METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05)
DIFFUSE OPLOSMIDDELEMISSIES IN VERPAKKINGSDIEPDRUK EN FLEXO
DEEL 3: EMISSIESCHATTINGEN VOOR NEDERLAND EN MOGELIJKE REDUCTIE
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 1
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05)
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding......................................................................................................... 3 1.1 1.2 1.3
Opdracht ..................................................................................................................... 3 Rapport bestaat uit 3 delen ......................................................................................... 3 Terminologie .............................................................................................................. 4
2. Aanpak........................................................................................................... 5 2.1 2.2 2.3 2.4
Algemeen ................................................................................................................... 5 Emissiebronnen .......................................................................................................... 6 Computermodel.......................................................................................................... 9 Vragenlijst ................................................................................................................ 10
3. Resultaten.................................................................................................... 12 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Enquête en respons................................................................................................... 12 Niet responderende bedrijven................................................................................... 12 Naverbranders en gebruik oplosmiddelvrije of -arme producten............................. 12 Emissies over 2004................................................................................................... 13 Emissiebeperkende maatregelen .............................................................................. 13 Bespreking................................................................................................................ 15
4. Nationaal reductieplan............................................................................... 16 4.1 4.2
Berekeningen voor nationaal reductieplan............................................................... 16 Vergelijking.............................................................................................................. 16
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 2
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05)
1. INLEIDING 1.1 Opdracht Voor nadere toelichting op de opdracht voor dit onderzoek zie deel 1 ‘Bronnen, hoeveelheden en mogelijke reductiemaatregelen’ van dit rapport. Dit deel van het rapport betreft de schatting van de emissies vanuit verpakkingsdrukkerijen die meer dan 150 ton oplosmiddel per jaar gebruiken en de omvang van de mogelijke emissiereducties in die bedrijven.
1.2 Rapport bestaat uit 3 delen Dit is het deel 3: Emissieschattingen voor Nederland en mogelijke reductie’’ van het rapport inzake Diffuse Oplosmiddelemissies in Verpakkingsdiepdruk en Flexo. De ander twee delen zijn getiteld: •
Deel 1: Bronnen, hoeveelheden en mogelijke reductiemaatregelen
•
Deel 2 ‘Meten en Verminderen’
Ad: Deel 1 ‘Bronnen, hoeveelheden en mogelijke reductiemaatregelen’ Dit deel doet verslag van het onderzoek naar welke bronnen van diffuse emissies in verpakkingsdrukkerijen voorkomen, hoe groot daaruit de emissies kunnen zijn en welke opties voor de reductie ervan beschikbaar zijn. Het deel 1 van dit rapport dient als achtergrondinformatie bij deel 2 ‘Meten en Verminderen’. Deel 1 van dit rapport eindigt met een voorstel voor een wijziging van de maatregelen volgens de Verpakkingsdrukkerijen met een oplosmiddelgebruik van meer dan 150 ton/jaar t.b.v. het Handboek Milieumaatregelen Grafische Industrie en Verpakkingsdrukkerijen. Met deze gewijzigde maatregel zal deze sector aan het Nationaal Reductieplan Ad: Deel 2 ‘Meten en verminderen’ Dit deel is een handleiding voor een projectmatige aanpak waarmee het volgende bereikt kan worden: •
Vaststellen van de omvang van de totale restemissies van oplosmiddeldampen van grote verpakkingsdrukkerijen die zijn uitgerust met een naverbrander.
•
Toets van de restemissies aan de in dit deel I voorgestelde grenswaarde.
•
Waar nodig vermindering van deze emissies
•
Een oplosmiddelboekhouding die eenvoudig jaarlijks kan worden opgesteld
•
Een Reductieplan conform het oplosmiddelbesluit.
Daarnaast bevat het rapport informatie waarmee het bevoegd gezag kan nagaan of de oplosmiddelboekhouding een getrouw beeld geeft van de werkelijke situatie.
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 3
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) Kortheidshalve wordt voor nadere toelichting naar deel 1 verwezen. Omwille van de toegankelijkheid worden waar mogelijk de onderwerpen in dezelfde volgorde behandeld als in deel 1.
1.3 Terminologie In dit rapport wordt meestal van ‘pers’ en ‘inkt’ gesproken. Dit gebeurt omwille van de leesbaarheid. Met ‘pers’ worden ook lakkeer- en lamineermachines en andere productiemachines bedoeld, en onder ‘inkt’ worden ook lakken, lijmen en andere coatings verstaan.
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 4
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05)
2. AANPAK 2.1 Algemeen Op grond van de resultaten van het onderzoek naar de diffuse emissies is een computermodel ontwikkeld met behulp waarvan de emissies van een verpakkingsdrukkerij kunnen worden berekend. De berekeningen vinden plaats aan de hand van de antwoorden op een beperkt aantal vragen. Het model staat ook toe de mogelijke emissie reducties te berekenen, door de bedrijfsantwoorden op de technische vragen te manipuleren. Waar bijvoorbeeld ‘nee’ wordt geantwoord op de vraag of de ventilatie van de wasmachine op de naverbrander is aangesloten, kan dit eenvoudig in ‘ja’ worden veranderd en kan het effect van die verandering worden bepaald. De volgende aanpak is gevolgd: •
Aan alle Nederlandse verpakkingsdrukkerijen waarvan bekend is dat ze meer dan 150 ton oplosmiddel per jaar gebruiken is gevraagd antwoord op de vragen te verschaffen. Van 10 van de 13 bedrijven werd bruikbare informatie ontvangen
•
Van deze bedrijven werden de huidige emissie berekend en uitgedrukt als percentage van de referentie-emissie (Referentie emissie: 4 maal het gewicht van de gebruikte vaste stof)
•
Voor zover de emissies groter waren dan 10% werd een tweede berekening uitgevoerd waarbij de antwoorden zo werden gemanipuleerd dat de emissie onder de 10% uitkwam. Hierbij werden veranderingen doorgevoerd beginnend bij de eenvoudigste.
•
Voor de bedrijven waarvan geen bruikbare antwoorden werden verkregen, werd voor de schatting van de huidige emissies en de mogelijke reducties het door hen in 2003 gerapporteerde oplosmiddelgebruik als uitgangspunt genomen. Hierbij werd rekening gehouden met mededeling of er al dan niet een naverbrander aanwezig was. Voor de overige emissies werd het gemiddelde emissiepercentage van de overige bedrijven toegepast voor en na reductie. (Bij de berekening van de gemiddelden werd één afwijkend bedrijf met een zeer hoge referentie emissie en een zeer hoog gebruik aan waterige producten buitenbeschouwing gelaten).
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 5
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05)
2.2 Emissiebronnen 2.2.1 Begrippen Onderstaande definities zijn niet letterlijk die van het oplosmiddelbesluit maar komen daar v.w.b. verpakkingsdrukkerijen wel mee overeen: Afgassenemissies: emissies uit een afgassenkanaal of nabehandelingsapparatuur Diffuse emissies: emissies, in een andere vorm dan afgassen, naar lucht bodem of water, alsook oplosmiddelen in het product, waaronder begrepen emissies via ramen, deuren, ventilatiekanalen, ontluchtingen en soortgelijke openingen. Totale emissies: de som van diffuse emissies en emissies in afgassen. 2.2.2 Overzicht van emissiebronnen Tijdens het onderzoek naar de bronnen, hoeveelheden en mogelijk reductiemaatregelen voor emissies in verpakkingsdrukkerijen zijn een kleine dertig verschillende bronnen geïdentificeerd. In onderstaande tabel daarvan een overzicht. In deel 1 een nadere toelichting. Afdeling Productie
Activiteit cq Bron Inktwerken tijdens productie Open pompbakken
Korte toelichting Verdamping uit het inktwerk
Pompbakken met viscositeitsregeling zijn niet afgedekt Overdruk drogers, Drogers blazen met oplosmiddel beladen lucht lekkende drogers in de pershal Storing bypass machines Productie met afvoer drogers naar buiten i.p.v. naar naverbrander Tornen Substraat wordt bedrukt, zeer langzaam draaiende pers, veelal ca 10 m/min, drooglucht niet naar naverbrander Inrichten Substraat wordt niet bedrukt, langzaam draaiende pers, drooglucht niet naar naverbrander Kleur maken Substraat wordt bedrukt. Perssnelheid hoger dan bij ‘tornen’, maar lager dan de productiesnelheid. Veelal ca 30 à 60 m/min. Storingen machines Substraat wordt bedrukt ter behoud van register, zeer langzaam draaiende pers, veelal ca 10 m/min, drooglucht niet naar naverbrander Vloeren reinigen Spreekt voor zich Open vaten Spreekt voor zich Restoplosmiddel Oplosmiddel dat achterblijft in gedroogde inkt, (voedselverpakkingen) lak of lijm.
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 6
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) Afdeling
Activiteit cq Bron Korte toelichting Restoplosmiddel (overig) Oplosmiddel dat achterblijft in gedroogde inkt, lak of lijm. Niet complete verbranding van de aan de Naverbrander Restemissie naverbrander toegevoerde oplosmiddelen Storingen naverbrander Naverbrander buiten werking, alle drooglucht wordt naar buiten afgevoerd Niet aangesloten Productie met oplosmiddelhoudend inkten op machines machine niet aangesloten op naverbrander Niet aangesloten drogers Productie met oplosmiddelhoudend inkten op drukwerk niet aangesloten op naverbrander Oplosmiddel in waterige Oplosmiddelinhoud van waterige inkten, producten lakken en lijmen, drooglucht niet naar naverbrander Machineventilatie en droging inhoud na afloop Schoonmaak Automatische wasmachine wascyclus Handmatig Verdamping bij handmatig reinigen Nawassen Verdamping bij nawassen van in de wasmachine gereinigde machinedelen Andere apparaten Verdamping uit pompenwasmachines, weekbakken e.d. Vloeren reinigen Spreekt voor zich Open vaten (oplm, afval, Spreekt voor zich etc) Mengen Inkt op kleur brengen, inkten, lakken en lijmen Inktkeuken op viscositeit brengen Proeven Kleurproeven maken Vloeren reinigen en Spreekt voor zich overige schoonmaak Dampverlies tanks Dampen die uit tanks ontsnappen als deze met oplosmiddel worden gevuld Open vaten Spreekt voor zich
2.2.3 Vereenvoudiging De belangrijkste bronnen van emissie zijn de volgende: a) Defecten aan naverbrander, bypasses, drogers etc. Bij een defect aan de naverbrander wordt, bij een bedrijfstijd van 250 dagen per jaar, elke dag ca 0,4% van het jaarlijks oplosmiddelgebruik onbehandeld uitgestoten. (Het gemiddeld aantal storingsdagen over zeven geënquêteerde bedrijven bedroeg bijna 7,5 en varieerde van 1 tot 14 dagen per bedrijf)
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 7
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) b) Drooglucht die niet naar de naverbrander wordt gezonden tijdens het kleurmaken Als tijdens het kleurmaken (de pers draait met ca 40 m/min) de afgassen niet naar de naverbrander worden gezonden wordt een aanzienlijk percentage van het oplosmiddelgebruik onbehandeld uitgestoten. Dit percentage komt ongeveer overeen met het afvalpercentage dat ontstaat tijdens dat deel van de productie c) De ventilatie van automatische wasmachines niet aangesloten op de naverbrander Als de ventilatielucht van automatische wasmachines waarin vluchtige oplosmiddelen worden gebruik niet naar de naverbrander wordt gezonden wordt in de regel zo’n 5% van de het jaarlijks totale oplosmiddelgebruik onbehandeld geëmitteerd. d) Emissies uit inktwerken tijdens productie In inktwerken is het oplosmiddel constant in beweging. Oplosmiddel verdampt en valt over de rand. Het wordt vaak afgezogen door een bodemafzuiging. De absolute hoeveelheid hangt af van de aard van het drukwerk en de druksnelheid. De relatieve hoeveelheid (percentage van het gebruik) hangt ook af van de hoeveelheid inkt die op het substraat wordt gebracht. Als de bodemafzuiging wordt afgevoerd aan de naverbrander wordt de emissie beperkt. e) Het gebruik van oplosmiddelhoudende producten op machines die niet op de naverbrander zijn aangesloten. Spreekt voor zich f) De oplosmiddelinhoud van waterige producten Spreekt voor zich g) De oplosmiddelretentie van drukwerk dat niet bestemd is voor de verpakking van voedsel. Bij voedselverpakking wordt er streng voor gewaakt dat slechts een uiterst minimale hoeveelheid oplosmiddel in het drukwerk achterblijft. Het drukwerk wordt verregaand gedroogd. Bij ander drukwerk zoals cadeaupapier is dat niet nodig. Daar blijft in de regel de droging beperkt tot wat minimaal nodig is om geen druktechnische problemen te krijgen. Zeker waar papier bedrukt wordt kan de oplosmiddelretentie enkele procenten van het oplosmiddelgebruik bedragen. h) Kleine bronnen Het totaal aan diffuse emissie uit andere bronnen is beperkt. In de regel is dit ca 2% van het totale oplosmiddelgebruik. (Hierbij wordt aangenomen dat men, omwille van arbeidshygiënische redenen bij het wassen van de vloeren geen overvloedige hoeveelheden oplosmiddel gebruikt)
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 8
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) 2.3 Computermodel Aan de hand van de constatering dat slecht een beperkt aantal bronnen bepalend zijn voor de totale emissie van een verpakkingsdrukkerij is een computermodel ontwikkeld waarmee de emissies van een dergelijke drukkerij kunnen worden geschat. Voor het laten reken van het model is een beperkte hoeveelheid informatie van het bedrijf nodig: •
gegevens uit de oplosmiddelboekhouding
•
technische informatie over de aard van de machines
•
informatie over de manier waarop de machines op naverbrander zijn aangesloten
•
informatie over het storingsgedrag van de naverbrander
2.3.1 Aannames De volgende aannames liggen aan dit model ten grondslag: (Het computermodel staat toe dat de aannames veranderd kunnen worden als dat voor een bedrijf noodzakelijk is) Situatie
Emissie
Waarvan?
Compleet ingekapseld inktwerk
0,00%
van gebruik op machine
Kamerrakels (bij flexo)
2,50%
van gebruik op machine
Gesloten of goed afgedekt inktwerk
2,50%
van gebruik op machine
Open inktwerk
5,00%
van gebruik op machine
Bypass niet dicht tijdens kleurmaken
Afvalpercentage (in de regel 3 tot 8%)
van drukwerk op machine tijdens het kleurmaken
Restoplosmiddel in nietvoedselverpakkingen
2,50%
van gebruik op machine
Wasmachine niet aangesloten op naverbrander
5,00%
van totaal oplosmiddelgebruik
Storingen naverbrander
Aantal dagen maal geleide emissie per werkdag
van geleide emissies per dag
Kleine bronnen
2,00%
van totaal oplosmiddelgebruik
Het model hanteert een maximaal oplosmiddelgehalte van de machineklare gebruikte inkten, lakken en lijmen van 85% en maximale diffuse emissie van 20%. Als het oplosmiddelgebruik
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 9
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) groter is dan hiermee overeenkomt wordt het meerdere als ‘onverklaard’ geboekt. Dit kàn het gevolg van een emissie zijn (bijvoorbeeld een exceptioneel grote emissie uit inktwerken), maar het kan ook het gevolg zijn van een daadwerkelijk groter gebruik dan gebruikelijk. In de praktijk bleek bij geen van de responderende bedrijven een deel ‘onverklaard’ te ontstaan.
2.4 Vragenlijst Het computermodel werkt op grond van de antwoorden op de volgende vragen: Gevraagde bedrijfsgegevens
Eenheid
Totaal oplosmiddelgebruik exclusief oplosmiddel in waterige producten
t/j
Totaal vaste stof in oplosmiddelhoudende inkten, lakken en lijmen etc
t/j
Totaal oplosmiddel in waterige producten
t/j
Totaal vaste stof in oplosmiddelarme of -vrije inkten, lakken en lijmen
t/j
Aantal dagen bedrijfstijd
dagen/jaar
Gemiddelde concentratie naar naverbrander
g/m³
Gemiddelde concentratie uit naverbrander
mg/m³
Storingsdagen naverbrander
dagen
Gevraagde machine gegevens (voor elke machine) Percentage van het oplosmiddelgebruik verwerkt op de betreffende machine Inschiet percentage op de machine (alleen als de bypass tijdens kleurmaken niet gesloten is) Aangesloten op naverbrander? Compleet ingekapseld inktwerk? * Kamerrakels? * Gesloten of goed afgedekt inktwerk? * Open inktwerk? * Bypass dicht tijdens kleurmaken? Voedselverpakkingen?
Eenheid % van total oplosmiddelgebruik % afval tijdens inrichten Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee
* slechts één van de mogelijkheden kan tegelijk ‘ja’ zijn. 2.4.1 Berekeningen Voor de berekeningen wordt kortheidshalve verwezen naar betreffende Excel file van het model.
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 10
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) 2.4.2 Validatie Het computermodel is gevalideerd aan de hand van de gegevens van een Italiaanse verpakkingsdrukkerij. Dit bedrijf beschikt over oplosmiddelterugwinning en kan derhalve nauwkeurig de totale emissies bepalen. Aan dit bedrijf is gevraagd dezelfde informatie te verschaffen alsook de werkelijk emissies volgens hun oplosmiddelboekhouding. De resultaten van de berekening werden vergeleken met de werkelijke emissie. Bij de validatie bleek overigens dat enkele van de benodigde gegevens bij de Italiaans bedrijven niet voldoende nauwkeurig bekend. Hierin is door middel van schattingen voorzien. Emissie werkelijk
Emissie computermodel
Verschil in %
560 ton (10,2% van referentie emissie)
548,5 ton (10,0% van referentie emissie)
+3,2%
Onnauwkeurigheid
Gebruik wasmachines onbekend Standaard schatting 5% gebruikt. Zou gezien de grootte van het bedrijf wellicht iets kleiner kunnen zijn. Dan wordt het verschil tussen model en werkelijkheid ook kleiner.
Op grond van deze vergelijking kan geconstateerd worden dat het model voldoend nauwkeurig is om de emissies van de Nederlandse bedrijven die meer dan 150 ton/jaar gebruiken te schatten.
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 11
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05)
3. RESULTATEN 3.1 Enquête en respons Aan Kartoflex en KVGO rapporteerden in 2003 14 bedrijven meer dan 150 ton oplosmiddel per jaar te gebruiken. Hiervan is er sindsdien één gesloten. Er resteerden derhalve 13 bedrijven die allemaal geënquêteerd zijn. •
Geënquêteerd: 13 bedrijven
•
Respons: 10 bedrijven
3.2 Niet responderende bedrijven Om de niet responderende bedrijven wel in de resultaten mee te kunnen nemen is uit de wel responderende bedrijven een groep van zes ‘vergelijkbare bedrijven’ geselecteerd. Al deze zes bedrijven hadden in 2004 al wel een naverbrander en gebruikten weinig oplosmiddelvrije of – arme producten. Van de drie bedrijven die niet respondeerden is hun gerapporteerde oplosmiddelgebruik uit 2003 ook voor 2004 gehandhaafd. Al deze drie bedrijven beschikten al in 2003 over een naverbrander en geen van hen gebruikte een noemenswaardige hoeveelheid oplosmiddelarme of –vrije producten. Aangenomen is dat hun ‘referentie emissie’, net als het gemiddelde van overeenkomstige bedrijven zo’n 8% lager was dan hun werkelijke oplosmiddelgebruik. Voor hun totale emissies is over 2004 gerekend met de door elk van hen gerapporteerde 15% van hun werkelijke oplosmiddelgebruik; gelijk aan de huidige MBO verplichting. Dit komt overeen met zo’n 16,5% van hun referentie emissie. Vergelijkbare bedrijven kenden, volgens het model een totale emissie van gemiddeld 14,2% van de referentie emissie. Voor wat betreft de emissie uit deze bedrijven ná het treffen van emissiebesparende maatregelen is aangehouden dat dit 10% van de referentie emissie zal bedragen; gelijk aan de voorziene nieuwe MBO verplichting. Voor vergelijkbare bedrijven leiden volgens het model de emissiebeperkende maatregelen tot gemiddeld 9% van de referentie emissie.
3.3 Naverbranders en gebruik oplosmiddelvrije of -arme producten Over 2004 beschikten tien van de dertien bedrijven over een naverbrander. In de tien responderende bedrijven werd ruim 2100 ton vaste stof gebruikt, waarvan 800 ton in oplosmiddelvrije of -arme producten. Deze producten worden in vijf van de tien responderende bedrijven in noemenswaardige hoeveelheden gebruikt. In één van deze vijf wordt het overgrote deel ervan gebruikt. Laat men dit ene bedrijf buiten beschouwing dan is, gerekend op basis van vast stof, in de overige geënquêteerde bedrijven ca 15% van de gebruikte producten oplosmiddelvrije of –arm.
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 12
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) 3.4 Emissies over 2004 Gerekend over alle dertien bedrijven zijn de emissie over 2004 als volgt: Resultaten 2004 Vaste stof in oplosmiddelhoudend producten Vaste stof in oplosmiddelarme producten Totaal gebruik vaste stof Oplosmiddel verbruik Oplosmiddel in waterige producten Totaal gebruik oplosmiddelen Referentie emissie (vier maal vaste stof) Naverbrander aanwezig? Totale emissie volgens model % van verbruik % van referentie emissie
Ton/jaar 1.322 794 2116 5.742 79 5821 8.464 10 x 1.285 22% 15%
3.5 Emissiebeperkende maatregelen Twee bedrijven hadden volgens de modelberekeningen over 2004 al een emissie die lager was dan 10% van de referentie emissie. Voor deze bedrijven zijn geen emissiebeperkende maatregel opgevoerd. Zoals reeds eerder vermeld zijn voor de drie niet responderende bedrijven de emissie ná het treffen van emissiebeperkende maatregelen gesteld op 10% van hun referentie emissie. Voor de overige acht bedrijven zijn de belangrijkste emissiebronnen geëvalueerd en is in het rekenmodel een aantal passende emissiebeperkende maatregelen doorgevoerd. Hierbij is steeds gekozen voor voor-de-hand-liggende en niet buitensporig dure maatregelen. Aangetekend moet worden dat de technische of economische uitvoerbaarheid van deze maatregelen niet bij deze bedrijven getoetst is. In alle drie de gevallen waar nu nog geen naverbrander aanwezig is, is uiteraard aangenomen dat deze, t.g.v. het oplosmiddelbesluit, voor eind 2007 wèl aanwezig zal zijn. In sommige gevallen was het doorvoeren van één emissiebeperkende maatregel voldoende. In andere gevallen waren meerdere maatregelen nodig om onder de 10% te geraken. De volgende maatregelen zijn modelmatig doorgevoerd: No
Maatregel
Aantal gevallen
1
wasmachine op aansluiten naverbrander of toepassen niet vluchtig reinigingsmiddel
3
2
bypass sluiten tijdens kleurmaken
3
3
storingen aan de naverbrander naar maximaal 5 dagen per jaar
4
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 13
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) 4
storingen naverbrander naar maximaal 2 dagen per jaar
1
5
afdekken inktwerken of bodemafzuiging naar naverbrander
2
6
Installeren naverbrander
3
7
Oplosmiddelretentie in niet drukwerk geen voedselverpakking maximaal 1% van het verbruik
1
Het resultaat van het modelmatig doorvoeren van de emissiebeperkende maatregelen: Resultaten
2004
Verschil
8.464
Na beperkingen 8.464
Referentie emissie (vier maal vaste stof) Naverbrander aanwezig? Totale emissie volgens model % van verbruik % van referentie emissie
10 x 1.285 22% 15%
13 x 555 10% 7%
3x 730 t/j, 57%
Geen
Het ligt voor de hand dat het overgrote deel van de emissiebeperking wordt bereikt door de installatie van de drie naverbranders. De emissiereducties die het gevolg zijn van elke van de maatregelen zijn: Emissiereducerende maatregel
Nummer Ton/jaar
Wasmachine op aansluiten naverbrander of toepassen niet vluchtig reinigingsmiddel
1
43
Bypass sluiten tijdens kleurmaken
2
44
Storingen aan de naverbrander naar maximaal 5 of 2 dagen per jaar
3&4
43
Afdekken inktwerken of bodemafzuiging naar naverbrander
5
17
Installeren van een naverbrander
6
514
Oplosmiddelretentie in niet drukwerk geen voedselverpakking is maximaal 1% van het verbruik
7
18
Subtotaal
679
Niet responderende bedrijven (van huidig naar 10% van referentie)
48
Totaal
727
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 14
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) De totale emissiereductie volgens deze uitgesplitste tabel is iets kleiner dan de eerder berekende 730 ton. Dit wordt veroorzaakt doordat een aantal emissiebronnen invloed op elkaar hebben. Zo neemt bij vermindering van de diffuse emissies, de emissie per storingsdag van de naverbrander als ook de restemissies als deze wèl in werking is toe. En bij vermindering van het aantal storingsdagen neemt ook de restemissie van de naverbrander als die wel in werking is toe.
3.6 Bespreking Van de emissiereductie van ca 730 ton is ca 70% het gevolg van de installatie van de drie nog ontbrekende naverbranders. Van de andere maatregelen is een reductie van ruim 200 ton per jaar te verwachten. Na de emissie reducerende maatregelen bedraagt de gemiddelde totale emissie van de bedrijven ca 6,6% van de referentie emissie. Laat men het ene bedrijf met een zeer groot gebruik aan oplosmiddelvrije producten buiten beschouwing, dan bedraagt dit voor de overige bedrijven ca 8,5%. Opvallend is dat de bedrijven die nu nog geen naverbrander hebben straks een lager gemiddelde totale emissie zullen kunnen hebben dan de bedrijven die al langer een naverbrander hebben. (6,6% tegen 8,7% van de andere responderende bedrijven). Dit wordt erdoor veroorzaakt dat aangenomen is dat deze bedrijven èn hun wasmachines op de naverbrander zullen aansluiten èn de bypasses van de drogers al zullen doen sluiten tijdens het kleurmaken. In bestaande situaties is slechts één van deze twee maatregelen opgenomen als dat voldoende was om onder de 10% van de referentie emissie te geraken. Deze maatregelen zijn namelijk niet eenvoudig door te voeren bij bestaande naverbranders.
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 15
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05)
4. NATIONAAL REDUCTIEPLAN 4.1 Berekeningen voor nationaal reductieplan Voor het nationaal reductieplan werd voor bedrijven die meer dan 150 ton oplosmiddel per jaar gebruiken de volgende berekening gehanteerd: Bedrijven >150t/j Fictieve input 2000 Economische groei 20% Fictieve input 2010 Aandeel substitutie 20% Werkelijke input in 2010 Maximale totale emissie 2010 in % Maximale totale emissie 2010 in ton Referentie emissie 2000 t.o.v. zekere maatregelen 2000
9325 1875 11200 - 2240 8960 10% 896 1400 504
De hierboven genoemde ‘referentie missie 2000’ betrof de emissie die het gevolg zou zijn geweest als toen al alle bedrijven > 150 t/j de KWS-2000 maatregelen hadden uitgevoerd. Belangrijkste hiervan was de installatie van een naverbrander. Elders in dit document wordt met referentie emissie bedoeld 4 maal het gewicht aan gebruikte vaste stof. E.e.a. conform. het reductieschema van het oplosmiddelbesluit.
4.2 Vergelijking In de berekeningen die ten grondslag lagen aan het Nationaal Reductieplan was, voor bedrijven die meer dan 150 ton oplosmiddel per jaar gebruiken, per 2010 een restemissie van ca 900 ton/jaar voorzien. De volgens dit onderzoek te voorziene restemissie van 555 ton/jaar zal bij een groei van 2% per jaar tot 2010 mogelijk stijgen tot ca ruim 600 ton, en hier ruimschoots onder de voorziene 900 ton/jaar blijven Een goede vergelijking tussen het ingediende plan en de uitkomst van dit onderzoek is echter niet mogelijk, omdat er sinds 2000 enerzijds twee grote bedrijven, met een gezamenlijk oplosmiddelgebruik van ruim 2000 ton/jaar, en derhalve een totale emissie ca 200 ton/jaar, gesloten zijn en anderzijds er een aantal bedrijven die indertijd rapporteerden minder dan 150 ton/jaar te gebruiken, nu wèl zijn meegenomen. Wel kan geconcludeerd worden dat de voorziene emissiereductie haalbaar is. De totale emissie uit verpakkingsdrukkerijen die meer dan 150 ton/jaar gebruiken, kan over de komende jaren tot zo’n ca 7% van de referentie-emissie missie en, zoals indertijd voorzien, tot ongeveer 10% van hun werkelijke input worden gereduceerd.
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 16
METEN VAN OPLOSMIDDELEMISSIES DEEL 3 (EINDRAPPORT 11 NOVEMBER 05) Naar bedrijven die minder dan 150 ton oplosmiddel per jaar gebruiken is geen onderzoek gedaan. Wel kan daarvan gesteld worden dat het totaal oplosmiddelgebruik in die categorie zo’n 300 ton minder is dan voorzien, omdat twee bedrijven ‘verhuisd zijn’ naar de categorie ‘groter dan 150 ton’
Voor VROM November 2005 Sitmae Consultancy BV Paul W.Verspoor MBA
© ’05 Ministerie VROM & Sitmæ Consultancy bv
Pag. 17