Dichten tot het bittere einde MICHIEL HEGENER
In: NRC Handelsblad, bijlage Agenda donderdag 11 januari 2001
Groene valleien, varens en zingende vogels. Weinig in Noord-Frankrijk en Zuid-België herinnert aan het gruwelijke slagveld van de Eerste Wereldoorlog. Hier lagen de oorlogsdichters Apollinaire en Wilfred Owen in hun loopgraven. En hier ontstond de mooiste poëzie. Les oiseaux chantent avec les doigts had het zullen gaan heten: gedichten van Guillaume Apollinaire met illustraties van zijn beste vriend, Pablo Picasso. Het boek kwam er nooit. Toen ze er in 1918 aan begonnen was Apollinaire (38) fysiek zo verzwakt door de lange nasleep van een verwonding die aanvankelijk onschuldig leek, dat hij later dat jaar aan Spaanse griep bezweek. ,,Red me dokter! Ik wil leven! Ik heb nog zoveel te zeggen!'' riep hij in zijn laatste uren, thuis aan de Parijse Boulevard St Germain. Honderdvijfentwintig kilometer noordoostelijker en 82 jaar later vind ik na enig zoeken de beboste heuvel waar luitenant Wilhelm de Kostrowitzky, zoals Apollinaire eigenlijk heette, op 17 maart 1916 in het voorhoofd werd geraakt door een Duitse granaatscherf terwijl hij een literair tijdschrift las in een loopgraaf. Maar welke? Nergens is de bosgrond egaal, alles is kuil of bult. Geen boom is ouder dan tachtig jaar. Het ruikt er zoals een avond in een loofbos betaamt, varens groeien waar vrienden van de dichter vielen, zingende vogels hebben
het overgenomen van de kanonnen - maar als je weet dat hij hier ooit vocht en schreef, is Apollinaire nog steeds een beetje aanwezig. Tijdens zijn strijd om te herstellen publiceerde hij de bundel Calligrammes (1918) met veel gedichten over zijn elf maanden aan het front. Hij geloofde heilig in de noodzaak om artistieke en andere vrijheden te verdedigen tegen de autoritaire Duitsers - en verzette zich tegelijk tegen andere Franse oorlogsdichters die `in stompzinnige taal' zongen over verre veldslagen. Apollinaire idealiseerde niet, maar dichtte over luizen, ratten, bloed, rottende lijken. Een paar kilometer verder begint een van de beruchtste strijdtonelen van de Eerste Wereldoorlog: de Chemin des Dames, een hooggelegen weg waar de Duitsers zich zo diep ingroeven dat de geallieerden er in drie jaar niet doorheen konden breken. Tienduizenden Fransen sneuvelden in de vallei van de Aisne, aan de voet van de lange heuvelrij. Vanaf een parkeerplaats vlakbij een Duits loopgravenstelsel ontvouwt het dal waar zoveel bloed vloeide zich in schitterende late herfsttinten, met het dorpje Craonne badend in laag tegenlicht. Maar lees op deze plek The Aisne (1914-15), een lang gedicht van de Amerikaanse oorlogsvrijwilliger Alan Seeger, en het landschap verandert dramatisch: Craonne, before thy cannon-swept plateau, Where like sere leaves lay strewn September's dead, I found for all dear things I forfeited A recompense I would not now forgo. Let op de laatste regel: ergens, diep in zijn hart, vond Seeger het ook wel mooi allemaal. Terwijl hij vocht en offers bracht voor een goede zaak kreeg hij iets terug, verbroedering met zijn maten vooral, wat hij niet had willen missen. Seeger behoorde tot de idealisten onder de oorlogsdichters, die geen twijfels hadden over het goede van de zaak. Vooral na de Slag aan de Somme (aan het eind van de eerste dag, 1 juli 1916, telden de
Britten 20.000 doden en 40.000 gewonden), werd die groep erg klein. Veel van de idealisten waren gesneuveld of sneuvelden aan de Somme; de overlevenden hadden het bijna alleen nog maar over de ellende pur sang, en niemand deed dat kernachtiger dan de zachtmoedige Engelse luitenant Wilfred Owen. Op 4 november 1918, precies een week voor het einde van de oorlog, ging Owen (25) zijn peloton voor bij het oversteken van een kanaal, niet ver van St. Quentin. ,,Well done'' en ,,you're doing very well, my boy'' zei hij, zijn manschappen op de schouders kloppend terwijl ze druk waren met pontons. Totdat een kogel hem dodelijk trof. Natuurlijk was Owens dood op de drempel naar vrede goed voor zijn roem, maar voor een juist begrip van zijn dichterschap is er een belangrijker plek dan de kanaaloever bij het dorp Ors waar hij stierf. In de omgeving zorgen alleen bergen vers geoogste suikerbieten en onafzienbare ploegvoren voor enig reliëf. Over een weggetje waar je geen tegenliggers moet hebben, koers ik naar een paar boerderijen in de verte. In dit dorp, Le Quesnoy, in de nacht van 13 op 14 maart 1917, viel Owen drie meter diep in een kelder. Een paar dagen later lag hij niet meer in een loopgraaf met ratten maar in een veldhospitaal met glimlachende verpleegsters. Eind maart werd hij gezond verklaard en vocht een maand rond St. Quentin; maar hij bleef ernstige hoofdpijnen houden en de combinatie met veelvlakbij-inslaande-granaten werd hem te veel. Begin mei was hij terug tussen de lakens en werd kort daarop afgevoerd naar een psychiatrische inrichting bij Edinburg. Daar begon hij in augustus 1917 te dichten over wat hij in Frankrijk meemaakte; een jaar later achtten de artsen hem weer rijp voor het front, en was zijn oeuvre vrijwel gereed. Dylan Thomas bestempelde Owen in 1946 tot een van de vier invloedrijkste Engelstalige dichters (naast Yeats, Eliot en Hopkins), maar Le Quesnoy doet daar vooralsnog niks mee:
plaquette noch standbeeld memoreert de val die Owen terugbracht naar het veilige thuisfront waar hij ruim een jaar de tijd had om zijn oorlogservaringen te sublimeren en ze zo subliem te verwoorden. Wel staat er een gedenkbord voor Owen aan de oever van het Somme Kanaal in Gailly, waar de dichterluitenant twee keer in een Brits veldhospitaal lag. Volgens de bordtekst is Hospital Barge - een vrij rustig gedicht over dit kanaal - een van Owens mooiste. Misschien. De kracht van Owen schuilt echter niet in zijn mooiste gedichten, maar in de regels die het vredige universum van de lezer snel en pijnlijk kortsluiten met de realiteit van de oorlog: What passing-bells for these who die as cattle? Only the monstrous anger of the guns En: Red lips are not so red As the stained stones kissed by the English dead Geen kanon is nu te horen, nergens zie je bloed: in het spoor van de oorlogsdichters reis je vooral tussen de kaften van hun bundels en tussen je eigen oren. Neem Le Romarin, precies op de Belgisch-Franse grens, al moet ik erbij zeggen dat ik er in het donker arriveerde en dat er maar drie lantaarnpalen staan. Ze beschenen een paar boerderijen, maar niet het kerkhof met 176 zerken van Portland steen die vaag oplichtten in de nacht. De eerste houten kruisen stonden er al toen de Schot Charles Sorley (20) hier op 12 juni 1915, vier maanden voor zijn sneuvelen, twee sonnetten schreef die in menige anthologie zijn terug te vinden: Such, such is Death: no triumph: no defeat: Only an empty pail, a slate rubbed clean, A merciful putting away of what has been. Ontastbaar, onzichtbaar en spoorloos geven Sorleys regels betekenis aan een plaats die vermoedelijk nog nooit in een folder of gids werd genoemd. Een
etherischer reisdoel dan Le Romarin is bijna ondenkbaar, of het moest Sint Jan ter Biezen zijn, waar ook helemaal niets valt te zien. Geen enkele medetoerist, zelfs de kans dat er een zal opdoemen is nul. Wauw! En toch was het hier, bij de oude dorpsschool, dat Julian Grenfell (27) in april 1915 zijn eindeloos geanthologiseerde Into Battle dichtte. He is dead who will not fight, noteerde Grenfell. En: The blackbird sings to him, Brother, brother, If this be the last song you will sing, Sing well, for you may not sing another; Brother, sing. Wat een speciaal dorp is Sint Jan ter Biezen - en wat mooi dat dat niet is te zien. Het is opvallend hoeveel van de gesneuvelde dichters zeer expliciet over hun levenseinde schreven. In 1916, kort voordat hij omkwam aan de Somme, schreef Alan Seeger (27) een gedicht dat president Kennedy zich dikwijls door Jacqueline liet voorlezen: I have a Rendezvous with Death. Een stijlvol monument, met portret en enkele versregels, siert de bietenakker nabij Ieper waar de Ier Francis Ledwidge (30) door een granaat aan stukken werd geblazen. It is too late now to retrieve A fallen dream, too late to grieve A name unmade, but not too late To thank the gods for what is great schreef hij een paar weken eerder in Soliloquy (Alleenspraak), zijn laatste gedicht. Waar Grenfell op 13 mei 1915 dodelijk werd getroffen staan nu een paar vakantiehuisjes en borden verboden toegang. Aan de horizon verrijst het herbouwde Ieper, veel dichterbij breekt een groot wit kruis in een klein Brits oorlogskerkhof de glooiende lijn van modderige weiden en akkers. Grenfell ligt er niet - wel begraaft mijn auto zich half in de modder als ik er probeer te keren. Een half uur ben ik tevergeefs in de weer met een krik en
blokken hout en handjes grind van de begraafplaats, totdat twee oude Belgen in een Landrover uit het niets komen opdagen. Ze zagen me vanaf de grote weg, hadden geconcludeerd dat ik `een Engelsman' moest zijn, en willen, nu ze er toch zijn, ook een nietgeallieerde wel even lostrekken. Om de oorlogsdichters te leren kennen, moet je niet zijn waar ze omkwamen, maar waar ze hun grimmige inspiratie vonden. In Vlaanderen gaat dat makkelijker dan in Frankrijk dankzij een erg goed boek: De Troost van schoonheid (1996) van Wim en Piet Chielens (dat dringend om een herdruk vraagt). Piet Chielens, coördinator van het nieuwe en grote In Flanders Fields Museum in Iepers middeleeuwse, verwoeste en weer opgebouwde Lakenhal, was nauw betrokken bij het plaatsen van teksten op de juiste locaties. Vlamertinghe: Passing the Chateau, July 1917 van Edmund Blunden (1896-1974) gaat over de prachtige bloemenwei voor een oud kasteel versus de brute guns lowing at the skies. Nu kun je dat lezen met zicht op de wei en het kasteel, die er nog net zo bij liggen als toen. Ook vrijwel onveranderd is het landschap dat Blunden vanaf een hoog punt overzag toen hij Concert Party Busseboom schreef, een paar uur voor het begin van een soort bonte avond voor de mannen terwijl vijandelijke en eigen artillerie rondom tekeergingen. Een beetje oorlog is het er nog steeds: op de ijzeren zuil die Blundens positie markeert, ontbreekt bijna al het plexiglas waarin zijn gedicht gegraveerd stond - volgens Chielens de schuld van een boer die zijn trekker niet goed op koers hield. Beter beschermd en vaker bezocht, met een parkeerplaats voor touringcars op twintig passen afstand, is de solide koperen plaquette naast de bunker bij Ieper waar de Canadezen indertijd gewonden verzorgden. Zittend op de treeplank van een ambulance, kijkend naar het geïmproviseerde kerkhof waar hij daags
tevoren een goede vriend had begraven, dichtte de arts John McCrae (40) hier op 3 mei 1915 in een paar minuten het beroemdste gedicht van de oorlog: In Flanders Fields. Dat miljoenen Britten elk jaar in november met een poppy (klaproos) in hun knoopsgat lopen, gaat terug op de openingsregels: In Flanders Fields the poppies blow Between the crosses, row on row. McCrae overleed in januari 1918 aan de gevolgen van gifgas, griep en algehele uitputting. In Flanders Fields was toen al wereldvermaard, maar McCrae stond er nauwelijks meer achter. In de tussenliggende jaren zag hij zoveel leed dat hij overliep naar het kamp van Owen en Apollinaire, de pessimisten. In zijn korte meesterwerk had hij de doden nog laten zeggen: Take up our quarrel with the foe: to you from failing hands we throw The torch; be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders Fields De ambulance is weg, de rijen kruisen staan er nog steeds. Twintig passen verder stopt een bus van Flanders Battlefield Tour.
INFORMATIE Literatuur - Een uitstekende algemene gids over de slagvelden van WOI met hier en daar ook aandacht voor de plaatsen waar bepaalde gedichten ontstonden - is: Velden van weleer van Chrisje en Kees Brants, uitg. Nijgh , Van Ditmar/Dedalus, 5de herziene druk, 1997, f.39,95. - Voor deelgebieden is er de zeer uitvoerige serie Battleground Europe gidsen, van uitgeverij Leo Cooper/Pen Sword Books, Barnsley, Engeland (met alleen al over de Somme 17 delen). Rondreis Flanders Battlefield Tour, www.ypres-fbt.be
Musea - Flanders Fields Museum, Grote Markt 34, Ieper. Open aprilsept 10-18u, okt ma/di/zo 10-17u. Entree 250 BF, 7-15 jaar 125 BF - Historial de la Grande Guerre, Peronne. Open juni-sept 1019u, okt-mei di-zo 10-19u. - Musée des Abris, Albert. Open mrt-juni en sept-nov 10-12 en 14-19u, juli-aug 10-18u