Differentiëren
in de Les
Met kleine ingrepen grote effecten
FACTA 8 maart 2016 Det van Gils d.vangils@aps /
[email protected]
Wat gaan we doen …. Voorstellen De start van de les Werkvormen binnenste buiten Wat wilt u weten over differentiatie Wat doet u aan differentiatie Wat zoekt de inspectie Omgaan met welke verschillen Reflectie Zelf ontwerpen
Wat heb je gezien? …………………………..
DE EIGEN PRAKTIJK Wat kan het nut zijn van deze werkvorm (een verrassende foto afbeelding, een voorwerp, spreuk als starter van je les of lessenserie) ? Wat heeft het te maken met ‘differentiatie? Bedenk hoe (waar, wanneer) je deze werkvorm in je lessen kunt gebruiken?
Doelen van deze workshop: Praktische ideeën opdoen om in de les van morgen nog meer leerlingen actiever gemotiveerd en dieper aan het leren te krijgen. Bewust worden van nieuwe / ‘oude’ mogelijkheden. En…..af en toe aan het denken gezet worden
Ga staan…….
Aan de orde geweest Binnen een minuut iedereen ‘bij de les’ rond de kern, rond een kern Bewegen bevordert denken Ieders inbreng doet ertoe Verschillen in een oogopslag zichtbaar
Een activerende start van een les waarbij je ruimte geeft aan verschillen: Welke mogelijkheden gebruik je al? Welke mogelijkheden kun je nu bedenken? 2 Minuten individueel. .. x 2 minuten uitwisseling in de groep.
Een activerende start van een les waarbij je ruimte geeft aan verschillen: energieniveau van de deelnemers verhogen een concrete ervaring opdoen met link naar inhoud van de les ervaringen uitwisselen Voorkennis activeren Nieuwsgierigheid wekken Variatie bij aanvang
Differentiatie
Differentiëren door de manier van vragen: • • • • •
Stel de vraag uitdrukkelijk aan iedereen Geef voldoende denktijd Vraag antwoorden willekeurig (dus niet als reactie op vingers) Denken Delen Uitwisselen (iedereen aan het werk) De reactie op de (niet-correcte of onvolledige) antwoorden • • • • •
Wat zijn de deelvragen? Hoe kom je aan het antwoord, denk eens hardop? Wie kan dit antwoord aanvullen? Het begin is goed, maar ergens gaat het mis. Begin nog eens opnieuw Bespreek dit antwoord met zijn tweeën en geef aan wat er goed aan is en wat je kunt aanvullen. • Goed logisch gedacht, maar je vergeet een onderdeel
Oppervlakkig Leren
onthouden
begrijpen integreren
toepassen
Leren met diepgang
SET-02.004
Vragen met diepgang Wat zou jij gedaan hebben? Wat zou er nu kunnen gebeuren? Wat denk je dat de beste keuze is? Wat denk je dat er gebeurt als…? Wat zou hier de oorzaak van kunnen zijn? Kun je voorspellen wat er in de toekomst zou kunnen gebeuren? Wat is de overeenkomst met…? Hoe verschilt het van…? Kun je een voorbeeld geven? Hoe zou een andere volgorde de uitkomst beïnvloeden? Wat zou je kunnen doen om het antwoord te vinden? Hoe kun je deze theorie testen? Zijn er meerdere manieren mogelijk om dit aan te pakken?
VUL AAN:
Omgaan met verschillen
Wat doe je met de nieuwsgierigheid van je leerlingen?
Wat valt er te kiezen in je onderwijs?
Eigenaarschap creëren door keuzes bieden
Op welke manieren geef je in je lessen leerlingen al regelmatig de mogelijkheid om keuzes te maken? Noem drie manieren: 2 waarheden, 1 leugen Wat moet je doen?
2 waarheden en 1 leugen als antwoord op een gestelde vraag bedenken. En de leugen bij elkaar achterhalen / raden.
Waarom, wat is het nut?
Dieper denken.
Hoe moet je het aanpakken?
Maak duo’s of drietallen. Geef eerst individueel antwoord op de vraag (zie boven). Schrijf je antwoorden op. Vervolgens gaat je met je collega(s) in gesprek. Na het vertellen van je antwoorden proberen zij te raden welk antwoord niet waar is.
Hulp, bij wie?
Bij elkaar Bij trainer
Tijd; hoeveel tijd krijg je?
1 minuten voorbereiden 5 minuten elk aan het woord
Uitkomst, wat gaan we ermee doen?
Reflecteren op bruikbaarheid van de werkvorm.
Eerder klaar? wat dan?
Toepassing met deze werkvorm bedenken voor de les van morgen?
DE EIGEN PRAKTIJK • Wat kan het nut zijn van deze werkvorm (2 waarheden 1 leugen) ? • Wat heeft de werkvorm te maken met ‘differentiatie’? • Bedenk hoe (waar, wanneer) je deze werkvorm in je lessen / teamvergadering kunt gebruiken?
•
Middel: Placemat
•
Schrijf allemaal op je eigen stuk van de placemat wat jij nodig hebt om gemotiveerd aan de slag te gaan / mee te doen / mee te denken.. Verzamel in het midden van de placemat wat de docenten kunnen doen om leerlingen als jullie (alle vier) aan de slag te krijgen.
•
Comfortzone kennissysteem voldoet (kan ook de motivatie verminderen door te weinig uitdaging)
Zone van naaste ontwikkeling(ssprong) kennissysteem staat onder druk; kennisconstructie (=leren) vindt plaats vechten (fight)
Zone van discomfort kennissysteem schiet tekort
vluchten (flight) verlammen (fright)
Waarom differentiëren? • Om te voorkomen dat leerlingen onderpresteren • Om te voorkomen dat leerlingen gaan twijfelen aan zichzelf. • Inspectiekader: • Leerling actief betrokken • Leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces • De docent stemt zijn/haar instructie/begeleiding af op verschillen
• John Hattie: stel eisen aan leerlingen en heb hoge verwachtingen. •
Kwaliteitsaspect 6 De leraren stemmen aanbod, instructie, verwerking en onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 6.1 De aangeboden leerinhouden maken afstemming mogelijk op de onderwijsbehoeften van individuele leerlingen. 6.2 De leraren stemmen de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen. 6.3 De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 6.4 De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
Differentiatie bij uitleg / instructie ( rekening houden met niveauverschillen)
• Instructie nooit meer dan 1 keer voor de hele groep. • Tweede keer aan een deel van de groep, rest gaat aan het werk. • Derde keer aan een kleine groep op een andere manier. • Leerlingen die het begrepen hebben koppel je aan leerlingen die het nog niet door hebben.
Differentiatie bij uitleg / instructie ( rekening houden met niveauverschillen)
Zorg ervoor dat voor alle groepen duidelijk is: 1. hoeveel tijd leerlingen hebben? 2. wat er na het instructie moment gebeurt? 3. hoe je checkt dat iedereen het begrepen heeft?
Differentiatie bij uitleg ( rekening houden met niveauverschillen)
• Onderbreek een uitleg regelmatig met een vraag die helpt om te laten samenvatten • bedenk met z’n tweeën wat de drie belangrijkste dingen zijn die je gehoord hebt • Maak samen een schema van wat ik uitgelegd heb tot nu toe en bedenk wat de volgende stap zou kunnen zijn. Vergelijk met de achterburen. • Wie begrijpt het? Zoek elk een leerling die het nog niet helemaal door heeft en leg uit.
Differentiatie tijdens zelfwerkzaamheid Tips bij de voorbereiding
• stel vast welke opdrachten iedereen kan en moet afhebben in de les (lestaak) en wat af moet zijn voor de volgende les (thuistaak) • bedenk een verdiepende, uitdagende opdracht voor de snellere leerlingen (spons) (kan ook in plaats van ….) • Denk na over de groepssamenstelling • Maak een ‘Volledige Instructie’ • stel vast hoe je leerlingen kan helpen de hulp uit te stellen
Differentiatie tijdens zelfwerkzaamheid • Eerst 5 a 10 minuten alleen observeren (uitgestelde aandacht) • zet Volledige Instructie op bord • help vragend • Beantwoord alleen vragen van de groep • Reageer niet op vingers maar loop vaste rondes • zorg dat je iedereen minstens één keer gezien hebt • Maak een (homogene) groep van de leerlingen die veel begeleiding nodig hebben (en waar je dus vaak langs gaat) of maak heterogene duo’s / groepjes
Inspelen op niveauverschillen tijdens zelfwerkzaamheid
• Uitgestelde aandacht: Geef aan wat leerlingen zelf kunnen doen als ze hulp nodig hebben. Bijvoorbeeld: -
de opdracht nog een keer goed lezen met de volgende opdracht beginnen totdat je langs komt de opdracht nog een keer van begin af aan maken en precies bepalen vanaf waar ze het niet meer snappen hulp vragen aan andere leerlingen
• Laat leerlingen die de opdracht af hebben medeleerlingen helpen
VOLLEDIGE INSTRUCTIE Waarom doen we dit?
Wat moet je doen?
Hoe moet je het aanpakken?
Hulp, bij wie/waar?
Tijd, hoeveel krijg je?
Uitkomst, wat doen we ermee?
Klaar, wat ga je dan doen?
Differentiatiemogelijkheden met de methode. (voorbeelden)
Kun je ruimte geven aan nieuwsgierigheid van leerlingen • Starten vanuit een vraag / stelling of een product (gesprek / presentatie / artikel / video) • Waar wil je meer van weten? Zoek het op en deel het
• Kun je keuzen bieden bij verwerkingsopdrachten • Hoeveel (minimaal)? • Welke leerlingen moeten welke opdrachten maken? • Alleen of samen (individuele verantwoordelijkheid)?
Differentiatiemogelijkheden met de methode. (voorbeelden vervolg) Keuzemogelijkheden voor de afronding van de les? • Post-its maken van de belangrijkste dingen • Welke nieuwe begrippen / definities / strategieën / formules heb je vandaag geleerd • Geef aan hoe je weet dat je de stof nu hebt begrepen / kunt toepassen • Kern – ook belangrijk ; mooi meegenomen • ………………
Differentiatiemogelijkheden met de methode. (voorbeelden vervolg) Hoe warm is het huiswerk
• Zijn er differentiatiemogelijkheden voor het huiswerk? • Kies zelf de opdrachten (minimaal aantal) uit die voor jou zinvol zijn (met argumenten) • Maak een samenvatting (in je eigen woorden) voor een leerling die absent was • Bereid de paragraaf voor, ik wijs iemand aan die het voor de klas doet • Bereid dit deel voor, volgende les een film die je kunt begrijpen met deze theorie • Maak vragen voor de toets over alle onderdelen (OBIT) • Maak een strip / rap / schema / tekening / mindmap waarin de hoofdlijnen duidelijk zijn • Zet op een rijtje welke onderdelen van dit hoofdstuk heel belangrijk zijn voor het volgende hoofdstuk. • .............
Differentiatie:
Medium: Differentiëren met voorbereiding: Het circuitmodel Het leerarrangement Aanpak: ‘De hele taak eerst’
Het circuitmodel / Werken met hoeken
Het circuitmodel 1 onderwerp – meerdere opdrachten. Elke leerling doet alle opdrachten (keuze in volgorde) óf elke leerling doet een bepaald aantal opdrachten (keuze).
Werken met hoeken.
1 onderwerp – meerdere opdrachten. Er is niveauverschil tussen de opdrachten. Een bepaalde groep leerlingen doet de opdrachten x, y en z, een andere groep leerlingen doet de opdrachten a, b en c. Als de verplichte opdrachten af zijn mogen de andere opdrachten ook gedaan.
ER WORDT REKENING GEHOUDEN MET: • verschil in tempo: als de leerling een opdracht heeft afgerond, begint hij aan een nieuwe opdracht. • verschil in interesse: leerlingen kiezen zelf welke opdrachten ze (eerst) gaan doen. • verschil in sterk ontwikkeld voorkeurs zintuigen en leerstijl: leerlingen kunnen kiezen uit verschillende soorten opdrachten: kijkopdrachten, luisteropdrachten, leesopdrachten, creatieve opdrachten, internetopdrachten , individuele en samenwerkingsopdrachten enz. • verschil in niveau: de opdrachten hebben verschillende moeilijkheidsgraad qua leerniveau, complexiteit en abstractie ( havo /vwo) • Verschil in begeleiding: Je kunt de begeleiding afstemmen op de behoefte (b.v. een hoek ‘begeleid werken’)
Werken in hoeken / een circuit:
Neem een hoofdstuk of een thema. Welke onderdelen zijn daarin te onderscheiden? Op welke manier kunnen leerlingen begrip krijgen van / vaardig worden op het gebied van dit thema? Dat worden hoeken. Bepaal de keuzemogelijkheden (alleen volgorde / beperkte keuze / vrije keuze)
Bijvoorbeeld: • Tekst boek lezen en samenvatting / schema / mindmap maken • Artikelen lezen en vragen erover maken
• Op internet zoeken naar het onderwerp en meerdere sites bekijken • Films / animaties bekijken (klokhuis / wetenschapsprogramma’s / bioplek.org / ) • Oefenopdrachten uit boek • Oefenopdrachten examen (slimslagen.nl)
HET LEERARRANGEMENT
Leerarrangementen Docent bepaalt thema/ lesstof “Visuele” studiewijzer Leerling heeft invloed op eigen leerroute(s) (keuzemogelijkheden: eigenaarschap) Verplicht deel voor alle leerlingen (al dan niet uit methode)= “boven de streep” Keuzedeel met verplicht minimum aantal onderdelen= “onder de streep” Bij keuzedeel mogelijkheid tot differentiëren: Op niveau (veel / weinig structuur, veel / weinig inkadering, gesloten / open opdracht, weinig / veel instapvragen en/of onderdelen)
Op leerstijl Op voorkeurzintuig Op mate van begeleiding
VISUELE STUDIEWIJZER Boven de pijl: verplicht Onder de pijl: minstens …. activiteiten kiezen
Leerarrangement (1) (Boven de streep: verplicht)
1. Onderdelen die door alle leerlingen op dezelfde manier gedaan worden. 2. Verplichte instructie 3. Verplichte begeleidingsbijeenkomsten 4. Controle- en (diagnostische) toetsmomenten
Leerarrangement (2) (Onder de streep: niet verplicht, keuze onderdelen)
1. Onderdelen waaruit leerlingen kunnen kiezen (geef aan hoeveel onderdelen elke leerling moet doen). 2. Onderdelen die door alle leerlingen gedaan moeten worden, maar waarbij ze kunnen kiezen op welke manier (zintuigvoorkeuren / leerstijlen). 3. Niet-verplichte instructie / uitleg 4. Niet-verplichte begeleidingsbijeenkomsten 5. Vrijwillige controle- en (diagnostische) toetsmomenten
Uitleg en Instructie Klassikaal Probleem oplossen (2tal
Uitwisseling van de experts Uit het keuzedeel
+VERWERKING
0---------------------------10---------------------------20------------------------------------------------------40------------------------------------------------------50
LEERARRANGEMENT BIOLOGIELES VERPLICHTE ONDERDELEN
LEERARRANGEMENT BIOLOGIELES
Probleem oplossen (2-tal) logisch wiskundig
Uitwisseling van de experts interpersoonlijk
Uitleg en Instructie Klassikaal Taalkundig, logisch-wiskundig
0------------------------------10---------------------------20------------------------------------------------------40------------------------------------------------------60
Praktikum Microscoop Visueelruimtelijk lichamelijkmotorisch
Video +vragen visueel Torso Onderzoek Lichamelijkmotorisch, ruimtelijk
Leerarrangement hoofdstuk 5 ; gezondheid
(Verplichte
onderdelen) Naam: Boven de pijl: verplicht
Introductie + uitleg H 5
Inhoud 5.1 en 5.2
Leertaak 5B
Practicum Bloedgroepen Collegeles 5.3 en 5.4 Afweer
TOETS H5
Collegeles 5.5 Bloedgroepen Test jezelf Hoofdstuk 5 (diagnostische toets)
Leerarrangement hoofdstuk 5 ; gezondheid Boven de pijl: verplicht Onder de pijl: minstens 4 activiteiten kiezen
Startles Hoofdstuk 5
Introductie + uitleg H 5
Leertaak 5B
Practicum: Vitamine C
SM&C Bloedgroepen
SM&C Specifiek e Afweer
TOETS H5
Practicum Bloedgroepen
Inhoud 5.1 en 5.2
Onderzoekje Bacteriën Telt dubbel
Collegeles 5.3 en 5.4 Afweer
Werkgroep Par 5.3 en 5.4
Collegeles 5.5 Bloedgroepen
Werkgroe p Par 5.5
Test jezelf Hoofdstuk 5 (diagnostische toets)
Vaccineren, een goed idee ?
LEERARRANGEMENT
Zelfportret invullen in “passport”
STARTLES met mind map
MVT
Woordenlijst invoeren in WRTS.NL
Les zinsbouw Leestaak : 3 teksten (hulp vragen)
verplichte onderdelen:
Les Schrijven portret Voortgangscontrole: “generale” + TOETS (diagnostisch)
LEERARRANGEMENT
Zelfportret invullen in “passport”
STARTLES met mind map
Woordenlijst invoeren in WRTS.NL
Les zinsbouw
Les Schrijven portret Voortgangscontrole: “generale” + TOETS (diagnostisch)
Leestaak : 3 teksten (hulp vragen)
Werkgroep
Zinnen -spel
MVT:
Werkgroep
Overhoor jezelf met WRTS.NL
“That’s me” Kijken TELEAC
Spiekbrief maken presentatie
Presentatie oefenen
Een leerarrangement ontwerpen: Neem een hoofdstuk of een thema. Wat moeten de leerlingen na afloop kunnen / kennen en wat is het nut daarvan voor hen (doelen)? Welke onderdelen zijn te onderscheiden? Welke zijn verplicht voor alle leerlingen. Uit welke overige onderdelen mogen ze een keuze maken? Bijvoorbeeld: Tekst boek lezen en samenvatting / schema / mindmap maken Artikelen lezen en vragen erover maken Op internet zoeken naar het onderwerp en meerdere sites bekijken Films / animaties bekijken (klokhuis / wetenschaps programma’s / bioplek.org) Dvd bekijken Oefenopdrachten uit boek Oefenopdrachten examen (slimslagen.nl) Practicum / onderzoekje /experiment bedenken of uitvoeren (inschrijven bij de TOA)
LEERARRANGEMENT MAKEN Boven de pijl: verplicht Onder de pijl: minstens …. activiteiten kiezen
DIFFERENTIËREN IN DE LES
FACTA 8 maart 2016 Det van Gils d.vangils@aps /
[email protected]