Digitale Knipselkranten Bescherming via artikel 15 van de Auteurswet of inbreuk op auteursrechten?
Doctoraalscriptie Groningen, juli 2003 Auteur: Oene Rusticus Studentnummer: 1008633 Begeleider: mr. P.G.F.A. Geerts Rijksuniversiteit Groningen Faculteit der Rechtsgeleerdheid
Voorwoord Met het naderen van het einde van mijn studie, wist ik al vrij snel waar ik mijn doctoraalscriptie over wilde schrijven. Als gelegenheidsjournalist gebruik ik veel materiaal van collega’s voor een internetpagina, overigens veelal met toestemming. Als snel legde ik een parallel tussen mijn internetpagina en de knipselkranten die ik in mijn jeugd van de bibliotheek leende. Hoewel ze dezelfde functie hebben, kwam ik er al snel achter dat de juridische status van de knipselkranten op internet niet onbetwist is, dit in tegenstelling tot de papieren versies. Een prima onderwerp om mij eens verder in te verdiepen, dacht ik toen, met deze scriptie als resultaat. In dit voorwoord wil ik graag een aantal personen bedanken die mij gesteund hebben bij het totstandkomen van deze scriptie. Allereerst de medewerkers van het advocatenkantoor Kennedy Van der Laan, waar ik tijdens mijn studentstage de nodige inspiratie heb opgedaan. Daarnaast Wouter Pors en Hemke de Weijs, die mij behulpzaam zijn geweest bij het vinden van bronnen voor mijn onderzoek. En natuurlijk mijn scriptiebegeleider Paul Geerts, die mij met zijn kritische vragen op de juiste manier wist te motiveren. Tenslotte ook een woord van dank aan mijn familie en vrienden, die mij gedurende lange tijd scherp hebben gehouden bij het schrijven van mijn scriptie.
Oene Rusticus Groningen, 1 juli 2003
2
Inhoudsopgave
Inleiding ................................................................................................................................ 5 1 De knipselkrant en de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet................. 7 1.1 Definitie knipselkrant ‘montage van knipsels uit de pers’.............................. 7 1.2 Juridische status knipselkrant, wetsgeschiedenis Auteurswet 1912.............. 7 1.3 Auteursrechtgeleerden over de status van de knipselkrant............................ 9 1.4 Conclusie Hoge Raad over knipselkranten.....................................................10 2 De digitale knipselkrant nader onderzocht ...............................................................12 2.1 Technisch mogelijke varianten..........................................................................12 2.1.1 Verspreiding knipselkranten regelmatig per elektronische berichtenservice .........12 2.1.2 Knipselkranten centraal opvraagbaar ............................................................................13 2.2 Juridische classificatie van de digitale knipselkrant........................................13 2.2.1 Verspreiding knipselkranten regelmatig per elektronische berichtenservice. ........13 2.2.2 Knipselkranten centraal opvraagbaar ............................................................................16 2.3 Conclusie knipselkranten ...................................................................................19 3 De beperkingen op de persexceptie ...........................................................................20 3.1 De opkomst van de driestappentoets ..............................................................20 3.2 Toepassing driestappentoets op commerciële knipselkranten....................21 3.3 Auteursrechtvoorbehoud...................................................................................25 4 De krant als databank verandert de zaak...................................................................27 4.1 Het begrip databank in de Databankenwet ....................................................27 4.1.1 Verzameling........................................................................................................................28 4.1.2 Werken, gegevens of andere zelfstandige elementen .................................................28 4.1.3 Systematisch of methodisch geordend..........................................................................28 4.1.4 Afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk .....................30 4.1.5 Substantiële investering....................................................................................................32 4.2 Conclusie: een krant is geen databank .............................................................33 5 Alternatieven voor artikel 15 van de Auteurswet ....................................................35 5.1 Redelijke vergoeding per overname .................................................................35 5.2 Fair use, een open norm als toevoeging op de bestaande beperkingen ....36 5.3 Free flow of information in de buitenlandse auteurswetten .......................38 5.3.1 Duitsland, overname tegen een billijke vergoeding aan een speciaal orgaan .........38 5.3.2 Spanje, overname tegen een billijke vergoeding..........................................................39 3
5.3.3 Frankrijk, Denemarken en België; geen uitzondering voor de pers ........................39 5.3.4 Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Canada en Nieuw Zeeland; open norm40 5.4 Conclusie: Nederland wijkt af van de rest.......................................................41 Conclusie.............................................................................................................................42 Literatuurlijst ......................................................................................................................44 Boeken..........................................................................................................................44 Tijdschriftartikelen .....................................................................................................45 Kamerstukken.............................................................................................................47 Jurisprudentie..............................................................................................................47 Internetbronnen .........................................................................................................48
4
Inleiding Door de opkomst van het internet verscheen er een nieuw medium voor de informatiehongerige consument. Actuele informatie is hier op elk moment van de dag toegankelijk, dit maakt internet tot een ideaal medium voor informatieconsumptie. De meeste kranten hebben hier handig op ingespeeld door ook via internet nieuws te verspreiden. Een aantal grote kranten zijn integraal via internet te lezen. Met de huidige technische snufjes en verspreidingsmogelijkheden via internet schoten ook de secondaire informatiebronnen als paddestoelen uit de grond. Informatievoorziening op maat is de slogan van de bedrijfjes die hierachter zitten. Van verschillende kranten en tijdschriften worden artikelen per onderwerp overgenomen en gebundeld. Technisch is het eenvoudig deze informatievoorziening op maat te gieten in de vorm van digitale knipselkranten. Maar wat voor juridische haken en ogen zitten hieraan vast? Zijn deze digitale knipselkranten vergelijkbaar met hun papieren voorgangers, of gelden er in de digitale wereld andere regels? In deze scriptie zal er verder naar de juridische status van de digitale knipselkranten keken worden. De probleemstelling die hierbij centraal staat, luidt: Vallen digitale knipselkranten onder de werking van artikel 15 van de Auteurswet en gaat dit veranderen na de implementatie van de Europese richtlijn op dit gebied? In de hoofdtekst zal eerst gekeken worden onder welke voorwaarden papieren knipselkranten van artikel 15 van de Auteurswet gebruik mogen maken. Dit artikel geeft toestemming aan persorganen om auteursrechtelijk beschermd werk in het kader van de nieuwsvoorziening uit andere media over te nemen. Vervolgens zullen in het tweede hoofdstuk deze voorwaarden worden toegepast op de digitale varianten van de knipselkrant. Kunnen deze gelijkgesteld worden met de papieren variant, of zijn er andere regels op van toepassing? In hoofdstuk drie zal met name gekeken worden naar de gevolgen van de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn. Deze richtlijn van de EG probeert de rechten in de informatiemaatschappij te harmoniseren en betekent voor de Auteurswet een belangrijke modernisering.
5
Hoofdstuk vier bevat een uitstapje naar het databankenrecht. Als de Databankenwet van toepassing is op, of bij de totstandkoming van digitale knipselkranten, krijgen we ineens te maken met een heel ander regiem. De kernvraag in dit hoofdstuk is of de bron van de digitale knipselkrant, vaak een papieren dagblad zoals de Telegraaf en De Volkskrant, ook aan te merken valt als een databank. In het laatste hoofdstuk komen er enkele alternatieven voor de juridische behandeling van de digitale knipselkrant naar voren. Naast een kijkje over de grenzen hoe men in de ons omringende landen met deze materie om gaat, zullen er tevens een tweetal concrete voorstellen behandeld worden.
6
1 De knipselkrant en de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet 1.1 Definitie knipselkrant ‘montage van knipsels uit de pers’ In het Van Dale woordenboek der Nederlandse Taal wordt een knipselkrant aangeduid als een ‘montage van knipsels uit de pers’. Bekend zijn de regelmatig verschijnende gekopieerde bundels krantenartikelen over een bepaald onderwerp, die op departementen onder ambtenaren verspreid worden. Het doel van deze knipselkranten is gelegen in het op een toegankelijke manier verspreiden van actuele informatie over een bepaald onderwerp. Niet langer hoeft een ambtenaar van een departement abonnementen te nemen op alle nieuwsbronnen over zijn onderwerp. Het doorlezen van de regelmatig verschijnende knipselkrant volstaat om op de hoogte te blijven van wat er zich op dat gebied afspeelt. 1.2 Juridische status knipselkrant, wetsgeschiedenis Auteurswet 1912 Vanaf het ontstaan van de knipselkrant, is de juridische status ervan onduidelijk. Het is een verzameling van artikelen uit de pers die gebundeld, verveelvoudigd en openbaar gemaakt worden. Rust er op de gebruikte artikelen auteursrecht, dan rijzen er problemen. Ook al zou de knipselkrant als verzamelwerk in aanmerking komen voor een eigen bescherming, dan nog kan het niet zomaar zonder toestemming auteursrechtelijk beschermd werk van anderen bevatten. In de Memorie van Toelichting bij de aanpassing van de Auteurswet 1912 aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie, komt er enige duidelijkheid over de status van de knipselkrant1. De minister merkt bij artikel 15 van de Auteurswet op dat deze ook voor knipselkranten is bedoeld. In dit artikel wordt het overnemen van nieuwsberichten, gemengde berichten of artikelen over actuele economische, politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke onderwerpen, die in een dag-, nieuws- of weekblad of tijdschrift zijn verschenen, alsmede van werken van dezelfde aard die zijn opgenomen in een uitgezonden radio- of televisieprogramma, niet gezien als inbreuk op auteursrecht. De voorwaarden die hierbij worden gesteld zijn, dat: 1. het overnemen geschiedt door een dag-, nieuws- of weekblad of tijdschrift, in een uitzending van een radio- of televisieprogramma; 2. de bepalingen van artikel 25 in acht worden genomen; 3. de bron op duidelijke wijze wordt vermeld, alsmede de aanduiding van de maker, indien deze in de bron voorkomt, en 4. het auteursrecht niet uitdrukkelijk is voorbehouden. 1
TK 1981-1982, 16 740, nummer 3-4, pagina 5
7
De voorloper van dit artikel staat al sinds het begin (1912) in de Auteurswet. Deze beperking op het auteursrecht is afkomstig uit de Berner Conventie, die sinds het ontstaan ervan, een artikel kende over de ‘free flow of information’.2 Enkele Tweede Kamerleden vonden deze losse opmerking over de status van de knipselkranten wat kort door de bocht. In het Voorlopig Verslag van de Tweede Kamer verzochten de leden van de SGP-fractie om een nadere uiteenzetting over de auteursrechtelijke status van knipselkranten en persoverzichten, over de overeenkomsten en de verschillen tussen beide fenomenen3. De Memorie van Antwoord bij artikel 15a van de Auteurswet vermeldt in dit verband ‘In een persoverzicht wordt door middel van citaten uit artikelen een overzicht gegeven van de inhoud van een aantal bladen, in een knipselkrant worden artikelen in hun geheel gekopieerd weergegeven. In artikel 15a is een bepaling over de persberichten overgenomen om buiten twijfel te stellen dat de publicatie van een dergelijke citatenreeks geoorloofd is. Knipselkranten vallen onder het regime van artikel 15. Voor zover zij verder willen gaan dan dit artikel toelaat, zullen zij zich daarvoor langs de gewone weg toestemming van de rechthebbende moeten verwerven.’4 Tijdens de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer heeft het D’66 kamerlid Groenman opgemerkt dat het wel zeer de vraag is of knipselkranten als tijdschriften kunnen worden aangemerkt.5 Minister van Justitie Korthals Altes antwoordde daarop: "Ik weet dat daarover verschillende opvattingen bestaan. De knipselkranten die de overheid verspreidt, voldoen aan alle criteria die daarvoor worden gesteld in artikel 15."6 In de nieuwe versie van de Auteurswet na aanpassing aan de Auteursrechtrichtlijn, wijzigt artikel 15 inhoudelijk niet op dit punt.7 Lid 1 van artikel 15 van de Auteurswet wordt enkel uitgebreid, ook berichten en artikelen die verschijnen in een medium met een zelfde functie als de media genoemd in lid 1, vallen onder de bescherming van de persexceptie.
2
Zie Ricketson 1987, pagina’s 303 – 306 en 501 – 508, en Grosheide 1991, pagina 23 – 27 voor meer informatie over de ‘free flow of information’ in de Berner Conventie
3
TK, 1981 – 1982, 16 740, nummer 5, pagina 9
4
TK, 1981 – 1982, 16 740, nummer 7, pagina 10
5
Plenaire vergadering Tweede Kamer 20 september 1984, pagina 70
6
Plenaire vergadering Tweede Kamer 20 september 1984, pagina 71
7
TK, 2001 – 2002, 28482, nummer 1 – 2, pagina 2
8
1.3 Auteursrechtgeleerden over de status van de knipselkrant Verschillende schrijvers hebben zich na deze opmerking in de Memorie van Toelichting bij de Auteurswet gebogen over het probleem van de knipselkranten. De meeste auteurs nemen aan dat knipselkranten ook inderdaad onder de werking van artikel 15 van de Auteurswet vallen. Van Lingen merkt op dat knipselkranten wel erg vergaand van de overnamebevoegdheid van artikel 15 van de Auteurswet gebruik maken.8 Toch heeft hij er vrede mee nu in de bron het auteursrecht kan worden voorbehouden. Van Lingen gaat hiermee echter voorbij aan het feit dat er bij nieuwsberichten en gemengde berichten conform artikel 15 lid 4 van de Auteurswet, geen voorbehoud mogelijk is, meer hierover in paragraaf 3.3. Spoor en Verkade kunnen zich ook in de stelling uit de Memorie van Toelichting vinden.9 Cohen Jehoram komt tot de conclusie dat de door de Minister van Justitie in 1981 gegeven niet-authentieke interpretatie van artikel 15 van de Auteurswet bij nadere beschouwing juridisch toch de juiste blijkt te zijn geweest.10 Hij vindt de specifieke aan voorwaarden verbonden overnamebevoegdheid, beter dan de algemene regeling van de toegestane verveelvoudiging uit de artikelen 16b en 17 van de Auteurswet. Naar het oordeel van Gerbrandy moet men de knipselkrant zien als een periodiek gelijk bedoeld in artikel 15 van de Auteurswet, maar dan van een geheel apart soort.11 Een werk mag men een knipselkrant wel noemen omdat er oorspronkelijk denkwerk achter zit. De knipselkrant moet echter beschouwd worden als een geheel eigensoortige periodiek omdat de knipselkrant niet een periodiek is die soms overneemt maar een periodiek die altijd overneemt en niets anders doet dan dat. Daarentegen heeft de Studiecommissie Artikel 15 Auteurswet van de Vereniging voor Auteurrecht zich negatief uitgelaten over de huidige plaatsing van de knipselkrant onder artikel 15 van de Auteurswet.12 Het zou volgens deze commissie niet voor het eerst zijn dat een minister zich vergist. Nu slechts de Memorie van Toelichting zegt dat de regeling van artikel 15 van de Auteurswet ook voor knipselkranten is bedoeld, moet aan de woorden van de minister naar de overtuiging van de commissie niet al te veel waarde worden gehecht. De commissie ziet de knipselkrant niet als periodiek welke voldoet aan een van de categorieën met overnamebevoegdheid, genoemd in artikel 15 van de Auteurswet. Zij constateert dat de knipselkrant zich slechts richt tot een bepaalde doelgroep, er geen deskundigheid nodig is voor de fabricage, de financiering voor rekening komt 8
Van Lingen 2002, pagina 125
9
Spoor en Verkade 1993, pagina 196
10
Cohen Jehoram 1985, pagina 175
11
Gerbrandy 1988, pagina 219
12
Grosheide 1991, pagina 40-43; zie ook Vecht 1992, pagina 103-109. Vecht was secretaris van de Studiecommissie artikel 15 Auteurswet
9
voor de exploitant en de inhoud geen eigen werk bevat. De Vereniging voor Auteurrecht is na een discussie hierover op haar ledenvergadering, van mening dat de knipselkrant expliciet in artikel 15 van de Auteurswet genoemd moet worden en er tegelijkertijd een vergoedingsregeling aan verbonden moet worden. 1.4 Conclusie Hoge Raad over knipselkranten Op 10 november 1995 geeft de Hoge Raad in zijn arrest Stichting Reprorecht/NBLC en Provincie Noord-Brabant zijn mening over deze kwestie.13 De Stichting stelde zich in deze zaak op het standpunt dat over de knipselkranten van het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum (NBLC) en de provincie Noord-Brabant, reprorecht betaald diende te worden. Het NBLC en de provincie beriepen zich op de overnamebevoegdheid uit artikel 15 van de Auteurswet. De Hoge Raad gaf hen met een beroep op de opmerking van de minister in de Memorie van Toelichting, gelijk. De Hoge Raad concludeert dat artikel 15 van de Auteurswet gebaseerd is op hetgeen in de Berner Conventie is bepaald. Zoals uit de tekst van artikel 10bis lid 1 van de Berner Conventie naar voren komt, gaat het om het overnemen door de pers van in de pers verschenen artikelen, maar is het begrip pers niet nader gedefinieerd, doch overgelaten aan concretisering door elk van de landen van de Unie. De Hoge Raad plaatst in dit verband de opmerking dat artikel 10bis van de Berner Conventie met name ertoe strekt de ‘free flow of information’ te waarborgen en tegenover dit algemeen belang de belangen van de auteurs van de betrokken artikelen voldoende beschermd worden door de mogelijkheid van het opnemen van een verbod van overneming. Nederland heeft volgens de Hoge Raad gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om ook onder de term tijdschrift in artikel 15 te van de Auteurswet laten gelden: een bij tussenpozen, in het belang van de ‘free flow of information’ uitgegeven publicatie, die uit niets anders bestaat dan uit een naar onderwerp geselecteerde verzameling van reproducties van in verschillende dag-, nieuws- of weekbladen dan wel tijdschriften verschenen bijdragen als omschreven in de openingszin van artikel 15 lid 1 van de Auteurswet. Kortom, ook volgens de Hoge Raad vallen knipselkranten onder de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet. Hugenholtz en Verkade merken in hun noot bij dit arrest op dat op het oordeel van de Hoge Raad uit wetshistorisch oogpunt weinig valt af te dingen. Materieel rechtelijk bevalt de uitspraak Hugenholtz niet helemaal. ‘Een ieder die periodiek een knipselkrantje uitgeeft, kan auteursrechtelijk zijn gang gaan’, zo vat hij de leer van de Hoge Raad samen.14 Hij vreest ook dat snelle commerciële
13
Hoge Raad, 10 november 1995
14
Hugenholtz 1996, pagina 55
10
jongens hier gebruik van maken. Hij constateert dat in de nieuwe economie de markt voor secundaire informatieproducten, bestaande uit op maat gesneden selecties of excerpten uit diverse primaire bronnen bijzonder snel groeit. De computer zal volgens hem hier een grote rol in gaan spelen. Meer hierover in hoofdstuk twee van deze scriptie. Dat het belang van ‘free flow of information’ tot een vrijheid van knipselkrant zou nopen, acht Hugenholtz tenslotte niet overtuigend aangetoond. Verkade wijst nog op het feit dat journalistiek niet alleen berichtgeving en commentaar behelst, maar ook selectie.15 En dat is nu juist wat knipselkranten doen.
15
Verkade 1996, pagina 20
11
2 De digitale knipselkrant nader onderzocht 2.1 Technisch mogelijke varianten Met de opkomst van computers en internet zijn de mogelijkheden voor de knipselkrant toegenomen. Verspreiding van een knipselkrant in digitale vorm is immers makkelijker dan het opzetten van een distributiesysteem voor een papieren versie. Ook kan het digitaliseren van het productieproces veel tijd en geld besparen. In deze paragraaf zullen de technische mogelijkheden van de knipselkrant onderzocht worden, hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen twee varianten van de knipseldienst. Een digitaal productieproces is hier het uitgangspunt. Dit kan ook leiden tot een papieren knipselkrant zoals in Hoofdstuk 1 is behandeld. Omdat dit productieproces niet tot een wezenlijk ander resultaat leidt, zal deze papieren knipselkrant hier niet nogmaals behandeld worden. 2.1.1 Verspreiding knipselkranten regelmatig per elektronische berichtenservice Als eerste de mogelijkheid om een knipselkrant met behulp van een elektronische berichtenservice te verspreiden na een digitaal productieproces. E-mail is hier een goed medium voor, maar ook de telefoon waarop een berichtenservice zoals SMS mogelijk is. Bedrijven als Euroclip en Knipsel Info Service maken deze versie van de knipselkrant.16 De knipseldienst scant dagelijks verschillende periodiek verschijnende publicaties in hun geheel, variërend van landelijke dagbladen tot huis-aan-huis kranten. Deze afzonderlijke artikelen (knipsels) van de gescande pagina’s van deze periodieken worden op een computer opgeslagen en gegroepeerd op datum en publicatie. Door het maken van een OCR (Optical Character Recocnition) zijn de afzonderlijke knipsels op trefwoord te doorzoeken. Aan de hand van de selectiecriteria van de opdrachtgevers, kan er een selectie van deze knipsels automatisch gemaakt worden. Na een korte controle, worden deze knipsels gebundeld en elektronisch aan de opdrachtgevers verzonden. Het hangt van het distributiesysteem van de knipseldienst af wanneer de knipselkrant daadwerkelijk door de eindgebruiker wordt gelezen. Dit zal in de regel dezelfde dag nog zijn.
16
Het onderstaande productieproces is overgenomen uit het feitenrelaas bij Rechtbank Amsterdam, 4 september 2002
12
2.1.2 Knipselkranten centraal opvraagbaar In deze tweede variant, krijgt de opdrachtgever toegang tot een centrale computer waarop knipsels staan. Hij kan dan zelf via het internet met behulp van selectiemogelijkheden de knipsels uitzoeken die hij wil lezen. Hier is geen distributiesysteem nodig, enkel het verlenen van toegang tot de server, al dan niet met een beveiliging, waarop de knipsels te vinden zijn. Op deze computer kan ook een archief van knipsels bijgehouden worden dat direct opvraagbaar is. Zo kunnen ook knipsels van een eerdere datum gevonden worden. Hiermee vergelijkbaar zijn de Cd-rom’s met informatiearchieven, zoals de LiteratuurRom. Het een programma dat daarop staat, LiteRom, bevat een archief van recensies van boeken die via een selectiemogelijkheid te doorzoeken is. De regelmatig verschijnende vernieuwingen zijn enkel tezamen met het originele programma te gebruiken en dienen ertoe om dat programma actueel te houden. 2.2 Juridische classificatie van de digitale knipselkrant Artikel 15 lid 1 van de Auteurswet lijkt mediaspecifiek geformuleerd. Slechts twee categorieën communicatievormen worden genoemd, papieren media (kranten en tijdschriften) en radio en televisieprogramma’s.17 Dit terwijl het artikel 10 bis van de Berner Conventie waarop ons artikel 15 van de Auteurswet gebaseerd is, zich niet beperkt tot een categorie-indeling. De Berner Conventie heeft het enkel over het verveelvoudigen door de pers van artikelen die zijn gepubliceerd in onder andere nieuwsbladen en tijdschriften. Maar ons artikel 15 van de Auteurswet stamt al uit 1985, een tijd waarin computers nog niet ingeburgerd waren. Na de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn worden de categorieën uitgebreid met de zinsnede ‘of een ander medium dat dezelfde functie vervult’. Tot die tijd hanteren we een richtlijnconforme interpretatie van artikel 15 van de Auteurswet en houden we de kabinetsnota ‘Wetgeving voor de Elektronische Snelweg’ in het achterhoofd, waarin gesteld werd dat de regels die offline gelden ook online moeten gelden.18 Hiermee is het tijd geworden de digitale knipseldiensten juridisch eens nader onder de loep te leggen. De twee technische varianten uit de vorige paragraaf zullen hierbij als leidraad dienen. 2.2.1 Verspreiding knipselkranten regelmatig per elektronische berichtenservice. Zoals in de inleiding van deze paragraaf al verteld, worden er in artikel 15 lid 1 van de Auteurswet slechts twee categorieën communicatievormen genoemd. Of de elektronische berichtenservice hier 17
Spoor en Verkade zijn iets stelliger in hun mening, zij vinden dat artikel 15 tijd en techniek gebonden is geschreven, Spoor en Verkade 1993, pagina 197
18
TK, 1997 – 1998, 25 880, nummers 1 en 2
13
ook onder te plaatsen valt, zal nu nader onderzocht worden. Spoor en Verkade menen dat de bepaling in ieder geval van toepassing kan zijn op abonnee-TV, ziekenhuisomroep en verschijnselen als Viditel en Teletekst.19 Zij stellen echter dat de wijze waarop de wetgever in 1985 aan zijn opvatting dat een beperking tot de geschreven pers geen goede grond had vervolgens vormgegeven heeft, toch weer wat techiek- en tijdgebonden is. Aan media als elektronische muurkranten en telefonische nieuwsvoorziening is volgens hen geen aandacht geschonken. Visser wijst op wat de Hoge Raad in zijn Dior/Evora arrest heeft gezegd.20 Hier overwoog de Hoge Raad: “Wèl is in § 6 van Hoofdstuk I van de Auteurswet een aantal beperkingen van het auteursrecht opgenomen, waaraan in de regel een afweging ten grondslag ligt van de belangen van de rechthebbende op het auteursrecht tegenover de maatschappelijke of economische belangen van anderen of tegen het algemeen belang. Deze uitdrukkelijke beperkingen sluiten echter niet uit dat de grenzen van het auteursrecht ook in andere gevallen aan de hand van een vergelijkbare afweging nader moeten worden bepaald, in het bijzonder wanneer de behoefte aan de desbetreffende begrenzing door de wetgever niet is onderkend en zij past in het stelsel van de wet, zulks in het licht van de ontwikkeling van het auteursrecht als middel tot bescherming van commerciële belangen.” Visser laat de vraag of digitale knipselkranten onder artikel 15 van de Auteurswet vallen, echter onbeantwoord. 21 Klos en Arkenbout zien wel mogelijkheden voor een niet-papieren vorm van de knipselkrant. Zij merken op dat een interactieve persdienst of knipselkrant wellicht van artikel 15 van de Auteurswet kan profiteren.22 In een interview naar aanleiding van een vermeende auteursrechtinbreuk van de web site Portablegear.nl op Webwereld.nl, heeft Alberdingk Thijm gezegd dat er geen reden is waarom de uitspraak van de Hoge Raad over de papieren knipselkranten niet van toepassing zou zijn op de digitale knipselkranten.23 Dit laat overigens onverlet dat hij artikel 15 van de Auteurswet het liefst 19
Spoor en Verkade 1993, pagina 197
20
Hoge Raad, 20 oktober 1995
21
Visser 1998, pagina 29
22
Klos en Arkenbout 1994, pagina 372. Wel vonden ze het twijfelachtig of knipselkranten wel als persproducten waren aan te merken. Aan deze twijfel is met Hoge Raad 10 november 1995 een eind gekomen.
23
Nieuwsbericht op Webwereld.nl van 28 juni 2002
14
zou vervangen door een ‘fair use’ bepaling.24 Meer over deze en andere alternatieven voor de persexceptie in hoofdstuk 5. In de lagere rechtspraak is een digitale nieuwsdienst tweemaal onderwerp geweest van een rechtszaak. Beide keren is een volledige toetsing aan artikel 15 van de Auteurswet echter niet aan de orde geweest. De rechtbank Amsterdam kwam op 4 september 2002 niet toe aan het digitale aspect van de knipselkrant. Op grond van de commerciële exploitatie van de knipselkrant, werd een beroep op dit artikel al afgewezen. In het Kranten.com kort geding werd de internet pagina www.kranten.com wel als persorgaan in de zin van artikel 15 van de Auteurswet aangemerkt.25 Op deze internet pagina staan elke dag van verschillende kranten de lijsten met titels van de berichten op de internet pagina van die krant. De titels vormen elk afzonderlijk een link naar het betreffende bericht. Tevens kan zich abonneren op de titellijsten, die elke ochtend per e-mail verspreid worden. De rechter heeft hier dus de elektronische berichten service waarin de titellijsten van verschillende kranten verstuurd worden, aangemerkt als een persorgaan, dat van artikel 15 van de Auteurswet gebruik mag maken. De president overwoog in rechtsoverweging 4.6 het volgende: “Voor zover al aangenomen mag worden dat (een aantal van) deze afzonderlijke titels en de loutere opsomming daarvan als geheel (hierna te noemen: titellijsten) als (een verzameling van) auteursrechtelijk beschermde werken zijn aan te merken met een eigen, oorspronkelijk karakter die het persoonlijk stempel van de maker dragen, mogen deze titels en titellijsten op grond van artikel 15 Auteurswet 1912 (hierna: Aw) toch integraal worden overgenomen met bronvermelding door een persorgaan. De website kranten.com is als een persorgaan in de zin van artikel 15 Aw aan te merken. Kranten.com geeft immers uitsluitend een actueel overzicht van de titels op de websites van diverse media. Daarmee is zij niets anders dan een nieuwsmedium dat periodiek (te weten dagelijks) een overzicht geeft van hetgeen die media actueel melden, waarbij de namen van die media uitdrukkelijk worden genoemd. (…) Tussen het weergeven van de titels op de site van kranten.com als link en het toezenden van die links aan abonnees bestaat geen wezenlijk verschil.” Deze uitspraak heeft veel stof doen opwaaien met name in de niet-juridische pers, hoger beroep is er echter niet tegen aangetekend. De conclusie in deze paragraaf is dat het huidige artikel 15 van de Auteurswet toch niet zo techniek gebonden is zoals in eerste instantie gedacht. Ook een dienst vergelijkbaar met de knipselkrant kan 24
Alberdingk Thijm 1999, pagina 1
25
President Rechtbank Rotterdam, 22 augustus 2000
15
als persorgaan worden aangemerkt. Als een elektronische berichtenservice zich aan de voorwaarden van artikel 15 van de Auteurswet houdt, maakt deze geen inbreuk op auteursrechten. In paragraaf 3.2 zal het onderscheid tussen commerciële en ideële knipselkranten naar voren komen als beperking op artikel 15 van de Auteurswet. De rechtbank Amsterdam had dus eerst naar artikel 15 van de Auteurswet moeten kijken voordat het zou kunnen concluderen dat deze knipselkranten door hun commerciële vorm niet van artikel 15 van de Auteurswet kunnen profiteren. Hier zal het hof in hoger beroep zeker nog eens goed naar moeten kijken. 2.2.2 Knipselkranten centraal opvraagbaar Nu geconcludeerd is dat een regelmatig elektronisch verspreide knipselkrant onder de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet valt, is het tijd geworden om de status van de knipselkrant te bekijken die centraal opvraagbaar is. In deze tweede variant worden de vergaarde krantenknipsels niet verspreid, maar staan ze op een centraal punt ter beschikking van de lezer. Binnen deze tweede variant, bestaan er twee uitersten. Aan de ene kant de situatie dat op het centrale punt alleen de knipsels van die dag te lezen zijn. Deze situatie vergelijkbaar met de internet pagina www.kranten.com, zij het dat daar alleen de titels opgenomen worden in plaats van de hele berichten. Aan de andere kant kan er een archief van knipsels worden bijgehouden waarbij met behulp van verschillende zoekmethoden het archief doorzocht kan worden. Deze twee uitersten lenen zich voor een afzonderlijke behandeling. Een regelmatig vernieuwde internet pagina met daarop knipsels van verschillende kranten lijkt sterk op de knipselkrant die door de Hoge Raad goedgekeurd is. Het enige verschil is dat deze centrale krant niet verspreid wordt. Dat een medium verspreid moet worden, is echter ook geen vereiste om onder de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet te vallen. Er lijkt geen reden om een juridisch verschil te maken tussen een knipselkrant die regelmatig elektronisch wordt verspreid en een knipselkrant die op een centraal punt te lezen is. Nu de internet pagina www.kranten.com periodiek (te weten dagelijks) een overzicht geeft van hetgeen diverse media actueel melden, oordeelde de rechter dat deze internet pagina als centraal punt van informatie bescherming genoot, en als persorgaan een beroep kan doen op artikel 15 van de Auteurswet. Zodra de internet pagina niet regelmatig wordt geactualiseerd, of als de archieffunctie van de pagina toeneemt, verwordt de knipselkrant tot een knipselbank. Als de verspreiding van het nieuws ondergeschikt raakt aan het voor een ander doel exploiteren van de internet pagina, valt dit mijns inziens niet meer onder de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet. Struik wijst op de
16
nevenexploitatie van een nieuwsmedium dat actuele berichten uit andere media brengt.26 Deze nevenexploitatie kan volgens hem niet met een beroep op artikel 15 van de Auteurswet worden gerechtvaardigd. De nieuwsvoorziening is met deze nevenexploitatie niet gediend, het gaat dan meer om het exploiteren van een databank met informatie. Een vergelijkbare nevenexploitatie van knipsels kwam naar voren in de LiteRom zaak.27 De rechter wees in deze zaak een beroep van de maker van een databank met literatuurrecensies, op de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet, af. Het resultaat komt overeen met de hierboven genoemde uitgangspunt, maar met Visser ben ik van mening dat de redenering van de rechtbank om tot dit resultaat te komen, niet juist is.28 De LiteRom is een door het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum uitgebrachte cd-rom met de volledige tekst van 43.000 recensies van Nederlandstalige literaire werken, interviews met auteurs en artikelen over literaire werken, over de periode 1882 tot en met 1991, welke afkomstig zijn uit Nederlandse en Vlaamse kranten en tijdschriften. Het NBLC stelt aan de geabonneerde openbare bibliotheken een cd-rom ter beschikking. De bezoekers van de openbare bibliotheken kunnen de LiteRom vervolgens raadplegen in de leeszaal en desgewenst, tegen een geringe vergoeding, een uitdraai maken van de daarin opgeslagen artikelen. Bij de juridische kwalificatie van de LiteRom overwoog de rechtbank het volgende: “De op de LiteRom opgenomen informatie kan op verschillende manieren ontsloten worden door bijvoorbeeld te zoeken op auteur, de titel van een boek of de recensent daarvan. Deze elektronisch geordende en opgeslagen verzameling gegevens die op elektronische wijze kunnen worden opgevraagd, vormen naar het oordeel van de rechtbank géén digitale knipselkrant of in een databank opgenomen papieren knipselkrant. Gelet op de wijze waarop raadplegen kan geschieden en de volledigheid van de opgeslagen gegevens, is hier veeleer sprake van een databank. Derhalve verwerpt de rechtbank het standpunt van het NBLC en kan het antwoord op de vraag of het in het algemeen een digitale literaire knipselkrant onder artikel 15 Aw valt, in het midden gelaten worden. Door het NBLC wordt niet betwist dat op de in een databank opgenomen literaire werken de verworven auteursrechten van kracht blijven (conform art. 4 lid 2 van het ‘Voorstel voor 26
Struik 2002, pagina 387
27
Rechtbank Den Haag, 3 mei 1998
28
Visser 1998, pagina 26- 28
17
een richtlijn van de Raad betreffende de rechtsbescherming van databanken’ [het tegenwoordige artikel 2 lid 2 van de Databankenwet, OAR] ) Haar verweer luidt dat op de in een databank opgenomen papieren knipselkrant geen auteursrechten rusten op grond van artikel 15 Aw. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen faalt ook dit verweer.“ De cd-rom met daarop het programma LiteRom, kan zonder twijfel worden aangemerkt als een database. Het is een verzameling van werken die systematisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging van de inhoud in kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering. LiteRom voldoet daarmee aan de omschrijving van artikel 1 lid 1 sub a van de Databankenwet. De NBLC kan worden aangemerkt als producent van deze databank. Dit heeft echter geen consequenties voor het al dan niet van toepassing zijn van artikel 15 van de Auteurswet. Volgens artikel 2 lid 2 van de Databankenwet blijft het auteursrecht op de in de database opgenomen werken onverlet. De rechtbank heeft bij de behandeling van deze zaak in 1995 gebruik gemaakt van het voorstel van de richtlijn waarop onze Databankenwet gebaseerd is. Deze bepaling komt ook in dat voorstel voor de richtlijn voor. Toch concludeert de rechtbank dat omdat LiteRom een databank is, de vraag of een digitale literaire knipselkrant onder artikel 15 van de Auteurswet valt, in het midden gelaten kan worden. Ten onrechte, zo vindt ook Visser.29 Dat LiteRom een databank is, sluit de toepassing van het Auteursrecht met zijn beperkingen niet uit. Op de overgenomen recensies rusten auteursrechten. Het NBLC kan als producent van LiteRom geen beroep op artikel 15 van de Auteurswet doen, omdat dit niet in het belang is van de nieuwsvoorziening. Te zeer ligt de nadruk op de archieffunctie van LiteRom, in plaats van op de nieuwsfunctie, als een medium met actuele berichten. Nu er geen rechtvaardigingsgrond is voor het hergebruiken van auteursrechtelijk beschermde werken, mogen deze werken niet zonder toestemming overgenomen worden. Ook niet in een databank, nu de Databankenwet de Auteurswet onverlet laat. De juiste maatstaf voor het verbod van LiteRom is dat het programma inbreuk
maakt
op
de
openbaarmakings-
en/of
verveelvoudigingsrechten
van
de
auteursrechthebbenden, zonder dat hiervoor een rechtvaardigingsgrond is. Ook de Databankenwet kan NBLC hierbij niet van dienst zijn.
29
Visser 1998, pagina 28
18
2.3 Conclusie knipselkranten Samenvattend kunnen we de digitale knipselkranten in twee vormen opsplitsen. Een op de nieuwsvoorziening gerichte elektronische berichtenservice en een centraal punt waar actuele nieuwsberichten opgevraagd kunnen worden, genieten bescherming van artikel 15 van de Auteurswet. Indien echter de archieffunctie van het centrale punt waar de knipsels opvraagbaar zijn, de overhand neemt en het nieuws minder vaak bijgewerkt wordt, valt deze knipselbank niet meer binnen de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet en is er geen rechtvaardiging meer om een verbod tot auteursrechtinbreuk tegen te houden. De rechtszaak over de LiteRom had op deze manier opgelost moeten worden.
19
3 De beperkingen op de persexceptie 3.1 De opkomst van de driestappentoets In de Auteursrechtrichtlijn die op 22 december 2002 geïmplementeerd had moeten zijn, staat in artikel 5 lid 5 een toets die op alle beperkingen op het auteursrecht die genoemd worden in de voorgaande vier leden, van toepassing is. Dit lid luidt: “De in de leden 1, 2, 3 en 4 bedoelde beperkingen en restricties mogen slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.” Deze formulering komt oorspronkelijk uit de Berner Conventie waar hij aangaf hoe het verveelvoudigingsrecht beperkt mocht worden.30 Eind jaren zestig is deze hierin opgenomen om de verschillende beperkingen die in de aangesloten landen van toepassing waren, enigszins met elkaar in overeenstemming te brengen. Deze driestappentoets, zoals hij vaak genoemd wordt, is later overgenomen in de TRIPs en WIPO verdragen en dus nu ook in de Auteursrechtrichtlijn. Wat er met deze driestappentoets gedaan moet worden, is echter de vraag. In de oorspronkelijke Berner Conventie stonden de beperkingen zélf niet in het verdrag. Deze toets formuleerde het kader waarbinnen elk land zijn nationale beperkingen kon definiëren. Het is een element uit de Anglo-Amerikaanse commen-law traditie.31 Binnen de continentaal-Europese civil-law traditie van de opsomming van een groot aantal nauwkeurig gedefinieerde beperkingen, hoort deze niet thuis. Met de opname van deze driestappentoets in de Auteursrechtrichtlijn is deze vraag weer actueel geworden. De minister van Justitie en de Commissie Auteursrecht zien deze toets als richtlijn waaraan de beperkingen in de Nederlandse Auteurswet moeten voldoen.32 Deze driestappentoets hoeft volgens hen niet zelf opgenomen te worden in de wet. De Raad van State, Cohen Jehoram en de Studiecommissie Informatiemaatschappij van de Vereniging voor Auteursrecht staan hier
30
Zie Ricketson 1987 voor meer informatie over de Berner Conventie
31
Senftleben 2003, pagina 10
32
TK, 2001 – 2002, 28482 B, pagina 4; Verkade 2001, pagina 11; zie ook Koelman 2003, pagina 6
20
lijnrecht tegenover, zij vinden dat deze toets wel degelijk in de nieuwe Auteurswet opgenomen dient te worden.33 Alle kritiek ten spijt, is de minister vooralsnog niet van plan om de driestappentoets in de Auteurswet op te nemen. Via de achterdeur wordt de toets evenwel het Nederlands recht binnengeloodst, nu de rechter in een concreet geval de beperkingen met inachtneming van de driestappentoets moet uitleggen en toepassen. Dit heeft de minister expliciet in de Memorie van Toelichting opgenomen.34 De voorstanders van opname van de driestappentoets in de wet vinden dit een vreemde constructie, Cohen Jehoram spreekt zelfs van een warboel, maar het uiteindelijke resultaat hoeft niet af te wijken van hun toekomstplannen met de toepassing van de toets. Het limitatieve stelsel van beperkingen wordt hiermee met een open norm verder beperkt. Wat deze vage norm met het Nederlandse stelsel van beperkingen op het auteursrecht zal doen, is vooralsnog onduidelijk.35 Wat betreft artikel 15 van de Auteurswet zal met name gekeken moeten worden naar het tweede vereiste in de toets, dat de beperking geen afbreuk mag doen aan de normale exploitatie van het werk. Dit vereiste is zijdelings aan de orde geweest bij de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2002, meer over deze zaak in de volgende paragraaf. De driestappentoets kan in ieder geval door het Europese Hof gebruikt worden om het auteursrecht verder te harmoniseren. Hiermee is het politiek compromis waarmee de driestappentoets in de Auteursrechtrichtlijn gekomen is, toch nog een bijdrage geweest tot het harmoniseren van het auteursrecht. Dit zal echter wel de nodige tijd vergen, aangezien het nog onduidelijk is of en wanneer de rechters in de verschillende landen deze norm ook daadwerkelijk gaan gebruiken. 3.2 Toepassing driestappentoets op commerciële knipselkranten Een eerste testcase voor toepassing van de driestappentoets door de rechter is gebleven bij toepassen van de gedachte achter de driestappentoets. De Rechtbank Amsterdam durfde het nog niet aan om de stappen van de toets te gebruiken in de zaak tegen de digitale knipselkranten, maar de manier waarop de rechtbank haar vonnis heeft opgebouwd, toont aan dat zij met een scheef oog
33
TK, 2001 – 2002, 28482 B, pagina 3; Quaedvlieg 2002, pagina 5; Cohen Jehoram 2002, pagina 1694
34
TK, 2001 – 2002, 28482 B, pagina 4
35
Niet iedereen is hier ook blij mee, vergelijk Koelman die na een afweging van de voor en nadelen van de driestappentoets tot de conclusie komt dat het beter is om de rechters niet met deze norm op te zadelen. Koelman 2003, pagina 9
21
naar deze toets heeft gekeken.36 Voor het eerst keek de rechter naar het doel van de knipseldienst. Een bedrijf dat een knipseldienst commercieel exploiteert, kan volgens de rechter geen beroep doen op de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet. Zodra het commerciële gebruik van de auteursrechthebbende wordt beperkt, moet men dit volgens Grosheide zien als een inbreuk op de normale exploitatie van het recht.37 Hij signaleert een toenemende commercialisering van het auteursrecht en is het niet eens met Gerbrandy die de klassieke opvatting onderschrijft. Gerbrandy stelt dat het voor de toepasselijkheid van het auteursrecht geen verschil maakt of de als inbreuk aangemerkte handeling ideëel dan wel commercieel van aard is.38 Onder de beperkingen van het auteursrecht valt volgens hem naar Nederlands recht niet de regel dat handelingen een inbreukmakend karakter krijgen als zij geschieden met een winstoogmerk. Bij de vraag of artikel 15 van de Auteurswet van toepassing is op een knipseldienst, zal dus volgens hem geen onderscheid moeten worden gemaakt tussen een ideële of een commerciële exploitatie ervan. De Rechtbank Amsterdam gebruikt dit onderscheid om het beroep van de knipseldiensten op artikel 15 van de Auteurswet af te wijzen. De rechtbank overweegt het volgende: “6.3. Gedaagden voeren aan dat de door hen aangeboden knipseldiensten functioneel identiek zijn aan de knipselkranten waarover de Hoge Raad in dit arrest heeft geoordeeld. 6.4. De rechtbank deelt deze opvatting niet. In het Knipselkrantarrest ging het om knipselkranten die werden samengesteld door het Nederlands Bibliotheek- en Lectuurcentrum (NBLC) ten behoeve van openbare bibliotheken en door de provincie Noord-Brabant (voornamelijk) ten behoeve van personen die tot haar organisatie behoren, dan wel bij haar werkzaamheden betrokken zijn. Deze instellingen hebben beide geen commercieel oogmerk. Mede gelet op de specifieke afnemers of lezers van de in dit arrest bedoelde knipselkranten - openbare bibliotheken en personen werkzaam voor de provincie - konden deze periodieken worden beschouwd als te zijn uitgegeven in het belang van de "free flow of information".
36
Rechtbank Amsterdam, 4 september 2002
37
Grosheide 1996, pagina 44
38
Gerbrandy 1988, pagina 14; zie ook Grosheide 1991, pagina 36, die dit onderscheid verwerpt
22
6.5. Los van de vraag of de knipseldiensten, zoals die door gedaagden worden aangeboden, kunnen worden opgevat als de (deels) digitale voortzetting van de papieren knipselkranten, hebben gedaagden niet weersproken dat hun bedrijfsvoering een voornamelijk commercieel doel dient. Gelet op dit zwaarwegend commercieel belang van gedaagden, kunnen, naar het oordeel van de rechtbank, de door hen aangeboden knipseldiensten niet worden gekwalificeerd als publicaties die in het belang van de "free flow of information" worden uitgegeven. In dit licht weegt het gestelde belang van gedaagden niet op tegen het belang van eisers bij bescherming van hun auteursrecht. Het beroep op de persexceptie als verwoord in artikel 15 Aw gaat derhalve niet op.” De annotatoren Spoor en Overdijk zijn het niet eens met deze zienswijze van de rechtbank. Volgens Spoor valt er zeker wat te zeggen voor het kennelijke gevoelen van de rechtbank dat commercieel gebruik van nieuws en artikelen niet mogelijk moet zijn zonder toestemming van de rechthebbenden, maar de redenering op grond waarvan de rechtbank dit resultaat bereikt lijkt volgens hem moeilijk houdbaar.39 Kranten en tijdschriften worden volgens hem ook met commerciële motieven uitgegeven, en kranten en tijdschriften zijn nu juist de media bij uitstek waarop de zogeheten ‘persexceptie’ van artikel 15 van de Auteurswet en het daaraan ten grondslag liggende artikel 10bis van de Berner Conventie betrekking heeft. De rechtbank lijkt de twee betekenissen van het woord free met elkaar te verwarren, free flow betekent volgens hem ‘ongehinderd doorgeven’, niet ‘gratis doorgeven’. Hoewel er ook kranten en tijdschriften zijn die een puur informatief doel dienen, worden de belangrijkste en meest relevante toch wel uitgegeven met een commercieel doel. Overdijk vindt het ook opmerkelijk dat de rechtbank onderscheid maakt tussen knipselkranten mét en zonder commercieel oogmerk.40 Bij zijn weten is dit onderscheid nog niet eerder gemaakt. Hij vindt de basis ervoor te dun. Anders dan voor andere beperkingen op het auteursrecht, geldt voor een beroep op artikel 15 van de Auteurswet niet de eis dat er sprake is van gebruik zonder commercieel oogmerk. Hij merkt ook op dat artikel 10 van het EVRM waarop het belang van de ‘free flow of information’ is gebaseerd, niet slechts openstaat voor niet-commerciële activiteiten. Volgens hem is het evident dat met het verbod door de rechtbank de informatievrijheid in het geding is.
39
Spoor 2003, pagina 26
40
Overdijk 2002, pagina 332
23
Bij de toepassing van de driestappentoets op een commercieel geëxploiteerde digitale knipselkrant, is met name de tweede stap van belang. Wordt bij de opname van een krantenartikel in een knipselkrant afbreuk gedaan aan de normale exploitatie van het materiaal van de auteur? Volgens Ricketson betekent dit dat gebruik waarvan de rechthebbende mag verwachten dat hij er een vergoeding voor kan bedingen, onder het verveelvoudigingsrecht moet vallen.41 Met materiaal geschreven in het kader van nieuwsvoorziening is het moeilijk om naast het medium waarvoor het geschreven is, nog alternatieve media te vinden die er in het kader van nieuwsvoorziening nog een vergoeding voor willen geven. Dit dient immers in zeer korte tijd te gebeuren, aangezien nieuws snel veroudert. Enkel voor een archief is het mogelijk om hier een vergoeding voor te krijgen. We hebben echter in hoofdstuk 2 al geconcludeerd dat zodra de archieffunctie de overhand neemt boven de nieuwsfunctie, deze knipselbank niet meer onder de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet kan vallen. De minister komt in zijn antwoord op Kamervragen tot dezelfde conclusie. Hij schrijft dat artikel 15 van de Auteurswet is geschreven met het oog op de ‘free flow of information’, maar dat het ‘do ut des’ beginsel ook in het achterhoofd gehouden moet worden.42 In overweging 44 van de Auteursrechtrichtlijn is aangegeven dat rekening moet worden gehouden met het feit dat beperkingen in een digitale omgeving een sterkere economische uitwerking kunnen hebben. In een digitale omgeving kan volgens hem het gebruik van nieuwsberichten, gemengde berichten en artikelen door middel van zoek- en archieffuncties en de mogelijkheid van dienstverlening op maat namelijk een zelfstandige economische betekenis krijgen. Het gebruik kan dan de normale exploitatie van het beschermde materiaal en de wettige belangen van rechthebbenden schaden. Bij de situatie waarin het materiaal van de auteur niet voor een archief wordt gebruikt, is niet zo makkelijk om te bepalen of het hergebruik van het materiaal in een knipselkrant afbreuk doet aan de normale exploitatie ervan. Volgens het Dispute Settlement Body van de WTO worden niet alleen momenteel gebezigde manieren van exploiteren tot de normale exploitatie in de zin van TRIPs gerekend, maar ook toekomstige en potentiële. Dit echter wel binnen ‘a certain degree of likelihood and plausibility’ zijn,43 oftewel, vrij vertaald, dat deze potentiële exploitatiemogelijkheden redelijkerwijs voorzienbaar en waarschijnlijk zijn. Volgens Koelman leidt deze zienswijze ertoe dat
41
Ricketson 1987, pagina 483
42
TK, 2002 – 2003, 28482, nummer 5, pagina 26
43
Dispute Settlement Body (WTO), 27 juli 2000, §6.180, zoals geciteerd in: Hugenholtz 2000, pagina 201
24
het auteursrecht op den duur onbeperkt zou moeten zijn, iets wat volgens hem toch niet de bedoeling kan zijn.44 Een werkbare uitleg van het gebruik wat nog onder normale exploitatie valt, is het gebruik waarvoor de rechthebbende mag verwachten dat hij een vergoeding kan bedingen, of welk gebruik voor de toekomst redelijkerwijs voorzienbaar en waarschijnlijk is. Hergebruik in een knipselkrant van materiaal geschreven in het kader van de nieuwsvoorziening, dat slechts een korte houdbaarheidsdatum heeft, valt daarom niet binnen de normale exploitatie van het materiaal. Door die nieuwswaarde is het materiaal naar zijn aard ongeschikt om op verschillende manieren in het kader van nieuwsvoorziening geëxploiteerd te worden, tenzij dit vooraf overlegd wordt. Deze situatie laten we buiten beschouwing, omdat dan immers geen beroep op artikel 15 van de Auteurswet meer nodig is. De persexceptie lijkt ook aan de andere vereisten van de driestappentoets te voldoen. Gezien de cumulatieve voorwaarden waaraan het bericht moet voldoen voordat het in een knipselkrant opgenomen mag worden, gaat het hier om een beperking die slechts in bepaalde gevallen werkt. Verder worden de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk geschaad. De driestappentoets is dus geen belemmering voor de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet voor digitale knipselkranten die in het kader van nieuwsvoorziening materiaal hergebruiken. Nu er verder ook geen redenen zijn om commercieel geëxploiteerde digitale knipselkranten anders te behandelen dan ideële, dient dit vonnis van de rechtbank in hoger beroep vernietigd te worden. 3.3 Auteursrechtvoorbehoud In de Nota naar aanleiding van het Verslag over de nieuwe Auteurswet, merkt de minister op dat auteursrechthebbenden die onder de werkingssfeer van het in artikel 15 van de Auteurswet bepaalde vallen, hun door de driestappentoets onderstreepte belangen kunnen beschermen door het maken van een uitdrukkelijk voorbehoud ingevolge artikel 15, eerste lid, onder 4° van de Auteurswet.45 De minister noemt de mogelijkheid tot het maken van een voorbehoud zelfs een belangrijk scharnierpunt. Deze opmerking is reden om het auteursrechtvoorbehoud nog eens nader onder de loep te leggen.
44
Koelman 2003, pagina 7
45
TK 2002 – 2003, 28482, nummer 5, pagina 26
25
Bij het maken van een voorbehoud in de zin van artikel 15 van de Auteurswet gaat het om uitsluiting van de toepassing van dat artikel op het werk.46 Dit voorbehoud dient uitdrukkelijk te worden gemaakt, bij elk werk afzonderlijk. Bij tijdschriften is het volgens lid 2 van artikel 15 van de Auteurswet voldoende om het voorbehoud in algemene bewoordingen aan het hoofd van het nummer voorkomt. In het voorstel voor een nieuwe Auteurswet wordt het tweede lid geschrapt en is de mogelijkheid tot het maken van een voorbehoud veralgemeniseerd.47 Dat wil zeggen dat er in de voorgestelde bepaling geen bijzondere eisen worden gesteld aan de manier waarop het voorbehoud wordt gemaakt, zolang het maar uitdrukkelijk geschiedt, zodat het voor de gebruiker duidelijk is dat een voorbehoud is gemaakt. Aan de plaats waar het voorbehoud wordt gemaakt, behoeven geen bijzondere eisen te worden gesteld.48 Zo’n mededeling kan bijvoorbeeld op een daartoe bestemde plaats in de uitgave of op de website worden geplaatst. Volgens het vierde lid van artikel 15 van de Auteurswet is het niet mogelijk om een voorbehoud te maken bij nieuwsberichten en gemende berichten. In het oorspronkelijke wetsvoorstel is deze bepaling geschrapt, maar bij nota van wijziging is hij weer toegevoegd. De minister motiveerde dit herstel in de oude situatie door te stellen dat de richtlijn in tegenstelling tot wat eerder werd gedacht, niet dwingt tot schrapping van de bepaling en dat hij daarom weer opgenomen is.49 Visser citeert in zijn overzicht van de wijzigingen op het voorstel van de nieuwe Auteurswet justitieambtenaar Van der Net, die tijdens de vergadering van de Vereniging voor Auteursrecht van 18 oktober 2002 als verklaring aandroeg dat: ‘nieuwsberichten en gemende berichten zeer korte feitelijke berichten zijn die niet voor (normale) auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, maar slechts voor geschriftenbescherming. Aangezien geschriftenbescherming niet onder de richtlijn valt, mag Nederland te dien aanzien een uitzondering maken zonder in strijd te komen met de richtlijn.’50
46
Spoor en Verkade 1993, pagina 203
47
TK 2002 – 2003, 28482, nummer 5, pagina 26
48
TK 2001 – 2002, 28482, nummer 3, pagina 40
49
TK 2002 – 2003, 28482, nummer 5, pagina 26
50
Visser 2003, pagina 70
26
4 De krant als databank verandert de zaak Als een krant kan worden aangemerkt als een databank in de zin van de Databankenwet, kan de juridische status van de digitale knipselkrant ingrijpend wijzigen door toepassing van de Databankenwet. Terecht keken de rechters in de zaken tegen Hunter Select en Euroclip e.a. eerst naar deze rechtsvraag. Een duidelijk antwoord op deze vraag is er echter nog niet, elke rechter heeft hem tot nu toe anders beantwoord. Ook in de literatuur is er geen eenduidig antwoord te vinden. De overheersende mening is wel dat een krant geen databank zou moeten zijn omdat dat grote consequenties heeft voor de informatievrijheid. Hoe een en ander geconstrueerd moet worden, is echter nog onduidelijk. In deze paragraaf zal getracht worden enige duidelijkheid te geven 4.1 Het begrip databank in de Databankenwet Het begrip databank wordt in het eerste lid onder sub a van artikel 1 van de Databankenwet, omschreven als: ‘een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering’. Deze omschrijving is ontleend aan het tweede lid van artikel 1 van de Databankenrichtlijn. Er is één verschil, het vereiste dat de verkrijging, controle of presentatie dient te getuigen van een substantiële investering is in de definitiebepaling van de Databankrichtlijn niet terug te vinden. Daar komt men dit vereiste pas tegen bij de omvang van de exclusieve rechten van de producent in artikel 7 eerste lid van de Databankenrichtlijn, waar is bepaald dat alleen databanken die getuigen van een substantiële investering voorwerp zijn van bescherming door het sui generis recht.51 De omschrijving van een databank is ruim, volgens sommigen is het zelfs een oeverloos begrip.52 Klos stelt dat er ondanks de grote hoeveelheid kwalificerende elementen in de definitie van databank, zonder al te veel creativiteit, tal van zaken onder te brengen zijn die geen enkel verband houden met de spraakgebruikelijke betekenis van het woord databank. Beroemde voorbeelden zijn de porseleinkast van tante van Speyart53 en de studentenkamer van Quaedvlieg.54 In overweging 14 bij de Databankenrichtlijn is uitdrukkelijk vermeld dat de richtlijn, en daarmee onze Databankenwet 51
Krikke 2000, pagina 3
52
Zie Quaedvlieg 2000, pagina 177
53
Speyart 1996, pagina 151
54
Quaedvlieg 2000, pagina 177
27
die daarop gebaseerd is, ook van toepassing is op niet-elektronische databanken. De eisen van de omschrijving van een databank lenen zich voor een afzonderlijke behandeling, maar aan alle eisen dient cumulatief te worden voldaan voor er sprake is van een databank in de zin van de Databankenwet. 4.1.1 Verzameling Een eerste vereiste voor het bestaan van een databank is dat het moet gaan om een ‘een verzameling’. Aan dit vereiste wordt in de literatuur geen zelfstandige betekenis toegedacht.55 Volgens Klos kan een verzameling dat uit slechts een zeer gering aantal afzonderlijke gegevens of elementen bestaat, alsnog een bescherming van de Databankenwet genieten.56 Wel signaleert hij dat het gebruik van het woord verzameling een kwalitatieve lading heeft, de gegevens of elementen moeten een zekere verwantschap hebben. 4.1.2 Werken, gegevens of andere zelfstandige elementen Deze verzameling moet vervolgens bestaan uit werken, gegevens of andere zelfstandige elementen. Iedere verzameling van materiaal van wat voor aard dan ook, lijkt in aanmerking te kunnen komen voor sui generis bescherming. De onderdelen waaruit de databank bestaat moeten echter wel zelfstandig zijn.57 Quaedvlieg pleit er overigens voor om het woord onafhankelijk hier te gebruiken.58 In de rechtszaken tegen Hunter Select en de Digitale Knipseldiensten, zijn deze eerste twee vereisten geen onderwerp van geschil geweest. In een krant staan een groot aantal berichten, artikelen en advertenties die allemaal op zichzelf staan. Dit is zonder twijfel als een verzameling van zelfstandige elementen aan te duiden. 4.1.3 Systematisch of methodisch geordend De elementen van een databank dienen systematisch of methodisch geordend te zijn. De systematiek of methodiek van de ordening hoeft volgens Quaedvlieg geen ingewikkelde te zijn, ook een simpele alfabetische of numerieke ordening kan volstaan, zolang door die ordening alle elementen afzonderlijk te identificeren en af te zonderen zijn.59 Hij ziet deze eis van een systematische en methodische ordening als de spil die de begrippen onafhankelijkheid en afzonderlijke toegankelijkheid zinvol verbindt. Hij concludeert tenslotte dat allerlei anthologieën en 55
Krikke 2000, pagina 1-.3
56
Klos 2000, pagina 1-3
57
Zie ook Hugenholtz 1996, pagina 131
58
Quaedvlieg 2000, pagina 180
59
Quaedvlieg 2000, pagina 182
28
bundels waarbij het enige ordeningsbeginsel in feite de eigen smaak, voorkeur of willekeur is, buiten het begrip databank vallen. Uit overweging 21 bij de databankenrichtlijn blijkt dat het materiaal niet op een geordende wijze hoeft te zijn opgeslagen. Een verzameling van ongesorteerde gegevens, in combinatie met zoekprogrammatuur, kan een databank vormen. In eerste aanleg besloot voegde de rechtbank in de zaak tegen Hunter Select een uitbreiding toe aan dit vereiste. De voorzieningenrechter overwoog hier dat het doel van de ordening het snel en efficiënt kunnen raadplegen van de opgeslagen informatie is.60 De systematiek en rubricering van een krant is dat niet en kan daarom niet als databank worden aangemerkt, aldus de rechter. Het hof floot de rechtbank in hoger beroep terug. Mede omdat de kranten tussentijds hun advertenties geïndexeerd hebben en op alfabet geplaatst, worden de vacatureadvertenties in de zaterdaguitgave van de kranten, als databank aangemerkt.61 Over de krant als geheel zwijgt het hof, maar verwijst wel naar het El Cheapo-arrest waarin de Hoge Raad geoordeeld heeft dat delen van een databank zelf ook als afzonderlijke databanken kunnen worden aangemerkt.62 Indirect gaat het hof er dus vanuit dat een krant een databank is, zonder dit nader te motiveren. Terecht dat Grosheide hier de nodige kritiek op heeft.63 De geïndexeerde vacatureadvertenties in de zaterdageditie ziet hij niet als een deeldatabank, maar een databank ‘in its own right’. In zijn gecombineerde noot bij de eerste aanleg de zaak tegen Hunter Select en de zaak over de Digitale Knipseldiensten, schrijft Pors dat het naar zijn mening in overeenstemming is met de strekking van het databankrecht om, bij gebreke van systematisch ordeningsprincipe, bescherming te onthouden aan een verzameling krantenartikelen.64 Bovendien wordt volgens hem de indeling ook niet altijd consequent gehanteerd. De sterk geordende vacatureadvertenties ziet hij wel als een databank. Overdijk twijfelt echter of aan de mate van ordening zodanige strikte eisen kunnen worden gesteld dat een krant als onvoldoende geordend moet worden bestempeld.65 Koelman twijfelt of een thematische ordening voldoende is om een krant als een databank te beschouwen.66 Anderzijds kan het volgens hem onwenselijk zijn indien kranten of tijdschriften al te gemakkelijk voor bescherming in aanmerking komen. De producenten van deze databanken zouden zich dan 60
Voorzieningenrechter Rechtbank Groningen, 18 juli 2002
61
Hof Leeuwarden, 27 november 2002
62
Hoge Raad, 22 maart 2002
63
Grosheide 2003, pagina 29
64
Pors 2002, pagina 100
65
Overkijk 2002, pagina 332
66
Koelman 2002, pagina 198
29
kunnen beroepen op een recht dat geen nieuwsexceptie kent. Deze lacune kan er volgens hem op duiden dat de wetgever niet aan kranten dacht, toen hij het nodig achtte om databanken te beschermen. Hij haalt nog het voorbeeld van de papieren knipselkrant aan, die wegens de nieuwsexceptie met het auteursrecht niet gestuit kan worden, maar door het ontbreken van zo’n beperking wellicht wel met het databankenrecht. Een krant bestaat uit een verzameling artikelen, berichten en advertenties. Deze worden geordend naar belangrijkheid, onderwerp, plaatsingsruimte, voorkeur van de hoofdredacteur en vast nog wel een aantal andere criteria. Deze heeft naar mijn mening niet voldoende samenhang om als systematisch of methodisch geordend te kunnen worden beschouwd. Dit zou kunnen worden opgelost door de toevoeging van een alle elementen omvattende index, maar deze ontbreekt in een krant. Een thematische indeling is niet voldoende, omdat deze de afzonderlijke elementen van een krant niet direct opvraagbaar maakt. De conclusie zou hierdoor moeten luiden dat een krant in zijn geheel, niet als databank kan worden aangemerkt, omdat hij niet aan dit derde vereiste van een systematische of methodische ordening voldoet. 4.1.4 Afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk Met het vereiste dat de verzameling afzonderlijk toegankelijk dient te zijn wordt bedoeld dat de verschillende onderdelen van de databank – werken, gegevens of andere elementen – per stuk kunnen worden opgevraagd.67 De eis van afzonderlijke toegankelijkheid benadrukt volgens Quaedvlieg, dat de databank een informatiedoel dient en dat het in het bijzonder deze eigenschap een verzameling tot een databank maakt: dat onafhankelijke elementen via de systematische ordening van de databank, als informatie afzonderlijk toegankelijk worden.68 Voor de rechtbank Amsterdam was dit vereiste reden om de krant niet als databank aan te merken en overwoog: “De Richtlijn heeft in de eerste plaats betrekking op elektronische databanken en is uitgebreid tot ook niet-elektronische databanken om redenen als hiervoor vermeld. Door deze uitbreiding is het begrip databank in artikel 1, eerste lid aanhef en onder a. Dbw uitermate ruim omschreven. Een krant of tijdschrift zou binnen de definitie van dit artikel kunnen vallen. Gelet echter op het doel en de strekking van de Richtlijn, waarvan de Dbw een uitvloeisel is, (..) heeft de wetgever voor ogen gehad dat een databank, wil zij in 67
TK, 1997-1998, 26 108, nummer 3, pagina 2
68
Quaedvlieg 2000, pagina 184
30
aanmerking komen voor bescherming, elementen dient te bevatten van een naslagwerk, dat wil zeggen, zie ook overweging 13 van de Richtlijn, dat in de verzameling werken, gegevens of andere elementen moeten kunnen worden opgevraagd. Dit komt naar het oordeel van de rechtbank tot uitdrukking in het criterium ‘afzonderlijk toegankelijk’ in artikel 1, eerste lid aanhef en onder a. Dbw. Een - primair op informatievoorziening gerichte - krant of tijdschrift heeft deze elementen van een naslagwerk niet, althans onvoldoende. De in een (papieren) krant of tijdschrift gepubliceerde artikelen zijn niet zodanig opvraagbaar en afzonderlijk toegankelijk dat een krant of een tijdschrift een databank in de zin van de Dbw kan worden genoemd.”69 Struik is het niet eens met de redenering van de rechtbank dat een databank ‘elementen van een naslagwerk’ moet bevatten om beschermt te zijn en dat dus kranten en tijdschriften, die primair op informatievoorziening zijn gericht, geen databank zouden zijn.70 Als dit wel zo is, dan kan de Databankenwet volgens hem bij het grof vuil. Het overgrote deel van alle databanken waarop de wet volgens hem het oog heeft, wordt namelijk juist gemaakt respectievelijk gebruikt om informatie te verschaffen respectievelijk te verkrijgen. Het informatiedoel is dus een wezenskenmerk van een databank. Voor het hof in Leeuwarden was dit vereiste van afzonderlijke toegankelijkheid geen reden om het onderdeel personeelsadvertenties in de zaterdagedities van een krant, de status van een databank te onthouden.71 De advertenties kunnen per stuk opgevraagd worden, door de ordening zijn de advertenties afzonderlijk toegankelijk. Overdijk stemt in met de manier waarop het hof deze eis ingevuld heeft.72 Wat voor de advertenties geldt, zou ook voor de artikelen en berichten in een krant moeten gelden. Ook deze kunnen per stuk opgevraagd worden. Hiermee voldoet de krant aan de vierde eis van afzonderlijke toegankelijkheid. Dat een krant door het missen van elementen van een naslagwerk omdat hij primair op informatievoorziening is gericht, geen databank zou kunnen zijn, vind ik een onjuiste invulling van het vereiste van afzonderlijke toegankelijkheid. De lat wordt hiermee door de Rechtbank Amsterdam te hoog gelegd.
69
Rechtbank Amsterdam, 4 september 2002, rechtsoverweging 5.3
70
Struik 2002, pagina 387
71
Hof Leeuwarden, 27 november 2002
72
Overdijk 2003, pagina 63
31
4.1.5 Substantiële investering Het sui generis databankrecht rust alleen op databanken waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering. Daaruit blijkt dat het sui generis recht een vorm van prestatiebescherming is. Creativiteit, oorspronkelijkheid of inventiviteit is niet vereist, de grondslag voor de bescherming is de gedane investering.73 De vereiste substantiële investering kan gelegen zijn in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van de databank. Bij verkrijging zal het gaan om het verzamelen van de werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die tezamen de inhoud van de databank vormen, bij controle om het corrigeren en bijwerken van de verzameling en bij presentatie valt, aldus de Memorie van Toelichting, waarschijnlijk te denken aan dat wat er bij een elektronische databank gedaan moet worden om die op het scherm te brengen, bijvoorbeeld de digitalisering van analoge gegevens, het maken van een trefwoordenbestand, het bouwen van een gebruikersinterface, of, bij een niet-elektronische databank, het verzorgen van een uitgave in druk.74 Een investering kan behalve in geld, ook bestaan in moeite en energie. Aan het uitgeven van een krant werken dagelijks honderden mensen. Zij schrijven en verzamelen artikelen, berichten en advertenties en vormen deze om tot een dagelijkse krant. Zonder twijfel kan men hier spreken van een substantiële investering. Alleen als de substantiële investering primair gericht is geweest op het tot stand brengen van een databank, is deze databank beschermd, zo luidt de redenering van de minister tijdens de behandeling van de Databankenwet.75 Deze zogenaamde “spin-off redenering” heeft tot veel discussie geleid, maar de Hoge Raad heeft zich er tot nu toe nog niet definitief over uitgelaten.76 Nu het tot stand brengen van de krant de hoofdactiviteit is van de honderden mensen die er aan werken, is deze krant niet slechts een spin-off van de investering. Volgens Overdijk moet de antwoord op de vraag of een krant als databank kan worden aangemerkt, in de eis van de substantiële investering worden gevonden.77 Op dit punt zijn zijn reserves tegen de krant als databank mijns inziens niet terecht. De investering van de uitgever is 73
Krikke 2000, pagina 6
74
TK 1997 – 1998, 26 108, nummer 3, pagina 8
75
TK 1997 – 1998, 26 108, nummer 6, pagina 5
76
Op 22 maart 2002 heeft de Hoge Raad wel naar deze redenering gekeken, maar hem niet van toepassing geacht. Zie ook Visser 2002 over de spin-off redenering in zijn noot onder dit arrest.
77
Overdijk 2003, pagina 63
32
gericht op het uitbrengen van een krant. Als er bij deze hoofdactiviteit een databank gevormd wordt, is de investering hierop gericht. 4.2 Conclusie: een krant is geen databank Hiermee zijn alle vereisten voor het aanmerken van een krant als databank doorlopen. Slechts op één vereiste, dat van de systematische of methodische ordening, scoort de krant onder de maat. De ordening van een krant is gebaseerd op een veelheid van criteria, waaronder het onderwerp, de belangrijkheid, de voorkeur van de hoofdredacteur en de plaatsingsruimte. Hiermee hebben de artikelen, berichten en advertenties in een krant naar mijn mening niet voldoende samenhang om als systematisch of methodisch geordend te kunnen worden beschouwd. Het is van groot belang dat de hoogste rechter zich binnenkort over deze kwestie buigt. De algemene mening in de literatuur en bij de lagere rechters is dat een krant geen databankrechtelijke bescherming zou moeten krijgen, maar de manier waarop dat met juridische argumenten onderbouwd wordt, klopt vaak niet. Grosheide vat de belangrijkheid van deze zaak treffend samen met zijn stelling dat het per saldo gaat om de vraag in welke mate exclusieve rechten zoals het auteursrecht en het databankenrecht mogen worden ingezet ter bescherming van informatiemonopolies.78 Deze onzekerheid is mede het gevolg van het feit dat de wetgever kennelijk niet aan kranten heeft gedacht bij het maken van de Databankenwet, zoals Koelman opmerkt.79 Hugenholtz betreurt het dat bij de wettelijke beperkingen van artikel 9 van de Databankenwet geen nieuwsexceptie opgenomen is.80 De makers van de Databankenrichtlijn hebben volgens hem waarschijnlijk overwogen dat aan dergelijke beperkingen geen behoefte bestaat, nu het opvragings- en hergebruikrecht zich tegen nietsubstantiële overnames niet verzet. In dat geval hebben zij volgens hem over het hoofd gezien dat wettelijke beperkingen die de informatievrijheid dienen onder omstandigheden ook substantiële overnames rechtvaardigen. Via artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens wil Hugenholtz meer ruimte scheppen voor de informatievrijheid. Volgens Struik zal men bij vragen over de samenloop van het auteursrecht en het databankenrecht moeten kijken naar de aard van de samenlopende regimes en de daarin opgenomen
78
Grosheide 2003, pagina 28
79
Koelman, 2002, pagina 198
80
Hugenholtz 1996, pagina 135
33
gebruiksvrijheden.81 Men kan dan volgens hem redeneren dat de aard van de bedoelde rechten als uitsluitende rechten, impliceert de breedste interpretatie ten gunste van de houder van die rechten voorgaat. Aan de andere kant kan met een beroep op de aard van de excepties betogen dat die van een hogere orde zijn dan het vermogensrecht van de rechthebbende. Hij geeft hier als voorbeelden van die excepties de ondergrenzen van het exclusieve recht, die veelal bedoeld zijn als waarborg voor informatievrijheid of algemeen belang. Met deze redenering zou men de ‘free flow of information’ die aan artikel 15 van de Auteurswet ten grondslag ligt, kunnen gebruiken om het databankenrecht aan de kant te zetten. Samenvattend dient de krant niet als databank te worden aangemerkt omdat niet aan het vereiste van een systematische of methodische ordening is voldaan. Mocht hiermee een te zware rust op de schouders van dit vereiste rusten, dan dient in dit geval de ‘free flow of information’ uit artikel 10 van het EVRM als rechtsbeginsel van hogere orde, het exclusieve databankenrecht opzij te zetten. Na deze conclusie hoeven we alleen naar het Auteursrecht te kijken bij de juridische beoordeling van knipselkranten.
81
Struik 2000, pagina 263
34
5 Alternatieven voor artikel 15 van de Auteurswet In dit afsluitende hoofdstuk zullen een tweetal alternatieven voor de Nederlandse persexceptie onderzocht worden. Door Nederlandse auteursrechtgeleerden zijn er regelmatig pleidooien geweest voor een andere opzet van de persexceptie. Hiervan zullen de betaling van een redelijke vergoeding voor de overname en de introductie van het fair use beginsel in de Auteurswet behandeld worden. In paragraaf 5.3 zal er gekeken worden hoe men in het buitenland met deze materie omgaat. Artikel 10bis van de Berner Conventie is op zit punt zo ruim geformuleerd, dat de wettelijke regelingen van de verschillende landen op dit punt nogal van elkaar af kunnen wijken. 5.1 Redelijke vergoeding per overname In het rapport van de Studiecommissie Artikel 15 Auteurswet wordt gepleit voor de betaling van een redelijke vergoeding als voorwaarde voor het overnemen door de pers.82 Hierin maakt de Studiecommissie geen onderscheid tussen wel en niet stelselmatig overnemen of tussen commercieel en niet op winst gericht. De Studiecommissie oordeelt dat de redelijke vergoeding voor het overnemen van nieuwsberichten (in ruime zin) betrekking behoort te hebben op het geheel of gedeeltelijk overnemen van het gehele of van gedeelten van het nieuwsbericht zoals dat voor het eerst is openbaar gemaakt in een al dan niet gewijzigde vorm, althans zolang geen sprake is van een nieuw oorspronkelijk werk en onverlet de oorspronkelijke geschriftenbescherming. Wordt uitsluitend een feit gebruikt en voor zover zulks voor het weergeven van de actuele gebeurtenis in een eigen oorspronkelijk bericht of reportage noodzakelijk is, dan kan volgens de Studiecommissie geen sprake zin van toepassing van de redelijke vergoedingsregeling. Met de laatste toevoeging beoogt de Studiecommissie aan te geven dat feiten op zich niet te beschermen zijn. Het betreft hier een sinds jaar en dag bestaande praktijk; het ene medium maakt een eigen bericht over een feit dat in een ander medium is gemeld. Het criterium voor de vrijstelling van het betalen van een vergoeding zou volgens de Studiecommissie moeten zijn dat het aldus gemaakte werk nieuw en oorspronkelijk is. Het voorstel van de Studiecommissie blijft binnen de mogelijkheden van artikel 10bis van de Berner Conventie. Volgens Ricketson laat de Berner Conventie de mogelijkheid van de verplichte
82
Grosheide 1991, pagina 36
35
betaling van een vergoeding open.83 Ook de Auteursrechtrichtlijn staat het vragen van een vergoeding voor de overname toe, een aantal Europese landen maakt al gebruik van een vergoedingssysteem.84 5.2 Fair use, een open norm als toevoeging op de bestaande beperkingen Met name Alberdingk Thijm heeft zich de afgelopen jaren sterk gemaakt voor de opname van een fair use bepaling in de Nederlandse Auteurswet.85 Dit uit de VS overgewaaide beginsel, zou een open norm introduceren in de Auteurswet. Deze kan volgens Alberdingk Thijm als vangnet dienen waar de bestaande beperkingen tekort schieten. In de US Copyright Act 1976 staat dit beginsel als volgt geformuleerd in section 107: “Notwithstanding the provisions of sections 106 and 106A, the fair use of a copyrighted work, including such use by reproduction in copies or phonorecords or by any other means specified by that section, for purposes such as criticism, comment, news reporting, teaching (including multiple copies for classroom use), scholarship, or research, is not an infringement of copyright. In determining whether the use made of a work in any particular case is a fair use the factors to be considered shall include – (1) the purpose and character of the use, including whether such use is of a commercial nature or is for nonprofit educational purposes; (2) the nature of the copyrighted work; (3) the amount and substantiality of the portion used in relation to the copyrighted work as a whole; and (4) the effect of the use upon the potential market for or value of the copyrighted work. The fact that a work is unpublished shall not itself bar a finding of fair use if such finding is made upon consideration of all the above factors” Bij de vraag of auteursrecht inbreuk makende gedragingen onder de fair use beginsel kunnen vallen, dient de Amerikaanse rechter dus vier factoren in zijn beoordeling mee te nemen. Dit zijn het doel en aard van het gebruik, het karakter van het werk, de hoeveelheid en de substantie die van het werk zijn overgenomen en het gevolg van het gebruik voor de markt en waarde van het werk.
83
Ricketson 1987, pagina 506
84
Zie paragraaf 5.3 voor voorbeelden.
85
Zie voor een uitgebreide ode aan het fair use beginsel Alberdingk Thijm 1998, pagina 145 – 154
36
Alberdingk Thijm pleit er voor om artikel 15 van de Auteurswet af te schaffen om vervolgens de zaken die hier onder zouden kunnen vallen te beoordelen volgens het fair use principe.86 Volgens hem is het huidige artikel 15 van de Auteurswet te ruim geformuleerd en legitimeert het het gratis meerijden op de creatieve inspanningen van anderen. De Commissie Auteursrecht van 1998 was ook voorstander van de opname van een fair use artikel en pleitte voor de opname ervan in de Auteursrechtrichtlijn.87 Een commercieel geëxploiteerde digitale knipselkrant zou niet van een fair use bepaling kunnen profiteren. Alberdingk Thijm constateert in ieder geval al dat in de VS een beroep op het fair use beginsel in het geval van actuele nieuwsvoorziening zelden slaagt.88 Een commercieel geëxploiteerde knipselkrant zou al bij de eerste van de vier vereisten van fair use de boot in gaan. De commerciële aard en het reproductieve gebruik van de gebruikte berichten zullen ertoe leiden dat de knipselkrant zich niet op de fair use van de berichten kan beroepen. Cohen Jehoram ziet niks in de opneming van een open norm in de Auteurswet.89 Hij is van mening dat ons stelsel van beperkingen het onschatbare voordeel heeft van een grote mate van rechtszekerheid, die zowel de rechthebbenden als de gebruikers ten goede komt. Hij stelt dat fair use een van de meest onzekere begrippen uit het Amerikaanse recht is, die de rechters op een gevaltot-geval basis toepassen. Fair use past volgens hem ook niet binnen het systeem van de Berner Conventie met zijn precies omschreven beperkingen. Hier denken de deelnemende landen die al een fair use bepaling in hun wetgeving opgenomen hebben, echter anders over.90 De Nederlandse regering heeft zich bij de totstandkoming van de Auteursrechtrichtlijn ingespannen om een fair use bepaling in de richtlijn op te nemen, maar heeft dit pleidooi verloren. Wel is er een andere vage norm in de richtlijn opgenomen, de driestappentoets. Deze twee vage normen zijn echter niet met elkaar te vergelijken nu de driestappentoets bestaande beperkingen inperkt, terwijl met de opname van het fair use beginsel een nieuwe beperking aan het stelsel zou worden toegevoegd.
86
Alberdingk Thijm 1999, pagina 147
87
Verkade 1998, pagina 45
88
Alberdingk Thijm 1999, pagina 146
89
Cohen Jehoram 1998, pagina 174
90
In de VS heeft het fair use beginsel een rijke historie en wordt nog steeds toegepast. Dit beginsel was voor de VS geen reden om op dit punt niet in te stemmen met de Berner Conventie. Meer over fair use de VS in hoofdstuk 5.3.4.
37
5.3 Free flow of information in de buitenlandse auteurswetten 5.3.1 Duitsland, overname tegen een billijke vergoeding aan een speciaal orgaan In Duitsland bestaat net als in Nederland een op artikel 10bis van de Berner Conventie gebaseerde beperking op het auteursrecht ten behoeve van de ‘free flow of information’. Artikel 49 lid 1 van het Duitse Urheberrechtsgesetz luidt: “Zulässig ist die Vervielfältigung und Verbreitung einzelner Rundfunkkommentare und einzelner Artikel aus Zeitungen und anderen lediglich Tagesinteressen dienenden Informationsblättern in anderen Zeitungen und Informationsblättern dieser Art sowie die öffentliche Wiedergabe solcher Kommentare und Artikel, wenn sie politische, wirtschaftliche oder religiöse Tagesfragen betreffen und nicht mit einem Vorbehalt der Rechte versehen sind. Für die Vervielfältigung, Verbreitung und öffentliche Wiedergabe ist dem Urheber eine angemessene Vergütung zu zahlen, es sei denn, daß es sich um eine Vervielfältigung, Verbreitung oder öffentliche Wiedergabe kurzer Auszüge aus mehreren Kommentaren oder Artikeln in Form einer Übersicht handelt. Der Anspruch kann nur durch eine Verwertungsgesellschaft geltend gemacht werden.” Het grote verschil met Nederland is dat er een orgaan in het leven is geroepen om er voor te zorgen dat er een billijke vergoeding wordt betaald voor de overnames. Degene die een bericht over wil nemen, moet op grond van het artikel naar dit orgaan, waar na betaling van een billijke vergoeding, de toestemming voor overname verkregen wordt. We hebben in hoofdstuk 5.1 al gezien dat de betaling van een billijke vergoeding voor de overname mogelijk is binnen artikel 10bis van de Berner Conventie. Volgens het Duitse Bundesgerichtshof kunnen ook digitale knipselkranten van artikel 49 van het Urheberrechtsgesetz profiteren.91 Dit echter alleen als de knipselkranten enkel intern verspreid worden en ze niet als een elektronisch doorzoekbaar archief kunnen gaan dienen. Spoor wijst erop dat de benadering van het Bundesgerichtshof anders is dan die van de Amsterdamse rechtbank.92 In de Duitse zaak stond de ‘impact’ van de knipselkranten voorop, in de Nederlandse vooral het commerciële belang van de exploitant. Als verklaring hiervoor wijst Spoor naar de uitgangspositie, waar in het Duitse geval een vergoedingsplicht van de exploitant bestaat.
91
Bundesgerichtshof 11 juli 2002
92
Spoor 2003 (2), pagina 27.
38
5.3.2 Spanje, overname tegen een billijke vergoeding De Spaanse wet voor de bescherming van auteursrechten, de Ley de Propiedad Intelectual, kent een artikel dat de overname van actuele werken en berichten door de pers regelt. Dit artikel 33 lid 1 luidt: Los trabajos y artículos sobre temas de actualidad difundidos por los medios de comunicación social podrán ser reproducidos, distribuidos y comunicados públicamente por cualesquiera otros de la misma clase, citando la fuente y el autor si el trabajo apareció con firma y siempre que no se hubiese hecho constar en origen la reserva de derechos. Todo ello sin perjuicio del derecho del autor a percibir la remuneración acordada o, en defecto de acuerdo, la que se estime equitativa. Cuando se trate de colaboraciones literarias será necesaria en todo caso, la oportuna autorización del autor. Aan deze overname is naast de ook in Nederland van toepassing zijnde voorwaarden van bronvermelding en auteursrechtvoorbehoud, nog een voorwaarde gesteld. In Spanje kan de overname alleen op voorwaarde dat de auteur hiervoor een billijke vergoeding ontvangt. Een aantal grote Spaanse uitgevers hebben hun handen ineengeslagen en hebben eind 2002 de Gestora de Derechos de Prensa (Gedeprensa) opgericht. Een van de taken van dit orgaan is het uitgeven van auteursrechtlicenties aan bijvoorbeeld knipselkranten.93 Tot op heden werd de vergoedingsplicht op grote schaal ontdoken, de uitgevers hopen met dit initiatief het illegale hergebruik van hun werk tegen te gaan.94 5.3.3 Frankrijk, Denemarken en België; geen uitzondering voor de pers Sinds artikel 10bis van de Berner Conventie geen verplichte bepaling meer is, zijn een aantal landen overgegaan tot schrapping van de bepaling over overname door de pers.95 Zo vonden Frankrijk, Denemarken en België het niet meer nodig om een ‘free flow of information’ uitzondering voor de pers in hun wetten op te nemen. Wel kennen deze landen nog een uitzondering waardoor citaten
93
Nieuwsbericht van 23 oktober 2002 op http://www.baquia.es/; Meer over knipselkranten in Spanje: Iñaki I. Rojo op http://www.baquia.es/com/20020206/art00014.html; Rojo beschrijft een rondetafelgesprek dat plaatsvond op de derde Congres voor Digitale Journalistiek over dit onderwerp.
94
Niet iedereen is overigens blij met dit initiatief, getuige het artikel van prof. Michele Boldrin en prof. Juan Urrutia op de internetpagina van de Sociedad de las Indias Electrónicas (http://www.lasindias.com/articulos/grandes_firmas/gedeprensa.html) met de veelzeggende titel Gedeprensa no, gracias
95
Artikel 10bis van de Berner Conventie is sinds de Stockholm herziening niet meer verplicht; meer hierover in Ricketson 1987, pagina 503 en verder
39
van berichten overgenomen kunnen worden, vergelijkbaar met het Nederlandse artikel 15a van de Auteurswet. Dit citatenrecht is een verplichte uitzondering in artikel 10 van de Berner Conventie. Het Belgische bedrijf Auxipress heeft inmiddels een overeenkomst gesloten met een aantal belangrijke uitgevers voor de overname van berichten in een knipselkrant, tegen een vergoeding per overgenomen bericht.96 In Frankrijk heeft l’Argus de la Presse, een van de grootste knipseldiensten, een overeenkomst gesloten met het Centre Français d’exploitation du droit de Copie, waarbij het een bedrag betaalt per knipsel als vergoeding voor de auteurs.97 5.3.4 Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Canada en Nieuw Zeeland; open norm De Copyright, Designs and Patents Act 1988 in het Verenigd Koninkrijk kent een fair dealing bepaling in plaats van een gelimiteerd aantal wettelijke beperkingen. Artikel 30 van deze wet luidt: (1) Fair dealing with a work for the purpose of criticism or review, of that or another work or of a performance of a work, does not infringe any copyright in the work provided that it is accompanied by a sufficient acknowledgement. (2) Fair dealing with a work (other than a photograph) for the purpose of reporting current events does not infringe any copyright in the work provided that (subject to subsection (3)) it is accompanied by a sufficient acknowledgement. (3) No acknowledgement is required in connection with the reporting of current events by means of a sound recording, film, broadcast or cable programme. Ook een aantal van de landen die van oudsher nauw gelieerd zijn aan de Britse Koningin, hebben een op de common-law gebaseerde open norm opgenomen in hun wetgeving. Dit geldt onder andere voor de Verenigde Staten, Canada en Nieuw Zeeland.98 In de Verenigde Staten is deze bepaling opgerekt van het gebruik voor een limitatief aantal doeleinden naar een fair use beginsel voor een onbeperkt aantal doeleinden.99 Digitale knipselkranten kunnen echter geen gebruik maken van fair dealing om aan auteursrechtinbreuk te ontkomen. Voor het hergebruik van berichten, dient men in het Verenigd Koninkrijk tegen betaling van een vergoeding een licentie aan te vragen bij de Newspaper Licensing 96
Zie de internetpagina van het bedrijf Auxipress http://www.auxipress.be; meer over het Belgische auteursrecht op dit punt Frequin en Vanhees 1999, pagina 174
97
Zie de internetpagina van het bedrijf l’Argus de la Presse http://www.argus-presse.fr/
98
Verkade 1998, pagina 45
99
Vergelijk Alberdingk Thijm 1998, pagina 149
40
Agency.100 In hoofdstuk 5.2 zagen we al dat ook het Amerikaanse fair use beginsel in deze geen uitkomst kan bieden. 5.4 Conclusie: Nederland wijkt af van de rest Na een kort rechtsvergelijkend onderzoek in het buitenland, blijkt dat Nederland een van de weinige landen is waar een persexceptie niet met een billijke vergoeding wordt gecombineerd. In Duitsland en Spanje is dit in de wet geregeld. In de andere landen kunnen commercieel geëxploiteerde knipselkranten niet van een persexceptie of fair use bepaling gebruik maken en wordt het aan het particulier initiatief overgelaten om daar afspraken over te maken. In Nederland is er zowel voor de invoering van een fair use bepaling als voor de invoering van een redelijke vergoeding per overname gelobbyd. In beide gevallen is het niet gelukt om de Auteurswet op dit punt aan te passen. Hiermee is Nederland een einzelgänger aan het worden, een van de weinige landen waar zelfs een commercieel geëxploiteerde knipselkrant zonder daarvoor een vergoeding te betalen, berichten kan overnemen. De vraag is of dit wenselijk is. Is het niet verstandig om de Auteurswet op dit punt niet wat meer in lijn te brengen met de ons omringende landen? Via de toepassing door de rechter van de driestappentoets zal het voorlopig niet lukken, zoals geconcludeerd in paragraaf 3.2. De tijd zal het leren, ook de nieuwe Auteurswet brengt hier vooralsnog geen verandering in.
100
Zie de internetpagina van de Newspaper Licensing Agency http://www.nla.co.uk/ voor meer informatie over het licentiesysteem
41
Conclusie Persorganen mogen van elkaar in het kader van nieuwsvoorziening auteursrechtelijk beschermde werken overnemen. Artikel 15 van de Auteurswet schept hiervoor een wettelijke basis. Indien het auteursrecht
niet
uitdrukkelijk
is
voorbehouden,
mag
een
persorgaan
indien
de
persoonlijkheidsrechten worden eerbiedigt en er bronvermelding plaatsvindt, actuele economische, politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke berichten of artikelen overnemen, die in een dagof nieuwsblad of tijdschrift zijn verschenen. De Hoge Raad heeft bepaald dat ook (papieren) knipselkranten van deze beperking in de Auteurswet gebruik kunnen maken, hierbij grote waarde toekennend aan een bevestigende opmerking van de minister van Justitie in de Memorie van Toelichting. Technisch gezien zijn er twee verschillende varianten van een digitale knipselkrant. Een regelmatig per elektronische berichtenservice verspreide knipselkrant, lijkt nog het meest op een papieren knipselkrant. Enkel de vorm en de verspreiding daarvan, verschillen. Ook een medium vergelijkbaar met de in artikel 15 van de Auteurswet genoemde vormen, kan als persorgaan worden aangemerkt. Hiermee valt de regelmatig per elektronische berichtenservice verspreide knipselkrant binnen de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet. In de tweede plaats is het technisch mogelijk om een knipselkrant op een centraal punt ter beschikking te stellen. Hier geldt echter dat naarmate de archieffunctie toeneemt, men voor de bescherming van deze knipselkrant minder snel een beroep kan doen op artikel 15 van de Auteurswet. De persexceptie is immers alleen bedoeld voor de overname van actuele berichten in het kader van nieuwsvoorziening. Een centraal punt waarop de overgenomen artikelen voor langere tijd opvraagbaar en doorzoekbaar zijn, valt daarom niet binnen de bescherming van artikel 15 van de Auteurswet. Na de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn dient de rechter een driestappentoets te gebruiken om te controleren of de beperking op het auteursrecht inderdaad van toepassing is. Door deze toets mogen beperkingen slechts in bepaalde gevallen worden toegepast, mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad. Hergebruik van materiaal in een digitale
42
knipselkrant is niet in strijd met deze driestappentoets. Ook een commercieel geëxploiteerde knipselkrant doet geen afbreuk aan de normale exploitatie van het gebruikte materiaal. Een krant, meestal de bron voor overname van een artikel in een knipselkrant, is geen databank. Een krant voldoet niet aan de eis van voldoende systematische of methodische ordening om voor bescherming krachtens de Databankenwet in aanmerking te komen. Hierdoor is het niet mogelijk om via het databankenrecht de totstandkoming van een digitale knipselkrant tegen te gaan. In de ons omringende landen is het de pers niet zondermeer toegestaan om artikelen over te nemen. Vaak moet hier een billijke vergoeding voor worden betaald aan de auteursrechthebbenden of aan een speciaal daarvoor ingesteld orgaan. In andere landen is er geen wettelijke regeling voor gemaakt en wordt het aan de belanghebbenden overgelaten om zelf overeenkomsten te sluiten. In de common-law landen geldt een open norm. Digitale knipselkranten zullen door hun reproductieve en vaak ook commerciële aard, niet aan deze open norm voldoen. In Nederland is zowel voor de invoering van de betaling van een billijke vergoeding voor overname, als voor de invoering van een open norm, gepleit. Beide keren is het echter niet gelukt het Nederlandse recht op dit punt wat meer in lijn met onze buurlanden te krijgen.
43
Literatuurlijst Boeken Frequin en Vanhees 1999
M.J. Frequin en H.J. Vanhees, Auteursrechtgids voor Nederland en België, Den Haag/Antwerpen 1999
Gerbrandy 1988
S. Gerbrandy, Kort commentaar op de Auteurswet 1912, Arnhem 1988
Grosheide 1991
F.W. Grosheide e.a., Bescherming van Nieuwsberichten, Rapport van de Studiecommissie Artikel 15 Auteurswet van de Vereniging voor Auteursrecht, mei 1991
Klos en Arkenbout 1994
S.A. Klos en E.J. Arkenbout, Multimedia in auteursrechtelijk perspectief,
in:
S.C.J.J.
Kortmann
(red.),
Financiering
en
Aansprakelijkheid, Zwolle 1994 Krikke 2000
J.I. Krikke, ‘Databankenwet’, in: J.J. Brinkhof (red.), Intellectuele Eigendom artikelsgewijs commentaar (losbl.), Den Haag 1996
Quaedvlieg 2002
A.A. Quaedvlieg e.a., Reactie op het Wetsvoorstel 28 482 tot uitvoering van de Richtlijn Auteursrechten en naburige rechten in de informatiemaatschappij, Rapport van de Studiecommissie Informatiemaatschappij van de Vereniging voor Auteursrecht, Den Haag 10 oktober 2002
Ricketson 1987
S. Ricketson, The Berne Convention for the protection of literary and artistic works: 1886-1986, London 1987
Spoor en Verkade 1993
J.H. Spoor en D.W.F. Verkade, Auteursrecht: auteursrecht en naburige rechten; Recht en Praktijk, Deventer 1993
Van Lingen 2002
N. van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, Groningen 2002
Verkade 1998
D.W.F. Verkade e.a., Advies over auteursrecht, naburige rechten en nieuwe media, Commissie Auteursrecht, Den Haag 18 augustus 1998
Verkade 2001
D.W.F. Verkade e.a., Advies over de uitvoering van de EG-richtlijn Auteursrecht en Naburige Rechten in de Informatiemaatschappij, Commissie Auteursrecht, Den Haag juli 2001
Visser 1998
D. Visser, ‘Naar een multimediabestendig auteursrecht’, in: ITeR deel 10, Alphen aan de Rijn 1998
44
Tijdschriftartikelen Alberdingk Thijm 1998
Chr. A. Alberdingk Thijm, ‘Fair use: het auteursrechtelijk evenwicht hersteld’, Informatierecht/AMI 1998-9, pagina 145-154
Alberdingk Thijm 1999
Chr. A. Alberdingk Thijm, ‘Brief naar het front: nieuws en fair use’, Informatierecht/AMI 1999-9, pagina 143 -147
Cohen Jehoram 1985
H. Cohen Jehoram, ‘Knipselkrant en Auteursrecht’, BIE 1985-6/7, pagina 173-176
Cohen Jehoram 1998
H. Cohen Jehoram, ‘Reactie: Fair use - die ferne Geliebte’, Informatierecht/AMI 1998-10, pagina 174-175
Cohen Jehoram 2002
H. Cohen Jehoram, ‘Implementatie van de Auteursrechtrichtlijn, De stille strijd tegen een spookrijder’, NJB 2002-34, pagina 1690-1695
Grosheide 1996
F.W. Grosheide, ‘De commercialisering van het auteursrecht’, Informatierecht/AMI 1996-3, pagina 43-50
Grosheide 2003
F.W. Grosheide, ‘Noot bij Hof Leeuwarden 27 november 2002’, IER 2003-1, pagina 28-29
Hugenholtz 1996
B. Hugenholtz, ‘De Databankrichtlijn eindelijk aanvaard: een zeer kritisch commentaar’, Computerrecht 1996-4, pagina 131-38
Hugenholtz 2000
B. Hugenholtz, ‘De wettelijke beperkingen beperkt. De WTO geeft de driestappentoets tanden’, Informatierecht/AMI 2000-10, pagina 197203
Klos 2000
S.A. Klos, ‘Databankieren in een Lawyer's Paradise; Enkele vragen rond het begrip Databank in de Databankenwet’, IER 2000-1, pagina 1-8
Koelman 2002
K.J.
Koelman,
‘Noot
bij
Voorzieningenrechter
Rechtbank
Groningen 18 juli 2002’, AMI 2002-5, pagina 198 Koelman 2003
K.J. Koelman, ‘De Nationale driestappentoets’, AMI 2003-1, pagina 6-9
Overdijk 2002
T. Overdijk, ‘Noot bij Rechtbank Amsterdam 4 september 2002’, Mediaforum 2002-10, pagina 332
Overdijk 2003
T. Overdijk, ‘Noot bij Hof Leeuwarden 27 november 2002’, Mediaforum 2003-2, pagina 63
Pors 2002
W.E. Pors, ‘Noot bij Voorzieningenrechter Rechtbank Groningen 18 juli 2002 (Nationale Vacaturebank) en Rechtbank Amsterdam (Knipseldienst) 4 september 2002’, JAVI 2002-3, pagina 99-101 45
Quaedvlieg 2000
A.A. Quaedvlieg, ‘Onafhankelijk, geordend en toegankelijk: het object van het databankenrecht in de richtlijn’, Informatierecht/AMI 2000-9, pagina 177-186
Senftleben 2003
M.
Senftleben,
‘Beperkingen
á
la
carte:
Waarom
de
Auteursrechtrichtlijn ruimte laat voor fair use’, AMI 2003-1, pagina 10-14 Speyart 1996
H.M.H. Speyart, ‘De databankenrichtlijn en haar gevolgen voor Nederland’, Informatierecht/AMI 1996-8, pagina 151
Spoor 2003
J.H. Spoor, ‘Noot bij Rechtbank Amsterdam 4 september 2002’, AMI 2003-1, pagina 26
Spoor 2003 (2)
J.H. Spoor, ‘Elektronische knipselkranten in Duitsland’, AMI 2003-1, pagina 27-28
Struik 2000
H. Struik, ‘Noot bij President Rechtbank Rotterdam 22 augustus 2000’, Computerrecht 2000-5, pagina 262-263
Struik 2002
H. Struik, ‘Noot bij Rechtbank Amsterdam 4 september 2002’, Computerrecht 2002-6, pagina 386-387
Vecht 1992
R.A. Vecht, ‘Artikel 15 en de bescherming van nieuwsberichten’, Informatierecht/AMI 1992-6, pagina 103-109.
Verkade 1996
D.W.F. Verkade, ‘Noot bij Hoge Raad 10 november 1995’, NJ 1996, 177
Visser 2002
D.J.G. Visser, ‘Noot bij Hoge Raad 22 maart 2002’, AMI 2002-3, pagina 101-104
Visser 2003
D.J.G. Visser, ‘De wijziging van wetsvoorstel 28 482: een redelijke tegemoetkoming?’, AMI 2003-3, pagina 69-74
46
Kamerstukken * TK 1981-1982, 16 740, nummer 3-4, Aanpassing van de Auteurswet 1912 aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie; Memorie van Toelichting * TK 1981-1982, 16 740, nummer 5, Aanpassing van de Auteurswet 1912 aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie; Voorlopig verslag * TK 1981-1982, 16 740, nummer 7, Aanpassing van de Auteurswet 1912 aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie; Nota n.a.v. het verslag * TK 1997-1998, 25 880, nummer 1, Wetgeving voor de elektronische snelweg; Brief minister bij de nota "Wetgeving voor de elektronische snelweg" * TK 1997-1998, 25 880, nummer 2, Wetgeving voor de elektronische snelweg; Nota "Wetgeving voor de elektronische snelweg" * TK 1997-1998, 26 108, nummer 3, Aanpassing Nederlandse wetgeving aan richtlijn 96/9/EG betreffende de rechtsbescherming van databanken; Memorie van Toelichting * TK 1997-1998, 26 108, nummer 6, Aanpassing Nederlandse wetgeving aan richtlijn 96/9/EG betreffende de rechtsbescherming van databanken; Nota n.a.v. het verslag * TK 2001-2002, 28 482, nummer 1 – 2, Uitvoering richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij; Voorstel van wet * TK 2001-2002, 28 482 B, Uitvoering richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij; Advies en nader rapport * TK 2001-2002, 28 482, nummer 3, Uitvoering richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij; Memorie van Toelichting * TK 2002- 2003, 28 482, nummer 5, Uitvoering richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij; Nota n.a.v. het verslag Jurisprudentie * Voorzieningenrechter Rechtbank Groningen 18 juli 2002 (Nationale Vacaturebank) * Rechtbank Den Haag 3 mei 1998 (Literom) * Rechtbank Rotterdam 22 augustus 2000 (Kranten.com) * Rechtbank Amsterdam 4 september 2002 (Digitale Knipselkranten) * Hof Leeuwarden 27 november 2002 (Nationale Vacaturebank) * Hoge Raad 20 oktober 1995 (Dior/Evora) * Hoge Raad 10 november 1995 (Reprorecht/NBLC) * Hoge Raad 22 maart 2002 (El Cheapo)
47
* Dispute Settlement Body (WTO) 27 juli 2000 * Bundesgerichtshof 11 juli 2002 (Pressespiegel) Internetbronnen * IVIR - Instituut voor Informatierecht (http://www.ivir.nl) * Justitie.nl (http://www.justitie.nl) * Overheid.nl - Officiële Publicaties (http://www.overheid.nl/op) * Recht.nl: hét internetportaal voor juristen (http://www.recht.nl) * Webwereld.nl (http://www.webwereld.nl) * l’Argus de la Presse (http://www.argus-presse.fr) * Auxipress (http://www.auxipress.be) * Newspaper Licensing Agency (http://www.nla.co.uk) * Sociedad de las Indias Electrónicas (http://www.lasindias.com)
48