Deze ruimtelijke onderbouwing hoort bij het vastgestelde projectbesluit van 16 augustus 2010
Ruimtelijke onderbouwing voor de regularisatie van Zorgboerderij De Hoeksesluis aan de Opperduit 2 te Lekkerkerk
Bron: Google Earth
Versiedatum Projectnummer Opdrachtgever Opgesteld Gecontroleerd
: 2 augustus 2010 : wil/R201015/1001b : Arjan Verstoep, Buro voor Bouwkunde : mr. J. Wildschut : mr. R. Blees
INHOUDSOPGAVE 1 Opdracht ....................................................................................................................................... 3 2 Gebiedsbeschrijving ..................................................................................................................... 3 2.1 Algemeen ............................................................................................................................... 3 2.2 Directe omgeving................................................................................................................... 4 3 (Bouw)plan .................................................................................................................................... 4 3.1 Planologische ontwikkeling: Ontwerp ................................................................................... 4 3.2 Planologische ontwikkeling: Gebruik.................................................................................... 4 3.3 Planologische ontwikkeling: Situering .................................................................................. 4 4 Ruimtelijk beleidskader ............................................................................................................... 4 4.1 Algemeen ............................................................................................................................... 4 4.2 Rijksbeleid: Nota Ruimte....................................................................................................... 5 4.3 Rijksbeleid: AMvB Ruimte ................................................................................................... 5 4.4 Provinciaal beleid................................................................................................................... 5 4.5 Provinciaal beleid: Structuurvisie Zuid-Holland en Verordening Ruimte Zuid-Holland ...... 7 4.6 Gemeentelijk beleid: Structuurvisie K5................................................................................. 8 4.7 Gemeentelijk beleid: bestemmingsplan “Landelijk Gebied”................................................. 8 4.8 Vernieuwend ondernemen in de Krimpenerwaard ................................................................ 9 4.9 Gemeentelijk beleid: ontwerp bestemmingsplan “Landelijk Gebied”................................... 9 4.10 Conclusie ............................................................................................................................. 10 5 Archeologie en cultuurhistorische aspecten ............................................................................. 10 5.1 Algemeen ............................................................................................................................. 10 5.2 Archeologie.......................................................................................................................... 10 5.3 Cultuurhistorie ..................................................................................................................... 11 5.3.1 Algemeen......................................................................................................................... 11 5.3.2 Historisch landschappelijke vlakken ............................................................................... 11 5.3.3 Historisch landschappelijke lijnen................................................................................... 11 5.3.4 Conclusie ......................................................................................................................... 12 6 Verkeerskundige aspecten ......................................................................................................... 12 7 Natuuraspecten ........................................................................................................................... 13 8 Water ........................................................................................................................................... 13 9 Milieu ........................................................................................................................................... 14 9.1 Bodemkwaliteit .................................................................................................................... 14 9.2 Geluidhinder ........................................................................................................................ 14 9.3 Geurhinder ........................................................................................................................... 15 9.4 Luchtkwaliteit ...................................................................................................................... 15 9.5 (Externe) veiligheid ............................................................................................................. 15 9.5.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen............................................................................ 15 9.5.2 Propaanopslag.................................................................................................................. 16 9.5.3 Transport en leidingen ..................................................................................................... 16 9.5.4 Overstromingen ............................................................................................................... 16 9.5.5 Dierziekten en zorgfunctie............................................................................................... 16 9.5.6 Conclusie ......................................................................................................................... 16 10 Economische uitvoerbaarheid ................................................................................................... 16 10.1 Algemeen ............................................................................................................................. 16 10.2 Planschade............................................................................................................................ 16 10.2.1 Algemeen .................................................................................................................... 17 10.2.2 Planschade en legaliserend besluit .............................................................................. 17 10.2.3 Planologische mutatie ................................................................................................. 17 10.2.4 Beoordeling op perceelsniveau: gemaal...................................................................... 18 10.2.5 Beoordeling op perceelsniveau: Opperduit 6 .............................................................. 18 11 Conclusie ..................................................................................................................................... 18 Bijlagen................................................................................................................................................. 18
Adromi B.V.
Pagina 2 van 18
1 Opdracht Op 16 maart 2010 heeft de heer J. de Jong van Verstoep Bouwkundigen te Schoonhoven, opdracht gegeven aan Adromi B.V. om een ruimtelijke onderbouwing op te stellen in verband met de realisatie van een dagbestedingsruimte ten behoeve van Zorgboerderij De Hoeksesluis aan de Opperduit 2 te Lekkerkerk. Het (bouw)plan is voorgelegd aan de gemeente Nederlek. Het gemeentebestuur heeft in principe ingestemd met de bouw van de dagbestedingsruimte. Het voornemen om op het betreffende perceel een dagbestedingsruimte te realiseren, stemt echter niet overeen met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied 1982”. Evenmin biedt het bestemmingsplan de basis om zorg aan te bieden als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Door het voeren van een planologische afwijkingsprocedure, meer bepaald een projectbesluitprocedure als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening, zal uitvoering van het betreffende project niettemin mogelijk kunnen worden gemaakt. Ten behoeve van een dergelijke projectprocedure is het onder meer noodzakelijk dat er een ruimtelijke onderbouwing wordt opgesteld. Voor het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing is op 19 maart 2010 door de heer mr. J. Wildschut een bezoek gebracht aan de locatie. Verder is voor het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing gebruik gemaakt van de door de opdrachtgever verstrekte informatie, bestaande uit: - Tekening: Plattegronden, gevels en doorsneden, tekeningnummer BA-01, werknummer 1761, gedateerd 17-7-2009 en laatst gewijzigd op 10-9-2009, opgesteld door Verstoep Bouwkundigen; - De conclusies van de rapportage verkennend bodemonderzoek van Lawijn milieuadvies d.d. 7 april 2010, kenmerk 10.926-A1. Verder is gebruik gemaakt van informatie die van de gemeente is ontvangen, zoals informatie over het geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied 1982”. Ook is informatie geraadpleegd op de gemeentelijke website, de website van de provincie Zuid-Holland en de website van de samenwerkende gemeenten K5. Ten slotte is gebruik gemaakt van kadastrale informatie. De foto’s, de bouwtekening, het betrokken onderzoek alsmede kadastrale tekeningen zijn als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd en kunnen als integraal onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing worden beschouwd.
2
Gebiedsbeschrijving
2.1 Algemeen Nederlek is een landelijke gemeente in de Krimpenerwaard. De gemeente Nederlek is op 1 januari 1985 ontstaan door samenvoeging van de gemeenten Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek. De gemeente heeft een oppervlakte van 2.801 hectare en telt per 1 januari 2009 14.307 inwoners. De gemeente Nederlek bestaat uit twee dorpskernen Krimpen aan de Lek en Lekkerkerk. Aan de zuidkant wordt de gemeente begrensd door de Nieuwe Maas en door de Lek. De Krimpenerwaard is een veenweidegebied (13.500 hectare) omgeven door rivieren. In dit gebied met zijn lange, smalle kavels en brede sloten zijn nog steeds melkveehouderijen gevestigd. Het gebied kenmerkt zich verder door de uitgestrekte polders, plassengebieden en oude waterlopen. Van oudsher is de woonbebouwing vooral geconcentreerd langs de rivier, waarbij het buitendijks gebied voornamelijk in gebruik was ten behoeve van bedrijvigheid.
Adromi B.V.
Pagina 3 van 18
2.2 Directe omgeving De locatie waar onderhavig bouwplan betrekking op heeft, is kadastraal bekend gemeente Lekkerkerk, sectie C, nummer 8347 (verder te noemen: het perceel / de projectlocatie) en is plaatselijk bekend als Opperduit 2 in Lekkerkerk. Het perceel is gelegen in landelijk gebied aan het dijklint op de grens met de gemeente Bergambacht. Buiten de lintbebouwing aan de dijk heeft het omliggende gebied een open karakter, waarin het veenontginningslandschap met de kenmerkende slagenverkaveling nog duidelijk herkenbaar is. Het grondgebruik bestaat voornamelijk uit grasland. Tussen de agrarische percelen zijn smalle kavelsloten aanwezig. Grenzend aan de oostzijde van het perceel is een gemaal van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard aanwezig met aan de achterzijde de Hooge Boezem (polderinlaat) en op dijkniveau de uitlaatconstructie. Aan de oostzijde op de percelen Lekdijk-West 135/137 zijn burgerwoningen aanwezig. Ook aan de westzijde, op de percelen Opperduit 6, 8 en 14 is sprake van burgerwoningen. De dichtstbijzijnde agrarische bedrijven bevinden zich aan de Opperduit 16/22 en 28. Aan de overzijde van de rivier is de (jacht)haven van Streefkerk zichtbaar.
3 (Bouw)plan Zorgboerderij De Hoeksesluis betreft een opfokbedrijf voor jongvee. Daarnaast houdt het bedrijf zich bezig met natuurbeheer voor het Zuid-Hollands Landschap. Als nevenactiviteit biedt het bedrijf dagopvang aan als onderdeel van de bedrijfsactiviteiten. Onderhavig (bouw)plan ziet op de regularisatie van de zorgactiviteiten, alsmede op de bouw van een nieuwe dagbestedingsruimte. Op de locatie waar de dagbestedingsruimte zal worden opgericht, is thans een stal aanwezig. Deze stal zal als onderdeel van het bouwplan worden gesloopt. 3.1 Planologische ontwikkeling: Ontwerp De nieuw te realiseren dagbestedingsruimte is wat betreft ontwerp en detaillering vergelijkbaar met een traditioneel agrarisch bedrijfsgebouw. De afmetingen van het gebouw zullen 9 bij 20,14 meter bedragen. Het gebouw zal worden opgericht in 1 bouwlaag met mansardekap. De goothoogte zal 3,525 meter bedragen en de nokhoogte 7,672 meter. De nokrichting zal min of meer dwars op de weg zijn gelegen. 3.2 Planologische ontwikkeling: Gebruik Zorgboerderij De Hoeksesluis biedt enkel dagopvang aan als nevenactiviteit. In de huidige situatie is er plaats voor 4 personen per dag. Dit aantal zal worden vergroot tot 16 personen per dag na realisatie van de nieuwe dagbestedingsruimte. 3.3 Planologische ontwikkeling: Situering Op de locatie van de nieuw te realiseren dagopvang is thans een stal aanwezig. Deze stal zal worden gesloopt om plaats te maken voor de dagopvang.
4
Ruimtelijk beleidskader
4.1 Algemeen In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Het kabinet heeft de diverse afzonderlijke nota's op het desbetreffende ruimtelijk beleid samengevoegd tot één Nota Ruimte. Daarnaast is op rijksniveau de zogenaamde AMvB Ruimte in voorbereiding. Voor het provinciaal beleid wordt verder gebruik gemaakt van het Streekplan Zuid-Holland Oost en het
Adromi B.V.
Pagina 4 van 18
nieuwe beleid zoals vastgelegd in de ontwerp Structuurvisie en de ontwerp Verordening Ruimte In het kader van het gemeentelijk beleid wordt ten slotte ingegaan op het vigerende bestemmingsplan “Landelijk gebied 1982” en het nieuwe bestemmingsplan “Landelijk Gebied”. 4.2 Rijksbeleid: Nota Ruimte De Nota Ruimte is op 17 mei 2005 vastgesteld door de Tweede Kamer en op 17 januari 2006 door de Eerste Kamer geaccordeerd. In de Nota Ruimte wordt ruimte voor ontwikkeling als uitgangspunt centraal gesteld. Het rijk gaat uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen centrale en decentrale overheden. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk (platte)land. Eén van de pijlers voor het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van het buitengebied (‘vitaal platteland’) betreft de mogelijkheid tot het vinden van nieuwe economische dragers voor het buitengebied. Onderdeel hiervan vormt de verbreding van de agrarische sector, bijvoorbeeld op het gebied van zorg, recreatie en natuurbeheer1. 4.3 Rijksbeleid: AMvB Ruimte In relatie tot de nieuwe Wet ruimtelijke ordening wordt op rijksniveau de zogenaamde AMvB Ruimte2 vastgesteld. Op 29 mei 2009 is het ontwerp van deze AMvB verschenen. In deze AMvB maakt de Opperduit/Lekkerkerk onderdeel uit van het nationaal landschap “het Groene Hart”. Op grond van de AMvB Ruimte zal verstedelijking in het Groene Hart of andere rijksbufferzones worden verboden. Nieuwbouw ten behoeve van een zorgboerderij wordt evenwel niet aangemerkt als een verboden vorm van verstedelijking3. Gelet hierop komt het bouwplan niet in strijd met het rijksbeleid. 4.4 Provinciaal beleid Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 12 november 2003 het streekplan Zuid-Holland Oost 2003 vastgesteld. Het provinciebestuur presenteert in dit streekplan haar visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland Oost voor de periode tot 2015. Die visie is in overleg met de streek zelf ontwikkeld. In aanvulling op dit Streekplan is op 23 april 2008 voor de Krimpenerwaard een herziening vastgesteld, het zogenaamde ‘Veenweidepact’. De herziening heeft plaatsgevonden aangezien door te veel versnippering van functies het waterbeheer onvoldoende duurzaam werd. Tevens is er nu sprake van voortschrijdend inzicht in de relatie tussen bodemdaling en peilbeheer. In het licht van de Wet ruimtelijke ordening geldt met ingang van 9 november 2009 het zogenaamde Interimbeleid Wro, op grond waarvan het provinciale beleid, zoals vastgelegd in het Streekplan, in grote lijnen wordt gecontinueerd. Ruimte is in het streekplangebied Oost meer dan ooit een schaars goed. Het is volgens de provincie daarom zaak de beschikbare ruimte binnen de bebouwingscontouren beter te benutten en om meer dan voorheen te letten op ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied. Het streekplan richt zich daarbij in beginsel op de middellange termijn, maar het biedt ook uitsluitsel voor de ontwikkeling op korte termijn. Het streekplan voorziet verder niet in een statisch eindbeeld, maar geeft vooral de voorwaarden aan om de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in de gewenste richting te kunnen leiden. Dit betekent dat het streekplan voldoende hardheid moet hebben om die 1
Nota ruimte paragraaf 4.2.6, dit beleid is verder uitgewerkt in de visie ‘Vernieuwend ondernemen in de Krimpenerwaard. Zie hiervoor paragraaf 4.9. 2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. 3 Artikel 3.3. lid 4 ontwerp AMvB Ruimte.
Adromi B.V.
Pagina 5 van 18
voorgestane ontwikkeling gestalte te kunnen geven, maar tegelijkertijd voldoende flexibel moet zijn om in te kunnen spelen op de actualiteit. Zoals de bijgevoegde relevante deel van de streekplankaart aangeeft, is onderhavig perceel gelegen in een gebied dat nader is aangeduid natuurgebied (donkergroene vlakken). Bovendien is de Opperduit aangeduid beschermd dorpsgebied (rode gestreepte lijn). Het natuurgebied is als onderdeel van het Veenweidepact in het Streekplan opgenomen.
Uitsnede streekplankaart Streekplan Zuid-Holland Oost
In het streekplan wordt uitdrukkelijk aangegeven dat de mogelijkheid wordt geboden voor verbreding van agrarische bedrijven op het gebied van zorg en natuurbeheer. In dit kader wordt ook gekeken naar de mogelijkheid van nieuwe vormen van ondernemerschap in de linten4. In de context hiervan is al eerder door de provincie Zuid-Holland de beleidsnota “Zorg in het Buitengebied in Zuid-Holland” (herziening d.d. 14 augustus 2006) bekend gemaakt. Door de provincie wordt ook onderkend, dat de agrarische sector vanwege toenemende productiekosten, ruimtegebrek en lage opbrengsten onder druk staat. Tegelijkertijd blijft de agrarische sector van groot belang voor het in stand houden van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Het bieden van zorg bij een agrarisch bedrijf kan als een nevenactiviteit worden beschouwd die vanuit ruimtelijk opzicht aanvaardbaar is en die ook kan bijdragen aan de instandhouding van de agrarische sector. Aan het toestaan van een zorgfunctie bij een agrarisch bedrijf worden in het provinciale beleid wel de volgende randvoorwaarden gesteld. -
4
De ruimtevraag van de nevenactiviteit dient te worden ondergebracht binnen het agrarische bouwperceel; er mag geen afbreuk worden gedaan aan bestaande voorzieningen in de woonkern; de agrarische functie dient de hoofdfunctie van het bedrijf te blijven; de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in de omgeving mag niet worden belemmerd; geen onevenredige verkeersaantrekkende werking;
Pagina 13 Veenweidepact (herziening Streekplan – Krimpenerwaard)
Adromi B.V.
Pagina 6 van 18
-
bij nieuwbouw of aanpassing van de bedrijfsopstallen mag geen afbreuk worden gedaan aan de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en de landschappelijke kwaliteit.
De plannen van zorgboerderij De Hoeksesluis voldoen aan deze randvoorwaarden. Er is sprake van een nevenactiviteit bij het bedrijf. Immers het bieden van 16 zorgplaatsen, enkel bij wijze van dagbesteding, kan niet worden beschouwd als de hoofdactiviteit van het bedrijf. Hierbij is ook van belang om het volgende op te merken. Het bouwland van zorgboerderij De Hoeksesluis is als onderdeel van het Veenweidepact duurzaam bestemd als natuurgebied. Het bedrijf is als uitvloeisel hiervan ook grotendeels overgeschakeld op natuurbeheer. De aangeboden vorm van zorg tast de bestaande voorzieningen in de kern niet aan. Op deze locatie in het buitengebied wordt invulling gegeven aan een specifieke zorgvraag, waarin voorzieningen in de dorpskern niet kunnen voorzien. Immers de zorgverlening is gekoppeld aan de locatie in het natuurgebied en de activiteiten die plaatsvinden in de context van het boerenbedrijf. De zorgfunctie is kleinschalig en de verkeersaantrekkende werking is beperkt. Op enkele tientallen meters is een bushalte voorhanden. Mede omdat geen nachtverblijf wordt aangeboden, worden er met onderhavige ontwikkeling geen (milieu)gevoelige bestemmingen toegevoegd die andere (agrarische) bedrijven in de omgeving zouden kunnen beperken. Het nieuwe gebouw met de dagbestedingsruimte sluit wat betreft schaal en architectuur aan bij de bestaande waardevolle bebouwing in het lint, zodat geen afbreuk wordt gedaan aan bestaande cultuurhistorische, natuur- of landschappelijke waarden. Overigens zal in deze ruimtelijke onderbouwing nog afzonderlijk worden ingegaan op zowel de natuur- als de cultuurhistorische aspecten. 4.5 Provinciaal beleid: Structuurvisie Zuid-Holland en Verordening Ruimte Zuid-Holland Op 2 juli 2010 heeft het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland unaniem de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de uitvoeringsagenda vastgesteld. Op grond van de Provinciale Structuurvisie is de betrokken locatie op de functiekaart gelegen in gebied dat is aangeduid als ‘Natuurgebied’. Verder is de locatie aangeduid als ‘groene ruggengraat’ (rechter kaartje). Op de kwaliteitsverbeelding is de locatie aangeduid als ‘rivierenlandschap’ en ‘topgebied cultureel erfgoed’. De bebouwing langs de dijk is aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol bebouwingslint (linker kaartje). Uitsnede van de kwaliteitsverbeelding en de functieverbeelding van de Provinciale Structuurvisie
Adromi B.V.
Pagina 7 van 18
Blijkens de Provinciale Structuurvisie wordt in gebieden met deze aanduidingen gestreefd naar het behoud en de versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Er wordt hierbij gestreefd om de landbouw als economische kracht en hoeder van het landelijk gebied te stimuleren, onder meer door verbreding van de landbouw en/of het geven van ruimte aan andere economische dragers welke passen bij de kernkwaliteiten van het gebied. In de verbeelding van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland is de locatie gelegen buiten de verstedelijkingscontouren. De Verordening Ruimte bevat beperkingen om verstedelijking tegen te gaan op locaties die niet in een verstedelijkingscontour zijn gelegen. De Verordening bevat evenwel een regeling om nevenactiviteiten toe te staan bij agrarische bedrijven5. Voorwaarde hiervoor is dat: a. de activiteit moet plaatsvinden binnen het agrarisch bouwperceel; b. de agrarische functie blijft de hoofdfunctie van het bedrijf; c. er mogen geen belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven worden veroorzaakt én d. de nevenactiviteit mag de verkeersafwikkeling niet onevenredig belasten. Zoals in het voorgaande reeds aan de orde gesteld, kan aan deze voorwaarden worden voldaan. 4.6 Gemeentelijk beleid: Structuurvisie K5 Op 2 juli 2009 heeft de Krimpenerwaardraad de Structuurvisie K5 vastgesteld. In deze Structuurvisie wordt aanvullend nader ingegaan op de relatie tussen natuurbeheer en agrarische bedrijven, alsmede op de vorm van natuurontwikkeling welke wordt voorgestaan. De Structuurvisie onderschrijft het beleid op provinciaal en rijksniveau om met het oog op het behoud van de voor het landschapsbeheer zo belangrijke agrarische bedrijven te zoeken naar bij de agrarische bedrijfsvoering passende andere activiteiten die voor inkomensondersteuning zorgen6. Zoals aangegeven houdt zorgboerderij De Hoeksesluis zich ook bezig met natuurbeheer. Het bedrijf voldoet in die zin aan de in het Veenweidepact en de intergemeentelijke Structuurvisie vastgelegde nieuwe vorm van ondernemerschap in de linten. 4.7
Gemeentelijk beleid: bestemmingsplan “Landelijk Gebied” Het perceel valt binnen het bestemmingsplan “Landelijk gebied 1982” van de gemeente Nederlek. Het bestemmingsplan is op 15 juni 1983 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Lekkerkerk en op 11 september 1984 hebben Gedeputeerde Staten van ZuidHolland het bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd. Na vaststelling is dit plan een aantal malen herzien. De tweede herziening is vastgesteld op 10 april 1990 door de Raad van de gemeente Nederlek en is op 28 augustus 1990 door de Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland goedgekeurd. Op 15 november 1994 is de derde herziening van het bestemmingsplan door de Raad vastgesteld en op 28 maart 1995 goedgekeurd.
5 6
Artikel 2, lid 8 van de ontwerp Verordening. Structuurvisie Deel A, pagina 31.
Adromi B.V.
Uitsnede plankaart Buitengebied
Pagina 8 van 18
Het betrekken perceel is gelegen in een gebied waaraan een bestemming voor “agrarische doeleinden en erven” (AE) is toegekend. Middels een ster is aangegeven, dat sprake is van een zogenaamd “agrarisch bedrijfscentrum”. Op grond van de geldende bestemming mag bebouwing worden opgericht ten behoeve van een duurzaam en volwaardig agrarisch bedrijf. De bebouwing dient te worden opgericht op een afstand van maximaal 50 meter uit de aanduiding voor agrarisch bedrijfscentrum. Per bedrijf mag maximaal 1 bedrijfswoning worden gerealiseerd met een inhoud tot 750 m3. Het plan bevat een vrijstellingsmogelijkheid voor de bouw van een 2e bedrijfswoning. De 2e bedrijfswoning mag een maximale inhoud hebben van 500 m3. De op te richten bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mogen een goothoogte hebben tot 6 meter. Voor bouwwerken als silo’s, hooibergen of biogasinstallaties bedraagt de maximaal toelaatbare goothoogte 15 meter, met vrijstelling 20 meter. Voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximaal toelaatbare bouwhoogte van 3 meter. Het plan bevat verder diverse bepalingen, alsmede vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden over de realisering van uitbreidingen van burgerwoningen op gronden met deze bestemming, de nieuwvestiging van agrarische bedrijven, intensieve veehouderijen of agrarische hulp- en nevenbedrijven en de realisering van windturbines. In de onderhavige context zijn deze bepalingen niet relevant. Ten slotte bevat het bestemmingsplan nog een wijzigingsbevoegdheid voor vrijkomende agrarische bedrijfswoningen. Voor het realiseren van bebouwing ten behoeve van zorg als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf bevat het bestemmingsplan echter geen vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid. 4.8 Vernieuwend ondernemen in de Krimpenerwaard In de beleidsvisie ‘Vernieuwend ondernemen in de Krimpenerwaard’7 wordt het vernieuwend ondernemerschap uit het Veenweidepact nader geconcretiseerd. In de Visie wordt aangegeven dat er ten aanzien van de agrarische sector sprake is van schaalvergroting, al dan niet in combinatie met natuurbeheer. Echter ook zullen agrarische ondernemers kiezen voor het aanboren van nieuwe markten. Er wordt hierbij ook uitdrukkelijk gewezen op agrarische bedrijven voor wie een grondgebonden bedrijfsvoering in principe niet mogelijk is aangezien hun gronden zijn aangekocht door het Zuid-Hollands Landschap in het kader van natuurontwikkeling. Verder wordt in de Visie aandacht besteed aan de mogelijkheden voor productdiversificatie, zoals rietteelt, ambachtelijke producten, streekproducten, visteelt, algenkweek en de productie van biomassa. Belangrijke beperking van de laatste 3 categorieën vormt het behoud van het huidige veenweidelandschap. Een combinatie van agrarische activiteiten met natuurbeheer en toerisme wordt uitdrukkelijk benoemd. Voor wat betreft zorgboerderijen wordt in de Visie aangegeven dat er duidelijk vraag is naar zorgboerderijen en kinderdagverblijven bij agrarische bedrijven. In de visie wordt er de aandacht voor gevraagd, dat het huidige beleidskader nog onvoldoende is toegesneden op nieuwe vormen van (agrarisch) ondernemerschap. Hierin beoogt het nieuw vast te stellen bestemmingsplan “Landelijk Gebied” te voorzien. 4.9 Gemeentelijk beleid: ontwerp bestemmingsplan “Landelijk Gebied” Met ingang van 23 december 2009 heeft de gemeente Nederlek het bestemmingsplan “Landelijk gebied” ter inzage gelegen. Dit bestemmingsplan is thans nog niet vastgesteld, maar het
7
Beleidsvisie, opgesteld in opdracht van onder meer de K5 gemeenten, Veenweidepact, CLM, kenmerk: CLM 678 - 2008
Adromi B.V.
Pagina 9 van 18
vertegenwoordigt wel de laatste beleidsuitgangspunten welke naar verwachting binnen de gemeente Nederlek zullen worden onderschreven. Blijkens de verbeelding van het nieuwe bestemmingsplan zal aan de Opperduit 2 als voorheen een agrarische bestemming worden toegekend. Tevens is er een agrarisch bouwperceel ingetekend, op grond waarvan er ter plaatse bebouwing ten behoeve van een (volwaardig) agrarisch bedrijf mag worden opgericht. Op grond van dit nieuwe bestemmingsplan zal middels ontheffing toestemming verkregen kunnen worden voor (bebouwing voor) nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf. De in het landelijke en provinciale beleid vastgelegde criteria hiervoor worden in het ontwerpbestemmingsplan verder geconcretiseerd: - De nevenactiviteiten mogen alleen worden uitgeoefend binnen het agrarische bouwvlak; - het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast; - er mag geen sprake zijn van buitenopslag t.b.v. de nevenactiviteit; - maximaal 500 m2 van de bebouwing mag worden gebruikt ten behoeve van zorgactiviteiten als ondergeschikte nevenactiviteit. Zorgboerderij De Hoeksesluis voldoet aan deze voorwaarden. Immers er vindt geen herverkaveling plaats en de dagbestedingsruimte zal een oppervlak kennen van 181 m2. Er zal evenmin sprake zijn van buitenopslag. Voor zover de activiteiten plaatsvinden buiten het bouwvlak zijn deze activiteiten vergelijkbaar met extensief recreatief medegebruik dat op grond van de agrarische bestemming ook zal worden toegelaten. Op grond van het nieuwe bestemmingsplan zal zorgboerderij De Hoeksesluis kortom als vanouds een bestemming worden toegekend voor agrarisch bedrijf. Enkel zal in het nieuwe bestemmingsplan de zorg als nevenfunctie uitdrukkelijk worden benoemd als agrarische nevenactiviteit. Uitsnede verbeelding ontwerp Landelijk Gebied
4.10 Conclusie Als algehele conclusie kan worden gesteld dat het plan niet in strijd is met rijks- en provinciaal ruimtelijk beleid. Ook is het plan niet in strijd met toekomstig gemeentelijk beleid. Het plan past echter niet binnen het geldende bestemmingsplan “Landelijk Gebied”.
5
Archeologie en cultuurhistorische aspecten
5.1 Algemeen Bij een ruimtelijke onderbouwing als de onderhavige dient gekeken te worden naar archeologische en cultuurhistorische aspecten welke eventueel aanwezig zijn op de betreffende percelen. 5.2 Archeologie De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valetta (Malta, 1992). Nederland heeft Uisnede archeologische waardenkaart Zuid-Holland Adromi B.V.
Pagina 10 van 18
dit Verdrag ondertekend en goedgekeurd. Bij ruimtelijke onderbouwingen als onderhavige, dient vanuit dit perspectief aandacht te worden besteed aan archeologische aspecten. Uit de Cultuur Historische Hoofdstructuur kaart van de Provincie Zuid-Holland valt op te maken, dat het perceel, valt in een gebied met een lage kans op archeologische sporen. Aangezien de huidige locatie van het bouwplan momenteel is bebouwd, zijn er ter plaatse reeds de nodige verstoringen te verwachten. Op grond van dit gegeven is een nader archeologisch onderzoek dan ook niet noodzakelijk. 5.3 Cultuurhistorie 5.3.1 Algemeen Op de Cultuur Historische Hoofdstructuur kaart van de provincie Zuid-Holland valt voorts af te lezen dat onderhavig perceel is gelegen op een locatie waar sprake is van diverse aanduidingen welke van belang zijn in het kader van cultuurhistorische aspecten. 5.3.2
Historisch landschappelijke vlakken Zo valt uit de kaart af te leiden dat er sprake is van de aanwezigheid van een historisch landschappelijk vlak met een hoge waarde (groene vlak). Dit betreft het reeds beschreven veenweidegebied. Historische Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Zuid-Holland landschappelijke vlakken kennen, afhankelijk van de score op de waardering, een toegekende waarde, welke varieert van zeer hoog tot redelijk hoog. De meeste landschapstypen in Zuid-Holland zijn- op provinciaal niveau - niet bijzonder zeldzaam. Ze scoren daardoor, bij voldoende gaafheid en samenhang, doorgaans niet hoger dan “hoge waarde”. 5.3.3 Historisch landschappelijke lijnen Tevens is sprake van de aanwezigheid van een historisch landschappelijke lijn (oranje lijn), waaraan een hoge waarde is toegekend. Het gaat hierbij om de lintbebouwing langs de Lekdijk. Middels de groene belijning is tevens weergegeven, dat sprake is van een polderscheiding t.p.v. de Hooge Boezem. Bij de waardering van landschappelijke lijnen wordt voornamelijk gelet op de gaafheid van het historische lijnelement (bijvoorbeeld het profiel van een dijk of kanaal) en eventueel ook op de samenhang met andere elementen (bijvoorbeeld polderkades met weteringen en tiendwegen). Gaafheid kan bijvoorbeeld zijn aangetast door ophoging van een dijk, asfaltering van een onverhard pad of verbreding van een tracé. Samenhang tussen elementen Uitsnede van Historiekaart.nl
Adromi B.V.
Pagina 11 van 18
heeft vaak te lijden gehad door aanleg van nieuwe wegen, industrieterreinen of woonwijken. In een dergelijk geval is hooguit de waarde “redelijk hoog” toegekend. De meeste typen van historische lijnelementen (rivieren, watergangen, dijken) zijn als zodanig niet bijzonder zeldzaam. Ze scoren daardoor - bij voldoende gaafheid en samenhang - doorgaans niet hoger dan “hoge waarde”. Zoals gezegd is aan deze locatie aan de Opperduit hoge waarde toegekend. 5.3.4 Conclusie Kijkend naar onderhavig bouwplan kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van enige (verdere) verstoring van de cultureel-historische aspecten. Dit heeft te maken met het feit dat het bouwplan voorziet in een nieuwbouw die qua architectuur aansluit bij het bestaande bebouwingslint van de Opperduit en het landelijke karakter van het gebied. Immers de huidige stal is eveneens voorzien van een mansardekap, evenals de woning Opperduit 2 en de naastgelegen woning Opperduit 6. Derhalve wordt de waardevolle cultuurhistorische bebouwing langs de Opperduit niet aangetast.
6 Verkeerskundige aspecten In het onderhavige bouwplan is sprake van de nieuwbouw van een dagbestedingsruimte. Er zal sprake zijn van de uitbreiding van 4 plaatsen naar 16 plaatsen. Naar verwachting zal een deel van de cliënten per bus kunnen reizen. Zoals eerder aangegeven bevindt zich een bushalte op loopafstand van de zorgboerderij. Verder zal ook sprake zijn van gecombineerd vervoer van cliënten vanuit instellingen en tehuizen in de omgeving. In zeer beperkte mate kan sprake zijn van bezoekers. Op eigen terrein bestaat de mogelijkheid om tot 10 personenwagens te parkeren. Dit aantal is voldoende om het halen en brengen te faciliteren, alsmede eventuele cliënten die met eigen vervoer komen. Daarnaast is dit ook voldoende voor eventueel bezoek en voor leveranciers. Zwaar (agrarisch) verkeer wordt hierbij met het oog op de veiligheid op het terrein zoveel mogelijk gescheiden van het verkeer van de zorgboerderij. Naar verwachting zullen de cliënten deels per openbaar vervoer van en naar de zorgboerderij reizen. Alhoewel het ook mogelijk is dat cliënten per fiets komen of met eigen vervoer, is er vanuit een worst case scenario van uitgegaan dat alle cliënten worden gehaald en gebracht. Zoals aangegeven is in de directe nabijheid een bushalte voorhanden. Daarnaast zullen meerdere cliënten afkomstig zijn van hetzelfde tehuis of dezelfde instelling. In dat geval zal sprake zijn van gezamenlijk vervoer met een busje of anderszins. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat 2 instellingen hiervan gebruik kunnen maken. Ten slotte wordt rekening gehouden met individueel halen en brengen, bezoek en verkeersbewegingen van toeleveranciers. Naar inschatting zal sprake zijn van de volgende extra verkeersbewegingen: 2 cliënten met openbaar vervoer (bus) = bestaande busverbinding 5 cliënten gezamenlijk vervoer (1) = 4 verkeersbewegingen 5 cliënten gezamenlijk vervoer (2) = 4 verkeersbewegingen 4 cliënten individueel vervoer = 16 verkeersbewegingen 1 bezoek per dag = 2 verkeersbewegingen 1 toeleverancier = 2 verkeersbewegingen In totaal wordt kortom rekening gehouden met 28 extra verkeersbewegingen per dag. Dit betreft het aantal inclusief het verkeer voor de bestaande 4 zorgplaatsen.
Adromi B.V.
Pagina 12 van 18
Mede gelet op de huidige verkeersbelasting op de dijk zal deze toename van het aantal verkeersbewegingen de bestaande wegenstructuur niet overbelasten.
7
Natuuraspecten Zoals in het voorgaande reeds aan de orde is geweest, is op grond van het Veenweidepact aan de gronden rondom de zorgboerderij een bestemming voor natuurgebied toegekend. Dit betreft het natuurgebied “De Hoek”, bestaande uit deels nog verder te ontwikkelen veeweidelandschap. Beeldbepalend is hier het grasland, dat middels slootjes is verkaveld in lange stroken. in lange stroken doorsneden met kavelslootjes.
Uitsnede natuurwaardenkaart Zuid-Holland
Om te beoordelen of er mogelijk sprake is van een verstoring van enige natuuraspecten, is het
volgende van belang. Blijkens gegevens, verkregen van Natuurloket.nl zijn in de betrokken omgeving vooral zoogdieren aangetroffen. Er zijn geen watervogels aangetroffen en op broedvogels is niet gezocht. Het natuurgebied zal voornamelijk dienen als fourageergebied, bijvoorbeeld voor ganzen. Op de locatie van de nieuwbouw is thans een stal aanwezig. De stal is niet in gebruik als nestplaats voor zwaluwen. Voor het overige is er geen aanleiding te veronderstellen dat zich aan of in de bestaande stal beschermde diersoorten hebben gevestigd, zoals vleermuizen. Qua opzet staat van onderhoud is de huidige stal ook niet zodanig dat deze zich vanwege openingen, nissen e.d. leent voor de vestiging van bepaalde dieren. De stal wordt dagelijks als zodanig gebruikt, zodat deze ook onaantrekkelijk is als vestigingslocatie. Op grond van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat een nader onderzoek op grond van Flora en Fauna aspecten niet noodzakelijk is.
8 Water De te slopen schuur is groter dan de nieuw te bouwen dagbestedingsruimte. Indien uitvoering wordt gegeven aan onderhavig bouwplan zal er derhalve sprake zijn van een afname van het aantal vierkante meters aan verhard (afwaterend) oppervlak in het buitengebied. Uit oogpunt van waterbeheer is dit een positief gevolg van het bouwplan, dit is door het Hoogheemraadschap onderschreven. De nieuwbouw zal worden aangesloten op de bestaande riolering. De capaciteit van de betrokken riolering en het ontvangende waterzuiveringsstation kan voldoende worden geacht voor de geringe toename welke als uitvloeisel van het bouwplan kan worden verwacht. Schoon verhard oppervlak wordt zoveel mogelijk wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater. Bij de bouw van de dagbestedingsruimte worden waar mogelijk gecoate/niet uitlogende materialen toegepast om te voorkomen dat diffuse verontreinigingen het water zullen gaan belasten. Voorts wordt nog opgemerkt, grondwaterbeschermingsgebied.
Adromi B.V.
dat
onderhavig
perceel
niet
is
gelegen
in
een
Pagina 13 van 18
Voor de locatie geldt daarnaast een overstromingsrisico. Echter in geval van dreigende overstroming kan gebruik worden gemaakt van de dijk als vluchtlocatie. Mede vanwege de aanwezige uitloopconstructie van het gemaal is de dijk op deze locatie sterker dan elders. Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er wat betreft de wateraspecten geen belemmeringen bestaan die realisering van het plan in de weg staan.
9 Milieu In dit hoofdstuk komen nog enkele milieuaspecten aan de orde, welke tevens aandacht behoeven in een ruimtelijke onderbouwing. 9.1 Bodemkwaliteit Ten aanzien van de milieugesteldheid van de bodem kan het volgende worden opgemerkt. Er is reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd8. Uit dit onderzoek blijkt dat de milieukundige kwaliteit van de bodem geen beletsel vormt voor het oprichten en het gebruik van de dagbestedingsruimte. Voor de verdere inhoudelijke onderbouwing wordt op deze plaats verwezen naar het bodemrapport. 9.2 Geluidhinder Het bieden van dagopvang betreft geen activiteit welke zelf als geluidgevoelig dient te worden beschouwd in de zin van de Wet geluidhinder. De dagbestedingsruimte wordt daarbij op enige afstand van de doorgaande weg opgericht, waarbij de bestaande bebouwing een zeker geluidwerend effect zal hebben. De jachthaven in Streefkerk betreft geen industrieterrein in de zin van de wet geluidhinder. Over de betrokken locatie zijn geen geluidzones industrielawaai in de zin van de Wet geluidhinder geprojecteerd. De dagbestedingsruimte heeft ook geen gevolgen voor de milieuruimte van bedrijven in de omgeving, zoals de genoemde agrarische bedrijven en het gemaal. Voor deze inrichtingen zijn immers de bestaande geluidgevoelige objecten maatgevend, de dagbestedingsruimte voegt hier geen extra beperking toe. De geluidbelasting vanwege de dagbestedingsruimte zelf zal als onderdeel van de totale geluidbelasting van het agrarische bedrijf worden getoetst in het kader van het Besluit landbouw. Op grond van dit besluit bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting vanwege de inrichting in principe 45 dB(A) etmaalwaarde. Als uitvloeisel van de zorgactiviteiten en de dagbestedingsruimte is vooral extra geluid te verwachten vanwege de geprognosticeerde toename van het aantal verkeersbewegingen (halen en brengen)9. De oprit van het bedrijf bevindt zich aan de zijde van het gemaal. Dit betekent dat de op het perceel aanwezige bebouwing en de op te richten dagbestedingsruimte het verkeer van en naar de inrichting in belangrijke mate afschermt in de richting van de dichtstbijgelegen woonbebouwing aan de Opperduit 6 (op een afstand van circa 50 meter tot de oprit). De woonbebouwing aan de Lekdijk West 135/137 bevindt zich op veel grotere afstand (180 m). Mede gelet op de afschermende werking van de nieuwe dagbestedingsruimte, de bestaande bebouwing op het perceel zelf en in de omgeving, alsmede de bestaande verkeersbelasting van het doorgaande verkeer over de dijk, behoeft niet de worden verwacht dat een toename met 28 verkeersbewegingen zal leiden tot een overschrijding van de genoemde 45 dB(A) etmaalwaarde, ook niet voor wat betreft de beoordeling van de zogenaamde indirecte hinder.
8 9
Verkennend bodemonderzoek van Lawijn milieuadvies d.d. 7 april 2010, kenmerk 10.926-A1. Zie hiervoor hoofdstuk 6
Adromi B.V.
Pagina 14 van 18
De geluiduitstraling welke samenhangt met de dagbestedingsruimte zal voornamelijk inpandig zijn. De nieuwbouw biedt op dit punt voldoende afscherming van dit geluid. Verder zal rekening moeten worden gehouden met stemgeluid buiten. Dit stemgeluid zal beperkt zijn, aangezien geen sprake is van dagbestedingsactiviteiten waarbij veel stemgeluid zal optreden (zoals het geval zou zijn bij sport en spel in de buitenlucht). Op grond van het Besluit landbouw behoeft stemgeluid op buitenterreinen niet te worden meegerekend bij de bepaling van het maximale geluidniveau. Evenmin behoeft rekening te worden gehouden met – onder andere – aankomend en wegrijdend verkeer van en naar de inrichting in de periode tussen 6.00 uur en 19.00 uur. Ook los van deze specifieke normering welke is opgenomen in het Besluit landbouw behoeft van de dagbestedingsruimte en de met de zorgactiviteiten samenhangende activiteiten geen belangrijke geluiduitstraling te worden verwacht. Er zal geen onaanvaardbare toename van de geluidbelasting optreden. 9.3 Geurhinder De dagbestedingsruimte betreft geen geurgevoelig object in de zin van het Besluit landbouw of de Wet geurhinder en veehouderij. Andersom is vanuit de dagbestedingsruimte geen geurhinder voor de omgeving te verwachten. Gelet hierop vormt geurhinder geen aspect dat in het kader van onderhavige onderbouwing relevant is. 9.4 Luchtkwaliteit Buiten emissies vanwege het wegverkeer en het scheepvaartverkeer zijn in de directe omgeving van de woning geen activiteiten welke de kwaliteit van de buitenlucht als beschreven in Bijlage II van de Wet milieubeheer significant beïnvloeden. Zoals beschreven zal uitvoering van het bouwplan leiden tot een geringe toename van het aantal verkeersbewegingen. Echter met betrekking tot deze toename kan, gelet op de bestaande achtergrondwaarden voor fijn stof en NOx, de verwachting worden uitgesproken dat geen overschrijding van de normering uit de Wet milieubeheer zal optreden. Hierbij speelt ook mee dat op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen, bijvoorbeeld al de bouw van 500 woningen als niet significant voor de lokale luchtkwaliteit wordt beschouwd. De van 500 woningen te verwachten verkeersbewegingen vallen in het niet bij de 28 extra verkeersbewegingen welke de zorgactiviteiten zullen veroorzaken. Gezien het bovenstaande is het dan ook niet noodzakelijk dat er onderzoek wordt gedaan naar de luchtkwaliteit. 9.5
(Externe) veiligheid 9.5.1
Besluit externe veiligheid inrichtingen Onderhavig bouwplan voorziet in de realisatie van een nieuw kwetsbaar object in de zin van artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De bestaande agrarische bedrijfswoning dient al te worden beschouwd als een kwetsbaar object. In de nabijheid van het Uitsnede risicokaart Zuid-Holland Adromi B.V.
Pagina 15 van 18
plan is geen inrichting aanwezig die de realisatie van het plan, op grond van veiligheidsaspecten, niet mogelijk zou maken. Tegelijkertijd betreft de onderhavige ontwikkeling niet de realisatie van een nieuwe risicovolle inrichting. 9.5.2 Propaanopslag De omgeving is voorzien van aardgasaansluitingen. Om die reden is geen sprake van propaanopslagen. 9.5.3 Transport en leidingen De locatie Opperduit 2 is op ruime afstand gelegen van de doorgaande wegen zoals de N210 welke zijn aangewezen als route voor risicovolle transporten. Blijkens de risicokaart is in de nabijheid van het perceel geen sprake van (hogedruk) aardgasleidingen. Voor wat betreft transport van gevaarlijke stoffen over binnenwater wordt een effectcontour aangehouden van 25 meter uit de vaarweg. De afstand van het perceel tot de vaarweg (Lek) is vele malen groter dan deze 25 meter. De onderhavige ontwikkeling vindt op voldoende afstand plaats van de doorgaande vaarweg. 9.5.4 Overstromingen Ter plaatse wordt een overstromingsnorm aangehouden van 1:2000. Dit houdt in dat de betrokken dijkring of polder maximaal eens per 2000 jaar mag overstromen. In geval van overstroming wordt rekening gehouden met overstromingsdiepten van 2 tot 5 meter. Zoals aangegeven kan in geval van hoogwater de dijk als uitvluchtmogelijkheid worden gebruikt, aangezien de kans vele malen kleiner is dat de dijk hier ter plaatse (ter plaatse van de polderuitloop) zal bezwijken. 9.5.5 Dierziekten en zorgfunctie In geval van de uitbraak van dierziekten zal de opfok van jongvee ruimtelijk kunnen worden afgescheiden van de zorg- en natuurbeheerfuncties van het bedrijf. Op deze wijze kan worden voldaan aan de eisen die gelden in geval van de uitbraak van besmettelijke dierziekten. 9.5.6 Conclusie Van andere externe veiligheidsaspecten, zoals de mogelijke aanwezigheid van blindgangers e.d., is niet gebleken. Geconcludeerd kan worden dat er geen externe veiligheidsaspecten zijn die realisering van het plan in de weg staan.
10 Economische uitvoerbaarheid 10.1 Algemeen Het bouwplan betreft een particuliere ontwikkeling, waarvan de uitvoering niet ten laste van de publieke middelen komt. Vanuit dit oogpunt bezien wordt het plan al economisch uitvoerbaar geacht. 10.2 Planschade Voor wat betreft de economische uitvoerbaarheid dient ook te worden beoordeeld of er in de omgeving planologisch nadeel zal ontstaan door medewerking te geven aan het bouwplan. Bij de beoordeling van verzoeken om schadevergoeding ex artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening is het van belang om te bezien of er sprake is van een planologisch besluit als gevolg waarvan een belanghebbende schade lijdt in de vorm van waardedaling van zijn eigendom of derving van inkomsten.
Adromi B.V.
Pagina 16 van 18
10.2.1 Algemeen Het is van belang te vermelden dat bij planschade niet de feitelijke situatie van belang is, maar hetgeen op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende beheersverordening en eventuele inpassingsplannen maximaal kan worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden of dat verwezenlijking voor de hand heeft gelegen, bijvoorbeeld gezien privaatrechtelijke verhoudingen of de bereidheid van het bestuur om daadwerkelijk een bepaalde (binnenplanse) ontheffing te verlenen. Zo er sprake is van nadelige planologische mutatie dan kan de daaruit mogelijk voortvloeiende schade per peildatum, in casu het moment van het in werking treden van de vrijstelling, worden vastgesteld. Aansluitend moet worden beoordeeld of de schade redelijkerwijs geheel of gedeeltelijk ten laste van eventuele aanvragers om planschadevergoeding behoort te blijven. Bij een advisering zoals hier aan de orde, gaat het om een globale indicatie van het risico op planologisch nadeel voor de omgeving (de zogenaamde indirecte planschade). In de regel kan na onderzoek van nadere gegevens, zoals de voorzienbaarheid van de mutatie, de mogelijkheden tot schadebeperking en de vraag of het planologische nadeel tot het normaal maatschappelijk risico behoort, definitief worden beoordeeld of de gevraagde vergoeding voor toekenning in aanmerking komt. Het is mogelijk dat naar aanleiding van een concreet verzoek om planschade een andere conclusie wordt bereikt dan in de onderhavige risicoanalyse, bijvoorbeeld omdat er meer of andere gegevens voorhanden zijn of omdat er een andere maatstaf voor waardebepaling wordt gehanteerd. Wat betreft onderhavig bouwplan geldt het volgende. 10.2.2 Planschade en legaliserend besluit Een vrijstellingsbesluit onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening betrof een planologische afwijkingsmogelijkheid welke de onderliggende bestemmingsregeling in stand liet. Dit is niet het geval bij een projectbesluit in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Ten aanzien van onderhavig projectbesluit is evenwel uitdrukkelijk bepaald dat de onderliggende bestemmingsregeling zal blijven gelden. Het onderhavige projectbesluit betreft eveneens de legalisering van de reeds bestaande zorgboerderij. In geval een planologische afwijkingsprocedure ten doel heeft om een reeds bestaande situatie te legaliseren, dan kan uit rechtspraak worden afgeleid, dat het bestemmingsplan dan in principe niet meer kan worden beschouwd als een schadetoebrengende oorzaak. Dit leidt enkel uitzondering in geval er door betrokkenen is verzocht om op te treden tegen de situatie in strijd met het bestemmingsplan10. In de onderhavige situatie is daar geen sprake van. Voor zover planschade zou kunnen ontstaan, kan dit in ieder geval geen betrekking hebben op de bestaande 4 zorgplaatsen. 10.2.3 Planologische mutatie In de huidige situatie sluit het bestemmingsplan de mogelijkheid in om bebouwing van aanzienlijke omvang te realiseren, zolang dit maar is voor de duurzame bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf. Het projectbesluit leidt er niet toe dat bebouwing met andere afmetingen of op een andere locatie wordt opgericht. Ook leidt het besluit niet tot een vergroting van het agrarische bouwperceel. Gelet hierop is de bouw van de dagbestedingsruimte als gebouw niet nadeliger voor de omgeving ten opzichte van de situatie waarin er een gebouw zou zijn opgericht ten behoeve van reguliere agrarische bedrijfsactiviteiten. Een agrarisch bedrijf waar naast de agrarische activiteiten ook zorg wordt aangeboden bij wijze van nevenfunctie kan als planologisch nadeliger voor de omgeving worden beschouwd dan een regulier agrarisch bedrijf. Door de bouw van de dagbestedingsruimte zal sprake zijn van een uitbreiding van het aantal zorgplaatsen tot 16. Deze toename van het aantal zorgplaatsen zal, zoals ook al in het voorgaande is beschreven, leiden tot extra toeloop en de daarbij behorende hinder, zoals geluidhinder. 10
Zie bijvoorbeeld ABRvS 18 juni 2003, 200105642/1
Adromi B.V.
Pagina 17 van 18
10.2.4 Beoordeling op perceelsniveau: gemaal De gebruiksmogelijkheden van het gemaal worden hierdoor niet aangetast. Voor het gemaal zal om die reden geen planologisch nadeel ontstaan. Dit geldt eveneens voor de woningen aan de LekdijkWest, welke zich op een afstand van minimaal 170 meter tot de erfgrens van de Opperduit 2 bevinden. 10.2.5 Beoordeling op perceelsniveau: Opperduit 6 Voor de woning Opperduit 6 wordt rekening gehouden met het ontstaan van planologisch nadeel. Zoals aangegeven betreft dit niet het nadeel voor zover onderhavig projectbesluit een legaliserend besluit is. Verder betreft dit niet het nadeel als uitvloeisel van de bouw van de dagbestedingsruimte zelf. Het gaat hierbij alleen om de toename met 12 zorgplaatsen. Dit planologische nadeel wordt ingeschat op € 5.000,-. Rekening houdend met de prijsklasse van de betrokken woning van minimaal € 400.000,- en het eigen risico van 2% op grond van artikel 6.2, lid 2 onder a van de Wet ruimtelijke ordening resteert per saldo geen risico op voor vergoeding in aanmerking komend planologisch nadeel als gevolg van onderhavig projectbesluit. Voor andere op grotere afstand gelegen functies, zoals de Opperduit 8 of de woonbebouwing aan de andere zijde van het gemaal in Bergambacht behoeft niet te worden gevreesd voor planologisch nadeel.
11 Conclusie Met uitzondering van het gemeentelijk ruimtelijk beleidskader zijn er geen ruimtelijke beleidskaders die de realisering van het plan in de weg staan. Verder blijkt uit de verschillende aspecten welke in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing zijn onderzocht, dat er geen bezwaren bestaan tegen de voorgenomen planontwikkeling. Met het plan wordt een nieuwe economische drager voor het buitengebied gefaciliteerd. Het plan draagt bij aan de verbreding van de landbouw en de diversificering van het zorgaanbod in de gemeente. Het plan is goed inpasbaar op de betrokken locatie en kan ook als economisch uitvoerbaar worden beschouwd. Bijlagen 1. 2. 3. 4.
Kaart ligging plangebied en kadastrale kaart Bouwtekening Rapportage Natuurloket.nl Verkennend bodemonderzoek (separaat toegevoegd)
Adromi B.V.
Pagina 18 van 18