese Sociale Forum (Forum orum social sénégalais) in actie, e, onder de coördinatie van CONGAD, partner van CNCD-11.11.11. D-11.11.11. In 2007 wordt hett hele jaar campagne gevoerd rd rond een product dat symbool mbool staat voor de lokale landbouw: ndbouw: de ajuin. Het is immerss opmerkelijk dat hoewel deze eze groente bij de bereiding van an 95% van de Senegalese maaltijden wordt gebruikt, tot ot 40% van de verbruikte hoeveelheid oeveelheid
wordt ingevoerd. Welnu, als Senegal zou besluiten zijn grenzen open te stellen voor de Europese gesubsidieerde landbouwproducten, dan zouden de prijzen op de lokale markten ineenzakken, met alle nefaste gevolgen vandien voor de producenten. CONGAD zet een tweevoudige campagne op. Enerzijds roept ze producenten en consumenten op de Senegalese ui te steunen. Op een paar maanden tijd groeien vakverenigingen, g g g , ngo’s g en vrouwenbewegingen uit tot verdedigers van de ui. Er komen steeds meer verkooppunten en de aankoop van lokale uien groeit
uit tot het symbool van de strijd voor de lokale landbouw. Dit symbool is trouwens ook terug te vinden in de campagne voor voedselsoevereiniteit van CNCD-11.11.11. Resultaat: de lokale uienproductie bereikt een ongekende hoogte. Maar de campagne van CONGAD draait net zo goed om een tweede gegeven, dat even belangrijk is: het nationale verzet tegen het Economische Partnerschapsakkoord. In de optochten van 1 mei roepen de manifestanten “Stop p de EPA’s!” Begin juni nemen meer dan 800 80 mensen deel aan een mars in Dakar. De organisatoren stellen alles in het werk om hun stem te laten horen: niet aalleen tijdens confede universiteiten of renties op d interviews in i de media, maar rechtstreekse contacten ook in recht onderhandelaars en de met de onde minister van Handel. Dit alles wo wordt bekroond met fantastische overwinning: een fantasti nochtans openlijk liberale de nochtan president Wade die voorstander is van alle vormen handelsverkeer, laat eind van handel 2007 weten dat hij weigert het ondertekenen onder EPA te ond die de EU de voorwaarden voorwa slaagde voorstelt. CONGAD C het tij te keren, dank er dus in he mobilisatie van het volk. zij de mobi meer is, de regering En wat me maatregelen neemt een aantal a om de lokale loka uienproductie te beschermen. De coördinator bescherme social sénégavan het Forum For Mignane Diouf, verwoordt lais, Mignan is iedereen het zo: “Vandaag “Va voor het in Senegal gewonnen g EPA in de betekenis die wij eraan wilden geven. We mogen er zijn op het werk dan ook fie dat we hebben verzet, maar heb het partnerschap met vooral op he CNCD-11.11.11.” CNCD-11.1 NICOLAS VAN NUFFEL N CNCD
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 9
© Rob Bouwman - Fotolia
BELEIDSCOHERENTIE
Visserijovereenkomsten:
GOLIATH VIST EN DAVID VERARMT Terwijl de kleine vissers in de ontwikkelingslanden hun visbestanden zien slinken, slepen gigantische vissersschepen hun netten voor de kust over de zeebodem. De vangsten van deze schepen, die meestal van Europese origine zijn, zijn bijna volledig voor Europa bestemd als gevolg van visserijovereenkomsten die door de civiele samenleving als oneerlijk worden bestempeld.
David tegen Goliath Goliath staat voor reuzegrote schepen, soms langer dan een voetbalveld, die netten van 60 km lang kunnen voortslepen. Gesubsidieerd en toegerust met spitstechnologie kunnen zij via radar scholen vissen opsporen, die zelfs nog op zee worden diepgevroren. De voorraden worden verkocht aan de grote
10 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
merken van diepvriesproducten of aan internationale groothandelaars. Daar kan niemand tegen op. David is de kleine Senegalese, Mauritaanse of Ecuadoraanse visser. Visser van vader op zoon. Zijn vangst is voor eigen gebruik en voor de verkoop. Zijn beroep vormt de pijler van de familiale economie. Over heel de wereld zijn meer dan 30 miljoen mensen, onder wie het grootste deel (95%) in ontwikkelingslanden, rechtstreeks afhankelijk van de visserij om te kunnen overleven. In Senegal werkt één persoon op zes in de visserijsector. De landen van de OESO voeren zo’n 60% van hun vis in uit ontwikkelingslanden. Welnu, als Goliath vist, verarmt David.
Gevolgen voor mens en milieu Visbestanden vormen geen ‘productie’ die naar believen te regelen valt. Vissen hebben tijd nodig om zich voort te planten en de mariene ecosystemen moeten zich kunnen herstellen. Met zijn gigantische capaciteit is de Europese visserijvloot al verantwoordelijk voor de overbevissing van bijna 9 van de 10 soorten in de Europese wateren. Door hun activiteiten naar de ontwikkelingslanden te verplaatsen, slinken ook daar de visbestanden. Het net van de Senegalese,
Somalische of Colombiaanse vissers weegt steeds lichter. Moeten zij op zoek naar ander werk? De Europese Unie heeft momenteel 16 partnerschapsakkoorden over visserij (die deel uitmaken van de EPA’s), waarvan 7 met landen uit West-Afrika. Ze krijgen een compensatie van 3 tot 6 % voor de schepen die in hun wateren vissen. In theorie wil het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) het herstel van het visbestand en van de ecosystemen bevorderen en overbevissing vermijden. De werkelijkheid is anders. Het GVB wordt momenteel herwerkt en moet eind 2013 voltooid zijn. Er zou een trend zijn om de visquota voor de verschillende vissoorten te verlagen. De lobbyisten hebben dus een nieuw werkterrein voor de komende maanden. Voor CNCD-11.11.11 ligt de huidige uitdaging van de ontwikkelingssamenwerking niet meer in het leren vissen, maar in het voorkomen dat de zeebodem nog langer wordt leeggeplunderd. ELISE PIRSOUL Bron: OCDE: Fisheries: improving policy coherence for development. http://www.un.org/en/sustainablefuture/oceans.shtml www.sourceOECD.org http://www.greenpeace.org/belgium/nl/wat-doen-we/ Oceanen/thematische-fiches/
© DGD / E. Pirsoul
De keerzijde van het bord Hou je van vis? Lukt het om geregeld tegen een betaalbare prijs vis op tafel te zetten? Dat heb je dan te danken aan het gemeenschappelijk Europees visserijbeleid waardoor onze vissersschepen zich in verre en visrijke wateren kunnen bevoorraden. Het visbestand in onze Europese wateren is de laatste decennia immers sterk teruggelopen. De Europese industriële vloot heeft namelijk de capaciteit om twee- tot driemaal meer vis te vangen dan de Europese wateren bevatten. 90% van de soorten waarop in Europa wordt gevist zijn met uitsterven bedreigd. Momenteel zoeken de vissersschepen verre visgronden op, maar de kans is groot dat met dit tempo over 10 jaar ook in de ontwikkelingslanden de reserves zijn uitgeput, met rampzalige gevolgen voor mens en milieu.
BELEIDSCOHERENTIE
BELEIDSCOHERENTIE IN BELGIË IN DE PRAKTIJK België moet zijn beleidscoherentie voor ontwikkeling nog in de praktijk brengen. Binnenkort zal daartoe een interministeriële conferentie worden bijeengeroepen. Onderstaand schema toont de mogelijke mechanismen die tot beleidscoherentie kunnen leiden. Kris Panneels en Chris Simoens
1 4
Interministeriële conferentie
Ontwikkelingssamenwerking = DGD
Kamer / Senaat
Adviesorgaan + werkgroep ngo DGD - vakbonden
Overige administraties
Federale overheidsdiensten = administraties
2 1
3
Federale ministers
Parlementaire commissie beleidscoherentie
2
INTERMINISTERIËLE CONFERENTIE
INTERDEPARTEMENTAAL OVERLEGORGAAN
overleg tussen de federale ministers over de beleidscoherentie voor ontwikkeling. Zij kan een krachtig politiek signaal uitzenden naar alle betrokkenen en alle federale en niet-federale overheden verenigen rond een gemeenschappelijke doelstelling.
overleg tussen de verschillende administraties, dus op niveau van de ambtenaren, om de beslissingen van de interministeriële conferentie uit te voeren.
Interdepartementaal overlegorgaan
3
4
EXTERN ADVIESORGAAN kennis- en onderzoekscentrum over beleidscoherentie voor ontwikkeling dat op een onafhankelijke wijze aanbevelingen doet. Eventueel aangevuld met een werkgroep met vertegenwoordigers van de ngo’s, de administratie ontwikkelingssamenwerking DGD en de vakbonden.
EVENTUEEL EEN PARLEMENTAIRE COMMISSIE 'BELEIDSCOHERENTIE VOOR ONTWIKKELING' volgt op in hoeverre er in de praktijk werkelijk sprake is van beleidscoherentie.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 11
EPA’s © 11.11.11
moeizaam pad naar handelsovereenkomsten
© European Union
© 11.11.11
In 2002 begonnen tussen de Europese Unie en 79 landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACP) onderhandelingen over economische handelsovereenkomsten. Bedoeling was om in januari 2008 vrijhandelszones op te richten tussen de EU en de zeven regionale groepen die samen de ACP-landen vormen. Maar de landen uit het Zuiden vinden dat deze marktopening hun nationale belangen niet behartigen. Nu, vijf jaar later, hebben de onderhandelingen flink wat vertraging opgelopen en blijken ze nog altijd een punt van controverse. Waarom EPA’s?
Kansen en uitdagingen
De bevoorrechte betrekkingen tussen de EU en de ACP-landen gaan terug tot de begindagen van de Europese gemeenschap (zie tijdslijn). De EPA’s zijn het handelsgedeelte van de Overeenkomst van Cotonou die in 2000 in de plaats kwam van de Lomé-verdragen (zie tijdslijn). In de overeenkomsten is ook aandacht voor ontwikkeling en armoedebestrijding. Het handelsstelsel van Lomé was gestoeld op ‘niet-wederkerige handelspreferenties’ voor de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Deze landen mochten meer dan 95% van hun producten vrij van douanerechten uitvoeren naar de Europese markt maar mochten wel invoerrechten heffen op producten uit Europa. Maar dat stelsel had niet het verhoopte hefboomeffect en kon zelfs niet verhinderen dat de ACP-economieën zwaar terrein verloren op de wereldmarkt. Bovendien dienden landen van Latijns-Amerika en Azië klacht in bij de Wereldhandelsorganisatie WTO omdat ze de handelspreferenties concurrentievervalsend vonden. Met de vrijmaking van de wereldhandel viel het doek definitief over het handelsstelsel van Lomé. Om te voldoen aan de WTO-voorschriften startte de EU daarop de EPA’s op.
Met de EPA’s is de tijd gekomen om de betrekkingen tussen Europa en de ACPlanden een andere wending te geven, vooral ook nu Afrika uitkijkt naar andere handelspartners en China zijn aanwezigheid op het Afrikaanse continent stevig verankert. De overeenkomsten zorgen voor een betere toegang van de export uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan naar de EU en voor het eerst doet het wederkerigheidsbeginsel zijn intrede. Voortaan moeten ook de ACP-landen hun tarieven ontmantelen en hun markten openstellen voor Europese producten. Vrijhandelszones staan garant voor regionale integratie, meer investeringen en groei en de betrokken landen veroveren, op termijn, een plaats in de wereldeconomie. Alleen werd van in het begin veel weerwerk geboden door politieke gezagsdragers en organisaties uit de civiele samenleving van de ACP-landen die daarbij de steun kregen van Europese ngo’s. Afrikaanse boerenverenigingen waaronder ROPPA (Réseau des Organisations paysannes et des producteurs d’Afrique de l’Ouest) riepen op tot betogingen tegen de EPA’s omdat ze daarin geen motor voor ontwikkeling zagen.
12 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
De ACP-landen vrezen vooral dat zij inkomsten zullen verliezen door de lagere douanerechten. Verder menen zij dat de nog jonge Afrikaanse producenten het niet kunnen opnemen tegen de meer concurrerende Europese producten. Sommigen gaan zelfs zo ver om de EPA’s te zien als de oorzaak van de vernietiging van productieketens, het failliet van de kleine landbouw en de verarming van de plattelandsbevolking. De EU wil best oor hebben naar de rechtmatige bekommernis van de partnerlanden maar tegelijk wil ze komaf maken met misvattingen en onterechte vrees. “Het is zeker niet de bedoeling dat we de markten van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan laten overrompelen door horden Europese exporteurs die kwijlend in de startblokken staan… We willen er zeker van zijn dat de liberalisering van de handel de ontwikkeling van deze landen echt ten goede komt”, aldus Pascal Lamy in 2002, toenmalig Europees commissaris voor Handel1. De WTO wou de EPA’s in januari 2008 in werking zien treden, op straffe van sanctie. Maar de EU haalde die datum niet, althans niet voor volledige overeenkomsten. Daarom stelde ze tijdelijke
Het Verdrag van Rome tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (1957) verleent de Franse en Belgische kolonies in Afrika de status van geassocieerde Staten.
1963-1975
BELEIDSCOHERENTIE
In 2000 maakt Lomé plaats voor de Overeenkomst van Cotonou dat via Economische Partnerschapsakkoorden de ACP-landen tegen 2020 wil helpen aansluiten bij de wereldeconomie.
1975
2000 © 11.11.11
1957
Na de dekolonisatie ontstaat krachtens de Overeenkomsten van Yaoundé (1963-1975) een associatie tussen de EEG en een aantal Franstalige Afrikaanse landen. Later vormen zij samen met Commonwealth-landen en voormalige Britse kolonies, de groep van ACP-landen.
In 1975 legt de Overeenkomst van Lomé de basis voor vernieuwende samenwerking. De Overeenkomst werd het schoolvoorbeeld van Noord-Zuidpartnerschap dat voor de ACP-landen het pad zou effenen voor een bevoorrechte toegang tot de Europese markt en substantiële ontwikkelingshulp en dat ruimte schiep voor politieke dialoog. g
© European Union
overeenkomsten voor waardoor de partnerlanden de vrije toegang tot de Europese markt behielden. Intussen kon verder worden onderhandeld over alomvattende EPA’s.
Ingewikkeld proces De EPA’s voorzien in een periode van geleidelijke liberalisering. Deze is gespreid in de tijd en verloopt asymmetrisch in die zin dat de ACP-landen minder zware inspanningen moeten leveren. De onderhandelingen gaan over gevoelige ACP-producten die buiten de overeenkomsten vallen, over de overgangsperiode (tussen 15 en 25 jaar) en over de begeleidende maatregelen. De Europese Unie zal het proces ondersteunen via regionale bijstandspakketten en uitgebreide ontwikkelingsprogramma’s2, gefinancierd met bilaterale bijdragen De groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan is een intergouvernementele organisatie die in 1975 werd opgericht ingevolge de Overeenkomst van Georgetown. De instanties zijn: de Top van ACP-staatshoofden, de Raad van ministers, het Comité van ambassadeurs en het in Brussel gevestigde secretariaat. De aanvankelijke opdracht was de samenwerkingsovereenkomsten met de Europese Gemeenschap te onderhandelen en uit te voeren. Gaandeweg werd het werkgebied van de organisatie ruimer. De groep bestaat weliswaar uit landen op drie continenten maar streeft toch naar een eensgezind en solidair standpunt ten aanzien van mondiale problemen. De organisatie telt 79 leden: de 48 landen van sub-Sahara Afrika, 16 landen uit het Caribisch gebied en 15 landen uit het gebied van de Stille Oceaan.
van de lidstaten, waaronder België, en bijdragen van het Europees Ontwikkelingsfonds. De ernstige fi nanciële crisis waar Europa nu onder gebukt gaat, doet natuurlijk de vraag rijzen of er voldoende middelen beschikbaar zijn. Bovendien zijn de onderhandelingen niet eenvoudig omdat de ACP-landen als gesprekspartner een heterogene groep zijn die zelfs binnen eenzelfde regio van status verschillen. Zo hebben de minst ontwikkelde landen (MOL), die meer dan de helft van de ACP-landen uitmaken, belangen die verschillen van die van de andere landen. Want zij behouden hoe dan ook hun voordelige positie dankzij het initiatief ‘Alles behalve wapens’ waardoor ze sinds 2001 rechten- en quotavrij toegang hebben tot de Europese markt. De meer ontwikkelde landen genieten deze voordelen niet. Als ze geen EPA met de EU tekenen, leveren ze in en komen ze alleen nog in aanmerking voor het minder voordelige stelsel van algemene preferenties.
14 jaar onderhandelen Tot op heden heeft alleen het Caribisch gebied een alomvattende EPA met de EU getekend (2008). Een aantal landen tekenden tussentijdse overeenkomsten, met name Ivoorkust en Ghana (WestAfrika), Kameroen (Centraal-Afrika), Mauritius, de Seychellen, Zimbabwe en Madagascar (Oost- en Zuidelijk Afrika), Botswana, Lesotho, Swaziland en Mozambique (Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika), Papoua-Nieuw Guinea en Fiji (Stille Oceaan).
Met een groep landen, in hoofdzaak MOL, bestaat zelfs nog geen tussentijdse overeenkomst. Meer ontwikkelde staten die nog niet hebben getekend, zoals Kenia, staan onder druk, met Nigeria als opmerkelijke uitzondering, maar dat is dan ook een olie-exporterend land. Om in orde te zijn met de regels van het WTO stelde de Europese commissie een nieuwe deadline voor. Landen die hun EPA niet goedkeuren tegen 1 januari 2014 hebben niet langer vrije toegang tot de EU-markt. De ACP-landen wezen op het risico van een verdere marginalisering van hun positie maar Europees commissaris voor Handel Karel De Gucht ziet het optimistischer in: “Met voldoende politieke wil, een consensus over de gemeenschappelijke belangen en een realistische inschatting van de verwachtingen van de partijen, kunnen we het goedkeuringsproces zo vlug mogelijk en zeker vóór 2014 voltooien3.” Het Europees parlement verschoof de streefdatum naar januari 2016. Dat is 14 jaar na het begin van de onderhandelingen. De secretarisgeneraal van de ACP-groep, de Ghanees Mohamed Ibn Chambas verwoordt het als volgt: “Deze extra termijn van twee jaar is een kans om in een serener onderhandelingsklimaat te werken en zo beslissingen te nemen die voor alle partijen billijk en voordelig zijn4.” ANNE-MARIE MOURADIAN 1
RFI 27/09/2002
2
PAPED: ACP-ontwikkelingsprogramma’s
3
Bron: Europese Commissie
4
Bron: Secretariaat ACP.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 13
Beleid in continuïteit Op 17 januari 2013 werd Jean-Pascal Labille benoemd tot nieuwe minister voor Ontwikkelingssamenwerking1. Daarmee volgt hij Paul Magnette op. We legden hem enkele vragen voor over zijn visie op ontwikkelingssamenwerking. Welke aspecten van uw vorige beroepservaring kunt u voor ontwikkelingssamenwerking gebruiken? Hoe stond u er tegenover voordat u minister werd? Ik zie ontwikkelingssamenwerking als een van de meest concrete uitingen van solidariteit. Omdat dit soort hulp niet meteen verband houdt met onze dagelijkse beslommeringen, is ze in wezen belangeloos. Ontwikkelingssamenwerking staat voor de de bewustwording van onze plichten als wereldburger. Dat is een waardevolle les die me al zeer jong werd bijgebracht en die later de leidraad werd bij mijn werkzaamheden aan het hoofd van de Socialistische Ziekenfondsen. Hebt u tijdens uw vorig werk specifieke ervaring met de civiele samenleving opgedaan? Hoe ziet u de betrekkingen met de ngo’s in uw nieuwe functie? Ngo’s zijn een van de belangrijkste actoren. Laat me het zo stellen dat politici verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming, en de ngo’s voor de acties op het terrein. Daarom wil ik met de ngo’s dezelfde relaties onderhouden als mijn voorganger Paul Magnette. Wij streven allemaal hetzelfde doel na. Mijn beroepservaring leerde me dat we samen sterker staan om ambitieuze doelstellingen te verwezenlijken. En er wachten ons een aantal grote dossiers: de beleidscoherentie voor ontwikkeling, de doeltreffendheid en doelmatigheid van onze hulp, de middelen voor de uitvoering van de internationale verbintenissen die we zijn aangegaan, enz. Al deze uitdagingen vereisen een nauwere samenwerking, meer bepaald met de ngo’s.
14 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
Er wordt vaak gesproken over beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling. Hoe ziet u dat? Coherentie is een van de beleidslijnen van mijn voorganger waaraan ik de komende maanden concreet uitvoering wil geven. In 2013 plan ik daarover een Interministeriële Conferentie. Daarnaast wordt de samenwerking met andere federale departementen en gedecentraliseerde overheden versterkt: met de FOD Financiën voor alles wat betrekking heeft op de Wereldbank en het IMF, met de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor alles wat betrekking heeft op FINEXPO en de Nationale Delcrederedienst, met de gewesten en gemeenschappen op complementaire bevoegdheidsgebieden. Welke adviezen heeft uw voorganger, Paul Magnette, u meegegeven? Toen Paul zijn ministerportefeuille aan mij overdroeg, zei hij: “Ontwikkelingssamenwerking hoog op de agenda van de regering krijgen, dat zal wellicht je moeilijkste opdracht zijn. Laat je onder geen beding van die opdracht afbrengen.” En ik zeg u dan ook met stelligheid dat dat mijn grootste betrachting is. Kunt u zich vinden in zijn beleid? Welke zijn uw prioritaire aandachtsgebieden? Met de huidige crisis is het van het grootste belang een zo doeltreffend mogelijk beleid voor ontwikkelingssamenwerking te voeren. Ik werk dus verder met de prioritaire aandachtsgebieden van Paul Magnette, met name de beleidscoherentie en de doeltreffendheid.
Beleidscoherentie is een niet te onderschatten opdracht. Door de herziening van de Wet betreffende Internationale samenwerking van 25/05/1999 kreeg beleidscoherentie een wettelijke grondslag, het is nu op alle beleidsmaatregelen van de federale regering van toepassing. Daarom worden in 2013 de nodige mechanismen in het leven geroepen (zie p. 11). Ook de doeltreffendheid van de Belgische officiële ontwikkelingshulp is prioritiar. Een nieuw koninklijk besluit beoogt een betere afstemming van de interventies van ngo’s, vakorganisaties, universiteiten, steden en gemeenten enz. op de noden van hun partners, meer synergie tussen de Belgische actoren, en een betere onderlinge werkverdeling op basis van de specifieke expertises. De interventies van de niet-gouvernementele actoren worden ook beter afgestemd op de landenprogramma’s van de gouvernementele samenwerking. België ging de verbintenis aan om tegen 2015 0,7% van het BNP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Maar de ‘buitengewone budgettaire omstandigheden’ gooiden roet in het eten. Hoe denkt de regering haar verbintenissen alsnog na te komen? Vooreerst mogen we niet uit het oog verliezen dat België nog steeds een van de grootste donoren is in relatieve termen (6e7e plaats, afhankelijk van het jaar) en zelfs in absolute termen (13e). Op het budget 2013 wordt 0,51% uitgetrokken voor de Belgische ontwikkelingshulp, wat nog steeds in de lijn ligt van de verbintenissen binnen de Europese Unie om tegen 2015 de doelstelling van 0,7% te halen. Maar de daling naar 0,54% in 2011 en misschien 0,47% in 2012 is een alarmsignaal dat ons opnieuw op de goede weg moet zetten zodra de economische situatie het mogelijk maakt. Net zoals de overige federale departementen, heeft ook Ontwikkelingssamenwerking inspanningen moeten leveren
© DGD / D. Ardelean
BELEID
Met de huidige crisis is het van het grootste belang een zo doeltreffend mogelijk beleid voor ontwikkelingssamenwerking te voeren.
om de nodige bezuinigingen te kunnen doorvoeren en zodoende trouw te blijven aan de, evenzeer Europese, verbintenissen om het nationale begrotingstekort in te perken. Is dat jammer? Ja. Komt het Belgische aandeel voor ontwikkelingssamenwerking daardoor in gevaar? Ik zal al het nodige doen om dat te voorkomen. We bevinden ons in de laatste rechte lijn om de Millenniumdoelen tegen 2015 te halen. Wat kunnen we doen om ze te halen? De huidige context van crisis en bezuinigen maakt het moeilijk, maar we mogen niet ontmoedigd raken. We moeten ervoor zorgen dat de beleidsmaatregelen die we uitvoeren, een hefboomeffect hebben. Dat is des te noodzakelijker omdat er in de komende maanden een fundamenteel debat gevoerd wordt over post2015. Namens België zal ik pleiten voor een nieuw kader dat wordt uitgebreid met doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, met de garantie dat de minst ontwikkelde en meest kwetsbare landen bijzondere aandacht krijgen. Daarnaast pleit ik voor een op rechten gebaseerde ontwikkeling, zoals het recht op ontwikkeling, het recht op gezondheid, het recht op onderwijs, water en voedsel, fatsoenlijk en duurzaam werk, sociale bescherming, toegang tot energie, enz. Momenteel wordt Mali geteisterd door een zware politieke en humanitaire crisis. Overweegt België bijzondere maatregelen? De gebeurtenissen in Mali hebben de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ertoe gedwongen al in maart 2012 een aantal maatregelen te nemen. De lopende projecten in het noorden van Mali werden door de onveilige situatie opgeschort. En de steun aan de Malinese ministeries werd bevroren. België blijft evenwel zijn steun verlenen aan ngo-projecten en aan de humanitaire hulp. Wat de gouvernementele samenwerking
betreft, konden de activiteiten die de bevolking rechtstreeks ten goede komen, twee maanden later worden hervat tot aan het uitbreken van de vijandelijkheden. Zodra de militaire situatie het toelaat, zal ik de resterende bedragen van de projecten die werden stopgezet opnieuw toewijzen in samenspraak met de regering van Mali. De sectoren die voor gouvernementele samenwerking met Mali in aanmerking kwamen (landbouw en voedselzekerheid) en ook de opgeschorte projecten, lijken nog altijd relevant. Twee projecten in het noorden werden evenwel definitief stopgezet. De nog resterende bedragen
(ca 4 miljoen euro) kunnen besteed worden aan een multidonorenprogramma. Momenteel bestuderen we een FransCanadees voorstel. Ook de voorbereiding van een nieuw samenwerkingsprogramma werd opgeschort. Zodra de politieke situatie in Mali het toelaat, zal België samen met de Europese Unie werk maken van een gezamenlijke programmering. EP
1
Volledige titel: Minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 15
DE VRAAG VAN NEGEN MILJARD In 2050 zijn we met 9 miljard mensen op aarde. Kunnen we ervoor zorgen dat al die monden genoeg te eten krijgen? In Indonesië toont Vredeseilanden aan dat het kan: méér rijst oogsten met mínder water en enkel natuurlijke meststoffen. Fotograaf Jimmy Kets legde de Indonesische rijstcultuur vast op beeld. Want rijst is er veel meer dan voedsel alleen. p het Indonesische I do In d nesiische h eil eiland iland d Java leven en werken boerenfamilies al in de toekomst. koms ko mst. t. Met Met steun ste teun un van van Vr Vree deseilanden deseilan n de den n groepeerden g ro roep epee eerd rden en meer m ee e r dan d n da 3.300 boeren en 3.30 3. 300 0 bo boer eren en e n boerinnen boer bo erin inne nen n rond de stad boerenorganisatie. st ad d Solo zich in een boerenor orga gani n satie. Door samen te werken kunnen ze meer rijst aanbieden en betere prijzen onderhandelen met de handelaars. Bovendien produceren ze méér rijst met mínder
O
De bruisende stad Solo ligt in één van de meest dichtbevolkte gebieden ter wereld.
16 MAART-APRIL 16 MA M AAR ART T--A AP PRI PR RIL 20 2 2013 0 013 13 I d 13 dimensie ime im en nsi sie 3
Onder andere door de velden niet water. O nd der and dere do d or d e veld lden nie i t meer te bevloeien, maar door de zaailingen minder dicht te planten op een vochtige bodem. Ze gebruiken daarenkel natuurlijke meststoffen, bijj en bi enke kell na natu tuur urli lijk jke e me mest stst stof offe fen, n, zzodat odat eeuwig elke vierkante meter grond voor ee eeuw uwig wordt vruchtbaar blijft. Ieder jaar word dt hu hun oogst beter. Daardoor kunnen ze een van de meest dichtbevolkte gebieden ter wereld voeden. En verdienen de boeren nu dubbel zoveel als in 2008.
bewijzen Zo b Z ewij ijzen de d leden led den van de de organiorga nii satie Appolii dat kleinschalige boerenfamilies de sleutel voor de toekomst hebben. hebb bben. Twee Twee derde der erde de van v an de de mensen mens me nsen en honger die e ho hong nger er llijden, ijijde den, n, lleeft eeft ee ft iin n ee een n boerenboer bo eren en-familie. een fami mili lie. e. Als A ls zij zij e en iinkomen nkom nk omen en verdienen ver erdi dien enen en landbouw, met duurzame landb dbou ouw, w werken wer erke ken n ze zichzelf uit de armoede, voeden ze de wereld en verlichten ze de druk op de planeet. NELE CLAEYS
ONLINE www.vredeseilanden.be
FOTOREPORTAGE RUBRIQUE
Rijst is werk. Veel werk, voor de 3.328 mannen en vrouwen van boerenorganisatie Appoli. En zo is rijst ook: een goed inkomen.
Rijst is school. De oren spitsen voor nieuwe kennis. Wegdromen bij de mogelijkheden van later.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 17
FOTOREPORTAGE
Rijst is zorg dragen voor de aarde. Jonge scheuten planten, voeten in de modder voor het eten van de toekomst. Hier groeit biorijst.
Rijst is traditie. Recepten van moeder op dochter. Heden, verleden en toekomst samengevat in potten en pannen.
Rijst is ontspanning. Vrienden ontmoeten, eten en drinken, discussiëren over grote en kleine zaken.
18 MAART-APRIL 18 MAAR MA AR RTT--AP T APRI RIL 20 2013 01 13 3I d dimensie iim me en nssiie 3
Rijst is trots. De trots van een eigen inkomen. Het plezier van samen vooruit te gaan.
HUMANITAIRE HULP
© UNHCR / H. Caux
Ontheemde vrouwen in een kamp in Mopti (Mali) zingen tijdens het koken om te vieren dat zij en hun gezin nog in leven zijn.
NOORDEN VAN MALI
BLIJFT ONVEILIG De humanitaire situatie in Mali lijkt niet snel te verbeteren. Dat zegt Valentin Tapsoba, het hoofd van de operaties van het Hoog Commissariaat voor Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) voor de Sahel-regio. We hadden een gesprek met hem twee maanden na de start van de Frans-Malinese militaire interventie.
Alle steden in het noorden van Mali zijn ingenomen door groeperingen die terreur zaaien in de regio. Kan men dan spreken van een einde van de crisis voor de duizenden Malinezen die het afgelopen jaar gedwongen werden om te vluchten? Het klopt dat we bevrijde steden te zien krijgen. De Franse en Malinese troepen konden erg snel oprukken zonder strijd te moeten leveren om Timboektoe en Gao in te nemen. We vragen ons echter af waar alle jihadisten gebleven zijn. De bombardementen hebben hen heus niet allemaal uitgeroeid. Bovendien blijkt uit de recente aanvallen op Gao dat de situatie niet onder controle is. De vluchtelingen zijn dus uiterst wantrouwig. Moet er niet gevreesd worden dat de vluchtelingenkampen uiteindelijk ideale toevluchtsoorden zullen blijken voor jihadstrijders? Er werden maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de kampen niet geïnfiltreerd worden door strijders van om het even welke groepering. De verschillende regeringen van de gastlanden (Mauritanië, Burkina Faso en Niger in het bijzonder) hebben aan het UNHCR politiemanschappen
ter beschikking gesteld om het komen en gaan in de kampen te controleren. De vluchtelingen worden eerst opgevangen in een transitcentrum waar ze systematisch gefouilleerd worden. We hebben de vluchtelingen ook overgeplaatst naar kampen die verder verwijderd zijn van de Malinese grens om verdacht over-en-weerverkeer aanzienlijk te bemoeilijken. De zowat 20.000 personen die het noorden ontvlucht zijn sinds het begin van de Frans-Malinese militaire interventie van 11 januari 2013, zijn voor de overgrote meerderheid vrouwen en kinderen. Wat zijn de voorwaarden voor de terugkeer van de duizenden personen die het noorden van Mali ontvlucht zijn? Het gaat hier om meer dan 400.000 vluchtelingen (meer dan 240.000 in het zuiden van Mali en meer dan 160.000 in buurlanden). Uit ons onderzoek bij de vluchtelingen in Burkina Faso en Mauritanië blijkt dat nagenoeg niemand bereid is om terug te keren. Volgens hen kan dit niet zonder enkele stevige basisvoorwaarden. Voor sommige vluchtelingen gaat het immers om de derde of zelfs vierde exodus in de afgelopen twintig jaar wegens diverse conflicten in deze regio. De vluchtelingen willen dan ook dat er een politieke oplossing wordt gevonden en ingevoerd. Een
overeenkomst op papier die vervolgens in de laden blijft liggen, zoals in het verleden al het geval was, volstaat niet langer. Ze willen ook dat er sociale basisvoorzieningen ingevoerd worden in de grote steden, inclusief een administratie die werkt. Ten slotte is een internationale aanwezigheid met humanitair personeel en onpartijdige waarnemers van de mensenrechten een absolute noodzaak om hun veiligheid te garanderen en om wantoestanden te voorkomen. Hoe is het momenteel gesteld met de humanitaire situatie in het noorden van Mali? Heeft u toegang tot deze gebieden en hoe groot zijn de behoeften? Om veiligheidsredenen hebben de VNagentschappen op dit ogenblik geen toegang tot het noorden van Mali. Toegang hebben tot het grondgebied zonder de nodige hulpmiddelen om aan de behoeften van de bevolking te voldoen, zou weinig nut hebben. Enkele maanden geleden heeft het UNHCR de internationale gemeenschap opgeroepen tot steun. De behoefte werd geraamd op 370 miljoen dollar. Tot nog toe is er evenwel slechts 2 tot 3% van dit bedrag gefinancierd. Beloften die de lidstaten maken als ze in de schijnwerpers staan, moeten zich naderhand ook vertalen in concrete acties. Want los van een politieke oplossing voor in de eerste plaats de Malinezen zelf, hangt deze crisis in wezen samen met de onderontwikkeling. Zonder een investering in onderwijs, maar ook in landbouw, om herhaaldelijke hongersnood te voorkomen, zullen dezelfde oorzaken in de toekomst dezelfde gevolgen hebben. JOËL TABURY
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 19
“We moeten onszelf ZOEKTOCHT NAAR EEN DUURZAME SAMENLEVING Hoe coherent is een ‘duurzame’ economie die gestoeld is op ‘eindeloze’ groei? En is de groene economie zoals die vandaag opgang vindt de oplossing? We hadden een gesprek met Matthias Lievens, co-auteur van ‘De mythe van de groene economie’ en milieudeskundige Hans Bruyninckx.
ML: Ongebreidelde groei op een eindige planeet kan niet, dat is een feit. Er zijn nu eenmaal limieten aan wat je aan grondstoffen aan de aarde kunt onttrekken, aan wat je kunt uitstoten als vervuiling. Toch sluit dat niet uit dat bepaalde sectoren wel kunnen en moeten groeien. We hebben windturbines, zonnepanelen, isolatiematerialen en dergelijke nodig. Veel kansarmen in het Zuiden smachten naar economische groei om alleen maar in hun basisbehoeftes te voorzien: onderwijs, gezondheidszorg, cultuurbeleving… Maar dat is niet hetzelfde als het overheersende gedachtegoed van vandaag dat streeft naar groei om de groei. HB: Inderdaad, onze planeet is eindig, maar er zijn wel systemen zoals waterkringlopen en bossen die hernieuwbaar en dus in wezen niet eindig zijn. Maar we moeten er dan wel zorgvuldig mee omspringen. Zo zal een bos slechts overleven als we er elk jaar niet meer van verbruiken dan er in dezelfde periode bijgroeit.
Is een economie met nulgroei mogelijk? ML: Het is perfect mogelijk om een productieproces in te denken dat limieten stelt aan het gebruik van water, grondstoffen, energie en ecosystemen, en ook aan de uitstoot. De hele vraag is hoe je dat maatschappelijk organiseert. Als de economische spelers individuele bedrijven zijn die met elkaar concurreren, dan krijg je onvermijdelijk de drang om winst te
20 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
maken, groter te zijn dan je concurrentie en zo meer. Maar een dergelijke groeidynamiek kan moeilijk duurzaam zijn. De huidige groene economie houdt daar te weinig rekening mee. We hebben nood aan een diepgaande reflectie over een economie zonder groei. HB: Heel wat mensen en internationale organisaties denken al ernstig na over alternatieve modellen, zoals voor het klassieke Bruto Binnenlands Product. © DGD – D. Ardelean
Men heeft de mond vol over duurzaamheid en toch blijft men steeds herhalen dat er groei nodig is, onder meer als oplossing voor de eurocrisis. Hoe coherent is dat?
Een ‘groei’ van het bbp omvat immers vaak ongunstige neveneffecten zoals de kosten om milieuverontreiniging op te ruimen of die van verkeersongevallen, en is dus niet altijd ‘echte’ groei. En welke groei bedoelen we? Want maatschappelijke groei – de groei naar een duurzaam samenlevingsmodel - hebben we hoe dan ook nodig. Wat zijn daar de economische en ecologische voorwaarden? Welk soort marktwerking hebben we daarvoor nodig? Een vrije markt met vaak oligopolies – supergrote bedrijven dus, denk aan de energiesector in België –, of een meer sociale economie met bijvoorbeeld coöperatieve ondernemingen We moeten onszelf heruitvinden.
Nu naar de kern van je betoog in je boek. Wat loopt er juist mank met de huidige groene economie?
Matthias Lievens is post-doctoraal onderzoeker aan de KULeuven, actief in vzw Climaxi en auteur van onder meer 'De mythe van de groene economie'.
De huidige groene economie houdt te weinig rekening met de nietduurzame groeidynamiek aangestuurd door ML winstbejag.
ML : De groene economie, een nieuw buzz-woord, gebruikt de markt om de economie koolstofarm te maken of ze creëert nieuwe markten zoals de CO2emissiehandel. Daardoor krijg je de indruk dat het mogelijk is klimaat- of milieudoelstellingen te verbinden met sociale en marktdoelstellingen (geldgewin). Alsof people, planet en profit te verzoenen zijn. In het boek geven we heel wat voorbeelden weer die wel goed bedoeld zijn, maar hun beloftes niet waarmaken: emissiehandel, agrobrandstoffen, zelfs milieuvriendelijke wagens… Heel vaak strijkt men er wel geld mee op, maar blijft de klimaatwinst beperkt. Bovendien gaat het dikwijls gepaard met sociaal onrecht. Denk maar aan de groenestroomcertificaten voor zonnepanelen die mee betaald worden door degenen die zich geen zonnepanelen kunnen veroorloven. Zo
ECONOMIE
heruitvinden” © DGD – D. Ardelean
Maar ook en vooral het Zuiden heeft eronder te lijden. Zo investeerde de Wereldbank in een vuilnisbelt in ZuidAfrika om er elektriciteit te maken van het vrijkomende methaan. Goed voor het geldgewin, maar de zwarte buurtbewoners blijven kanker krijgen en aan de afvalstromen doet men niets.
Hoe kun je mensen ervan overtuigen om mee te stappen in de klimaatstrijd?
Hans Bruyninckx is hoogleraar internationale relaties aan de KULeuven en expert in internationaal milieubeleid.
Mijn visie op de dig toekomst is eenvoudig: sociaal-rechtvaardig en duurzaam.
HB
creëer je alleen maar weerzin bij de mensen tegen klimaatmaatregelen. ‘Dat is alleen om geld uit de zakken van de mensen te halen. Er was eerst de crisis, dan de vergrijzing en nu het klimaat, en de gewone mensen moeten betalen.’
ML : Met een project dat de mensen een positief perspectief kan bieden. Klimaatrechtvaardigheid is de sleutel: een maximaal klimaateffect op een sociaal rechtvaardige manier. Zo kan je in België beter investeren in isolatie van huizen dan in zonnepanelen. Door de isolatie van de huizen voor te fi nancieren bereik je die mensen die daar zelf de middelen niet voor hebben. Dankzij de dalende energiefactuur kunnen zij dan de fi nanciering met beperkte rente terugbetalen. We hebben dus een beleid nodig dat de klemtoon legt op people en planet, eerder dan op profit (zie kader). HB: Zelf ben ik voorstander van een beleid dat terzelfder tijd de energieproductie (zonnepanelen…) aanpakt als het energieverbruik (isolatie…). We mogen ons ook niet verengen tot het klimaat. Biodiversiteit is allicht een nog veel complexer probleem. Dat gaat
onder meer over de cruciale diensten die ecosystemen zoals oceanen en bossen leveren.
In hoeverre zijn ideeën als cradle to cradle of de blauwe economie van Gunter Pauli1 een deel van de oplossing van het groeidilemma? ML: Het boek ‘The Blue Economy’ van Gunter Pauli is heel revolutionair. Hij herontwerpt radicaal de productieprocessen en producten zodat afval niet meer bestaat. Alleen heeft hij het veel minder over de macro-economische kant en het soort samenleving dat we nodig hebben. Dat interesseert ons meer.
Heeft het ‘kringloopdenken’ à la cradle to cradle al ingang gevonden bij de grote industrieën en ontwerpers? HB: Het gebeurt, maar vooral nog in niches. Zo zijn er een aantal koplopers zoals Umicore en Tessenderlo Chemie die hun bedrijf radicaal hervormd hebben en op zijn minst een fundamentele denkstap gemaakt hebben. 1
Cradle to cradle (wieg tot wieg) stelt voor alle producten zodanig te ontwerpen dat ze passen in een biologische of technologische kringloop. Afval bestaat dan niet meer. De Belg Gunter Pauli liet zich hierdoor inspireren voor zijn 'blauwe economie' zonder afval, in harmonie met de planeet.
PEOPLE, PLANET EN PROFIT PLANET PEOPLE Leefbaar ee baa
Houdbaar Houd Duurzaam Duurzaa am
PEOPLE
Rechtvaardig R echtvaaarrdig
PLANET ET
PROFIT
PROFIT
‘Duurzaamheid’ wordt ordt traditioneel voorgesteld gesteld doorr 3 ellipsen die elkaar snijden: people (sociaal), planet (ecologisch) en profit (economisch). Een dergelijke voorstelling geeft wel aan alle 3 aspecten dezelfde waarde.
Een meer actuele en correcte voorstelling schuift de 3 ellipsen in elkaar. Dat geeft beter weer waar de limieten en prioriteiten zitten: de planeet bepaalt de grenzen.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 21
ECONOMIE
© SLR Consulting
U legt nogal sterk de nadruk op de commons. Waarom?
Op deze Zuid-Afrikaanse vuilnisbelt wordt methaan omgezet in elektriciteit. Dat brengt geld en uitstootrechten van koolstof op, maar de buurtbewoners blijven kanker krijgen. Is dat de 'groene' samenleving die we wensen?
Ik vind het ook bemoedigend dat we in Vlaanderen overgestapt zijn van een afval- naar een materialendecreet. Dat is een behoorlijke denksprong: afval bestaat niet, er bestaan enkel materialen. Maar er zijn natuurlijk nog heel veel bedrijven die niet mee zijn. Daardoor staan we nog ver van het echte ‘cradle to cradle’-verhaal.
Welk soort samenleving heeft de toekomst? ML : De krachtlijnen zijn duidelijk: (1) de rol van de markt en de vermarkting in de samenleving beperken, (2) meer nadruk op de commons, dus het gemeengoed, hetgeen we met zijn allen delen en samen beheren, dat gaat van
De mythe van de groene economie In ‘De mythe van de groene economie’ stellen Matthias Lievens en Anneleen Kenis dat veel van wat als ‘groene economie’ wordt voorgesteld – CO 2 -emissiehandel, agrobrandstoffen… niet meer is dan een rookgordijn. Hoofdbekommernis is vaak puur geldgewin. Met een toenemende ongelijkheid en een warmere planeet tot gevolg. De auteurs pleiten dan ook voor een diepgaande maatschappijverandering met meer sociale gelijkheid, meer democratie en minder markt. demythevandegroeneeconomie.be
22 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
ML : Commons zijn eigenlijk alles wat noch staatseigendom noch privaat eigendom is: ideeën, propere lucht, de atmosfeer, het Amazonewoud… Als een gemeenschap dergelijk gemeengoed beheert, gebeurt dat vaak op een duurzamere manier dan dat de staat of de markt dat zou doen. Maar er is altijd de neiging om het ‘gemeenschappelijke’ te privatiseren of onder staatscontrole te plaatsen. Zo behoren ideeën iedereen toe. Toch worden ze voortdurend geprivatiseerd. Denk maar aan de ideeën van academici. Om de commons hiervan te vrijwaren, is strijd nodig. Die kan heel divers zijn, van inheemse bevolkingen die het Amazonewoud willen vrijwaren van privatisering, tot mensen in mijn buurt die een park willen beschermen tegen de komst van kleine bedrijfjes. Commons kunnen alleen bestaan als mensen sterk betrokken zijn.
atmosfeer, autodelen tot samen een park aanleggen, en (3) een sterkere en meer democratische publieke sector. Vandaag klinkt ‘overheidsregulering’ niet goed. Toch denk ik dat we daar meer van Hoe laat je de gemeenschap nodig hebben. Hét grote succes van de een gemeengoed beheren? milieubeweging was het gat in de ozonHB: Heel wat zaken zijn al ‘community laag en dat is toch gebeurd via publieke based’: community based resource regulatie: een aantal management, commuproducten werden ver- Als een nity based fi sheries… boden. Daar kunnen Maar dikwijls is dat we lessen uit trekken. gemeenschap een ingebed in een regelEn verder moeten we gemeengoed beheert, gevend kader dat een waslijst klimaatef- gebeurt dat vaak door de overheid is fectieve maatregelen uitgewerkt. En zie je op een duurzamere bedenken die sociaal ook een koppeling rechtvaardig zijn en manier dan dat de met mensen als ecowaarin mensen zich staat of de markt dat nomische spelers, die k u n nen herken nen. zou doen. er een meerwaarde ML Zodat ze meestappen in zien voor zichzelf. in de klimaatstrijd en De commons zijn een we offers kunnen vragen. Want we kunprikkelend concept, maar er is nog veel nen niet volhouden wat we nu bezig zijn: debat over nodig. vliegen, vlees eten en zo meer. CHRIS SIMOENS HB: Mijn visie op de toekomst is eenvoudig samen te vatten: sociaal-rechtvaarMEER INFO dig en duurzaam. Je kunt geen toekomstEindeloze groei op een eindige planeet? visie uitbouwen zonder je af te vragen: (Dimensie 3 - 5/2011) welk soort samenleving willen we? Dat Rio+20 overtuigt niet gaat verder dan economie en technolo(Dimensie 3 - 4/2012) gie. Als kernsystemen zoals mobiliteit, landbouw, energie en vervoer drastisch wijzigen, zullen ook de sociale verhoudingen binnen de samenleving veranderen. Mondiaal wordt dan ook solidariteit belangrijk. Bij elk idee stel ik me de vraag: draagt het bij aan een oplossing van de zeer fundamentele problemen waar we voor staan? Dan maakt het niet uit of het uit de klassiek- of ecologischeconomische hoek komt.
BELEID
Wet ontwikkelingssamenwerking
moderniseert Eind december 2012 werd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers het wetsontwerp van Minister Ontwikkelingssamenwerking Paul Magnette gestemd met het oog op de modernisering van de Wet over de Belgische Internationale Samenwerking van 25 mei 1999.
D
e vernieuwing was meer dan nodig. Sinds 1999 is het aanzien van de ontwikkelingssamenwerking wereldwijd immers grondig veranderd. Zo heeft de internationale gemeenschap zich sinds de Verklaring van Parijs in 2005 geëngageerd
om de hulp doeltreffender te maken en spelen vandaag nieuwe donoren mee zoals China en Zuid-Korea. De nieuwe wet zal ook de basis vormen voor andere hervormingen die in 2013 afgerond moeten worden, zoals de herziening van het mandaat van de Belgische
DUURZAMERE HULP
DOELTREFFENDER HULP
door een grotere aandacht voor klimaatverandering en de drie pijlers van duurzame ontwikkeling (economisch, sociaal en milieu).
onder meer door een betere afstemming op het beleid van de ontvangende partnerlanden die zelf hun ontwikkeling in handen nemen. In de partnerlanden steunt België de uitbouw van een democratisch ontwikkelingsbeleid in samenwerking met de plaatselijke civiele samenleving. België zal zich ook voegen naar een gemeenschappelijke Europese strategie.
EEN MEER GESTROOMLIJNDE EVALUATIE
Enkele krachtlijnen van de nieuwe wet
Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden BIO, het vierde beheerscontract met BTC en de herziening van de steunmechanismen aan de niet-gouvernementele spelers zoals ngo’s, universiteiten, steden, gemeenten, en vakbonden. MARC LAPLASSE
COHERENTIE andere beleidsdomeinen – landbouw, handel… - mogen geen beslissingen nemen die de gunstige effecten van ontwikkelingssamenwerking te niet doen. De mechanismen om dat te bereiken zullen uitgewerkt worden door een interministeriële conferentie.
RECHTEN STAAN CENTRAAL sociaaleconomisch en cultureel (recht op ontwikkeling, gezondheid, onderwijs, fatsoenlijk werk, huisvesting, voeding, …), burgerlijk en politiek (discriminatie, vrije meningsuiting, …).
van alle spelers binnen de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
HET FEDERAAL PARLEMENT OOK HUMANITAIRE HULP
volgt de activiteiten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking op via een jaarverslag.
wordt opgenomen in de wet. Ze omvat noodhulp en wederopbouw op korte termijn, voedselhulp en voorbereiding op rampen. De principes van 'Good humanitarian donorship' zijn van toepassing. Dat betekent onder meer dat de humanitaire hulp los moet staan van politieke, economische of andere doelstellingen. België heeft nu ook de wettelijke basis om tussen te komen bij de wederopbouw in post-conflictlanden.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 23
© zim101- Fotolia
NAAR EEN DOELTREFF OVER WAPENHANDEL?
In de wereld zijn niet minder dan 700 miljoen lichte wapens in omloop. Jaarlijks worden om en bij de 8 miljoen lichte wapens geproduceerd en 12 à 14 miljard stuks munitie, wat neerkomt op twee kogels per mens. Meer dan 700.000 personen sterven elk jaar door conventionele wapens. En toch bestaat er tot op vandaag geen internationaal verdrag dat de handel in klassieke wapens regelt. Op een conferentie in maart van dit jaar zou daar verandering in komen.
24 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
De humanitaire tol van de onverantwoorde wapenhandel Rechtstreekse gevolgen voor de civiele bevolking in gewapende conflicten Het hoge aantal doden en gewonden onder de burgerbevolking in recente conflicten (Bosnië, Liberia, Afghanistan, Libië, Ivoorkust en DR Congo) wordt meer en meer gezien als het gevolg van een ontoereikende of onbestaande controle op de handel in wapens. Iedereen kan aan wapens geraken. Vaak worden wapens ten onrechte gebruikt, ook om burgers te intimideren: bij verkrachtingen, gedwongen rekrutering van kindsoldaten of gedwongen ontheemding van bevolkingsgroepen. Gevolgen voor vrede en internationale veiligheid Doordat conventionele wapens gemakkelijk beschikbaar zijn, komt het ook vaak tot conflicten. Na een oorlog blijven wapens over waardoor spanningen en geweld aanhouden. En dat belemmert dan weer het herstel van een duurzame vrede. Zo gebeurt het dat wapens die op het einde van een conflict worden achtergelaten, in een ander land terechtkomen en bij een naburig conflict worden ingezet. Zo komt de stabiliteit van een hele regio in het gedrang.
Hinderpaal voor humanitaire hulp Door rechtstreekse aanvallen of bedreigingen met gemakkelijk verkrijgbare wapens moeten humanitaire actoren vaak in onveilige situaties werken, waardoor de aanvoer van de hulp vertraging oploopt en de kosten van de operatie stijgen. Het valt ook voor dat hulpacties worden stopgezet of dat de actoren zich uit het land terugtrekken. Enkele jaren geleden schortte het Internationale Rode Kruis zijn activiteiten in Colombia op en stopte het met de evacuatie en het vervoer van patiënten toen patiënten in de ziekenwagens door gewapende groepen werden geëxecuteerd. Aanvallen op medisch personeel, medische structuren en voertuigen voor ziekenvervoer tijdens conflicten en zware onlusten hebben tot gevolg dat © CICR
© CICR
I
n Somalië dat ongeveer evenveel inwoners telt als België, zijn naar schatting 20 miljoen wapens in omloop. Terwijl de handel in gevaarlijke goederen (zoals chemische producten, gevaarlijke pesticiden, stoffen die de ozonlaag afbreken, verdovende middelen…) wel gereglementeerd is, bestaat er tot op heden geen internationaal verdrag dat de handel in klassieke wapens regelt. Dit gebrek aan regelgeving vergemakkelijkt de toegang tot wapens en werkt geweld tegen burgers in de hand. Jaarlijks komen ruim 700.000 personen om het leven door conventionele wapens.
Elk jaar worden 12 à 14 miljard kogels geproduceerd.
VEILIGHEID
© CICR
END VERDRAG
RODE KRUIS BELGIË VOERT EEN CAMPAGNE OVER DE HUMANITAIRE GEVOLGEN VAN DE ONVERANTWOORDE WAPENHANDEL. MEER INFO OP: www.croix-rouge.be
Klassieke wapens onderscheiden zich van massavernietigingswapens: biologische, chemische en kernwapens. Tot de klassieke wapens behoren lichte wapens en handvuurwapens (SALW) die door een persoon of een kleine groep kunnen worden bediend: raketwerpers, revolvers, machinegeweren… Van dit soort wapens spreekt de AK 47 ofwel Kalasjnikov het meest tot de verbeelding. De SALW gaan gemakkelijk van de hand: ze zijn eenvoudig te hanteren, zelfs door kinderen; ze gaan lang mee (30 à 40 jaar voor een aanvalsgeweer) en ze kosten niet veel, soms minder dan basisvoedsel (een Kalasjnikov kost even weinig als een kip in Oeganda of een zak rijst in Mozambique).
De ongebreidelde toegang tot wapens werd in de hand gewerkt door de productieoverschotten uit de tijd van de Koude Oorlog en doordat de grote wapenproducenten nieuwe markten zochten in de ontwikkelingslanden na de inkrimping van de militaire uitgaven in de geïndustrialiseerde landen. miljoenen mensen zonder gezondheidszorg achterblijven net wanneer ze die het meest nodig hebben, zoals blijkt uit de gewapende conflicten in Libië in 2011 of momenteel in Syrië. Rem op armoedebestrijding en sociaal-economische ontwikkeling De lidstaten van de Verenigde Naties hebben zich ertoe verbonden de Millenniumdoelen te verwezenlijken tegen 2015. De acht doelstellingen behelzen ondermeer het uitbannen van extreme armoede en honger, basisonderwijs voor iedereen en ook een betere gezondheid van moeders. De kans is groot dat de doelstellingen niet
worden verwezenlijkt in de landen waar het meest nood is aan maatregelen. Dat is onder andere te wijten aan onlusten en gewapende conflicten die het gevolg zijn van de ongecontroleerde proliferatie van wapens. En dat veroorzaakt dan weer schade aan scholen en ziekenhuizen en in de landbouw.
De goedkeuring van een doeltreffend verdrag inzake wapenhandel: een humanitaire plicht De afgelopen tien jaar nam het aantal inspanningen toe om de humanitaire tol te beperken die het gevolg is van de gebrekkige regelgeving inzake wapenhandel. In 2003 startten Oxfam, Amnesty international en het Internationaal Actienetwerk rond Lichte Wapens, waar het Rode Kruis België deel van uitmaakt, de campagne Control Arms waarin wordt gepleit voor de goedkeuring van een verdrag met strikte normen inzake de internationale overdracht van klassieke wapens. Sinds 2006 heeft de Algemene Vergadering van de VN al herhaaldelijk erkend dat het gebrek aan uniforme internationale regels voor de overdracht van klassieke wapens, gewapende conflicten, ontheemding van bevolkingsgroepen en criminaliteit in de hand werkt wat dan weer een belemmering vormt voor vrede,
verzoening, veiligheid, stabiliteit en een duurzame sociaal-economische ontwikkeling. Om die reden werd in juli 2012 een diplomatieke conferentie onder de auspiciën van de VN bijeengeroepen om een internationaal verdrag over de internationale handel in conventionele wapens goed te keuren. De conferentie bereikte weliswaar geen overeenstemming over de tekst, maar een verpletterende meerderheid van de staten schaart zich achter het beginsel dat klassieke wapens niet in de handen mogen vallen van wie ze zou gebruiken om het internationaal humanitair recht of de rechten van de mens ernstig te schenden of om terroristische misdrijven te plegen. In december werd het proces nieuw leven ingeblazen: van 18 tot 28 maart 2013 is een nieuwe conferentie gepland in New York die moet leiden tot de goedkeuring van een definitieve tekst. De doelstelling blijft onveranderd: een krachtig en volledig verdrag goedkeuren met strikte regels inzake de handel in alle klassieke wapens en de bijbehorende dodelijke munitie. Een dergelijk verdrag is een gelegenheid om de internationale verplichtingen van de staten eens te meer te benadrukken. Maar de grootste verdienste ervan zal zijn dat het een stelsel invoert voor de controle op de overdracht van wapens in de vorm van een transparant meldingsmechanisme. Alleen dan zal het verdrag daadwerkelijk ertoe bijdragen dat de staten hun verantwoordelijkheid opnemen en inspanningen leveren om de menselijke tol te beperken die gemakkelijk beschikbare wapens eisen. DELPHINE DE BLEEKER EN FRÉDÉRIC CASIER Rode Kruis België Bronnen: Pax Christi - Internationaal Rode Kruis CICR - Unicef
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 25
Value for
WAARDE VOOR JE In de huidige context van economische en financiële crisis is het geen verrassing dat ook België, net als andere landen, interesse heeft voor de hervorming van de overheidssteun voor ontwikkeling die gelanceerd werd door de Britse regering in mei 2010. Deze hervorming legt het accent op het behalen van meetbare en tastbare resultaten, en beoogt zo een maximale benutting van de uitgaven met het oog op een "beter rendement op de investering": value for money.
H
© zaganDesign-Istock
iertoe werd de hoofdeconoom van het DfID (Department for International Development) en specialist op het gebied van microfinanciering, de Belg Stefan Dercon, onlangs, tussen Sinterklaas en Kerstmis, uitgenodigd door het BTC in Brussel om toelichting te geven bij de methode die ontstaan is binnen zijn departement. Deze aanpak, die doorgaans omschreven wordt als ‘Value for Money’, steunt op een procedure van permanente evaluatie van de resultaten. Want, zoals de moderator van het BTC, dr. Paul Verlé, benadrukte in zijn inleiding op dit debat: “(…) Inmiddels luidt in de documenten en recente besprekingen over ontwikkelingssteun de ondertoon: de tijd van Sinterklaas, van het uitdelen van pakjes, is voorbij!”
We vragen aan onze partners om voorstellen te formuleren die we hanteren als basis voor een hypothese. Hoge indicatoreisen In zijn inleiding haalde de econoom om te beginnen enkele cijfers aan: het aanzienlijke budget waarover het DfID beschikt (12,5 miljard euro) en het aantal personeelsleden (ongeveer 2.000 mensen) zijn bepalend voor de uitvoering van de programma’s. Net zoals de administratie ontwikkelingssamenwerking in België DGD
26 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
besteedt ook DfID het ontwerp en de uitvoering van zijn projecten uit aan derden: ngo's, institutionele actoren, hulporganisaties. Hij licht dit als volgt toe: “Als overheidsministerie worden we geconfronteerd met criteria en verplichtingen - geografische zones, themadomeinen voor tussenkomst, enz. - die onze 'operationele plannen' richting geven om zo onze algemene doelstellingen om te zetten in concrete verwezenlijkingen. Daarna vragen we onze partners om voorstellen te formuleren die we hanteren als basis voor een hypothese.” Stefan Dercon kwam daarna tot de kern van zijn presentatie met het voorbeeld van een groep veehouders in Ethiopië, en de cyclus van beslissingen die gevolgd werd om uiteindelijk het als meest efficiënt beoordeelde voorstel uit te kiezen. Daarna stelde hij ook een aantal andere mechanismen voor die binnen zijn departement gehanteerd worden om de keuzes en beslissingen te bepalen. Hij ging achtereenvolgens in op de operationele plannen (business plans - zie kader), de verificatie van thema's en criteria, de vergelijking van de voorstellen op grond van de studie van eerdere gevallen (case studies), de kosten-batenraming in iedere fase van het vastleggen, en daarna uitvoeren van de geselecteerde projecten, gevolgd door de evaluatie van deze projecten en ten slotte, op het einde van het proces, de publicatie van de resultaten (transparency and accountability), in het bijzonder via de website van het DfID. In iedere fase van deze cyclus wordt de benadering ‘Value for Money’ op die manier gekenmerkt door strenge eisen
COHERENTIE VAN HET BELEID
Money
GELD
op het vlak van rechtvaardiging en verificatie en prestatie- en resultaatindicatoren (tussentijds en definitief) ten aanzien van de projectpromotoren en beheerders binnen het DfID.
Relativering en scepticisme Na deze uiteenzetting was het de beurt aan de andere aanwezige sprekers. Mit Philips, die sprak in naam van Artsen zonder Grenzen, bevestigde dat heel wat elementen die aangehaald werden tijdens de presentatie reeds werden toegepast binnen haar organisatie: interne kritische evaluatie, noodzaak om zich te focussen op resultaten, aantonen dat tussenkomsten een verschil maken, enz. Maar ze benadrukte de begrippen cultuur en eigen identiteit van organisaties zoals AzG, die volgens haar niet genegeerd mogen worden. Met een concreet voorbeeld toonde ze aan dat het nodig was om het idee te relativeren dat het mogelijk zou zijn om alles, op alle niveaus rendabel te maken: “AzG hanteert op die manier zijn eigen criteria wat betreft de kwaliteit van de tussenkomsten. In bepaalde contexten willen we specifiek te werk gaan, op een manier die volledig onafhankelijk is van bepaalde schenkers, politieke of militaire overheden. Hoewel het uiteraard heel wat goedkoper is om het transport te laten uitvoeren met militaire vliegtuigen of met vliegtuigen die ter beschikking gesteld zijn door bepaalde schenkers. Maar dat zou een impact kunnen hebben op de manier waarop onze organisatie wordt waargenomen, op onze bewegingsruimte en bijgevolg op de veiligheid van onze activiteiten.” Marcus Leroy, oud-diplomaat en oudattaché van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, geeft enkele opmerkingen over deze aanpak rond ontwikkelingssteun, die hij al in 2011 had geformuleerd. Hij waarschuwt vooral voor een volgens hem geschematiseerde en versimpelde aanpak van het ontwikkelingsproces en hij vreest dat “[in deze aanpak] iedere doelstelling kan en moet vertaald worden
in een “leverbaar” resultaat, een en rationele e doelstelling die ontdaan is van de politieke of morele dimensie van de uitdagingen. De resultaten worden er beschouwd als losstaand van overwegingen op het vlak van billijkheid, verantwoordelijkheid of participatie van de betrokken personen.” Volgens hem zou, op operationeel niveau, de benadering ‘Value for Money’ onvermijdelijk een aantal risico's met zich meebrengen. Omdat ngo's en hulporganisaties binnen deze aanpak beoordeeld worden op hun meetbare resultaten, zijn deze geneigd om te kiezen voor activiteiten die gemakkelijk te meten resultaten opleveren, zonder al te veel rekening te houden met aspecten als duurzame impact op de evolutie van de samenleving waartoe ze zich richten. Ten slotte ligt volgens Marcus Leroy een gevaarlijke tekortkoming van 'Value for Money’ reeds in de doorslaggevende invloed die de schenkers krijgen. Want uiteindelijk is het wel degelijk de schenker die evalueert en besluit of er al dan niet 'value for money' is… En hij meet dit volgens zijn normen, zijn politieke voorkeur en zijn ideologie. Volgens hem mogen we niet uit het oog verliezen dat "het machtsevenwicht tussen een schenker - die het geld heeft - en een lokale partner - die van hem afhankelijk is - altijd bijzonder asymmetrisch is." De vrees zou dus bestaan dat de partner “zijn inspanningen in de eerste plaats richt op het behalen van de overeengekomen cijfers binnen de vooropgestelde tijdspanne omdat dit de basis is waarop de schenker zijn prestaties meet - en hem eventueel zijn financiële steun toezegt.” Volgens hem kan de 'Value for Money'aanpak dus “de verantwoordelijkheidszin en de zin voor initiatief bij de lokale partners verminderen, en zelfs verlammen.” Op meer fundamenteel vlak zou deze aanpak op die manier de principes zelf ondergraven waarop hulpverleners steeds de nadruk hebben willen leggen: toe-eigening, responsabilisering en participatie. JEAN-MICHEL CORHAY
Het DfID Het programma van het Britse Department for International Development (DfID), dat herzien werd in mei 2012, stelt een gedetailleerde planning op van projecten die georganiseerd worden rond 6 prioriteiten waaraan moet worden voldaan tegen 2015. Dit zijn onder meer de versterking van het bestuur en de veiligheid in door conflicten getroffen landen en gebieden, programma's voor jonge meisjes en vrouwen, of de strijd tegen de klimaatverandering. De nadruk ligt in het bijzonder op de noodzaak om een transparant, zuinig en verantwoordelijk ondersteuningssysteem te bieden. Hiertoe publiceert het DfID periodiek bijgewerkte operationele plannen per partnerland, beoogde doelstellingen, en faseverslagen over de verkregen resultaten. Het DfID gebruikt een systeem van begrotingstoewijzing op grond van de prestatie-indicatoren van de resultaten die behaald werden door zijn vertegenwoordiging in de partnerlanden. Het werkdocument Results framework is een instrument voor het evalueren van de vooruitgang die geboekt werd op grond van vier niveaus van doelstellingen en indicatoren: het eerste niveau houdt verband met de vooruitgang die geboekt werd voor sleuteldoelstellingen op het vlak van ontwikkeling, zoals de daling van de kindersterfte en de toegang tot onderwijs. Niveau 2 geeft een cijferevaluatie van de bijdragen en de resultaten van het DfID door middel van zijn bi- of multilaterale programma's. Niveau 3 betreft het beheer en de evaluatie van de activiteiten (programma en prioriteiten van het DfID), en niveau 4 gaat over de organisatorische middelen van het DfID vanuit het oogpunt van een vermindering van de administratieve kosten. Bovendien werd in mei 2011 een comité van toezicht op het vlak van ontwikkelingssteun opgericht: de Independent Commission for Aid Impact (ICAI), een onafhankelijke organisatie die belast is met het afleggen van verantwoording aan het Britse Lagerhuis over de doeltreffendheid van de uitgaven voor ontwikkelingshulp. De ICAI, waarvan het onderzoeksgebied zich zowel uitstrekt naar het DfID als naar de andere ministeries, publiceert een vijftiental online verslagen per jaar over de toewijzing van de Britse hulpmiddelen op grond van de criteria van doeltreffendheid en de kosten-batenanalyse (value for money).
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 27
SENSIBILISERING
JONGEREN IN Met ‘Move for Africa’ wil het dagblad La Libre, in samenwerking met de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, jongeren uit het hoger secundair onderwijs kennis laten maken met ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp voor Afrika. De organisatie kan voor de eerste editie rekenen op het engagement van 7 onderwijsinstellingen. De apotheose volgt in de paasvakantie, wanneer een honderdtal jongeren op veldmissie gaat. Dimensie 3 bezocht de leerlingen van het Athénée Charles Rogier in Luik enkele weken voordat ze met Artsen zonder Grenzen naar Rwanda vertrekken.
I
n de lerarenkamer krijgen we van de vier leraren die de groep ter plaatse zullen begeleiden een stand van zaken: “We beschikken nog niet over genoeg geld om de reiskosten te dekken. Die schatten we op een dikke 5000 euro voor de hele groep. De vliegtickets krijgen we van SN Brussels Airlines, maar het verblijf en de maaltijden ter plaatse nemen we zelf voor onze rekening. Daarom verkopen de leerlingen sokken en usb-sticks aan hun kennissen. En voor het vertrek is er nog een fuif die geld in het laatje moet brengen. Het zou mogelijk moeten zijn om te reizen zonder de ouders om financiële hulp te vragen”, zegt Isabelle Loutsch, de lerares aardrijkskunde die de directie van haar school warm kon maken voor het project, dat allerminst bedoeld is als een exotische reis voor de meest verwende leerlingen. “Alleen de meest gemotiveerde leerlingen gaan mee. Uiteraard konden we niet zonder de voorafgaande toestemming van de ouders, die niet altijd instemden met de reis. Maar de selectie van de
28 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
© Athénée Charles Rogier
ACTIE
leerlingen is heel natuurlijk verlopen. De voorbije kerstvakantie moesten ze een zeer uitgebreide kandidatuur maken. De leerlingen die de meeste energie in dat werk hebben gestopt, reizen mee”, zeggen de leraren, die de komende middagpauze een voorbereidende bijeenkomst hebben met een groot deel van de jonge deelnemers.
waar het onder andere zal gaan over de rol van veeteelt in het Zuiden, de begrippen voedselsoevereiniteit en voedselzekerheid in de strijd tegen honger en armoede, en de impact van onze keuzes hier in België op de veeteelt in het Zuiden.” Wat verwachten de leerlingen zelf van hun tiendaagse reis naar de Rwandese districten Huye en Nyanza? “Een groot verschil met onze leefgewoonten hier en een persoonlijke verrijking”, “een gelegenheid om uit Geen toeristen! je schulp te kruipen en bewust te worden Een enkele toeristische safari in een Tanvan een andere wereld”, “de kans om je in zaniaans reservaat of een Nijlcruise buiten te zetten voor een nuttig en concreet humabeschouwing gelaten, is Afrika natuurlijk nitair project” en “een kenonbekend terrein voor nismaking met het beroep de meeste leerlingen. van dierenarts, waar ik Omdat de cultuurshock Omdat de al van kindsbeen af van aanzienlijk is, worden de leerlingen psycholo- cultuurshock aanzienlijk droom” zijn enkele van gisch voorbereid door is, worden de leerlingen de enthousiaste reacties. Het belooft een drukke Annoncer la Couleur, psychologisch paasvakantie te worden het educatieve overvoorbereid door voor de leerlingen. Ze heidsprogramma voor zullen de plaatselijke wereldburgerschap. Via Annoncer la Couleur. bevolking helpen hun speelse en originele voedselzekerheid te verhogen door activiteiten maken de leerlingen kennis groentetuintjes en betere ovens aan te met het concept wereldburgerschap en leggen, compostbakken te plaatsen en thema’s als samenwerking. De delegatie hokken te maken voor konijnen en geiten. vertrekt dus allesbehalve onvoorbereid. “Artsen zonder Grenzen zorgt bovendien voor drie thematische informatiesessies JOËL TABURY
OP STAP MET
Bewustmaking vergt tijd
Wat? Voorlichtingsmodule om jongeren en leerkrachten warm te maken voor de Noord-Zuidproblematiek.
Waarom? Het begon zo Op een dag vroeg ik aan een groep laatstejaarsstudenten: "Wat vinden jullie, jongeren, van ontwikkelingssamenwerking en van de Noord-Zuidsolidariteit?" Ze antwoordden: "Dat interesseert ons wel, maar we hebben geen zin om te doen wat de volwassenen ons voorschrijven. Wij willen de dingen veranderen en vragen dat de volwassenen ons daarbij begeleiden, maar we willen niet onder druk staan. We willen wel iets veranderen, maar voelen ons vrij machteloos. En dan nog, wat is waar en transparant? Hoe kun je er zeker van zijn dat je niet voor de gek wordt gehouden?" Vanaf dan moest ik de sensibiliseringsactie anders benaderen. Weg met de theoretische ballast die als de enige echte waarheid wordt voorgesteld, het was tijd voor een aanpak die gebaseerd is op de leefwereld en de kennis van jongeren en die hen vertrouwen schonk.
Koerswijziging! Tijdens mijn sensibiliseringsacties reik ik jongeren verschillende middelen aan om rond een thema te werken, ik laat ze hun gedachten ordenen zodat ze zich stilaan een beeld kunnen vormen van wat hun rol is in het geheel. Dat is vrij boeiend… Want jongeren kaatsen elkaar de bal terug en worden in hun denkoefening gevoed door de opvattingen van de ander. Het is net een legoconstructie. Eens ze zich een beeld hebben gevormd, leid ik hen stapsgewijs door een thema, zoals de impact van de internationale handel op de kleine boeren. De jongeren staan bij dat thema
stil, zien er een concreet voorbeeld van in het Zuiden, leggen het verband met hun lessen en eindigen met de vraag: "En ik, welke rol is voor mij weggelegd?"
Tijdens mijn animaties zaai ik. De oogst is niet voor mij, daar ben ik me van bewust. Dat gebeurt pas in de toekomst, wanneer deze jongeren bedachtzaam en met het nodige inzicht de vruchten zullen oogsten. Het is een waarlijk leuke methode die me laat zien hoe jongeren groeien, nadenken, inzicht krijgen en zichzelf in vraag stellen.
Opleiding Aan de leerkrachten bied ik opleidingen die hen tot actie aanzet: spelletjes, groepsactiviteiten, samen lespanelen maken, kijken naar de reportages. Kortom, nu zijn zij even de leerlingen zodat ze beter kunnen aanvoelen wat de jongeren later zullen ervaren. Ze wisselen ideeën uit over pedagogie, methodologie en activiteiten die ze in hun klas op touw gaan zetten. Deze opleidingen zijn dus zeer leerrijk voor de leerkrachten, voor mezelf, voor de jongeren aan wie deze leerkrachten les zullen geven maar ook voor onze partners in het Zuiden. Waarom? Bij Entraide et Fraternité steunen we de kleine gezinslandbouw. De ervaringen van onze partners die op zoek gaan
Jongeren hebben belangstelling voor vraagstukken over NoordZuidsolidariteit. Ze willen dat je hen voorbeelden geeft zodat ze kunnen vatten waar het juist om gaat. Vooral zij kunnen zorgen dat het morgen anders wordt. naar oplossingen, hun leven proberen te verbeteren en strijd voeren om hun rechten te doen eerbiedigen, worden gedeeld met verschillende doelgroepen bij ons. Deze concrete voorbeelden tonen dat verandering mogelijk is. Dorpsverenigingen winnen de strijd tegen de honger! En dat is een feit! De term Noord-Zuidsolidariteit is veelzeggend: werken in Noord én Zuid. Informatie inwinnen, nadenken over de dingen, zichzelf in vraag stellen. Zijn rol als kritische en verantwoordelijke burger opnemen. Tijdens de sensibiliseringsacties leg ik dan ook met veel enthousiasme en overtuiging het verband tussen Noord en Zuid, zodat de jongeren zich ervan bewust worden dat we allemaal op elkaar zijn aangewezen.
De oogst van morgen Tijdens mijn animaties zaai ik. De oogst is niet voor mij, daar ben ik me van bewust. Dat gebeurt pas in de toekomst, wanneer deze jongeren bedachtzaam en met het nodige inzicht de vruchten zullen oogsten. Ontwikkelingseducatie en het bijbrengen van solidariteitsbewustzijn vergen tijd. Welnu, laten we de tijd zijn gang gaan, hij is onze grootste bondgenoot!
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 29
© Entraide et Fraternité
Wie? Dolores Fourneau, verantwoordelijke van de Jongerenpool (middelbaar onderwijs) bij Entraide et Fraternité.
Puntkomma 5e verjaardagseditie Millenniumfestival Als niet te missen ontdekkings- en discussie-evenement, stelt het Millenniumfestival jaar na jaar documentaires voor die een krachtig beeld brengen van de uitdagingen van deze tijd. Armoede, vrouwenrechten, leefmilieu, de situatie van jongeren zijn thema’s die aan bod komen op een festival dat in het teken staat van de Millenniumdoelen. Op het programma van deze 5e verjaardagseditie staat een retrospectieve van de beste films over de Millenniumdoelen die tussen 2000 en 2013 werden gerealiseerd. Zij bieden meteen een terugblik op de belangrijke gebeurtenissen van het begin van deze eeuw.
MEER DAN 100 VERTONINGEN TUSSEN 31 MEI EN 9 JUNI 2013 Aan u om meer dan 50 films, voor het grootste deel nooit vertoond in België, te ontdekken tijdens meer dan 100 vertoningen. Afspraak in Flagey, bioscoop Vendôme, CIVA en op tal van andere plaatsen voor de documentaires en voor een ontmoeting met de regisseurs. MEER INFO OP: www.festivalmillenium.org
NIEUWE OVEREENKOMST MET MOZAMBIQUE Op 19 december 2012 werd een nieuw samenwerkingsprogramma tussen België en Mozambique ondertekend voor een totaal bedrag van 55 miljoen euro voor de periode 2013-2017. Vooral de landbouw- en energiesector krijgen steun.
V
oor de landbouw, met klemtoon op de veeteelt, wordt 25 miljoen euro voorzien. Later op het jaar zal beslist worden of deze steun via 'sectorale begrotingssteun' zal verleend worden. Eén van de voorwaarden is dat de Mozambikaanse regering een goed uitgewerkt beleidsplan voor de landbouw moet kunnen voorleggen. Daarnaast gaat 19 miljoen euro naar nieuwe en hernieuwbare energie. Een vernieuwd beurzenprogramma wil de expertise in de prioritaire sectoren verhogen en de instellingen versterken.
Het totale bedrag ligt iets lager dan bij het vorige samenwerkingsprogramma. Dat is onder andere het gevolg van de besparingen door de Belgische regering. Wel is een aanvullend budget voorzien van 11,3 miljoen euro voor het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid dat in de Mozambikaanse provincie Gaza de voedselzekerheid wil verbeteren. De Belgische – federale – Ontwikkelingssamenwerking trekt zich terug uit de gezondheidssector. Ter compensatie zal de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking zich daarop concentreren. Het federale programma zoekt ook naar synergie met de Belgische ngo’s die in Mozambique werkzaam zijn. Gendergelijkheid, milieu, klimaat en goed bestuur zijn algemene aandachtspunten.
HAAL HET ZUIDEN IN HUIS ONTLEEN GRATIS DE TENTOONSTELLINGEN VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING U wilt het Zuiden tot leven brengen in uw klas of vereniging, tijdens een Zuiddag of op een activiteit van de jeugdbeweging. U werkt voor een overheid, een vereniging, een school, een bedrijf of een ngo. Kortom, voor eender welke organisatie met een hart voor het Zuiden. U zoekt beeld en woord rond een mondiaal thema: water, klimaatverandering, verwoestijning, landbouw, voedselzekerheid, biodiversiteit, de Millenniumdoelen, de bossen in Congo… Ontleen dan gratis de tentoonstellingen en de interactieve stand van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. We brengen het materiaal tot bij u en zetten het voor u op.
30 MAART-APRIL 2013 I dimensie 3
Meer dan 1 miljard toeristen in 2012 In 2012 waren er volgens de VN-Organisatie voor Wereldtoerisme UNWTO voor het eerst meer dan 1 miljard internationale toeristen. 5 miljard mensen reisden binnen eigen land.
M
et 9% van het mondiale Bruto Nationaal Inkomen, 1 op 12 jobs en 6% van de wereldhandel blijkt toerisme een niet te verwaarlozen hefboom voor ontwikkeling. Zeker als toeristen plaatselijke producten kopen en respect hebben voor de cultuur en het erfgoed van het land dat ze bezoeken. Ontwikkelingslanden halen zelfs 45% van hun uitvoer uit toerisme. Helaas zorgen vliegtuigreizen voor een pak extra C02 en warmen dus mee het klimaat op. Daarom wil UNWTO het toerisme zoveel
mogelijk inpassen in een duurzame groene economie. Dat kan door de CO2 -uitstoot zoveel mogelijk te beperken, de natuur te beschermen en zuinig om te springen met water en energie. Wat bestemmingen betreft blijft Europa de koploper, maar de andere continenten zitten eveneens in de lift. Steeds meer mensen willen reizen. UNWTO verwacht in 2030 al 1,8 miljard internationale toeristen.
De Millenniumbal, de Millenniumdoelen op school
CS
De Millenniumbal is een nieuw pedagogisch instrument van VIA Don Bosco waarmee de leerlingen van het secundair onderwijs de Millenniumdoelen op een ludieke manier kunnen ontdekken in praktische opdrachten.
MEER WETEN: Dossier ‘Duurzaam reizen’ in Dimensie 3, 5/2011, op www.dimensie-3.be
Voor elk Millenniumdoel worden twee opdrachten gegeven en zijn er twee reflectiemomenten. De leerlingen ‘scoren’ wanneer ze een millenniumgoal hebben ontdekt, ze geven deze goal aan door op een bal de naam van de doelstelling te kleven.
ONLINE www.unwto.org
Het spel werd ontworpen voor het beroeps-, het technisch en het algemeen onderwijs. Maar het kan ook gebruikt worden voor een werelddag of een cursus. Ook in jeugdbewegingen kan het gespeeld worden.
NIEUWE BROCHURE OVER SEKSUELE EN REPRODUCTIEVE GEZONDHEID EN RECHTEN De Belgische Ontwikkelingssamenwerking heeft een nieuwe brochure gepubliceerd over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR).
S
eksuele gezondheid gaat veel verder dan louter lichamelijk “niks mankeren”. Het recht op seksuele en reproductieve gezondheid is erkend als mensenrecht en streeft na dat elk individu controle heeft over zijn lichaam zonder enige vorm van dwang, discriminatie of geweld. Zelf bepalen met wie je gaat trouwen en hoeveel kinderen je wilt krijgen, seksuele voorlichting genieten, veilige abortussen ondergaan, toegang hebben tot voorbehoedsmiddelen… Het zijn allemaal seksuele rechten.
Het dossier is kosteloos verkrijgbaar in PDFformaat. VIA Don Bosco biedt ook opleidingen aan waarin leerkrachten de verschillende mogelijkheden van de Millenniumbal snel kunnen ontdekken. IS UW BELANGSTELLING GEWEKT? Neem dan contact op met de dienst ontwikkelingseducatie van VIA Don Bosco via e-mail educationaudeveloppement@ viadonbosco.org of telefonisch op het nummer 02/423.20.83.
WAT DOET BELGIË HIERAAN? Ontdek de brochure op www.dg-d.be
dimensie 3 I MAART-APRIL 2013 31
© 11.11.11
8 MAART INTERNATIONALE VROUWENDAG Elk jaar op 8 maart brengt de VN-Commissie voor de Status van de Vrouw alle regeringen ter wereld bijeen rond het overheidsbeleid. Het centrale thema van 2013 is Geweld.
D
e eerbiediging van de rechten van de vrouw begint bij het stoppen van alle vormen van geweld tegen vrouwen: fysisch of psychisch geweld, maar ook economisch geweld. Het ontbreken van rechten vloeit hoofdzakelijk voort uit discriminatie van vrouwen, ongelijke behandeling en minder toegang tot de hulpmiddelen van ontwikkeling. • Hoewel de ongelijkheid tussen de geslachten vermindert, zijn 2/3 van de kinderen die niet naar school gaan nog altijd meisjes. 2/3 van de 771 miljoen analfabeten zijn vrouwen. • Vrouwen bezitten 1% van de rijkdom van de wereld. Zij presteren 70% van de gewerkte uren en ontvangen slechts 10% van de inkomsten. • Meer dan 20% van de plattelandsgezinnen uit Afrika ten zuiden van de evenaar heeft een vrouw als gezinshoofd. • Om de twee minuten sterft een vrouw bij de bevalling of tijdens de zwangerschap. • Naar schatting komen jaarlijks 500.000 vrouwen en kinderen Europa binnen via mensenhandel. Vrouwenhandel brengt meer op dan wapen- of drugshandel.
• Naar schatting 130 miljoen vrouwen ter wereld werden slachtoffer van genitale verminking. Jaarlijks ondergaan 2 miljoen meisjes hetzelfde lot. • 80% van de vluchtelingen die in kampen leven, zijn vrouwen en kinderen. • In 2012 leefden 1,3 miljard mensen onder de absolute armoedegrens, waaronder 70% vrouwen. • Verkrachting, gedwongen zwangerschap en moedwillige besmetting met aids zijn oorlogswapens geworden. Er moet dan ook dringend werk worden gemaakt van de individuele en collectieve versterking van de economische, sociale en politieke autonomie en van het zelfvertrouwen van vrouwen door de projecten te ondersteunen die ze opzetten om hun rechten te doen gelden. Op het terrein spreekt dat voor zich, maar het inzicht is nog niet overal doorgedrongen. We beschikken alvast over een kader: een aanpak die steunt op de mensenrechten, en een wet ‘ontwikkelingssamenwerking’ die van gelijkheid een domeinoverschrijdend thema maakt. Daarnaast moeten we: • Over verplichte instrumenten beschikken om nog nauwkeuriger gendergerelateerde diagnoses te stellen.
• Meer zicht krijgen op de mechanismen waardoor vrouwen niet altijd in staat zijn hun rechten te doen gelden, op voorhand een inschatting maken van de impact van ontwikkelingsprojecten om er zeker van te zijn dat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt bevorderd. • Middelen inzetten om de werklast en de verantwoordelijkheden van de vrouwen te verlichten en om de mannen daarover te sensibiliseren. • De budgetten gendergevoelig maken en de initiatieven van vrouwengroeperingen binnen de civiele samenleving ondersteunen. Opdat de gelijkheid en de autonomie van de vrouw werkelijkheid zou worden! HÉLÈNE RYCKMANS Le Monde selon les femmes Commissie Vrouwen en Ontwikkeling
ONLINE www.fao.org www.unesco.org www.planetoscope.com www.worldbank.org
DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN HUMANITAIRE Karmelietenstraat 15 • HULP B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2.501 48 • Fax +32 (0)2.501 45 44 Karmelietenstraat 1581 • B-1000 Brussel E-mail :
[email protected] Tel. +32 (0)2 501 48 81 www.diplomatie.be • www.dg-d.be E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be