Jrg. I, nr. 6 28 juni 1969 Redactie en uitgave: Henk Franken en Ben Otker. Oplage 1900 exx., 8 pagina's Verschijnt 1x per 14 dagen. Telegrammen/Cables: PALBUL, Den Haag. Girorekening 16 23 077 ten name van de Administrateur van Palestina-Bulletin, Postbus 2311 ____ ________________ Den Haag______________________________________ DF 'NON-JEWISH JEW' EN DE'NON-JEW'. In de dagen van de politionele acties in Indonesië waren er in Nederland Indonesiërs die de straat niet op durfden, uit angst vermoord te worden door 'de massa'. Dat die angst geen grond had in de werkelijkheid zal feitelijk wel juist zijn. In de dagen van de juni-oorlog waren er Arabieren in ons land die uitgescholden werden op straat. Vergelijkenderwijs slaat Nederland niet zo'n gek figuur; we houden geen spontane volksgerichten. Toch zijn er mensen die zich dagelijks bedreigd voelen door wat ze van geboorte hebben meegekregen. Mensen die niet durven uitkomen voor wat ze zijn, omdat de omgeving er latent agressief op reageert. Mensen die het gevoel hebben om zulke redenen in ons land niet thuis te zijn hebben vaak nauwelijks te klagen over feitelijke discriminatie. Maar niets ter wereld bevrijdt hen van 't gevoel dat er een dreigend onweer boven hun hoofd hangt. Het is een bedreiging omdat er gevoelsmatig twee visies zijn die lijnrecht tegenover elkaar staan : Aan de ene kant wordt het anders zijn van een groep gevoeld als een soort belediging van de grote massa, aan de andere kant voelt de kleine groep dat de mentaliteit van de massa onveranderlijk is. Dan ontstaat de neiging om alles wat de grote groep doet als discriminatie te interpreteren. Dat in verband met het geheel, discriminatie in een of andere vorm telkens optreedt en telkens andere groepen raakt is inherent aan elke grote gemeenschap. Telkens voelt een bepaalde groep binnen het geheel zich achtergesteld, en eist van de autoriteiten recht. Wat onopgelost blijft is wat de wet niet kan regelen: het sentiment. Het is een algemeen menselijk verschijnsel dat alles wat beneden of buiten een bepaalde volks- of stammaat blijft, minderwaardig is. Men kan het betreuren dat dit instinct in Israël zo sterk spreekt tegen de Arabieren, juist bij mensen die verreweg het meeste door dit instinct geleden hebben; maar het verleden is in dit opzicht geen leermeester, integendeel. In even recent verleden heeft de Duitse laars Nederland getrapt, maar vlak daarna was de inlander de inlander voor de gemiddelde Nederlander. Daar kwamen politionele acties uit voort. Echter, een student die zich roert wegens achterstelling bij de ideale democratie, loopt niet rond met een permanent gevoel van bedreigd te worden. Maar de kreet: 'Wij worden door de hele wereld in de steek gelaten', geslaakt door mensen in het Nederland van vandaag, omdat er pogingen worden gedaan om lokale conflicten in een groter verband te zien, kan alleen verklaard worden als er een latente bedreiging wordt gevoeld die met het lokale conflict niets te maken heeft. Dat er in dat gevoel van bedreiging een stuk overgevoeligheid meespreekt is even waar als dat er een reëel, op de, situatie gegrond, aspect aan zit. Wie van jongs af aan een voorbehoud heeft gekend ten opzichte van het behoren tot de groep of het volk waarin men groot wordt en leeft, voelt zich anders en ontkomt niet aan een permanente argwaan jegens de omgeving. Dit heeft op zich niets te maken met inferioriteits- of superioriteitsgevoelens, die er wel op kunnen groeien. Het leidt gemakkelijk tot communicatie-stoornis, omdat men weet dat wat men als centraal beschouwd, voor de ander totaal irrelevant is. Bovendien is de ander a1 begonnen met afstand te scheppen en, zo niet door daden, dan toch met woorden, namen, aanduidingen, te isoleren.
2 De non-Jewish Jew, Isaac Deutscher was zo begaafd dat er geen ontkennen bij was. Het kan geen punt van discussie hier zijn om te vragen of de man die godsdienst bewust afwijst, nog Jood is. Dat is een puur interne aangelegenheid. 'Soms voel ik me Jood' schreef Leo Vroman. Dan kunnen we aannemen dat hij het soms is. Alleen christelijke of joodse of heidense dogmatici zullen per definitie kunnen vaststellen of Deutscher zich terecht 'Jew' noemde. Wie dat wil legaliseren in Nederland moet naar 't schavot. Dat houdt ook in, dat wie in groepscategorieën denkt, er naast is. De andere kant van de medaille is de vraag: wie houdt het vol om zijn emoties als minderheid de baas te blijven zonder óf de eigen oude groep te willen herstellen en versterken, óf het eigen wezen te willen afschudden en te assimileren. Wanneer Jaap Meijer het heeft over het Nederlandse reform Jodendom in verband met assimilatie dan zegt hij: 'De Reform bleef zichzelf in het niet-zichzelf zijn, maar dat vormt dan ook haar enige rechtlijnigheid'. (Van Israëlieten tot Israëliërs, blz.165). Hetzelfde kan men over de parallelle christelijke beweging, die van de Vrijzinnigheid in Nederland, wel ongeveer zeggen, en vandaag de dag van veel orthodoxie. Deutscher, de 'non-Jewish Jew', nam bewust stelling in de wereld, ondervond daarvan ook de gevolgen, o.a. de verbanning uit de communistische wereld, en daarmee uit zijn vaderland. Hij moet het probleem van het jood zijn zeer diep hebben gekend, want hij zag voor zijn ogen de ondergang van zijn volk, het verslepen door Russen en Duitsers, het moorden; terwijl hij bewust zich had gedistantieerd van de diepste krachten van de traditie, die dat volk had bijeen gehouden. Hij kon fel te keer gaan tegen de archaïstische levensvormen, maar hij had de mensen hoog. Als Marxist keert hij zich tegen de Russische leiders en hun rol in het conflict in het Nabije Oosten. Hij heeft te goed gezien waar de knelpunten liggen in het conflict om het Russische opportunisme te kunnen accepteren. Schrijvend over Israël is Deutscher vol sympathie, voor de zaak en voor het volk, maar hij wijst Israël, zoals het zich ontplooit, af. Op Marxistische gronden. Daarvan kan men twee dingen zeggen. In de eerste plaats dat het bijzonder nuttig is voor wie zich met het conflict bezig houdt, om te luisteren naar mensen die geleerd hebben via het Marxisme om een zaak van meet af aan in groot verband te zien, Hier spelen zowel de 'doctrines' als de ervaring ermee opgedaan samen, om een visie te geven op de bestaansmogelijkheden van beide partijen in het conflict. Wijst Deutscher Israël zoals het is, af dan is het op ideologische gronden: expansiezucht, verlengstuk van het kapitalisme, remmende invloed op de ontwikkelingsgebieden. Hij schrijft: 'Paradoxically and grotesquely, the Israelis appear now in the role of the Prussians of the Middle East'. (The non Jewish Jew, p. 140). Zijn bezwaar tegen de staat wordt samengevat in de stelling dat Israël zich manifesteert in een vorm die 'out of date' is. In die vorm kan het geen toekomst hebben. Het andere punt is dat ook bij Deutscher het lijdenskarakter van de joodse natie een onmiskenbare rol blijft spelen in zijn beschouwing over Israël. De 'mystiek' laat ook hem niet los. Op de laatste bladzijden van de verzamelde opstellen schrijft Deutscher: 'Ik ben ervan overtuigd dat het niet zou liggen aan mijn persoonlijke betrokkenheid bij de joodse catastrophe, ook nu niet, als ik als historicus er niet objectief over schreef. Het gaat echter om het feit dat wij hier geconfronteerd worden met een geweldig en onheilspellend mysterie van de degeneratie van het menselijk wezen dat voor eeuwig de mensheid zal verstomd doen staan en verbijsteren.' Twee bladzijden eerder haalt hij Franz Meyer's boek over Marc Chagall aan: Chagall's Christusfiguur mist de christelijke opvatting van redding. Bij al zijn heiligheid is hij allerminst goddelijk. Hij is een man die in duizend vormen pijn lijdt, die eeuwig brandt in het vuur van de wereld en toch onverwoestbaar blijft.' Ook dat speelt een rol in Deutscher's beschouwingen over de staat Israël. Hier is de 'non-Jew' toch weer 'Jew'. 'Jewish imagination' noemt hij het zelf, in soortgelijke paradox als de titel van zijn boek. Dit brengt echter tot een laatste punt. Er is niet veel verbeeldingskracht voor nodig om te zien dat er een terugslag zal komen in Israël op de gevolgen van de juni-oorlog. Hoe het zal uitpakken weet niemand, maar alleen al een grotendeels terugkeren tot de grenzen van 1948 zou voor velen een reden kunnen zijn om niet meer te geloven in Israël's toekomst. Blijven de grenzen zoals ze zijn dan is er ook een uittocht, van Palestijnen, Arabieren, Armeniërs en andere minderheden. Indien er een hulpprogramma zou moeten worden opgesteld, zou Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
3 Nederland dan Marxistisch genoeg zijn om géén discriminatie toe te passen bij de toelating van mensen uit dat gebied? Of moeten de 'oliesjeiks', respectievelijk de 'wealthy Jews' het probleem maar oplossen? Wie nu roept dat de hele wereld hem in de steek laat, krijgt uiteindelijk nog gelijk ook. --GO EASY, ISRAEL New Society van 8 mei j.l. plaatste een redactioneel artikel onder die kop. 'Het overleven van het joodse volk door duizenden jaren heen, is het resultaat geweest van politieke bekwaamheid: zich voegend naar machthebbers, aaneengesloten blijven, zich verre houden van onlusten.' Uit het verdere verloop van het artikel blijkt dat deze omschrijving goed bedoeld is, maar wij zouden wel graag opmerken niet zo gelukkig te zijn met het toeschrijven van een bepaalde eigenschap aan een volk, ook als het gunstig bedoeld is. De volgende stap kan zijn 'joden zijn slim', de daaropvolgende 'joden zijn sluw'. Gunstig of ongunstig; eigenschappen toedelen aan hele volken komt vrijwel altijd neer op generalisatie. Bovendien laat New Society de kern van de overleveringsdefinitie buiten beschouwing. De samenbindende inspirerende kracht van joden ligt o.i. in hun godsdienst, in de Grote Verwachting, de Messias. Politieke bekwaamheid is niet een eigenschap en oorzaak van overleving, maar een door lijden en verdrukking ontwikkeld instrument tot overleving. De wil daartoe put kracht uit de Messiaanse Verwachting. Het artikel vervolgt: 'Sinds de juni-oorlog van 1967 is de verontrustende mogelijkheid naar voren gekomen, dat in de staat Israël, waar zij eindelijk hun eigen politieke meesters zijn geworden, de joden die bekwaamheid zouden hebben verloren die hen vroeger in staat stelde tot overleving. Hun plooibaarheid en finesse zijn vervangen door een hardheid als overwinnaar, een ongeschiktheid tot het compromis, die de eigen positie verzwakt en hopeloos omlaaghaalt.' 'Ofschoon Israël vrede wenst, is het vastbesloten die op eigen condities te verwerven en totdat die voorwaarden zijn vervuld, zo maakt Israël duidelijk, zal het voortgaan de in de oorlog bezette gebieden vast te houden. Naar Israëlische opvatting ligt de druk op de Arabische regeringen en mettertijd zullen de regimes van Nasser en Hussein er wel toe komen het bestaan van Israël te aanvaarden, zoals de Libanese regering dat feitelijk al heeft gedaan. Of zij zullen tot overeenstemming geraken met het oog op de realiteit van hun nederlaag en Israël's superieure sterkte, óf zij zullen tijdig worden opgevolgd door anderen die de realiteit duidelijker zien. Intussen, zo gaat de Israëlische argumentatie voort, bestaat er geen gevaar voor een nieuwe oorlog op grote schaal, omdat de Arabieren de capaciteit niet hebben er een aan te gaan. Van deze veronderstelling uitgaande, zijn de Israëliërs niet bereid iets minder te accepteren dan rechtstreekse onderhandelingen en zij schijnen vastbesloten geen enkel onderdeel van hun plannen te onthullen vooruitlopend op zulke onderhandelingen. Hun voorwaarden zijn alleen op negatieve wijze aangegeven: Zij willen niet overwegen de Israëlische soevereiniteit1 over een onverdeeld Jerusalem op te geven; zij willen hun greep op de Syrische hoogvlakten niet opgeven en van hen valt niet te verwachten dat zij de Sinaï of het gebied op de westelijke Jordaanoever zullen ontruimen zonder vaste garanties voor de demilitarisatie van die gebieden'. 'Deze onhandelbaarheid, die de Israëlische aanvaarding van de november1967-resolutie der VN tot een farce maakt, is gebaseerd op de Bismarckiaanse doctrine dat het recht de vredesvoorwaarden te dicteren aan de kant van de overwinnaar staat. Zo'n benadering verzuimt rekening te houden met het feit dat geen enkel Arabisch regime nu in de positie verkeert zichzelf te binden aan het soort vrede dat Israël verlangt. Zowel President Nasser als Koning Hoessein zijn meer bereid tot een compromis dan de volkeren waarover zij heersen. Maar toen Hoessein vorige maand in Washington sprak in meer concrete en verzoenende termen dan voorheen in het geschil ooit het geval is geweest, werd hij in de Arabische wereld openlijk voor verrader uitgemaakt.' Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
4 'De politieke zwakte der Arabische regimes vindt zijn tegenhanger in een zwakte binnen de Israëlische regering van een in alle opzichten andere aard. Het oude 'establishment' in Israël dat er na de plotselinge dood van Levi Eshkol in slaagde zijn greep op de macht vast te houden, is benauwd ook maar een duimbreeds van de gevestigde Israëlische positie af te staan. De vrees is niet zozeer dat Israël zou inboeten aan veiligheid dan wel dat zij, de macht zouden verliezen.' 'Een krachtige regering in Israël, in het bijzonder een onder leiding van Dayan2 zou in staat zijn de eerste stappen in de richting van vrede te doen zonder haar eigen positie in gevaar te brengen. (Dayan heeft weinig blijk gegeven van zo'n bereidheid tot een compromis. Juist daarom zou hij het vertrouwen hebben van ook de hardere elementen in Israël). Zo'n regering zou bij machte zijn de publieke opinie op te voeden in de richting van het compromis zonder voortdurend die opinie terwille te moeten zijn uit vrees voor verlies van de eigen positie. Wat voor concessies zou Israël dan moeten doen?' 'Ten eerste zou Israël zijn staanblijven op een formele vredesovereenkomst moeten laten vallen. Een verdrag is op zich geen garantie voor veiligheid.3 Er is op het moment geen. behoefte aan zo'n verdrag. Wat nodig is, is dat er in zo groot mogelijke mate vrijheid moet zijn op het gebied van de handel, verkeer der volken, toerisme, zakenleven, etc. Sinds de zesdaagse oorlog is er een aanzienlijke mate van bewegingsvrijheid geweest over de Jordaan, van handel tussen oost- en westoever en van te werkstelling van bewoners van de westoever in het eigenlijke Israël. Dat is de manier waarop Arabieren Israël leren kennen; heel wat beter dam vredesverdragen.' 'Ten tweede zou Israël een begin moeten maken met het oplossen van de kwestie vluchtelingen, of zij daarbij samenwerking ondervindt van de zijde der Arabische staten of niet. Het Israëlische standpunt op dit moment is, dat een regeling van het vluchtelingenvraagstuk deel moet uitmaken van een volledige vredesovereenkomst. Maar het unilateraal aanpakken van het Vluchtelingenprobleem zou voor Israël wezenlijke psychologische, economische en politieke voordelen meebrengen.' 'Er is ten derde het vraagstuk Jerusalem. Hierin beschikken de Israëliërs over meer speelruimte dan in enige andere kwestie. Het probleem raakt in geen enkel opzicht aan hun veiligheid. Toch is sedert het einde van de oorlog Israël's vastbeslotenheid tot het behouden van heel Jerusalem steeds sterker geworden. Terugkeer naar de situatie van een verdeelde stad moge onaanvaardbaar zijn. Maar dat impliceert niet noodzakelijkerwijs het voorbehouden van Israëlische soevereiniteit over de vereende stad, hetgeen voor de Arabieren volstrekt onaanvaardbaar is'. Een aantal mogelijke oplossingen kunnen worden geboden, die zouden beantwoorden aan de verlangens van beide zijden en alleen zouden leiden tot het loslaten van extreem chauvinisme.' 'In de huidige toestand van spanning en wantrouwen zou een door Israël gegeven indicatie van ontvankelijkheid in een van deze kwesties waarschijnlijk niet voldoende zijn om de Arabieren tot de overtuiging te brengen dat ook zij concessies moeten doen. Maar Israël zou in alle veiligheid een verdergaand gebaar in de richting van de vrede kunnen maken: een vrijwillig terugtrekken van zijn troepen op stellingen die Israël (nog) aanvaardbaar zou achten. (Het bestuur van het merendeel van Sinaï en de westelijke Jordaanoever is uiterst onvoordelig voor Israël). Zo'n terugtrekking zou een demonstratie van goede wil zijn en zou de Arabische, bewering teniet doen dat Israël uit is op een expansionistische politiek. Om effectief te zijn, zou een terugtrekking mede moeten omvatten de Sinaï onderdeel van de soort grenscorrecties waarvan de Israëliërs volhouden dat ze in elk geval moeten gedaan worden'. De terugtrekking zou kunnen worden uitgevoerd met dien verstande dat enigerlei vijandelijke daad van Jordaanse of Egyptische zijde tegen Israël onmiddellijk gevolgd zou worden door herbezetting. Het risico dat zulke gevallen kunnen voorkomen, zou zelfs bestaan als er een vredesverdrag zou zijn getekend, maar het gevaar voor Israël door terug te trekken nu de Arabieren nog zwak zijn, zou belangrijk kleiner zijn dan over een jaar of vijf wanneer de Arabieren sterker zullen zijn. Een unilaterale terugtrekking, begeleid door het dreigement van herbezetting, zou veruit meer kracht bezitten dan terugtrekking die gebaseerd is op met tegenzin gegeven garanties van non-belligerentie.'
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
5 'Deze argumenten worden naar voren gebracht uit de wens Israël te zien voortbestaan. Geen van deze voorstellen zou Israël verzwakken. Wat nodig is, is dat de joden nu zij sterk staan de finesse blijven behouden die ze bezaten toen ze zwak waren.'
1
Aantekeningen PB:
Israël kán geen soevereiniteitsrechten over een onverdeeld Jerusalem opgeven. Men kan n.l. niet opgeven wat men niet bezit. De Resolutie 2253 (ES-V) 4-7-1967 van de Algemene Vergadering der VN maakt het vol maakt duidelijk dat Israël geen recht heeft op de Oude Stad El-Quds: 'De Algemene Vergadering Diep bezorgd over de situatie die in Jerusalem bestaat. door het feit van door Ísraël genomen. maatregelen tot wijziging van de status van de stad, 1. overweegt dat deze maatregelen niet geldig zijn; 2. vraagt aan Israël alle reeds genomen maatregelen in te trekken en zich onmiddellijk te onthouden van elke daad die de status van Jerusalem zou wijzigen; 3. verzoekt de Secretaris-Generaal verslag te doen aan de Algemene Vergadering en aan de Veiligheidsraad over de toestand en over de uitvoering van de onderhavige resolutie uiterlijk een week na haar. aanvaarding. 1. 548e Plenaire Zitting 4 juli 1967.' Tien dagen later verscheen de Resolutie nr. 2254 (ES-V): 'De Algemene Vergadering, Verwijzend naamhaar resolutie 2253 (ES-V) van 4 juli 1967. Ontvangen hebbende het door de Secretaris-Generaal aangeboden verslag, Kennisnemend, met de diepste spijt en de ernstigste ongerustheid, van het feit dat Israël zich niet heeft geconformeerd aan de resolutie 2253 (ES-V), 1. betreurt dat Israël heeft nagelaten de resolutie 2253 (ES-V) van de Algemene Vergadering na te komen; 2. herhaalt het verzoek dat zij tot Israël gericht heeft in de genoemde resolutie om alle reeds genomen maatregelen in te trekken om zich onmiddellijk te onthouden van elke daad die de status van Jerusalem zou wijzigen; verzoekt de Secretaris-Generaal aan de Veiligheidsraad en aan de Algemene Vergadering verslag te doen over de toestand en over de uitvoering van de onderhavige resolutie. 1. 554e Plenaire Zitting, 14 juli 1967.' 2
Of een regering onder leiding van de heer Dayan inderdaad stappen zou kunnen doen in de richting van vrede is een open vraag. U.A.M. Stein in het Handelsblad van 16 april 1969 stelt de heer Dayan tegenover de 'oude garde': 'Dayan, die niet uit de Kibboets stamt en alle ideologieën aan zijn laars lapt, werkt op hen als de rode lap op de anti-communist. Daarom wordt hij [in Israël, PB] afwisselend van fascisme, obstructie en bonapartisme beschuldigd. Wijlen premier Eshkol noemde hem vorig jaar een Arabische bandiet'. Volgens Stein zou de heer Dayan er vóór zijn de Arabieren bij de Israëlische economie te betrekken en zou Israël in de bezette gebieden moeten investeren om de economie van het gehele gebied in zijn totaliteit economisch te integreren en zodoende politiek tot een eenheid te maken. 'Om die laatste bedoeling - de eenheid van Israël met de bezette gebieden - wordt Dayan een havik genoemd en een fascist.' aldus U.A.M. Stein.
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
6 Met de gedachten van hen die zó in Israël denken, kunnen we een heel eind meegaan, tenzij iemand ons zou kunnen uitleggen waarom de Nazi-plannen tot economische en politieke integratie van Nederland wèl verwerpelijke Nazi- ideeën waren en waarom dat niet zo zijn zou als de heer Dayan in het Midden-Oosten met die middelen zijn veroveringen probeert te consolideren. 3
De Israëlische regering beschouwt een verdrag dan ook geenszins als een garantie voor veiligheid. Waar het haar om te doen is, is door middel van een verdrag een precedent te scheppen door van Arabische landen ééns een staatsrechtelijk document los te krijgen dat Israël's legitimiteit bevestigt. Daarna zou elke volgende oorlog er een zijn die geen twijfel laat bestaan aan Israël's legitimiteit, nu immers stellen de Arabische staten nog terecht dat Israël een vreemde macht is die zich op Arabisch grondgebied door usurpatie gevestigd heeft tegen de uitdrukkelijke wil van de rechtmatige bewoners in. Een vredesverdrag zou onder dat standpunt de bodem wegslaan. --Zeventien medici willen een vereniging stichten, die de medische en biologische kanten van de moderne oorlogvoering bestudeert. Zij schrijven, 'verontrust' te zijn 'over de huidige situatie in de wereld die de dreigende mogelijkheid van een wereldoorlog van geheel andere dimensie inhoudt.' 'De totale oorlog in zijn moderne vormen is een aangelegenheid geworden, die de medische en de medisch-ethische verantwoordelijkheid van de arts ten zeerste raakt. Het is daarom, naar de overtuiging van ondergetekenden, de hoogste tijd, dat ook de medische professie zich op het vraagstuk van de oorlog en de voorbereidingen daartoe, in het bijzonder wat betreft de medische aspecten daarvan, gaat bezinnen om daardoor te komen tot het bepalen van een eigen standpunt.' Zij willen daartoe een 'Vereniging voor Medische Polemologie' oprichten (De polemologie houdt zich bezig met de oorzaken, de functie en de verschijningsvormen van de oorlog, en met de mogelijkheden om oorlog te voorkomen). De ondertekenaars zijn: A.M.Coffeng, Amsterdam, L.G.Groeneveld-van Houweningen, Amsterdam, J.P. Guépin, Lienden, Dr. G. Hage, Groningen, Prof. Dr. Heringa, Laren, J.L. Hoogendijk, Amsterdam, Leiker, Bussum, Dr. J.H.van Meurs, Beverwijk, E.E. Meursing, Epe, Dr.I.A. Mochtar, Amsterdam, Prof. Dr. A. Quispel, Oegstgeest, Dr. Ph. Rümke, Amsterdam, Dr. J.A.M. Sc houten, Amsterdam, Dr. J.H.M. van Tongeren, Nijmegen, Dr. J.A. Verdoorn, Amsterdam, E.C.M. Wennen en C.A.M. Wennen-v.d.Meij, Noordwijk aan Zee. --Jaarlijkse conferentie van de Medical Association for Prevention of War (MAPW) in Newnham College, Cambridge, 4-6 juli 1969. 'De arts als vredestichter'. secretaresse: Mrs. Kate Mac Sorley beurzen voor medische studenten: 238 Camden Road secr.: Dr.Martin Bax London NW 1 17 Priory Gardens London N 6
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
7 'Jerusalem, 5 juni 1969. In Scheich-eDjarrach, een villa-wijk van oostelijk Jerusalem, woont de beer Enver Nusseibeh, voormalig minister van oorlog en minister van onderwijs in de Jordaanse regering. Hij woont in een stil maar, mooi gelegen villaatje met een stukje tuin erom, dat echter niet omheind is en dat ook van de achterkant, dus van een andere (hoofd)weg betreden kan worden. De plaats is vlak bij de intussen natuurlijk afgebroken Mandelbaumdoorgang; er schijnt ook in die buurt veel gevochten te zijn en dwars door de tuin loopt nog steeds een loopgraaf. Nauwelijks twee jaar geleden, kort na de 'Anschluss', heeft de heer Nusseibeh in zijn privé-tuin een simpel en ruw uitgevoerd monumentje opgesteld, overnacht, overhaast, alsof dit het werk van de ondergrondse ware, maar dan toch in het openbaar. Dat heeft destijds veel fureur gaande gemaakt, maar er was toch niets aan te doen omdat het hier zonder twijfel een privé-tuin betrof, zij het dan ook direkt aan een openbare weg en van daar uit vrij toegankelijk. Sedertdien liggen op en bij dit relikwie van Palestijnse identiteit en trots steeds bloemen en kransen, soms vind ik er ook wel van nietPalestijnen (één keer 'van een tourist uit Amsterdam'). Vanochtend ben ik met mijn vrouw weer eens een paar anjers gaan brengen ('from a Jew'). Dat steekt de Palestijnen altijd weer een hart onder de riem; dat de zionisten barsten kan mij koud laten. Op de weg naar het gedenksteentje kwamen wij een vijftal kinderen tegen, zo tussen de zeven en twaalf jaar, met bloedneuzen en bloedende monden. 'Ga niet, ja-chawadjie, de politie heeft ons geslagen en onze bloemen vertrapt.' Ik ben geen grote held, ik ben dus maar netjes verder gegaan en mijn vrouw hield onze blommetjes fijn onder haar (toevallige) zomermantel. Toen wij bij het monumentje kwamen zagen de heren van de politie ons en reden maar weg alsof er geen vuiltje aan de lucht was. Misschien schaamden zij zich voor de vertrapte bloemen voor die meneer met zijn o! zo joods uiterlijk (ook zonder dat kennen ze me wel in die kringen). Dat wegrijden kwam ons net gelegen........' Geen held ? Herinnert U zich de witte anjers van 29 juni 1940 nog ? --Jerusalem, 5 juni 1969. Gisteren zijn mensen van de politie van huis tot huis gegaan bij de eigenaren van winkels en bedrijven in Arabisch Jerusalem; zij hebben de betrokkenen vrijwillig een verklaring laten ondertekenen, dat de zaken heden open zouden zijn. Heden in alle vroegte - hier en daar een klop op de deur: Schutzhaft voor gevaarlijke elementen waarvan ophitsing tot staking verwacht werd. De winkel- en bedrijfsstaking was heden totaal. --Hanoch Smith, Directeur van het planbureau arbeidspotentieel bij het Ministerie van Arbeid, Israël, schrijft in de Jerusalem Post, weekeind-magazijn van 21 maart 1969 een artikel 'Polls, prophecy and trends'. Sprekende over de waarde van publieke opinie onderzoeken door particuliere bureaux, zegt hij: 'Voor zover er politieke kwesties in het spel zijn, is er in Israël nog een andere moeilijkheid. Het 'sample' wordt getrokken uit de kiesregisters. Maar die adressen zijn in erbarmelijke toestand (are notoriously poor). .... doordat zij het 'sample' op deze registers baseren, kunnen zij niet voldoen aan het eerste vereiste, d.i. het verkrijgen van een representatief 'sample'. Op de gis zou ik zeggen dat de mensen wier adressen verkeerd zijn, de passanten zijn en de armen, die er niet om geven de autoriteiten op de hoogte te stellen van hun adreswijzigingen.' Op 23 maart d.a.v. zendt de heer Rafaël E. Gil een ingezonden brief naar de redactie. Zijn brief wordt geplaatst in het nummer van 21 april 1969. De heer Gil is directeur van PORI, Public Opinion Research Israel Ltd.,Tel Aviv: 'Hanoch Smith gaf uitdrukking aan zijn reserves t.o.v. particuliere opinie-peilingen in Israël omdat het 'sample' getrokken wordt uit de kiesregisters waarvan de adressen in erbarmelijke staat verkeren...... Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
8 Onze adressen. worden niet getrokken uit de kiesregisters en wel juist daarom, omdat hun betrouwbaarheid zo klein is.'. PB vindt dat een prettig vooruitzicht voor de democratische verkiezingen die in november a.s. gehouden zullen worden. ---Eeuwige klaagmuur. Godgeklaagde muur Honderden zijn In 't overwinningsvuur Binnen drie uur Uit hun huizen gedreven Die voor Uw uitzicht stonden (het waren maar Arabieren) Gij zaagt een tweede keer Het venijn Van de mei van negentien veertig weer Toen de NSB-ers Zo Joodse huizen bestormden (het waren maar schlemielen). Vluchtelingen. Levend met scherven Op steppen van verlatenheid -Hart dat niet kan verwerven Dan aalmoes uit verraad bereidEr valt massaal bederven Over schamelte's verworvenheid Dat broeiend zal versterven Tot woestijn van deze tijd. PALESTINA VASTBERADEN
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel