LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Vakken:
KV Algemene verbale vorming
2 lt/w
KV Toneel
14 lt/w
KV Voordracht en welsprekendheid
7 lt/w
Specifiek gedeelte
Studierichting:
Bijzondere vorming woordkunst-drama
Studiegebied:
Podiumkunsten
Onderwijsvorm:
KSO
Graad:
derde graad
Leerjaar:
derde leerjaar
Leerplannummer:
2010/053 (nieuw)
Nummer inspectie:
2010/55/1//D
Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
INHOUD Visie.......................................................................................................................................2 Beginsituatie.........................................................................................................................3 Algemene doelstellingen .....................................................................................................4 Algemene doelstellingen van het KSO .....................................................................................................4 Algemene doelstellingen van Bijzondere vorming woordkunst-drama ....................................................4
Leerplandoelstellingen / Leerinhouden / Specifieke pedagogisch-didactische wenken. 5 KV Toneel - KV Voordracht en welsprekendheid .....................................................................................5 KV Algemene verbale vorming ...............................................................................................................14
Algemene pedagogisch-didactische wenken ................................................................... 16 Minimale materiële vereisten .............................................................................................19 Evaluatie .............................................................................................................................20 Bibliografie .........................................................................................................................23
1
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
VISIE Tot nu toe is steeds gedacht dat talentvolle jonge mensen met een diploma secundair onderwijs probleemloos kunnen instromen in het hoger kunstonderwijs. De ervaring is echter anders. Slechts enkelen zijn voldoende voorbereid op de specifieke noden van het kunstonderwijs. Veel afgestudeerde studenten SO missen hiervoor het inzicht, de vaardigheid en de kennis, niettegenstaande hun talenten en mogelijkheden. Hierdoor missen ze de kans een succesvol parcours af te leggen binnen het hoger kunstonderwijs en later als kunstenaar. Een voorbereidend jaar heeft enkel zin wanneer het ingericht wordt in het kader van diversiteit. Er zijn verschillende manieren om dit aan te pakken. Het uiteindelijk doel blijft talentvolle jongeren(die om welke redenen ook niet klaar zijn) laten doorstromen naar het hoger kunstonderwijs. Dit jaar is dus een schakel tussen secundair en hoger onderwijs en is gericht op: •
het verder ontwikkelen van artistieke authenticiteit;
•
het bouwen aan een persoonlijkheid met kunstgerichte competenties;
•
het uitbouwen van het concept ‘zelfontplooiing’, door richting te geven aan de eigen ontwikkeling in wisselwerking met de artistieke leeromgeving;
•
werken aan de mogelijkheden van de totale persoon;
•
procesgericht werken met het oog op zelfontplooiing;
•
productgericht werken met het oog op beoordeling door jury en publiek van toonmomenten en het leren omgaan met kritiek;
•
evaluaties gericht naar competenties die relevant zijn voor het volwaardig functioneren binnen het hoger kunstonderwijs en de hedendaagse kunstwereld;
•
een zorgvuldige intake procedure om de aanwezige competenties vast te stellen.
2
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
BEGINSITUATIE De leerlingen in de studierichting Woordkunst – Drama komen uit het ASO, het TSO, en onder bepaalde voorwaarden uit het BSO. Van hen wordt verwacht dat ze, wat de algemene vakken, kennis van de wereld betreft, op voldoende niveau staan om het voorbereidend jaar aan te vangen. Uit de onderwijspraktijk blijkt dat leerlingen afkomstig uit het TSO of het BSO het misschien moeilijker hebben vooral i.v.m. de algemene vakken en met de theoretische kennisaspecten van de kunstvakken. Deze leerlingen moeten aandachtig opgevolgd, gestuurd en ondersteund worden doorheen hun leerproces. De beginsituatie is niet voor alle leerlingen dezelfde. Daarom is het belangrijk goed na te gaan over welke vaardigheden de verschillende leerlingen beschikken. Tijdens een toelatingsproef of een auditie van meerdere dagen/opdrachten wordt er gekeken naar wat de auditerende leerling in zijn mars heeft en hoe ver hij/zij op een jaar tijd zal kunnen evolueren. Naast een aantal algemene kenmerken in verband met de beginsituatie van deze leerlingengroep, vertonen de leerlingen van Bijzondere vorming Woordkunst en Drama een reeks specifieke kenmerken: •
fysieke en psychomotorische ontwikkeling: de mate waarin leerlingen zich goed voelen in hun eigen lichaam speelt een zeer belangrijke rol in een vak waar overdracht naar een publiek centraal staat;
•
cognitieve ontwikkeling: de leerlingen hebben een bewuste keuze gemaakt voor de optie musical. Hun cognitieve ontwikkeling sluit daarbij aan, hoewel de meeste leerlingen niet beseffen dat hun lichaam en stem instrumenten zijn die ze slechts met de nodige techniek en vaardigheden juist kunnen bespelen;
•
socio-affectieve ontwikkeling: −
de leerlingen komen van andere scholen en uit verschillende studierichtingen; sommigen hebben ook al uiteenlopende vooropleidingen achter de rug. Dit bepaalt zowel het niveau van de leerling als dat van de groep. Deze heterogene beginsituatie kan aanleiding geven tot een extreme individualistische opstelling. De bewuste keuze om een podiumgerichte opleiding te volgen is evenwel een raakpunt en biedt de mogelijkheid om aan groepsverbondenheid te werken. Collegialiteit is immers noodzakelijk. In alle kunstvakken wordt van de leerlingen verwacht dat ze zowel zelfstandig als in groep opdrachten voorbereiden;
−
de leerlingen waarderen elkaar soms vooral om het ‘talent’ voor de kunstvakken. Elkaar als persoon leren waarderen, kan een leerpunt zijn.
3
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
ALGEMENE DOELSTELLINGEN ALGEMENE DOELSTELLINGEN VAN HET KSO Het KSO verstrekt naast een algemene vorming (d.m.v. algemene vakken) ook een ruime kunstzinnige vorming (d.m.v. kunstvakken). Op het einde van zijn opleiding is de leerling in staat en er op gericht: •
de twee gelijkwaardige componenten van zijn opleiding op zijn met elkaar te combineren, nl. de ruime en algemene vorming (d.m.v. algemene vakken) en de ruime kunstzinnige vorming (d.m.v. kunstvakken), met preprofessionele aanpak (d.i. de verworven basisvaardigheden, de kennis-theoretische achtergronden en de kennis van de eisen die gesteld worden aan de beroepskunstenaars);
•
inzicht te hebben in de eisen die gesteld worden in het hoger kunstonderwijs en in het beroepsleven aan de beroepskunstenaar;
•
inzicht te hebben in zijn eigen intellectuele en artistieke mogelijkheden en beperkingen, zijn eigen inzet, motivatie en ambitie, die nodig zijn voor verdere studiën in het kunstonderwijs.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN VAN BIJZONDERE VORMING WOORDKUNST-DRAMA Op het einde van zijn opleiding zal de leerling •
d.m.v. de algemene vakken de basisvaardigheden verworven hebben om door te stromen naar hoger onderwijs;
•
een preprofessionele artistieke vorming genoten hebben die het hem mogelijk maakt naar hoger onderwijs door te stromen;
•
inzicht verworven hebben in de grote diversiteit wat de podiumkunsten in het algemeen en alle audiovisuele producties betreft;
•
inzicht verworven hebben in de diversiteit van (zichtbare en onzichtbare) artistieke beroepen, de structuur en de organisatie daarvan;
•
inzicht verworven hebben in de techniek en de mogelijkheden van de media (i.c. audiovisuele technieken) die in de kunstwereld toegepast worden;
•
technische en artistieke basisvaardigheden verworven hebben en kunnen toepassen, voor diverse kunstdisciplines, gericht op: −
verbale taal en/of
−
non-verbale taal, i.c. beeldtaal, geluid en muziek, beweging en dans;
•
kennistheoretische leerinhouden beheersen m.b.t. de kunstwereld;
•
eenvoudige artistieke opdrachten kunnen realiseren: −
individueel en in functionele samenwerkingsverbanden,
−
binnen een specifieke kunstdiscipline en interdisciplinair.
4
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
5
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN / SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN KV TONEEL - KV VOORDRACHT EN WELSPREKENDHEID DRAMATURGIE EN REPERTOIRESTUDIE
LEERPLANDOELSTELLING 1: in functie van de opdrachten en de gebruikte teksten in de lessen toneel en woordkunst, verwerven de leerlingen inzicht in auteurs, genres, de sociale context, de diversiteit aan dramatische vormgeving, stijlperiodes en –kenmerken van de (Nederlandse en) de wereld- en toneelliteratuur. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in:
•
Dit betekent dat de leerlingen de samenhang kennen tussen de auteur (indien bekend), het literaire werk, de stijlperiode met zijn specifieke kenmerken en de ruimere historische, sociaal-politieke en sociaalculturele context.
•
Het is niet de bedoeling dat dit wordt opgevat als ‘literatuurgeschiedenis’ waarbij de chronologie de enige leidraad is. Via een verantwoorde keuze van fragmenten uit de Nederlandse literatuur, de wereldliteratuur en de toneelliteratuur worden de leerlingen tot inzicht, zoals vermeld in het doel, gebracht.
•
De repertoirestudie is occasioneel en functioneel: dat betekent dat ze is gericht op schouwburgbezoek, al dan niet in schoolverband.
•
studie van auteurs;
•
studie van genres, stijlperiodes en stijlkenmerken;
•
dramatische werkvormen.
LEERPLANDOELSTELLING 2: de leerlingen verwerven inzicht in de bestaande toneel- en wereldliteratuur. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in:
•
•
opzoekingen en bronnenmateriaal;
Deze doelstelling wil de leerlingen opleiden tot zelfstandige en kritische persoonlijkheden. Dat betekent dat de leerlingen zelfstandig of in groep een aantal opdracht uitvoeren waarin de verschillende
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
6
•
het zelfstandig lezen van teksten uit de bestaande wereld- en toneelliteratuur;
•
het situeren van teksten in hun historische en sociaal-politieke en sociaal-culturele context;
•
Weloverwogen evaluatiegesprekken spelen een cruciale rol. De evaluatie betreft dan veel minder het product dan wel het proces.
•
analyse en interpretatie van teksten;
•
•
het bijwonen van theaterproducties.
De leraar waakt over de grootst mogelijke diversiteit aan werkvormen, stijlperiodes, auteurs en regieconcepten.
•
D.m.v. evaluatiegesprekken, besprekingen en lectuur van essayistische teksten, kranten en tijdschriften … toetsen de leerlingen de eigen indrukken en observaties aan die van anderen.
leerinhouden een plaats hebben.
LEERPLANDOELSTELLING 3: de leerlingen kunnen teksten schrijven, herschrijven en interpreteren. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
•
•
Creatief schrijven sluit aan bij de repertoirestudie.
•
De leerlingen leren alle verbeelding gebruiken, dus niet enkele theatrale verbeelding.
•
Het staat duidelijk i.f.v. de creativiteit van de spelers/leerlingen.
creatief schrijven.
Theaterstromingen
LEERPLANDOELSTELLING 4: de leerlingen kennen een aantal invloedrijke en betekenisvolle figuren en stromingen uit de toneelgeschiedenis. Leerinhouden Dit houdt in elementen, zoals: •
de historische situering,
•
de sociale situering,
•
een aantal biografische gegevens,
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week) •
een aantal belangrijke werken,
•
de kunst- of literaire stroming.
LEERPLANDOELSTELLING 5: de leerlingen verwerven inzicht in de oorsprong en de evolutie van het theater. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in: •
de studie van een aantal betekenisvolle momenten in de evolutie van het theater.
Literaire stromingen
LEERPLANDOELSTELLING 6: de leerlingen kennen een aantal invloedrijke en betekenisvolle figuren, werken en stromingen uit de wereldliteratuur. Leerinhouden Dit houdt in elementen zoals: •
de historische situering,
•
de sociale situering,
•
een aantal biografische gegevens,
•
een aantal belangrijke werken,
•
de betrokken kunststroming of literaire stroming.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
7
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
8
UITDRUKKINGSVORMEN Verbaal
LEERPLANDOELSTELLING 7: de leerlingen beheersen hun spraak- en steminstrument. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in: •
het toepassen van een goede spraak- en stemtechniek in verschillende tekstsoorten;
•
het toepassen van spraak- en stemtechniek in alle teksten;
•
de parameters van de stem.
•
Teksten moet hier geïnterpreteerd worden in de ruimste zin.
•
Er worden geen specifieke lessen gegeven voor spraak- en stemtechniek. Dit is de opdracht van Algemene Verbale vorming.
•
Tijdens de lessen Woordkunst – drama wordt constant gerichte feedback gegeven op de manier waarop de leerlingen hun spraak- en steminstrument gebruiken.
LEERPLANDOELSTELLING 8: de leerlingen beheersen de standaardtaal. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in: •
standaardtaal in gepaste situaties.
•
De leerlingen krijgen gerichte feedback.
•
De leraar waakt erover dat de ruimst mogelijke variatie aan tekstsoorten en werkvormen aan bod komt.
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLING 9: de leerlingen ontwikkelen taalgevoeligheid en gedrevenheid. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in: •
spreeknoodzaak,
•
verbale uitdrukkingsvormen,
•
het toepassen van o.a. ritme, timing, schakelen, nuanceringen, muzikaliteit …
Non-verbaal
LEERPLANDOELSTELLING 10: de leerlingen beheersen hun lichaamstaal. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in: •
parameters van het lichaam,
•
lichaamsbewustzijn.
LEERPLANDOELSTELLING 11: de leerlingen zijn zich bewust van hun lichaam in de ruimte. Leerinhouden Dit houdt in: •
parameters van het lichaam in relatie tot de ruimte,
•
ruimte- en bewegingsleer.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
9
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
THEATRALE VERBEELDING LEERPLANDOELSTELLING 12: de leerlingen kunnen hun verbeelding concretiseren. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in: •
overdracht naar een publiek,
•
klank,
•
beeld,
•
scenografische verbeelding.
LEERPLANDOELSTELLING 13: de leerlingen zijn zich bewust van het dramatisch spanningsveld en het effect hiervan op het publiek (overdracht). Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in: •
scenische verbeelding.
•
Een speler is zich hier en nu bewust van waar hij zich in de ruimte bevindt en hoe hij zich verhoudt t.o.v. zijn medespelers en t.o.v. het publiek.
10
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
11
LEERPLANDOELSTELLING 14: de leerlingen verwerven spelvaardigheid. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in: •
de mogelijkheden van het medium;
•
interactie, zowel naar het publiek als naar de tegenspelers toe;
•
inlevingsvermogen in een gegeven personage en situatie;
•
concentratie en spanningsboog;
•
timing en ritme.
•
De leerlingen leren ‘incasseren’ en ‘reageren’.
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
VAKGEBONDEN ATTITUDES LEERPLANDOELSTELLING 15: De leerlingen ontwikkelen nieuwsgierigheid, een brede interesse en een openheid ten opzichte van de wereld. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in:
De leerlingen staan open in de wereld: dit betekent dat zij onbevooroordeeld naar de wereld kijken.
•
het volgen van de actualiteit in de ruimste zin van het woord;
•
het volgen van de artistieke ontwikkelingen op het vlak van beeldende en podiumkunsten: verkennen van het brede artistieke landschap en het aanscherpen van de nieuwsgierigheid naar andere kunstvormen.
LEERPLANDOELSTELLING 16: de leerlingen ontwikkelen een aantal aspecten hun artistieke persoonlijkheid: authenticiteit, creativiteit, kritische geest en gedrevenheid. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in:
Een belangrijk aspect is dat de leerlingen leren reflecteren en zichzelf te evalueren.
•
authenticiteit;
•
zelfstandigheid;
•
creativiteit;
•
kritische zin;
•
gedrevenheid;
•
…
12
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
13
LEERPLANDOELSTELLING 17: De leerlingen ontwikkelen een aantal sociale vaardigheden. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in: •
in groep (samen)werken;
•
omgaan met feedback en kritiek;
•
zelfevaluatie.
•
De leerlingen leren omgaan met kritiek en staan stil bij de wijze waarop ze met deze kritiek omgaan.
•
De leerlingen kunnen op een constructieve manier kritiek geven.
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
KV ALGEMENE VERBALE VORMING LEERPLANDOELSTELLING 18: De leerlingen ontwikkelen een correcte stem- en spraaktechniek. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in:
Bij een stem- en/of spraakprobleem kan het zijn dat een bepaalde leerling extra begeleiding van een logopedist nodig heeft.
•
een correcte ademsteun;
•
een correcte lichaamshouding;
•
een goede resonantie;
•
een zachte stemaanzet;
•
een gezonde articulatie;
•
klein en groot mechanisme;
•
indeling van de medeklinkers.
LEERPLANDOELSTELLING 19: De leerlingen ontwikkelen een correcte uitspraak. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in:
Audio-opnames confronteren de leerlingen met hun persoonlijke aandachtspunten en helpen zo bij het verwerken van de feedback.
•
correcte uitspraak van klinkers en tweeklanken;
•
inzicht in klinkers en tweeklanken;
•
correcte assimilaties.
14
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLING 20: De leerlingen ontwikkelen taalgevoeligheid en gedrevenheid. Leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Dit houdt in:
Het geven van gerichte feedback bij elke opdracht.
•
spreeknoodzaak,
•
verbale uitdrukkingsvormen,
•
het toepassen van o.a. ritme, timing, schakelen, nuanceringen, muzikaliteit …
15
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het is noodzakelijk dat de leerkracht rekening houdt met de beginsituatie van de jongeren, en dat hij aansluit bij hun niveau, hun behoeften, hun leefwereld, hun interesse en hun specifieke keuze voor toneel in het voorbereidende jaar musical. Het betekent ook dat hij aandacht heeft voor differentiatie in het tempo, de oefeningen en de aanpak. Teksten en oefenmateriaal kunnen door leerlingen zelf gekozen en aangebracht worden; dat zal hun betrokkenheid vergroten en een motiverend effect hebben. Er is voortdurend aandacht voor de zelfwerkzaamheid van de leerlingen en voor de interactie tussen de leerlingen onderling, en tussen de leerling en de leerkracht. Docerend leergedrag komt in deze les slechts uitzonderlijk aan bod. De leerkracht begeleidt, ondersteunt. Leerlingen moeten zich gestimuleerd voelen om opdrachten ongeremd in te vullen. Bij het werken met groepsopdrachten is het belangrijk dat er taakgericht gewerkt wordt, dat de instructies duidelijk zijn en dat de werkgroepen goed begeleid worden. Groepswerk biedt bovendien een ideale gelegenheid om de relatie – bekwaamheid van leerlingen te bevorderen en de sociale vaardigheden te betrekken in het leerproces. Het is aan te raden met de leerlingen samen een evaluatie – en feedbacksysteem uit te werken: zo wordt hun observatievermogen vergroot en wordt hun kritische zin ondersteund. De leerkracht laat leerlingen hun eigen en elkaars opdrachten becommentariëren en opbouwend evalueren en laat hen daarbij ook luidop reflecteren over elkaars communicatieve vaardigheden. De leerkracht werkt geleidelijk en doceert de oefeningen zo dat ze rekening houden met het eigen karakter, niveau en tempo van de leerlingen ( zie ook beginsituatie). Het is belangrijk dat er in de klas een sfeer heerst waar leerlingen zich ongeremd kunnen en durven uiten, omdat ze weten dat commentaar steeds opbouwende en ondersteunende feedback is. De leerkracht zorgt voor een ‘figuurlijk veilige leeromgeving’.
HET OPEN LEERCENTRUM EN DE ICT-INTEGRATIE Het gebruik van het open leercentrum (OLC) en de ICT-integratie past in de totale visie van de school op leren en op het werken aan de leervaardigheden van de leerlingen. De inzet en het gebruik van ICT en van het OLC zijn geen doel op zich maar een middel om het onderwijsleerproces te ondersteunen. Door de snelle evolutie van de informatietechnologie volgen nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij elkaar in hoog tempo op. Kennis en inzichten worden voortdurend verruimd. Er komt een enorme hoeveelheid informatie op ons af. De school zal de leerlingen moeten leren hier zinvol en veilig mee om te gaan. Zelfstandig kunnen werken, in staat zijn eigen initiatieven te ontplooien en over het vermogen beschikken om nieuwe ideeën en oplossingen in samenwerking met anderen te ontwikkelen, zijn essentieel. Voor het onderwijs betekent dit een ingrijpende verschuiving: minder aandacht voor de passieve kennisoverdracht en meer aandacht voor de actieve kennisconstructie binnen de unieke ontwikkeling van elke leerling. Die benadering nodigt leraren en leerlingen uit om voortdurend met elkaar in dialoog te treden, omdat je de ander nodig hebt om te kunnen leren. Het traditionele beeld van onderwijs zal steeds meer verdwijnen en veranderen in een dynamische leeromgeving waar leerlingen in eigen tempo en in wisselende groepen onderwijs zullen volgen. Dergelijke leerprocessen worden bevorderd door gebruik te maken van het OLC en van ICT-integratie als onderdeel van deze rijke gedifferentieerde leeromgeving.
16
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week) Het open leercentrum als krachtige leeromgeving Een open leercentrum (OLC) is een ruimte waar leerlingen, individueel of in groep, zelfstandig, op hun eigen tempo en op hun eigen niveau kunnen leren, werken en oefenen. Om een krachtige leeromgeving te zijn, is een open leercentrum •
uitgerust met voldoende didactische hulpmiddelen,
•
ter beschikking van leerlingen op lesmomenten en daarbuiten,
• uitgerust in functie van leeractiviteiten met pedagogische ondersteuning. In ideale omstandigheden zou de ganse school een open leercentrum kunnen zijn. In werkelijkheid kan in een school echter niet op elke plaats en op elk moment een dergelijke leeromgeving gewaarborgd worden. Daarom kiezen scholen ervoor om een aparte ruimte als OLC in te richten om zo de leemtes in te vullen. Voor de meeste leeractiviteiten volstaat een klaslokaal of informaticalokaal. Wanneer is het echter nuttig om over een OLC te beschikken? •
Bij een gedifferentieerde aanpak waarbij verschillende leerlingen bezig zijn met verschillende leeractiviteiten, kan het klaslokaal op vlak van zowel ruimte als middelen niet meer als enige leeromgeving voldoen. Dit is zeker het geval bij begeleid zelfstandig leren, vakoverschrijdend leren, projectmatig werken ... Vermits leerlingen bij deze leeractiviteiten een zekere vrijheid krijgen in het plannen, organiseren en realiseren van het leren, is de beschikbaarheid van extra ruimte en middelen soms noodzakelijk.
•
Het leren van leerlingen beperkt zich niet tot de eigenlijke lestijden. Voor sommige opdrachten moeten zij beschikken over aangepaste leermiddelen buiten de eigenlijke lestijden. Niet iedereen heeft daar thuis de mogelijkheden voor. In functie van gelijke onderwijskansen, lijkt het zinvol dat een school ook momenten buiten de lessen voorziet waarop leerlingen van een OLC gebruik kunnen maken. Om hieraan te voldoen, beschikt een OLC minimaal over volgende materiële mogelijkheden: •
ruim lokaal met een uitnodigende inrichting die een flexibele opstelling toelaat (bijv. eilandjes om in groep te werken);
•
ICT: computers met internetverbinding, printmogelijkheid, oortjes, microfoons …
•
digitaal leerplatform waar alle leerlingen toegang toe hebben;
•
materiaal waarvan de vakgroepen beslissen dat het moet aanwezig zijn om de leerlingen zelfstandig te laten werken/leren (software, papieren dragers …) en dat bewaard wordt in een openkastsysteem;
• kranten en tijdschriften (digitaal of op papier). In het ideale geval is er nog een bijkomende ruimte beschikbaar (liefst ook met ICT-mogelijkheden) die zowel kan gebruikt worden als ‘stille’ ruimte of juist omgekeerd om bijvoorbeeld leerlingen presentaties te laten oefenen (de grote ruimte is in dat geval de stille ruimte) of voor groepswerk (discussiemogelijkheid). Op organisatorisch vlak is het van belang dat met het volgende rekening wordt gehouden: •
het OLC wordt bij voorkeur gebruikt voor werkvormen en activiteiten die niet in het vaklokaal kunnen gerealiseerd worden;
•
het is belangrijk dat bij een leeractiviteit begeleiding voorzien wordt. Deze begeleiding kan zowel gebeuren door de actieve aanwezigheid van een leraar als ook ‘van op afstand’ door middel van gerichte opdrachten, stappenplannen, studietips …;
•
het OLC is toegankelijk buiten de lesuren (bijv. tijdens de middagpauze, een bepaalde periode voor en/of na de lesuren). Voor het welslagen is het aan te bevelen dat een OLC-beheerder aangesteld wordt. Deze beheerder zorgt o.a. voor inchecken, bewaren van orde, beheer van het materiaal en praktische organisatie en wordt bijgestaan door een ICT-coördinator voor de technische aspecten. Door het specifieke karakter van het OLC is deze ruimte bij uitstek geschikt voor de realisatie van de ICT-integratie binnen de vakken maar deze integratie mag zich niet enkel tot het OLC beperken.
17
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week) ICT-integratie als middel voor kwaliteitsverbetering Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het leren. ICT-integratie kan op volgende manieren gebeuren: •
Zelfstandig oefenen in een leeromgeving Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijvoorbeeld d.m.v. specifieke pakketten. De meerwaarde van deze vorm van ICT-integratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot zelfevaluatie.
•
Zelfstandig leren in een leeromgeving Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijvoorbeeld in het open leercentrum). Een elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning.
•
Creatief vormgeven Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma’s bieden.
•
Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een ELO en het internet. Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren. De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm.
•
Voorstellen van informatie aan anderen Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICTondersteuning met tekst, beeld en/of geluid onder de vorm van bijvoorbeeld een presentatie, een website, een folder …
•
Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan via e-mail, internetfora, ELO, chat, blog …
•
Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem verantwoorde keuzes te maken uit een scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht uit te voeren. Door te reflecteren over de gebruikte middelen en door de bekomen resultaten te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en nadelen van de aangewende middelen (programma’s, applicaties …). Op basis hiervan kunnen ze hun keuzes bijsturen.
18
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN1 •
tafels en stoelen;
•
een geluidsinstallatie;
•
opnamemateriaal (audio en video);
•
basis theaterverlichting;
•
lees- en werkmateriaal (een beperkte basisbibliotheek).
1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: -
Codex ARAB AREI Vlarem.
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: -
de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat: -
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
19
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
EVALUATIE ALGEMEEN Het evaluatiebeleid is een bevoegdheid van de school. Er kan bijvoorbeeld worden beslist om geen examens af te nemen, maar louter permanent te evalueren. De vakgroep ontwikkelt een visie met betrekking tot evaluatie die aansluit bij het algemene evaluatiebeleid van de school. De leerkrachten maken afspraken over: •
de organisatie van de evaluatie
•
de beoordeling
•
het instrument voor proces- en productevaluatie
•
de rapportering aan leerlingen en ouders
• … De vakgroep beslist welke taken en toetsen in het archief bewaard worden. Het is aangewezen de taken en toetsen in de mappen van de leerlingen te bewaren met het oog op een optimale voorbereiding van toetsmomenten.
CRITERIA Validiteit De evaluatie moet betrekking hebben op de globale doelen van het leerplan en op alle leerplancomponenten. De toetsing moet aansluiten bij het onderwijs dat voorafgegaan is: wat geëvalueerd wordt, moet ook voldoende ingeoefend zijn. Betrouwbaarheid De evaluatie streeft naar objectiviteit. Dat betekent dat er gewerkt wordt met heldere en eenduidige criteria, met modelantwoorden en een vooraf vastgelegde puntenverdeling. De beschrijving van de attitudes wordt gemotiveerd. Transparantie en voorspelbaarheid De beoordelingscriteria zijn vooraf bij de leerlingen bekend. Didactische relevantie (bij diagnostische evaluatie) De leerlingen moeten uit de beoordeling iets kunnen leren. Planmatigheid Het is een goed idee de leerlingen in het begin van het schooljaar duidelijk te maken wat en hoe er geëvalueerd zal worden. De criteria voor specifieke toetsen kunnen ook vooraf worden toegelicht.
TWEE DOELEN VOOR HET EVALUEREN Evaluatie maakt deel uit van een systeem voor kwaliteitszorg waar alle betrokken partijen bij het onderwijs, leerkrachten, de leerlingen en hun ouders iets aan hebben. Dat betekent dat elke evaluatie ook als doel heeft informatie te verzamelen waarop zij kunnen steunen om beslissingen te nemen. Dit kunnen beslissingen zijn over hoe efficiënt het leerproces werd begeleid door de ouders en de leerkracht en over de doelmatigheid van de studiemethode van de leerling. Het kan ook een eindbeslissing zijn het leerjaar of de graad. Evalueren heeft dus een dubbel doel: 1 doorheen de hele leerperiode informatie verzamelen over de efficiëntie van de aanpak door de leraar en door de leerling; 2 informatie verzamelen om een beslissing te treffen over of de leerling mag overgaan. Dat betekent dat zowel leerlingen als leerkrachten uit de evaluatie kunnen leren. Aan de leerlingen en hun ouders geeft de evaluatie een beeld van hoe het leerproces verloopt. Aan de leerkrachten geeft de evaluatie een beeld over hoe doeltreffend hun aanpak is geweest en welke eventuele bijsturingen in methodiek en didactiek noodzakelijk zijn.
20
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week) De evaluatie moet dus bruikbare en concrete informatie (beoordeling, commentaar, suggesties voor verbetering) opleveren voor alle betrokken partijen.
PROCES- EN PRODUCTEVALUATIE Procesevaluatie Dit luik van evaluatie is een middel tot leren en heeft dus, op basis van het dagelijks werk, tot doel de leerling en zijn ouders tussentijds in te lichten over de kennis, de verschillende vaardigheden en het bereiken van de vakgebonden en de leerattitudes met als doel aan de leerlingen de mogelijkheid te geven om hun leertraject bij te sturen. Deze evaluatie heeft dus uitsluitend oog voor het leerproces dat de leerlingen doorlopen. De leerkracht beschikt daarvoor over de volgende middelen: •
observatie in de klas,
•
reflectiegesprekken,
•
zelf-, peer-, co-evaluatie,
•
oefeningen en opdrachten die in de klas worden uitgevoerd, individueel of in groep,
• … Het opvolgen van de attitudes hoort ook onder dit aspect van de evaluatie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vak- en leerattitudes. Vakgebonden attitudes zijn die welke expliciet in de leerplannen staan vermeld. Ze maken deel uit van het leertraject in die zin dat ze in het verlengde liggen van de te realiseren vaardigheden voor het vak. Op die manier ondersteunen ze de leerling terwijl hij de vaardigheid opbouwt. Attitudes kunnen nauwelijks in cijfers worden uitgedrukt. Er kan best gewerkt worden met semantische schalen (SAM-schalen) die de attitudes omzetten in waarneembaar gedrag. Bij de weging wordt dan niet zozeer het gedrag dan wel de evolutie in rekening gebracht. Productevaluatie Producten, in vele gevallen zijn dat examens, beogen de evaluatie van de leerplandoelen. De verschillende vaardigheden en de onderliggende kenniselementen komen aan bod. Wanneer de school kiest voor permanente evaluatie en geen examens organiseert, wordt de eindbeoordeling gebaseerd op een (productgericht) toonmoment. De attitudes komen niet aan bod bij de productevaluatie.
SPECIFIEK VOOR DE VAKKEN KV TONEEL, KV VOORDRACHT EN WELSPREKENDHEID EN KV ALGEMENE VERBALE VORMING De permanente (diagnostische) evaluatie, die vooral gericht is op bijsturing, wordt door de leerkracht per leerling mondeling doorgegeven. De leerlingen noteren deze bemerkingen in hun logboek. Zo stimuleert de leerkracht de zelfevaluatie van de leerling. Elke les kan er een quotering gegeven worden die telt als dagelijks werk. Het logboek dient een duidelijk beeld te geven van de behandelde leerstof en de leeractiviteit. In het logboek noteren de leerlingen per les de geziene leerstof, met daarnaast persoonlijk bemerkingen en de feedback die de leerkracht na elke oefening aan de klas of de leerlingen individueel geeft. Vereiste gegevens zijn dus: •
de geziene leerstof en opdrachten;
•
aandachtspunten;
•
individuele bemerkingen;
• eventuele remediëringsopdracht(en). De voorbereiding, de bespreking en de beoordeling van elke activiteit gebeurt aan de hand van duidelijke criteria. De leerkracht leest regelmatig de logboeken van de leerlingen, zo krijgt hij een duidelijk beeld van het verwerkingsproces van de aangebrachte leerstof. Een systematisch en functioneel gebruik van dit logboek zal de prestaties en de vorderingen van de leerling en de eventuele remediëring zeker ten goede komen. De eindevaluatie Toneel, woordkunst en algemene verbale vorming wordt gebaseerd op het resultaat, dat de leerling heeft bereikt voor de diverse doelstellingen. Hierbij wordt rekening gehouden
21
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week) met de progressie van de leerling tijdens de oefeningen, met zijn attitudes en met de beheersing van de verschillende vaardigheden.
22
KSO –3e graad, 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Bijzondere vorming woordkunst-drama KV Algemene verbale vorming (3e leerjaar: 2 lestijden/week) KV Toneel (3e leerjaar: 14 lestijden/week) KV Voordracht en welsprekendheid (3e leerjaar: 7 lestijden/week)
BIBLIOGRAFIE ARTAUD, A.,Het theater van de wreedheid –, Ijzer, 2008, (vertaling : Simon Vinkenoog) BERTSCH, Y., FILZ, F., Verder mag alles - een handboek voor ensemble-improvisatie, IT&FB, 2003 BINNERTS, P.,Toneelspelen in de tegenwoordige tijd –, IT&FB, 2002 BROOK, P. , De lege ruimte –, IT&FB, 2007 DE GEEST D., FAEMS, A., RYMENANTS, K., SINTOBIN, T., Nederlandse literatuur van de middeleeuwen tot vandaag,uitgeverij Averbode, 2006 DE VRIES, A. , De afstand tot de maan –, uitgeverij NCA, 1994 Deus Ex Machina, tijdschrift voor actuele literatuur, themanummers DIEHO, B., Een voortdurend gesprek (de dialoog van de theaterdramaturg) ,IT&FB, 2009 GROTOWSKI, J., Naar een sober theater –, IT&FB, 1986 HARTNOLL, PH., De geschiedenis van het theater –,IT&FB, 1987 HEUVEL P., Erwtjes blazen naar de zon, over het lezen van moderne poëzie, Stichting Internationaal Forum voor Afrikaanse en Nederlandse Taal en Letteren, Leiden, 1999 HUNNINGHER, B , De opkomst van het modern theater (van traditie tot experiment), IT&FB, 1994 LINDNER, E., VAN DER WAAL, H., De kunst van het dichten, uitgeverij Querido, 2009 OOSTERHOUT, B., Verhalen, presenteren, de kunst van het vertellen , uitgeverij Elmar, 1999 Poëziekrant, onafhankelijk tijdschrift voor Nederlandstalige poëzie en buitenlandse poëzie in Nederlandse vertaling Schrijven Magazine, uitgeverij Virtumedia in samenwerking met Stichting Schrijven, Amsterdam STANISLAVSKI , K., lessen voor acteurs –, IT&FB, 1985 VAN DER PLUIJM,C., Schrijven van gedichten en verhalen,uitgeverij L.J. Veen Amsterdam/Antwerpen, 2003 Vingeroefeningen, tips van schrijvers voor schrijvers, uitgeverij Afijn, 2003 Volz!n, driemaandelijks tijdschrift van Creatief Schrijven vzw VROEMEN, J., De kracht van verhalen, vertellen als levenskunst , uitgeverij Bres, 2000
INTERNETSITES: www.theaterboekwinkel.nl www.itfb.nl www.vti.be www.opendoek.be
23