Deze biografie is niet te vergelijken met welk ander boek ook dat u ooit hebt gelezen... Er vormde zich een licht in de lucht, dat vervolgens optrok naar het plafond, waardoor de engel van de Heere achterbleef, staande onder zijn amberkleurig vuur. Bill huiverde van vrees. Maar hoewel hij beefde, voelde hij zich dankbaar dat de engel was gekomen. Misschien zou nu deze impasse kunnen worden doorbroken. Bill vroeg: “Wie zijn deze mannen en wat betekenen ze?” De engel stond daar met zijn armen over elkaar. Hoewel Bill de engel nooit had zien lachen, zag zijn doordringend starende blik er streng uit. “Ga met ze mee,” zei de engel ernstig. “Aangezien je met ze begonnen bent, zul je het nu moeten doen. Maar onthoud, als je toch met hen naar het zuiden gaat, zul je ervoor gaan boeten.”
U staat op het punt een blik te slaan in de sferen van het bovennatuurlijke…
1
2
BOVENNATUURLIJK BOEK 4 (1951 - 1954 ) Copyright © 2001 by Owen Jorgensen
Alle rechten zijn voorbehouden onder Internationale- en PanAmerikaanse copyrightverdragen. Geen gedeelte van dit boek mag worden gereproduceerd in welke vorm ook, zonder dat eerst een geschreven toestemming van de auteur wordt verkregen. Dit omvat alle vermenigvuldigings-technieken, hetzij elektronischeof mechanische-, inclusief fotokopiëren, bandopnamen, of welke andere wijze van gegevensopslag of zoeksystematiek ook. Het zonder toestemming dupliceren van dit boek is een overtreding van internationale copyrightwetten. 0501-001-CPEd1
ISBN 0-9700955-4-6 Oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd door:
Tucson Tabernacle 2555 North Stone Avenue Tucson, Arizona 85705 USA www.tucsontabernacle.com
Nederlandse uitgave:
GEMEENSCHAP VAN CHRISTENEN Kwartelweg 3A 8191 AP Wapenveld Nederland
3
Inhoud Boek 4 De Evangelist en Zijn Erkenning Voorwoord van de schrijver……..
7
53. (1951)
Wonderen in Zwart Wit ……….. 11
54.
Terugblik vanuit 1951……..….… 25
-
55. (1951)
De Hall Paradox…………..…….
56. (1951)
Leven in een Sjofel Café……..…. 47
57. (1951)
Siddering door Afrika………..…. 59
58. (1951)
Satans Val Klapt Dicht………….
71
59. (1951)
Tenslotte in Durban………….….
89
60. (1952)
De Prognose van de Engel……... 109
61. (1952)
Drie Getuigen…………………... 121
62. (1952)
Linksaf bij het Michigan-meer.… 131
63. (1953)
Als Liefde Zich op Iets Richt…… 141
64. (1953)
Zalving ten Leven…………….… 153
65. (1954)
Uit Egypte Geroepen………..….. 167
66. (1954)
Een Krachtmeting in India……… 183
67. (1954)
Iets dat hem Niet Loslaat ………. 193 4
37
- Slotnotities en Bronvermelding……………..…. 203 - Bibliografie ……………..….……………..….... 211 - Engelse Predikingen …………….……........…. 212 - Nederlandse Uitgaven …………….……….….
213
- Alfabetische INDEX BOEK 4…………….…..
215
- Samenvatting toekomstige uitgaven …………... 229
5
Jezus zei: “Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders, gelooft om de werken zelf. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen; En grotere nog dan deze, want ik ga tot de Vader.”
(Joh. 14: 11-12)
6
VOORWOORD VAN DE SCHRIJVER DE EVANGELIST EN ZIJN ERKENNING omvat vier jaren van William Branhams leven, toen zijn wereldwijde populariteit haar hoogtepunt bereikte. Duizenden predikers wilden dat hij geloofs-genezings-campagnes hield in hun streek. Als hij naar grote steden ging, zouden honderden plaatselijke voorgangers met hem samenwerken in reusachtige interdenominationele bijeenkomsten. Tussen 1951 en 1954 hield hij de grootste Christelijke bijeenkomsten die er ooit tot die tijd hadden plaatsgevonden. Vijftigduizend mensen kwamen naar één samenkomst in Durban, Zuid Afrika, en 300.000 woonden een samenkomst bij in Bombay, India. Merkwaardigerwijs was William Branham niet onder de indruk van de omvang van zijn toehoorderscharen. Hij zou er evenzeer in bewilligen om te prediken tot 25 mensen als hij het voor 25.000 zou doen. In 1953 zei hij: “Vanavond weet ik dat er plaatsen zijn die een beroep op me doen, waar ze 15.000 mensen hebben die daar de eerste avond kunnen zijn. Ik weet van vele plaatsen waar er tenminste 150.000 bijeen zullen komen op de eerste avond. Maar het zijn niet de menigten waar ik aan denk. Het Evangelie moet gepredikt worden in deze stad, en die stad, en tot heel de wereld, als een getuigenis; dan zal de Heere komen. Niet theologie moet worden gepredikt, maar de kracht en betoning van de Heilige Geest moet worden gepredikt in heel de wereld als een getuigenis. Dan zal de tijd komen. God zegene u. Het is úw uur. Ontvangt u Hem.” William Branhams gehele bediening was een betuiging van de kracht en demonstratie van de Heilige Geest. Hoewel er in dit boek vele wonderen staan opgetekend, zijn deze slechts een voorbeeld dat duizenden bovennatuurlijke voorvallen vertegenwoordigt, die in zijn bediening plaatsvonden gedurende deze vier jaar. Nadat hij had verteld over de wonderbaarlijke genezing van voormalig Congreslid Upshaw, zei William Branham: ”Wat dit soort getuigenis betreft, geloof ik dat ik hier gedurende de komende 500 uur zou kunnen staan (als dat mogelijk was) en getuigenissen afleggen over dingen die ik onze Heer heb zien doen, en het zou niet beslaan, het… Duizenden boek7
delen zouden niet alde dingen in detail kunnen bevatten die ik onze Heere Jezus heb zien doen. Vrienden, het zijn gewoon honderden maal honderden maal honderden keren geweest… U zegt: „Waarom heb ik er niet over gehoord?‟ Dat is hetzelfde wat vele Joden dachten nadat Jezus was gekruisigd. Velen van hen zeiden: „Waarom heb ik niet eerder over de wonderen gehoord?‟ - Het is uw voorrecht om er nú over te horen, en het aan te nemen. Dit is uw dag.” Omdat ik diepgaand onderzoek heb gedaan naar William Branhams leven, sta ik achter zijn inschatting: er zouden duizenden boekdelen nodig zijn om al de details van de visioenen, wonderen, genezingen en andere bovennatuurlijke fenomenen te bevatten die er rond zijn bediening hebben plaatsgevonden. In Bovennatuurlijk: Boek Vier heb ik niet alleen getracht om de belangrijkste gebeurtenissen in deze periode van zijn leven op te nemen; ik heb er ook een doorsnee van de vele visioenen en wonderen in opgenomen die voortdurend gebeurden. Al deze bovennatuurlijke manifestaties werden vermeld. God bewoog William Branham een bepaalde richting op voor een specifiek doel. De val van de duivel in Zuid Afrika werkte meer uit dan hem bijna te doden. De lessen die hij uit die ervaring leerde, beïnvloedden vele van zijn latere beslissingen. Op gelijke wijze veroorzaakte zijn afgebroken reis naar Israël dat hij zijn bediening in het licht van Bijbelse profetie opnieuw onderzocht. Na dat onderzoek wijzigde hij zijn bediening dramatisch, door minder de nadruk te leggen op Goddelijke genezing en andere Bijbelse leringen méér te benadrukken… en met verrassende resultaten.
- Owen Jorgensen, 2001 -
.
8
BOVENNATUURLIJK Het leven van William Branham
Boek 4 DE EVANGELIST EN ZIJN ERKENNING (1951 – 1954)
door
Owen Jorgensen Vertaling: H.J.J. Terburg - 2009 -
9
10
HOOFDSTUK 53 Wonderen In Zwart Wit 1951
WILLIE UPSHAW had 66 jaar op deze avond gewacht. “Het is nu of nooit”, dacht hij, met bezorgd verlangen. ”Als ik daar maar op tijd kan komen…” Hij wilde dat de taxi sneller ging, maar het spitsverkeer dwong de chauffeur om snelheid te minderen. Willie wierp een blik op zijn horloge. William Branhams samenkomst zou weldra beginnen. Als hij niet vroeg genoeg arriveerde om een gebedskaart te krijgen, dan zou zijn reis misschien tevergeefs zijn. Zonder gebedskaart zou hij niet in de gebedsrij kunnen komen, en als hij niet in de gebedsrij kwam, hoe zou hij dan ooit zijn droom kunnen verwezenlijken? Gedurende meer dan een halve eeuw had hij een fantastische droom die smeulde in zijn hart, een nietig sprankje verlangen dat hij niet wilde laten uitdoven. Willie Upshaw wilde zonder hulp kunnen lopen. Zo simpel was dat – en zó gecompliceerd. De laatste keer dat hij zelf had kunnen lopen was vroeger, toen hij 18 jaar was, voordat hij zijn rug had gebroken bij een ongeval op een boerderij. Door al de moeilijke jaren die volgden, worstelde hij ermee om te leven naar zijn lijfspreuk: „Laat niets je ontmoedigen en geef nooit op‟. Gelovend in een God van onbeperkte kracht, had Willie ernstig gebeden om weer te kunnen lopen. God had hem van verschillende kwalen genezen, tot en met een niet te opereren kankergezwel in zijn gezicht. Ondanks de vele jaren dat hij had gebeden om het vereiste geloof; was hij op één of andere manier nooit in staat geweest om de mate van geloof te bereiken die nodig was om op te staan en te lopen, tot nu – misschien… De dag ervoor waren Willie Upshaw en zijn vrouw Lily op een conventie van Baptisten-predikers, vlakbij zijn huis in Santa Monica, Californië. Daar ontmoetten ze Dr. Roy Davis, de prediker die in 1932 William Branham had aangesteld. Willie Upshaw vroeg aan Dr. Davis of al de buitengewone verslagen die hij hoorde over William Branham waar waren. Roy Davis vertelde hem over een wonder wat hij uit de eerste hand had gezien. Een diaken in zijn gemeente, Frank Shoemaker genaamd, had het gebruik van zijn benen verloren toen hij tien jaar geleden zijn rug had gebroken. Ge11
bonden aan een rolstoel maakte hij zich nuttig door te werken op het kerkelijk bureau. Het jaar ervoor had Shoemaker een Branham genezingscampagne bijgewoond, en die avond zei William Branham dat hij een visioen zag dat Frank Shoemaker liep. Shoemaker stond onmiddellijk op en liep bij zijn rolstoel vandaan. Davis zei dat Frank Shoemaker sindsdien altijd gewoon prima had gelopen. Die geschiedenis wakkerde de gloed van Willie‟s droom aan tot hij gloeiend heet was en rookte. Als hij ooit William Branham ertoe kon krijgen om voor hem te bidden, dan zou híj misschien óók weer kunnen lopen. Toen vernam hij dat William Branham op het punt stond om een genezingscampage in Los Angeles te beëindigen. Plotseling begon Willie‟s oude droom opnieuw op te laaien. Hij ging regelrecht naar huis, pakte zijn tassen en boekte voor de volgende vlucht naar Los Angeles. Dit was het! Dit was waarschijnlijk zijn laatste kans! Dat is waarom hij vroeg genoeg bij Branhams samenkomst moest komen om een gebedskaart te krijgen. Ongelukkigerwijs begon het verkeer nu drukker te worden, wat zijn taxi zelfs nog meer vertraagde. Nerveus frommelde hij aan een klinknagel van zijn rugbeugel. “Willie”, zei zijn vrouw, “houd je ogen op de Heere. God heeft je - al overwinnend - door zoveel beproevingen gehaald. Denk eraan hoe veel meer het Hem zal eren als je het land doortrekt en zonder krukken voor Hem getuigt, niet alleen verkondigend dat Hij de Redder van je ziel is, maar ook als de Grote Heelmeester die je lichaam heeft genezen.” Willie wist dat ze gelijk had, maar een deken van twijfel probeerde nog steeds zijn vuur te doven. Hij bedacht hoe lang geleden het was geweest sinds hij voor het laatst zonder krukken had gelopen. Zijn ongeluk gebeurde in 1884. Het was nu 1951, zesenzestig jaar later. Er was zoveel gebeurd sinds die noodlottige zomerdag in 1884. De zeven jaren die hij in bed had doorgebracht, leken hem een nachtmerrie, toch trokken die afgrijselijke jaren hem dichter tot God. Vanaf zijn lijdensbed schreef hij een inspirerend boek: „Ernstige Willie, of Echo‟s van een kluizenaar‟. Dit boek was het begin van een lange loopbaan in openbare dienst. De verkoop ervan verschafte hem genoeg geld om de universiteit te bezoeken. Later stichtte hij het tijdschrift „De Gouden Eeuw‟ waarvan hij 13 jaar redacteur was. 12
Toen wierp hij zich op de politiek. In 1919 bemachtigde hij een zetel in het Congres van de Verenigde Staten, gekozen door de bevolking van Georgia. Willie was speciaal trots op de acht jaren die hij had gediend in het Huis van Afgevaardigden van de Verenigde Staten. Veel van zijn vrienden verwezen nog steeds naar hem als „Congressman Upshaw‟. In 1932 voerde hij campagne voor het presidentschap van de Verenigde Staten, als kandidaat van de Partij Tegen Drankmisbruik. Na zijn verlies voor het presidentschap werkte hij zonder betaling ten behoeve van Christelijke opleiding: minder bedeelde kinderen helpend om een opleiding te volgen. Hij reisde naar scholen in 42 staten; gaf lezingen voor tienduizenden studenten, ze bemoedigend om zich een doel te stellen dat op God was georiënteerd. In 1938, toen hij 72 was, werd hij aangesteld als Baptisten predikant en diende hij twee termijnen als vicepresident van de Conventie van de Zuidelijke Baptisten. Hij werkte zelfs enige tijd als vicepresident van het Linda Vista Baptisten College en Seminarie in San Diego, Californië. Nu, op zijn 84e, voelde Willie Upshaw zich trots op zijn eminente carrière, speciaal gezien zijn invaliditeit. Door al deze moeilijke jaren heen verloor hij nooit zijn droom: dat hij op zekere dag weer zou lopen, net zo vrij als andere mensen. Hij geloofde nog altijd, dat als hij gewoon het passende geloof zou kunnen pakken, dat alles mogelijk was. Terwijl de taxichauffeur worstelde om vooruit te komen in het drukke verkeer, haalde Willie een krantenknipsel uit zijn zak en las het nog eens, om moed te houden. Het artikel verhaalde over een wonder dat het afgelopen jaar was gebeurd met Florence Nightingale Shirlaw, een verwante van Florence Nightingale, de beroemde Engelse verpleegster uit de negentiende eeuw. Florence Shirlaw woonde in Zuid Afrika. Hoewel ze nog maar in de dertig was, was haar leven in de wurggreep van een kwaadaardig kankergezwel dat over de twaalfvingerige darm bij haar maag was gegroeid en dat verhinderde dat ze haar voedsel kon verteren. Omdat de kanker niet te opereren was, scheen haar toestand hopeloos. Haar dokter voedde haar verscheidene maanden via de aderen, terwijl haar spieren verschrompelden en haar huid tot op het bot kromp. Uiteindelijk nam haar gewicht af tot 43 kilo, wat maakte dat ze er uitzag of de huid over haar gebeente was getrokken. Zij die haar omringden geloofden 13
dat ze aan het einde was, maar Florence Nightingale Shirlaw had het nog niet opgegeven. Ze had over William Branham gelezen en het verbazingwekkende succes dat hij had bij het bidden voor de zieken. Een engel, zei William Branham, had hem in 1946 een opdracht van God gebracht om een gave van Goddelijke genezing tot de volkeren van de wereld te brengen. De engel zei hem dat als hij oprecht zou zijn en zou kunnen maken dat mensen hem geloofden wanneer hij bad, dat niets voor zijn gebed zou standhouden, zelfs kanker niet. Mevrouw Shirlaw stuurde William Branham een vliegticket en smeekte hem om naar Zuid Afrika te vliegen om voor haar te bidden. Ongelukkigerwijs was het reisschema van de evangelist al vastgelegd om naar Zweden, Finland en Noorwegen te gaan. Toen Florence Shirlaw vernam dat broeder Branham in Engeland zou stoppen om te bidden voor Koning George VI, charterde ze een vliegtuig naar Londen. Haar vliegtuig landde slechts een paar minuten na het vliegtuig dat de Amerikaanse evangelist vervoerde. Tegen deze tijd was Florence praktisch gestorven.
Afb. 1 Het artikel toonde een recente foto van de genezen Florence Nightingale, glimlachend, vol levenslust en energie…
Haar aderen waren dichtgeklapt, wat betekende dat haar verpleegster niet langer een naald kon inbrengen voor de intraveneuze voeding. Haar stem was een gefluister: haar adem was oppervlakkig; haar polsslag was traag en zwak. William Branham vroeg God om haar te genezen in de Naam van Jezus Christus, en toen profeteerde hij: “Zo spreekt de Heere, „U zult leven en niet sterven‟.” Zo ongelooflijk als die profetie ook klonk, ze kwam uit. Het artikel toonde een recente foto van Florence Nightingale Shirlaw: 70 kilo wegend, glimlachend, vol levenslust en energie. Willie Upshaw stak het krantenknipsel in de zak van zijn blauwe pak. Zijn geloof brandde als een bosbrand, aangewakkerd door een 14
flinke Californische wind. Laat hem nu maar in die gebedsrij komen… Zijn taxi, vastlopend in het verkeer, kwam langzaam tot stilstand, wat maakte dat die gebedskaart wel heel ver weg leek. Willie mompelde bij zichzelf: “Laat niets je ontmoedigen, en geef nooit op.” HOWARD BRANHAM klopte lichtjes op de deur van de hotelkamer van zijn broer. “Billy,” zei hij zachtjes, “de samenkomst staat op het punt om te beginnen. Als we niet voortmaken, zullen we te laat gaan zijn.” Hij luisterde of er antwoord kwam. Er kwam niets. Howard hief zijn hand op om harder te kloppen, maar besloot tot het tegendeel. Dit was hun vierde dag in Los Angeles en hij kon merken dat zijn broer de druk van het bidden voor de zieken voelde. Toch had Howard nooit bemerkt dat zijn broer in slaap viel voor een samenkomst. Het was veel aannemelijker dat hij diep in gebed was. Howard liep de trap af naar het restaurant, bestelde een milkshake met moutsuiker en nipte er langzaam aan door een rietje. Toen hij de milkshake op had ging hij weer terug om nog een keer aan te kloppen. Deze keer stond de deur half open. William Branham sprak niet tegen zijn broer terwijl ze naar de Calvary Tempel reden. Zijn gedachten waren geconcentreerd op de Heilige Geest. In zijn hotelkamer had de engel van de Heere hem bezocht. Zelfs wanneer Bill de engel niet kon zien, kon hij altijd zeggen wanneer de engel naderbij kwam. Er zou iets een druk uitoefenen op zijn huid, net als een briesje dat elektrisch geladen was. In de aanwezigheid van dit bovennatuurlijke wezen zou Bill zich verdoofd voelen van ontzag en vrees. Hoewel de engel hem honderden keren had ontmoet, voelde Bill zich altijd bevreesd bij zijn komst. Zijn vrees zou echter afnemen wanneer de engel sprak. Dikwijls volgden er visioenen. Bill had geen controle over deze visioenen. Op zulke momenten kon hij zelfs zijn eigen stem niet beheersen. Dat is waarom hij niets tegen zijn broer Howard zei op weg naar de kerk; hij wilde de zalving van de Heilige Geest die op hem was niet verstoren, want hij wist dat zijn gave automatisch zou werken onder die zalving, zijn energie opgebruikend, en het was nodig dat hij zijn krachten spaarde voor de samenkomst van die avond. Aangezien ze later bij de Calvary Tempel aankwamen dan was 15
gepland, verraste het Bill niet om zijn manager, W.J. Ern Baxter achter de kansel aan te treffen: predikend. Bij het zien van Bill beeindigde Ern Baxter onmiddellijk zijn kleine prediking en ging hij de mensen voor in het zingen van het themalied van de Branham Campagnes: Geloven alleen, geloven alleen, Alles is mogelijk, geloof slechts… Na het gehoor te hebben begroet, vroeg Bill of degenen achterin hem konden horen. Er gingen niet genoeg handen omhoog om hem tevreden te stellen, dus vroeg hij de man die het luidsprekersysteem bediende, om het volume wat op te voeren. Afb. 2 Ern Baxter en William Branham: elkaars tegenbeeld in uiterlijk en gedrag
Dit was een gebruikelijke instelling, veroorzaakt door het verschil in lengte tussen Bill en zijn manager. Hoewel beide mannen praktisch van dezelfde leeftijd waren, waren ze elkaars tegenbeeld in uiterlijk en gedrag. Ern Baxter was een grote beer van een man, van meer dan 1 meter 80 lang, met een geweldige borstkas die zijn donderende bariton-predikingen produceerde. Baxters haar groeide dicht en weerbarstig boven op zijn hoekig hoofd, geaccentueerd door een stalen brilmontuur. In tegenstelling daarmee was William Branham slechts 1 meter 67 en nog geen 70 kilo. Op zijn 42e was Bills haar vanboven uitgedund tot aan de slapen, wat zijn hoge schuine voorhoofd accentueerde. Hij had diepliggende ogen die de indruk gaven van intense concentratie, zoals een adelaar die op een hoge rotspunt het dal beneden afzoekt, om geen enkele beweging aan zijn opmerkzaamheid te laten ontsnappen. Vanaf het begin van zijn nationale bediening in juni 1946 tot deze samenkomst in Los Angeles in februari 1951 had William Branham het meeste van zijn energie gericht op het bidden voor zieke mensen. Als hij predikte alvorens een gebedsrij op te roepen, was het gewoonlijk een korte prediking over de Bijbelse grondslag voor Goddelijke genezing. Zelfs als hij niet predikte, zou hij altijd een 16
paar ogenblikken nemen om zijn ongebruikelijke bediening uit te leggen. Hij zou dan dingen zeggen als: “Dierbare Christenvrienden, voordat we de gebedsrij beginnen, wil ik dat iedereen duidelijk begrijpt, dat ik niet beweer dat ik een Goddelijke genezer ben. Het enige wat ik voor u kan doen is voor u bidden. Geen mens kan genezen. God alleen is de Genezer.” “Ik ben gewoon een mens, uw broeder, met een bediening betuigd door een bovennatuurlijk wezen, de engel van de Heere die van God is gekomen, om u met deze zegeningen te dienen. Gaat de elektrische stroomdraad naar die lamp om te zeggen: „Kijk eens wat voor geweldige draad ik ben?‟ Nee, de draad heeft niets te maken met het maken van licht. Het is de stroom in de draad die het licht maakt. Ik ben net als die elektrische draad. Ik heb geen licht van mijzelf, totdat het van ergens anders wordt aan gedaan. Ziet u dat ik Jezus Christus de eer geef? Het komt niet van mijzelf; het komt van Hem.” “Sommige mensen denken dat er geen engelen zijn in het Nieuwe Testament en dat de Heilige Geest alleen de eerste gemeente leidde. Het is waar dat de Heilige Geest de gemeente leidde, maar engelen zijn altijd dienende geesten, in elk tijdperk. Herinner u Handelingen hoofdstuk 8, waar de engel van de Heere aan Filippus verscheen en hem zei om naar de Gaza-woestijn te gaan en te getuigen tegen die kamerling uit Ethiopië. En toen Petrus in de gevangenis zat, straalde de engel van de Heere als een licht boven hem, raakte hem aan, brak zijn boeien en leidde hem naar buiten.1 En vergeet Paulus niet. Na 14 dagen en nachten op zee in die storm; alle hoop van te worden gered vergaan, zei Paulus: „Mannen,…ik wek u op moed te houden,…want deze nacht heeft een engel van de God die ik toebehoor,…bij mij gestaan en heeft mij gezegd: Wees niet bevreesd… allen die met u varen heeft God u geschonken. Dit vertrouwen heb ik op God, dat het zo zal gaan als het mij gezegd is.‟ 2 Johannes, de openbaarder, schreef in het laatste hoofdstuk van de Bijbel: „Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten.‟ 3 1 2 3
Handelingen 12 Handelingen 27 Openbaring 22: 16. 17
Ziet u, het boek van de Openbaring werd Johannes getoond door de engel van de Heere. En Johannes viel neer om die engel te aanbidden en de engel weerhield hem, zeggende: „Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw broederen, de profeten.‟ 4 De profetische geest die door de eeuwen heen op de profeten is geweest, was daar door Johannes heen aan het profeteren, hem de toekomst tonend door een engel. Diezelfde Geest is hier in dit gebouw vanavond. Hij is dezelfde gisteren, heden en voor immer. Probeer het niet uit te zoeken, aanvaard het slechts.” Op deze avond in februari 1951, terwijl Bill zijn bediening aan het uitleggen was aan zijn gehoor in Los Angeles, voelde hij dat de engel van de Heere naast hem wegging en zich naar boven het gehoor bewoog. Dat was op zichzelf niet ongewoon in zijn samenkomsten, behalve dat de engel dit gewoonlijk pas deed nadat de gebedsrij was begonnen en geloof over het algemeen groter was. Misschien was hier iemand die al een geweldig groot geloof had. Bill bestudeerde het gehoor terwijl hij sprak. Toen zag hij het – een Vuurkolom die zo helder brandde als een flitscamera. Hij hing boven een magere oude man die vlakbij de achterzijde van het heiligdom zat, vlak naast een pad. Bill lette op dat bovennatuurlijke licht tot het een visioen werd. Hoewel zijn ogen wijd open bleven, kon hij niet langer het volgepakte heiligdom van de Calvary Tempel zien. In plaats daarvan zag hij een jongen een kar naar een hooiberg trekken op een zomerse dag. De jongen klom naar de top van de hooiberg en begon hooi naar beneden te gooien in de kar. Eén deel van Bills geest was zich nog vaag bewust dat hij nog steeds in de Calvary Tempel in Los Angeles was, sprekend tot duizenden mensen; maar het actieve deel van zijn geest was daar bij die hooiberg, toekijkend hoe zich een drama voltrok. Het voelde alsof hij op twee plaatsen tegelijk was. Terwijl hij toekeek, bleef hij voortdurend in de microfoon spreken. ”Ik zie een jongen die boven op een hooiberg aan het spelen is. Hij is erg vreemd gekleed. O! Hij viel van de hooiberg af en kwam met zijn rug op de kar terecht. Ik zie een man hem oppakken en hem meenemen naar een dokter. De dokter heeft een witte snor en draagt een bril die naar het puntje van zijn neus is gegleden. Ik zie de dokter aan de jongen werken, maar het heeft geen zin. Er kan niets wor4
Openbaring 19: 10 18
den gedaan. De dokter stuurt hem naar huis, zijn bed in. Het gaat zo slecht met de jongen dat hij zelfs de trilling van dat iemand over de vloer van zijn slaapkamer loopt, niet kan verdragen. Ik zie ze gaten in de houten vloer boren om de trillingen te verminderen. Nu doet de jongen een of ander soort werk. O, hij is aan het schrijven. Nu wordt hij een groot man. Ik kan zien dat ze hem rondrijden in een rolstoel, en hij kan zelfs lopen als hij krukken gebruikt en een rugkorset. Ik zie hem in een bank zitten en mensen applaudisseren voor zijn toespraken. En, mensen, ik weet niet waarom, maar ik zie het Witte Huis in Washington D.C.. Nu is het bij me weggegaan.” De snelle opeenvolging van taferelen vervaagde en Bill stond weer naar de mensen in de Calvary Tempel te kijken. Hij kon het licht van de engel achter in het heiligdom niet meer zien, dus bestudeerde hij de gezichten van diegenen die vlakbij de plaats zaten waar dat licht was geweest. “Daar is hij,” zei Bill, wijzend. “Het is de oude man die daar achteraan zit met dat stel krukken die naast zijn stoel in het pad liggen.” Terwijl iedereen zich omdraaide om te kijken, vroeg Bill aan Howard hoeveel gebedskaarten hij had uitgegeven. Typerend voor de diensten was dat Howard elke avond van een campagne 100 nieuwe kaarten uitgaf. Op elke gebedskaart stonden een letter en een cijfer gedrukt. Bill zou er een willekeurig getal uitpikken, bijvoorbeeld 85, en dan zou hij vragen of diegenen die de nummers van 85 tot 100 hadden om zich te verzamelen voor de gebedsrij. Omdat er elke avond een andere letter van het alfabet werd gebruikt, was elk nummer 85 goed voor slechts één dienst. Dit hield de selectieprocedure eerlijk; ieder die gebed wilde had dezelfde kans om elke avond in de gebedsrij te komen. Terwijl Howard de mensen op het zijpad in de rij zette, kwam Ern Baxter naar Bill toe en zei: ”Broeder Branham, weet u wie die man is over wie u een visioen zag?” “Nee, dat weet ik niet.” “Het is William Upshaw, een voormalig lid van het Congres van de Verenigde Staten. Hij wil met u spreken, dus ik heb de microfoon aan de verlengkabel daar naar achteren gebracht.” Een helper sloot de afstandsmicrofoon aan op het luidsprekersysteem. De stem van Mr. Upshaw kwam door de luidsprekers. “Mijn zoon, hoe wist je dat ik viel en mezelf verwondde toen ik een jongen was?” “Meneer, “ antwoordde Bill, “ik heb nooit eerder van u gehoord. 19
Het enige dat ik kan zeggen, is wat ik zag in het visioen.” “Wel, dat is precies wat er gebeurde. Mijn naam is William Upshaw en acht jaar lang was ik volksvertegenwoordiger van Georgia. In 1932 deed ik mee voor het presidentschap van de Verenigde Staten, maar ik werd verslagen omdat ik me verzette tegen het legaliseren van whisky. Ik ben daar vandaag nóg tegen. Ik was 18 jaar oud toen ik gewond raakte. Ik ben 66 jaar lang invalide geweest – 7 jaren in bed en 59 jaren rolstoelen en krukken gebruikend. Er is tientallen keren voor mij gebeden, zonder succes. Slechts een paar dagen geleden adviseerde Dr. Roy Davis mij om hierheen te komen en u voor mij te laten bemiddelen bij God. Mijn zoon, zal ik ooit worden genezen?” “Ik kan het u niet vertellen, mijn broeder. Ik weet het niet. Het enige dat ik u kan zeggen is wat ik in het visioen zag. En nu is het bij me weggegaan.” Bill keek naar het zijpad. Howard knikte dat de gebedsrij klaar was om te beginnen. Hoewel het heiligdom overvol was, werd het weinig mensen toegestaan om achter Bill op het podium plaats te nemen. Uit ervaring had hij geleerd dat dit het beste was. Onder de zalving werd hij buitenwoon gevoelig voor geesten. Als het podium vol mensen zat, kon hij elke scepticus onder hen voelen en hun twijfel maakte het moeilijker voor hem om zijn aandacht gericht te houden op de noden in de gebedsrij. Dit was niet gewoon zijn eigen idee; het kwam eerder voor in de Schrift. Voordat Jezus Jaïrus‟ dochter uit de dood opwekte, maakte Hij dat elke twijfelaar de kamer verliet. Petrus deed hetzelfde vóór hij voor Dorcas bad. 5 Maar er was nóg een reden waarom Bill geen sceptici achter zich wilde: wanneer er maar een persoon met epilepsie in de nabijheid van de engel van de Heere kwam, zou de demon van epilepsie tot een woedende aanval overgaan. Als er sceptici vlakbij waren, zou hun ongeloof die demon voedsel geven, wat het voor Bill moeilijker maakte om het onder controle te houden. Soms liet Bill predikers achter zich op het podium zitten als hij er zeker van was dat ze in zijn gave geloofden. Hij zou hun geloof kunnen voelen en het hielp hem. Als de eerste persoon in een gebedsrij vóór hem kwam, zou Bill 5
Marcus 5: 35-48; Handelingen 9: 36-42 20
een poosje met hem of haar praten ten einde in contact te komen met de geest van die persoon, net zoals Jezus deed toen hij met de Samaritaanse vrouw sprak bij de Jacobsbron.6 Als de persoon een Christen was, dan kon Bill een warme geest van „welkom zijn‟ voelen. Dikwijls zou hij een lichtgloed rond het hoofd van een Christen zien. Er was niet veel conversatie voor nodig om Bill de zalving op zich te voelen neerdalen. Dat is wanneer gewoonlijk een visioen zou verschijnen. Hij zou de patiënt de lucht in zien rijzen en inkrimpen, bijna alsof de persoon zich met supersonische snelheid bij hem vandaan bewoog. Dan zou zich een miniatuur beeld ontvouwen, wat dikwijls iets openbaarde uit het verleden van de persoon, en altijd iets specifieks over het probleem van de persoon. Deze visioenen kwamen overeen met dromen, behalve dat Bill klaarwakker was en dat de tonelen die hij zag, helder en duidelijk waren. Hij zou het adres van de persoon mogen zien aan de zijkant van een huis, of een naam op een brievenbus. Vele keren zou hij weten wat er verkeerd was met een patiënt door mee te luisteren naar een diagnose die een dokter stelde. Terwijl hij naar elk visioen keek, zou hij het gehoor vertellen wat hij zag, maar deze woorden kwamen niet vanuit zijn eigen wil. Als het visioen van hem wegging, zou hem een vage herinnering hebben mogen bijblijven van wat hij had gezien en weinig over wat hij had gezegd. Maar diegenen in de rij bevestigden altijd, dat wat hij hen vertelde onder de zalving, wáár was. Als Bill een helder licht rond het hoofd van een patiënt zag wervelen, dan wist hij dat er een wonder had plaatsgevonden. Bij andere gelegenheden zou Bill mensen in het visioen genezen zien worden. Het wees altijd uit de waarheid te zijn. Er was een duidelijk verschil tussen de zalving om te prediken en de zalving om visioenen te zien. De eerste gaf Bill kracht; de tweede putte hem uit. Bill was geen zwak mens. Als hij op jacht was, (wat hij menigmaal deed) dan zou hij 50 kilometer per dag door woest terrein kunnen lopen, dan de volgende dag opstaan en het nog eens doen… Maar het zien van één visioen vermoeide hem meer dan wanneer hij een uur lang een voorhamer zou zwaaien. Gedurende deze gebedsrijen kwamen de visioenen de een na de ander. Elke keer dat een visioen eindigde, zou de zalving hem tijdelijk verlaten, boven hem hangend als een duif, wachtend dat de volgende 6
Johannes 4: 6-19 21
patiënt naar voren kwam. Als dit niet het geval was geweest, dan zou Bill binnen een paar minuten zijn ingestort. Zijn lichaam zou de spanning niet hebben kunnen doorstaan. Als het zo was, dan kon hij het twintig minuten, misschien dertig, volhouden, voordat uitputting hem verdoofde. Die avond in de Calvary Tempel kwamen de vijftien mensen die waren gekozen voor de gebedsrij een voor een naar voren, ieder met zijn of haar eigen unieke probleem, wat de visioenen met precisie onderscheidden. Toen het moment kwam voor de laatste persoon in de rij om naar hem toe te gaan, wankelde Bill alsof hij zou vallen. Ern Baxter stapte naar voren om hem op te vangen maar Bill herkreeg zijn evenwicht. Hij wreef zich in het gezicht. Zijn lippen voelden dik aan en zijn huid tintelde als door een verstoorde bloedsomloop. Plotseling verscheen er weer een visioen. Bill keek naar een jonge dokter met een witte doktersjas aan. De arts droeg een bril met dikke glazen en hij had een ronde reflector op zijn voorhoofd bevestigd. Zijn armen over elkaar slaand, keek de dokter naar beneden en schudde mismoedig zijn hoofd. Bill volgde de blik van de dokter en zei: “Ik zie een jonge dokter, mager en lang; hij heeft een bril op met een oranje montuur. Hij opereert een klein kleurling meisje van ongeveer vijf of zes jaar oud. Hij verwijderde haar amandelen, maar er ging iets fout en nu is ze vanaf haar schouders verlamd.” Op hetzelfde moment dat het visioen bij hem wegging, hoorde Bill een vrouw schreeuwen. Van helemaal achter in het heiligdom was een grote zwarte vrouw naar voren beginnen te lopen. Ze trok een draagbaar op wielen voort en ze bleef roepen: “Heer, heb genade! Dat was mijn kindje!” Verscheidene helpers probeerden haar te stoppen. Zich als een rugbyspeler krachtig een weg banend, stootte deze grote vrouw de helpers aan de kant en bleef ze komen. Tenslotte vormden genoeg mannen vóór haar een rij, zodat ze moest stoppen, maar ze bleef roepen: “Dominee, dat was mijn kindje! En dat is de manier waarop de dokter keek. Het gebeurde twee jaar geleden en ze heeft sindsdien niet gelopen. Is ze genezen?” “Ik weet het niet, zus. Net zoals ik eerder tegen de volksvertegenwoordiger zei, is het enige ding dat ik kan zeggen, wat ik in een visioen zie. Is dat uw dochter op de draagbaar?” “Ja, ik heb gebeden en gebeden voor haar genezing.” “Wel, zus, ik kan voor haar bidden en misschien zal de Heere 22
Jezus haar genezen; maar te zeggen dat het zo zal zijn, dat kan ik niet uit mijzelf doen.” Hij keek naar zijn broer. “Howard, is dat de laatste persoon in de rij?” Howard knikte en gaf de laatste patiënt een teken om naar voren te gaan. Bill merkte iets op dat er uitzag als een donkere streep die zich net boven de hoofden van de mensen bewoog. Terwijl hij toekeek, zette de streep uit tot een straat in een stad. Toen zag hij een klein zwart meisje door de straat huppelen, die een pop in haar armen wiegde. Bill zei tot de moeder: “Zus, Jezus Christus heeft je beloond voor je geloof. Je kleine meisje is genezen.” Bevend van emotie boog de moeder zich over de draagbaar en kuste haar dochtertje. Toen keek ze op en vroeg: “Dominee, wanneer zal mijn kleine gezond worden?” “Ze is nú gezond, zus.” Terwijl de moeder naar de evangelist keek, was haar dochter rustig van de draagbaar afgeglipt. Zodra het meisje er zeker van was dat haar benen haar zouden dragen, schreeuwde ze het uit. Zich snel omdraaiend om te kijken, schreeuwde ook haar moeder, en viel achterover in de armen van de helpers. Een ogenblik later marcheerden moeder en dochter hand in hand door het middenpad, God prijzend. Enthousiast stemde de menigte er mee in. Bill keek hen na totdat moeder en dochter de deur uit waren gegaan. “Zie wat de Heere Jezus kan doen,” zei hij, zijn woorden lispelend, omdat hij zich zo zwak voelde. Hij stond op het punt om tot de laatste vrouw in de gebedsrij te spreken, toen hij opnieuw uit zijn ooghoek een beweging opmerkte. Aandachtig kijkend zag Bill de voormalige volksvertegenwoordiger door dezelfde straat boven het gehoor wandelen. Congreslid Upshaw was gekleed in een chocolade-bruin pak met witte krijtstrepen en hij droeg een Stetsonhoed zoals ze in het zuiden dragen. Hij glimlachte hartelijk, en tipte zijn hoed aan voor mensen, terwijl hij voort wandelde. Bill wierp een blik naar waar de heer Upshaw in een stoel zat, naast het middenpad. Hier in de kerk droeg de op leeftijd zijnde staatsman een blauw pak met een rode stropdas. “Congressman, hebt u een donkerbruin pak met dunne witte strepen?” De oude heer had nog steeds de microfoon aan de verlengkabel vast. “Ja, mijn zoon. Ik heb er eergisteren een gekocht.” 23
Nu wist Bill wat er zou gaan gebeuren. “Mijn broeder, u bent een eerbiedwaardig man geweest en hebt God al deze jaren geëerd. God beloont u nu door uw laatste dagen gelukkig te maken. U kunt nu lopen, Congressman. De Heere Jezus Christus heeft u genezen.” Meneer Upshaw wist niet wat te doen. Hij zei: “God zij geprezen. Mijn zoon, als Jezus Christus me zonder krukken zal laten lopen, Afb.3. “Ga staan en loop. God heeft u genezen!” Congressman Willie Upshaw kan na 66 jaar weer zonder krukken lopen.
dan zal ik de rest van mijn dagen besteden voor Zijn eer.” “Congressman…” Bill pauzeerde, en wankelde. Hij voelde zijn kracht snel wegebben. Ern Baxter en Leroy Kopp ondersteunden hem en begonnen hem weg te leiden. Bill fluisterde: “Congressman, in de Naam van Jezus Christus, ga staan en loop. God heeft u genezen. Dat is: „Zo spreekt de Heere‟!” Pastor Leroy Kopp keerde terug naar de microfoon en zei: “Broeder Branham zegt dat de Congressman is genezen!” Willie Upshaw voelde zijn hart opspringen. Hij zei bij zichzelf: “Broeder Branham weet het gevoelen van God, dus moet ik uitstappen in geloof en Jezus Christus aannemen als mijn Heelmeester.” Hij voelde iets koels naar beneden door zijn lichaam stromen. Zijn krukken opzij schoppend, stond hij op en stapte in het gangpad. Zenuwen in zijn benen, lang dood, tintelden plotseling van leven. Bloed vulde zijn verschrompelde spieren. Wonderbaarlijkerwijze droegen zijn benen hem. Hij deed weer een stap, toen nóg een. Hij deed het! Hij liep zonder hulp! Terwijl het gehoor God uitbundig aanbad, liep Willie Upshaw het pad langs naar voren en schudde een stomverbaasde Leroy Kopp de hand. Toen, staand waar ieder hem kon zien, boog Willie Upshaw zich voorover en tikte z‟n tenen aan.
24
HOOFDSTUK 54 Terugkijkend vanuit 1952 OP EEN WARME juni-morgen in 1951 arriveerde William Branham thuis in Jeffersonville, Indiana, hopend wat rust te krijgen, alvorens er tegenaan te gaan voor zijn volgende serie campagnes. In juli stond hij ingepland voor twee weken achtereen samenkomsten – eerst een week in Toledo, Ohio. Dan twee avonden in Zion, Illinois; dan vier avonden in Erie, Pennsylvania. Hij wist dat het inspannend zou zijn. Aangezien hij al uitgeput was van zijn vorige campagne, was een onderbreking nu belangrijk om zijn gezondheid te behouden. Tijd vinden om te ontspannen en tot rust te komen was niet gemakkelijk voor hem, zelfs thuis niet. Zodra mensen ontdekten dat hij terug in de stad was, zouden bezoekers beginnen bij hem aan te bellen, en tegen de middag zou zijn woonkamer vol zitten met vreemden die persoonlijke gesprekken wilden en gebed. Zo was het steeds geweest sinds God hem zijn opdracht had gegeven in 1946. Gewoonlijk vond Bill deze voortdurende inbreuk op zijn privéleven niet erg. Hij hield van mensen en wilde ze helpen. Maar nu op dit moment was hij té vermoeid om wie dan ook te helpen. Als hij vandaag persoonlijke gesprekken zou hebben, zouden de visioenen (en er waren altijd visioenen tijdens de gesprekken) hem gewoon verscheuren.
Afb. 4 Rivier in het bosgebied bij Tunnel Mill.
Meda zei: “Bill, voordat de massa binnenkomt, laat ik je ergens mee heen nemen.” 25
Ze reden weg naar het Tunnel Mill gebied, 40 kilometer ten noordoosten van Jeffersonville. In dit bosgebied had hij zich dikwijls teruggetrokken in tijden van moeite; vrede vindend in deze rustige groene wildernis. Verborgen tussen deze heuvels lag een grot, waar hij soms heenging om te rusten en te bidden. Maar vandaag was dat niet zijn bestemming. Het was een inspannende voettocht naar zijn verborgen grot. Bill had Meda daar eens mee heen genomen, kort na hun huwelijk in 1941. Eenmaal was voor haar genoeg geweest. Op hun weg terug naar Jeffersonville, voelde Bill de aandrang om te stoppen bij de plaats waar hij als jongen naar school was gegaan. Hij draaide de auto een weiland in en parkeerde. Rebekah rende er meteen vandoor om wilde bloemen te plukken. Meda slenterde achter haar aan. Bill slenterde naar de oude welput, en de zwengel op en neer werkend, pompte hij een dronk water naar boven. Het schoolgebouw met maar één lokaal stond vroeger niet ver van de put. Nu was er niets van het schoolgebouw over, zelfs geen steen om het fundament aan te geven. Leunend tegen een houten omheining staarde Bill over het dal naar de plaats waar hij was opgegroeid. Toen was het dun bevolkt geweest, nu was de heuvelflank bezaaid met goed gebouwde huizen. Wat zagen ze er anders uit dan de tweekamer blokhut waarin hij als jongen had gewoond. Hoe drastisch was de wereld in 30 jaar veranderd. Bill herinnerde zich hoe groot de boomstammen van de blokhut hem als kleine jongen hadden toegeleken. Achter de blokhut stond een reusachtige appelboom, waarvan hij eens dacht dat die voor immer zou leven. Nu was hij verdwenen. Hij herinnerde zich de wasbank die zijn vader onder die appelboom bouwde, en de gebroken spiegel die aan zijn stam gespijkerd was. Hoeveel keren had hij toegekeken, als zijn vader zich onder die boom aan het scheren was? Charles Branham was een korte pezige man geweest met krachtige spieren. Als hij zijn overhemd uitdeed om zich te wassen en te scheren, leken die spieren onder zijn huid heen en weer te rimpelen. Bill herinnerde zich dat hij dacht: “Tjonge! Kijk hoe sterk mijn vader is. Hij zal 100 jaar gaan leven!” Maar dat leefde hij niet. Hij stierf in 1936, op 52 jarige leeftijd, omdat hij zichzelf vernietigd had door teveel whisky te drinken. Vroeger bevond zich vóór de blokhut een bron. Bill dacht eraan hoeveel keren hij een zware cederhouten emmer naar beneden naar die bron had gesleept om water te halen. Het was hard geweest om 26
de oudste te zijn van tien kinderen. Zijn ouders hadden zoveel van hem verwacht. Hij had de gewoonte om zijn broer Edward karweitjes voor zich te laten doen in ruil voor suikergoed. Nu was de bron verdwenen, ongetwijfeld dichtgeschoven door een bulldozer. Edward was ook niet meer. Bill slikte tranen weg bij de gedachte aan Edward. Al was Edward een jaar jonger dan hij, waren ze samen voor het eerst naar school gegaan. Dat waren moeilijke jaren. Zijn familie was zo arm, dat noch hij noch Edward genoeg kleren had. Dat najaar van 1917 was Bill naar school gegaan zonder overhemd. Toen het sneeuwde had een buurvrouw medelijden met hem en had hem een jas gegeven. Die hele winter droeg Bill zijn jas elke minuut dat hij in school zat, zodat de andere kinderen niet zouden weten dat hij geen overhemd aanhad. Tijdens de pauzes gingen de andere kinderen sleetje rijden met hun in de winkel gekochte sleetjes. Bill en Edward bemachtigden een oude koekenpan op een vuilstort, en gebruikten die als slee totdat de roestige bodem versleten was. Na de middag zouden hij en Edward naar beneden lopen langs de Ohio Rivier om hun karige lunch op te eten. Ze bezaten slechts één etensemmertje. Het op een boomstronk tussen zich in zettend, verdeelden ze zorgvuldig hun bonen en maisbrood in gelijke porties. Bill herinnerde zich de tijd dat zijn moeder voor hen een traktatie had ingepakt, bestaand uit gepofte maïs. Bill was vroeg de klas uitgeglipt om meer dan zijn deel ervan weg te nemen. O, wat had hij er spijt van dat hij zijn broer had bedrogen! Dat gebeurde in 1917, gedurende de Eerste Wereld Oorlog. Het ochtend ritueel veranderde nooit. Nadat ze de schoolbel had geluid, verzamelde Mevr. Temple haar studenten op het schoolplein, liet ze zich in een cirkel opstellen, een wilgentwijg gebruikend om de orde te handhaven. Na trouw aan de vlag te hebben gezworen, zouden ze zich dan omkeren met het gezicht naar het schoolgebouw, één arm op de leerling vóór hen leggen en naar binnen marcheren. Elke leerling had z‟n aangewezen plaats in die rij. Bill kon zich nog steeds de volgorde herinneren. De eerste erin was Roland Hollaway, roodharig en met een onstuimig temperament. Roland schoot een man neer tijdens een dobbelspel en stierf in de gevangenis. Vervolgens kwam Wilmer. Hij raakte verwikkeld in messenstekerij en stierf met een opengesneden keel. En Willis Paul? Hij stierf aan een ziekte die zijn lichaam sloopte. Howard Higgins stierf toen de Colgate fabriek ex27
plodeerde. Ralph Fields en Willie Hinkle? Zij waren ook overleden. Na Willie kwam Edward, Bills jongere broer. Edward stond altijd achter Bill in de rij, met zijn hand op Bills schouder als ze de school in marcheerden. (Plotseling werd Bills bitterzoete nostalgie meer bitter dan zoet. In 1928 was Edward Branham in Jeffersonville gestorven, terwijl Bill aan het koeien drijven was in Arizona. Dat was vóórdat Bill Christen was. Toch, toen Edward stervende was, zei hij: “Zeg Billy, dat ik hem op een dag in de hemel zal zien.”) “O, God,” dacht Bill, “hier ben ik als enige van hen achtergebleven. Wie ben ik dat ik nog steeds leef? Hoe waar is Uw Woord: „Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.‟ 7 O, Heere, ik zou de rest van mijn sterfelijk leven willen geven, als U me wat gepofte maïs zou laten nemen, naar die deuren zou laten lopen en zeggen: „Edward, makker, hier is die handvol gepofte maïs die ik je door bedrog afhandig heb gemaakt toen we jongens waren.‟” Plotseling riep Bill hardop: “O God, laat de engelen mijn arme vermoeide ziel van hier weg komen halen! Deze wereld is niet langer mijn thuis!” Deze uitbarsting bracht Meda weer terug aan zijn zijde. Haar armen om hem heen slaand, zei ze: “Lieverd, je kwam hier naar buiten om te rusten en hier zit je te huilen als een baby. Doe dat niet.” “Lieveling”, zei Bill, “als je slechts wist wat er in mijn hart omgaat. Ik herinner me dat ik daar precies bij dat huis stond toen de kleine Sharon Rose ziek werd. Hope werd vlak daarna ziek. 8 Ik kan begrijpen waarom God Hope wegnam, maar ik heb nooit begrepen waarom Hij Sharon Rose wegnam. Ze was pas negen maand oud.” Meda kalmeerde: “Je zou niet over zulke dingen moeten nadenken, Bill. Niet nu.” Maar haar vermaning kwam te laat. Zijn herinnering kwam al boven… WILLIAM BRANHAM werd geboren in een primitieve één-kamer blokhut in de buurt van Burkesville, Kentucky. Zijn moeder, Ella, 7 Hebreeën 13: 14 8 Hope was Bills eerste vrouw. Ze hadden twee kinderen, Billy Paul en Sharon Rose. Hope stierf aan tuberculose in 1937 toen ze pas 24 jaar oud was. Sharon stierf een paar dagen later aan tuberculeuze hersenvliesontsteking. 28
was praktisch zelf nog een kind, pas 15 jaar oud. Z‟n vader, Charles, was 18. Bill kwam ter wereld vlak voor zonsopgang op 6 april 1909. Volgens degenen die daar waren - de vroedvrouw, een buur, de grootmoeder, Ella en Charles - flitste er een paar minuten na zijn geboorte een onnatuurlijk licht de hut binnen door het open raam, hing voor een ogenblik boven zijn bed, en verdween toen naar boven door het dak. Het was de eerste aanwijzing dat zijn leven ertoe bestemd was om ánders te zijn. In 1912 verhuisde Charles zijn gezin naar een boerderij bij Jeffersonville, Indiana. In 1917, kort nadat Bill naar school begon te gaan, gebeurde er iets wat hem zo‟n vrees aanjoeg, dat de gebeurtenis een van de meest levendige herinneringen uit zijn kindertijd werd. Het was tijdens de tijd van het drankverbod en zijn vader liet hem emmers water de heuvel opdragen naar een clandestiene alcoholstokerij, verborgen in een schuurtje achter het huis. Halverwege de heuvel ging de zeven jaar oude Billy onder een populier zitten om te rusten. Al gauw merkte hij dat er een vreemde wervelwind bleef hangen in de bovenste takken – vreemd, omdat hij op één plaats bleef. Plotseling hoorde hij een stem die klonk alsof ze uit de wervelwind kwam. De stem zei: “Drink nooit, rook nooit of verontreinig je lichaam op geen enkele wijze. Er zal een werk voor je te doen zijn wanneer je ouder wordt.” Billy liet zijn wateremmers vallen en sprintte naar huis, schreeuwend om zijn moeder. Hij vergat die stem nooit; en wanneer hij probeerde om zijn opdracht ongehoorzaam te zijn, weerhield iets onbegrijpelijks hem telkens. Ondanks deze ervaringen groeide Bill ver van God op. Toen hij 23 was, werkend voor de New Albany Gas Company, werd hij bedwelmd door gasdampen. Deze ramp tastte zijn gezondheid ernstig aan: zijn hoofd en maag deden voortdurend pijn en hij werd ernstig slechtziend: astigmatisme. Zijn arts, zoekend naar een diagnose, was met de zaak verlegen. Tenslotte besloot hij dat Bills blindedarm ontstoken was en moest worden verwijderd. Onmiddellijk na de operatie, terwijl Bill in een ziekenhuiskamer lag, voelde hij zijn leven wegglippen. Hij probeerde om een verpleegster te roepen, maar hij kon alleen maar fluisteren. Terwijl zijn hartslag verminderde, veranderde de kamer. Hij dacht dat hij in een donker, koud bos liep. De dood zat hem achterna. In de verte hoorde hij het geluid van wind dichterbij komen. Met schrik vervuld, dacht hij dat de dood hem kwam halen. Plotseling stond hij weer onder die 29
populier van zijn jeugd, omhoog kijkend naar dezelfde wervelwind die in zijn takken hing. Opnieuw hoorde hij die diepe stem tot zich spreken, alleen eindigden de woorden anders. De stem zei: “Drink nooit, rook nooit, of verontreinig je lichaam op geen enkele wijze… Ik riep je en je wilde niet gaan.” Bill schreeuwde het uit: “Jezus, als U dit bent, laat mij dan terug gaan naar de aarde en ik zal Uw Evangelie van de daken en straathoeken prediken. Ik zal iedereen over U vertellen.” Onmiddellijk eindigde het visioen en Bill was terug in zijn ziekenhuiskamer. Geleidelijk aan keerde zijn gezondheid terug. Hij werd prediker in de Zendings-Baptisten Kerk, maar voelde zich al spoedig geleid om een eigen onafhankelijke gemeente te vormen. Op een zondagmiddag, 11 juni 1933, was hij twee weken van opwekkingssamenkomsten aan het afsluiten door zijn bekeerlingen te dopen in de Rivier de Ohio. Meer dan duizend mensen keken vanaf de oever toe. Nadat Bill 16 mensen had gedoopt in de Naam van de Heere Jezus Christus, verscheen er plotseling een bal van vuur aan de hemel vlak boven hem en een stem zei: “Zoals Johannes de Doper de voorloper was van het eerste komen van Jezus Christus, zo zult u Zijn tweede komen vooraf gaan.” Op dat moment begreep Bill niet wat het betekende. Het leek meer op gewoon weer een voorval in een reeks van verbazingwekkende gebeurtenissen die hem heel zijn leven hadden gevolgd; alleen, nu hij Christen was, waren deze ervaringen aan het toenemen. Eenmaal zag hij zelfs een visioen van de Heere Jezus Christus, staande in de lucht, slechts enige tientallen centimeters boven de grond. Voor een raadsel staand bij deze gebeurtenissen, zocht hij het advies van andere predikers die in zijn omgeving woonden. Ze waarschuwden hem om zulke dingen los te laten, suggererend dat de duivel hem parten speelde. Dat beangstigde Bill, en jarenlang verzette hij zich tegen deze ongebruikelijke roeping van God in zijn leven. Toen, in mei 1946, kwam Bills verwarring tot een climax. Zich afzonderend in zijn geheime grot, bezwoer hij dat hij de wildernis niet uit zou komen totdat God tot hem was gekomen en hem de betekenis van zijn vreemde leven had uitgelegd. Vele uren lang stortte hij zijn angstige gevoelens uit in gebed. Toen verstomde hij. Hoewel het voorbij het middernachtelijk uur was, dacht hij geen moment aan slapen. Bill zat in het volslagen donker te bidden, te denken en te luisteren. Plotseling zag hij een 30
licht, wat steeds sterker werd tot het de nauwe grot vulde. Toen hoorde hij voetstappen. Uit dat licht stapte een man op blote voeten en in een wit gewaad. De man stond er zo‟n 1 meter 80 groot en moest ten minste 90 kilo hebben gewogen. Dik zwart haar hing tot op zijn schouders, een baardeloos gezicht omlijstend met doordringende ogen en een ernstige blik.
Afb. 5 Ingang van de grot waarin de engel van de Heere aan William Branham verscheen.
Verschrikking greep Bill aan in een wurgende greep. Toen sprak de man: “Vrees niet,” en al Bills vrees verdween. Het was dezelfde diepe, resonerende stem die Bill tot zich had horen spreken uit die populier toen hij een jongen was. De man vervolgde: “Ik ben gezonden uit de tegenwoordigheid van de Almachtige God om u te vertellen dat uw bijzondere geboorte en misverstaan leven zijn geweest om er op te wijzen, dat u een gave van Goddelijke genezing zult brengen naar de volken van de wereld. Als u oprecht zult zijn wanneer u bidt, en de mensen ertoe kunt krijgen om u te geloven, zal niets standhouden voor uw gebed, zelfs kanker niet. U zult naar vele delen van de aarde gaan en zult bidden voor koningen en regeerders en machthebbers. U zult over de hele wereld prediken tot menigten en duizenden zullen tot u komen om raad. U moet hen vertellen dat hun gedachten in de hemel luider spreken dan hun woorden.” Bill wierp tegen dat hij te arm en niet opgeleid was om dit te volbrengen; aanvoerend dat niemand hem zou geloven. De engel zei: “Zoals de profeet Mozes twee tekenen werden gegeven om te 31
bewijzen dat hij door God was gezonden, 9 zo zullen u twee tekenen worden gegeven. Ten eerste: wanneer u de rechterhand van een persoon in uw linkerhand neemt, zult u in staat zijn om de aanwezigheid van welke door een ziektekiem veroorzaakte ziekte dan ook aan te tonen door trillingen die in uw linkerhand zullen verschijnen. Dan moet u voor de persoon bidden. Als uw hand terug normaal wordt, kunt u de persoon genezen verklaren. Als het niet gebeurt, vraag gewoon een zegen en loop weg. Probeer onder de zalving van God niet om uw eigen gedachten te denken; er zal u worden gegeven wat te zeggen. Als u nederig en oprecht zult blijven, zal het komen te geschieden dat u in staat zult zijn om door een visioen de diepste geheimen van hun harten te vertellen. Dan zullen de mensen u wel moéten geloven. Dit zal het Evangelie dat de tweede komst van Christus zal brengen in kracht inleiden.” Terugkerend naar Jeffersonville vertelde Bill zijn samenkomst over het bezoek van de engel. Eén lid van de gemeente verhaalde de geschiedenis op het werk. Dat bracht het onder de aandacht van William Morgan, wiens vrouw op sterven lag aan kanker. Aangezien de doktoren zijn vrouw hadden opgegeven, overwoog meneer Morgan dat hij niets te verliezen had als hij haar naar Billy Branham bracht voor gebed. William Morgan bracht zijn bewusteloze vrouw op een draagbaar naar de kerk. Toen Bill haar rechterhand in zijn linker hield, vernam hij een allervreemdst gevoel. Zijn pols en onderarm tintelden hevig, net alsof hij een zwakke elektrische stroomdraad had aangeraakt. Er gingen trillingen naar boven door zijn arm tot helemaal naar zijn hart. Zijn polshorloge stopte. De huid op de rug van zijn hand werd rood en vertoonde een patroon van kleine witte builen. Toen hij Jezus Christus vroeg om deze stervende vrouw te genezen, stopten de trillingen. Ogenblikkelijk werd Bills hand weer normaal. Dat is toen hij besefte dat die trillingen van het kankerachtige leven van de demon kwamen die het lichaam van de vrouw teisterde. Nu was de demon weg. Zonder een zweem van twijfel in zijn gedachten verklaarde Bill: “Meneer, vrees niet, want zo spreekt de Heere: „Uw vrouw zal leven!‟” Margie Morgan herstelde zo snel, dat haar verbaasde dokter haar 9
Exodus 3 32
binnen een paar dagen uit het ziekenhuis ontsloeg. Ze liep weg in volslagen gezondheid. Het nieuws van dit wonder verspreidde zich in Christelijke kringen; predikers die ver weg woonden, zoals in St. Louis (Missouri) en Shreveport (Louisiana), aanzettend om Bill te schrijven, hem vragend om te komen en opwekkingssamenkomsten te houden in hun omgeving. Bill zegde zijn baan bij de Publieke Werken van Indiana op en deed afstand van zijn positie als voorganger van de „Branham Tabernakel‟ in Jeffersonville, zodat hij volledig als evangelist zou kunnen werken. Hij reisde veel, geloofsgenezings-campagnes houdend door heel de Verenigde Staten en Canada. Het teken in zijn hand en de wonderen die volgden waren een combinatie die steeds groter wordende massa‟s aantrok. Wanneer Bill ook maar de rechterhand van iemand met zijn linkerhand vastpakte, [als de persoon leed aan een door een ziektekiem of door een virus veroorzaakte ziekte], dan zou zijn eigen linkerhand rood worden en opzwellen. Hij kon elke ziektekiem of virusziekte identificeren door het patroon van witte builen dat op de rug van zijn opgezwollen linkerhand verscheen. De mensen hoefden hem zelfs niet te vertellen welke ziekte ze hadden; hij zou het hén vertellen en elke keer had hij het bij het rechte eind. Nadat hij voor de patiënt gebeden had, wist hij – als de zwelling in Bills hand verdween – dat de demon was uitgeworpen en de persoon genezen was. Bij elke samenkomst stroomden er duizenden mensen samen om dit aangrijpende teken van God te zien en honderden schreeuwden om gebed. Deze grote nood ziende, dreef Bill zich genadeloos voort, biddend voor een rij zieke mensen voor drie, vier, vijf en soms zelfs zes uur achtereen, avond aan avond, maand na maand, met weinig tussenpauzes. Na twee jaar in dit uitputtende werk leed hij aan een zenuwinzinking, die hem ertoe dwong om de bediening zes maanden te verlaten. Toen hij het opnieuw waagde om in de dienst van de Heere uit te gaan, was hij een wijzer en voorzichtiger mens. In 1949 verscheen het tweede teken in zijn bediening, precies zoals de engel zei dat het zou zijn. Bill hield een gebedsdienst in Regina, Saskatchewan. Een vrouw van middelbare leeftijd kwam naar voren in de gebedsrij. Voordat Bill haar hand kon nemen om een diagnose te stellen, zag hij haar in een visioen als een jong meis33
je; hij zag haar probleem en hij wist waarom ze voor gebed was gekomen. Toen zag hij haar toekomst, een toekomst waarin ze gezond was. Beginnend tijdens die avond, ging dit tweede teken, onderscheiding door een visioen, in elke samenkomst het eerste teken te boven. Niet dat het teken in zijn hand hem ooit verliet; dat gebeurde niet. Hij kon het elke keer gebruiken als het passend was. Bill zou nooit een voorval vergeten dat gebeurde in 1949, toen hij samenkomsten hield in Californië. Hij en Meda waren in hun hotelkamer toen een vriend van hen, Paul Malicki, hem opbelde om een gunst te vragen. “Broeder Branham, mijn vrouw is pas bevallen en nu is ze heel erg ziek. Haar dokter kan er niet achter komen wat er verkeerd is. Kan ik haar brengen om u te bezoeken?” “Zeker, broeder Malicki,” antwoordde Bill, “maar u zult haar vandaag moeten brengen. Morgen zal ik naar Catalina gaan.” Paul Malicki bracht zijn vrouw meteen. Bill kon onmiddellijk zien dat ze een erg zieke vrouw was. Hij zei: “Zuster Malicki, leg uw hand op de mijne. We zullen zien of de Heere ons zal zeggen wat het is.” Zodra haar hand zijn hand aanraakte, zei Bill: “O, het is „melkbeen10‟. “Dat is vreemd,” zei ze, “ik schijn helemaal geen symptomen van een bloedprop in mijn been te hebben.” “Wacht u af en kijk. Het is wel degelijk melkbeen. De gave mist nooit.” Mevr. Malicki keek naar de rug van Bills opgezwollen hand, die gevlekt was van de kleine witte builtjes. “Dat is een verbazingwekkend ding om te zien, broeder Branham. Werkt dat bij elke hand die u aanraakt?” “Nee,” antwoordde Bill, “het werkt alleen als er iets verkeerd is met de persoon. Let op wat er gebeurt met de hand van mijn vróuw. Er is niets verkeerd met haar.” De hand van Bill werd weer normaal zodra hij haar van mevr. Malicki‟s hand haalde. Meda strekte haar hand uit en liet die in de rechterhand van haar man glijden. Bill was verbaasd. “Meda, je hebt een vrouwenkwaal. Je hebt een cyste aan je linker eierstok.” “Ik voel het niet”, zei Meda. 10 (Phlegmasia: verlamming en bloedstolsels in de aders van het dijbeen; Vert.) 34
“Maar ze zit er evengoed.” Twee dagen later behandelde mevr. Malicki‟s dokter haar aan een bloedstolsel in haar been. Sinds die tijd had Bill zich steeds zorgen gemaakt over die cyste aan de eierstok van zijn vrouw. Onlangs had hij een gelegenheid om het te controleren. Op 19 maart 1951 bracht hij Meda naar het ziekenhuis voor de geboorte van hun tweede kind, Sara. Net als bij Meda‟s eerste baby, moest ook deze worden gehaald met de keizersnede. Terwijl ze werd voorbereid voor de operatie, zei Bill tot Dr. Dillman: “Wanneer u haar open hebt, kijk dan naar haar linker eierstok en verwijder die cyste als u haar vindt.” Later rapporteerde Dr. Dillman: “Er was niets aan de hand met haar eierstok voor zover ik kon zien.” Hoopvol pakte Bill de rechterhand van zijn vrouw met zijn linkerhand. Ongelukkigerwijs zag hij dat de achterkant van zijn eigen hand opgezet en rood werd. Hij wist dat de cyste er nog steeds zat… EEN WOLK overdekte het weiland met haar schaduw. Nu voelde de bries die vanaf de rivier kwam koud aan. Huiverend stelde Meda voor dat het tijd was om naar huis te gaan. Bill wierp een blik op het gezicht van zijn vrouw, bewonderde haar zachte wangen en vriendelijke ogen. Ze was pas 32 jaar oud, maar haar donkere haar had reeds grijze strepen. Bill rekende dat grijs worden toe aan haar pogingen om hem te beschermen tegen het publiek wanneer hij thuis was. Wat voelde hij een diepe liefde voor haar. Wat vreselijk zou het zijn om haar te verliezen, zoals hij zijn eerste vrouw Hope had verloren. Zeker zou de Heere dat nooit laten gebeuren. Of zou Hij dat wél doen? Bill tilde de kleine Rebekah met haar boeket wilde bloemen op, en droeg haar terug naar de auto.
35
36
HOOFDSTUK 55 De Hall Paradox 1951 OMDAT ZIJN BEDIENING hem voor weken aan een stuk aan het reizen hield, was er, wanneer William Branham ook maar thuis kwam van het veld, altijd heel wat nieuws uit te wisselen. Meda was opgewonden toen ze hoorde dat er tenslotte een datum was vastgesteld voor Bills komende campagnes in Zuid Afrika. Hij zou vanuit New York vertrekken op 1 oktober 1951. Er bestonden bij Bill gemengde gevoelen over de reis. Ten dele deelde hij Meda‟s opwinding. Dit zou pas de tweede keer zijn dat hij Noord Amerika verliet. In het voorjaar van 1950 hadden zijn genezings-campagnes in Scandinavië geweldige menigten getrokken en verbazingwekkende wonderen opgeleverd, een Finse jongen daarbij gerekend, die – al een half uur lang dood – zijn leven terug ontving door de kracht van Jezus Christus. Bill verwachtte vergelijkbare resultaten in Zuid Afrika, omdat God hem speciaal had gezegd om daar heen te gaan. Afb. 6 Toehoorders (+ 8000) in een van de bijeenkomsten in Houston. - Januari 1950 -
In januari 1950, terwijl Bill een campagne hield in Houston, Texas, ontving hij een brief van Florence Nightingale Shirlaw die hem smeekte om naar Durban, Zuid Afrika te komen om voor haar te bidden. Maagkanker veroorzaakte dat ze langzaam door uithongering zou omkomen. Bij haar brief sloot mevr. Shirlaw een vliegtuigticket in en een foto van zichzelf, die een vrouw toonde die zo mager was, dat ze eruit zag als een Egyptische mummie. Het speet Bill dat hij niet naar haar toe kon vliegen. Het was onmogelijk omdat hij weldra zou vertrekken voor campagnes in Scandinavië. Haar foto vervulde hem zo met medelijden, dat hij bad: “God, als u wilt dat ik naar Zuid Afrika ga, genees dan alstublieft deze vrouw.” Tot 37
Bills verbazing charterde Florence Shirlaw een privé vliegtuig en vloog naar Engeland om hem te ontmoeten. Daar, op een mistige april-morgen in 1950, genas God haar op wonderbaarlijke wijze. Als consequentie daarvan wist Bill dat God wilde dat hij naar Durban, Zuid Afrika zou gaan, en hij verwachtte dat God grote dingen in dat land zou doen. Tezelfdertijd was hij bevreesd. De afgelopen herfst, toen hij in Shreveport, Louisiana was, viel de Heilige Geest op hem en hij profeteerde dat Satan een val voor hem opzette in Zuid Afrika. Bill vroeg zich af welk soort val het zou kunnen zijn. Zijn verbeelding riep beelden op over toverdokters die de kracht van Jezus Christus uitdaagden. Dat leek niet zo zeer een val te zijn. Was er een of andere val die hem opwachtte in Afrika, een die hij niet kon bedenken? Het denken daarover maakte hem onzeker. Samen met het goede nieuws had Meda ook wat slecht nieuws mee te delen: Bills vriend William Hall lag op Afb. 7 De foto die bij Florence sterven. “Broeder Hall toch zeker niet?” zei Nightingale‟s gebedsverBill verrast. William Hall was zijn eer- zoek was gevoegd. ste bekeerling geweest bij een opwekkings-campagne die hij had gehouden in Milltown, Indiana, elf jaar geleden. Later werd de man de voorganger van de Milltown Baptisten Kerk. “Ja, “ zei Meda. “Hij heeft leverkanker gekregen. Dr. Dillman zei dat hij niet veel langer zou kunnen leven. Ze brachten hem naar New Albany en hij ligt in het huis van zijn zuster. Hij heeft naar je gebeld.” ”Wel, laten we er heengaan en hem nu meteen bezoeken.” Toen ze bij het huis aankwamen, schrok Bill toen hij zag hoe mager en akelig zijn vriend er uitzag. De huid van de man was zo oranje als een pompoen. Bill vroeg: “Hoe is het, broeder Hall?” 38
William Hall spande zich in om te praten. “Broeder Branham, de doktoren hebben alles gedaan wat ze kunnen doen. Ik vermoed dat dit einde van de weg voor me is, tenzij God een wonder doet.” Bill bad voor zijn oude vriend. Toen Bill en Meda vertrokken, volgde mevr. Hall hen het huis uit. Ze vroeg: “Broeder Branham, is er iets anders dat u kunt doen?” “Het spijt me, zuster Hall, maar het enige wat ik kan doen, is bidden.” Ze keek ergens de verte in, en mompelde: “Misschien is er een ándere dokter…” “Dokters zijn in dat opzicht net als predikers,” zei Bill. “Je moet vertrouwen in ze hebben, of ze kunnen je niet helpen. Natuurlijk, daar is mijn goeie makker Dr. Sam Adair. Voor zover het medische wetenschap aangaat, is hij denk ik de beste.” Mevr. Hall richtte haar ogen weer terug op Bill. “Ik vraag me af of uw vriend, Dr. Adair, mijn man zou willen onderzoeken.” Bill zei: “Ik zal het vragen.” Toen Bill hem belde, zei Dr. Adair: “Billy, ik zal even naar het ziekenhuis gaan en de laboratorium-verslagen lezen. Die zullen me vertellen wat ik moet weten.” Later die morgen belde Dr. Adair terug. “Ik las de laboratorium-verslagen. De man heeft leverkanker. Dat soort kanker is niet te opereren en ongeneeslijk. Hij zal gaan sterven.” “Is er geen specialist waar je hem heen zou kunnen zenden?” vroeg Bill. ”Wel, we zouden hem naar Dr. Able in Louisville kunnen sturen. Hij is een van de beste kanker-specialisten in het land.” Zich aan een laatste strohalm vastklampend, huurde mevr. Hall een ambulance om haar man over de Ohio Rivier naar Dr. Able‟s kliniek te brengen. DIE AVOND telefoneerde een ander waar hij reeds lang bevriend mee was: Pastor Johnson van de Main Street Methodistenkerk in New Albany, om een gunst te vragen. “Broeder Branham, zou u een dienst of twee voor mij kunnen houden? Het zou me zo gelukkig maken als u het zou willen doen.” “Ik wil niet voor de zieken bidden, broeder Johnson. Als ik thuis ben, probeer ik me te ontspannen en daar afstand van te nemen, omdat wanneer de onderscheiding komt, het me gewoon uitput.” 39
“Kom en prédik dan voor me. Geef me gewoon één avond. Ik beloof u dat ik u niet zal vragen om voor de zieken te bidden.” “Goed broeder Johnson. Op welke avond zou u graag willen dat ik kom?” “Woensdagavond zou perfect zijn.” Omdat Rev. Johnson deze samenkomst bekend maakte in zijn radio-uitzending van woensdagmorgen, drongen zich die avond meer dan 500 mensen het heiligdom van de Main Street Methodistenkerk binnen, en nog evenveel meer stonden buiten, wensend dat ze binnen zouden kunnen komen. Omdat de ramen van de kerk te hoog geplaatst waren voor de mensen op het trottoir om naar binnen te kijken, plaatste een diaken luidsprekers in ramen, zodat ze tenminste de prediking konden horen. Tegen de tijd dat Bill bij de kerk arriveerde, stond het trottoir zo volgepakt, dat hij niet bij een deur kon komen. Een diaken leidde hem naar achter het gebouw, de steeg in, waar een andere man uit een open raam naar buiten reikte, Bills polsen vastpakte, en hem naar binnen hees. Terwijl hij die avond aan het prediken was, zei Bill: “Je gaat niet naar de hel omdat je je bedrinkt. Je gaat niet naar de hel omdat je sigaretten rookt of tabak pruimt. Je gaat niet naar de hel omdat je liegt, bedriegt of steelt. Je gaat niet naar de hel omdat je overspel pleegt -“ Plotseling sprong een moeder uit een Methodistenkerk op en onderbrak hem. ”Eerwaarde meneer Branham, daar neem ik aanstoot aan. Dat zijn zonden! Als je niet naar de hel gaat voor die dingen, waarvoor ga je dan naar de hel?” “Je gaat naar de hel omdat je het Woord van God niet gelooft. De enige zonde die God veroordeelt is de zonde van ongeloof. Deze andere dingen zijn gewoon kenmerken van zonde. Je doet ze, omdat je niet gelooft. Het vreemde ervan is, dat je je hele leven in de kerk kunt zitten en nog steeds Gods Woord niet geloven! De Bijbel zegt dat hij die gelooft in Jezus Christus en gedoopt is, gered zal worden; maar dat hij die niet gelooft reeds veroordeeld is! 11 Jezus zei: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie Mijn woord hoort en Hem gelooft die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel. 12 11 12
Markus 16: 16; Johannes 3: 18 Johannes 5: 24 40
Als u werkelijk gelooft dat Jezus Christus de Zoon van God is, zult u niet meer hetzelfde zondige leven leven dat u leefde vóórdat u Hem ontmoette.” Nadat de dienst geëindigd was, zei Rev. Johnson: “Broeder Branham, ik weet dat ik u beloofde dat ik u niet zou vragen om voor wie ook te bidden die ziek was, maar we hebben hier een zondagsschool- onderwijzeres die hulp nodig heeft. Haar naam is Mevr. Shane. Ze is een liefelijke vrouw, een van mijn meest trouwe leden, maar ze is zenuwpatiënt. Ze loopt de afgelopen tien jaar bij een psychiater in Louisville, maar het heeft haar geen spat geholpen. Ook hebben veel gebedsgenezers voor haar gebeden, maar niets heeft geholpen. Ze is nog steeds in een vreselijke toestand. Haar zenuwen zijn een warboel. Zou u haar slechts de handen op willen leggen en God vragen om haar te zegenen?” “Dat is goed. Waar kan ik haar vinden?” “Ik zei haar om onderaan de trap van het souterrain op ons te wachten.” Door de wijze waarop Rev. Johnson haar beschreef, verwachtte Bill een vrouw aan te treffen die noodzakelijk door een dwangbuis onder controle gehouden moest worden. In plaats daarvan ontmoette hij een knappe dame van in de dertig, die er op het eerste gezicht normaal leek uit te zien. “Hallo, broeder Branham,” zei ze. “Hoe maakt u het mevrouw; bent u de patiënt voor wie ik word verondersteld te bidden?” “Ja, ik ben mevr. Shane.” “U ziet er niet ziek uit.” “Ik ben niet echt ziek. Ik weet niet wat er met me aan de hand is. Ik kan mezelf gewoon niet onder controle houden. Soms vraag ik me af of ik mijn verstand heb verloren.” Nu merkte Bill kleine tekenen van nervositeit in het gedrag van de vrouw: onrustig bewegen met haar vingers; een trekje in haar mondhoek. Bill zei: “Ik denk niet dat u uw verstand hebt verloren, zuster. Laten we uw probleem bij de Heere Jezus brengen.” Hij legde haar de handen op en bad voor haar, maar aan het eind van het gebed had hij er geen zekerheid over dat ze genezen was. Twee dagen later waren Bill en Meda aan het winkelen in New Albany, toen ze mevr. Shane op straat tegenkwamen. “Gaat het al wat beter, zuster?” vroeg Bill. 41
“Nee, het gaat slechter met me,” klaagde ze. Haar hoofd bewoog met kleine rukjes, als van een vogel, terwijl haar ogen heen en weer schoten tussen voorwerpen op straat. Ze scheen dodelijk bevreesd, alsof ze bang was om elk moment overvallen en mishandeld te worden. “Broeder Branham, ik kan New Albany niet verlaten, want als ik dat doe, weet ik dat iets me zal pakken. Ik denk werkelijk dat ik mijn verstand heb verloren.” “Dat denk ik niet, zuster. Bent u Christen; hebt u overwinning over zonde?” “Ja, ik ben een geheiligd Methodist, wederom geboren. Ik onderwijs elke zondagmiddag een zondagsschoolklas met jonge dames.” “Wel, laten we opnieuw voor u bidden.” Bill boog zijn hoofd en bad: “God, alstublieft heb genade met deze arme kleine dame; in de Naam van Jezus Christus bidden we het. Amen.” Maar toen ze uit elkaar gingen, voelde Bill dat de zaak nog steeds niet was opgelost. De volgende dag brachten enige van de vrienden van mevr. Shane haar naar Bills huis. Ze worstelde met hen, schreeuwend: “Breng me naar huis! Ik kan New Albany niet verlaten of ik zal sterven!” Toen Bill probeerde om met haar te praten, brabbelde ze maar door over hoe ze nooit New Albany moest verlaten of de aarde zou open mogen splijten en haar verzwelgen. Bill bad opnieuw voor haar en ze kalmeerde; maar Bill had niet de illusie dat ze genezen was. Er was iets diep in haar binnenste wat haar moeite bezorgde. Mevr. Shane wist het ook. “Broeder Branham, ik geloof dat als u voor mij bidt wanneer de zalving op u is, dat ik genezen zal worden.” Toen zei ze tegen haar vrienden: “De volgende keer dat broeder Branham een genezingscampagne heeft dicht bij New Albany, dan zeg ik jullie nu dat ik wil gaan, zelfs al hebben jullie me in een dwangbuis te doen en me daar schoppend en schreeuwend heen te slepen… LATER DIE DAG ontving Bill een telefoontje van Dr. Sam Adair. “Billy, Dr. Able gaf me zijn conclusie over je vriend. Het zou misschien het beste zijn als je het zijn vrouw vertelde. Meneer Hall zal binnen ongeveer vier dagen uit het leven stappen.” “Kan er niets aan worden gedaan?” “Billy, de kanker zit in de lever! Je kunt zijn lever er niet uithalen en hem laten leven. Hij is stervend. Ik veronderstel dat hij gereed behoorde te zijn om te gaan, aangezien hij prediker is.” 42
“O, wat zijn ziel betreft is het met God in orde; maar ik vind het vreselijk om hem te zien heengaan. Hij is pas 55 jaar oud. Er ligt nog een overvloed aan werk dat hij voor de Heere kan doen. Waarom God hem wegneemt, weet ik niet.” “Ja, dat is moeilijk voor iemand te begrijpen. Soms moeten we het gewoon aanvaarden.” Bill en Meda reden erheen om het mevr. Hall te vertellen. Met haar laatste hoop stukgeslagen op de klippen van de werkelijkheid kromp ze in elkaar van ellende. Bill probeerde haar te troosten. “Zuster Hall, bedenk dat hij een Christen is. Hij is gereed om te gaan. De apostel Paulus zei tot de Christen: „Want wij weten, dat, indien de aardse tent waarin wij wonen wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben. 13 Broeder Hall zal daar waar hij heengaat veel beter af zijn. Natuurlijk, op uw leeftijd, en geen kinderen, zult u eenzaam zijn. Maar u moet bedenken dat God weet wat het beste is en bewerkt wat het beste is.” “Ik weet gewoon niet wat ik zonder hem moet,” klaagde ze. “Laten we naar binnen gaan en nog één keer voor hem bidden,” stelde Bill voor. William Hall had al een week lang heen en weer gedreven tussen wel en niet buiten kennis zijn. Nu was hij buiten kennis. Zijn oranje huid zag eruit als was. Bill, Meda en mevr. Hall baden opnieuw, God vragend om genadig te zijn en zijn leven te sparen. Voor Bill vertrok, vroeg mevr. Hall, bijna smekend: ”Broeder Branham, heeft God er ooit één woord over gezegd in een visioen?” “Het spijt me, zuster Hall, maar Hij heeft geen enkel ding gezegd. Ik heb met heel mijn hart gebeden; misschien zal God hem gewoon laten sterven.” “Denkt u dat hij zal gaan sterven?” “Ja, ik geloof dat hij stervende is, want alle bewijzen zijn tegen hem. Het moet de wil van de Heere zijn, maar ik zou het niet met zekerheid kunnen zeggen.” Bill en Meda reden naar huis. Zoals gewoonlijk stonden er vele auto‟s geparkeerd langs de laan voor zijn huis. Een dozijn vreemden wachtten om hem te bezoeken. Hij bad voor elk van ze. De laatste persoon vertrok kort na middernacht. Bill zette zijn geweer voor de 13
2 Corinthiërs 5: 1 43
eekhoorntjes-jacht vlak naast de slaapkamerdeur. Zittend op de rand van zijn bed zette hij de wekker, om hem om 4 uur „s ochtends te laten aflopen. Aangezien hij er zoveel moeite mee had om in zijn eigen huis rust te vinden, hield hij ervan om vroeg in de morgen de bossen in te gaan, verscheidene uren te jagen en zich dan neer te leggen onder een boom en een dutje te doen. In de bossen kon hem tenminste niemand in zijn slaap storen. Om 4 uur ‟s morgens ging de wekker af. Slaapdronken rolde Bill uit bed en frommelde aan zijn kleren. Zijn vingers tussen de latten van de blinden zettend, boog hij ze ver genoeg open om naar buiten te kunnen gluren. Soms kwamen er in het midden van de nacht mensen opdagen en sliepen ze in hun auto‟s, wachtend op de morgen, zodat hij voor ze zou kunnen bidden. Deze morgen was de oprit leeg, wat betekende dat hij kon gaan jagen zonder te worden opgehouden. Zijn .22 geweer pakkend, deed hij de hallamp aan en schuifelde naar de badkamer, de slaap uit zijn ogen wrijvend. Halverwege de hal zag hij een kleine groene appel, die klaarblijkelijk aan de muur hing. Bill dacht: “Waarom zou mijn vrouw een knoestige, wormstekige appel aan de muur hangen?” Hij stapte wat dichterbij om beter te kijken. Plotseling besefte hij zijn fout. De appel was niet aan de muur gespijkerd; hij hing midden in de lucht! Bill liet zich op één knie zakken, legde zijn geweer aan de kant, rukte zijn hoed af en zei: “Wat wil mijn Hemelse Vader Zijn dienstknecht laten weten?” Nóg een groene appel, vol schurftplekken, verscheen naast de andere… toen nóg een en nóg een, totdat er een hoopje van vijf groene knoestige groene appels rondzweefde. Terwijl Bill verbaasd toekeek, viel er een grote gave, gele appel naar beneden, bovenop dit hoopje. Bill hoorde een knappend geluid, het soort geluid dat iemand maakt wanneer hij in knapperig fruit bijt. Met vijf happen verslond de ene gele appel alle vijf groene appels. Het visioen verdween, maar dat bovennatuurlijke licht bleef nog, ronddraaiend vlakbij het plafond met het geluid van een wervelwind. Het licht was geen visioen. Bill zei opnieuw: “Wat zou mijn Heer Zijn dienstknecht willen laten weten?” “Ga staan,” beval de engel. “Ga William Hall zeggen: zo spreekt de Heere, „U zult leven en niet sterven.‟” Het licht verdween. 44
Alle gedachten over op eekhoorntjes jagen, verdwenen. Snel teruglopend naar de slaapkamer, wekte hij zijn vrouw om haar het goede nieuws te vertellen. Ze zei: “Kan ik met je meegaan?” Samen reden ze naar het huis waar William Hall op sterven lag. De zon gluurde net over de boomtoppen toen ze arriveerden. Maggie Hall zat naast het bed van haar man. Ze zag er vermoeid en lusteloos uit; zat de hand van haar man te wrijven. “Hoe gaat het met hem?”vroeg Bill. “Hij is nog niet gestorven, broeder Branham, maar hij is aan het heengaan. Waarom kijkt u zo opgewekt en blij?” “Zuster Hall, ik heb het „zo spreekt de Heere‟ over uw man.” Ze snakte naar adem: “Is het goed?” “Ja, zuster Hall.” Toen wendde Bill zich om en zei: “Broeder Hall, kunt u mij horen?” Zijn oogleden knipperden en zijn zwakke stem kraakte: “Ben ik dan nog niet heengegaan?” “Nee, en u gaat niet heen, nog niet. Ik heb een woord van de Heere voor u. Ongeveer twee uur geleden zag ik een visioen. Broeder Hall, hoe lang bent u ziek geweest?” Te zwak om het zich te herinneren, draaide William Hall zijn ogen in de richting van zijn vrouw en hijgde: “Magg‟, vertel jij het hem.” “Het is nu vijf maanden. Bill knikte. “Dat is wat ik dacht. Eerder vanmorgen zag ik een visioen waarin een grote gele appel vijf kleine, groene, wormstekige appels opslokte. De groene appels stelden de maanden voor dat broeder Hall ziek is geweest. Van nu aan zal hij beginnen beter te worden. Dat is „zo spreekt de Heere‟!” Toen Bill thuis kwam, belde hij zijn vriend Sam Adair. “Doc, weet je nog die man van wie je zei dat hij met vier dagen uit het leven zou stappen? De Heere vertelde me zojuist dat hij niet zal gaan sterven.” Sam Adair viel hem in de rede. “Dat is onmogelijk. Hoe zal hij gaan leven met die kanker in zijn lever?” “Ik weet het niet, maar hij zal gaan leven, omdat de Heere het reeds zo heeft uitgesproken.” “Billy, ik wil niet aan je twijfelen; ik heb zoveel verbazingwekkende dingen rond je zien gebeuren, dat ik alles, wat ook, zou moeten geloven wat je me vertelt. Maar deze ouwe dokter zal dat moeten zien gebeuren, voordat ik het geloof.” 45
“Wel, je zult niet van ouderdom sterven voordat je het ziet, want het zal gaan gebeuren.”
***
46
HOOFDSTUK 56 Leven in een Sjofel Café 1951 OP ZATERDAG AVOND 21 juli 1951 voelde de gehoorzaal in Toledo, Ohio, aan als een oven. Boven, op een hoger gelegen podium, vóór het gehoor, transpireerde William Branham onder de felle lampen. Hij had zojuist zijn prediking beëindigd en Howard Branham was nu tien personen in een gebedsrij aan het opstellen. De eerste man in de rij kwam naar voren. Bandrecorders bleven doordraaien, deze samenkomst voor altijd vastleggend. “Spreken windt me altijd een beetje op,” gaf Bill toe. “Ik vermoed dat het gewoon menselijke zenuwen zijn. Nu moet ik zorgen dat ik rustig word voor de zalving van die engel des Heeren. - Ik veronderstel dat wij vreemden zijn?” “Ja.” Zodra de man sprak, zag Bill hem in de lucht ineen krimpen tot de grootte van een vuist. Toen openbaarde het visioen zijn problemen. Bill zei: “Het lijkt alsof u voorhoofdsholte hoofdpijnen hebt. Ik zie u op deze manier zitten: uw hoofd vasthoudend. Er zijn ook aanvallen van zwakte die over u komen. Zeg, u bent een prediker van het Evangelie. En u hebt een hartkwaal. Klop dat niet?” “Dat is juist.” Bill bad: “Onze Hemelse Vader, ik vraag U om genade voor mijn dierbare broeder. Ik bid dat Uw Geest die hier nu is, hem zal zegenen en genezen, in de Naam van Jezus Christus. Amen. God zegene u, broeder. Ga nu. U zult gezond gaan worden.” De volgende in de rij was een magere oudere vrouw, die er erg broos uitzag. Bill zei: “U hebt een operatie gehad. Er stonden verschillende mensen rond de operatietafel. Ik zie een blonde verpleegster teruggaan, één kant op. Ik zie de chirurg als hij zich omdraait – een lange magere man die een wit masker over zijn gezicht draagt. Hij verwijderde zeven ribben uit uw lichaam. U bent sindsdien zwak geweest en nerveus, is het niet, zuster. U hebt in een sanatorium gelegen, maar niets schijnt te helpen.” Het visioen vervaagde en Bill schudde lichtjes zijn hoofd om zich te heroriënteren. “Was dat waar?” vroeg hij. “Elk woord ervan,” antwoordde ze. 47
Zijn handen op haar leggend, zei Bill: “Satan, als gelovige in Jezus Christus, als Hem vertegenwoordigend in Zijn plaatsvervangend lijden op Golgotha, bezweer ik je, door Jezus Christus, om de vrouw te verlaten.” Bill drong er bij de vrouw op aan om naar huis te gaan, te eten wat ze maar wenste, zich over een paar dagen te wegen en hem haar getuigenis te sturen. Bij zijn volgende patiënt demonstreerde hij dat het teken in zijn hand nog steeds werkte: een kankertumor openbarend in de keel van de vrouw. Ook zij werd genezen in de Naam van Christus. Toen kwam er een meisje naar voren. Bill vroeg: “Waar kom je vandaan?” “Ontario.” “Ontario, Canada. Dus wij werden vele kilometers en vele jaren uit elkaar geboren. Als er wat dan ook ter wereld is dat ik over je zou kunnen weten, dan zou het zeker moeten komen door een bovennatuurlijke kracht. Is dat juist?” “Ja.” Het visioen kwam. “Ik zie dat je een astmatische aandoening hebt. Je bent hiervoor in een ziekenhuis onderzocht; ik zie nu een dokter bij je. Nu zie ik iets anders. Je was ook betrokken bij een auto ongeval.” Toen het visioen eindigde, verdween ook de korte stroom van beelden uit zijn geheugen. Maar hij wist uit ervaring, dat wat hij ook had gezegd onder de Zalving, juist was. Op vertrouwelijke toon zei hij: “Zuster, geloof je mij als Gods profeet, dat ik je de waarheid heb verteld? Geloof je dat? Goed. Ik zal je de handen op gaan leggen. Toen Jezus stierf op Golgotha, genas Hij je. Je bent je ervan bewust dat hier nu een bovennatuurlijk Wezen is, van wie je gelooft dat het Zijn Tegenwoordigheid is. Is dat juist? Ik zegen je, mijn zuster, in de Naam van de Heere Jezus Christus, dat Hij deze astma van je wegneemt. Moge je teruggaan naar Ontario om een gezonde vrouw te zijn, en getuig van Gods genade voor jou, al de dagen van je leven.” Zich tot het gehoor wendend, vroeg Bill: “Hebt u de Heere Jezus lief?” De lucht zinderde van de amens. “Als Jezus precies hier vanavond zou staan, met mijn pak aan, zou Hij niet meer voor u kunnen doen dan wat Hij op dit moment nu doet. Jezus zei: “De Zoon kan niets doen van zichzelf, of Hij moet 48
het de Vader zien doen.” 14 Hij zag die dingen door visioenen van de Vader. Jezus eiste niet de eer op voor wat Hij deed. Toen de Geest die op Hem was wegging, zei Hij: „Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, toch zult gij Mij zien, want Ik zal met u zijn, ja in u, tot aan de voleinding der wereld.‟ 15 Klopt dat? Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. 16 “Als ik zou zeggen dat ík deze dingen deed, zou ik een leugenaar zijn. Ik doe ze niet. Jezus Christus toont ze aan mij, door Zijn soevereine gunst en genade. Niet ter wille van mij, het is voor úw genezing. Nadat God Zijn Woord zond, en toen Zijn predikers, zendt Hij nu Zijn profetische gave om het geloof van Zijn volk te vermeerderen, om te krijgen dat ze in Hem geloven. Als dat geen gunst en genade is, dan weet ik niet wat het wél is.” “God neemt nooit Zijn Geest van de aarde weg. God neemt Zijn man weg, maar nooit Zijn Geest. Toen Hij Elia wegnam, kwam een dubbel deel van zijn geest op Elisa. 17 Klopt dat? En verscheidene honderden jaren later kwam het naar voren in Johannes de Doper. 18 En er is voorzegd dat het opnieuw naar voren zal komen in de laatste dag.19 God neemt Zijn man weg, maar niet Zijn Geest. Zijn Geest blijft hier. Wanneer de Geest is weggegaan, is ook de Gemeente weggegaan. Er zal dan geen redding meer zijn. Wanneer de Geest is weggegaan, is genade voorbij.” TOEN HIJ ONTWAAKTE de volgende morgen - zondag 22 juli 1951 – voelde Bill zich nog steeds vermoeid. Na vijf achtereenvolgende avonden te hebben gepredikt in de vochtige julihitte, was zijn energie ernstig aan het einde. Ern Baxter bood aan om de ochtenddienst te prediken, zodat Bill kon uitrusten in zijn motelkamer. Bill nam dit aanbod met blijdschap aan, zijn vrije tijd gebruikend om te bidden en zich voor te bereiden voor de zondagmiddag en -avond samenkomsten. Rond de middag werd hij hongerig, dus liep hij naar buiten om een sandwich te halen. 14 15 16 17 18 19
Johannes 5: 19 Matthéüs 28: 20; Johannes 14: 16-20 Hebreeën 13: 8 2 Koningen 2: 1-15 Lukas 1: 11-17 Maleachi 4: 5-6; Matthéüs 17: 10-11 49
Hij verbleef in een motel op verscheidene kilometers van Toledo. Heel de week had hij gegeten in een fijn, schoon restaurant vlakbij het motel, maar dit restaurant was op zondag gesloten. Een ander restaurant aan de andere kant van de weg was geopend, dus liep Bill erheen en ging naar binnen. De deur sloeg met een klap achter hem dicht. Hij keek rond in een slonzig café, dat dreunde vanwege een honky-tonk ritme uit een jukebox. Links van hem zag hij een politieman staan, met de ene arm rond een vrouw en met zijn andere hand munten in een gokautomaat stoppend. Daar ergerde Bill zich aan. Gokken was in Ohio verboden, en hier stond een vertegenwoordiger van de wet openlijk de wet te overtreden die hij gezworen had te zullen onderhouden. Wat soort voorbeeld zette hij daar neer voor de jonge mensen in deze ruimte? Bill merkte een meisje op van ongeveer 18 jaar oud, die aan een tafel zat met een glas bier in haar hand. Ze was onbetamelijk gekleed in een kort rokje, en er waren twee jongens die haar aan het vleien waren. Bill voelde walging in zich opkomen. Toen keek hij naar rechts. Daar zat een oudere vrouw met twee oudere mannen. Alle drie dronken ze bier. De vrouw zag er vreselijk uit. Haar korte kroezige haar was blauw geverfd; ze had blauwe oogschaduw boven haar ogen gesmeerd, blauwe lippenstift op haar lippen, en blauwe nagellak op haar vinger- en teennagels. Ze droeg een mouwloze blouse die de huidflap aan haar armen zichtbaar liet en een korte broek die de huidflap aan haar dijen liet zien. Ze probeerde een sigaret aan te steken, maar ze kon de lucifer niet aan het branden krijgen. Het maakte Bill misselijk. In zijn gedachten vergeleek hij de ontzagwekkende heiligheid van God, die hij elke avond in de samenkomsten ervoer, met het wereldse wat hij om zich heen zag in dit slonzige café. Hij dacht: “O God, hoe kunt U het aanzien. Zullen mijn kleine Rebekah en Sara moeten opgroeien onder dergelijk bederf? Waarom vernietigt U niet gewoon de wereld, zodat het gedaan is met alles? Kijk naar dat tienermeisje dat zich zo misdraagt, terwijl ze in de kerk hoorde te zitten, en die vrouw met de politieman, gokkend; en dan die grootmoeder die zich daar zat zit te drinken. Het lijkt of het alles tot bederf is overgegaan: de jeugd van onze natie, het moederschap, de wet, zelfs de ouderen. Het is allemaal verloren.” Terwijl hij ze daar allemaal stond te bekritiseren in zijn hart, kwam er een vreemd gevoel over hem. Hij liep terug naar een zwak50
jes verlichte hoek en ging in een afgeschut eethoekje zitten. Plotseling zag hij de wereld ronddraaien in de ruimte. Rond de aarde kolkte een dieprode strook, als een lange, dunne wolk. Bill kon een stem horen, die verklaarde: “Die karmozijnrode bedekking is het bloed van de Heere Jezus die stierf om zondaars te redden. Dat is de reden dat God deze mensen niet kan vernietigen. Ze hebben nog steeds een kans. Elke sterveling heeft het recht om zijn redding aan te nemen, tot de dag dat ze sterven en voorbij dat bloed gaan. Als ze sterven zonder het aan te nemen zijn ze reeds veroordeeld. Maar zolang ze in leven zijn, hebben ze recht op de Boom des Levens, indien ze het zullen accepteren.” Zijn ogen uitwrijvend, dacht Bill: “Wat is er aan het gebeuren? Ik weet dat ik niet in slaap ben gevallen. Het moet een visioen zijn. Ik ben er zeker van dat dit een visioen is.” Boven de wereld kon hij Jezus zien staan, neerziend op Zijn schepping. Jezus zag er bezorgd en aandoenlijk uit. Bill kon de doornenkroon op Zijn hoofd zien, het bloed dat langs Zijn slapen stroomde en het speeksel op Zijn baard, van de spottende soldaten. Zo nu en dan zou Jezus Zijn hoofd met een ruk opzij trekken, alsof iets hem in het gezicht raakte. Bill verwonderde zich over dat opzij rukken, totdat Jezus zei: “Het wordt veroorzaakt door de slagen van jouw zonden.” Verbluft zag Bill zichzelf in het visioen: dingen doende die hij niet behoorde te doen en dingen zeggend die hij niet behoorde te zeggen. Elke keer dat hij zondigde, kon hij een donkere vlek door de atmosfeer omhoog zien zweven naar Gods troon. Instinctief wist hij, dat als een van zijn zonden ooit de troon van God zou bereiken, zijn leven voorbij zou zijn. God zou hem dan meteen doden. Maar iets blokkeerde de weg: die rode wolk die de aarde omringde, werkte als een bumper, die zijn zonden wegboog bij de tegenwoordigheid van een Heilig God vandaan. Nu merkte Bill dat de karmozijnrode stroom rond de wereld kwam uit bloed dat uit een wond in Jezus‟ zijde stroomde. Weer vloog er een zonde-vlek naar boven. Jezus‟ hoofd sloeg opzij toen het Hem raakte en een druppel bloed druppelde naar beneden van Zijn voorhoofd. Hij hief Zijn hand op en zei: “Vader, vergeef het hem. Hij weet niet wat hij doet.” Bills hart kromp ineen van pijn. Hij dacht: “O God, deed ík dat? 51
Dat was ík toch zeker niet?” Maar hij was het wel. Er lag een boek open bij de troon van God. Bill kon zijn eigen naam geschreven zien, voorop in grote letters. Onder zijn naam stond nog een woord dat hij niet kon onderscheiden. De bladzijden van het boek waren vol geschreven, en elke keer als een zonde-vlek omhoog kwam van de aarde, werd er weer een zin aan toegevoegd. Bevend trad Bill naar voren, dicht genoeg bij om het boek te lezen. Hij snakte naar adem van ontzetting. Onder zijn naam stond een huiveringwekkend woord geschreven: „Verdoemd‟. In het visioen begaf Bills kracht het en stortte hij in. Zwak en bevend kroop hij naar de voeten van Jezus en smeekte: “Heere Jezus, ik wist niet dat mijn zonden U zo‟n pijn deden. Wilt U mij alstublieft vergeven?” Jezus doopte Zijn vinger in Zijn verwondde zijde, en - Zijn eigen bloed als inkt gebruikend - schreef Hij met Zijn vinger dwars over het kaft van het boek: „Vergeven‟. Toen legde Hij het boek achter Zich, uit het zicht. Nooit eerder had Bill in een visioen iets gezien dat zo liefelijk was, of zo‟n vreugde en opluchting gevoeld. Maar voor hij zijn dank tot uitdrukking kon brengen, zei Jezus: “Ik heb jou vergeven, maar jij wilt deze mensen veroordelen.” Dit beseffend, deed Bill verstijven. Ja, een minuut geleden had hij gewild dat God de hele zaak zou opblazen. Nu zag hij de mensen in dit café vanuit een ander perspectief. Terwijl het visioen vervaagde, sprak de stem tot Bill: “Jou is het vergeven, maar wat met haar. Zij heeft het Evangelie ook nodig.” Het café rondkijkend met net herkregen mededogen, dacht Bill: ”O God, hoe weet ík wie U hebt geroepen en wie U niet hebt geroepen? Het is mijn zaak om tot iederéén te spreken.” De twee oude mannen en de slonzige vrouw bulderden van het lachen. Terwijl Bill toekeek stonden de twee mannen op en gingen op weg naar het herentoilet, waardoor de vrouw alleen kwam te zitten. Naar haar tafel lopend, zei Bill: “Hoe maakt u het, mevrouw. Mag ik gaan zitten? Ik wil met u praten.” Giechelend keek ze op naar Bill, hikte, zette haar bier neer, en zei bijna niet verstaanbaar: “Ik heb al gezelschap.” “Zo bedoelde ik het niet, zuster. Ik ben prediker en ik wil met u spreken over uw ziel.” 52
Toen hij haar „zuster‟ noemde, veranderde haar houding. Ze zei: “Pak een stoel.” Zijn stoel aanschuivend bij de tafel, stelde Bill zichzelf voor. Toen vertelde hij haar over het visioen dat hij zojuist had gezien. “Ik stond u daar te bekritiseren in mijn hart. Ik voelde dat God behoorde neer te dalen om deze plaats te vernietigen. Maar nu ben ik van gedachten veranderd. Zou u mij willen vergeven dat ik u zo heb veroordeeld? God vergaf mij mijn zonden en ik wil dat Hij ook u vergeeft.” “Branham,” mompelde ze. “Branham…Bent u de man die hier in de arena opwekkingsdiensten houdt?” “Ja, mevrouw. Dat ben ik.” “Ik heb daarheen willen gaan, maar ik kon mezelf er niet toe krijgen om te gaan. Meneer Branham, ik ben opgegroeid in een Christelijk gezin. Ik heb twee dochters die Christen zijn. Ik weet precies waar ik van het rechte pad ben afgeweken en het verkeerde ben opgegaan.” In het kort vertelde ze haar geschiedenis, de verkeerde keuzes aantippend die haar naar de donkere kant van het leven hadden gebracht, met al zijn teleurstellingen en pijn. Toen ze klaar was, zei Bill: “Zuster, het maakt mij niet uit wat u hebt gedaan, het bloed van Jezus Christus is nog altijd om u heen. Deze wereld is afgedekt met Zijn bloed en het beschermt u van de wraak van God. Zolang als u ádem in uw lichaam hebt, heeft het bloed u bedekt. Op een dag, wanneer de adem uw lichaam uitgaat, zal uw ziel eruit gaan en zult u deze wereld voorbij gaan naar een plaats waar dat bloed u geen enkel goed meer zal doen. Er zal daar niets anders zijn dan oordeel. Terwijl u nog steeds een kans hebt op vergeving, neem het aan. Vraag Jezus om vergeving en wordt gered.” Ze keek naar haar bier. “Meneer Branham, ik heb gedronken.” Haar hand vastpakkend, zei Bill: “Dat maakt niet uit. De Heilige Geest waarschuwde mij om te komen en u dit te vertellen. Voor de grondlegging van de wereld riep God u, zuster. U handelt verkeerd en u maakt het alleen maar erger. “Denkt u dat God mij wil hebben?” “Absoluut wil Hij u hebben.” In Bills hand knijpend, vroeg ze vurig: “Wilt u voor me bidden dat ik gered zal worden?” Ze knielden neer op de vloer van dat café en baden samen totdat 53
de vrouw haar verlossing in Jezus Christus aanvaardde. Toen Bill opstond, merkte hij dat de politieman zijn hoed had afgezet en op één knie was geknield uit respect. Terwijl Bill het restaurant uitliep, dacht hij: “Dat is juist. Veroordeel hen niet; geef hen het Evangelie.” OP 26 AUGUSTUS 1951, na zes weken onderweg te zijn geweest, keerde Bill terug naar Jeffersonville, Indiana, dankbaar om een paar weken thuis door te brengen alvorens naar Zuid-Afrika te vliegen. Die zelfde avond hield hij de laatste prediking van 1951 in zijn woonplaats. Wetend dat zijn eigen kerkgebouw de menigte niet kon bergen, huurde hij de gehoorzaal van een plaatselijke middelbare school, waar 4.000 mensen een zitplaats konden krijgen. Ongelukkigerwijs bood dat nog steeds niet genoeg ruimte. Nadat alle stoelen bezet waren en het langs de muren vol stond met mensen, waren er nog steeds verscheidene duizenden mensen buiten die niet binnen konden komen. Terwijl het gehoor liefelijk het lied zong: „Geloven alleen, geloven alleen, alles is mogelijk, geloven alleen‟, kwam Bill aanlopen in de richting van het podium. Omhoog kijkend naar de tribune, merkte hij Dr. Dillman op. “Goede avond, Dr. Dillman,” zei hij in de microfoon. Dillman beantwoordde zijn begroeting met een knikje. Bill ging door met de toehoorders op te nemen terwijl hij sprak. Hij zag zijn vriend Sam Adair dichtbij de ingang staan. “Hoe gaat het, Dr. Adair. Het spijt me dat we geen zitplaats voor u hebben. Moge de Heere u zegenen.” Toen merkte Bill William Hall op die op de tribune zat, met een stralende brede glimlach. Bill zei: “Dr. Dillman, herinnert u zich een patiënt die u niet lang geleden had, genaamd William Hall? Ongeveer zes weken geleden was hij bijna overleden aan leverkanker.” Dr. Dillman knikte. “Dr. Adair, herinnert u zich dat u mij vertelde dat William Hall binnen vier dagen zou overlijden.” Ook Sam Adair knikte. Bill keek naar William Hall en zei: “Broeder Hall, wilt u een getuigenis geven?” William Hall sprong op. “Of ik wil getuigen? Prijs de Heere, ja!” Nadat de samenkomst beëindigd was, namen Dr. Adair en Dr. 54
Dillman William Hall mee naar het ziekenhuis voor een grondig onderzoek. Ze konden geen spoor van kanker vinden. OP 26 SEPTEMBER 1951 begon William Branham een geloofsgenezings-campagne in New York City. De volgende vijf avonden zouden zijn laatste campagne in Amerika zijn voordat hij naar ZuidAfrika vertrok. Op vrijdag was de eerste persoon die naar voren kwam in de gebedsrij een vrouw van middelbare leeftijd. Alleen al door naar haar te kijken, kon Bill vertellen dat ze leed. Hij zei: “U bent ziek. Natuurlijk, Jezus genas u meer dan negentienhonderd jaar geleden. Dat is het Woord van de Heere, is het niet?20 En wij moeten het geloven. Nu, Hij schreef dat niet rechtstreeks aan u, met gebruik van uw naam. Hij schreef het aan de massa‟s. Maar het is precies hetzelfde alsof Hij het direct aan u schreef. Toen zond God profetische gaven in Zijn Gemeente in deze laatste dagen om het geloof van Zijn volk te stimuleren. Dus, als Hij door mij heen zou spreken, zou dat indirect zijn, maar het zou evengoed Zijn Woord zijn. Om dit geschréven Woord te betwijfelen zou zonde zijn; en om Zijn gespróken Woord te betwijfelen zou evenzeer zonde zijn. “Al u mensen in de gebedsrij moet erop voorbereid zijn om te geloven. Als u niet gelooft, stap nu gewoon uit de rij, omdat het met u slechter zou kunnen eindigen dan ooit tevoren. Jezus zei tot een man: „Zondig niet meer , opdat u niet iets ergers overkome.’ 21 Toen Hij zei: „Zondig niet meer‟, sprak Hij niet over een of andere immorele daad. Zonde is het niet geloven van Gods Woord. „Wie niet gelooft, is reeds veroordeeld.‘22 Ziet u? Het is uw ongeloof dat u zal veroordelen. God zal u niet naar de hel zenden voor welk speciaal iets ook dat u deed. Hij zal u naar de hel zenden als u de voorziening verwerpt die Hij trof voor uw redding. Als u alleen maar Jezus verwerpt, alleen maar in gebreke blijft om Zijn Woord te geloven, dat is alles wat u hebt te doen om tot de hel veroordeeld te worden. Satan zet daar altijd een vraagteken achter, maar het is „Zo spreekt de Heere‟.”
20 21 22
Jesaja 53: 5; 1 Petrus 2: 24 Johannes 5: 14 Johannes 3: 18 55
“U vraagt zich af waarom ik aarzel. Ik heb gewacht op het komen van de engel van de Heere, en nu voel ik dat hij neerdaalt.” Tot de vrouw naast hem zei Bill: “U bent zich bewust dat er iets aan de gang is. Dat is gewoon de zalving. U voelt het als een warme, welkome, liefelijke geest. Als dat juist is, steek dan uw hand op.” Haar hand schoot omhoog. “De Afb. 8 Deel van samenkomst in de St. Nicholas engel van de Arena in New York City op 30 september 1951. ZusHeere is hier ter Branham zit op de tweede rij links met Rebekah. op het podiNaast haar zit William D. Upshaw met zijn vrouw, op um, en uw dezelfde rij in het midden. geloof begint Hem deze kant op te trekken. U bent een vreemde hier in New York. U komt uit Pennsylvania. Ik zie dat u lijdt in uw lagere organen. Het is blaaskanker. U hebt andere kwalen evenzo, zoals een hartkwaal. Ik zie u in een geblokte jurk, bijna stikkend, proberend adem te halen.” Hij bad: “Hemelse Vader, wees onze zuster genadig, en genees haar van deze afschuwelijke demon die probeert haar leven te nemen. Satan, als Christengelovigen vervloeken we je in de Naam van de Heere Jezus, ga weg uit deze vrouw. Ga in de buitenste duisternis en val haar niet meer lastig.” “Nu, dierbare moeder, het heeft u verlaten. Ga terug naar Pennsylvania en verheug u.” En zo ging de avond verder, van de ene precieze diagnose naar 56
de andere, van de ene genezing naar nóg een wonder. Kankergezwellen, hartkwalen, suikerziekte, zenuwziekte, doofheid, vallende ziekte, al deze ziekten bezweken voor de genezende kracht van Jezus Christus. Na een poosje verliet de engel het podium en ging naar boven het gehoor. Bill zei: “Ik blijf de Geest van God zien hangen boven die dame daar met een rode jurk aan. Ik weet niet waarom. Ze is of gezegend geweest of genezen of zoiets. Dame, bent u een Christen?” Ern Baxter zei: “Broeder Branham, zij werd genezen in de samenkomst van de eergister-avond.” “O, dat is wat het is. Ik herinner me deze dingen niet. Ze moeten me vertéllen wat er in de samenkomsten gebeurt. Het schijnt me toe alsof ik het droomde. Als dit gehoor slechts zou kunnen weten hoe ik me op dit moment nu voel: mijn handen voelen een stuk groter; mijn lippen voelen dik aan. Wanneer de Geest neerdaalt, is het alsof ik luister naar wat ikzelf spreek. Hij neemt gewoon de zaak in handen. Hij doet het spreken, niet ik; ik heb er niets mee te doen. Goed, wees eerbiedig, iedereen. Geloof met heel uw hart. God zal het laten geschieden.” De samenkomst eindigde rond 11:00 uur, en het was bijna middernacht voordat Bill en Meda terugkwamen bij hun hotel. Toen ze de lobby binnengingen, overhandigde de nachtreceptionist hen een brief van thuis. De brief vermeldde dat de zes maand oude Sara dodelijk ziek was. Vertwijfeld van bezorgdheid wilde Meda naar huis bellen en uitvinden hoe het nu met de kleine Sara ging. Bill wilde wachten. Sara logeerde bij haar grootmoeder Branham, die geen telefoon had. Dat betekende dat Meda een buurman zou moeten bellen, die dan dwars over een veld zou moeten lopen om Ella Branhams huis te bereiken en het nieuws mee terugbrengen. Aangezien het zo laat was, overtuigde Bill Meda ervan dat haar telefoongesprek zou kunnen wachten tot de morgen. Bill lag lange tijd in bed, niet bij machte om de slaap te vatten. Hij had dikwijls deze moeite na samenkomsten. Zelfs als voelde hij zich uitgeput, zijn gespannen zenuwen hielden hem wakker. Maar vannacht had hij daarbij de zorg over zijn zieke dochter. Hij bleef rustig liggen totdat de ademhaling van zijn vrouw overging in het langzame gestage ritme van de sluimering. Toen glipte hij het bed uit, ging de aangrenzende kamer in, knielde neer en bad voor Sara. Omstreeks drie uur in de morgen zag hij zijn moeder naar hem 57
toe komen lopen, zijn dochtertje dragend. Sara stikte bijna. Haar gezichtje liep rood aan, terwijl ze naar adem snakte en worstelde om lucht te krijgen. Oma Ella overhandigde de baby aan Bill, die Sara tegen zijn borst koesterde en bad: “O God, laat mijn baby niet sterven. Spaar haar leven, wilt U dat doen, Heere Jezus?” Sara zoog een teug lucht in, en begon toen normaal te ademen. Bill overhandigde haar terug aan haar grootmoeder. De engel van de Heere zei: “In de morgen zul je het nieuws krijgen dat je baby vreselijk ziek is geweest maar dat ze nu in orde is.” Met zijn geest tot rust gekomen, ging Bill terug naar bed en viel in slaap. Hij werd wakker om 9 uur bij het geluid van Billy Paul die op zijn deur klopte. Meda was al aangekleed. Nadat Billy Paul was binnen gekomen, zei Meda: “Ik zal nu naar huis bellen en zien hoe het met onze baby is.” “Lieverd, je hoeft niet te bellen. Maar als je het doet, hier is de boodschap die je zult gaan ontvangen. Wanneer de buurvrouw heen gaat om het uit te vinden over Sara, zal ze terugkomen en zeggen: „De baby is vreselijk ziek geweest, maar ze is nu in orde.‟” Meda keek verbaasd, dus Bill voegde eraan toe: “God heeft Sara vannacht genezen, en toonde het toen aan me in een visioen.” Hoeveel keren Meda ook had gezien hoe de visioenen van haar man uitkwamen, de moeder in haar moest toch naar huis bellen. Terwijl ze wachtten bij de telefoon op het terugbellen van de buurvrouw, zei Bill: “Let op de bewoording, want haar antwoord zal woord voor woord zijn op de manier dat de engel het me vertelde.” De telefoon ging over. Meda hield de hoorn een paar centimeter van haar oor af, zodat haar man en stiefzoon de buurvrouw konden horen zeggen: “De baby is vreselijk ziek geweest, maar ze is nu in orde. God heeft haar vannacht genezen.” Bill knikte. Tegen deze tijd, na vijf jaar ervaring, wist hij dat de engel van de Heere hem altijd de waarheid vertelde. Maar hij besefte nog niet hoe beslissend het was om exact te doen wat de engel zei. In Zuid-Afrika zou hij het spoedig ervaren.
***
58
HOOFDSTUK 57 Siddering door Afrika 1951
ZIJN SAFARI-HOED AFZETTEND wiste Sidney Jackson zijn voorhoofd af. Het voelde vandaag warmer aan dan gisteren. Het was september 1951; het begin van de zomer in Zuid-Afrika, en Jackson was bevloeiingskanalen aan het repareren in zijn cirrusaanplant. Na zijn schep in de stoffige grond te hebben gezet, ging Jackson met zijn rug tegen een boom zitten. Van hieruit, op de flank van de heuvel, kon hij uitkijken over het Highveld – dat dun beboste grasland dat zich naar het westen uitstrekte tot in Botswana en naar het noorden tot in Rhodesië. Ten oosten van hem, tussen zijn boerderij en de Indische Oceaan, strekte zich het Transvaalse Drakengebergte uit, Zuid-Afrika‟s grootste bergketen. Hoewel Sidney Jackson heel zijn leven in dit land had gewoond, kreeg hij nooit genoeg van zijn wilde, dorre schoonheid.
Afb. 9 Sidney Jackson met zijn geweer, en een luipaardvel om zijn hoed.
Automatisch streelde hij de band van luipaardvel om zijn hoed, terugdenkend aan de safari toen hij deze bijzondere kat had geschoten. Die onderneming was uitgebreider geweest dan de meeste van zijn safari‟s. Aangezien hij achter de koning der dieren had aangezeten, had hij een heel inboorlingendorp in dienst genomen om op het 59
struikgewas te slaan en leeuwen op te jagen uit hun schuilplaats in het hoge gras. Zijn gedachten keerden als vanzelf terug naar de inboorlingen met hun zwarte huid: velen van hen waren zijn vrienden. Jarenlang had hij de provincie Transvaal afgereisd om een deel van zijn tijd zendingswerk te doen. Tegen deze tijd sprak hij verschillende dialecten van inboorlingen en daarbij nog Engels, Nederlands en Afrikaans. Hij hield van het oerwoudgebied en had een diep respect ontwikkeld voor de Afrikaanse inboorlingen die er in leefden. Sidney Jackson sloot zijn ogen om te bidden over zijn eigen zendingswerk onder de inboorlingen. Al gauw groeide zijn gebed uit en omvatte het alle zendingswerk in Zuid-Afrika. Toen hij dieper doordrong in de Geest van de Heere, hoorde hij zichzelf plotseling zeggen: “William Marrion Branham.” Dat verraste hem. Hoewel hij over William Branham had gelezen, was de Amerikaanse evangelist niet in zijn gedachten geweest. En wie was Márrion Branham? Hij vroeg zich af of Marrion de vróuw van William Branham was. Zo ja, wat hadden William en Marrion Branham te maken met zendelingen in Zuid-Afrika? Jackson wist dat God probeerde om hem iets te vertellen, maar op het moment wist hij niet wat het was. De volgende nacht droomde hij dat hij William Branham zag zitten op een zitplaats in een stadion, terwijl hij een sigaret rookte. Dat verontrustte Jackson. William Branham had een wereldwijde reputatie als een man van God. Waarom had hij gedroomd dat zo‟n godvruchtig man zoiets ongezonds en onheiligs deed als roken? Wat probeerde God hem te vertellen? Een paar weken na deze droom las Sidney Jackson tot zijn verbazing in de krant, dat William Branham Zuid-Afrika in oktober zou bezoeken. Het Nationale Comité, samengesteld uit kerkleiders van Zuid- Afrika‟s drie grootste Christelijke denominaties: De Nederlands Hervormde Kerk, de Engelse Kerk en de Apostolische Geloofszending – bekostigden een twee maand durende rondreis, die William Branham heen en weer zou laten pendelen tussen 11 Afrikaanse steden. De rondreis zou beginnen in Johannesburg op 3 oktober 1951. Sidney Jackson wist niet wat God probeerde hem te vertellen, maar hij wist wel dat hij in Johannesburg moest zijn wanneer de beroemde Amerikaanse evangelist arriveerde.
60
Afb. 10 De „Branham groep‟ en het Nationaal Comité dat verantwoordelijk was voor het regelen van de campagne in Zuid-Afrika (v.l.n.r.): A.W. Preller, F.F. Bosworth, A.J. Schoeman, William Branham, W.F. Mullan, en W.J. Ern Baxter OP DE VOORSTE RIJ
OP DE ACHTERSTE RIJ (v.l.n.r.):
H.C. Phillips, E.D. Pettenger, D. Freeman, E. King, G. Vermeulen, J.W. Gillingham, J.H. Saayman, Julius Stadsklev en Billy Paul Branham
DE MOEITE BEGON voor William Branham zelfs voor hij New York verliet. Toen hij op de Internationale luchthaven kwam vernam hij dat hij en Billy Paul niet aan boord van het opgegeven vliegtuig konden, omdat hun visa onvolledig waren. Ze hadden geen van beide de vereiste injecties tegen gele koorts. Dus, de rest van hun gezelschap – zijn twee managers, Ern Baxter en Fred Bosworth, en Julius Stadsklev, een gepensioneerde legerpredikant – ging aan boord van het vliegtuig en vloog voor hen uit naar Zuid-Afrika. Bill en zijn zoon kregen hun injecties in een kliniek vlakbij het vliegveld, maar ze moesten nog drie dagen in New York wachten voordat ze konden volgen. Het was een stormachtige, turbulente, onrustige vlucht over de Noord-Atlantische Oceaan. Bills vliegtuig begon rond Johannesburg te vliegen om 6.30 uur op de avond van 6 oktober 1951, maar dichte mist en slecht functionerende instrumenten weerhielden het tot ne61
gen uur om te landen. Ern Baxter stond Bill op te wachten in de aankomsthal. Naast Baxter stond Rev. A.J. Schoeman, de voorzitter van het Nationale Comité dat zijn goedkeuring had gehecht aan Bills reis naar Zuid-Afrika. Door een tevoren getroffen regeling met de regering werd Bill snel naar vooraan de rij bij de douane geloodst. Ongelukkigerwijs was zijn visum nog steeds niet geldig, omdat zijn gele koortsinenting een incubatietijd van 12 dagen vereiste, voordat hij het land kon binnengaan. Rev. Schoeman pleitte bij de autoriteiten om een uitzondering te maken, uitleggend dat er op dit moment duizenden mensen wachtten om deze man te horen spreken. Tenslotte stemde de Zuid- Afb. 11 Afrikaanse Medische Associatie ermee in om Rev. A.J. Schoeman, Bill tot de stad toe te laten, maar ze weigerden voorzitter van het hem om waar elders ook in Zuid- Afrika te la- Nationale Comité. ten reizen gedurende nog eens tien dagen. Zodra ze de luchthaven verlieten, vertelde Ern Baxter aan Bill wat er in de afgelopen drie dagen was gebeurd. Toen Baxter in Zuid-Afrika landde, ontdekte hij dat er honderden mensen op het vliegveld wachtten om Bill te ontmoeten. Natuurlijk waren ze teleurgesteld toen ze vernamen dat Bill in New York vertraging had opgelopen. Er was niets anders te doen dan zónder hem verder te gaan, dus hielden Baxter en Bosworth een samenkomst in een van de grootste kerkgebouwen in de stad. Het kon slechts een fractie bergen van de mensen die kwamen, dus de volgende dag verplaatsten ze de campagne naar de Maranatha Park Tabernakel, ongeveer 30 kilometer buiten de stadsgrens. Ern Baxter zei: “De toehoorderscharen waren gemiddeld meer dan 10.000 per avond. Broeder Bosworth en ik hebben elkaar afgewisseld bij het prediken, een fundament van geloof leggend in Gods beloften om te genezen. De mensen zijn zeer ontvankelijk en ik denk dat hun geloof rijp is. We zullen daar vanavond komen als de samenkomst zo ongeveer voorbij is, maar u kunt tenminste de mensen groeten en een paar woorden zeggen om ze voor te bereiden voor morgen.” “Dat klinkt prima,” zei Bill vermoeid. Hij was de gebouwen aan de goed verlichte straten aan het bestuderen. “Ik realiseerde me niet 62
dat Durban zo‟n moderne stad was. Ik dacht dat het meer primitief zou zijn.” “O, broeder Branham, daar vergist u zich,” zei Rev. Schoeman. “Dit is Durban niet. Dit is Johannesburg.” ”Is dit niet Zuid-Rhodesië?” vroeg Bill. “Nee, dit is Zuid-Afrika,” antwoordde meneer Shoeman. “Wel, in welk deel van Zuid-Afrika ligt Zuid-Rhodesië?” “Broeder Branham, er bestaat geen Zuid-Rhodesië in ZuidAfrika.” “Ik raak in de war. Ik vertelde mijn vrouw om me te schrijven in Durban, Zuid-Rhodesië, Zuid Afrika.” Rev. Schoeman lachte ingehouden. “Broeder Branham, dat zou hetzelfde zijn als een brief te schrijven naar New York City, Canada. Er bestaat geen New York City in Canada. Rhodesië is een ander land dan Zuid-Afrika.” “Waar ligt Durban dan?” “Dat ligt ginds aan de oostkust, ongeveer 450 kilometer naar het zuidoosten vanaf hier.” “Hoeveel mijlen is dat?” “Ongeveer 300 mijl.” “Wel, Durban is de plaats waar de Heere wil dat ik heenga. Wanneer zullen we daar heengaan?” Schoeman leek niet op zijn gemak. “O, u zult er komen,” zei hij ontwijkend. “Maak u daar geen zorgen over.” Toen veranderde hij van onderwerp. De Maranatha Park Tabernakel was niet echt een gehoorzaal; in werkelijkheid was het een enorme aan de zijkanten open stalen constructie met een gegalvaniseerd dak, dat eens Johannesburgs spoorwegstation was geweest. De Apostolische Geloofs-Zending, wat de grootste Pinksterdenominatie in Zuid-Afrika is, had dit park gekocht als conferentieterrein. Nu verschafte de Tabernakel onderdak aan een deel van een menigte van rond de 15.000 mensen. De nationaliteit van deze massa bracht Bill in verwarring, omdat ze er allemaal Europees uitzagen. “Zijn dit allemaal Afrikanen?” vroeg hij. “Ik dacht dat Afrikanen zwart waren.” “Ja, dit zijn Afrikanen,” legde Schoeman uit, “net zoals ík Afrikaan ben. De Nederlanders, de Fransen en de Engelsen koloniseerden Zuid-Afrika. Alles bij elkaar heeft Zuid-Afrika ongeveer 3.000.000 mensen van Europese afkomst, en nog eens 10.000.000 63
niet-Europeanen. Niet alleen inboorlingen, maar ook een grote bevolkingsgroep van immigranten uit India. In ons land hebben we rassenscheiding, dus in de meeste van uw samenkomsten zullen de twee groepen zich niet vermengen. Maar we hebben een paar van uw samenkomsten gepland met de inboorlingen, dus u zult ook tot hen komen te prediken.”
Afb. 12 Een avonddienst in de Maranatha Park Tabernacle, gelegen op het conferentie complex van The Apostolic Faith Mission. (De Apostolische GeloofsZending) met rond de 15.000 toehoorders.
De mensen kwamen opgewonden in beweging toen ze vernamen dat de Amerikaanse evangelist was gearriveerd. Bill beklom het podium en keek uit over de reusachtige menigte. “Goede avond, vrienden,” zei hij in de microfoon. Rev. Schoeman vertaalde elke zin in het Afrikaans, de officiële taal van de Republiek Zuid-Afrika. Bill had nog maar vijf minuten Afb. 13 gesproken, toen Rev. Schoeman, hij een blauwe de voorzitter van het bus uit de schaNationale Comité duwen en het gevertaalde elke zin in boomte door de het Afrikaans. lucht boven het gehoor aan zag komen rijden. De bus reed dicht genoeg langs het podium, zodat hij de naam „DURBAN‟ in het bestemmings-raampje boven de voorruit kon zien staan. Toen verdween de bus uit zijn blikveld. Hij bleef doorspreken, het gehoor vertellend over zijn reis. 64
“Dus u ziet , vrienden: ik ben echt vermoeid vanavond; uitgeput van de vliegreis.” Een paar minuten later zag hij die blauwe bus opnieuw door de lucht rijden, komend van achter uit het gebouw. Toen hij het midden van de gehoorzaal bereikte, stopte hij. Een tienerjongen op krukken stapte in de bus. Bill kon zien dat een van de benen van de jongen tenminste 15 centimeter korter was dan het andere. De bus zette zijn reis voort, zijn wielen rolden maar zo‟n meter boven de menigte. Hij stopte opnieuw bij het podium waar Bill stond te spreken. De deur ging open en die zelfde tiener stapte uit, deze keer zónder krukken. Hij liep boven de mensen totdat hij halverwege de achterkant van de tabernakel was; toen verdween hij in een lichtflits. Direct onder dat licht zat dezelfde jongen, in wérkelijkheid. Naar de jongeman wijzend, zei Bill: “Jij, daar achteraan… de jongen met het witte overhemd en de zwarte bretels. Kom jij niet uit Durban?” Bill was er niet zeker van of de jongen Engels zou verstaan, maar hij verstond het, want hij riep terug: “Ja, ik kom uit Durban.” “Je bent kreupel, is het niet? Een van je benen is korter dan het andere en je moet op krukken lopen.” “Dat klopt precies,” riep de jongen. “Dat is niet meer zo,” zei Bill. “Je bent genezen. Jezus Christus heeft je genezen.” Een golf van verbazing ruiste door het gehoor, maar er gebeurde op dat moment niets. De jongen was zo stevig ingesnoerd, dat hij zijn benen niet kon proberen. Verscheidene mannen tilden hem op, droegen hem door de menigte naar voren, en lieten hem op het verhoogde podium staan waar iedereen hem kon zien. Toen de mannen hem alleen lieten, brak het koude zweet de jongen uit. Voorzichtig maakte hij één stap, zichzelf testend, op zijn verschrompelde been. Het hield. Zijn volgende stap was gewaagder, en al gauw stapte hij trots over het podium, zonder ook maar een spoor van kreupel te lopen. Terwijl het gehoor de Heere loofde, tekende Julius Stadsklev het verhaal van de jongen op. Zijn naam was Ernest Blom; de jongste van tien kinderen. Hij was kreupel geboren en was onder behandeling van een specialist geweest sinds hij vier jaar oud was. Twee jaar droeg hij een ijzeren beugel, maar zonder enige merkbare verbetering. Later stelde de specialist een operatie voor; maar aangezien er geen garantie op succes kon worden gegeven, zag de familie ervan 65
af. Toen Ernest hoorde dat William Branham in Zuid-Afrika zou zijn, kon hij niet wachten tot de evangelist naar Durban zou komen. Hij overtuigde zijn familie ervan om hem naar Johannesburg te brengen. Ernest zei, dat toen William Branham tot hem sprak, hij een eigenaardig gevoel kreeg, net of er koud water door zijn lichaam stroomde. Toen wist hij dat hij genezen was. Ondertussen daagde Bill het gehoor uit om te geloven. “Ziet u wat geloof in Jezus Christus kan doen? Nu, ik ben niet tegen doktoren. Ik ben vóór doktoren. God zegene ze. Doktoren zijn er om u te helpen. Maar doktoren beweren niet dat ze kunnen genezen; zij beweren alleen dat ze de natuur assisteren. God is de Heelmeester. Als u uw arm brak, kan een dokter hem zetten, maar wie is Degene die maakt dat de beenderen weer opnieuw aan elkaar groeien? Als u in uw hand snijdt, kan een dokter haar hechten, maar alleen God kan maken dat de huid weer aan elkaar groeit. En wanneer een dokter alles heeft gedaan wat hij voor u kan doen, dan is het tijd om in geloof te zien op de Heere Jezus Christus.” Terwijl hij sprak, zag hij een snel rijdende groene auto in de lucht boven de hoofden van de mensen. Te snel door een bocht gaand, raakte de wagen stuurloos, draaide rond en sloeg met de achterkant tegen een boom. Een ambulance kwam aanrijden en een hulpteam haalde een blond tienermeisje uit het wrak. Bill hoorde een van de hulpverleners zeggen dat de rug van het meisje op verschillende plaatsen gebroken was. Toen het visioen geëindigd was, bestudeerde hij de menigte op zoek naar dit meisje, maar hij kon haar niet vinden. Toen flitste de Vuurkolom vlak voor hem en bleef hangen boven een plek, enige tientallen centimeters bij hem vandaan. Bill liep naar de rand van het podium en keek naar beneden. Daar lag ze op haar rug, haar draagbaar zo dicht bij het podium, dat hij haar niet zou hebben gezien als hij niet naar voren was gestapt. Ze zag eruit alsof ze ongeveer veertien jaar oud was. Bill wees naar haar en zei: “Jongedame, heb jij niet pas een ongeluk gehad?” “Ja,” bracht ze er met moeite uit, terwijl de opwinding haar wangen kleurde. “Je zat in een groene auto die rondtolde en achterwaarts een boom raakte, en je brak je rug op drie plaatsen.” Toen zag Bill haar in een visioen, boven het gehoor lopend met haar handen omhoog, springend en God prijzend. Zonder een spatje twijfel zei hij: “In de 66
Naam van Jezus Christus, sta op, want zo spreekt de Heere: „Je bent genezen.‟” De moeder van het meisje, die naast haar dochter zat, sprong op en protesteerde. “Nee! Dat kan ze niet! Ze heeft sinds het ongeluk niet bewogen! Als ze beweegt, zei de dokter, zal dat haar doden!” Maar zelfs terwijl haar moeder nog protesteerde, was haar dochter al opgestaan van haar draagbaar en was op de vloer gaan staan, waar ze een schreeuw van vreugde liet horen. Dat maakte dat haar moeder haar hoofd omdraaide. Toen ze haar dochter naast zich zag staan, viel de moeder flauw, in elkaar zakkend op dezelfde draagbaar die haar dochter net had verlaten. Spontaan barstte het gehoor uit in een lofprijzing tot God. Voelend dat het tijd was om de dienst te besluiten met een algemeen gebed voor de zieken, vroeg Bill aan iedereen om elkaar de handen op te leggen en te bidden voor diegenen om hen heen. Terwijl het gehoor met vurige emotie aan het bidden was, zag Bill een visioen van een vrouw die werd genezen van artritis. Toen het visioen voorbij ging, zag hij haar in de massa, en wees hij haar aan. Ze wenkte dat het waar was. Zich licht in het hoofd voelend, stortte Bill bijna in van de inspanning. Vaag was hij zich bewust van sterke armen die hem ondersteunden, die hem uit de Maranatha Park Tabernakel hielpen en in een auto zetten. Na de samenkomst nam Rev. Schoeman Ern Baxter en Bill mee naar huis voor een nacht goed slapen. Onderweg sprak Schoeman erover hoe heerlijk het was om deze wonderen te zien en hoe opgewonden hij was over de samenkomsten. Bill liet zich niet misleiden. Hij kon de twijfels van de man net zo duidelijk zien als hij een olifanten- spoor zou kunnen volgen door de grasvlakte van een savanne. Die twijfel verraste noch ontmoedigde hem. Hij was dikwijls op diezelfde houding gestuit onder bestudeerde Christenen, die zich afvroegen of zijn onderscheiding misschien het een of ander soort fijn uitgewerkte truc was – misschien geestelijke telepathie, of anders massa psychologie, zoals het gebruiken van de kracht van suggestie om toehoorders te manipuleren. Gewoonlijk maakte hij zich niet bezorgd over sceptici. Maar deze man was de voorzitter van het comité dat belast was met al Bills samenkomsten in Zuid-Afrika. Als Rev. Schoeman sceptisch bleef, zou dat problemen kunnen veroorzaken. HOEWEL vier Pinksterdenominaties de hoofdsponsors waren van William Banhams Afrika-campagnes: de Apostolische Geloofs67
Zending, de Assemblees of God, de Pinkster Heiligheidskerk en de Volle Evangelie Kerk van God, werkten ook veel andere denominaties in verschillende mate mee. Een uitzondering was de Nederlands Hervormde Kerk, die niet geloofde in Goddelijke genezing. Een ouderling van de Nederlands Hervormde Kerk trotseerde de kritiek van zijn medebroeders en zat in het gehoor die eerste avond in Johannesburg, waar hij de Amerikaanse evangelist met een kritisch oog bestudeerde. Toen hij de onderscheiding de problemen van totaal vreemden zag openbaren, was hij ervan overtuigd dat dit een werking van God was. Op weg naar huis stopte hij om zijn opwinding te delen met een vriend die Nederlands Hervormd predikant was. De predikant gaf hem een uitbrander om zo naïef te zijn, zeggend “Branham wordt geïnspireerd door de duivel. Hij is niets meer dan een verfijnde waarzegger. Blijf bij hem vandaan.” De ouderling voelde zich ellendig toen hij het huis van zijn vriend verliet. Niet ver van de deur van de predikant knielde hij neer onder een perzikboom en bad: “God, ik geloof dat wat ik zag vanavond werkelijk is, en ik geloof dat wat broeder Branham ons vertelt, de waarheid is, want niemand behalve U zou zulke wonderen kunnen doen. Ik geloof het, maar mijn vriend niet. Hoe belangrijk is het dat hij dit ook ziet?” Plotseling voelde hij hoe een hand de achterkant van zijn schouder pakte, met een greep die brandde als een heet ijzer. Opspringend, keerde hij zich om, ten einde te zien wie hem had aangeraakt. Er was daar niemand – tenminste, niemand zoals hij verwachtte te zien. In de lucht hing een verticale streep licht, ongeveer dertig centimeter lang. Terwijl hij toekeek, dijde het licht uit, spleet toen in tweeën, en van tussen deze twee helften stapte een grote man in een wit gewaad, met donker haar tot op zijn schouders. De ouderling hield zijn adem in totdat de man ging spreken. “Ga heen,” zei de man in het wit: “Zeg je vriend dat hij die man niet moet veroordelen, want dit is de ure der bezoeking.” Toen verdween de man in het gewaad. Terug rennend naar het huis van zijn vriend, viel de ouderling met de deur in huis, roepend: “Ik heb net een engel gezien! Hij kwam buiten bij me en vertelde mij om jou te zeggen dat dit het uur van onze bezoeking is. Hij legde zijn hand op mijn rug en het brandde me.” Natuurlijk was de predikant sceptisch. Maar toen hij naar de rug 68
van zijn vriend keek, was hij geschokt om de afdruk van een mannenhand in de witte stof geschroeid te zien! Dat overtuigde hem. DE VOLGENDE MORGEN ontmoetten de drie Amerikanen hun gastheer in zijn eetkamer. “Goede morgen, broeder Schoeman,” zei Bill opgewekt, terwijl hij aan de ontbijttafel ging zitten. “We hebben zeker prachtig weer.” Meneer Schoeman was een lange, magere man met een kaal voorhoofd, een grijze snor, en een bril met dikke plastic randen om de glazen. Hij schikte het servet op zijn schoot en zei: ”Ja, het is fijn weer. Herinner u dat dit het begin van onze zomer is. Onze seizoenen zijn gewoon het tegengestelde van die van u.” Aanvoelend dat de twijfel nog steeds Schoemans gedachten vertroebelde, bad Bill in stilte: “Heer, als U mij slechts helpt om hem een beetje wakker te schudden en hem overtuigt, dan zal dat helpen, want hij is de voorzitter van het comité dat mij hier ondersteunt.” Ze zetten het ontbijt voort en praatten wat, tot kort daarna Bill de zalving van de Heilige Geest voelde. Weldra verscheen een visioen. Als kijkend naar een miniatuur toneelvoorstelling, zag hij meneer Schoeman en een klein meisje in de spreekkamer van een dokter zitten, luisterend naar wat de dokter zei. Aan de muur achter hen hing een kalender met als datum april 1951. “Broeder Schoeman, uw dochtertje heet Andrea, is het niet?” Meneer Schoeman liet van verbazing zijn vork vallen. Kletterend viel ze van zijn bord op de vloer. “Ja, broeder Branham. Hoe wist u dat?” “Ongeveer zes maanden geleden bent u haar bijna verloren, is het niet. Er was iets niet in orde met haar keel. Ze hebben haar geopereerd en hebben haar amandelen verwijderd, maar het was niet erg succesvol. Ze heeft sindsdien een moeilijke tijd gehad met slikken, is het niet?” “Broeder Branham, dat is precies juist. Heeft de Heere u ook maar íets over haar toekomst getoond?” “Ja. Wees niet bezorgd over haar. Ze zal in orde gaan zijn.” Schoeman‟s stoel schuurde over de vloer terwijl hij onder de tafel reikte om zijn vork te pakken. Toen zei hij: “Broeder Branham, ik moet iets belijden. Tot zojuist was ik gewoon een klein beetje sceptisch over u. Maar nu weet ik dat het waar is wat ik heb gehoord.” 69
Toen het ochtendblad kwam, was Schoeman verbaasd om het verhaal te lezen over de ouderling van de Nederlands Hervormde Kerk die beweerde dat een engel de vorige avond zijn rug had aangeraakt. De krant drukte zelfs een foto af van het witte overhemd met de geschroeide afdruk van de hand van een man, achterop de schouder. “Broeder Branham, dit moet u lezen!” “Ik weet er al van, broeder Schoeman. De Heere toonde me een visioen van de hele zaak. Als u dat overhemd hier zult brengen, zult u ontdekken dat mijn linkerhand perfect zal passen op die geschroeide afdruk.” Rev. Schoeman nam contact op met het nieuwsblad en weldra bracht een verslaggever het overhemd naar zijn huis. De ingebrande omtrek van een hand was duidelijk zichtbaar op de achterkant van het overhemd. Bill legde zijn eigen linkerhand over de afdruk, zijn vingers zo leggend dat ze overeen kwamen met de omtrek. Precies zoals hij beweerde dat het zou zijn, paste zijn hand exact in de afdruk.
***
70
HOOFDSTUK 58 Satans Val Klapt Dicht 1951
JOHANNESBURG SCHUDDE onder de seismologische schok van William Branhams bediening, geestelijke schokken sturend door de hele zuidpunt van Afrika. Diegenen die de eerste samenkomsten hadden bijgewoond belden hun familieleden en vrienden om hen te vertellen wat ze hadden gezien. Elke avond werden de menigten groter. Tegen dinsdagavond, 8 oktober 1951 (Bills derde avond in de stad), waren meer dan 17.000 mensen samengepakt in Maranatha Park om de onderscheiding te zien. Velen die ziek binnenkwamen, gingen genezen heen. Bijna iedereen vertrok opgewonden, het nieuws verspreidend dat een profeet Afrika bezocht, dat Jezus Christus in deze profeet dezelfde werken deed die Hij deed toen hij over de wegen van Palestina wandelde: de zieken genezend, de kreupelen, de doven, de stommen, de blinden, de geheimen des harten openbarend. Niets scheen onmogelijk. Op woensdagmorgen nodigde het Zuid-Afrikaans Medisch Genootschap Bill uit om met hen te ontbijten. Hun woordvoerder zei: ”Rev. Branham, vele doktoren in Zuid-Afrika zijn Christen. Wij zijn arts geworden omdat we mensen wilden helpen. Eerst waren we achterdochtig ten opzichte van u, denkend dat u misschien de opvatting van de Christian Science (Christelijke Wetenschap) predikte, dat doktoren en medicijnen slecht zijn en behoorden te worden gemeden. Maar nu is het ons duidelijk dat u achter de doktoren staat. Wij geloven in Goddelijke genezing op de wijze dat u het predikt. Rev. Branham, zelfs hoewel de incubatieperiode voor uw gele koorts injectie nog niet voorbij is, geven we u toestemming om toch in het land te reizen. Niet alleen dat, wij openen ook de deuren van onze ziekenhuizen, en wie van onze patiënten ook maar naar uw samenkomsten wenst te gaan, zullen we zien dat ze er komen.” Na het ontbijt kwam Ern Baxter naar Bill toe en zei: ”Broeder Branham, ik heb wat nieuws voor u. Ik weet dat u naar Durban wilt gaan, maar anders dan regelrecht daarheen te gaan vanuit Johannesburg, heeft het Nationale Comité een reisschema opgesteld dat ons meer dan 1600 kilometer naar het zuiden naar Kaapstad zal brengen, en dan langs de oostkust naar Durban. Hoe klinkt u dat in de oren?” 71
“Mij maakt het niet uit,” zei Bill, “zo lang we maar naar Durban gaan, want dat is waarheen ik me geleid voel om te gaan. Wanneer vertrekken we?” - “Overmorgen.” Dat kwam Bill eigenaardig voor, sinds ze in Johannesburg nog maar net waren begonnen. Niet alleen hadden ze de toestemming van het plaatselijk Medisch Genootschap, ze hadden zelfs een gunstige recensie van de pers, wat iets was dat Bill niet altijd kreeg. De samenkomsten gingen buitengewoon goed. Elke avond nam de grootte van het gehoor toe, evenzeer als het aantal genezingen en wonderen. Waarom zouden ze zo spoedig vertrekken? Bill leek het niet verstandig, maar hij zei er niets over. Per slot van rekening, hij was gast van het Zuid- Afrikaans Predikers Genootschap, dus scheen het alleen maar juist dat hij hen al zijn afspraken zou laten maken. Die avond, na de samenkomst, viel Bill in een onrustige slaap. Om ongeveer twee uur in de morgen werd hij gewekt door een vreemd geschreeuw. Hij stommelde naar het raam van zijn slaapkamer om te zien welk soort vogel een dergelijk ongewoon geluid maakte. Alles wat hij kon zien was riet, dat heen en weer golfde in een zachte bries. Terug naar bed gaand, probeerde hij weer te gaan slapen, maar hij kon het niet. Denkend dat lezen hem misschien slaperig zou maken, deed hij een lamp aan, ging achteruit zitten tegen het hoofdeind van het bed en opende zijn Bijbel. Plotseling begon zijn huid te tintelen en het haar achterin zijn nek ging recht omhoog staan. Opkijkend van zijn Bijbel, zag hij de engel van de Heere in het midden van de kamer staan, zijn witte gewaad glanzend in de gloed van de elektrische lamp. De bries uit het open raam speelde met het lange donkere haar van de engel. Alleen al natuurlijk gezien was hij een imposante gestalte, zoals hij daar stond: 1.80 meter groot en ten minste 90 kilo wegend. In bovennatuurlijk opzicht was hij vreeswekkend, veroorzakend dat Bills borstkas aanvoelde of ze vast ineengedraaid werd in een knoop van vrees. De engel vouwde zijn armen over zijn borst, wierp een strenge blik op Bill en zei: “Ga niet met die mannen mee naar Kaapstad. Blijf hier in Johannesburg voor nog twee weken van samenkomsten. Morgen zul je een man ontmoeten…” Terwijl de engel sprak, werd de kamer wazig als een pas gemaakte waterverftekening waarop helder water werd gemorst. Toen de kleuren vorm kregen, ontdekte Bill dat hij keek naar een blanke 72
man, getaand en krachtig, er uitziend als misschien vijftig. Hij had kleine oren en een grote platte neus. Schuin op zijn hoofd had hij een safari hoed met een band van luipaardvel eromheen. Het visioen liet zien dat deze man een schokkende droom droomde. De engel zei: “Zijn naam is Sidney Jackson en hij heeft een boerderij verder naar het noorden. Hij is een geweldig jager en hij kan je meenemen op een safari. Na twee weken in Johannesburg moet je de volgende tien dagen nemen en met Sidney Jackson gaan jagen. Ga dan regelrecht naar Durban en blijf daar tot ik je roep. Als je deze dingen zult doen, zal ik je het land geven.” “Maar hoe zal ik deze andere mannen gaan overtuigen? Ze hebben mijn reisschema helemaal opgesteld.” “Opdat zij mogen weten dat dit de wil van de Heere is, zal Rev. Schoeman je morgen meenemen Johannesburg in…” Het toneel veranderde en Bill zag een straathoek bij een park. Helder gekleurde bloemen omzoomden de rand van een sloot. Bij de hoek stond een inboorling vrouw, gekleed in het purperrood. De engel zei: ”Breng dit onder de aandacht van Rev. Schoeman. Hierna zullen ze je mee gaan nemen naar Pretoria…” Het toneel veranderde in een hoofdweg waar een jong inboorling meisje halskettingen van kralen verkocht aan de kant van de weg. Haar haar was kaal afgeschoren aan een kant van haar voorhoofd, wat een lelijk litteken liet zien. Terwijl hij naar haar kralen keek, hoorde Bill een gekrijs en zag hij een vreemde vogel dwars over de weg vliegen. Hier zei de engel: “Herinner Ern Baxter eraan dat je hem vertelde dat dit zou gebeuren, zodat hij zal weten dat het „zo spreekt de Heere‟ is. Wanneer je in Pretoria komt, zullen ze je meenemen om te bidden voor een man die denkt dat hij kanker in zijn heup heeft, maar hij vergist zich. Hij lijdt onder een chirurgische fout. Tijdens een recente operatie schoot het mes van de chirurg uit, en sneed de verkeerde zaak weg. Bid niet voor deze man, want hij zal gaan sterven.” Het visioen om hem heen loste op en Bill vond zichzelf terug waar hij was begonnen, opzittend in bed, zijn rug tegen de plank aan het hoofdeinde geduwd, zijn Bijbel in zijn schoot; een straaltje zweet biggelend langs zijn slaap. De engel van de Heere was verdwenen. Bill rende naar de aangrenzende kamer om het zijn manager te vertellen. “Broeder Baxter, word wakker. De engel van de Heere was bij me en vertelde me dat we dat reisschema wat het Nationale 73
Comité heeft opgesteld niet kunnen nemen.” Met slaperige ogen knikte Ern Baxter en mompelde: “Wel, je zult het broeder Schoeman morgen moeten vertellen.” In de morgen ging Bill op zoek naar Rev. Schoeman. Hij vond de man toen hij net op het punt stond om een boodschap te doen. Bill vroeg of hij mee kon rijden. Toen ze de boodschap hadden gedaan en op de terugweg waren naar de woning, vertelde Bill zijn gastheer over het bezoek van de engel de afgelopen nacht. ”Dus u ziet, broeder Schoeman, dat u dat reisschema zult moeten gaan veranderen.” Schoeman streek met één hand over zijn kale voorhoofd. “Broeder Branham, dat kan ik niet doen. Alle data zijn vastgelegd en de afspraken zijn gemaakt. We vertrekken morgenvroeg naar Klerksdorp. We kunnen het niet zomaar zonder reden afzeggen.” “Maar er ís een reden, een goede reden. De Heere heeft me al verteld dat ik niet behoorde te gaan.” “Het spijt me, broeder Branham, maar we moeten dat reisschema houden. We hebben al duizenden dollars uitgegeven aan reclame, en de mensen verwachten dat u daar bent.” Bill hield vol dat het reisschema zou worden afgezegd, maar Schoeman wilde niet van zijn standpunt afwijken. Heen en weer beredeneerden ze het voor en tegen. Tenslotte viel Bill stil van frustratie. Op „t moment geraakte hij nergens, maar hij had zijn bewijs nog niet gebruikt. Hij zou dat bewaren voor de ontbijttafel.
Afb. 14 Een man en een vrouw van middelbare leeftijd die de andere kant opliepen..: Broeder en zuster Jackson…
Toen hij zijn huis bereikte, draaide Schoeman zijn hek binnen en begon de lange oprijlaan op te rijden. Voor hij zijn huis bereikte, passeerde hij een man en een vrouw van middelbare leeftijd die de andere kant op liepen. Zodra Schoemans auto langs de twee daar lopende mensen reed, 74
herkende Bill de man. “Broeder Schoeman, stop!” Geschrokken trapte Schoeman op de rem. Bill sprong uit de auto en stelde zich voor aan het tweetal. “Hallo, ik ben broeder Branham.” “Broeder Branham, ik kwam hier om u te ontmoeten.” “Mijn naam is …“ “Ik weet het,” onderbrak Bill hem. “Uw naam is Sidney Jackson. De engel van de Heere heeft me verteld dat ik naar uw boerderij zou komen om te rusten. Hij vertelde me ook dat u mij in een droom zag, een sigaret rokend, maar ik wil u vertellen dat ik geen sigaret rookte. De Heere toonde u dat ik ongehoorzaam aan Hem zal zijn als ik doe wat het Nationale Comité me wil laten doen. Ik zal u daar later meer over vertellen. Waarom komt u niet mee terug en ontbijt met ons.” “Dat zou ik graag doen,” zei Jackson, met een verbijsterde blik op zijn gezicht. “Fijn, tussen twee haakjes, Marrion is mijn tweede voornaam.” Sidney Jackson opende zijn mond alsof hij iets zou gaan zeggen, maar hij was te verbluft om te spreken. Na het ontbijt verklaarde Bill: “Ik moet iets aankondigen. We moeten het reisschema naar Klerksdorp en verder door, niet volgen. De Heere vertelde me om hier in Johannesburg gedurende nog twee weken te blijven, dán naar de boerderij van meneer Jackson te gaan en met hem te gaan jagen, zodat ik tien dagen kan rusten. Dan zal ik direct naar Durban gaan en daar blijven totdat Hij me roept. Ik verwacht dat ik ongeveer een maand in Durban zal zijn.” Het was een ongemakkelijk moment voor iedereen. Ern Baxter zei: “Broeder Branham, voor mij is dat prima, maar u zult de instemming moeten hebben van het Nationale Comité.” “Wel, ik heb het broeder Schoeman verteld, en hij is de voorzitter van het comité. Dus nu weten ze het. “Bill keerde zich tot Rev. Schoeman en voegde er aan toe: “Zodat u zult weten dat dit de waarheid is: vandaag, wanneer we de stad ingaan, zullen we een inboorling vrouw zien die een purperrood overhemd draagt.” Een blik van ongeloof trok over Schoemans gezicht. “Broeder Branham, ik heb hier heel mijn leven gewoond en ik heb nog nooit eerder een inboorling vrouw in het purperrood gezien.” “Wel, u zult er vandaag een zien. Ze zal bij een park staan waar een heleboel banken staan en mensen bloemen verkopen.” 75
Schoeman trok één wenkbrauw op . “Ik weet waar dat park is.” “We zullen daar vandaag langskomen,” zei Bill. “Later zullen broeder Baxter en ik naar Pretoria rijden en we zullen stoppen om een inboorling meisje kralenkettingen te zien verkopen. Ze heeft de zijkant van haar voorhoofd kaal geschoren, waar een groot litteken zit. Terwijl we een paar van haar kettingen kopen, zal er een eigenaardig uitziende vogel over de weg vliegen. Door deze tekenen zult u weten, dat wat ik aan u heb verteld, de waarheid is. De Heere wil niet dat wij dat reisschema naar het zuiden volgen.” Rev. Schoeman hield een slag om de arm. “Ik zal het overleggen met de andere leden van het comité en zien wat zij zeggen.” Ze gingen druk aan de gang met andere dingen. Omstreeks tien uur vroeg meneer Schoeman aan Bill om mee te rijden, de stad in. Ze stopten bij Schoemans kantoor. Op de weg terug naar het huis merkte Bill het park op dat hij in het visioen van de afgelopen nacht had gezien. Rev. Schoeman op de schouder kloppend, wees Bill naar een inboorling vrouw die in het purperrood was gekleed. Alles wat meneer Schoeman zei, was: “Wel, wat weet u daarvan.”
Afb. 15 Justus du Plessis, William Branhams Afrikaanse vertaler gedurende de rest van de reis door Zuid-Afrika.
Toen ze terugkwamen bij het huis, ontmoette Bill Justus du Plessis, de man die zijn Afrikaanse vertaler zou zijn gedurende de rest van zijn verblijf in Zuid-Afrika. Du Plessis was keurig gekleed in een driedelig zakenmanspaak. Met 76
zijn kale voorhoofd en dunne magere wangen leek hij erg op meneer Schoeman, afgezien van de bril en de baard. Du Plessis en Schoeman zouden naar Pretoria gaan rijden (wat een kleine 50 kilometer van Johannesburg lag) om te bidden voor een man die op sterven lag. Ze vroegen Bill of hij met hen mee wilde gaan. Natuurlijk deed hij het. Ern Baxter voegde zich bij hen. Terwijl ze reden, legde Justus du Plessis aan zijn Amerikaanse passagiers wetenswaardigheden uit over de cultuur van de oorspronkelijke Afrikaanse bevolking. “Er staan gewoonlijk tientallen inheemse kooplieden langs dit stuk hoofdweg. Ze zetten kraampjes op in de hoop kleine dingen die ze hebben gemaakt, te verkopen aan automobilisten. We zullen stoppen en met een paar van ze praten, zodat u kunt zien welk soort handwerk ze verkopen. U zou iets mogen willen kopen als souvenir.” Speels gaf Bill zijn manager een stomp in de zij, maar hij zei niets tegen Justus du Plessis over het visioen van de afgelopen nacht. Kilometer na kilometer gleed voorbij en ze kwamen helemaal geen kooplieden tegen. “Dat is vreemd,” zei du Plessis, “gewoonlijk zitten hier langs de kant een heleboel handelaren. De conversatie werd voortgezet over een ander onderwerp. Na weer verscheidene kilometers passeerden ze een meisje dat alleen in een stalletje zat, aan de kant van de hoofdweg. Du Plessis was zo druk aan de praat dat hij haar voorbij reed. Bijna een kilometer verder stopte hij lang genoeg met praten om Bill melding te laten maken van de verkoopster die ze voorbij waren gereden. Gedachtig aan zijn belofte keerde Du Plessis de auto en reed hij terug. Het zwarte meisje verkocht handgegraveerde kralen. Ze had een opmerkelijk gezicht als gevolg van een litteken dat een plooi trok aan de zijkant van haar voorhoofd. Ern Baxter nam een foto van haar. Een gekrijs horend, draaide hij zich om en zag een grote veekleurige vogel dwars over de hoofdweg vliegen. Hij zei: “Kijk, broeder Branham, is dat geen vreemd uitziende vogel?” “Dat is een wilde pauw,” zei Schoeman. Naar achteren wijzend naar het meisje met het litteken op haar voorhoofd, vroeg Bill zijn metgezellen: “Herinnert u zich het visioen waar ik u vanmorgen over vertelde?” Baxter nam zijn bril af. Zijn ogen waren opengesperd van verbazing. “Broeder Branham, dit is precies hoe u zei dat het zou zijn.” De voorzitter recht aankijkend, verklaarde Bill opnieuw: “Broeder Schoeman, ik kan dat reisschema morgen niet volgen. Het spijt 77
me als het inbreuk maakt op uw voorgangers en hun plannen, maar de Heere zei me om het niet te volgen.” Meneer Schoeman begon te hakkelen van ergernis. “Broeder Branham, we moéten het volgen.” “O, ú mag het hebben te volgen, maar ik niet.” Bill draaide zich om en liep terug naar de auto. Ern Baxter haalde hem in en fluisterde: “Broeder Branham. Als dit Amerika was, zou ik de autoriteit hebben, als uw zaakwaarnemer, om te zeggen: nee, we zullen dat reisschema naar het zuiden niet volgen. Maar we zijn hier overgeleverd aan de genade van deze predikers. Zij verstaan niet hoe de Heere u leidt door visioenen. Ik ben het 100% met u eens, maar om deze mannen het te laten begrijpen, dat zal een andere zaak zijn.” “Wel, of zij het begrijpen of niet, ik weet wat de Heere me zei om te doen, en dat is wat ik van plan ben te doen.” De volgende morgen - vrijdag, 12 oktober 1951 - werd Bill wakker door het geluid van stationair draaiende motoren. Nog steeds gekleed in zijn pyjama, stapte Bill naar de grote hal, om te zien wat er aan de hand was. Hij was verbaasd, toen hij vernam dat zijn begeleiders waren gearriveerd om hem naar het zuiden te rijden. Justus du Plessis was ook verbaasd. “Bent u nog niet klaar om mee te gaan, broeder Branham?” “O, nee. Ik heb zelfs niets ingepakt. Ik ben niet van plan om waar dan ook heen te gaan.” “U kon maar beter zorgen dat u alles ingepakt krijgt,” zei Rev. Schoeman. “We vertrekken naar Klerksdorp zodra u gereed bent.” Bills besluit stond vast. “Het is twee weken niet nodig om in te pakken, en dan zal ik naar de boerderij van Jackson gaan om op leeuwenjacht te gaan. Tot dan zal ik hier in Johannesburg samenkomsten houden.” Schoeman schudde zijn hoofd. “We hebben de samenkomsten hier al afgesloten.” “Hebt u de samenkomsten gesloten?” Dat trof Bill als een mokerslag. Deze tactiek had hij niet voorzien en het maakte dat hij niet op zijn hoede was. “Dat is belachelijk. De Heere heeft ons hier gunst bewezen en heeft ons verteld om te blijven. Dit is waar we behoorden te zijn.” “Het is te laat om er nu nog iets aan te doen,” zei Du Plessis. “Alle mensen zijn naar huis gegaan. Maar we hebben een ander ge78
hoor dat op ons wacht in Klerksdorp.” “Hoe groot is de stad Klerksdorp?” vroeg Bill. “Het is een kleine stad met ongeveer 30.000 inwoners,” antwoordde Schoeman. Bills mond zakte open van verbazing. Hoe kortzichtig konden deze mannen zijn? “Johannesburg heeft 500.000 inwoners,” gaf hij aan. “Waarom gaan we naar een aardig klein plaatsje als Klerksdorp?” “We beloofden broeder Fourie dat we u naar zijn stad zouden brengen,” legde Rev. Schoeman uit; er haastig aan toevoegend: “maar we verwachten dat tussen de tien- en vijftienduizend mensen de samenkomsten zullen bijwonen; de meesten van hen komen uit het omringende platteland.“ Daar stond Bill zelfs nog meer van te kijken. “Waar zult u ze allemaal onderbrengen? Hoe zullen ze eten?” Voeten schuifelden heen en weer, terwijl predikers elkaar verwarde blikken toewierpen. Toen gaf Rev. Schoeman toe: “Dat weten we niet, maar we beloofden broeder Fourie dat we er tegen de 12e oktober zouden zijn, dus moeten we vandaag gaan vertrekken. En aangezien de samenkomsten hier officieel voorbij zijn, zou u maar beter met ons mee mogen gaan.” Bill wist niet wat anders te doen. Wat had het voor nut om in Johannesburg te blijven nu de samenkomsten gesloten waren? Met tegenzin ging hij naar zijn slaapkamer en begon te pakken. Er waren drie auto‟s die de 160 kilometer lange trip naar het zuidwesten, naar Klerksdorp, maakten. Ern Baxter, Fred Bosworth, Julius Stadsklev, en Billy Paul Branham reden in de tweede auto. Bill reed in de voorste wagen, samen met Justus du Plessis, Rev. Schoeman en twee andere leden van het Nationale Comité. Het was een prachtige, zonnige dag. Rev. Schoeman, Justus du Plessis en de andere comité-leden spraken levendig over de wonderbare dingen die ze God hadden zien doen in Johannesburg. Bill daarentegen zat in stilte, peinzend over zijn ongehoorzaamheid aan de wil van de Heere. Zachtjes bad hij: “Hemelse Vader, ik wil naar Durban gaan zoals U zei, maar ik ben overgeleverd aan de genade van deze mannen. Zou U mij mijn ongehoorzaamheid willen vergeven?” Hij bespeurde niet dat het hem was vergeven. Kilometer na kilometer voelde hij de veroordeling toenemen, totdat hij het niet langer kon uithouden. “Stop de auto!” beval hij. 79
De chauffeur reed naar de kant en stopte. “Wat is er aan de hand, broeder Branham?” “Ik kan geen stap verder meegaan. Broeder Schoeman, u zult me terug moeten gaan brengen naar Johannesburg. De Heere zegt me om niet door te gaan.” De andere twee auto‟s waren aan de kant gegaan en stopten achter de voorste auto. Rev. Schoeman liep terug naar de tweede auto en zei tegen Baxter en Bosworth: “Hij weigert om naar het zuiden te gaan. U beide zult met hem moeten gaan praten.” Ern Baxter en Fred Bosworth stapten uit hun wagen en liepen naar waar Bill stond. De andere predikers verzamelden zich om hen heen. Baxter vroeg: “Broeder Branham, wat is er aan de hand?” “Broeder Baxter, er wordt verondersteld dat ik samenkomsten houd in Johannesburg gedurende nog twee weken, dan te gaan jagen met broeder Jackson gedurende tien dagen, om dan rechtstreeks naar Durban te gaan. Als ik naar Klerksdorp ga, zal ik de Heere ongehoorzaam zijn.” Niemand in deze groep geloofde sterker in Bills bediening dan Fred Bosworth, een 74 jaar oude prediker, een veteraan, die zelf grote gebedsgenezings-campagnes had gehouden in de twintiger en dertiger jaren. Na in 1948 een van Bills samenkomsten bezocht te hebben, was Bosworth zo onder de indruk geraakt, dat hij zijn bestaan als rentenier had opgegeven om een van Bills zaakwaarnemers te worden. Nu, tegen zijn karakter in, koos hij voor de ander kant. “Broeder Branham, u hebt het verkeerd. Als u naar het zuiden gaat met deze mannen, dan geloof ik dat u oneindig veel meer zult zien dan alles wat u zou kunnen vragen of beseffen,” – Efeze 3: 20 citerend. Voor Bill voelde het aan alsof het mes van verraad tussen zijn ribben was gestoken. “Pappa Bosworth, ik ben geschokt! Zo vaak u op het podium hebt gestaan en me hebt horen zeggen: „zo spreekt de Heere‟, is dit ooit verkeerd geweest?” Zijn ogen afkerend van Bills beschuldigende blik, mompelde Bosworth: “Wel, deze keer denk ik dat u het verkeerd hebt.” De Zuid-Afrikaanse predikers voelden zich gepikeerd. Eén man zei boos: “Denkt u niet dat God ook tegen iemand anders dan tegen u spreekt?” Bill antwoordde droogjes: “Korach had die gedachte op een dag en hij vertelde Mozes hetzelfde, maar de aarde opende zich en ver80
zwolg Korach.23 Ik weet niet wat God u heeft verteld, heren. Ik kan dat niet beoordelen. Alles wat ik weet, is wat Hij me heeft verteld.” “God vertelde ons om dit reisschema te maken,” beet de prediker hem toe. “En God vertelde mij om het niét te volgen,” wierp Bill tegen. De woordenstrijd ging voort. Tenslotte trok Ern Baxter Bill terzijde en fluisterde: “Broeder Branham, we bevinden ons hier een beetje in een slechte positie. We hebben totaal geen geld of hulpbronnen voor onszelf ter beschikking, dus moeten we de zaak diplomatiek gaan aanpakken. Ik zou wensen dat u niets meer zou zeggen over een jachttocht, omdat ze zouden gaan denken dat u in wezen naar Afrika kwam voor een safari. De helft van deze predikers gelooft om te beginnen niet dat het juist is voor een Christen om te jagen. Wanneer u jagen noemt, denken zij aan de duizenden mensen die gebed willen en zij denken dat u ongelijk hebt.” Bill antwoordde met een stem die luid genoeg was om het ook de anderen te laten horen: “Als ik nooit meer jaag in mijn leven, dan maakt me dat niets uit. Ik wil alleen doen wat God me zei om te doen. Broeder Baxter, u bent genoeg bij me geweest om te weten dat wanneer ik een visioen zie en u iets zeg in de Naam van de Heere…” Ern Baxter onderbrak hem: “Broeder Branham, als u een visioen volgt, dan wil ik niet meer tussenbeide komen. Wat u ook beslist om te doen, ik zal achter u staan.” Hij blikte nerveus achterom naar de groep predikers die bij de eerste auto stond. “Maar aangezien u nog steeds vastzit aan dit Nationale Comité en het al later op de middag wordt, zou u dan niet door kunnen gaan naar Klerksdorp en bidden voor die mensen daar? Dan zouden we terug kunnen gaan naar Johannesburg, als dat is wat u wilt.” Enige verspreid staande Robinia-bomen overschaduwden deze plek waar de hoofdweg een bocht maakte. Bill reikte omhoog en stroopte de bladeren van een laag hangende tak af, droeg ze in zijn vuist terug naar de auto en wierp ze op de voeten van de predikers. “In orde”, zei hij, bedroefd, “we zullen doorrijden naar Klerksdorp voor de samenkomst vanavond. Maar onthoud, zo spreekt de Heere: „van deze ure aan, zijn we uit de wil van God en er zal niets dan moeite zijn tot we terugkeren naar Johannesburg.‟” 23
Numeri 16 81
Zodra ze Klerksdorp bereikten, zagen ze hoe krachtig Bills Johannesburg campagne de rest van Zuid-Afrika in opschudding had gebracht. Meer dan 10.000 mensen (van Europese afkomst) waren naar dit kleine provinciestadje getrokken, wat ver uitging boven zijn schaarse capaciteit om in hun behoeften te voorzien. Kijkend naar de honderden zelfgemaakte tenten en kleine kampementen, opgezet op de heuvels en in de velden, reageerde Bills chauffeur opgewonden: “Het lijkt of we vanavond een goede samenkomst zullen hebben.” Bill schudde zijn hoofd, omdat hij medelijden had met deze arme mensen, velen van hen ziek, die gestrand waren in de openlucht, hulpeloos blootgesteld aan de weersinvloeden. Ze reden naar het huis van Pastor P.F. Fourie, waar ze zouden verblijven. Die avond opende broeder Bosworth de Klerksdorp campagne. Echter, voordat Bill het huis van de Fouries kon verlaten om naar de samenkomst te gaan, barstte er een tropische storm los. De donder dreunde als kanonschoten, terwijl hevige regens het gras plat sloegen. Haastig werd de samenkomst afgelast, maar het was pas te middernacht dat Baxter, Bosworth, Schoeman en de andere predikers terug konden keren naar Fouries huis. “O, tjonge, we hebben het vanavond geprobeerd,” zei Fred Bosworth, zijn doorweekte jas en hoed uitschuddend. “Vertelde ik u niet dat dit zou gebeuren?” zei Bill. “De Heere zei me hier niet te komen. Ik ben uit Zijn wil. Ik moet teruggaan naar Johannesburg.” De Zuid-Afrikaanse predikers waren het daar niet mee eens. Eén van hen zei: “We kunnen niet teruggaan. We hebben deze beloften gedaan en we moeten ze houden.” “Bovendien,” voegde een ander eraan toe: “we hebben de hele tijd deze stormen. Deze zal gedurende de nacht overwaaien en morgen zal alles fijn zijn.” Storm en onweer wááiden ook over gedurende de nacht, en de zaterdagmorgen brak veelbelovend aan: helder en warm. Maar die avond, terwijl ze zich gereedmaakten om Bill mee te nemen naar de samenkomsten, trok een voor die tijd van het jaar ongebruikelijk koudefront over. De temperatuur daalde tot bijna het vriespunt en de wind blies met huiveringwekkende kracht. Opnieuw werd de samenkomst afgelast. “Heb ik het u niet gezegd,” zei Bill. “Nu, morgenavond zullen we een aardbeving krijgen.” 82
De leden van het Nationaal Comité keken elkaar zenuwachtig aan. Tenslotte besteedden ze serieus aandacht aan de woorden van deze ongewone man, die zei dat er een engel tot hem sprak. Justus du Plessis vroeg: “Meent u werkelijk dat we mogen een aardbeving zullen krijgen?” “Ik weet niet of we die wel of niet zullen krijgen,” verklaarde Bill zich nader. “Ik zei dat slechts als een illustratie. Maar er moet iets ergs gaan gebeuren, want we zijn uit de wil van God.” Mevrouw Fourie zette wat verfrissingen op de tafel; ging toen zitten om naar het gesprek te luisteren. Bill leunde naar voren in zijn stoel en zei dat hij eerder in de middag een visioen had gezien van mevrouw Fourie, maar het niet kon uitspreken totdat ieder aan de tafel zat op de wijze dat het visioen had getoond. Hij vertelde mevrouw Fourie over dingen die in haar kindertijd waren gebeurd; toen vertelde hij haar dat ze een hartkwaal had, en een maagkwaal, veroorzaakt door nervositeit, maar om zich geen zorgen te maken omdat Jezus Christus haar had genezen. Verbaasde gezegden tuimelden uit de monden van de ZuidAfrikaanse predikers. Bill vroeg: “Nu, gelooft u me? God heeft mij gezegd om terug te gaan naar Johannesburg, daar gedurende twee weken te blijven, dan naar Broeder Jacksons boerderij te gaan voor rust; en van daar regelrecht naar Durban te gaan. Dan zal ik naar huis gaan.” Fred Bosworth zei: “Broeder Branham, als u via die route gaat, zult u niet in staat zijn om zovele Afrikaanse zwarte mensen te dienen als u zou kunnen door via deze kleinere plaatsen te reizen.” (Op dit punt hielden de Afrikaanse predikers zich stil, omdat ze wisten dat het merendeel van de samenkomsten die zij hadden ingepland voor het Europese deel van de bevolking waren. Bill vernam pas later dat Durban de enige plaats in Zuid-Afrika was waar het zwarte Afrikanen zou worden toegestaan om dezelfde samenkomsten bij te wonen als de blanke Afrikanen.) Bosworth vervolgde: “Broeder Branham, als u dit reisschema naar het zuiden zult volgen, geloof ik nog steeds dat u zult zien dat God oneindig veel meer doet boven alles wat u zou kunnen vragen of beseffen.” Zijn vermoeide hand op de schouder van zijn vriend leggend, zei Bill: “Broeder Bosworth, terwijl we samen in zoveel gevechten zijn geweest, twijfelt u nu aan me? Ik zeg u in de Naam van Jezus dat we uit Zijn wil zijn, en er zal niets anders dan ellende zijn van nu aan.” 83
“Nog steeds,” zei Rev. Schoeman, “hebben we ons reeds verbonden aan bepaalde broeders, dus hebben we dit reisschema verder te volgen.” Aangezien ze het argument van bovennatuurlijke leiding niet wilden aannemen, probeerde Bill gezond verstand. “Bekijk het even logisch. In Johannesburg staan de nieuwsbladen en het medisch genootschap achter ons; en er zijn daar honderdduizenden mensen, met gelegenheden om te eten en te slapen. Maar hier liggen de mensen in het open veld zonder plek om te eten. Gisteravond verdronken ze bijna en vanavond lijden ze daar buiten kou. Als u het gewoon natuurlijk bekijkt, is het dan niet verstandig om terug te gaan naar Johannesburg?” Er was wat gemompel en gekuch tussen de predikers voordat Schoeman antwoordde: “Broeder Branham, we hebben duizenden dollars geïnvesteerd in reclame voor deze trip. We hebben gebouwen en terreinen al gehuurd. De data zijn vastgelegd; de tijden zijn vastgelegd. Mensen hebben hun plannen gemaakt en enigen zijn al aangereisd. We hebben onze toezeggingen gedaan en we kunnen niet op ons woord terugkomen.” Bill zei: “Wel, ík heb niémand iets beloofd, en morgenochtend ga ik terug naar Johannesburg.” Justus du Plessis vroeg: “Wat zult u gaan doen als u daar komt?” Daar hadden ze hem. Bill had totaal geen geld en hij kon alléén helemaal niets doen. Dus zelfs als hij werkelijk terugging naar Johannesburg, dan zou hij de medewerking van deze zelfde mannen moeten hebben die zich nu verzétten tegen zo‟n stap. Hij zat in een vreselijk moeilijke situatie. Terwijl hij zijn dilemma zat te overwegen, herinnerde hij zich plotseling de profetie die tot hem was gekomen in Shreveport, Louisiana, toen de Heere hem waarschuwde dat Satan een val voor hem zou gaan opzetten in Zuid-Afrika. Bill had verondersteld dat de val iets te maken zou hebben met toverdokters en demonen. Maar dat was het helemaal niet. Hier was de val! Precies hier onder zijn Christenbroeders! De politieke kaken van hun denominationele systemen waren vlak rondom hem dichtgeklapt, hem stevig tussen hun koude ontoegewijde tanden houdend, hem weerhoudend om te doen wat de Heere hem had gezegd om te doen. Zijn situatie scheen hopeloos. Bill waarschuwde zijn sponsors: “Net als Paulus lang geleden zei: „Had u maar naar mij geluisterd, om niet van Kreta weg te va84
ren, en zich al dit ongerief te besparen.‟ 24 Nu broeders, God heeft een toegelaten wil, maar ik vind het nooit fijn om in Zijn toegelaten wil te werken. Ik wil Zijn volmaakte wil.” De leden van het comité hielden van de gedachte dat God een toegelaten wil had. Eén van hen zei: “Ik denk dat dit een geval is waar het goéd zou zijn om in Gods toegelaten wil te werken. Broeder Branham, waarom vraagt u God niet of u dát kunt doen?” Tegen dat moment was het twee uur in de morgen. Ze waren sinds tien uur aan het argumenteren geweest. Moe en ontmoedigd, zei Bill: “Goed, ik zal er nog één keer om bidden.” Billy Paul Branham, die stil had zitten luisteren tijdens deze vier uur durende discussie, volgde zijn vader naar de slaapkamer en sloot de deur. Hij keek toe hoe zijn vader de kamer doorliep en uit het raam keek naar de stormwind die nog steeds tekeer ging. Zijn vader stond daar met zijn schouders lichtelijk gekromd, er uitziend als een geslagen man. Naar de andere kant van de kamer lopend, legde Billy Paul zijn ene arm om de schouder van zijn vader en zei: “Pa, luister niet naar die groep predikers. Doet u wat God u zegt om te doen.” “Billy, ik word helemaal verscheurd. Ik weet niet hoe ik kan doen wat God wil dat ik doe. Ik heb totaal geen geld. Zelfs als ik nu terug- ga naar Johannesburg, zie ik niet hoe ik welke samenkomsten ook zou kunnen houden zonder de medewerking van deze mannen. En je kunt zien dat ze niet zullen samenwerken. Als ik ooit tussen twee kwaden had te kiezen, is het nu.” “Pa, als niemand anders in het hele land achter u staat, dan sta ik achter u.” Bill omhelsde zijn zoon. “Bid met me mee, Billy.” Ze knielden neer tussen beide bedden van het lits-jumeaux en baden samen. Maar al gauw gaf Billy Paul toe aan het late uur, kroop zijn bed in en viel in slaap. Bill echter was te bezorgd om te slapen. Zijn gedachten flitsten heen en weer tussen de twee kwaden waartussen ze hem hadden gevangen. Ergens moest hij standhouden tegen dezelfde mensen die hem hadden uitgenodigd om naar Zuid-Afrika te komen. Hoe zou hij hen kunnen overhalen om te luisteren? Wat als hij hen niet zou kunnen overtuigen? Hoe zou hij Gods wil kunnen doen in zowel Johannesburg als Durban, zonder de medewerking van deze mensen? Dit dilemma scheen onoverkoombaar. De emotie 24
Handelingen 27: 21 85
in zijn hoofd voelde aan als een nat wasdoekje dat harder en harder werd uitgewrongen, alsof er zout vocht langzaam werd uitgeknepen, dat uit zijn binnenste ooghoeken sijpelde. Rond drie uur in de morgen voelde Bill de aanwezigheid van de engel van de Heere. Een volgend moment vormde zich een licht in de lucht, het steeg op naar het plafond en toonde de engel van de Heere die onder zijn amberkleurig vuur stond. Buiten joeg de wind, opkomend en afzwakkend, wild opzwepend, waardoor de ruiten rammelden. Bill huiverde van vrees. Elke keer dat hij de engel van de Heere van aangezicht tot aangezicht ontmoette, voelde hij dezelfde verlammende vrees. Het bovennatuurlijke werd nooit gewoon voor hem. Het was een dimensie die onmogelijk te begrijpen was en moeilijk te verdragen voor zijn menselijke zintuigen. Maar zelfs terwijl hij beefde, voelde hij zich dankbaar dat de engel was gekomen. Misschien kon nu deze impasse worden doorbroken. Bill vroeg: “Wie zijn deze mannen en wat is hun bedoeling?” De engel stond met zijn armen over elkaar. Al had Bill de engel nooit zien lachen, nu was zijn doordringende blik ernstig. “Ga door met ze,” zei de engel streng. “Aangezien je met hen aangevangen bent, zul je het nu hebben te doen. Maar bedenk, als je wel naar het zuiden gaat met ze, zul je er voor boeten. Wek Billy Paul en vertel hem: „zo spreekt de Heere, morgen zal de dag warm en aangenaam aanbreken.‟ Ze zullen Billy Paul vroeg naar de zondagsonderwijzing brengen. Omdat de samenkomsten zo zijn vertraagd, zal Ern Baxter Billy Paul terug gaan sturen om je te halen, zodat je kunt bidden voor de zieken; wees gereed om te gaan. Je zoon zal komen met een jonge man in een zwarte auto. Onderweg zal hij stoppen en een tweede jongeman oppikken. Daarna…” Hier zag Bill twee zwarte mensen staan dichtbij een eucalyptusboom, bij een brug. Een van de inlanders was gekleed in een wit safaripak, had zijn arm opgeheven en stond op het punt om de andere zwarte te slaan met een stok. De engel zei: “Billy Paul zal je aandacht hierop vestigen. Door dit teken zul je weten dat ik je toestemming heb gegeven om naar het zuiden te gaan. Maar bedenk, je zult er voor boeten.” Toen hij uit het visioen kwam, was de engel verdwenen. Bill maakte zijn zoon wakker en zei: “Billy, de engel van de Heere heeft me zojuist bezocht.” Hij vertelde Billy Paul wat de engel zei; toen haastte hij zich naar de kamer waar Baxter, Bosworth en Stadsklev sliepen. “Broeders, word wakker. Ik heb „zo spreekt de Heere.‟ Hij 86
heeft me toestemming gegeven om met u naar het zuiden te gaan, maar ik zal ervoor boeten, want het is niet de volmaakte wil van God. In feite zullen onze samenkomsten niet zo succesvol zijn als ze zouden kúnnen zijn, omdat we in wezen niét behoorden te gaan. Morgenochtend zal deze storm voorbij zijn…” En vandaar af vertelde hij hen de andere details van het visioen. De zondagmorgen brak net zo helder, rustig en warm aan als de engel zei dat het zou zijn. Billy Paul ging naar de Zondagsonderwijzing met Ern Baxter en de leden van het Nationale Comité. Al gauw brachten twee jongemannen in een zwarte auto Billy Paul terug naar het huis om zijn vader te halen. Bill was gereed. Op weg naar het samenkomstterrein reden ze over een smalle brug. Daar, vlakbij een eucalyptusboom stonden twee zwarten, een van hen gekleed in een wit safaripak. Billy Paul wees: “Kijk pa, die man heeft een stok en zal die andere man gaan slaan.” Bill knikte. “Herinner je wat ik je gisteravond vertelde, Paul? Ik kan naar het zuiden gaan, maar ik zal ervoor boeten.”
***
87
88
HOOFDSTUK 59 Tenslotte in Durban 1951
ONGEVEER 300 kilometer ten zuidwesten van Klerksdorp ligt Kimberley, een verspreid liggende mijnstad met 60.000 inwoners. William Branham arriveerde in Kimberley op woensdag 17 oktober 1951. Zijn reputatie was hem vooruit gegaan. Op zijn eerste avond in Kimberley bad hij voor de zieken in een kerk die 500 zitplaatsen had. Ongelukkigerwijs stonden er buiten tien keer zoveel mensen die binnen wilden komen. De volgende morgen sprak Fred Bosworth met het Nationale Comité over het nemen van een groter gebouw om de genezingscampagne te houden. Tot zijn verrassing zei het comité: nee. Ze hadden een bepaalde voorganger in Kimberley beloofd dat de samenkomsten in zijn kerk zouden worden gehouden, en nu voelden zij dat ze hun woord niet konden terugnemen. Dus probeerde Fred Bosworth het uit te praten met de voorganger zelf. “Kijk, broeder, de straten en de velden zijn overvol met duizenden zieke mensen die gebed willen. Bedoelt u mij te zeggen dat u nog steeds de samenkomsten in uw kleine kerk wilt hebben?” “Ze beloofden me dat ik de samenkomsten in mijn kerk zou kunnen hebben,” zei de voorganger koppig, “dus zullen we ze in mijn kerk gaan houden.” “Belachelijk,” brieste Bosworth. Terugkerend naar het huis waar Bill logeerde, beklaagde Bosworth zich: “Broeder Branham, hebt u ooit gehoord dat een prediker zich zo zelfzuchtig gedroeg?” Bill zei gevat en droogjes: “Dit is dat „oneindig veel meer‟ waar u eerder over sprak. Broeder Bosworth, ziet u niet, dat we uit de wil van de Heere zijn?” Daar niet door afgeschrikt, besloot Fred Bosworth om te kijken wat hij op z‟n eentje kon doen. Overal in Kimberley rondvragend, verzekerde hij zich tenslotte van een plaatselijke sportarena die duizenden mensen plaats kon bieden, en daar hielden ze de diensten gedurende de volgende vier dagen. Toen Bill plannen maakte om Zuid-Afrika te bezoeken, stelde hij zich voor te prediken tot inboorlingen met een zwarte huid. In plaats daarvan ontdekte hij dat hij aan het prediken was tot Afrika89
nen met een lichte huid, van Europese afkomst. Dit frustreerde hem net zo erg als het „heilige‟ reisschema van het Nationale Comité. Hij verlangde ernaar om te zien hoe de oorspronkelijke bevolking een bovennatuurlijk Evangelie zou ontvangen, maar dit werd hem onthouden, totdat hij mee dan 21 dagen in Zuid-Afrika was geweest. Tenslotte, aan het eind van zijn week in Bloemfontein (160 kilometer ten zuiden van Kimberley), had het Nationale Comité hem in het programma gezet voor één zondagochtend-dienst met nietEuropeanen.
Afb. 16 Een deel van de ene zondagmorgen samenkomst voor niet-Europeanen in Bloemfontein. - 28 oktober 1951
De niet-Europeanen begonnen zich al ruim vóór zonsopgang te verzamelen in Bloemfontein op het voetbalveld, de 28e oktober 1951. Tegen de tijd dat Bill arriveerde om 10 uur ‟s morgens, zaten er meer dan 12.000 op het speelveld – een zee van zwarte gezichten; veel van de vrouwen droegen witte of rode bandanna-halsdoeken. Ern Baxter legde Gods verlossingsplan door geloof in Jezus Christus aan hen uit. Toen Bill bij de microfoon kwam, legde hij de relatie uit tussen geloof en genezing. Toen was het tijd om geloof op de proef te stellen. Eén voor één kwamen ze voor de Amerikaanse evangelist – en één voor één vertelde hij hen wie ze waren en wat hun moeilijkheden waren. Voor er een dozijn mensen door de gebedsrij was gegaan, waren deze inheemse mensen ervan overtuigd dat Jezus Christus werkelijk aanwezig was. Na een enkel algemeen gebed waren honderden Afrikanen genezen. In de weken die volgden beoor90
deelden plaatselijke voorgangers en zendelingen de resultaten van deze samenkomst door getuigenissen van genezingen en wonderen te verzamelen. De resultaten waren verbazingwekkend: blinde ogen geopend, kankergezwellen en allerlei soorten kwalen werden genezen en kreupelen hersteld. Eén buschauffeur zei: “Ik vervoerde een verlamde man in mijn bus en reed hem naar de samenkomst, maar toen hij terugkeerde, kon hij zelfstandig lopen.” Alles samen schatten plaatselijke voorgangers en zendelingen dat een duizendtal mensen waren genezen in deze ene Branham gebedsdienst. Dat was precies wat Bill had gehoopt in Afrika te zien: mensen met een ongecompliceerde gezindheid die Jezus aannamen, toen ze Christus bovennatuurlijk voor zich getoond zagen. Bill smeekte het
Afb. 17 Verbazingwekkende resultaten. Hier spreekt br. Branham tot Albert Mokoma, een man uit Basutoland die in Bloemfontein werd genezen van TBC en nu het Evangelie predikt.
Nationale Comité om meer samenkomsten voor deze inboorlingen in te plannen, maar het Comité zei „nee‟, hun zelfde argument weer opdissend over toezeggingen waarmee ze zich al ten aanzien van die data hadden vastgelegd. Bill kon de onverzettelijkheid en kortzichtig-heid van deze denominatie-mensen niet geloven. Ze gedroegen zich alsof dat reisschema het elfde gebod was… Bloemfontein verlatend, reed het Branham gezelschap 1500 kilometer naar het zuidwesten, naar Kaapstad. Hier verliepen de samenkomsten volgens hetzelfde patroon als die in Bloemfontein: vijf dagen van opzienbarende genezingsdiensten, met één zondagmorgen apart voor de zwarte Afrikanen.
91
Bill was bekommerd over de behandeling die deze zwarte inboorlingen ontvingen. De samenkomsten voor de blanke Afrikanen werden gehouden in een reusachtige vliegtuighangar op de Wingfield luchthaven.
Afb. 18 In Kaapstad werden de samenkomsten voor de blanke Afrikanen gehouden in Hangar No. 3 op Wingfield Airport, met 10.000 zitplaatsen.
Met de hangardeuren open waren meer dan 10.000 mensen in de gelegenheid om deel te nemen aan de dienst. De zwárte Afrikanen, anderzijds, hadden de beschikking over de Drill Hall, een veel kleiner gebouw binnen de stadsgrenzen. Zo vurig wilde de inheemse bevolking William Branham horen spreken, dat de mensen zich al om half twee in de ochtend buiten de Drill Hall in de rij begonnen op te stellen. Tegen zes uur in de morgen was de menigte uitgegroeid tot 8.000 zielen. Jammer genoeg, toen de deuren tenslotte opengingen om 9 uur, konden slechts 3.000 zwarte mensen zich naar binnen dringen. Het bijziende Nationale Comité had zelfs niet geregeld om luidsprekers buiten de zaal op te stellen, waardoor de mensen die op straat waren achtergebleven, niet in staat waren om te luisteren. Bill voelde zijn frustratie omhoog komen zoals op een zomermorgen het kwik in een thermometer. Zeker, er moest veel van de warboel van de planning worden toegerekend aan het Nationaal Comité. Maar Bill voelde dat ook iets van de schuld bij hém moest 92
worden gezocht. Hij had er in toegestemd, hoewel aarzelend, om de wil van het Nationaal Comité te volgen, ook al wist hij dat het niet de wil van de Heere was. De engel had hem gewaarschuwd dat hij ervoor zou boeten. Hij vroeg zich af of dit het was, wat de engel had bedoeld. Het was het niet.
Afb. 19 De Drill Hall, waarin slechts 3.000 zwarte Afrikanen zich naar binnen konden dringen.
De campagne in Kaapstad eindigde op maandagavond. Op dinsdag reden ze 650 kilometer langs de kust naar het oosten, en kwamen voor het donker aan in Port Elizabeth. De eerste samenkomst in Port Elizabeth werd de volgende avond, 7 november 1951, gehouden in een grote gehoorzaal, genaamd de „Feather Market Hall‟
Afb. 20 Een klein deel van de grote menigte die geen toegang meer kon krijgen tot de Drill Hall.
Opnieuw hadden de organisatoren de nood drastisch onderschat en duizenden mensen konden het gebouw niet binnenkomen. Als gevolg daarvan werd gedurende de rest van de week in Port Eli93
zabeth de geloof-genezings-campagne gehouden in het Davis Stadion, een sportarena met een overvloed aan ruimte. Op een morgen werd Bill wakker met pijnscheuten in zijn buik. Eerst zette hij het van zich af als onbetekenend. Toen de pijn de dag door bleef aanhouden, begon hij zich zorgen te maken. Wat als zijn mysterieuze maagkwaal terug aan het opkomen was om hem te plagen? Hij had nu al vele dagen de zich opstapelende effecten gevoeld van zijn vermoeiend reisschema. In 1947 had uitputting zijn maagkwaal teweeggebracht. In die tijd had hij zichzelf voortgedreven gedurende meer dan een jaar, avond aan avond biddend voor lange rijen zieke en aangevochten mensen tot in de vroege morgenuren, tot hij tenslotte op het podium was ingestort. Toen had ziekte hem gedwongen om zijn campagnes op te schorten. Zijn maag was zo zuur geworden als een citroen, en hij was toen bijna gestorven aan de complicaties. Zou dat opnieuw gaan gebeuren? Het Nationale Comité duwde hem voort, hem geen tijd gevend Afb. 21 om te rusten. Ze begrepen niet hoe drasDe kleine Feather Martisch deze bovennatuurlijke visioenen ket Hall in Port Elizabeth zijn natuurlijke energie opteerden. Maar erger dan zijn uitputting was de toenemende pijn in zijn buik. Tegen de tijd dat hij East London bereikte, 250 kilometer langs de kust, ten noorden van Port Elizabeth, stond het voor Bill vast dat deze pijn niet zijn oude vijand was, de maagkwaal. Deze krampen voelde hij lager dan zijn maag, en de pijnscheuten waren sterker dan gewone misselijkheid. Toen de anderen die met hem mee reisden ook ziek begonnen te worden, wist Bill dat het kwam van iets plaatselijks, misschien van iets dat ze hadden gegeten of gedronken. Na vijf avonden in East London gingen ze op weg naar Durban, 550 kilometer verder naar het noorden langs de oostkust van Afrika. Terwijl ze onderweg waren, zag Bill een visioen van een inboorlingvrouw die op een draagbaar lag. Weldra liep de hoofdweg langs een 94
typisch inheems dorp. Bill vroeg aan zijn chauffeur om de auto te stoppen. Uitstappend, liepen Bill en degenen die met hem reisden het dorp in, waar Bill naar een hut wees die er precies zo uitzag als alle andere hutten er omheen. “Daar binnen zullen we een vrouw gaan vinden die op een draagbaar ligt. Ze is erg ziek vanwege tuberculose. Ze is een Christen vrouw en ze kan Engels spreken.” Toen ze de hut binnengingen, lag ze daar, exact zoals Bill haar had beschreven. De vrouw vertelde hen in het Engels: “Ik heb lang gebeden om genezing. Jezus beloofde mij dat Hij een profeet zou zenden uit een ander land om voor me te bidden, en dat ik genezen zou worden.” De Here Jezus hield Zijn belofte. ZE BEREIKTEN Durban op dinsdag, 20 november 1951. Bill was onder de indruk van de sterk Aziatische atmosfeer in deze grote wereldstad.
Afb. 22 Durban, een grote wereldstad.
Rickshaws reden af en aan over de boulevards. Indiase vrouwen, gekleed in hun traditionele saris, deelden de markt met in zwarte gewaden gehulde Moslim vrouwen, en met inboorling vrouwen met hun donkere huid, van wie sommigen koperen ringen om hun hals en polsen droegen. Sikhs met zwarte baarden en witte tulbanden op hun hoofd en met lange messen weggestopt in hun sjerp, mengden zich met lange, bijna naakte leden van Afrikaanse stammen, beschilderd met modder, hun kroeshaar versierd met kleine botjes, en hun oorlelletjes uitgerekt tot lange „vleeslussen‟. Toen Bill navraag deed naar deze verscheidenheid, legde Rev. Schoeman uit dat Durban een inwonertal had van 440.000 zielen, waarvan 130.000 oor95
spronkelijke Afrikanen, 110.000 Europese Afrikanen en 200.000 die uit India kwamen. Oorspronkelijk waren de Indiërs geïmporteerd als slaven om in de mijnen te werken. Ze houden nog steeds vast aan hun Aziatisch erfgoed, hun religies van Hindoeïsme, Boeddhisme en Islam inbegrepen. De eerste samenkomst in Durban werd gehouden op woensdagavond in de „City Hall‟, en was uitsluitend beperkt tot alleen blanke Zuid-Afrikanen. Diegenen die niet in het gebouw binnen konden komen, luisterden door luidsprekers die in het omringende park stonden opgesteld. De verwachtingen waren hoog gespannen en velen die in rolstoelen en op draagbaren kwamen, vertrokken er zónder. Op donderdagmiddag werd de dienst verplaatst naar een gigantische paardenrenbaan, de „Greyville Race Course‟ geheten. Meer dan 20.000 mensen zaten op de overdekte tribunes, en nog was er plaats voor meer. Toen Bill het podium opklom om te gaan spreken, was
Afb. 23 Velen die niet in staat waren om toegang te krijgen tot de Durban City Hall, stonden in het Stadspark en luisterden naar de dienst via luidsprekers.
hij verrast om te zien dat de menigte bestond uit zwarte inboorlingen, bruine Indiërs én blanke Europeanen. Hij zei tegen Sidney Smith, de burgemeester van Durban: “Ik dacht dat Zuid-Afrika rassenscheidingwetten had, die ons ervan weerhielden om blanken en zwarten in dezelfde samenkomst te hebben.” 96
“Er zijn rassenscheidingwetten,” legde de burgemeester uit, “en als u nauwkeurig zult kijken, zíjn de rassen gescheiden. Ziet u al die omheiningen?” Nu merkte Bill de lijnen op van afscheidingen bestaande uit witte paaltjes, die kriskras door de menigte stonden. “Maar waarom lopen sommige van die omheiningen tussen zwarte mensen door?” “Die hekken maken scheiding tussen verschillende stammen: Bantu, Swazi, Xhosa, Zoeloe – er zijn hier meer dan een dozijn verschillende stammen, en sommige van ze zijn vijanden van elkaar.” “Waarom hebben we dit niet in andere steden kunnen doen?” vroeg Bill. “Dan hadden we meer mensen met het Evangelie kunnen bereiken.” ”Durban is de enige plaats waar de regering ons toestemming heeft gegeven om dit te doen.” Nu begreep Bill waarom de engel van de Heere hem had verteld om rechtstreeks naar Durban te gaan en daar te blijven totdat hij werd weggeroepen.
Afb. 24 Twee van de 75 leden van het Zuid-Afrikaanse politiekorps die de mensenmassa in goede banen leidden.
O, was hij maar niet ongehoorzaam geweest aan de aanwijzingen van de engel. Wat leed hij voor die vergissing. Tegen dat moment deed zijn buik voordurend pijn. Het voelde alsof er een rat was losgelaten in zijn darmen, die knaagde aan zijn ingewanden. Hij moest zich aan de kansel vasthouden om te voorkomen dat hij voorover zou slaan van de pijn – zelfs als de gebedsrij naar voren kwam, zelfs als de visioenen zich voor hem openden en hij de geheimen in de harten van vreemden openbaarde; zelfs als diezelfde mensen werden genezen. “Hemelse Vader, vergeef mij” bad Bill zachtjes, terwijl hij wachtte op de talrijke vertalers die zijn laatste woorden in 15 verschillende talen vertaalden. “Ik heb spijt van mijn fout. Jezus, terwijl 97
U deze anderen geneest, genees ook mij.” Maar er kwam geen visioen om hém te verlichten. Het scheen of God de nood van zijn profeet de rug had toegekeerd, terwijl Hij nog niet de geringste nood van de rést van Zijn volk over het hoofd zag. Berouwvol had Bill het gevoel of hij deze verwerping verdiende. Het gehoor kwam in beweging van opwinding als één voor één de problemen van diegenen in de gebedsrij foutloos werden onderscheiden en de patiënten werden genezen. Toen een doofstomme Indiase jongen voor de eerste keer in zijn leven hoorde en sprak, zwol het geloof van de menigte aan tot overstromens toe. Bill verhief zijn stem in gebed, de kreupelen, de zieken, stommen en blinden aansporend om hun genezing nu aan te nemen uit de handen van de opgestane Redder, Jezus Christus. Maar lang voordat de laatste vertaler klaar was met het vertalen van dit gebed, klommen mannen en vrouwen, ouden en jongeren uit rolstoelen of gooiden krukken aan de kant; kinderen waren de sluitingen aan hun ijzeren beugels aan het losmaken en gooiden de dingen weg. Tragisch genoeg, zelfs hoewel het geluid van de overwinning luider klonk, werd Bill weggeleid van het podium, snikkend van pijn, het nodig hebbend dat twee sterke mannen hem ondersteunden.
Afb. 25 Het vak voor de niet-Europeanen tijdens de zondagmiddag bijeenkomst op de reusachtige Greyville Paardenrenbaan in Durban.
Bezoekers bleven voortdurend Durban binnenstromen, wat het stadsverkeer vertraagde tot de tred van een nijlpaard dat tot aan zijn borst door de modder waadt. Tegen vrijdagmiddag was de menigte op de Greyville Renbaan verdubbeld tot meer dan 40.000. Met Sidney Smith naar de dienst rijdend, zag Bill veel inboorlingen op 98
straat kleine handgemaakte beeldjes dragen. Hij had over zulke afgoderij in de Bijbel gelezen, maar dit was de eerste keer dat hij het ooit uit de eerste hand had gezien. “Kijk eens naar die makkers met hun afgodsbeelden,” merkte hij op. De burgemeester zei: “Sommigen van ze zijn Christen.” “Christen?” Bills mond zakte open van verbazing. “Christenen met afgodbeeldjes?” “Ja. Hier zijn een heleboel inboorlingen die Christen zijn, maar nog steeds vasthouden aan hun voorvaderlijke afgoden.” “Dat is vreemd. Ik zou tot één van ze willen spreken. Zou u de taal kunnen spreken van die makker die daar staat?” Ze stopten aan de kant van de weg en de burgemeester met zijn gast stapten uit de auto en gingen naar een reusachtige zwarte man die bijna 2 m.10 lang was en bijna 135 kilo moet hebben gewogen. Terwijl Bill dichterbij kwam, kon hij zien dat het afgodsbeeld bevlekt was met gedroogd bloed. Via de burgemeester vroeg Bill aan de inlander: “Bent u een Christen?” “O ja,” antwoordde de inlander. “Ik ben al vele jaren Christen.” “Waarom draagt u dat afgodsbeeld?” “Mijn vader heeft vóór mij deze god meegedragen, waar hij ook ging. Op een dag was hij alleen op jacht in het veld, toen een leeuw hem op het spoor kwam. Mijn vader stak een vuur aan en bad tot deze god, de bezweringen van onze toverdokters gebruikend, en de leeuw ging weg. Nu draag ook ik deze god mee, waar ik ook ga. Als de god van de zendelingen me begeeft, dan zal deze god niet falen.” “Ik denk dat u uw geloof op het verkeerde richt,” berispte Bill. “Omdat ik zelf een jager ben, ben ik bekend met het gedrag van wild. Die afgod heeft de leeuw niet weggejaagd; het was het vúúr. De zwarte man keek sceptisch. Bill vroeg: “Komt u vanavond naar de samenkomst op de renbaan?” “Morgen,” gromde hij. “Goed. Dan zult u morgen zien dat Jezus nooit faalt.” De drie diensten gehouden op zondag, 25 november 1951, braken het bezoekersrecord van de Greyville Renbaan. Niet alleen waren de tribunes vol, maar evenzo het middenveld, waar de verschillende inlandse stammen op de grond zaten, gescheiden door witte paaltjes- omheiningen, net als kuddes vee. Rev. Bosworth leidde de morgendienst en Rev. Baxter predikte in de middag. De avonddienst was gereserveerd voor Bill om te prediken en te bidden 99
voor de zieken. Tegen die tijd was Bill gewoon geraakt aan het spreken via 15 vertalers. Het was een langzaam proces, waarbij hij anderhalf uur nodig had om te prediken wat normaal een prediking van 15 minuten zou zijn. Bill zou zeggen: “Jezus Christus is de Zoon van God.” De eerste vertaler maakt geluiden alsof er een kip klokt; de tweede vertaler klinkt als een keffende jakhals; de derde vertaler klonk weer volkomen anders dan de eerste twee; en zo ging het de rij langs. (In voorgaande jaren had Bill het zich dikwijls afgevraagd over 1 Corinthiërs 14: 10, waar Paulus zei dat er geen geluid zonder betekenis was. Nu, na het horen van al deze bijzondere talen, besefte hij wat Paulus als zendeling had bedoeld.) Tenslotte beëindigde de vijftiende vertaler zijn zin en ging Bill verder: “Jezus Christus kwam naar de aarde om zondaars te redden.” Het proces begon weer opnieuw. Terwijl de vertalers om beurten deze regel herhaalden, liep Bill naar de achterkant van het podium en vroeg Sidney Smith: “Wat is er op het grasveld aan de hand? Wordt er daar gevochten?” De burgemeester had ook naar de opschudding zitten kijken. “Ik kan het niet zeggen. Ik zal er een politieagent heen sturen om het uit te zoeken.” Al gauw kwam de agent terug om te rapporteren: “Broeder Branham, een inheemse vrouw is daar in de massa zojuist bevallen. Het schijnt in orde met haar te zijn.” “Zult u haar hier niet vandaan halen?” “We hebben aangeboden om dat te doen, maar ze wiste gewoon haar baby af en begon hem de borst te geven, zeggend dat ze wilde blijven voor de gebedsdienst.” Zo‟n beslissing overweldigde Bill. Als de verwachtingen van die nieuwe moeder het verlangen van de rest van deze schare weerspiegelde, dan zou het vandaag inderdaad een geweldige genezingsdienst gaan zijn. Er waren geen gebedskaarten uitgegeven; in plaats daarvan hadden verschillende zendelingen er gewoon een dozijn zieke mensen uitgepikt en ze in een rij gezet voor gebed. De eerste persoon die naar voren kwam in de gebedsrij was een vrouw van Oost-Indiase afkomst. Haar lichaam was in een kleurrijke sari gewikkeld en haar voorhoofd was versierd met een rode stip midden tussen haar ogen – het kumkum symbool: in de Hindoe cultuur beschouwd als een teken van schoonheid. 100
Net zoals Jezus deed met een Samaritaanse vrouw, praatte Bill kort met deze vrouw om contact te hebben met haar geest. “Dame, waarom zou u, die een Hindoe bent, naar mij, een Christen, om hulp komen? Waarom gaat u niet naar uw eigen priesters?” “Zij kunnen mij niet helpen,” antwoordde de vrouw. Boven haar ontvouwde zich een visioen, wat haar liet zien in de spreekkamer van een dokter, luisterend naar de diagnose van de arts. Bill zei: “Dame, u hebt tuberculose. Ik geloof, dat als u Jezus Christus zult aannemen als uw persoonlijke Verlosser, dat Hij u ook zal genezen.” Onmiddellijk knielde de vrouw neer op één knie, boog haar hoofd, nam haar lange rok en veegde de rode stip tussen haar ogen weg. Bill zag een licht om haar heen flitsen. “Zuster,” zei hij, “Jezus Christus heeft u zojuist genezen. Vervolg uw weg en dien Hem de rest van uw leven. Een eenstemmig gemompel rimpelde door het gehoor en Bill kon zien hoe andere Hindoe vrouwen op hun vingers spuwden en toen hun eigen rode stippen eraf veegden Iemand in de massa schreeuwde: “Krishna!” Andere Hindoes namen de roep over. “Krishna! Krishna!”riepen ze, denkend dat de Amerikaanse evangelist de naam van een van hun goden had uitgesproken. (Krishna is een aardse vorm van de Hindoegod Vishnu.) Zijn handen opheffend om ze te kalmeren, legde Bill uit: “Nee, ik heb helemaal niet „Krishna‟ gezegd. Ik zei: „Christus‟, en hij sprak de naam duidelijk uit, de „t‟ benadrukkend: “Jezus Christus. Ik ben niet Krishna; ik ben een dienstknecht van Jezus Christus.” De volgende persoon in de rij was een jonge vrouw van Europese afkomst. Ze scheen in goede gezondheid te zijn, en terwijl ze dichterbij kwam, kon Bill een welkome geest rond haar voelen. Hij zei: “Ik zie dat u een Christen bent.” Ze antwoordde dat zij het was. “Zuster, ik zie dat u een kerk binnengaat. U hoort bij de Nederlands Hervormde Kerk.” Toen pauzeerde hij, onthutst. Bij deze vrouw was er iets ánders. Dikwijls zou hij in een visioen een helder licht te voorschijn zien barsten rond de patiënt, aangevend dat de persoon genezen was. Maar in dit visioen werd alles donkerder, net als de samenpakkende schaduwen van de naderende nacht. “Zuster, een paar dagen geleden bezocht u een dokter. Uw man wachtte in de hal, terwijl de dokter u onderzocht. Uw man heeft zwart haar en een snor. En hij droeg een grijs pak. De dokter is een man met grijs haar 101
die een bril draagt. De dokter zei dat u een cyste aan uw eierstok hebt. Het is niet levensbedreigend, maar de dokter wil haar toch verwijderen.” De vrouw knikte van ja. Terwijl Bill sprak, werd het visioen donkerder om haar heen. Hij stond op het punt om te zeggen: “De Heere zegene u en geneze u, mijn zuster,” en haar van het podium af te laten gaan met een beetje hoop; maar voordat hij dit kon zeggen, veranderde het visioen in een begrafenisstoet en zag hij de dragers haar kist naar haar graf dragen. Toen wist Bill dat haar leven ongeveer voorbij was, en hij besloot dat hij het haar evengoed duidelijk zou mogen vertellen. “Dame, u bent een sterk uitziende vrouw. Er is erg weinig verkeerd met u, alleen die cyste aan uw eierstok. Maar bereid u voor om te sterven, want zo spreekt de Heere: „U zult slechts een korte tijd gaan leven‟.” De ogen van de vrouw werden groot en ze zuchtte: “Meneer?” “Dat is waar, zuster. Wees slechts zeker dat uw hart in orde is met God.” Terwijl deze vrouw het podium verliet, leidde een goed geklede blanke man een inboorlingenjongen de treden op en over het podium. De man stopte een meter of drie van de Amerikaanse evangelist, terwijl de jongen uit zichzelf naar voren kwam. Bill wierp één blik op de jongen en zei: “Iedereen kan zien dat de ogen van deze jongen scheel staan. Ik kan hem niet genezen, maar Jezus Christus kan het wel. Misschien zal God mij iets tonen dat het geloof van de jongen zal bemoedigen.” Hij pauzeerde, terwijl hij het verleden van de jongen zich zag ontvouwen. “Ik zie een grote, magere Zoeloe vrouw een baby in haar armen houden, hem tonend aan haar man, die merkt dat het jongetje scheel kijkt. Ik weet dat het gezin Christen is, omdat ik ze in het visioen zie bidden voor een kruis.” Toen dit door de Zoeloe vertaler werd herhaald, stonden de moeder en de vader op in het gehoor, wuivend en roepend dat dit correct was. Ondertussen had de jongen zijn hoofd gebogen. Bill zei: “Ik hoef niet voor de jongen te bidden, want hij is reeds genezen. Je kunt nu voorbij gaan.” De jonge Zoeloe hief zijn hoofd op en grijnsde. Het was waar; zijn ogen waren nu rechtgezet en normaal. De jongen verliet het podium, maar de man die hem daar heen had gebracht, niet. Hij kwam dichterbij, zeggende: “Meneer Branham, ik wil een ogenblik met u spreken.” Ern Baxter ging hem in de weg staan. ”We kunnen niemand met 102
broeder Branham laten spreken wanneer hij onder de zalving is.” “Ik wil hem slechts een vraag stellen.” Zich tot de twee mannen wendend, zei Bill: “Het is in orde, broeder Baxter. Laat de dokter spreken.” “Hoe wist u dat ik een dokter was?” Bill negeerde de vraag. “Wat kan ik voor u doen, dokter?” “Het is waar, ik ben een Britse dokter. Ik heb die jongen onderzocht voordat hij hier naar boven kwam en ik onderzocht hem weer net een ogenblik geleden. Zijn ogen stonden ervoor scheel en nu staan ze niet meer scheel. Hoe deed u dat? Hebt u hem gehypnotiseerd?” “Als hypnose schele ogen recht zal zetten, behoorden u dokters het te doen. Maar het was geen hypnose; het was de kracht van God.” “Meneer Branham, ik ben gewoon een kerklid. Maar nu dat ik een God heb gezien die zo tastbaar is dat Hij scheel staande ogen recht kan zetten, wil ik Jezus Christus aannemen als mijn Redder, en ik ben gewillig om dat tot uw hele gehoor te zeggen.” Er waren ongeveer tien minuten voorbij gegaan sinds de vrouw met de cyste aan haar eierstok het podium had verlaten. Terwijl de Britse dokter tot het gehoor sprak, kwam er een boodschapper op het podium en brabbelde opgewonden tegen een van de vertalers, die het toen Bill vertelde: “Weet u nog die vrouw van wie u zei dat ze zich moest voorbereiden op de dood? Ze is zojuist overleden. Deze man kent de echtgenoot en zat naast hen. Toen de vrouw terug op haar plaats kwam, zei ze tegen haar man: „Wel, wat denk jij daarvan‟, en voordat hij kon antwoorden, viel ze ter plaatse dood neer.” (Later vernamen ze dat zij stierf aan een hartaanval.) De laatste die door de gebedsrij kwam, was een zwarte man, die zo voorover gebogen was, dat hij op zijn voeten en zijn handen liep. Het was duidelijk dat hij geestelijk in ontwikkeling was achtergebleven. Een verzorger weerhield deze gebochelde man ervan om aan de zwerf te gaan, door middel van een ketting die stevig vastzat aan een honden halsband rond zijn nek. “Kijk naar dit arme schepsel,” zei Bill met medegevoelen. “Als ik hem zou kunnen helpen, dan zou ik het doen. De waarheid is dat ik hem niet kan helpen. Maar Jezus Christus kan het. Het leven van deze man kan niet verborgen zijn, omdat de engel van de Heere hier is.” Toen het visioen kwam, openbaarde het iets onverwachts. Bill 103
zei: “Ik weet dat deze jongen opgroeide in een Christelijk huis, want ik zie een foto van Jezus aan de wand van zijn hut hangen. Hij werd in deze misvormde toestand geboren. Maar op dit moment nu is hij niet bezorgd over zichzelf; hij is bezorgd over een broer. Vier jaar geleden werd zijn jongere broer gewond, toen hij van een grote gele hond of geit afviel. Nu is zijn broer kreupel en moet krukken gebruiken wanneer hij loopt. Zo spreekt de Heere: „Zijn broer is genezen.‟” Op dat moment snerpte er een schreeuw door de lucht. Van ver achterin het gehoor stond een grote zwarte man op en zwaaide boven zijn hoofd met twee krukken, schreeuwend in zijn stamtaal dat hij die broer was, en dat hij nu was genezen. De menigte kookte van luide opwinding vanwege dit wonder, en het duurde vele minuten voor ze voldoende tot rust waren gekomen zodat ze konden luisteren. Bill zag de beroering rustig aan; toen richtte hij zijn aandacht terug op de beklagenswaardige man die voorover gebogen voor hem zat. Er verscheen een blauwe schaduw in de lucht, een visioen openbarend dat deze man rechtop stond en normaal liep. Bill zei tot het gehoor: ”U kunt zien dat Jezus Christus de broer van deze man genas. Als God nu deze misvormde, geestelijk achter gebleven man zal genezen, hoevelen van u hier zullen dan de Heere Jezus dienen?” Zwarte, bruine en blanke handen gingen omhoog door het hele stadion. Bill zei tegen de verzorger om de ketting om de hals van de man te verwijderen. De verzorger schudde zijn hoofd, bezorgd en misschien een beetje angstig. Bill drong aan. “Laat de man op zijn voeten staan en maak zijn ketting los. God heeft hem bevrijd.” Aarzelend was de verzorger zo goed om het te doen, de ketting afhakend en de man bij de schouders omhoog trekkend. De man had niet veel hulp nodig. Zijn ruggengraat knakte een dozijn keer naarmate ze zich rechtte, hem in een perfecte houding achterlatend voor het oog van 50.000 mensen. Bill sloeg zijn arm om de naakte taille van de man en liep met hem naar de rand van het podium; toen terug naar de kansel. De man glimlachte en wuifde naar het gehoor, wat bevestigde dat zijn geest op bovennatuurlijke wijze was hersteld. De menigte scheen te dreunen en te bewegen als een aardbeving. De gelegenheid te baat nemend, vroeg Bill: “Hoevelen van u willen nu Jezus Christus aannemen als hun Redder?” Duizenden en duizenden handen gingen omhoog. Ern Baxter 104
zei: “Broeder Branham, ik denk dat ze u verkeerd begrepen hebben. Ze moeten hebben gedacht dat u hen vroeg of ze lichamelijke genezing wilden. U kon maar beter die vraag opnieuw via de vertalers laten stellen.” Dus zei Bill in de microfoon: “Ik vroeg u niet of u lichamelijke genezing wilde. Ik vroeg of u Jezus Christus wilt aannemen als uw persoonlijke Redder. Als u dat wilt, ga dan staan.” Duizenden mensen stonden op. Bill zei: “Voordat Jezus in uw hart zal komen, moet u eerst uw valse goden verwerpen. U mensen die afgodsbeelden meedraagt, ik wil dat u ze nu meteen kapot breekt.” Een stofwolk steeg op over het veld, terwijl mannen en vrouwen hun afgoden van klei tegen de grond gooiden. Eerst bad Bill hardop voor hun redding, toen bad hij voor de hele massa tegelijk voor de genezing van al diegenen die ziek of aangevochten waren. Duizenden van deze nieuwe Christenen riepen uit dat ze genezen waren. De volgende dag in hun hotel kon Fred Bosworth er maar niet genoeg van krijgen om te praten over de samenkomst van zondagavond. “Broeder Branham, terwijl de mensen weggingen, maakten ze grote hopen van hun krukken, draagbaren, rolstoelen en beugels. Ik stond daar en huilde als een klein kind. In al mijn 40 jaren van evangelieprediking en bidden voor de zieken, heb ik nooit een samenkomst gezien die zich met die ene kon meten.” Burgemeester Sidney Smith zei: “Broeder Branham, kom hier en kijk uit het raam. Die vrachtwagens zijn volgeladen met krukken en zaken die de mensen gisteravond hebben achtergelaten.” Toen Bill keek, zag hij zeven grote veewagens voorbij het hotel komen, gevolgd door honderden mensen die genezen waren: inboorlingen uit elke stam door elkaar, niet langer vijanden; samen arm in arm het „Branham Campagnelied‟ zingend: „Geloven alleen, geloven alleen, alles is mogelijk, geloof alleen.‟ Smith zei: “We schatten dat er 50.000 mensen waren in die samenkomst van gisteravond – meer dan 100.000 mensen als u alle drie zondagsdiensten samen telt. Gisteren moeten er 30.000 mensen zijn geweest die hun hart aan Jezus Christus gaven. Er is geen manier om te weten te komen hoeveel duizenden er werden genezen.” “En ik zo ziek dat ik nauwelijks kon staan,” voegde Bill er aan toe. “We hadden regelrecht naar Durban moeten komen vanuit Johannesburg, zoals de engel ons zei om te doen. Tegen deze tijd zou 105
het voor iedereen duidelijk moeten zijn, dat Durban de plaats is waar de Heere wil dat we zijn.” Jammer genoeg was het niet voor iedereen duidelijk. Rev. Schoeman maakte bekend dat Ern Baxter, Bill en Billy Paul woensdagmorgen naar Salisbury, Rhodesië zouden vliegen. “En-en Durban verlaten?” sputterde Bill ontsteld tegen. “Waarom? Hier is het waar de Heere vaardig is.” Schoeman diende weer dezelfde oude reden op: “We volgen gewoon het reisschema dat we meer dan een maand geleden hebben opgesteld. We hebben voor u twee dagen geregeld in Salisbury, dan zuidwaarts naar Pretoria voor een enkele samenkomst, dan naar Johannesburg voor een laatste samenkomst, voordat u terug naar huis vliegt. Ik begrijp niet waarom u van streek bent. U hebt uw samenkomsten in Durban gehad zoals u wilde.” “Hoe ver is Salisbury, Rhodesië?” “Dertienhonderd kilometer naar het noorden.” Bill kon nauwelijks het onverstand van deze mannen begrijpen. Hij wees erop wat voor de hand lag: “Er zijn hier meer dan 50.000 mensen in Durban die me willen horen prediken. Velen van hen hebben kilometers en kilometers gelopen om hier te komen. Duizend van hen zijn pas bekeerde Christenen. Nu laat u me plotseling 1300 kilometer weg vliegen en dan vraagt u zich af waarom ik ontsteld ben?” “Het spijt me, broeder Branham, maar we beloofden deze broeder in Rhodesië dat we u daarheen zouden halen, en we hebben ons woord te houden.” Zich te zwak en te ziek voelend om te argumenteren, stemde Bill toe, de reis beëindigend overeenkomstig het plan van het Nationale Comité. In Salisbury predikte hij tot maar 1500 mensen. De twee dagen die hij doorbracht in Rhodesië vervaagden in zijn herinnering als een nare droom. Toen vloog hij terug naar Zuid-Afrika waar hij één samenkomst had in Pretoria en nog twee in Johannesburg. Tijdens die laatste samenkomst in Johannesburg voelde hij zich of dat hij zou gaan sterven. Toch hinderden zijn eigen aanvechtingen niet zijn gave van onderscheiding of de kracht van God. Onder de vele visioenen die hij die avond kreeg, zag hij ook een vrouw in het gehoor die blind was. Haar aanwijzend, bemoedigde hij haar om op te staan en haar genezing aan te nemen. Ze reageerde niet. Er stond echter een andere vrouw op in dezelfde rij. Bill wendde zich tot deze 106
andere vrouw en zei: “Ik weet dat ook ú blind bent, maar waarom stond u op? U bent een Jodin en u gelooft niet dat Jezus de Christus is. Denkt u dat Jezus uw gezichtsvermogen kan herstellen?” Ze knikte van ja. Bill vervolgde: “Ik kan Hem niet vragen om uw Heelmeester te zijn, tenzij Hij eerst uw Heer en Redder is. Als u Hem wilt aanvaarden als de Messias, steek dan uw hand op.” Ze stak haar hand op en haar gezichtsvermogen keerde terug. Tenslotte kwam het moment om Zuid-Afrika te verlaten. De Britse dokter die in Durban die jongen met scheel staande ogen had onderzocht, ontmoette Bill op het vliegveld in Johannesburg en zei: “Ik voel dat God mij roept om in de medische zending te gaan. Broeder Branham, dit heb ik alles aan u te danken. Dank u voor uw komst.” Zijn dank zou met honderd keer duizend kunnen worden vermenigvuldigd. Er kwamen verslagen binnen uit het oerwoud van 1.000 mensen die in één week waren gedoopt. Kerken door heel Zuid- Afrika stroomden vol met mensen die pas opgetogen waren geraakt over een levende God – een God die tastbaar was. Gedurende hun tien weken in Zuid-Afrika had William Branhams team 120 diensten gehouden in 11 steden, met een gezamenlijk gehoor van rond de 500.000 mensen. God alleen zou de uiteindelijke overwinning kunnen berekenen, maar Bill wist iets over de kosten. Fred Bosworth begeleidde de rest van het Branham gezelschap naar de luchthaven, hoewel hij die dag niet zou gaan vliegen. Bosworth zou nog een maand in Zuid-Afrika blijven om te werken met voorgangers en zendelingen, hen helpend om de duizenden pas bekeerden in Christus te grondvesten. Afb. 26 Terwijl Bill zat te wachten tot zijn F.F. Bosworth, een oudgevliegtuig arriveerde, wrong hij zich in diende in de bediening van allerlei bochten van de pijn in zijn Goddelijke genezing. buik. Hij vroeg zich ernstig af, of hij Fred Bosworth ooit weer zou zien. Tenslotte landde zijn vliegtuig en weldra was hij gereed om aan boord 107
te gaan. Het moment was gekomen om afscheid te nemen. Zijn armen om zijn vriend heenslaand, zei Bill: “Broeder Bosworth, ik ben 42 jaar oud en ik vermoed dat mijn dagen zo ongeveer voorbij zijn. Zoals Paulus kan ik zeggen: “Ik heb de goede strijd gestreden; ik heb mijn loop ten einde gebracht; ik heb het geloof behouden.”25 “Onzin,” brieste Bosworth. “Je bent nog maar een jongen. Ik begon zelf pas te prediken toen ik 40 jaar oud was! Nu ben ik over de 70 en ga er nog steeds flink tegenaan. Broeder Branham, u hebt slechts uw opleiding beëindigd en hebt uw diploma ontvangen.” Bill was het ermee eens dat hij slechts zijn opleiding had beëindigd, maar hij was niet zo zeker over het diploma. Hij voelde zich meer alsof hij net gezakt was voor zijn eindexamen...
***
25
2 Timothéüs 4: 7 108
HOOFDSTUK 60 De Prognose van de Engel 1952
“BILLY BRANHAM, goeie genade, jongen,” riep Dr. Adair uit, opkijkend van het rapport. “Je hebt in Afrika amoebae opgelopen.” Toen Sam Adair klaar was met het lezen van het laboratoriumrapport, schudde hij bedroefd zijn hoofd. “Er is niets dat ik voor je kan doen, Billy. Ik zal je moeten doorsturen naar een specialist.” Na nog meer tests legde Dr. Lukas de harde feiten uit. “Meneer Branham, deze amoebae zijn parasieten. Ze worden overgebracht als kleine cystes, niet veel groter dan witte bloedlichaampjes. Waarschijnlijk hebt u er een opgedaan in iets dat u at of dronk. Symptomen beginnen zich te vertonen vier tot zes weken nadat de parasieten het lichaam zijn binnengegaan. Uw geval is het ergste dat ik ooit heb gezien.” Bill herinnerde zich dat hij de eerste buikkrampen had gevoeld in Port Elizabeth, vier weken nadat hij Johannesburg verliet. Dat betekende dat hij waarschijnlijk in Klerksdorp een amoebe cyste had ingeslikt. De tijd klopte. O, was hij maar in Johannesburg gebleven, zoals de engel hem had gezegd te doen, dan zou dit nooit zijn gebeurd. Dr. Lukas vervolgde: “Invasieve amebiasis is de op twee na ergste parasitaire ziekte die er is; die honderdduizenden mensen wereldwijd infecteert. In de meeste gevallen zijn de amoebae niet actief. Hoewel deze geïnfecteerde mensen nu dragers zijn en de ziekte kunnen verspreiden, worden ze zelf niet aangetast. In andere gevallen, zoals het uwe, worden de parasieten actief. We weten niet waarom. Op dit moment leven deze amoebae van het slijm in uw darmkanaal. We zullen gaan proberen om ze daar onder controle te krijgen, omdat ze, als ze buiten de ingewanden komen, op weg gaan naar de lever of de hersenen, en dan worden de problemen erger. Ongelukkigerwijze hebben medicijnen niet veel effect op deze parasieten. Ik zal gaan beginnen met u op een behandelplan van 60 dagen te zetten.” Terwijl hij in de kliniek was, was een van de tests die was vereist, dat hij wat bariumpap moest drinken. De dokter die hem aan deze test onderwierp, zei: ”Meneer Branham, 109
ik hoor dat u zendeling bent.” “Evangelistische zendeling, ja. Ik ben net teruggekeerd uit Afrika.” “Ik heb óók een predikerstudie gedaan. Ik heb er vier jaar scholing voor nodig gehad om uit te vinden dat het christendom niets heeft te bieden. Dus begon ik de leringen van Mohammed, Boeddha, Confucius en vele anderen te bestuderen. Ik was verbaasd te merken, dat het christendom niet de enige religie is die spreekt over een maagdelijke geboorte en een redder. Ik besloot dat waarschijnlijk bij geen van ze iets te halen is, dus gooide ik de hele zaak overboord en nu ben ik agnosticus.” Terwijl zijn ingewanden pijn deden en zijn geest vervuld was met het dreigende karakter van zijn toestand, voelde Bill zich niet in conditie om een woordenstrijd aan te gaan met zo‟n scherpzinnig man. In stilte bad hij: “Heere Jezus, geef me nog een kans wanneer ik me beter voel.” Nadat hij thuis was gekomen en zijn vrouw het dreigende nieuws had verteld, zei Meda: “Bill, herinner jij je Mevr. Shane uit New Albany?” “Is dat niet die neurotische zondagsschool onderwijzeres in broeder Johnsons gemeente? Degene voor wie ik bad net voordat ik vertrok naar Zuid-Afrika?” “Dat is ze. Terwijl jij in Afrika was, belde ze me om de paar dagen steeds op. Nu je thuis bent, belt ze me elke dag.” “Hoe gaat het met haar?” “Verschrikkelijk. Het gaat zo slecht met haar, dat ze nauwelijks haar huis kan verlaten. Ze wil dat je onder de zalving voor haar bidt, maar ze denkt niet dat ze naar een samenkomst kan reizen.” “Dat maakt niet uit. Zoals het er nu uitziet, mag ik misschien nooit meer een samenkomst houden.” “Bill, zeg dat niet. Hoe dan ook, mevr. Shane wilde dat ik je vroeg of de volgende keer dat de engel van de Heere nabij komt, zij de eerste zou kunnen zijn op de lijst om je te bezoeken.” “Zeker,” zei Bill gedachteloos. Hij was er over aan het denken hoe hij de engel van de Heere niet meer had gezien sinds die noodlottige dag in Klerksdorp, toen hij het had opgegeven om mee te gaan met het reisschema van het Nationale Comité, tegen de wil van de Heere in. Hij dacht: “O, wat heb ik mijn leven verknoeid.” Bill leefde de volgende weken in ellende. Het medicijn hielp 110
niet. De pijn kwelde hem zozeer, dat hij moeite had met slapen. Nacht na nacht liep hij door zijn huis heen en weer, huilend; smekend: “God, heb alstublieft genade met me. Als er nog steeds wat vriendelijkheid in Uw hart is ten opzicht van mij, vergeef me dan alstublieft. Ik zal nooit weer willens en wetens over Uw grens stappen.” De Heere zou niet tot hem spreken, noch door een stem, noch door een visioen, noch door het geschreven Woord, hoewel Bill voortdurend in zijn Bijbel las. Omdat hij zich zo hulpeloos en geïsoleerd voelde, gleden Bills gedachten steeds dichter naar de put van de wanhoop. O, waarom was hij zo dwaas geweest om ongehoorzaam te zijn aan een rechtstreekse opdracht van de Heere? Dag na dag onderzocht hij zijn dilemma in Afrika, filterde hij de verschillende elementen uit, proberend te leren van zijn fouten. Nu kon hij zien dat zijn grootste fout was om overhoop te liggen met het ZuidAfrikaanse Nationale Comité, een groep leiders die zo weinig flexibel was, dat ze zelfs niet konden buigen als God Zelf hen vroeg om hun plannen te veranderen. Toen besefte Bill dat hij die zelfde onbuigzame houding had gezien onder denominatie predikers in Amerika. Misschien waren het niet de mensen, maar zat de fout in het systeem. Elke Christelijke organisatie leefde met een tevoren opgestelde lijst van geloofsbelijdenissen en verordeningen, waarbij dogma‟s dikwijls zó geëerd werden, dat leden het Woord niet meer op een andere wijze konden zien. Dat was fijn als ze altijd juíst zouden zijn. Maar wat als ze verkeerd waren? Wat als God hen iets méér wilde laten zien, en ze het niet wilden aannemen omdat het niet paste bij hun dogma‟s? In dat geval kon hun eigen onbuigzaamheid hen tot Gods gerichten veroordelen. Wat als denominationeel christendom in werkelijkheid de Geest van God hinderde in plaats van hielp? Na diepgaand zelfonderzoek kwam Bill tot de conclusie dat zijn tweede fout was, dat hij te gevoelig was voor kritiek. Deze gevoeligheid stamde uit de tijd dat hij in zijn kinderjaren verworpen was geweest, toen de maatschappij hem had buitengesloten vanwege de slechte reputatie van hun gezin. Door Christen te worden had hij de liefde en erkenning gevonden die hij als kind had ontbeerd. Maar een paar van de complexen uit zijn kindertijd waren gebleven, met daarbij ook zijn neiging tot nervositeit, en zijn gevoeligheid voor kritiek. Nu zovele duizenden mensen om zijn aandacht vroegen, 111
wilde hij iedereen een plezier doen, wat een onmogelijke opdracht was. Hij besloot dat hij van nu aan moest doen wat God ook maar wilde dat hij deed, ongeacht wie er ondertussen ook aanstoot aan zou nemen. Het zou verreweg beter zijn om ménsen teleur te stellen dan om de Heere Jezus Christus teleur te stellen. Jammer genoeg was het niet altijd gemakkelijk om te weten wat de Heere wilde. Bill piekerde over een probleem dat hem al jaren achtervolgde. Vele Christenen klaagden erover, dat hij voor onvoldoende mensen bad gedurende zijn genezings-campagnes. Honderden zieke mannen en vrouwen kwamen naar elke dienst en verlangden een persoonlijk gebed van hem. Omdat de bovennatuurlijke onderscheiding zijn lichaam zo zwaar belastte, had Bill nauwelijks de kracht om voor meer dan enige tientallen mensen te bidden op welke van de campagne-avonden ook. Vele critici zeiden dat hij meer zoals Oral Roberts behoorde te zijn en andere geloofsgenezings-evangelisten: een lange rij mensen zich laten opstellen en ze zo snel als mogelijk voorbij laten komen, ze aanraken, en een paar woorden bidden. Misschien hadden zijn critici gelijk; misschien was zijn methode te langzaam. Soms zat Bill urenlang over deze puzzel te piekeren, zich afvragend hoe God werkelijk wilde dat hij de genezings-campagnes opzette. Op andere momenten voelde Bill dat de vraag niet langer van belang was, omdat hij misschien toch nooit meer zou prediken. Op een vroege morgen vond Meda haar man geknield op de vloer, zijn hoofd gebogen over de zitting van de canapé, huilend. “Bill, wat is er aan de hand?” “Lieveling, als je eens wist hoe slecht ik me voel. Hier ben ik, nog maar 42 jaar oud; mij gezondheid is kapot, mijn bediening is voorbij, ik heb schulden. Wat kan ik doen? Wat houdt de toekomst voor me in? Het lijkt het eind van de weg.” “Misschien zul je je beter voelen als je iets te eten hebt gehad,” stelde Meda voor. Bill had zo hard gehuild, dat zijn ogen bijna dichtgezwollen waren. Meda leidde hem naar de ontbijttafel waar hij aan wat eieren en toast knabbelde. De laatste tijd was zijn eetlust drastisch verminderd, met als gevolg dat zijn gewicht gedurende de afgelopen paar weken geleidelijk aan was afgenomen, tot hij nog maar een krappe 50 kilo woog. Zijn toestand werd eerder slechter dan beter. 112
Omstreeks midden februari 1952 ging Bill terug voor meer onderzoeken. Dr. Lukas schudde zijn hoofd terwijl hij de resultaten bestudeerde. “Rev. Branham, ik ben bang dat het medicijn dat ik u geef niet werkt. Ik zal vervolgens arsenicum gaan gebruiken.” “Arsenicum?” Is dat niet gevaarlijk?” “Ja, ik moet erg voorzichtig zijn met de dosering. Maar beeldt u niets in, Rev. Branham, uw situatie is ernstig. Invasieve amoebae maken rond de 40.000 slachtoffers per jaar. Deze actieve amoebae kunnen zich een weg vreten door de darmwand en in de bloedstroom komen, wat ze meeneemt naar de lever, waar ze levensbedreigende gezwellen kunnen vormen. Soms verspreidt het bloed ze ook naar andere delen van het lichaam, met inbegrip van de hersenen. Wanneer dat gebeurt, krijg je koorts en ben je binnen tien uur dood.” Bill ging verwarder dan ooit naar huis. Hij nam zijn nieuwe medicijn in zoals voorgeschreven, maar het enige wat het deed was zijn huid geelachtig oranje kleuren... Omstreeks deze tijd belde zijn vriend, Dr. Sam Adair, hem op, om hem te vertellen over het zware lot van een gezamenlijke vriend. “Billy, je weet dat Delbert‟s moeder een paar jaar geleden stierf. Delbert is nu 17 en hij is in verkeerd gezelschap terecht gekomen. Nu ligt hij in het ziekenhuis, stervend aan syfilis. Ik heb hem alle penicilline gegeven die zijn lichaam kan verdragen en het werkt helemaal niets uit. Ik dacht gewoon dat je het zou willen weten.” Zo ziek als Bill zich voelde, raapte hij alle kracht bij elkaar om naar het ziekenhuis te gaan en deze jongen, die sinds lang een vriend van de familie was, te bezoeken. Toen hij de ziekenhuiskamer binnenkwam, zei Delbert: “Broeder Branham, ik schaam me ervoor dat u hier komt.” “Hoe erg is het, Delbert ?” “De dokter zei me om het met God in orde te maken.” “Ik weet dat je moeder een Christin was. Hoe staat het met jou?” “Toen ik op mezelf ging wonen, zeiden een paar van de jongens mij dat het stoer zou zijn om te gaan roken; dus dat deed ik. Toen begon ik voor de gezelligheid bier te drinken met de groep, en al gauw, weet u, had het mij te pakken.” “Het is niet te laat om je hart aan Jezus Christus te geven.” “Ik-ik wil het ook,” stamelde de jongen, “maar ik ben bang dat God me niet zal accepteren, omdat ik zo zondig ben.” 113
“O, ja, Hij zal je wél accepteren,” verzekerde Bill hem. “Dat is de reden dat Hij Zijn leven gaf aan het kruis, om zondige mensen te redden.” “Denkt u dat Hij mij zou aannemen nu ik deze ziekte heb?” “Het is niet je lichaam dat je aan Hem aanbiedt. Het is je ziel.” “Dan kom ik.” De Bijbel openend, las Bill hardop Johannes hoofdstuk 14, wat begint met: Uw hart worde niet ontroerd, gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In mijn Vaders huis zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben. En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg. Thomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet waar Gij heen gaat; hoe weten wij dan de weg? Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. 26 Het hoofdstuk besluitend, knielde Bill naast het bed en bad. Delbert hief zijn handen op en snikte: “Dierbare God, heb genade met mijn ziel. Laat me alstublieft niet sterven als zondaar. Met heel mijn hart geloof ik dat het Woord juist is en ik kom nu om U te accepteren als mijn Redder.” Bill stond op en klopte Delbert op de schouder. “Laten we nu gaan praten over Goddelijke genezing.” “Het maakt niet uit of ik sterf of niet.” Delbert legde zijn hand op zijn hart. “Er is hier binnenin iets gebeurd en ik ben nu niet bang om te sterven.” “Ja, Delbert, redding is de hoofdzaak. Maar dezelfde Heere Jezus Christus die je ziel redde, kan je ook bevrijden van je zieke lichaam.” Zijn hand op de borst van de jongeman leggend, bad Bill opnieuw. Toen Bill thuis kwam, belde hij Sam Adair op en zei: “Doc, waarom geef je Delbert niet nog één injectie met penicilline.” “Bill, ik heb hem al meer dan genoeg antibiotica gegeven. Als het hem enig goed zou doen, zou ik het tegen deze tijd hebben gedaan.” 26
Joh. 14: 1-6 114
“Zou nog een injectie hem schaden?” “Nee.” “Zou je hem er dan hoe dan ook nog één willen geven, om mij een dienst te bewijzen?” “In orde, maar het zal hem geen enkel goed doen.” Een paar dagen later belde Dr. Adair terug en zei: “Die laatste injectie sloeg aan. Delbert zal het van dit ding winnen.” “Dat is wonderbaar,” zei Bill. Toen hij de telefoon erop legde, was hij blij voor zijn jonge vriend, maar bedroefd vanwege zichzelf. “Heer,” bad hij, “U genas Delbert. Waarom geneest u mij niet?” GEDURENDE de laatste week van februari 1952 keerde William Branham terug naar de kliniek van Dr. Lukas. “Hoe ziet het er deze keer uit?” Dr. Lukas lachte niet. “Elke keer dat ik u onderzoek, vind ik meer amoebae in uw lichaam. Rev. Branham, ik wil u niet bang maken, maar u bent een getrouwd man en hebt verscheidene kinderen. U hebt zeker uw zaken op orde te maken. Er is niets meer dat de medische wetenschap voor u kan doen. Als die parasieten in uw bloedstroom komen, zult u hoge koorts gaan krijgen. Het zal al erg genoeg zijn als ze zich in uw lever nestelen, maar als ze in uw hart of uw hersenen komen, dan zult u nog ongeveer tien uur leven en dan is het afgelopen.” Bill ging verward naar huis. Die avond liep hij weer steeds maar heen en weer over de vloer, biddend, huilend, God smekend om genade, maar nu voelde hij zich wanhopiger dan vroeger. Elk half uur of zo zou hij zijn temperatuur opnemen, om te zien of de koorts ging beginnen. Wat zou zijn gezin gaan doen zonder hem? Billy Paul zou zich waarschijnlijk goed redden, maar wat met zijn kleintjes? Rebekah zou in maart zes worden en Sarah zou één jaar worden. Hoe zou Meda deze twee kleine meisjes alleen gaan opvoeden? Tegen elf uur ging Bill liggen en viel in slaap. Om drie uur in de morgen wekte iets hem. Hij lag in het donker, luisterend naar het tikken van de klok naast zijn bed. Plotseling voelde hij een lichte druk die zijn huid deed tintelen. De engel van de Heere was dichtbij. Bill wachtte in gespannen afwachting. Toen hoorde hij een bekende stem zeggen: “Ga naar je baby en geef haar wat water te drinken.” De druk werd minder. Uit bed stappend, wikkelde hij zijn jas over zijn pyjama en liep 115
door de hal naar de slaapkamer van zijn dochtertje, waar hij Sarah rechtopstaand in haar bedje vond, huilend met hese stem, haar gezicht rood en vlekkerig van de inspanning. De laatste paar dagen was ze ziek geweest en had zoveel gehuild dat ze bijna heel haar stem kwijt was. Bill tilde haar op, droeg haar naar de keuken en schonk haar een glas water in. Ze dronk hem helemaal leeg. Bill dacht: “Is dat niet liefelijk van mijn Heer om dat te doen voor Sara? Jezus is zo liefelijk en zorgzaam.” In plaats van Sarah weer terug in haar bedje te leggen, legde hij haar in zijn eigen bed, naast Meda. Ze viel onmiddellijk in slaap. Bill ging terug naar Sarah‟s kamer en ging in het lege lits-jumeaux bed liggen, maar hij kon de slaap niet vatten. Voor de zoveelste keer vroeg hij zich af: “Wat houdt de toekomst voor mij in? Ik vermoed dat het nu niet lang meer zal duren tot ik ben heengegaan. Een koortsaanval zal me treffen… dan, tien uur, en het is alles voorbij… mijn vrouw zal deze twee kleine meisjes alleen moeten opvoeden.” Hij snikte luid: “O, God, is er iets dat ik kan doen?” Een zacht geluid verbrak de stilte - zwakjes maar luider wordend. Het klonk als een wervelwind die naderde. Bill sloeg zijn dekens open en ging op de rand van het bed zitten. “Dierbare God, komt U met vergeving voor Uw diensknecht, of komt U om me weg te nemen?” Een werveling van licht in regenboogkleuren verscheen, opstijgend naar het plafond. Van onder dat licht vandaan stapte de engel van de Heere. Hij had zijn armen over zijn borst gevouwen, en in zijn vuist hield hij vele vellen wit papier. De engel zei: “In zoverre als je het afvroeg over je toekomst…” “Ja,” zei Bill, “Ik vroeg mij af wat mijn toekomst inhoudt.” De engel liet verscheidene vellen papier op de vloer vallen. Bill kon zien dat er op elke pagina woorden stonden geschreven, maar voordat hij ze kon lezen, zei de engel: “Kijk hier naar,” en hij toonde Bill de overgebleven papieren in zijn hand. Ze waren allemaal zuiver wit, vrij van wat voor tekens ook. De engel gooide deze papieren met een zwaai in de lucht. Plotseling had de kamer geen plafond. De papieren zeilden de nachtelijke hemel in, hoger en hoger gaand totdat ze er uitzagen als nietige spikkeltjes zo groot als sterren, alvorens ze voorbij de Melkweg verdwenen. Toen donderde er een stem uit de hemel: “Je toekomst is zuiver.” Toen Bill tot zichzelf kwam, zat hij nog steeds op de rand van 116
het bed. De kamer was donker en rustig. Zich verdoofd en verward voelend, pleitte hij: “God, als ik gunst heb gevonden bij U, vertelt U mij alstublieft: “Hoe is het met die amoebea? Zal ik daar overheen komen? Alstublieft, Heere, als u mij mijn zonde hebt vergeven, wilt u nog één keer tot mij spreken?” Opnieuw zweepte die bovennatuurlijke Tegenwoordigheid door de kamer en uit dat licht trad de engel tevoorschijn. Toen hij sprak, was zijn stem medelijdend, doch streng. “In zoverre als je je afvroeg over die amoebea, ze zullen je niet meer lastig vallen.” De engel vetrok, Bill in overstromende vreugde achterlatend. Hij was genezen. Genezen! God had zijn lichaam aangeraakt met een wonder. Hij zou gaan leven om tenslotte zijn gezin op te voeden. Hij zou zelfs kunnen terugkeren naar zijn bediening. Denkend aan zijn bediening, dacht Bill: “Terwijl de engel hier was, zou ik hem hebben moeten vragen over hoe ik voor de zieken behoorde te bidden.” Plotseling stond de engel weer voor hem. Het witte gewaad van de engel weerkaatste het bovennatuurlijke licht dat boven zijn hoofd cirkelde. Bill zei: “Verschillende mensen hebben mijn bijeenkomsten bekritiseerd, zeggend dat Oral Roberts en deze andere predikers bidden voor 500 mensen in dezelfde tijd die ik nodig heb om voor 15 te bidden. U vertelde mij om de mensen ertoe te krijgen om me te geloven. Behoorde ik door te blijven gaan op de wijze dat ik het doe, wachtend op het visioen? Of behoorde ik voor de mensen te bidden in een snelle rij, op de wijze dat broeder Bosworth zei dat ik zou moeten doen?” “Doe gewoon zoals je je geleid voelt om te doen,” antwoordde hij. Toen verdween de engel. “Doe gewoon zoals je je geleid voelt om te doen,” herhaalde Bill. Wat bemoedigend. Dat was nu precies de les die hij had geleerd van zijn fout in Zuid-Afrika. Het duurde niet lang, of Bill voelde die Aanwezigheid van de engel opnieuw, en hoorde hij dat bekende geluid als van vuur dat wordt aangewakkerd door de wind, in een gestaag ritme: Woeoeoessssh, Woeoeoessh, Woeoeoesssh… Vanavond verschilde van andere bezoeken. Gewoonlijk bracht de engel slechts één boodschap. Vanavond verscheen hij herhaaldelijk. De engel nam Bill op in de Geest en zette hem neer in de Durban samenkomsten. Hij stond aan de noordkant van de Greyville 117
Renbaan, met de blik naar het zuiden, precies daar waar hij had gestaan toen hij er een paar maanden tevoren had gepredikt. Mensen vulden de tribunes en het terrein, precies zoals hij het zich herinnerde. Zodra hij er van overtuigd was dat dit dezelfde samenkomst was, hief de engel hem op en droeg hem oostwaarts. Bill zag hoe de Durban samenkomst verbleekte en in westelijke richting vervloog. Toen zette de engel hem neer te midden van een andere menigte. Deze mensen waren donker van huid en mager; velen van hen droegen lendendoeken en tulbanden. Bill veronderstelde dat het Indiërs waren. Hij hoorde een geluid boven zich als het zoemen van een reusachtige dynamo. Omhoog kijkend, zag hij een andere engel neerdalen uit de hemel, gekleed in een rood gewaad, terwijl hij een groot oscillerend (regelmatig van sterkte wisselend) licht vasthield in zijn uitgestrekte hand. De menigte eronder hief de armen omhoog en jubelde lofprijzingen voor Jezus Christus. De engel erboven richtte de kracht van zijn zoeklicht naar omhoog, wat de uiteinden van de massa verlichtte, tonend hoe ze zich uitstrekte tot ver in de omringende heuvels. Het leek als een oceaan van mensen zo ver als Bill maar kon kijken. De engel van de Heere, nog steeds naast hem staande, riep uit: “Er zijn 300.000 van ze in die Branham samenkomst!” Overweldigd door de kracht van het visioen, viel Bill voorover op de vloer tussen de beide eenpersoonsbedden. Toen hij weer bij bewustzijn kwam, kon hij daglicht naar binnen gefilterd zien worden door de blinden voor de ramen. Hij besefte dat het vroeg moest zijn, want het huis was nog stil. Toen hoorde hij iets merkwaardigs. Het klonk als de bladzijden van een boek die door een briesje heen en weer worden geblazen; alleen kon het geen briesje zijn, want het raam was gesloten. Rechtop zittend, schrok Bill, toen hij zijn Bijbel omhoog zag komen van het nachtkastje naast het bed, dwars door de kamer zweven, en vóór hem stilhouden, nog steeds in de lucht hangend. Hij lag open bij Handelingen, hoofdstuk 27, waar Paulus tot de bemanning van zijn gevangenisschip sprak gedurende een verschrikkelijke storm. Er verscheen een hand boven de tekst en wees de verzen aan, terwijl Bill las: “Mannen, had men maar naar mij geluisterd om niet van Kreta weg te varen en zich dit ongerief en deze averij te besparen! Maar ook nu wek ik u op moed te houden, want het leven van niemand uwer 118
zal verloren gaan, alleen maar het schip. Want deze nacht heeft een engel van de God, wie ik toebehoor en die ik vereer, bij mij gestaan, en hij heeft gezegd: Wees niet bevreesd, Paulus, want gij moet voor de keizer staan; en zie, allen die met u varen, heeft God u geschonken. Daarom, mannen, houdt moed, want dit vertrouwen heb ik op God, dat het zo zal gaan als mij gezegd is.” 27 Zodra hij klaar was met het lezen van dit deel van de Schrift, sloeg die zwevende hand de bladzijden terug naar Jozua, hoofdstuk 1, wees naar vers twee en volgde de regels naar beneden naarmate Bill las: “Mijn knecht Mozes is gestorven; welnu, maak u gereed, trek over de Jordaan hier, gij en dit gehele volk, naar het land dat Ik hun, de Israëlieten, geven zal. Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik ulieden, zoals Ik tot Mozes gesproken heb... Die hand scheen de verzen vijf en zes te benadrukken: Niemand zal voor u standhouden al de dagen van uw leven; zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn; Ik zal u niet begeven en u niet verlaten. Wees sterk en moedig, want gij zult dit volk het land doen beërven, dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te zullen geven... Heb Ik u niet geboden: Wees sterk en moedig. Sidder niet en word niet verschrikt, want de Heere uw God is met u, overal waar gij gaat. 28 Toen Bill gereed was met het lezen van het hele eerste hoofdstuk van Jozua, reikte hij naar zijn Bijbel. Ogenblikkelijk lag hij terug op het nachtkastje waar hij hem had achtergelaten. Er werd geklopt op de deur van de slaapkamer. Meda vroeg: “Kan ik binnenkomen?” “Dat is vreemd,” dacht Bill. “Waarom zou ze vragen of ze binnen kon komen?”
***
27 28
Handelingen 27: 21-25 Jozua 1: 2-3 / 5-6 / 9 119
120
HOOFDSTUK 61 Drie Getuigen 1952
MEDA BRANHAM klopte opnieuw. “Bill, ben je in orde?” “Ja,” antwoordde hij, “kom binnen.” Meda stapte de slaapkamer binnen met haar slapende baby op de arm. “Bill, is er iets gebeurd? Een paar uur geleden moest ik opstaan met Sarah, dus terwijl ik op was, dacht ik dat ik zou controleren hoe het met je was, maar toen ik bij deze deur kwam, had ik heel sterk het gevoel dat ik haar niet behoorde te openen. Ik vroeg me af, of er misschien een visioen aan de gang was, dus heb ik in de woonkamer gezeten en heb Sarah gewiegd tot nu net. Bill keek naar de tijd. Het was zes uur. Het visioen had hem meer dan drie uur vastgehouden! “Ja, lieveling, het was een visioen. De engel van de Heere is hier heel de tijd sinds drie uur vanmorgen geweest. God heeft me vergeven en ik zal over deze parasieten heen gaan komen.” “O, Bill,” bracht ze met moeite uit, “dat is wonderbaar nieuws!” Een paar minuten later temperde haar opwinding tot een vraag. “Bill, zou je die zenuwzieke vrouw uit New Albany vandaag kunnen ontmoeten. Ze heeft me gesmeekt om haar de volgende keer dat de zalving op je komt, op te bellen.” “Zeker, lieveling. Zeg haar om rond tien uur te komen. Het eerste waar ik vanmorgen nodig heen moet gaan, is naar de bank, om te zien hoe het staat met die chequestrookjes voor onze opgave voor de inkomstenbelasting. Ik zal ook Dr. Lukas opbellen en zien of hij me nog een keer wil onderzoeken.” Terwijl Meda Mevr. Shane ging opbellen, zat Bill na te denken over wat het visioen betekende. Het eerste Schriftgedeelte was gemakkelijk, omdat het een parallel was van zijn tegenspoed in ZuidAfrika. Paulus vertelde die zeelui dat, als ze slechts naar hem hadden geluisterd en voor de winter in Kreta waren gebleven, ze hun schip niet zouden hebben verloren. Het was duidelijk dat ook Paulus moeite had met mensen die niet geloofden dat hij door God werd geleid. Paulus leed samen met de bemanning voor die fout, maar door Gods genade gingen er geen levens verloren. Voor Bill was de les 121
duidelijk: nooit meer zou hij de ideeën van de mens volgen, wanneer de Heere hem langs een ánder pad leidde. Om te begrijpen hoe ook Jozua hoofdstuk 1 op hem van toepassing was, was een grotere uitdaging. Zoals ik met Mozes was, zo zal Ik met u zijn: Ik zal u niet begeven en u niet verlaten. Zeker was dit een verklaring van Gods verbondenheid met deze bediening. Maar wat was precies het verband tussen zijn bediening en die van Jozua? Gaf God hem de opdracht om de gemeente een gééstelijk beloofd land binnen te leiden, op dezelfde manier als Jozua Israël binnenleidde in een natúúrlijk beloofd land? Dat is hoe het klonk… want gij zult dit volk het land doen beërven, dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te zullen geven… Niet alleen leidde Jozua de kinderen Israels in hun strijd om Kanaän te bezitten; nadat de gevechten voorbij waren, verdeelde Jozua het land onder de 12 stammen, hen naar hun aardse erfdeel leidend. Naar de apostel Paulus beloofde God de Christelijke gemeente een geestelijk erfdeel. Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet. Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. 29 Bill vroeg zich af of hij geroepen werd om de Heidengemeente naar haar geestelijk erfdeel te leiden. Wat het visioen aan de andere kant ook betekende, het was duidelijk dat er veel strijd in het vooruitzicht was, en dat God hem bemoedigde om moedig voorwaarts te gaan. Heb Ik u niet geboden: Wees sterk en moedig. Sidder niet en word niet verschrikt, want de Heere uw God is met u, overal waar gij gaat. Zijn pen oppakkend, schreef Bill een kort verslag van het visioen op het schutblad van zijn Scofield Reference Bijbel, zodat hij het zich altijd zou herinneren en hij het altijd bij zich zou hebben. Tijdens het ontbijt kwam Bills schoonmoeder langs om te vragen: “Is alles hier in orde? Vanmorgen ging ik naar het aanrecht om de vaat van gisteravond te doen, en ik voelde dat de Heere tegen me 29
1 Corinthiërs 15: 50-53 122
zei: „Ga naar het huis van Bill. Er is iets gebeurd.‟” Nadat Bill aan mevr. Broy het herhaalde bezoek van de engel eerder die morgen had verteld, herinnerde Bill zich iets dat de Bijbel zei: …op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak vaststaan. 30 Hier was zijn tweede getuige, bevestigend dat wat de engel hem vertelde, waar was. Toen het ontbijt achter de rug was, belde Bill Dr. Lukas. “Ik zou graag vanmorgen een onderzoek krijgen.” “Waarvoor?” “Ik heb die amoebae niet meer.” “Ja, u hebt ze wel. Als iemand eenmaal die kleine duivels heeft, heeft hij ze voor de rest van zijn leven.” “Vanmorgen deed de Heere Jezus iets voor me. Ik zou graag willen dat u me nog een keer onderzoekt.” Dr. Lukas aarzelde. “Uh-wel-ik heb u onlangs nog onderzocht. In uw ingewanden zitten ladingen van die parasieten. Maar als u weer onderzocht wilt worden, kom vanmiddag langs en ik zal nog eens kijken.” Bill kwam bij de bank toen deze net openging. Zijn zaken namen niet veel tijd in beslag. Op weg naar de deur voelde hij plotseling alsof hij niet weg behoorde te gaan. Naar de zijkant van de hal lopend, bad hij zachtjes: “Heere God, wat zou U me willen laten doen?” Hij stond daar een ogenblik, zijn aktetas onder zijn arm houdend. Toen klonk er een stem in zijn hoofd: “Kijk naar Bob Denison.” Bob Denison, een van de kassiers van de bank, was al lang een bekende van hem. Bob stond achter een van de kasloketten, met zijn hoofd gebogen. Bill liep erheen en zei vrolijk: “Goede morgen, Bobby. Hoe staan de zaken vandaag?” Toen Bob zijn hoofd ophief, glansden er tranen in zijn ogen. “Billy, ik weet niet hoe je dit zult gaan oppakken, maar vanmorgen om drie uur werd ik wakker, en ik had gedroomd dat ik je behoorde te vertellen over mijn probleem. Nu, hier ben je, dus ik hoop dat je het niet erg vindt.” “Nee, Bobby, ga je gang.” “Bijna heel mijn familie stierf aan kanker. En nu heb ik elk symptoom ervan. Ik ben de afgelopen dagen dodelijk bezorgd.” Bobs rechter hand in zijn eigen linker hand nemend, voelde Bill de 30
Deuteronomium 19:15; Matthéüs 18: 16 123
kloppende vibraties van een kankerachtige demon. Bills linkerhand zwol op, terwijl ze rood werd. “Bobby, laten we bidden dat Jezus Christus je lichaam wil aanraken.” Na slechts een kort gebed stopten de trillingen. De kanker was verdwenen. Bill dacht: “hier is mijn derde getuige.” Tegen de tijd dat hij terug thuis kwam, was mevr. Shane al gearriveerd. Aangezien ze te nerveus was om zelf te rijden, hadden twee van haar vrienden haar gebracht. Bill vroeg hen om te wachten in de woonkamer, terwijl hij in de studeerkamer met mevr. Shane sprak. Er was ook een man, die Baptist was, naar het huis gekomen, die gebed wilde. Bill had hem nooit eerder ontmoet, maar hij kende hem door zijn reputatie, omdat deze man vroeger professioneel baseball speelde voor Louisville, Kentucky. Nu was hij stervende aan miltkanker, een probleem waar de medische wetenschap geen geneesmiddel voor had. Bill vroeg hem om te wachten in een slaapkamer. Toen hij zijn studeerkamer binnenging, merkte hij dat mevr. Shane handenwringend heen en weer liep. Hij ging op een krukje zitten. “Hoe gaat het, mevr. Shane. Gaat u alstublieft zitten.” Ze liet zich in een stoel vallen en stotterde: “Broe -Broeder Branham, is de engel van de Heere hier?” “Ja, zuster, we zitten in Zijn Tegenwoordigheid.” “Goed. Nu kunt u deze boze geest uit me werpen; ik voel alsof de grond elke minuut onder me zou kunnen opensplijten en me verzwelgen.” “Een ogenblik, zuster. We moeten uitkijken wát we eruit werpen. Laten we eerst een poosje praten.” Hij wilde dat haar gedachten weggingen van de zaak, zodat ze zou kalmeren. “Laten u en ik een kleine reis maken.” “Nee!” krijste ze. ”Ik kán geen reis maken!” Haar stem zwol aan tot hysterisch. “Ontspan u,” suste Bill. “Ik sprak over een geestelijke reis. Laten we teruggaan naar toen God man en vrouw maakte en ze in de Hof van Eden zette.” Hij sprak zacht, haar zenuwen sussend. Al gauw zag Bill, in de lucht tussen hen in, een kleine snel rijdende zwarte auto. Hij vroeg: “Bent u ooit betrokken geweest bij een ongeval?” “Nee, broeder Branham. Waarom vraagt u dat?” “O, ik zag iets.” Hij bleef praten. Weldra keerde het visioen terug, de gruwelijke waarheid ontvouwend. “Tijdens de laatste oorlog 124
bent u getrouwd, en uw man ging scheep naar Frankrijk. U werd eenzaam en begon met andere mannen op stap te gaan. Op een avond was u uitgegaan in een zwarte auto met een blonde jongen en brak u uw huwelijkseed. Op de terugweg werd die zwarte auto bijna geraakt door een trein terwijl hij de spoorbaan kruiste.” Mevr. Shane gilde en zakte ineen op de vloer. Meda stormde de kamer in om te zien wat er aan de hand was. Samen hielpen Bill en Meda de vrouw weer omhoog in een stoel. Ze beefde onbeheerst en snikte: “Broeder Branham, waag het niet om dat aan wie ook te vertellen!” “Zuster, daar ligt nu precies uw moeite. En u zult nooit beter gaan worden, totdat u het recht zet. Het maakt mij niet uit hoeveel keren ze voor u bidden; ze zouden kunnen stampen en schreeuwen en u zalven met 200 liter olie, en het zou u totaal geen goed doen. Zolang als u onbeleden zonde in uw leven hebt, heeft die duivel het recht om daar te blijven. Als u gezond wilt worden, zult u die zonde moeten gaan belijden aan uw man en het in orde maken.” “Ik heb het beleden, broeder Branham. Ik heb het lang geleden aan God beleden.” “Het was niet tegen God dat u zondigde. U was een getrouwde vrouw. U zondigde tegen uw huwelijksgeloften.” “Br. Branham, ik kan het mijn man niet zeggen. Hij zou me vast en zeker verlaten.” “Zuster, u weet dat ik u de waarheid heb verteld. Niemand weet van die zonde dan u, die blonde jongen en God. U vertelde mij dat u gedurende tien jaar een psychiater hebt bezocht. Hij kon dat niet uit u trekken. Maar dát is uw probleem. Het ligt heel diep in uw onderbewustzijn. U zult nooit genezen gaan worden totdat u uw man erover vertelt en uw geweten zuivert.” “Ik kán het niet,” snikte ze. “Ik heb drie kinderen. Het zou ons gezin opbreken.” “Uw gezin zou hoe dan ook opbreken, omdat u het mentaal niet veel langer zult gaan volhouden. U kon maar beter uw man gaan halen en het uitpraten.” “Ik-ik kán het niet,” schreeuwde ze. “Ik kan het gewoon niet.” Bill stond op. “Dat is aan u, zuster. Ik heb alles gedaan wat ik kan. Ik heb u verteld wat God mij toonde en u weet dat het de waarheid is. De rest is aan u. Ik moet nu gaan en in de andere kamer een man spreken die kanker heeft.” 125
Ze smeekte: “O, broeder Branham, laat me niet alleen!” Plotseling zag Bill een man naast mevr. Shane staan. Hij was lang, met netjes gekamd zwart haar, en hij droeg een wit jack, dat hij zo draaide dat Bill het woord “CHEVROLET” kon lezen, dat dwars over de achterkant gedrukt stond. Bill zei: “Werkt uw man niet voor de Chevrolet fabriek?” “Ja,” jammerde ze. “Hij is een lange man met donker, golvend haar dat hij naar opzij kamt.” “Ja, dat klopt.” “Hij heeft u dezelfde zonde te belijden.” Ze sloeg haar handen tegen haar wangen. “Nee, niet mijn man! Hij is diaken in de kerk.” “Het maakt mij niet uit hoe hij er aan de buitenkant uitziet, God ziet zijn hart. Tijdens de oorlog, toen uw man in Engeland landde, nam hij een meisje en leefde met haar. Maar dat is niet alles. Nog maar drie dagen geleden is hij er tussenuit gegaan met een vrouw met zwart haar die op zijn kantoor werkt. Ze droeg een roze jurk. Ze parkeerden onder een beukenboom in een groene Chevrolet met een kentekenplaat van Indiana. En op die plek leefde hij even ontrouw aan u, als u eens deed ten opzichte van hem.” “Ik ken de vrouw,” bracht ze er met moeite uit. “En ik ken ook de auto.” “U zou maar beter uw man opbellen en deze zaak doorpraten.” Terwijl Bill heenging om te bidden voor de man met kanker, belde mevr. Shane haar man op zijn werk en vroeg hem om haar onderweg te ontmoeten. Haar twee vrienden reden haar naar de plek en wachtten tot haar man aan kwam rijden. Terwijl ze op de voorbank zat met haar man, zei ze langzaam: “Ik weet dat ik je aan de rand van een bankroet heb gebracht deze afgelopen tien jaar, met elke week naar die psychiater te gaan. Maar nu denk ik dat ik de diepste grond van mijn probleem heb gevonden. Eens deed ik iets, iets ergs, iets dat me sinds die tijd altijd heeft opgejaagd. Ik moet je vertellen wat het is, en ik hoop dat je me zult vergeven.” Toen ze klaar was met het belijden van haar zonde, begon haar man zich verontwaardigd te gedragen. Ze voegde er aan toe: “En drie dagen geleden, was je toen niet bij een secretaresse van je kantoor? Hebben jullie tweeën toen niet een groene Chevrolet onder een beukenboom geparkeerd en hetzelfde gedaan wat ik deed?” 126
Hij keek haar onderzoekend aan. “Met wie heb jij gepraat?” “Ik heb net br. Branham bezocht. Hij vertelde het mij.” Bij deze openbaring zakte zijn huichelachtigheid in elkaar als een lek gestoken fietsband. “Lieverd, dat is de waarheid. Als je mij zult vergeven, zal ik jou vergeven. Ik zal naar de kerk gaan en terugtreden als diaken, en jij treedt terug als zondagsschoollerares. Laten we in orde komen met God en onze kinderen juist opvoeden.” Terug rijdend naar het huis van de Branhams, liepen ze met hun armen om elkaar heen naar de deur. Bill was net klaar met het bidden voor de kankerpatiënt. (De man had zijn wonder gekregen.) Bill zei tot de Shanes: “Ik ben blij te zien dat de zaak tussen u beiden in orde hebt gemaakt. Nu kunnen we de Naam van Jezus aanroepen en maken dat die duivel weggaat.” Een paar minuten later was mevr. Shane een nieuwe vrouw. LATER die middag meldde Bill zich bij de kliniek. Hoe druk Dr. Lukas het ook had, hij had toch Bill ertussen gewerkt in zijn schema. “Nu, wat zei u vanmorgen door de telefoon?” “Ik heb die amoebae niet meer.” “Rev. Branham, waarschijnlijk ervaart u een tijdelijke verlichting van de symptomen. Dat gebeurt soms. Medisch noemen we het een remissie.” “Nee, ‟doc‟, dit is niet tijdelijk. Dit is permanent. Ik ben absoluut genezen.” “Hebt u een monster van de ontlasting meegenomen?” Dr. Lukas nam dit monster mee naar het laboratorium van de kliniek. Al gauw kwam hij terug en zei: “Ik zou u graag verder onderzoeken.” Toen hij dit onderzoek had beëindigd, zei hij: “Rev. Branham, de amoebae zijn er nog steeds, maar ze zijn niet langer actief. Ik heb er nooit van gehoord dat dit eerder is gebeurd en ik heb er geen enkel idee van wat zou maken dat ze onwerkzaam worden.” “Ik wel,” zei Bill op vertrouwelijke toon. “De Heere Jezus heeft me vanmorgen om drie uur genezen.” De dokter zei: “Ik zal u regelmatig drie maanden lang moeten onderzoeken, voor ik kan zeggen dat u niet meer besmettelijk bent.” “U kunt me elke dag onderzoeken als u dat wilt.” Terwijl hij wegliep, de wachtkamer door, zag hij Dr. Lukas‟ collega in de deuropening van zijn kantoor staan, pratend met een verpleegster. “Meneer Branham,” zei de arts, aan komen lopend om 127
hem de hand te schudden, “het is goed om u weer te zien.” In zijn geest bad Bill: “Heer, als U wilt dat ik met hem spreek over religie, laat híj dan het onderwerp ter sprake brengen. Ik wil het niet aan hem opdringen.” De dokter zei: “Wat denkt u over die stammen in Afrika? Worden ze niet heel de tijd progressiever?” “Ja, ik veronderstel van wel.” ”Er zijn heel wat Indiërs overgebracht naar Zuid-Afrika, is het niet?” “Dat klopt. De bevolking van Durban bestaat voor bijna de helft uit Indiërs.” “Ik heb daar veel over gelezen. Het zijn Hindoes, is het niet?” “Veel van ze zijn Hindoe, maar sommigen zijn Moslim.” “Een schrander stel mensen, die Indiërs. In feite denk ik dat Mahatma Gandhi de schranderste man was die ooit heeft geleefd.” “Ieder mens heeft recht op zijn eigen mening. Maar daarover verschil ik met u van mening; ik denk dat het Jezus Christus was.” “Ik wed dat u niet veel succes had om die Hindoes en Moslims te laten overstappen naar uw religie, is het wel?” “O, ja. We hadden ongeveer 30.000 bekeerlingen in slechts één dag.” “Wat?” flapte de dokter eruit, terwijl hij zijn sigaret op de grond liet vallen. “Dertigduizend bekeerlingen op één dag?” “Als u het betwijfelt, kunt u Sidney Smith opbellen, de burgemeester van Durban, en het hem vragen. U zult ontdekken dat we waarschijnlijk te laag schatten.” “Bent u er zeker van dat het Hindoes waren?” “Velen van hen waren Hindoes. Toen ze de kracht van de Almachtige God in hun midden vaardig zagen, geloofden ze dat het de Heere Jezus was, precies zoals ik hen vertelde dat het was. Ik zag hoe honderden Hindoe vrouwen de rode stip van hun voorhoofd wisten, toen ze Christus aannamen.” Iedereen in de wachtkamer scheen te luisteren naar deze conversatie. De dokter draaide met zijn schoen de brandende sigaret uit die hij had laten vallen; toen klopte hij Bill op de rug en zei: “Tjonge, u moet een genie zijn.” “O nee. Ik heb na de zevende klas van de lagere school mijn onderwijs afgebroken. Mijn Heere Jezus is het genie.” 128
“O, dat weet ik niet,” zei de arts. “Daarmee neemt u wel een heel extreem en kwetsbaar standpunt in.” “Neemt u me niet kwalijk dat ik zo rechtuit met u spreek, dokter, maar u mist iets. U bent een schrander man, vol van kennis. Maar kennis kan u maar tot een bepaald punt brengen. Er waren twee bomen in de Hof van Eden. De ene was de boom van kennis en de andere was de Boom des Levens. Toen Adam de Boom des Levens verliet om de vrucht te eten van de boom van kennis, scheidde hij zich af van zijn Maker. Sindsdien heeft de mens altijd gegeten van die boom van kennis, en het vernietigt hem. Hij leerde hoe metaal te maken en wat schiep hij? Zwaarden en pijlen. Toen ontdekte hij buskruit. Een poosje later ontdekte hij de auto. Die heeft meer mensen gedood dan het buskruit. Nu heeft hij zich voorzien van een atoombom.” “Maar al had de mens niets daarvan uitgevonden, dan zou hij toch ook zijn gestorven.” “Nee, niet als hij bij de Boom des Levens was gebleven. Dan zou hij voor immer hebben geleefd. De dood kwam omdat hij de Boom des Levens verliet voor de boom van kennis. Maar de mens kan nog steeds voor immer leven, als hij terugkomt tot de Boom des Levens, wat Jezus Christus is.” “Dat weet ik nog niet zo,” mompelde de arts. “Ik ben niet tegen opleiding,” sloot Bill af. “Maar het probleem dat u knappe makkers hebt met uw opleiding, is dat u alles probeert te beredeneren. U klimt zo hoog als u kunt in de boom van kennis, maar wanneer u zo hoog bent gekomen dat u niet verder kunt, dan verwerpt u alles wat u niet kunt begrijpen. De boom van kennis is in orde, maar wanneer u zo hoog komt in die boom als u kunt, dan behoorde u over te springen naar de Boom des Levens en meteen verder te gaan met klimmen. Dat is alles waar het bij geloof in Gods Woord om gaat.”
***
129
130
HOOFDSTUK 62 Linksaf bij het Michigan Meer 1952
HOEWEL ZIJN SYMPTOMEN verdwenen op de dag dat hij werd genezen, kon William Branham niet onmiddellijk terug aan het werk. Zijn levensbedreigende worsteling met amoebae had hem zwak en uitgeteerd achtergelaten. Het zou nog vier maanden kosten voor hij zich sterk genoeg zou voelen om zijn inspannend schema van het houden van de ene geloofs-campagne na de andere, te hervatten. In april 1952 belde Fred Bosworth hem op met een verleidelijk voorstel. “Broeder Branham, in Baltimore bieden ze ons gratis deze van een klimaatregeling voorziene gehoorzaal aan, voor de hele maand juli. Het gebouw biedt plaats aan 10.000 personen. Vijfhonderd voorgangers hebben ervoor getekend om de samenkomsten te ondersteunen: Methodisten, Baptisten, Volle Evangelie, noem maar op. Vijfhonderd van ze zijn bereid om mee te werken. Beter kunt u het niet wensen.” “Als God me zegt om daarheen te gaan, dan is dat het waar ik heen wil gaan. Maar tot nu toe voel ik me niet geleid om naar Baltimore te gaan.” Een paar dagen later belde Ern Baxter op. “Er zijn door het hele land mensen die willen dat u komt. Zoveel steden vragen naar u: Hammond, Zion, Chicago, Battle Creek, Minneapolis, en San Francisco. Ik zou gemakkelijk uw reisplan in kunnen vullen voor de rest van 1952. Dus wat bent u van plan om te doen?” “Op dit moment ervaar ik totaal geen leiding.” Baxter stelde voor: “Laten we dan naar Chicago gaan. Ze hebben een grote arena die daar op u wacht.” “Dat klinkt prima.” “Zal ik het vastleggen?” Bill aarzelde. “Nee, wacht liever een poosje.” Die middag nam Bill zijn vrouw mee naar een planetarium. Terwijl hij aan het kijken was naar de nachtelijke hemel die zich over het koepelvormige plafond ontrolde, raakte de Heilige Geest hem aan en zei: “Blijf voor het moment weg uit Chicago. Sla af naar Hammond en Zion.” Toen Bill thuis kwam, belde hij Ern Baxter, 131
hem vragend om samenkomsten op te zetten in Hammond (Indiana) en Zion (Illinois). Baxter zei: “Dat is genoeg voor juli. Waar wilt u vervolgens heengaan?” Bill zei dat hij na Zion geen leiding ervoer. Ern Baxter zuchtte. “Broeder Branham, we moeten bepaalde data hebben ten einde ons te verzekeren van deze grote gehoorzalen. Wat denkt u van Battle Creek?” “Ik denk dat het in orde zal zijn. Ik heb twee plaatsen die ik in gedachten heb na Zion: Battle Creek (Michigan) en Minneapolis (Minnesota). Ik ben een beetje geneigd om naar Battle Creek te gaan omdat ik al eerder in Minneapolis ben geweest. Maar doe geen toezeggingen op lange termijn.” Zonder dat Bill ervan wist, belde Ern Baxter meteen zijn contactpersoon in Battle Creek op en legde Bill vast voor een campagne die zou beginnen op 16 augustus, en die 14 achtereenvolgende avonden zou duren. De volgende morgen in de vroegte droomde Bill dat hij een modderige golf zag, die afstormde op een strandhuis waar zijn vrouw lag te slapen. Wanhopig snelde hij toe om Meda te redden, en hij haalde haar er uit, net een paar ogenlikken voordat de reusachtige golf het strandhuis in stukken sloeg. Bill werd zwetend wakker. Hij ontspande toen hij zijn vrouw vreedzaam slapend naast zich zag. Hij dacht: “Tjonge, wat een afschuwelijke droom. Ik vraag me af of het iets betekent.” Toen, abrupt, zat hij in een boot die op diep blauw water dreef. Zoals dag en nacht gelijk zijn en toch anders, zo is een visioen gelijk en toch ánders dan een droom. Dromen zijn schaduwen van de werkelijkheid; ze komen bij gesloten ogen in het duister van de slaap, en laten wazige indrukken na die moeilijk terug te halen zijn. Een visioen komt bij wijd open ogen, beroeren de zintuigen als zonlicht en laten bepaalde indrukken achter in de hersenen. Voor zover Bill kon uitmaken, zat hij werkelijk in een boot op een meer, dat zo groot was, dat de oever hem toe leek als een dun lijntje in de vage verte. Hij hoorde een geluid alsof er een kleine motor dichterbij kwam – putt-putt-putt-putt. Achterom kijkend, zag hij onder het wateroppervlak een schaduwachtige vorm bewegen. Hij kwam langzaam naar de achtersteven van de boot, maar voordat hij haar ramde, boog hij af naar links en schoot weg. Toen draaide hij rond en kwam opnieuw op de achtersteven van zijn boot af, op het laatste moment 132
omdraaiend en wegschietend naar links. Bill leunde over de rand van de boot, hopend dat hij kon zien wat dit vreemde voorwerp was. In plaats daarvan zag hij een weg onder het water, die onder de boot op een T-splitsing kwam, de ene weg ging naar links en de andere ging naar rechts. Nu hoorde hij de engel van de Heere zeggen: ”Dit zegt je om linksaf te gaan.” Plotseling was Bill terug in zijn slaapkamer, rechtop in bed zittend, klaarwakker. Hij voelde zich verward. Wat was er gebeurd? Hij had over zijn vrouw gedroomd, en toen – was hij in slaap gevallen en had hij een tweede droom gehad? Het leek hem levendiger toe dan een droom; de beelden waren sprankelend helder, alsof hij werkelijk op een meer aan het zeilen was. Maar als het een visioen was, wat betekende het dan? Het leek nergens op te slaan. Hij piekerde lang na over de ervaring, proberend het te begrijpen, maar ten slotte gaf hij het op. NA een hiaat van zeven maanden nam William Branham zijn evangelistische dienst weer op, op 13 juli 1952, aanvangend met een ambitieuze geloofs-genezings-campagne van acht dagen in Hammond (Indiana). Bidden voor de zieken in Amerika was anders dan dat het in Afrika was geweest, waar het zien van één wonder honderden mensen kon inspireren om Christus te geloven voor hun éigen genezing. In Afrika was zijn werk gemakkelijker geweest, omdat de engel hem vertelde, dat als hij de mensen er toe kon krijgen om hem te geloven, dat er dan niets zou standhouden voor zijn gebed, zelfs kanker niet. Het gebruiken van zijn gave was nog steeds even uitputtend als een marathon te lopen, maar in Afrika voelde het tenminste aan of hij op droge grond liep. Voor de zieken bidden was in Hammond als om te proberen hard te lopen door kniediep water. De menigte scheen over het algemeen koel en gereserveerd te staan ten opzichte van bovennatuurlijke onderscheiding. Hoewel veel mensen genoeg geloof hadden om te worden genezen, voelde Bill de sceptische gedachten als uit een verstopte afvoer uit het gehoor sijpelen. Bij het begin van de gebedsrij kwam een vrouw naar voren die er gezond en sterk uitzag. Bill zei: “Omdat u vanavond mijn eerste patiënt bent, wil ik even een ogenblik met u spreken. Ik geloof dat we vreemden zijn, is het niet?” “Ja.” “U en ik hebben ieder een menselijke geest. Wanneer deze zal133
ving op mij komt, is dat óók een Geest. Dat is de engel van de Heere, wat een boodschapper is, gezonden van God. Het is een deel van God, een eigenschap van God, een gave van God, gezonden om u te zegenen. Als u een geest van ongeloof hebt, dan kan Hij u niét zegenen. Als uw geest gewillig is, dan zou Hij u iets mogen zeggen en u zegenen.” “Nu, u bent zich ervan bewust dat er iets aan het gebeuren is. Het is Zijn aanwezigheid, de engel van de Heere, die slechts een paar stappen bij me vandaan staat nu. Ja, mijn zuster, u lijdt aan hoofdpijnen. Onlangs zat u in een stoel te lezen, toen een van deze hoofdpijnen opkwam. In het visioen zie ik u op uw hoofd wrijven. O, u was mijn boek aan het lezen.31 U dacht: „Als ik naar de samenkomsten ga en hem voor me laat bidden, zullen deze hoofdpijnen misschien ophouden.‟ Uw hoofdpijnen worden veroorzaakt door een vrouwenkwaal. Ik weet dat u andere dingen zijn verteld, maar dat is fout. De dokter maakte een vergissing. Opdat u zou mogen weten dat ik Gods profeet ben, zal ik u iets anders vertellen: u hoort bij de kerk die „Christian Science‟ (Christelijke Wetenschap; -Vert.) wordt genoemd. Ik zag u in een leeszaal van de Christian Science. Klopt dat? Als dat zo is, steek dan uw hand op.” Terwijl ze haar hand ophief, zag Bill een lichtflits om haar heen. Hij boog zijn hoofd en bad, opende toen zijn ogen en hief zijn hoofd net op tijd op om het licht van de engel bij hem weg te zien zweven, in de richting van het gehoor. “Neemt u me niet kwalijk, er is iets aan het gebeuren. Ik kijk naar een visioen van iemand die het hoofd op dezelfde manier vasthoudt, maar het is een kleurling dame.” Bill wees erheen en sprak, zelfs terwijl het visioen zich voor zijn open ogen ontrolde. “Het is die vrouw met de gele blouse aan, die daarzo zit. Hebt u geen voorhoofdsholte pijnen? Als dat zo is, ga dan staan. Gelooft u in Gods Zoon, Jezus Christus? In de Naam van de Heere Jezus Christus vraag ik om Gods zegen op u: dat die hoofdpijnen u mogen verlaten en nooit meer terugkomen.” Zich wendend tot het gehoor, zei Bill: “Iedere twijfelaar hierbinnen behoorde zich over zichzelf te schamen.” Sceptici gingen hoe dan ook door met niet te geloven. Later ver31
Hij verwijst hier naar het boek „William Branham, Een Man Van God Gezonden‟, geschreven in 1950 door Gordon Lindsay. 134
nam Bill dat een andere evangelist onlangs in Hammond had gepredikt, en de versie van Goddelijke genezing die deze man er op nahield, had deze mensen tot deze gedachten verbitterd. Velen onder de toehoorders vermoedden dat de onderscheiding niets meer was dan een truc, die verbonden was met de gebedskaarten. Op dinsdagavond had Billy Paul 100 gebedskaarten uitgegeven. Maar toen de Geest neerdaalde, dwong Hij Bill ertoe om deze kaarten te negeren, en in plaats daarvan vroeg hij die zieke mensen die geen gebedskaarten hadden, om hun hand op te steken. Verscheidene rijen mensen bespeurend zonder gebedskaarten, vroeg hij deze mannen en vrouwen om rechts van hem een gebedsrij te vormen. De eerste in de rij, een vrouw van middelbare leeftijd, schuifelde de treden van het podium op. Bill zei: “U hebt geen gebedskaart. U kwam hier gewoon vanavond en ging zitten en bent wat verbaasd dat ik u riep. Ik ben gewoon uw broeder. Ik zei „broeder‟, omdat u een Christin bent. Ik weet dat, omdat ik het welkome van uw geest voel. Ik praat met u, net als onze Meester het deed met de vrouw bij de bron, toen Hij zei: „Geef Mij te drinken.‟ Hij wilde een gesprek met haar beginnen, zodat hij haar geest kon vatten. Als ik uw geest vat, dan komt het visioen binnen. Dan kan ik alleen zeggen wat ik zie. Maar als ik in staat ben om te weten wat er verkeerd is met u, zult u dan geloven dat ik Zijn profeet ben?” “Ik zie dat u onlangs ontsteld bent geraakt. Er is iets gebeurd dat u werkelijk heel hard heeft geschokt. Er zijn verschillende dingen met u niet in orde: “U hebt bloedarmoede, u hebt een vrouwenkwaal, en u bent al lange tijd nerveus. Maar waar u werkelijk bang voor bent is die kanker. U bent bang dat het uw leven zal kosten… waarbij het uw leven zal gaan kosten als God u niet genadig is. Als dat zo is, steek dan uw hand op naar de mensen.” Ze stak haar hand op. Opnieuw legde Bill het de sceptici voor. ”Tot u, die dacht dat ik een bedrieger was, denkend dat het geestelijke telepathie was: dat ik deze dingen van een gebedskaart aflas; schaamt u zich niet voor uzelf? God zal zich daarover met u bezighouden. God zij uw zondige ziel genadig.” Hij keerde zich weer tot de vrouw, boog zijn hoofd, en bad voor haar genezing in de Naam van Jezus Christus. “Nu, mijn zuster, ga naar huis en vergeet alles over die kankertoestand; u zult gezond gaan zijn.” Vanaf dat moment verdampte het scepticisme in de hete juli avond. Gedurende de rest van de week werkte de Geest van God 135
vrijelijk in Hammond. Bill was zo onder de indruk van de verbetering van het geloof in het gehoor, dat hij tijdens één dienst een experiment uitprobeerde, om te zien voor hoeveel mensen hij in één avond zou kunnen bidden. Hij hoopte dat hij voor een honderdtal of meer kon bidden, en dat hun geloof hoog genoeg zou komen dat het hem niet in visioenen zou trekken. Toch kwamen er hoe dan ook genoeg visioenen, zodat Bill - nadat er 78 mensen door de gebedsrij voorbij waren gegaan - van uitputting in elkaar zakte. De volgende morgen voelde hij zich sterk genoeg om de campagne voort te zetten, maar hij wist wel beter om dat niet al te vaak te proberen, omdat zijn lichaam de spanning niet zou kunnen doorstaan. Visioenen kwamen ongevraagd. Hij kon ze niet ontlokken, evenmin als ze uitschakelen. Wanneer genoeg geloof aan zijn gave trok, begon de onderscheiding te stromen. Zijn lichaam kon dit voor ongeveer een half uur elke avond volhouden, niet meer. Te veel tijd doorgebracht in die andere dimensie zou hem kunnen doden, precies zoals het bijna gebeurde in 1948. Toch was hij blij dat hij zijn experiment de afgelopen avond had uitgeprobeerd. Nu wist hij dat hij moest voortgaan met gebedskaarten te gebruiken en dat hij het aantal mensen voor wie hij bad tijdens elke dienst, moest beperken. Als het gehoor niet kon geloven na de bovennatuurlijke onderscheiding in de gebedsrij te hebben gezien, dan was er niets meer dat Bill (of wat dat betreft: God) voor hen kon doen. IN AUGUSTUS begon William Branham zijn campagne in Battle Creek (Michigan), een kleine stad met 40.000 inwoners op de oostelijke oever van het Michiganmeer. Na een paar samenkomsten voelde hij zich verbijsterd. De gave van God werkte perfect, maar net als in Hammond, schenen de Christenen in Battle Creek het belang ervan niet te vatten, dus bleef hun geloof zwak. Maar ánders dan in Hammond, kon Bill hier in Battle Creek zijn vinger niet op het probleem leggen. Misschien was hij gewoon verwend met het enthousiasme dat hij in Zuid-Afrika had gezien. Hij zei tegen Ern Baxter: “Er is iets aan de hand. Ik weet niet wat het is, maar ik wil het uitvinden. Morgen- middag zal ik de bossen ingaan, om te bidden totdat ik het weet.” De volgende morgen reed hij weg naar een afgelegen plek bij een meer, waar hij ongestoord kon bidden. Knielend tussen wilde 136
wijnranken onder een majestueuze eikenboom, ging hij al gauw helemaal op in het gebed. Plotseling was hij buiten op het meer in een kleine motorboot. De motor deed van putt-putt-putt terwijl hij koers zette naar het noorden, parallel aan de oostelijke oever. Toen draaide de boot naar links, in de richting van de westelijke oever van het meer. De engel van de Heere vescheen naast hem en zei: “Sluit je samenkomsten in Battle Creek en sla onmiddellijk af naar Minneapolis.” De engel verdween en een moment later was Bill terug op de oever, geknield onder die schaduwrijke eik. Nu begreep Bill het visioen dat hij in april thuis had gezien. Toen had hij er over gebeden of hij Battle Creek (Michigan) zou bezoeken, of Minneapolis (Minnesota). De helder blauwe wateren van zijn eerdere visioen stelden het meer van Michigan voor. Als hij er een kaart van het gebied bij zou hebben gehouden, dan lag Battle Creek rechts van het meer van Michigan; Minneapolis lag links. De hele tijd had God gewild dat hij zich naar links wendde, maar om een of andere reden had hij het niet begrepen. Nu was hij in Battle Creek, tegen de wil van de Here. Het ergst van alles: zijn manager had een campagne van twee weken gearrangeerd, en er waren nog acht dagen van over om door te gaan. Zich onttrekken aan deze toezegging zou pijnlijk gaan zijn. Zodra Bill terugkwam bij het hotel, vertelde hij zijn manager wat hij moest doen. Eerst dacht Ern Baxter dat hij een grapje maakte. Toen hij tenslotte besefte dat Bill het ernstig meende, riep Baxter een vergadering bijeen met Rev. Floyd, de plaatselijke voorganger die de Battle Creek campagne coördineerde. Bill legde zijn visioen uit en wat hij moest doen. Begrijpelijk dat Rev. Floyd het er moeilijk mee had. “Broeder Branham, ik geloof dat God wilde dat deze samenkomsten werden opgezet in Battle Creek.” “Daar redetwist ik niet met u over. Ik weet niet waarom ik dat niet herkende vanwege een visioen eerder in april, toen ik nog steeds thuis was, maar nu herken ik het wel; en nu moet ik gehoorzamen aan wat God wil dat ik doe.” “Broeder Branham,” zei Ern Baxter, “wij hebben veertien kerken die samengaan in deze campagne. We moeten al de samenwerkende voorgangers hier raadplegen.” “Dat is juist, we moeten in acht nemen – ” Bill stopte. Hij voelde de engel van de Heere dichtbij. Plotseling besefte hij dat dit 137
een test was. God had toegelaten dat hij in de war was over het visioen, zodat hij tenslotte in deze kritieke situatie zou terechtkomen, die hetzelfde was als waar hij in Zuid-Afrika voor had gestaan: de predikers die overleg wilden, en zijn manager die sympathiseerde met de groep predikers. Maar God had hem gezegd om iets anders te doen. “Broeders,” zei hij, “ik heb u lief. Maar de Heilige Geest vertelt mij om ginds naar de andere kant van het meer te gaan, en ik ga. Ik zal niet dezelfde fout maken die ik in Zuid-Afrika heb gemaakt, door te wachten tot er iets gebeurt. Ik moet God gehoorzaam zijn.” ”Broeder Branham,” snauwde een gefrustreerde prediker aan de tafel: “u beweert een fundamentalist te zijn. Waar zou u ooit iets dergelijks in de Schriften vinden?” “Het staat er,” antwoordde Bill rustig. “Filippus was aan het prediken in een opwekking in Samaria, en de Heilige Geest riep hem eruit vandaan en zond hem uit, de woestijn in, naar één man. Die ene man nam het Evangelie mee terug naar Ethiopië.” 32 Rev. Floyd fronste zijn voorhoofd. “Ik begrijp niet waarom God het mogelijk zou maken voor ons om deze samenkomsten te arrangeren, en u dan wegstuurt nadat u hier bent gekomen.” “Broeder Floyd, wat Battle Creek nodig heeft, is een goede ouderwetse Heilige Geest opwekking, geen genezings-campagne. Een opwekking zou de mensen terug op een geestelijk spoor zetten. Aangezien de samenkomsten allemaal geregeld zijn, waarom laat u niet een opwekkingsprediker mijn plaats innemen.” Floyd haalde zijn schouders op. “Wel, de Christenen zouden het mogen begrijpen, maar ik weet het niet van alle anderen.” Het was een ogenblik stil in de kamer. Net op dat moment zag Bill dat bovennatuurlijke licht laaien boven Floyds hoofd. Hij zei: “Broeder Floyd, u bent nu op dit moment aan het denken aan de tijd toen de profeet Jesaja naar koning Hizkia ging en hem vertelde dat God zijn gebed had gehoord.” 33 Floyd zette grote ogen op. “Broeder Branham, dat klopt.” “Bevestiging,” zei Bill. De Heilige Geest is hier om te bewijzen dat het de juiste zaak is om te doen.” “Maar hoe kon u weten wat ik dacht?” “Herinner u dat de Bijbel zei dat Jezus hun overleggingen door32 33
Handelingen 8: 26-39 2 Koningen 20: 4-6 138
zag. 34 Het is dezelfde Heilige Geest.” Schoorvoetend kwamen deze predikers overeen om een opwekkingsprediker te halen, om het overgebleven deel van de campagne te prediken. Zo moeilijk het was om de hem ondersteunende broeders teleur te stellen, zo goed voelde Bill zich dat hij zijn Heer gehoorzaamde. Zuid-Afrika was een les die hij nooit zou vergeten. Die avond legde Bill zijn gehoor in Battle Creek uit waarom hij de campagne vroegtijdig verliet. Hij zei: “U zou dit niet mogen begrijpen, maar ik heb u lief met onsterfelijke Christelijke liefde, en God weet dat het de waarheid is. Als ik wist dat het Zijn Goddelijke wil was, dan zou ik hier in deze stad gedurende de volgende zes weken blijven, totdat een opwekking door de hele stad zou waaien. Ik ben gewillig, maar ik moet kneedbaar zijn in Zijn handen en precies doen wat Hij mij zegt om te doen.”
***
34
Lucas 5: 22 139
140
HOOFDSTUK 63 Als Liefde Zich op Iets Richt 1953
IN FEBRUARI 1953 hield William Branham een week lang een genezings-campagne in Tallahassee (Florida). Op een dag, terwijl hij, zijn vrouw en zijn manager de lunch gebruikten in een cafetaria in de stad, wuifde een zes jaar oud meisje naar hem door het venster aan de straat. Hij wuifde terug. Al gauw kwam ze het restaurant binnen, haar vader aan zijn arm meetrekkend. Ze stopten bij Bills tafel en het meisje zei: “Broeder Branham, herinnert u zich mij nog?” “Nee, ik geloof van niet.” “Toen u voor me bad, genas God mijn blinde oog.” Haar vader legde het uit. Vorig jaar had zijn dochter bij een ongeval ernstig letsel opgelopen aan een van haar ogen. Haar dokter zei dat er geen hoop voor haar was om ooit weer met dat oog te zien. Maar de vader zei: “Ja, er ís hoop.” Hij haalde zijn dochter uit het ziekenhuis, maakte een bed voor haar op de achterbank van zijn auto, en zette koers naar Indiana, alleen stoppend om te eten en benzine te kopen. Ze arriveerden in Jeffersonville op zondagavond en ontdekten dat Bill net de kerk verliet. Bill bad voor het meisje en nu was ze genezen. “Welk oog was blind?” vroeg Bill. “Deze,” zei het meisje. “Ik bedoel, déze.” Ze wees eerst naar het ene oog, en toen naar het andere. “Weet u, ik kan me het niet meer herinneren.” Haar vader lachte en zei: “Déze was het.” Voor ze wegging, overhandigde het kleine meisje Bill een envelop die hij in zijn zak liet glijden en vergat, tot ze thuiskwamen. Toen hij haar opende, ontdekte hij dat het een Valentijnkaart was, door haar ondertekend onder een lief gedichtje. In mei 1953 leidde Bill een afmattende geloofs-genezingscampagne in Jonesboro (Arkansas), waarbij hij in zes dagen zeven samenkomsten hield. Gedurende deze week maakte een voorganger in Jonesboro Goddelijke genezing belachelijk in zijn plaatselijke radio-uitzending. Niet alleen beschuldigde hij William Branham van het plegen van bedrog, hij daagde ook het publiek uit met te zeggen: 141
“Ik zal $1.000 geven aan wie ook maar kan bewijzen dat een genezingswonder heeft plaatsgevonden.” Binnen een uur na het eind van deze radio-uitzending belden er tientallen mensen naar Bills zaakwaarnemer, die aanboden om dat bewijs te zijn, als Bill de uitdaging van de man zou aannemen. Bill verzamelde een keuze uit de gevallen bijeen en zei: “Laten we die $ 1.000 gaan binnenhalen.” Een man bracht zijn arts mee om te bewijzen dat hij eens stervende was aan kanker. Een ander, een vrouw, bracht haar buurvrouw mee en haar dokter, evenals haar medische dossiers, om te bewijzen dat ze twintig jaar in een rolstoel had gezeten, leidend aan artritis. Toen ze deze voorganger hiermee confronteerden, bond hij in, ondanks het overduidelijke bewijs. “Wel-uh-ik kan niet-eh- het geld is niet hier. Het is in ons denominatie hoofdkwartier in Texas.” “Dan zullen we morgen naar Texas vliegen en het ophalen,” zei Bill vastbesloten. “Ik wil dat geld in een fonds voor zendelingen doen.” Ongelukkigerwijs kon geen van de mensen die zijn bewijs uitmaakten met hem naar Texas gaan op zo‟n korte termijn. Daarom stelde de denominatieprediker een alternatief voor. “Wanneer we bij mijn hoofdkwartier komen, zal ik een meisje nemen en in haar arm snijden met een scheermes. Als u die snee voor mijn broeders kunt genezen, dan zullen zij u $1.000 geven.” “U leidt aan een ernstige graad van geestelijke zwakzinnigheid,” zei Bill met afschuw. “Hoe zou een Christen een dergelijke misselijk makende opmerking kunnen maken? Het lijkt op hetzelfde wat ze tegen Jezus zeiden: „Indien gij Gods Zoon zijt, kom af van het kruis en we zullen u geloven.‟” 35 Dat is de bekende kreet van de ongelovige: „Jezus, laat ons een teken zien,‟ 36 terwijl er elke dag wonderen gebeurden, waar de Farizeeën niet bij waren om ze te zien. Of anders: als ze een wonder zagen, dan zeiden ze dat het door Beëlzebub kwam, de vorst van de duivelen. Het is altijd zo geweest: „Meester, wij zullen u geloven, als u gaat waar wij willen en doet wat wij willen.‟ Maar de Farizeeën hadden Jezus nergens aan het lijntje. Hij was vrij om de wil des Vaders te doen. En zo is het vandaag nog hetzelfde met Hem.” 35 36
Matthéüs 27: 39-43 Matthéüs 12: 38 / 16: 1 / Markus 8: 11 / Lukas 11: 16 142
In juni 1953 reisde Bill naar Connersville (Indiana), waar hij negen samenkomsten in één week perste. Daarna, vermoeid van maanden campagnes door het land, reserveerde hij de rest van de zomer om thuis bij zijn gezin uit te rusten. Natuurlijk, hij kon thuis nooit volledig uitrusten. Voortdurend zouden er mensen inbreuk maken op zijn privé leven. Bill had vijf jaar in zijn huis in de Ewing Lane gewoond en hij had nog nooit een maaltijd gegeten met de luiken voor de ramen geopend. Voortdurend stonden er vreemden op zijn erf, wachtend om hem te kunnen bezoeken; verlangend om hem hun problemen te vertellen, hopend hem advies te kunnen vragen en hem voor zich te laten bidden. Ze kwamen op alle uren van de dag en de nacht. Bill had tot wel 30 auto‟s tegelijkertijd voor zijn huis geparkeerd zien staan, waaronder enkele ambulances. Wanneer hij ook maar een kamer binnenliep, was het eerste wat hij deed de blinden voor de ramen te sluiten, anders zou iemand buiten hem daar kunnen zien, en óf op het raam kloppen of anders gewoon onuitgenodigd het huis binnenlopen, om hem te bereiken. Bill kon niemand afwijzen die gebed wilde. Hij hield van mensen en wist dat 99% van deze mensen oprecht van hart was, er naar zoekend om gezond te worden of proberend om geestelijk tot rust te komen. Hij kon niet ‟s avonds in slaap vallen, als hij wist dat een of andere moeder met een zieke baby op zijn gazon kampeerde of dat een of andere man, stervend aan kanker, in een auto op zijn oprit op zijn gebed wachtte. Hij moest doen wat hij kon om ze te helpen. Dus wanneer ook maar vreemden zich bij zijn huis vertoonden, zou hij voor ze bidden in Jezus‟ Naam. Sommige avonden had hij, tegen de tijd dat hij klaar was met bidden voor de laatste persoon die langs kwam, niet genoeg energie over om zich om te kleden voordat hij op bed in elkaar zakte. Zelfs een simpel karwei als gras maaien werd moeilijk vanwege zijn veelvuldig bezoek. Elke keer als hij aan de gang ging, zou er wel iemand binnenvallen die gebed wilde. Bill zou andere kleding aantrekken, de nieuwkomer raad geven en met hem bidden, dan zich weer omkleden in zijn werkkleding en een klein stukje verder maaien, voordat de volgende persoon zich vertoonde. Dag na dag kwamen er zoveel mensen langs die gebed nodig hadden, dat Bill zijn gazon niet kon afmaken. Soms leek het een verloren gevecht. Tegen de tijd dat hij zijn voortuin klaar had, was zijn achtererf al weer 143
doorgegroeid tot een wild stukje weiland. Op een middag was er een pauze in de parade van bezoekers. Zijn werkkleding aanschietend, haastte Bill zich naar het achtererf en startte hij zijn motormaaier. Al gauw was hij, zo snel als hij zijn machine kon voortduwen, een pad door het dichte gras aan het maaien. In de zomerhitte duurde het niet lang of zijn overhemd was doorweekt van zweet, dus rukte hij het uit en gooide het aan de kant. Bovenop een paal, vastgespijkerd aan de omheining achter het huis, stond een vogelhuisje voor een huiszwaluw. Bill was vergeten dat een zwerm wespen een nest in dit vogelhuisje had gebouwd. In de haast om zijn gazon klaar te krijgen, stootte hij met de grasmaaier tegen de omheining, hard genoeg om dat vogelhuisje heen weer te schudden. Daar kwam een massa wespen naar buiten, boos en op wraak belust. Binnen luttele seconden hadden ze hem omringd, rondzwermend in de lucht, een paar van ze landend op zijn huid, gereed om hun van weerhaakjes voorziene angels er diep in te stoten. Bill wist dat hij in grote moeilijkheden verkeerde, omdat zóveel wespen een mens konden doodsteken. Toen, plotseling, veranderde zijn vrees in liefde. Doorgaand met het voortduwen van zijn maaier, zei hij: “Kleine wespen, het spijt me dat ik jullie heb gestoord. Ik weet dat het steken jullie God-gegeven wapen is om jezelf te beschermen; maar het was niet de bedoeling om jullie enig kwaad te doen. Ik ben een dienstknecht van God en ik moet zien dat dit gazon gemaaid wordt, zodat ik naar binnen kan gaan om voor meer van Gods kinderen te bidden. Dus, in de Naam van Jezus Christus, ga terug naar jullie nest. Ik zal jullie niet meer lastig vallen.” Onmiddellijk verhief de wolk met wespen zich en vloog regelrecht terug naar het nest. Bill hield stil en keek verbaasd toe. Dit was hetzelfde wat hij jaren geleden had meegemaakt, toen hij voor die moordenaar-stier had gestaan. Liefde vervulde hem, wat de loop van de natuur veranderde. Het was geen menselijke liefde; dit was iets diepers: breder, voller; dit was wat de Bijbel agapè noemde: Goddelijke liefde, de volmaakte liefde van God, tot uitdrukking gebracht door de mens. Hij vroeg zich af, of dit het was wat de profeet ervoer toen hij in die kuil met hongerige leeuwen was gegooid. Was het liefde wat de leeuwen belette om Daniël op te eten? 37 Liefde had 37
Daniël 6: 16-23 144
bepaald het voornemen van deze wespen veranderd. Hij besefte, dat wanneer liefde zich op iets richt, genade het overneemt. Bill hervatte zijn werk. Net toen hij klaar was met het maaien van de achtertuin, kwamen verscheidene auto‟s aanrijden en parkeerden voor zijn huis. Het was tijd om naar binnen te gaan en te bidden voor meer van Gods kinderen. Later ging hij kijken waarom zijn dochters aan het huilen waren. De keuken binnengaand, vond hij Sara uitgestrekt op de vloer liggen, Rebekah zat aan de tafel en Meda stond naast de keukentafel neerkijkend op een aanrecht vol vuile borden. Alle drie huilden ze. Naar haar man kijkend, snikte Meda: “Bill, ik word er gek van. De kinderen hebben sinds het ontbijt nog geen hap te eten gehad. Er zijn zoveel mensen vandaag in huis, dat ik niets in de keuken heb kunnen doen.” Nu wist Bill waarom zijn dochtertjes huilden. Niet alleen hadden ze honger, maar hun moeder schiep een atmosfeer van nerveuze spanning. Hij wist dat hij ze zou kunnen kalmeren als hij slechts de juiste atmosfeer zou kunnen scheppen… Zijn armen om zijn vrouw slaand, zei Bill sussend: “Ja, het is soms heel erg. Maar bedenk, we dienen de Heere Jezus Christus. Denk eens aan vanmorgen. Was het niet wonderbaar om te zien dat die kleine jongen die beugels afdeed en normaal liep?” In zijn hart bad hij: “O, Heere, help mij hier. Zend Uw Tegenwoordigheid en Uw liefde naar mijn dierbare vrouw”. Hij zei: “Meda, er zal waarschijnlijk voorlopig niemand anders komen. Laten we iets klaarmaken om te eten. Ik zal je helpen.” Hij rolde zijn mouwen op en pakte een vuile koekenpan uit de gootsteen. “O, nee, niet doen. Je zou me kunnen helpen met de afwas, maar je kunt niet koken.” Hij glimlachte. “Wie kan er niet koken? Bedoel je mij te zeggen dat je me nooit aardappels hebt zien bakken? Ik ben ermee opgegroeid.” Een kant van haar mond plooide zich tot een glimlachje en al gauw was ze zichzelf weer, liefelijk en vrolijk. Een moment later stopten Rebekah en Sara met huilen. De atmosfeer was veranderd. ONDER ZIJN VELE BEZOEKERS die zomer, was Dr. Morris Reedhead, die in die tijd het hoofd was van de „Sudan Missions‟, een van de grootste Baptisten zendingsorganisaties ter wereld. Bill 145
liet Dr. Reedhead plaatsnemen in de woonkamer en Meda bracht een pot thee binnen, die ze op de met een glasplaat afgedekte salontafel achterliet. Dr. Reedhead kwam meteen met het doel van zijn bezoek. “Broeder Branham, onlangs sprak ik met een Moslim jongen die pas zijn studie had beëindigd aan de universiteit hier in Amerika en die terug zou gaan naar zijn huis in India. Omdat ik geen kans wilde missen om te getuigen voor de Heere, zei ik tegen hem: „Waarom geef je je dode profeet Mohammed niet op en aanvaard je niet de opgestane Jezus?‟ De jongeman antwoordde: „Beste meneer, wat kan uw Jezus voor mij doen wat mijn Mohammed niet kan?‟ Ik zei: „Jezus kan je Eeuwig Leven geven.‟ Hij antwoordde: „Mohammed beloofde mij eeuwig leven als ik de Koran volg.‟ Ik zei: „Jezus kan je vreugde en vrede geven.‟ Hij antwoordde: „Mohammed heeft mij reeds vreugde en vrede gegeven. Ik heb niets meer nodig van Jezus.‟ Ik zei: „Jezus Christus leeft vandaag. Mohammed is al eeuwen dood.‟ Hij antwoordde: „Als Jezus leeft, bewijs het dan. Waar is Hij?‟ Ik zei: „Hij woont in mijn hart.‟ Hij antwoordde: „Móhammed woont in míjn hart.‟ “Tegen deze tijd was ik zo gefrustreerd, dat ik niet wist wat te zeggen. De jongeman kon mijn verwarring zien en zei: „Ziet u, wij Moslims kunnen gewoon evenveel psychologie uit de kast halen als u Christenen. Dat is één reden waarom de Islam de grootste religie ter wereld is vandaag aan de dag. Maar ik zal één ding toegeven: uw Jezus beloofde u Christenen méér dan onze Mohammed ons beloofde. Ik heb in uw Bijbel gelezen, waar Jezus zei dat Hij met u zou zijn tot het einde van de wereld; 38 en dat de werken die Hij deed, u óók zou doen: 39 duivelen uitwerpen, doden opwekken, de zieken genezen en dergelijke. Laat mij Christenen zien die diezelfde werken voortbrengen, dan zal ik geloven dat Jezus leeft.‟ “Ik zei: „U verwijst naar Markus, hoofdstuk 16. Maar sommige van die verzen werden op latere datum toegevoegd. Ze zijn misschien niet geïnspireerd.” Hij zei: „Wat soort boek volgt u, als een deel ervan is geïnspireerd en een ander deel niet? Héél de Korán is geïnspireerd.‟ “Meneer Branham, ik stond verstomd. Ik ben een Christen ge38 39
Matthéüs 28: 20 Marcus 16: 17-18; Johannes 14:12 146
leerde. Ik heb zoveel doctorsgraden en eredoctoraten dat ik uw muur ermee zou kunnen behangen. Maar die jonge Moslim had mij - met al mijn theologie – helemaal vastgezet. Ik veranderde van onderwerp. Later, dat gesprek overdenkend, dacht ik aan u en ik besloot u te bezoeken. Ik wil weten: hebben al mijn Bijbelleraars ongelijk gehad?” “In één opzicht: ja. Opleiding heeft haar plaats. Maar, Dr. Reedhead, Eeuwig Leven komt niet door opleiding; het komt door de wedergeboorte. Jezus zei: „Gij moet wederom geboren worden.‟” 40 “Bedoelt u dat het aannemen van Jezus als Verlosser niet hetzelfde is als het ontvangen van de Heilige Geest?” “Dat is wat Paulus zei. Hij vertelde die Epheziërs: „Hebt gij de Heilige Geest ontvangen sinds gij tot geloof kwaamt? 41 Ziet u? Dat is nadat ze Jezus reeds hadden aangenomen.” “Broeder Branham, ik ben Baptist, maar ik ben in Pinkstersamenkomsten geweest. Is er enige waarde te hechten aan die Heilige Geest ervaring waar zij over spreken?” “Dr. Reedhead, er is een heleboel vervalsing en fanatisme daarbuiten. Maar dat doet niets af van het feit dat er een waarachtige Heilige Geest ervaring is voor de gelovige. De Heilige Geest die viel met Pinksteren is dezelfde Jezus vandaag en Hij geeft dezelfde soort kracht.” 42 Dr. Reedhead zei: “Als Baptist tot een andere Baptist, wil ik u iets vragen: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. 43 Wat kon Abraham meer doen dan God geloven?” “Dat is waar,” stemde Bill in, “maar God gaf hem de besnijdenis als een getuigenis en een bevestiging dat Hij Abrahams geloof had aanvaard. 44 Ongeacht hoezeer je geloof belijdt, totdat God je de Heilige Geest geeft – de bevestiging, het Zegel van God – heeft Hij je geloof nog niet erkend. Efeziërs 4: 30 zegt: „En bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door Wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing.‟ Dr. Reedhead ademde diep en vroeg: “Hoe kan ik de Heilige 40 41 42 43 44
Johannes 3: 7 Handelingen 19: 2 (King James Bible - Authorized Version) Handelingen 2 Romeinen 4: 3 Romeinen 4: 11 147
Geest ontvangen?” “Het enige wat ik weet, broeder, is het opleggen van handen op degenen die de Heilige Geest zoeken.” “Zou u mij de handen willen opleggen en God vragen om mij de Heilige Geest te geven?” “Dat wil ik.” Dr. Reedhead viel zo snel op zijn knieën, dat zijn ellebogen een barst in de glazen plaat van de salontafel sloegen. Voor Bill maakte dat niet uit, want daar in zijn woonkamer zag hij die doorgewinterde Bijbelgeleerde de Heilige Geest van God ontvangen. IN AUGUSTUS 1953 kreeg William Branham een telefoontje van Leroy Kopp, voorganger van de Calvary Tempel in Los Angeles. Rev. Kopp had verschillende van Bills campagnes in Los Angeles ondersteund, waaronder die waarin het voormalig congreslid Upshaw voor het eerst in 66 jaar zonder krukken had gelopen. Nu vroeg Rev. Kopp toestemming om een filmdocumentaire te maken over Bill en zijn bediening, die Kopp „De Profeet van de Twintigste Eeuw‟ wilde noemen. Bill stemde ermee in.
Afb. 27 Bills huis aan de Ewing Lane
Leroy Kopp begon het vraaggesprek met Bill te vragen over zijn leven en bediening. Hoewel Bill 20 jaar lang in het publiek had gesproken en gemakkelijk predikte voor tienduizenden mensen in één keer, was hij niet gewoon om te worden geïnterviewd voor een camera. Hij volgde het draaiboek stijfjes, terwijl hij zijn ongebruikelijke kindertijd beschreef. Hij noemde hoe er, toen hij zeven jaar oud was, een engel tot hem sprak vanuit een wervelwind, zeggend: 148
“Drink of rook nooit, of verontreinig je lichaam op geen enkele wijze, want er is een werk voor je te doen wanneer je ouder wordt.” Hij beschreef hoe, in 1946, diezelfde engel bij hem kwam in menselijke vorm en hem een opdracht gaf om een gave van Goddelijke genezing aan de wereld te brengen, hem twee tekenen van God belovend om zijn roeping te bewijzen. Ten eerste: de wonderen en genezingen; ten tweede: het openbaren van hartsgeheimen van mensen. Bill vertelde hoe de engel gewoon was om Bijbelse geschiedenissen te gebruiken om zijn bediening aan hem uit te leggen, zoals die waar Nathanaël Jezus ontmoette en verrast was dat Jezus hem al kende; 45 en de geschiedenis waar Jezus sprak met een Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron, en haar moeite wist zonder dat zij het hem vertelde. Ze zei: Heere, ik zie dat Gij een profeet zijt… Ik weet, dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt; wanneer die komt, zal Hij ons alles verkondigen. Jezus zeide tot haar: „Ik, die met u spreek, ben het.‟ Het was pas nadat Jezus dit geheim had geopenbaard dat was verborgen in haar hart, dat de Samaritaanse vrouw herkende dat Jezus de Chrístus was, de Messias, de beloofde Redder van Israël.46 Op dit punt neemt de documentaire een eigenaardige wending. Na een lastige pauze, zei Bill: ”Wat de campagnes betreft die gepland zijn voor Israël, broeder Kopp, ik zal blij zijn om onze Heere te dienen in Israël.” Rev. Kopp voegde eraan toe: “Broeder Branham, we denken dat vele Joden tot het geloof zullen komen dat Jezus Christus de Messias is, wanneer ze een Christen de Oud Testamentische profetie zien vervullen in Joël 2 vers 28: hoe dat in de laatste dagen de Heere van Zijn Geest zal uitstorten op alle vlees. Zijn zonen en dochters zouden profeteren… en jongelingen zullen gezichten zien.” “Ja, broeder Kopp, ik geloof dat mijn bediening zeer effectief zal zijn voor de Joden, omdat het Nieuwe Testament zegt: „De Joden zoeken tekenen; de Grieken zoeken wijsheid.‟” 47 Deze korte commentaren zouden misplaatst mogen schijnen in deze documentaire als de áchtergrond niet bekend is. In 1950 had Bill verscheidene samenkomsten gehouden in Stockholm, Zweden. Lewi Pethrus, voorganger van de grootste Pinksterkerk in Zweden, 45 46 47
Johannes 1: 43-50 Johannes 4: 3-26 1 Korintiërs 1: 22 149
was zo onder de indruk van de gave van onderscheiding in Bills bediening, dat hij voorstelde dat Bill naar Israël behoorde te gaan en de kracht van Jezus Christus aan de Joden tonen. Bill overwoog het idee, maar ging er niet op in. Ondertussen begon Lewi Pethrus een zendingswerk voor Israël. Gedurende de volgende twee jaar verspreidde zijn kerk 1.000.000 Nieuw Testamenten onder de Joden in Palestina, zich concentrerend op de nieuwkomers. Voor de meesten van deze mensen was het de eerste keer dat ze over Jezus lazen. Vele Joden vertelden Pethrus: “Als Jezus de Messias is en hij nog steeds leeft, laten we hem dan het teken van de Messias zien doen en we zullen hem geloven.” Opnieuw dacht Pethrus aan William Branham. In het voorjaar van 1953 nam Pethrus contact op met Miner Arganbright, die vicepresident was van de Full Gospel Businessmen Fellowship International (Internationale Vereniging van Volle Evangelie Zakenlieden), met het voorstel dat de FGBFI een „William Branham geloofs-genezings-campagne‟ in Israël zou sponsoren, zodat moderne Joden het teken van hun Messias zouden kunnen zien. Samen benaderden deze twee mannen Bill met hun plan. Miner Arganbright was net teruggekeerd uit Israël, waar hij vele binnenkomende Joden had ondervraagd, terwijl ze uit de vliegtuigen kwamen. Arganbright had een oude man gevraagd: “Komt u hierheen, zodat u in Israël kunt sterven?” De Jood antwoordde: “Nee, ik kom hier om de Messias te zien.” Dit verhaal horend, deed Bills hart vlam vatten. Hij dacht: “Dit zal perfect zijn voor mijn bediening!” Nu, in augustus, terwijl Leroy Kopp De Profeet Van De Twintigste Eeuw aan het filmen was, waren Pethrus en Arganbright een Branham-campagne in Israel aan het voorbereiden. Na Bills opmerkingen over Israël schakelde de documentaire over naar zijn campagne in de Philadelphia Kerk in Chicago, van 29 augustus tot en met 7 september 1953. Hoewel de film een fragment toonde uit slechts één gebedsrij, waren de vijf personen voor wie hij bad, representatief voor de tienduizenden voor wie hij in de afgelopen zeven jaar had gebeden. Van twee mensen uit de zaal zelf werd nauwkeurig de diagnose gesteld. Toen bad Bill voor een vrouw in de gebedsrij zonder haar moeite te openbaren. Bij de volgende vrouw onderscheidde hij bloedarmoede. Iedere twijfelaar zou mogen denken dat hij haar probleem correct giste, omdat zij er zo bleek uitzag. 150
Maar de kwaal van de laatste vrouw zou onmogelijk zijn geweest om te gissen. Een vrouw van middelbare leeftijd stond voor de evangelist, nerveus haar handen wringend. Bill keek haar direct in de ogen en zei: “Ik zie dat u een absolute vreemde voor mij bent. U komt uit een andere stad. U hebt een heleboel moeite op uw hart. En u hebt om te beginnen een hartkwaal gekregen. Is dat juist?” “Dat is juist,” antwoordde ze. “Er hangt heel wat duisternis om u heen. Ik zie dat een zwart laken u volgt. O, het is een leugen. (Ze knikte en begon te trillen van emotie.) Iemand vertelde een leugen over u, en dat was een man die Goddelijke genezing belijdt. Hij zei dat u een heks was. Is dat waar?” “Ja,” snikte ze, knikkend, terwijl ze haar gezicht met haar handen bedekte. “En u hebt er een opschudding over gekregen in uw gemeente. Klopt dat? Uw voorganger is op dit moment ziek. Hij heeft kinderverlamming. Is dat juist?” “Jazeker.” “Zuster, besteed geen aandacht aan wat die mensen u vertellen. Ze liegen. En het enige dat er verkeerd is met uw hart, is die nerveuze toestand die heeft gemaakt dat uw hart opspeelde. Ga in vrede naar huis en God zegene u. Het is in orde met u. U bent geen heks.” Terwijl het gehoor enthousiast de Heere prees, zei Bill: “Ik vertrouw dat God u zegent, tot waar u niet meer ongelovig kunt zijn. Voor u zou het een zonde zijn, als u nu niet gelooft. Nadat God Zijn Zoon heeft gezonden en al deze tekenen heeft gedaan… Zijn Bijbel zond, Zijn predikers zond, Zijn gaven zond… en u Hem nog steeds niet gelooft? …dan is er niets voor u overgebleven dan aan het einde te worden veroordeeld.” “Het enige wat deze onderscheiding zal doen, is God verheerlijken door Jezus Christus te openbaren, dat Hij, toen Hij hier op aarde was, precies hetzelfde deed. En Hij zei: ‟Wanneer Ik heenga, zal Ik terug komen. Een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer (dat zijn de ongelovigen), maar gij zult Mij zien ( wie? de gelovigen), want Ik zal bij u zijn, zelfs in u, tot het einde der wereld.‟ 48 Dan is het zonde om niet te geloven. „Ga heen en zondig niet meer (of: heb 48
Johannes 14:3, 15-20 151
geen ongeloof meer) opdat u niet iets ergers overkome,‟ zei Jezus. 49 Het is geloven, of omkomen.” “Maar God is geduldig en genadig. Wanneer mensen Zijn Woord niet nemen, dan worden er tekenen en wonderen in de gemeente bijgevoegd, zoals Jezus Christus beloofde dat Hij zou doen. 50 En naar ik eerlijk meen, geloof ik dat God nu op dit moment met de heidenen tot een einde aan het komen is en Zich meteen tot de Joden zal wenden. De heidenen zullen worden achtergelaten met hun geloofsbelijdenissen en dogma‟s en hun koude formele denominaties. De werkelijke Gemeente zal worden opgenomen in de Opname, en het Evangelie zal naar de Joden gaan. Amen. Amen betekent: „zo zei het‟.” ***
49 50
Johannes 5: 14; 8: 11 Johannes 14: 12; Marcus 16: 15-18 152
HOOFDSTUK 64 Zalving voor Leven 1953
VREEMDEN die inbreuk maakten op zijn privacy waren niet de enige spanningen waar William Branham mee te kampen had thuis, gedurende die zomer van 1953. Onlangs was zijn zoon begonnen te rebelleren tegen zijn strikt Christelijke opvoeding. Zoals veel tieners wilde Billy Paul zijn leven leiden zonder verantwoordelijkheden of beperkingen. Ongelukkigerwijs verleidde deze houding hem om een gevaarlijk bergafwaarts lopend pad op te gaan. Bill keek uit naar het juiste moment om deze zaak met zijn zoon te bespreken. Op een avond, terwijl Bill aan het bidden was, zag hij in een visioen zijn zoon op een drinkgelach uit een raam springen en met het hoofd naar beneden ongecontroleerd naar de grond vallen. Bill schreeuwde het uit van angst: ”O, God, laat hem niet sterven! Hij is de enige zoon die ik heb!” Het visioen eindigde met een onbestemde klap, die Bill wakker schudde, zijn slapen druipend van zweet. Hij bad: “Heere, alstublieft laat mijn zoon niet op zo‟n manier worden gedood.” Een tijdje na middernacht liep Billy Paul op zijn tenen het huis binnen, met een adem die rook naar bier. De volgende morgen liet Bill zijn zoon slapen zo lang hij wilde. Toen Billy Paul rond een uur of tien opstond, was zijn eerste gedachte om een vriend te gaan bezoeken. Bill was zijn auto aan het wassen op de oprit toen Billy Paul de voordeur uitslenterde. Bill draaide de kraan van de slang dicht en zei: “Je kwam laat binnen gisteravond, is het niet, zoon. Wil je me vertellen waar je geweest bent?” “O nee,” antwoordde Paul. Hij wist dat zijn vader het kon zeggen. “Je bent begonnen met het verkeerde pad op te gaan, Paul.” “Pa, ik wil zien hoe het er daar buiten uitziet.” “Zoon, geloof je dat je vader van je houdt?” “Dat weet ik.” “Goed, want dat wat ik je zal gaan vertellen, zeg ik in liefde. Ik kan niet meer hebben dat je in de samenkomsten werkt, omdat het een slecht licht werpt op mijn bediening. Niet alleen dat, je kunt niet 153
op die manier leven en nog steeds hier blijven.” “Pa, ik wilde toch al uit huis gaan. Ik wil zien wat er in de wereld allemaal te koop is.” “Doe dat niet, Paul. Zonde zal je verder meenemen dan je wilt gaan, en je langer vasthouden dan je wilt blijven. Als je haar toelaat, zal zonde je leven gaan beheersen en het zou er op kunnen uitlopen dat het je veel meer kost dan je wilt betalen.” “Pa, ik wil gaan.” “Bewijs me een dienst voor je gaat. Houd je armen zó.” Bill strekte zijn armen wijd naar beide kanten uit. Billy Paul deed wat zijn vader vroeg. Bill zei: “Draai je nu om, en kijk naar de muur achter je. Je schaduw vormt een kruis. Twee wegen die elkaar kruisen in het middelpunt van dat kruis: de ene weg leidt naar de hemel, de andere leidt naar de hel. Je kunt niet op beide wegen tegelijk lopen. Vandaag sta je op die kruising. Ik kan je vertellen wat goed is, maar je hebt zelf de keuze te maken. Maar als je begint de verkeerde weg af te lopen, zal God je ergens onderweg laten omkeren, omdat ik je opeis onder het teken. 51 Het zou een harde terugweg mogen zijn, maar het is jóuw beslissing.” Billy Paul koos de verkeerde weg. Verscheidene dagen later kwam Dr. Pilai, de aartsbisschop van de Presbyteriaanse kerk in India, bij Bill thuis langs om te proberen hem over te halen om een genezingscampagne te houden in India. Bill en Meda waren bezig om hun dochters mee te nemen naar een tandarts in New Albany, dus vroeg Bill de aartsbisschop om mee te gaan. Terwijl Meda Rebekah en Sara meenam de praktijk van de tandarts in, zaten Bill en Dr. Pilai in de auto het voorstel van de aartsbisschop te bespreken. Plotseling kreeg Bill de indruk dat hij uit de auto moest gaan. Hij negeerde het gevoel. Meteen hoorde hij een stem fluisteren: “Ga onmiddellijk uit de auto.” Nu wist hij dat de Heere tot hem alléén wilde spreken. Zich verontschuldigend, stapte Bill uit en liep hij de straat uit. Weldra hoorde hij de Engel van de Heere zeggen: “Keer zo snel als je kunt terug naar huis. Billy Paul is in moeilijkheden.” Bij zijn huis aangekomen, vond Bill zijn schoonmoeder buiten bij de waranda staan, hysterisch snikkend: ”Billy Paul ligt op sterven in het ziekenhuis.” Bill kalmeerde haar tot ze haar verhaal kon 51
Exodus 12: 13 154
doen. Billy Paul had bij haar gelogeerd. Gisteren was hij gaan vissen en was in het meer gevallen. Vanmorgen klaagde hij over een schorre keel, dus drong mevrouw Broy er bij hem op aan om bij dr. Adair langs te gaan. De dokter gaf hem een penicillinespuitje, onbewust van het feit en te laat bemerkend, dat Billy Paul uiterst allergisch was voor penicilline. Kort nadat het antibioticum in zijn bloedstroom kwam, stopte zijn hart. Dr. Adair reanimeerde hem met een adrenaline injectie, maar zijn allergische reactie zette door. In een ambulance was Paul in allerijl naar het ziekenhuis gebracht, waar doktoren nu vochten om hem in leven te houden. Aangekomen bij het ziekenhuis, haastte Bill zich naar de spoedopname en ontmoette in de hal Dr. Adair. Dr. Adair zei: “Ik wist niet dat hij allergisch voor penicilline zou zijn. Ik heb het hem eerder gegeven en toen reageerde hij er niet op. Maar dit keer wel. We hebben hem drie adrenaline injecties gegeven, maar zijn hartslag blijft steeds zwakker worden. Het spijt me, Bill, misschien heb ik je zoon gedood.” “Doc, je bent mijn vriend. Ik weet dat je je best hebt gedaan om hem te redden. Kan ik hem bezoeken?” “We hebben een slang bij hem ingebracht en hij is buiten bewustzijn, maar ga je gang.” Bill ging de spoedopname kamer binnen en sloot de deur. Billy Paul lag op zijn rug met een plastic slang ingevoerd in zijn neus. Zijn lichaam was opgezwollen en zijn huid had een doodsblauwe kleur, afgezien van de huid rond zijn ogen, die was zwart; zijn kaak was slap, waardoor zijn mond wijd open stond. Levensfuncties vervangende apparaten borrelden en zoemden zacht op de achtergrond. Op zijn knieën vallend, bad Bill in wanhoop: “Dierbare God, wat de medische wetenschap betreft, is het afgelopen met mijn zoon, maar ik vraag U om genadig te zijn en hem niet te laten heengaan.” Minuten gingen voorbij, en toen zag hij hetzelfde visioen dat hij een paar dagen eerder had gezien, alleen deze keer met een wending. Hij zag Billy Paul uit dat raam springen, zag hem door de lucht tuimelen; maar deze keer zag hij twee sterke armen zich uitstrekken, hem opvangen, en hem terug naar boven brengen naar het raam. Toen hoorde hij Billy Paul zeggen: “Pa, waar ben ik?” Dat was geen deel van het visioen.
155
Bill kwam omhoog uit zijn geknielde houding en ging naast het bed staan. “Je bent in het ziekenhuis, Paul. Wees niet bezorgd. Alles is nu in orde.” Een paar ogenblikken later belde Bill om de verpleegster. Billy Paul wilde dat de slang uit zijn neus werd gehaald. Toen de verpleegster de hartslag van de jongen controleerde, ontdekte ze dat die normaal was… Ongelukkigerwijs maakte dit gevecht met de dood niet dat Billy Paul zich bekeerde. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis gleed hij regelrecht terug met de verkeerde kant op te gaan: regelmatig ging hij naar goklokalen, drinkend, rokend, poker spelend en gokkend. Er zou een veel strengere les voor nodig zijn om hem het rechte pad te tonen. Die les zou niet lang op zich laten wachten. Op 13 september 1953 werd Billy Paul 18. In oktober nam Bill zijn gezin mee naar Colorado voor een vakantie. Aangezien Billy Paul nu op zichzelf woonde en geen contact zocht met zijn ouders, wisten noch Bill noch Meda dat hun zoon problemen had met zijn gezondheid toen ze vertrokken voor hun reis. Paul had inwendige bloedingen. Hij negeerde zijn symptomen zolang hij durfde, en ging pas een dokter bezoeken nadat de pijn in zijn maag hem ineen deed krimpen. Dr. Brenner nam hem onmiddellijk op in het ziekenhuis. Billy Pauls toestand was kritiek. Er hadden zich in zijn ingewanden gezwellen ontwikkeld, mogelijk veroorzaakt door de alcohol waar hij zich zo zwaar aan had bedronken. Alleen de bloedingen al betekenden een ernstige bedreiging voor zijn gezondheid. Erger nog was, dat zich over één gezwel littekenweefsel had gevormd, dat zijn ingewanden blokkeerde, wat de bloedsomloop afsneed en celweefsel doodde. Koudvuur was ingetreden. Dr. Brenner waarschuwde hem voor het gevaar ervan, hem adviserend dat heel gauw een kunstmatige darmuitgang moest worden gemaakt of hij zou sterven. Billy Paul aarzelde. Hij hoopte wanhopig zijn vader een boodschap te kunnen sturen, bedenkend dat als zijn vader slechts voor hem zou kunnen bidden, dat dan alles in orde zou zijn. Hij had het zien gebeuren in zijn vaders geloofsgenezings-campagnes en thuis: wonder na wonder, honderden en honderden keren. Waarom zou dat met hem niet kunnen gebeuren? Zeker, het zou gebeuren als zijn vader er maar was om te bidden. Maar niemand wist precies waar zijn vader was of wanneer hij zou terugkeren. Na een uitstel van ver156
scheidene dagen stond Dr. Brenner er op dat de operatie niet zonder risico langer kon worden uitgesteld. Pauls leven stond op het spel. Schoorvoetend tekende mevr. Broy de toestemming om Dr. Brenner haar kleinzoon te laten opereren. De volgende morgen, terwijl Billy Paul nerveus wachtte op zijn operatie, beklaagde hij zijn lot. Binnen een uur zou Dr. Brenner een deel van zijn darmen gaan verwijderen en het open einde door een gat in zijn onderbuik naar buiten leiden in een plastic zak. Voor de rest van zijn leven zou hij gedoemd zijn om die plastic zak te dragen. Hij overdacht wat zijn vader hem had verteld: “Zonde zal je uiteindelijk veel meer kosten dan je wenst te betalen.” O, waarom had hij de Heere Jezus Christus de rug toegekeerd? Hij voelde een hand op zijn schouder en hoorde zijn vaders stem. “Hallo, Paul.” Een golf van opluchting overspoelde hem. “Pa, ik heb zo hard geprobeerd om u te bereiken. Waar bent u geweest?” “Ik was op vakantie met het gezin in Colorado. Paul, herinner jij je die nacht in Vandalia, Illinois, toen God jou Zijn engel liet zien?” Billy Paul herinnerde zich de ronddraaiende vuurvlam die hij de vorm van een man had zien aannemen. De engel had in de hoek van hun hotelkamer gestaan met zijn armen over de borst gevouwen. Hoe goed herinnerde hij zich dat gezicht: zo streng en krachtig. “Ik zou die nacht nooit kunnen vergeten, pa.” “Diezelfde engel kwam bij me in de Rocky Mountains van Colorado en zei: „Ga meteen naar Billy Paul. Hij is in moeilijkheden.‟ Zoon, de weg van een overtreder is hard.” “Bid voor me, papa.” Bill schudde zijn hoofd. “Nog niet, zoon. Ík heb de zonde niet bedreven; dat deed jíj. Het is eerst nodig dat je God vraagt om je te vergeven. Als je bereid bent om Jezus Christus jouw Heer te maken, dan geloof ik dat Hij je zal genezen.” Daar in zijn ziekenhuisbed, keerde Billy Paul om, ging terug naar midden op die kruising, en deze keer koos hij de juiste weg, de weg die naar eeuwig leven leidt. Toen bad zijn vader voor zijn genezing. Toen Dr. Brenner binnenkwam om zijn patiënt vóór de operatie te bezoeken, vroeg Bill hem om Paul nog een keer te onderzoeken. Na talrijke proeven, zei Dr. Brenner: “Rev. Branham, ik begrijp het niet. Uw zoon bloedt niet meer en ik kan geen enkel spoor meer 157
vinden van de koudvuurinfectie. Het is alsof er een wonder is gebeurd.” “En het beste weet u nog niet,” zei Bill. “Paul had de Heere Jezus Christus verlaten, maar vandaag kwam hij terug. Dat is het grootste wonder van alles.” IN NOVEMBER VAN 1953 hield William Branham een negendaagse geloofs-genezings-campagne in Owensboro (Kentucky). Daarna, op 29 november, begon hij een lange campagne in Palm Beach, Florida. Terwijl hij in Palm Beach was, belde Gordon Lindsay op om hem te vragen of hij zou spreken op de conventie van „The Voice of Healing‟ (De Stem der Genezing) in Chicago op vrijdagavond, 11 december. Bills plan was om tot 15 december in Palm Beach te zijn, maar omdat hij de afgelopen zomer Lindsay had beloofd (en ook Joseph Matteson-Boze) dat hij in de Voice of Healing conventie in Chicago zou spreken, stemde hij ermee in om zijn samenkomsten in Florida te bekorten. Zodra hij het gesprek met Lindsay had beëindigd, belde hij Matteson-Boze, om zijn vriend de dag te laten weten dat hij in Chicago zou zijn. Omdat hij slechts één avond zou spreken op de conventie, vroeg Matteson-Boze of hij dan zaterdagavond en zondagmorgen zou willen prediken in de Philadelphia Gemeente in Chicago. Bill zei dat hij het fijn zou vinden om het te doen. Hij sloot in Palm Beach op de avond van zes december. Diezelfde avond gingen hij en Billy Paul (die hem weer hielp in zijn campagnes) op weg naar huis. Elkaar aflossend, reden ze de hele nacht en de volgende dag door en kwamen thuis aan rond drie uur de volgende ochtend. Terwijl Bill zich gereedmaakte om naar bed te gaan, kwam de engel van de Heere zijn slaapkamer binnen en zei: “Er is iets verkeerd in Chicago.” Bill vroeg: “Is het in de Philadelphia Kerk?” ”Nee,” zei de engel terwijl hij een visioen opende. Bill zag Gordon Lindsay, de uitgever van het tijdschrift The Voice of Healing, zich tot een andere man wenden en zeggen: “Ga broeder Branham dat vertellen. Maar laat hem niet weten, dat ik er ook maar iets mee te maken heb.” Toen het visioen vervaagde, zei de engel: “Die man zal u op de conventie tegemoet treden en u uit de samenkomst weghalen.” 158
De engel verdween nog voordat Bill nog een vraag kon stellen, wat hem achterliet, zich afvragend wat dit betekende. Op 11 december 1953 arriveerde Bill bij de Voice of Healing conventie, 45 minuten voor het zijn tijd was om te spreken. Een man die Velmar Gardner heette, kwam hem bij de deur tegemoet, nam hem bij de arm, en bracht hem haastig door de entreehal in een zijkamer. Gardner leek overijverig om de deur te sluiten. Weldra kwam er een andere man binnen, die zich voorstelde als Rev. Hall van het tijdschrift „The Voice of Healing‟. Bill herkende meneer Hall als de man met wie Gordon Lindsay had gesproken in het visioen. Met ernstige stem zei Rev. Hall: “Broeder Branham, we horen dat u van plan bent om morgenavond en zondag in de Philadelphia Kerk te spreken. De Voice of Healing heeft besloten, dat als u voor Joseph Mattson-Boze predikt, dat we u dan niet toestaan om vanavond in deze conventie te spreken.” “Wat is er verkeerd met te prediken voor br. Boze?” “Wel, enige van de kerken in Chicago hebben hem niet graag. En om hier op onze conventie de eenheid te bewaren, hebben wij gewoon dit besluit genomen.” “Wie bedoelt u met „wij‟”? “De raad van directeuren van The Voice of Healing; Gordon Lindsay had hier niets mee te maken.” Bill wist wel beter. Nu kon hij zien waar dit allemaal om ging. De hele zaak rook naar politiek – de Voice of Healing organisatie en een paar kerken uit Chicago probeerden hem onder druk te zetten om zich aan te passen bij hun ideeën. Als hij niet die storm in ZuidAfrika had doorstaan, dan zou hij nu misschien gezwicht zijn onder deze druk. Hij herinnerde zich wat de engel hem had verteld, de avond toen hij werd genezen van amoebae: “Doe gewoon zoals je je geleid voelt.” “Ik heb broeder Boze al lang afgelopen zomer beloofd, dat ik gedurende de tijd van deze conventie ten minste één samenkomst voor hem zou houden en ik zal mijn belofte gaan houden.” “Dan kunt u vanavond niet spreken.” “Maakt mij niet uit. Ik zal gewoon naar binnen gaan en naar de dienst luisteren.” Opstaand, opende Bill de deur. Voordat hij twee stappen die kamer uit was, pakten Gardner en Hall hem bij zijn armen en dron159
gen hem door de entreehal naar een uitgang. De deuren naar de conventiezaal stonden open en Bill hoorde iemand aankondigen: “Het spijt ons te moeten zeggen, dat broeder Branham niet zal spreken vanavond. Hij heeft een broer die ziek is, en dus kon hij niet komen.” Wat een slimme verklaring, want ten dele was het de waarheid. Bills broer Howard wás ziek. Niet lang geleden had de Heere Bill een visioen getoond waarin hun vader, Charles, uit de hemel neerkwam en het graf aanwees waar Howard zou worden begraven. Maar Bill wist niet wanneer zijn broer zou sterven, evenmin had Howards ziekte in welke zin ook invloed gehad op deze reis naar Chicago. Het was opnieuw een les in hoe sterk kerkpolitiek uitwerking kon hebben op zijn bediening, ongeacht hoe hard hij ook probeerde om er boven te staan. En hij had het geprobeerd. Niet alleen waren al zijn samenkomsten interdenominationeel, hij hield zijn prediking met opzet eenvoudig, om te vermijden dat de vele predikers van verschillende denominaties, die zijn campagnes ondersteunden, er aanstoot aan namen. Hij predikte altijd over redding en genezing door Jezus Christus‟ dood, begrafenis en opstanding – thema‟s waar de meeste Christenen het tenminste bijna over eens konden zijn. Wanneer hij ook maar een last op zijn hart kreeg om over iets te prediken wat hier bovenuit ging, dan deed hij het in zijn thuisgemeente in Jeffersonville, Indiana. Maar in een internationale bediening als de zijne, was het – omdat het onmogelijk was om het iedereen naar de zin te maken – moeilijk om de valkuilen van de kerkpolitiek te omzeilen. Zijn ervaring bij deze conventie van de Voice of Healing bracht dat pijnlijk aan het licht. ZODRA WILLIAM BRANHAM THUISKWAM uit Chicago, vernam hij dat George Wright op sterven lag. Zonder zelfs de tijd te nemen om zijn bagage uit te pakken, stapte Bill in zijn auto en ging richting Milltown. George Wright was sinds de eerste dagen van zijn bediening zijn vriend geweest. Door de jaren heen had Bill vele aangename uren doorgebracht op de boerderij van de Wrights, zwervend over de beboste heuvels, op jacht naar eekhoorntjes en konijnen. Ze hadden samen genoten van vele goede maaltijden en vele Bijbelse vragen besproken rond de keukentafel van de familie Wright. 160
Ze hadden samen vele avonturen meegemaakt. George had Bill zelfs vergezeld op de avond dat Georgia Carter werd genezen van tuberculose, nadat ze negen jaar in bed had doorgebracht. Tegen de tijd dat Bill de bekende landweg insloeg die naar de boerderij van de Wrights leidde, was zijn binnenste geheel verzonken in nostalgie. George Wright was zo blij om Bill te zien, dat hij te snel probeerde te praten en het overging in alsmaar kuchen en bloed spu-
Afb. 28 George Wright met zijn vrouw Murle. Hij had nog maar drie of vier dagen te leven.
wen. Toen hij zijn stem terug had, zei hij langzaam: “O, broeder Branham, we probeerden u in Chicago te bereiken. Hebt u ons telegram gekregen?” “Nee, broeder George. Het heeft me nooit bereikt. Hoe is uw toestand?” “Er begonnen zich bloedproppen te vormen in mijn benen, die zich toen vastzetten in mijn knieën. Een specialist kwam uit Louisville om me te onderzoeken. Hij zei dat ik nog maar drie of vier dagen meer te leven heb; hij zei, dat wanneer die stolsels loslaten, ze óf naar mijn hersens gaan en me verlammen, óf anders, dat ze naar mijn hart zullen gaan en me ter plaatse doden.” Terwijl hij zich over het bed liet vallen, smeekte Bill God om George te laten leven. Hij bleef verscheidene dagen langer op de boerderij van de Wrights, doorgaand met voor zijn oude vriend te bidden. Elke morgen in de vroegte schouderde hij zijn jachtgeweer en begaf hij zich moeizaam het bos in, de besneeuwde heuvel op achter het huis, op jacht naar konijnen. Op de derde morgen, terug de heuvel afkomend, telde Bill tien auto‟s die op het erf geparkeerd stonden. Hij wist wat het betekende. Het publiek had ontdekt dat hij hier was en de mensen kwamen voor gebed. Hij kon het niet met 161
zijn geweten in overeenstemming brengen om nog langer op de boerderij van de Wrights te blijven. Mevrouw Wright zat niet te wachten op praterij van vreemden aan haar deur in een zo‟n spannende tijd als dit. Terwijl hij zijn kleren inpakte, liet Meda hem aan de telefoon roepen. ”Bill, het is nodig dat je meteen naar huis komt. Mevr. Baker, die Joodse weduwe die Christelijk zendingswerk doet hier in de stad, wil dat je voor haar dochter bidt.” Hij kende de dochter van mevrouw Baker, wier eerste jongetje was geboren met horrelvoetjes en dat was genezen nadat Bill voor hem had gebeden. Mevr. Baker kende hij doordat ze een bekend iemand was, want ze werd soms genoemd in het plaatselijke nieuwsblad. Voorheen een vurig Jodin, had ze zich tot het christendom bekeerd, was naar het Moody Bijbel Instituut in Chicago gegaan, slaagde met een eervolle vermelding, verhuisde naar Louisville, Kentucky en was gedurende vele jaren een actief zendelinge geweest onder de Joodse bevolking in de streek. “Ik was toch al van plan om hier te vertrekken,” zei Bill. “Wat is er aan de hand met de dochter van mevr. Baker?” “Ze heeft net een baby gekregen en er zijn enige complicaties bij gekomen. Mevr. Baker noemde het „septicemia‟. Ik vermoed dat het bloedvergiftiging betekent. Met de baby is het in orde, maar de jonge moeder verkeert in een kritieke toestand. Ze ligt in het Baptisten ziekenhuis.” “Ik zal daar langs gaan voordat ik naar huis kom,” zei Bill. Shelby Wright, de 40 jaar oude zoon van George, droeg Bills koffer naar buiten naar zijn auto, die geparkeerd stond bij een gigantische wilg op het voorerf. Shelby zei: “Broeder Branham, ik weet dat u geprobeerd hebt om Mamma hoop te geven, maar wat denkt u werkelijk over vader? Zal hij gaan sterven?” “Ja, Shelby, ik geloof dat je vader zal gaan sterven. Hij is 72 jaar oud. God beloofde hem slechts 70 jaren. 52 Ik heb God gevraagd om hem te sparen, maar God heeft me er met geen woord over geantwoord. George is een Christen, dus is hij gereed om te gaan. Ik veronderstel nu dat God hem thuis zal gaan halen.” “O, ik weet dat pa gereed is om heen te gaan. Maar weet u wat mij nog het meest zorgen baart? Jaren geleden heeft pa tegen ieder52
Psalm 90: 10 162
een in de omgeving van Milltown getuigd, dat God een heelmeester is. Nu bespotten enige van die mensen hem, zeggend: als God zo‟n geneesheer is, waarom lost Hij dan niet die bloedstolsels gewoon op? En de man die het hardst lacht, is de voorganger van de Church of Christ Kerk.” Die middag stopte Bill bij het Baptisten ziekenhuis. Mevr. Baker stond buiten de kamer van haar dochter in de hal te redetwisten met nog een vrouw en een Katholieke priester. Terwijl Bill kwam aanlopen, zei de andere vrouw tegen mevr. Baker: “Maar ze is mijn schoondochter, en ik wil niet dat ze naar de hel gaat. Ik wil dat mijn priester haar de zalving voor de dóód geeft.” “Even een ogenblik,” kwam Bill tussenbeide. “U zou míj eerst naar binnen behoren te laten gaan. Ik ben broeder Branham en ik ben gekomen om het meisje te zalven om te léven. Dit bracht de schoonmoeder helemáál van de kook. Bill stelde voor: “Waarom laat u haar man niet beslissen?” De echtgenoot, een man van in de twintig, gaf er beslist de voorkeur aan om eerst Bill te laten binnengaan en zijn vrouw te zalven om te leven. Mopperend stapte de schoonmoeder opzij en liet Bill voorbij gaan. De jonge moeder lag in coma, haar ziel flakkerd tussen leven en dood. Bill knielde neer naast haar bed en besteedde tien minuten om Jezus Christus te vragen om genadig te zijn en haar te laten leven. Tenslotte stond hij op, wiste een traan uit zijn oog, en pakte zijn hoed en overjas op. Nog voordat hij kon vertrekken, verscheen de Vuurkolom boven het bed van de jonge moeder. Het licht trok hem meteen een visioen binnen. Hij zag deze zelfde jonge moeder in haar keuken staan, roerend in een pan soep. Ze keek naar beneden naar een lawaaierige kleine jongen, bracht haar vinger naar haar lippen en zei: “Shhh. De baby slaapt.” Toen verliet het visioen hem. Glimlachend van vertrouwen trad Bill naar buiten, de hal in. Daar stonden de echtgenoot, de dokter, de priester en de twee grootmoeders in een groepje bij elkaar. Bill zei tot de echtgenoot: “Ik heb wat goed nieuws voor je, zoon. Zo spreekt de Heere: „Uw vrouw zal in orde gaan zijn. Vanavond zal het erger met haar gaan worden, maar in de morgen zal het beter met haar beginnen te gaan. Binnen 36 uur zal ze goed genoeg zijn om naar huis te gaan.‟ Als dat niet met haar gebeurt, dan ben ik een valse profeet.” 163
Terwijl mevr. Baker en haar schoonzoon hun blijdschap uitten, wierp de priester een spottende blik op de dokter, die zijn hoofd schudde en wegliep. Met een dreigende blik snauwde de schoonmoeder: “Zoon, hebben we nu wel zo‟n beetje genoeg van deze onzin gehad? Het is tijd voor de priester om haar voor het sterven te zalven. De jonge echtgenoot wilde de priester niet naar binnen laten gaan. Hij zei tegen zijn schoonmoeder: “Herinnert u zich toen mijn eerste zoon werd geboren met klompvoetjes? Ik nam hem mee naar broeder Branhams huis voor gebed. Broeder Branham zag een visioen en zei dat binnen 24 uur de voeten van mijn baby rechtgemaakt zouden zijn. De volgende morgen renden we naar zijn bedje en het was precies op de wijze dat broeder Branham zei dat het zou zijn. Als broeder Branham zegt: „Zo spreekt de Heere, binnen 36 uur zal mijn vrouw gezond naar huis gaan,‟ gegroet, dan ga ik naar huis om het huis voor haar gereed te maken.” Terwijl Bill het Baptisten ziekenhuis verliet, kwam Charlie McDowell hem tegemoet op de stoep aan de voorkant en smeekte hem om met hem mee te rijden naar Frankfurt, Kentucky, en te bidden voor zijn moeder. Doktoren hadden de 61 jaar oude vrouw zojuist geopereerd vanwege kanker. Ze ontdekten dat ze zo vol kwaadaardige zaken zat, dat ze zelfs niet de moeite namen om haar weer dicht te naaien; ze dichtten de snede gewoon met plakband, omdat ze toch binnen een paar uur dood zou zijn. Het was laat die avond toen Charlie McDowell en Bill in Frankfurt aankwamen. In het ziekenhuis legde Bill eenvoudig mevr. McDowell de handen op en vroeg om haar genezing in de Naam van Jezus Christus. Toen vertrok hij, thuiskomend rond vijf uur in de ochtend. Verscheidene vreemden lagen te slapen op zijn stoep, op hem wachtend. Behulpzaam bad hij voor elk, en viel toen uitgeput in bed. Een paar uur later wekte het zonlicht hem. Het was maandagmorgen, 28 december 1953, 9 uur. Zijn badjas aanschietend over zijn pyjama, liep hij de hal door in de richting van de badkamer. Toen hij de deur naar de woonkamer passeerde, was hij verrast dat hij daar een aantrekkelijke jonge vrouw zag staan. Hij zei: “Goede morgen, mevrouw. Wat doet u hier?” Ze sprak niet tegen hem. In plaats daarvan draaide ze haar hoofd om en sprak tegen iemand in de keuken. Bill keek om te zien wie 164
het was. Dat maakte dat hij besefte dat dit een visioen was, want de keuken die hij zag was niet zijn keuken. Daar stond mevr. McDowell, leunend tegen een paar keukenkastjes, in gesprek aan de telefoon. Bill dacht bij zichzelf: “Dat is de vrouw voor wie ik gisteravond bad.” Net op dat moment hoorde hij een ongewoon geluid achter zich. Verbaasd draaide hij zich om, ten einde te zien wat het zou kunnen zijn. Daar stond een treurwilg. Uit de lucht kwamen gele klompen klei vallen, die een plop-plop geluid maakten, terwijl ze een groot rechthoekig gat vulden aan de voet van de boom. Er was iets aan die wilgentakken dat er bekend uitzag. Ja, het was de wilg die naast George Wrights huis stond. Hij hoorde de engel van de Heere iets zeggen over „graven‟, maar hij vatte niet wat het was, dus vroeg hij God om het visioen te herhalen. Plotseling stond hij achter de kansel van zijn gemeente in Jeffersonville. George Wright kwam de grootste deur door, liep het pad af en schudde Bill de hand. De engel zei: ”Zo spreekt de Heere, George Wright zal de graven delven van diegenen die hem uitlachen.” Nu begreep Bill dat George in orde zou gaan zijn. Na het ontbijt belde hij Charlie McDowell om te vertellen dat zijn moeder naar huis zou komen uit het ziekenhuis. Toen belde hij de familie Wright. Shelby nam de telefoon op. “Broeder Branham, vader is praktisch verlamd deze morgen.” “Dat maakt niets uit. Hij zal in orde gaan zijn. Ga je vader vertellen dat ik „zo spreekt de Heere‟ voor hem heb. Hij zal de graven gaan delven van die mensen die hem uitlachen.” “Broeder Branham, wist u dat mijn vader soms op de begraafplaats werkt als grafdelver?” “Nee, Shelby, dat wist ik niet.” Maar nu hij het wél wist, kreeg het visioen meer zin. Van detail tot detail werden de visoenen werkelijkheid. Mevr. McDowell voelde zich onmiddellijk beter. Haar dokter onderzocht haar opnieuw en stond perplex toen hij geen enkel kankergezwel kon vinden. In feite deed haar geval de gehele staf van het ziekenhuis versteld staan. Een week nadat er voor haar gebeden was, ging ze naar huis en hervatte haar normale taken. Elke dag verheugde ze zich in een lang telefoongesprek met haar dochter, net zoals Bill haar in het visioen had zien doen. 165
Twee dagen nadat Bill aan George Wright het „zo spreekt de Heere„ had verteld, losten de bloedstolsels in zijn knieën probleemloos op. Daarna herstelde zijn gezondheid zich snel. Op een zondagmorgen opende hij de deur van de „Branham Tabernakel‟, liep het gangpad af naar voren en schudde Bill de hand, precies zoals Bill hem in het visioen had zien doen. Wat diegenen betreft die hem hadden bespot tijdens zijn ziekte, omdat hij had getuigd dat Jezus Christus een geneesheer is: binnen een jaar zag hij vijf van hen begraven worden, waarbij ook de voorganger van de Church of Christ kerk. George Wright leefde tot hij ver in de negentig was. Wat de jonge moeder betreft die stervende was aan bloedvergiftiging: de volgende morgen wees de bloedtest uit dat het vrij van gifstoffen was. De volgende morgen nam ze haar pasgeboren baby uit het ziekenhuis mee naar huis. Mevr. Baker zong van blijdschap. In haar zendingswerk getuigde ze er vurig van hoe Jezus Christus haar dochter had genezen. Al gauw hield de Christelijke organisatie, die haar ondersteunde, haar financiële bijdrage in. Een functionaris van de organisatie verklaarde: “Wij hebben niets tegen William Branham, maar we willen evenmin dat ons programma verwikkeld raakt in de woordenstrijd die er gevoerd wordt rond Goddelijke genezing.” Toen Bill dit hoorde, zei hij: “Dan staan ze buiten Gods programma. Tekenen en wonderen zullen altijd Gods programma betuigen. Zolang als er een wereld is, zal er hier een bovennatuurlijk God zijn om zaken te sturen, en Hij zal altijd iemand hebben op wie Hij zijn hand kan leggen. Vanavond heeft Hij een gemeente overal rond de wereld. Er zijn een heleboel dingen in Zijn gemeente die gladgestreken moeten worden. Ik kan ze niet gladstrijken; geen mens kan het. Dat is Gods zaak. Hij zal ervoor zorgdragen. Ongeacht hoeveel mensen gemaakte programma‟s opkomen, elk van ze zal vallen. God Zelf zal Zijn programma opzetten. Voor zover ik weet, is Zijn programma dat mensen gedoopt worden in Jezus Christus en worden geleid door de Heilige Geest, vrij van het oordeel.
***
166
HOOFDSTUK 65 Uit Egypte Geroepen 1954
WILLIAM BRANHAM was van plan om weer overzee te gaan op 23 februari 1954. Tegen de eerste januari hadden zijn zaakwaarnemers echter zijn reisschema nog steeds niet vastgelegd. Campagnes in Israël en India leken zeker, maar Zuid-Afrika bleef twijfelachtig. Enige leden van het Nationale Comité schenen het wat op z‟n beloop te laten. Toen gebeurde er in januari iets opzienbarends, wat maakte dat Bill zijn plannen veranderde. Op een dag verscheen er bij zijn huis een auto vol mensen die gebed wensten. Hij liet ze in de woonkamer en ging toen iets halen, waarbij hij nóg een man in de deuropening zag staan. Eerst veronderstelde hij dat het iemand van deze zelfde groep was, iemand die wat langzamer was geweest met uit de auto te komen. Wat hij niet thuis kon brengen, was de eigenaardige manier waarop deze man was gekleed. Hij zag eruit als de Oost-Indische Sikhs die Bill in Durban, Zuid-Afrika, had gezien. Zijn zwarte haar en donkere uiterlijk staken scherp af bij de witte tulband die om zijn hoofd gewikkeld was. De man stond in de deuropening met zijn hoofd gebogen. Bill liep naar hem toe en groette hem hartelijk: “Hoe gaat het met u, meneer.” Zijn hoofd opheffend, zei de Indiër: “Broeder Branham, ga tot september niet overzee.” Dat was een onverwacht antwoord. Bill wist niet wat te zeggen. Hij draaide zich om, maakte een gebaar met zijn hand, en zei: “Wilt u niet binnenkomen?” Toen hij weer omkeek, was de man verdwenen. Hij was eenvoudigweg verdwenen! Bill stond in de deuropening, verbluft. Na de eerste auto volgden er meer, en het was middernacht voordat hij die dag stopte met het bidden voor de mensen. Hij ging naar bed rond één uur, maar een paar uur later werd hij wakker, omdat hij had gedroomd dat hij niet naar India behoorde te gaan dan pas in september. Hij maakte Meda wakker en vertelde haar zijn droom; toen ging hij weer slapen en droomde hetzelfde opnieuw. De 167
volgende morgen belde hij een van zijn zaakwaarnemers en vertelde hem om zijn buitenlandse campagnes voor september te herzien in overeenstemming met het visioen en de dromen. Aangezien zijn reizen naar Afrika, het Midden Oosten en Azië nu waren uitgesteld, gingen zijn managers door met zijn schema te vullen met campagnes door heel Noord Amerika. In de eerste drie maanden van 1954 hield Bill samenkomsten in Wood River (Illinois), Hot Springs (Arkansas) en Shreveport (Louisiana). Na deze hield hij een achtdaagse campagne in Phoenix (Arizona). Toen trok hij verder naar Carlsbad (New Mexico), voordat hij terug naar het Oosten ging naar Columbus, Ohio, waar hij een reusachtige samenkomst hield in het Coliseum (een bijeenkomst met de samenwerking van 400 predikers en hun samenkomsten). Eind maart keerde hij terug naar huis om samenkomsten te houden in Louisville (Kentucky) en Jeffersonville (Indiana). In april nam Bill wat vrije tijd van zijn werk af, maar zoals gewoonlijk garandeerde hem dat geen enkele rust. Zieke en behoeftige mensen bezochten hem op alle uren van de dag. Op een drukke zaterdagmiddag, toen het aantal bezoekers was geslonken tot slechts een paar, zei Bill tegen Meda: “Als er nog iemand anders belt, zeg ze dan om gewoon morgenvroeg naar de kerk te gaan en dat ik daar voor ze zal bidden. Ik word zo moe, lieveling, ik ben óp.” Nadat de overblijvende bezoekers waren weggegaan, nam Bill Meda mee voor een ritje in de auto. Hij had geen bestemming in gedachten; hij wilde gewoon weg van het huis, zodat hij zich een poosje kon ontspannen. Hij reed ten zuiden van New Albany langs een hoofdweg vol natuurschoon, die zich rond en over de top van een paar heuvels slingerde. Het glooiende landschap verschafte een aangenaam uitzicht over het omringende platteland: een afwisseling van korenvelden en bospercelen. Uiteindelijk kwamen ze bij een plek waar de weg langs de rand van een steile rots slingerde. Terwijl hij zijn auto de eerste bocht indraaide, zag hij - als een witte mist - de engel van de Heere voor zijn ogen. De voorruit werd volledig wit. Vijf of zes kilometer lang stuurde hij zijn auto blindelings rond elke bocht, terwijl zijn ogen iets op letterlijk 13.000 kilometer afstand zagen gebeuren. Meda bleef tegen hem praten, terwijl ze naar het prachtige landschap keek aan de andere kant van de rotswanden. Na een minuut of vijf wierp ze een blik op haar man, om te zien waarom hij haar niet antwoordde. Op het moment dat ze 168
zijn glazige blik zag, wist ze dat hij in een visioen verzonken was. “Bill!” zuchtte ze. Met een klap kwam hij weer tot bewustzijn. Bill bracht zijn auto tot stilstand aan de kant van de weg. “Lieveling, ik moet meteen bidden voor broeder Bosworth. Ik zag hem uit een trein stappen in Zuid- Afrika en in elkaar zakken. Ik zag ze hem oppakken en hem op een draagbaar leggen. Hij is nu in een ziekenhuis, ernstig ziek. Ik moet onmiddellijk voor hem bidden.” Een klein stukje de beboste heuvelflank oplopend, knielde hij neer en bad. De volgende avond na de kerkdienst, rinkelde een van de vier telefoons in zijn huis. Bill nam op. Een telefonist van de Western Union in Louisville zei: “Meneer Branham, ik heb een telegram voor u uit Durban, Zuid-Afrika. Het is van Dr. Yeager. Het luidt: „Bid onmiddellijk voor Rev. Bosworth. - Ingestort bij uitstappen van trein. - Ziekenhuisopname. - Overlijden verwacht‟.” Tegen de tijd dat Bill een telefoonverbinding had met Durban op maandag, was Fred Bosworth niet alleen genezen, hij had het ziekenhuis al verlaten om zijn werk voort te zetten. Gedurende meer dan een maand had Bosworth nu door ZuidAfrika gereisd, proberend meerdere „Branham-campagnes‟ in het land op te zetten. Tot dusverre was het als het proberen om een kras te maken in een diamant. De meeste Christenen in Zuid-Afrika wilden dat William Branham terugkeerde en meer genezingscampagnes hield, maar veel van de kerkleiders wilden dat niet. Het Nationale Comité van Zuid-Afrikaanse Kerken hadden het laatste woord over de zaak. Bepaalde krachtige leden van het Nationale Comité argumenteerden dat Branhams uitzonderlijke bediening de invloed van arme plaatselijke voorgangers ondermijnde. Voor een oude veteraan-evangelist als Bosworth rook dit naar een stinkend excuus, dat werd gebruikt om hun jaloezie te verbergen. Na weken van debatteren wees het Nationale Comité tenslotte William Branhams verzoek om een visum af. Weer eens was zijn bediening gehinderd door kerkpolitiek. En het zou niet de laatste keer zijn. IN SEPTEMBER 1954 begon William Branham aan zijn derde reis overzee, door van New York City naar Lissabon (Portugal) te vliegen, waar Baron Von Blomberg op hem wachtte. Baron Von Blomberg was een Duitse aristocraat, goed opgeleid en wel bereisd (hij 169
sprak zeven talen). In 1950 ontmoette Von Blomberg Bill in Finland en was hij onder de indruk van de bovennatuurlijke kracht van Christus, die zo zichtbaar in Bills bediening werd getoond. Aangezien de Baron over de hele wereld connecties had, met inbegrip van monarchen en andere politieke leiders, bood Von Blomberg aan om Bills reisschema voor deze reis op te zetten. Na Portugal was het plan dat Bill Italië, Egypte en Israël zou bezoeken; dan zou hij naar Arabië vliegen, en tenslotte naar India. In Lissabon had Von Blomberg voor Bill geregeld dat hij zou dineren met de President en leden van zijn kabinet. Daarbuiten was de Baron niet in staat geweest om in Portugal een campagne voor te bereiden, omdat de Rooms Katholieke Kerk haar politieke invloed gebruikte om te verhinderen dat hij zich van welke grote gehoorzaal ook zou verzekeren. Bill moest zich schikken in twee samenkomsten in een Pinkstergemeente in de heuvels aan de rand van de stad. Maar die twee samenkomsten gloeiden van de wonderen, wat de toon zette voor de rest van deze buitenlandse reis. Portugal verlatend, vlogen Bill, Billy Paul en Baron Von Blomberg door naar Italië. Terwijl ze in Rome waren, bezocht Bill de ondergrondse kerker waar de apostel Paulus vanwege zijn geloof gevangen had gezeten. Starend in een koude, sombere gevangeniscel, zwol Bills hart van liefde voor Paulus, die dappere boodschapper die het Evangelie naar de Heidenen bracht. Verworpen door de wereld, zelfs verkeerd begrepen door vele Christenen van zijn dag, toch, in heel zijn jarenlange strijd, wankelde hij nooit, noch keerde hij zich ooit af van zijn opdracht. Paulus wist dat hij de grootste schat op aarde meedroeg: het goede nieuws dat Jezus Christus opstond uit de dood om eeuwig leven te geven aan al diegenen die in Hem zouden geloven, zowel Joden als Heidenen. Omdat Paulus standvastig was geweest in zijn roeping, was het voor elke Christen door de eeuwen heen van nut geweest. Dat sloeg bij Bill in als een krachtige les die hij van toepassing kon brengen op zijn eigen bediening. Tijdens zijn tweede dag in Rome stond er op zijn programma, dat hij een ontmoeting met de Paus zou hebben om drie uur in de middag. Baron Von Blomberg vertelde hem hoe hij zich moest gedragen: hoe hij op één knie moest knielen; dan zou de Paus zijn hand uitstrekken en moest Bill de ring van de Paus kussen en hem aanspreken als „Zijne Heiligheid‟ of „Heilige Vader‟. 170
Bill schudde zijn hoofd. “Dat is uitgesloten. Zeg de audiëntie af. Ik zal wíe ook Eerwaarde noemen, of Doctor of welke andere titel hij ook wenst, maar niet „Heilige Vader.‟ Jezus zei: ”Noem niemand „vader‟, dan God” 53 Wanneer het op aanbidding aankomt, dan is er slechts één mens die ik zal aanbidden en dat is Jezus Christus.” Dus in plaats van de Paus te bezoeken, kreeg Bill een rondleiding door het huis van de Paus. Vaticaanstad is een unieke onafhankelijke staat, gelegen in het hart van Rome. Hoewel het slechts 0,4 vierkante kilometer in beslag neemt, is dit het regeringscentrum van de Rooms Katholieke Kerk, en haar invloed omvat elk land op aarde. Bill was verbaasd over de rijke schittering van de Sint Pieters Basiliek, de Vaticaanse Tuinen en het Paleis van het Heilig Officie. De rijkdom die deze gebouwen herbergden was verbazingwekkend. Bij het bezoeken van het Vaticaans Museum zag hij een schitterende drievoudige kroon, die de rechtsbevoegdheid van de Paus vertegenwoordigde over hemel, vagevuur en hel. Een Latijnse inscriptie vermeldde VICARIUS FILLI DEI, wat „Plaatsvervanger van Christus‟, of „in de plaats van de Zoon van God‟ betekent. Wat een tegenstelling: de rijkdommen van Vaticaanstad en de vuile gevangeniscel niet ver er vandaan, waar Paulus de apostel de laatste jaren van zijn leven doorbracht. Het was een treffende les, dat rijkdom niet hetzelfde is als waarheid. Bill dacht: “Het Evangelie schittert niet, het gloeit.” In een park niet ver van Vaticaanstad hield een Christelijke evangelist opwekkingssamenkomsten in een grote tent. Bill liep erheen om te zien wat er plaatsvond. Nadat Bill zichzelf had voorgesteld, trad de plaatselijke evangelist welwillend terzijde en gaf zijn dienst over aan de wereldberoemde Amerikaan. Daar in de schaduw van Vaticaanstad predikte Bill het Woord van God en bad hij voor de zieken. God voorzag in de wonderen. VAN ROME vloog Bill naar Cairo, Egypte, waar hij één dag doorbracht met bezienswaardigheden bezoeken, waarbij hij de Sfinx en de piramiden bezocht, en zelf zag dat op de Grote Piramide de hoeksteen ontbrak. Voor hem scheen het symbolisch, omdat de Bijbel ervan sprak dat Jezus Christus de Hoeksteen is – of, zoals de King
53
Matthéüs 171
James Vertaling het stelt: „het hoofd des hoeks‟.54 Er is slechts één constructie waar de hoeksteen en de hoofdsteen beide dezelfde vorm hebben, en dat is een piramide. Bill geloofde dat eens, te midden van de oude geschiedenis, God had toegestaan dat deze massieve constructie werd gebouwd als een getuigenis voor Zijn grote plan, en dat spoedig de werkelijke Hoeksteen Zichzelf ten langen leste op zijn juiste plaats zou zetten. Die avond dineerde hij met koning Farouk van Egypte. De volgende morgen, terwijl Bill op de internationale luchthaven van Cairo wachtte op het vliegtuig dat hem naar Jeruzalem zou brengen, begon de spanning bij hem toe te nemen. Weldra zou hij in Israël staan, het land van de Bijbelse profeten, de geboorteplaats van Jezus, het thuis van de verblinde Joden, waarvan er velen nog steeds uitzagen naar hun Messias. Er was nog voor diezelfde middag een samenkomst belegd in Jeruzalem. Hoewel de meeste Joden het christendom als vals beschouwden, verwachtte Lewi Pethrus tóch, vanwege het ongewone karakter van Bills bediening, dat rond de 5.000 Israëliërs aanwezig zouden zijn. Aankondigingen die overal rond Jeruzalem waren opgehangen, zinspeelden op een verband tussen zijn „gaven van onderscheiding‟ en het „teken van hun Messias‟. Bill geloofde dat het de juiste omgeving was voor zijn bediening. Godsdienstige Joden eerden hun profeten. Ingebed in de Mozaïsche wetten waren de twee kwalificaties van een ware profeet: ten eerste zou hij visioenen zien; en ten tweede, zou zijn nauwkeurigheid 100% zijn. 55 Bill stelde zich voor wat het zou zijn wanneer hij een gebedsrij opriep in Jeruzalem en de onderscheiding begon. Zekerlijk zouden die Joden toch het teken van hun eigen Messias herkennen? Hij stelde zich voor dat het hele gehoor de doop van de Heilige Geest zou ontvangen, precies zoals die 120 discipelen het ontvingen op de Pinksterdag. 56 Als dat gebeurde, dan zou het tijdperk van de heidenen voorbij zijn. Jezus zei: “Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn.” 57 Zodra Israël als natie het Evangelie van Jezus Christus aanneemt, zal de Heidenbruid van Christus worden weggenomen 54 55 56 57
Ps. 118: 22, Matth.21: 42, Luc. 20: 17, Hand. 4: 11, 1 Petr.2: 7 Numeri 12: 6 en Deuteronomium 18: 15-22 Handelingen 2 Lucas 21: 24 172
met haar Bruidegom, terwijl de rest van de wereld in de foltering van een grote verdrukking zal worden geworpen. De Joden zullen dan 3½ jaar hebben om het Evangelie van Christus te prediken vóór de laatste grote veldslag. Naar het Boek Openbaringen zal, wanneer het stof is neergedaald op het slagveld van Armagedon, de zon opgaan over een duizendjarig rijk van vrede en volmaaktheid.58 Bill kon zijn opwinding nauwelijks verwerken. Deze middag zou hij wel eens de belangrijkste prediking van zijn leven mogen prediken. Het vliegtuig was geland, maar hij had nog dertig minuten alvorens het tijd was om aan boord te gaan, dus wandelde hij naar een cadeauwinkel. Terwijl hij een olifantje oppakte, uit ebbenhout gesneden en met echt ivoren slagtanden, overwegend of hij het voor dokter Adair zou kopen, hoorde hij iemand zeggen: “Ga niet”. Hij keek om zich heen, maar niemand besteedde enige aandacht aan hem. “Misschien heb ik het me verbeeld,” dacht hij en begon naar de kassa te lopen. Toen hoorde hij het opnieuw heel nadrukkelijk: “Ga niet. Dit is niet het uur.” Er was geen vergissing mogelijk, dit was de stem van de engel, maar hij kon nauwelijks geloven wat hij hoorde. De samenkomsten waren vastgelegd. Het vliegtuig stond te wachten. Wat betekende dit? De drukke passagiershal verlatend, liep hij naar achter een vliegtuighangar, zodat hij alleen kon zijn. Daar bad hij: “Hemelse Vader, binnen nog maar een paar uur zal ik in Palestina zijn, staande voor uw verblindde kinderen. Ik zal die Joden uitdagen om het teken van hun Messias te geloven. Wanneer ze herkennen dat U het bent die het onderscheiden doet, dan zullen ze de doop van de Heilige Geest ontvangen, net zo zeker als wat dan ook. Is dat niet wat U wilt?” De engel van de Heere verscheen, zwevend in de woestijnlucht als een wolkje helder witte mist. Bill deinsde terug tegen de hangar. De Heilige Geest zei: “Blijf uit Palestina. Dit is niet je plaats. Dit is niet het uur. De beker der ongerechtigheid der heidenen is nog niet vol. Er valt nog steeds meer aren lezen te doen.” Dat stukje witte mist verdampte, de zinderende woestijnhitte in, Bill snakkend naar adem achterlatend. Wat zou hij nu moeten doen? Het zou niet gemakkelijk zijn om zijn campagne in Israël op zo korte termijn te laten vervallen. Hij zou zelfs bittere gevoelens kunnen 58
Openb.16:16; Openb. 20: 1-3, Lucas 21: 24 173
opwekken bij diegenen die zo hard hadden gewerkt om hem Palestina binnen te krijgen. Maar zijn pijnlijke les in Zuid-Afrika kon niet worden vergeten. Hij was vastbesloten om alles te doen wat de Heilige Geest hem zei te doen, ongeacht de consequenties. Terugkerend naar de balie liet hij zijn vliegticket overboeken van Jeruzalem, Israël, naar Athene, Griekenland. Daardoor werd Baron Von Blomberg opgezadeld met de onaangename taak om door te vliegen naar Jeruzalem en de samenkomst van die dag af te gelasten. De Baron zou zich weer bij hem voegen in Saudi Arabië, waar Bills reisschema voorzag in een diner met de Arabische koning. In Griekenland bezocht Bill de ruïnes van de tempel van Ares, de Griekse god van de donder en oorlog (bij de Romeinen bekend als Mars), waar Paulus, de apostel, het Evangelie aan de toenmalige bewoners van Athene had gepredikt.59 Die avond, in zijn hotelkamer, bestudeerde Bill zijn Bijbel, proberend het waarom te vatten van wat de Heere hem in Egypte had verteld. Hij dacht hiervóór dat hij zijn bediening had begrepen. Hij had blijkbaar toch iets gemist. Maar wát had hij gemist? De Heilige Geest zei: “Blijf uit Palestina. Dit is niet je plaats.” Hij had het dus verkeerd gehad, om te denken dat hij het moderne Israël het teken van hun Messias zou kunnen laten zien. Het was echt een vergissing. In 1933 vertelde de Heere hem: “Zoals Johannes de Doper werd gezonden om vooraf te gaan aan het eerste komen van Jezus Christus, zo wordt u gezonden met een boodschap om vooraf te gaan aan Zijn tweede komst.” Johannes de Doper introduceerde Jezus bij de Joden. Toen betuigde Jezus Zichzelf door het teken van de Messias voort te brengen: het kennen van het verleden (en de toekomst) van mensen die hij nooit eerder had ontmoet, en het openbaren van hun verborgen gedachten. 60 Gedurende de afgelopen vijf jaar had Bill het teken van de Messias in zijn samenkomsten gedemonstreerd. Wanneer de zalving neerdaalde en de visioenen zich voordeden, kon hij het verleden, de toekomst en de verborgen gedachten in de geest van de mensen onderscheiden. Deze onderscheiding was altijd perfect, omdat niet híj het deed; Jezus Christus gaf elk visioen en deed elk wonder. Bill 59 60
Handelingen 17: 22 Matthéüs 12: 25, 21: 1-7; Marcus 14: 12-16; Lucas 2: 34-35, 6:8; Johannes 1:5, 2: 24-25, 5: 19, 10: 37; Hebreeën 13: 8. 174
was als een microfoon waarvan de steker in een elektrische versterker was gestoken. Een microfoon blijft stil, totdat er iemand in spreekt. God sprak, en Zijn Heilige Geest versterkte deze gave van onderscheiding, tot Christenen het overal rond de wereld konden horen. Omdat de Heere Bill had verteld dat zijn bediening parallel zou lopen met de bediening van Johannes de Doper, had het niet meer dan logisch geleken dat hij naar Israël behoorde te gaan en dit teken van de Messias te tonen aan de Joden. Nu kon Bill zien dat hij één simpel feit over het hoofd had gezien: De Bijbel spreekt niet over twee komsten van Jezus Christus, hij spreekt er over drie. De eerste komst gebeurde bijna 2.000 jaar geleden. Omstreeks het jaar AD 30 stelde Johannes de Doper Jezus aan de Joden voor als hun Messias, hun Redder. Toen Israël Jezus verwierp en Hem kruisigde, gaf dit aan de rest van de wereld, (de Heidenen) een kans om gered te worden. 61 Jezus beloofde dat Hij zou wederkomen, deze keer naar de Heidengemeente, Zichzelf openbarend en Zijn Heidenbruid opnemend, in wat onder Christenen bekend staat als „de Opname‟. 62 De Bijbel zegt, dat Jezus deze tweede keer zal komen als een dief in de nacht. 63 Wanneer het gebeurt zal niemand er over weten, behalve Zijn Bruid. Hierna zal Jezus nog een keer terug- komen tot de Joden. Zijn derde komst zal de wereld laten opschrikken, en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken. 64 Deze keer zullen de Joden hem ontvangen als hun Messias. Dus als het niet Bills plaats was om de Messias te introduceren bij het moderne Israël, waar was dan zijn plaats? Hij doorzocht de Schriften om een antwoord te krijgen. De sleutel scheen in Lukas 1: 17 te staan, in het feit dat de geest van Elia Johannes de Doper bewoog. De „geest van Elia‟ was in werkelijkheid de Heilige Geest, die handelde via een persoonlijkheid zoals die van Elia. God had Johannes nodig om de geest van Elia te hebben, zodat Johannes de moeilijke opdrachten kon uitvoeren die zijn bediening van hem vereiste. Bill ging terug naar 1 Koningen 17 en las het nog eens na over
61 62 63 64
Romeinen 11: 11,15, 25, 30 1 Corinthiërs 15: 51-54; 1 Thessalonicenzen 4:15-17 Matthéüs 24: 42-44; 1 Thessalonicenzen 5: 2; 2 Petrus 3: 9-10 Openbaring 1: 7 175
Elia, zodat hij het leven en de dienst van Elia kon vergelijken met die van Johannes. In 2 Koningen 2 las hij de geschiedenis over Elia‟s laatste dag op aarde. God verscheen als een brandend vuur en nam Elia weg in een wervelwind, terwijl Elisa, die Elia‟s leerling was, toekeek. Op dat moment viel een dubbel deel van Elia‟s geest op Elisa, die onmiddellijk Elia‟s mantel oppakte, ermee op de rivier de Jordaan sloeg en uitriep: “Waar is de God van Elia?” De rivier week vaneen en hij liep naar de andere kant op droge grond. Daar precies toonde God aan het mensdom dat de geest die Elia inspireerde kon worden overgebracht op een andere profeet. In het leven van Elisa volvoerde hij precies twee maal het aantal wonderen dat Elia had gedaan, bewijzend dat hij inderdaad een dubbel deel van Elia‟s geest had. Elisa kon zelfs onderscheiden door een visioen, wat hij demonstreerde toen hij de koning van Israël vertelde wat de koning van Syrië in zijn slaapkamer sprak. 65 Maleachi 4 opslaand, het laatste hoofdstuk in het Oude Testament, las Bill: „Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken – zegt de HERE der heerscharen – welke hun wortel noch tak zal overlaten. … Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.‟ Veel Bijbelgeleerden onderwezen dat Maleachi 4:5 verwees naar Johannes de Doper, omdat de engel Gabriël zei dat Johannes de geest van Elia zou hebben, en Jezus er op wees dat Johannes Elia was.66 Maar deze leraars deinsden er voor terug om de volle waarheid te vertellen. Het was fout om te veronderstellen dat Maleachi 4:5 alleen maar verwees naar Johannes de Doper. Toen de Joden aan Johannes vroegen of hij Elia was, zei Johannes onomwonden dat hij het niet was. 67 In plaats daarvan vereenzelvigde hij zich met Jesaja 40 vers 3: „Hoor, iemand roept: Bereidt in de woestijn de weg des HEREN…‟ 68 Jezus vereenzelvigde Johannes met
65 66 67 68
2 Koningen 6: 12 Matthéüs 17: 12-13; Lucas 1: 17 Johannes 1: 21 Matthéüs 3: 3; Marcus 1: 3; Johannes 1: 23 176
Maleachi 3 vers 1: „Zie, Ik zend Mijn bode, die voor Mijn aangezicht de weg bereiden zal.‟ 69 Naar wie verwees Maleachi dan toen hij profeteerde: „Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.‟ Dit moest een van die Schriftplaatsen zijn, die meer dan één betekenis had – zoals Hosea 11:1, waar stond: „Toen Israël een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.‟ Hosea verwees naar de tijd toen God Mozes naar Egypte zond om de kinderen Israëls te redden uit de slavernij. Maar Matthéüs zei, dat Hosea 11:1 evenzo een profetie was die werd vervuld toen Jozef en Maria (die naar Egypte waren gevlucht om aan Koning Herodes te ontsnappen) het kind Jezus uit Egypte mee terug brachten naar Israël, nadat Herodes was gestorven. 70 Maleachi 4: 5 moest ook een samengestelde betekenis hebben, sprekend over meer dan één komst van Elia. In Matthéüs 17: 10 vroegen de discipelen aan Jezus: „Hoe kunnen dan de Schriftgeleerden zeggen dat Elia eerst moet komen? Hij antwoordde en zeide: „Elia zal wel komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zó zal ook de Zoon des Mensen door hen moeten lijden.‟ Toen begrepen de discipelen, dat Hij over Johannes de Doper tot hen gesproken had. Toen Jezus dit zei, was Johannes de Doper reeds gestorven. Dus toen Jezus zei: „Elia zal wel komen en alles herstellen‟, sprak hij over een gebeurtenis in de toekomst. Aangezien er drie komsten van Christus zouden zijn, en aangezien de eerste komst van Christus werd vooraf gegaan door een profeet-boodschapper met de geest van Elia, volgt daar logisch op, dat ook de tweede en derde komst van Christus allebei zouden worden vooraf gegaan door een profeet met de geest van Elia. In totaal zouden er vijf komsten van de geest van Elia zijn: de eerste keer in Elia, de tweede keer in Elisa, de derde keer in Johannes de Doper, de vierde keer in een profeet-boodschapper voor de Heidenen aan het einde van het Heiden tijdperk, en de vijfde keer in een profeet voor het huidige Israël. Waarom was de geest van Elia zo speciaal, dat God verkoos om hem herhaaldelijk in Zijn grote plan te gebruiken? Toen Bill de le69 70
Matthéüs 11: 7-14; Marcus 1: 1-2; Lucas 7: 24-28, Joh. 1: 23 Matthéüs 2: 12-15 177
vens van zowel Elia als van Johannes de Doper vergeleek, vond hij vele merkwaardige gelijkenissen. Beide mannen waren stoere persoonlijkheden die hielden van de wildernis en wisten hoe zware omstandigheden te doorstaan. Beide mannen hadden de moed om zich uit te spreken tegen het geestelijk verval om hen heen. Elia zag Koning Achab in het gezicht en zei: “Ík heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar gij en uws vaders huis, doordat gij de geboden des HEREN hebt verzaakt en de Baäls zijt nagelopen. Nu dan, laat heel Israël tot mij bijeenroepen naar de berg Karmel, ook de vierhonderdvijftig profeten van Baäl en de vierhonderd profeten van Asjéra, voor een krachtmeting.” 71 Johannes keek naar de Farizeeën en Sadduceeën en zei: “Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt…” 72 Noch Elia, noch Johannes werd verleid door geld, macht, roem, of vrouwen. Beide mannen wezen immoraliteit af: Elia veroordeelde de afgoderij van Koningin Izebel, 73 en Johannes berispte Koning Herodes voor het in overspel leven met de vrouw van zijn broer. 74 Zowel Elia als Johannes de Doper hadden ook hun tekortkomingen. Na Elia‟s overwinning op de berg Karmel vluchtte hij voor Izebels wraak en verborg hij zich in de wildernis. Tijdens zijn reis werd hij zo terneer gedrukt dat hij God vroeg om hem te doden. 75 Ook Johannes maakte tijden van zwaarmoedigheid mee. Toen hij in de gevangenis zat, werd hij zo moedeloos, dat hij een boodschap naar Jezus stuurde en vroeg: „Zijt Gij het die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?‟ 76 Dat hij deze gebreken opmerkte, was een bemoediging voor Bill. Het toonde hem dat alles wat Elia, Elisa en Johannes de Doper volvoerden, het resultaat was van dat God door hen heen werkte. Zij konden niet steunen op hun eigen kracht. Het herinnerde hem er aan hoe de Heere tot Paulus zei: „Mijn
71 72 73 74 75 76
1 Koningen 18: 18-19 Matthéüs 3: 7-10 1 Koningen 21: 17-23; 2 Koningen 9: 36 Matthéüs 14: 3-4 1 Koningen 19: 1-4 Matthéüs 11: 3; Lucas 7: 19 178
genade is u genoeg, want Mijn kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.‟ 77 Hoewel Elia en Johannes beide profeten waren, werden zij verworpen door de meeste religieuze leiders van hun tijd. Het lijdt geen twijfel dat deze leiders jaloers waren op Elia en Johannes, omdat geen van beide mannen via de gevestigde religieuze kanalen kwam. Elia, Elisa en Johannes waren niet verbonden met welke organisatie ook. Dat gaf hen de vrijheid om hun boodschappen te prediken zonder dat ze zich zorgen behoefden te maken over wat wie anders ook dacht. En alle drie mannen predikten het Woord van God zonder vrees, zonder compromissen te sluiten. Dat was het soort geest dat God in Zijn profeten wenste, speciaal voor die drie mannen die waren aangesteld om aan de komsten van Christus vooraf te gaan. Alleen de geest van Elia was sterk genoeg om de intense druk van de oppositie te weerstaan en om een volk gereed te maken voor de HEERE. Achter de Egyptische vliegtuighangar sprak de Heilige Geest tot hem: “Dit is niet je plaats. Dit is niet het uur. De beker der ongerechtigheid der heidenen is nog niet vol. Er moet nog steeds meer ‟aren lezen‟ worden gedaan.” Maar Israëls uur moet komen, net zo zeker als de zon ‟s morgens opkomt om de duisternis te verdrijven. Na Israël te hebben gewaarschuwd over de grote eindtijdvernietiging, sprak Maleachi 4 vers 2: „Maar voor u, die Mijn naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen.‟ Openbaring 1: 7 zei over Jezus Christus: „Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken…‟ („zij‟ duidt op de Joden.) Zacharia 12: 911 profeteerde ervan. De apostel Paulus sprak erover in Romeinen 11: 25-27. De Joden zullen uiteindelijk Jezus Christus aannemen als hun Redder, en het zal een profeet zijn met de geest van Elia, die de Messias opnieuw aan Israël zal voorstellen. Bill voelde dat deze vijfde en laatste Elia een van de twee getuigen uit Openbaring 11: 311 zou zijn, omdat een van deze getuigen de macht had om te verhinderen dat het zou regenen, en de enige andere profeet in de Bijbel die de macht had om een droogte te veroorzaken, was Elia. 78
77 78
2 Corinthiërs 12: 9-10 1 Koningen 17: 1 179
Wanneer de Joden ten slotte hun Messias wél ontvangen, zal het tijdperk van de Heidenen eindigen. Dan zal de wraak van God worden uitgegoten over de Heidenen die Christus hebben verworpen. 79 Hoe dreigend dat ook zou mogen klinken, het moet gebeuren voordat Jezus Christus kan regeren in een vredig en volmaakt koninkrijk. Bill wist niet wanneer dit zou gebeuren, maar hij wist wel dat God wachtte op twee dingen. Ten eerste wachtte Hij tot de zonden van de Heidenen zich tot een bepaalde hoogte hadden opgestapeld. De Heilige Geest zei: “De beker der ongerechtigheid der Heidenen is nog niet vol.” Jezus zei: “Jeruzalem zal door de Heidenen vertreden worden, totdat de tijden der Heidenen zullen vervuld zijn.” 80 God had eens iets dergelijks gezegd tegen Abraham over zijn vijanden, de Amorieten. Hij zei dat Hij de Amorieten niet zou oordelen, tot de maat van hun ongerechtigheid vol was. 81 In die dagen heersten de Amorieten over een groot deel van Kanaän (Palestina). Zelfs in Abrahams dagen hadden de Amorieten een zondige cultuur, zonder morele normen. Tegen de tijd dat God hen vernietigde, was de polytheïstische religie van de Amorieten gedegenereerd van simpele afgoderij tot waarzeggerij, religieuze prostitutie en kinderoffers. Bill kon zien hoe de moderne heidenwereld ook die kant opging, zelfs op het punt van de kinderoffers. Was abortus niet een vorm van kinderoffers? Konden huidige regeringen zo normloos worden dat ze het slachten van ongeboren kinderen wettigden? Het tweede waar God op wachtte, was de redding van al Zijn kinderen. Wanneer Zijn laatste zoon of dochter de doop van de Heilige Geest ontvangt, op dat moment zou de Heidengemeente in de opname gaan, dat wil zeggen: opgenomen worden in een hogere dimensie. Dan zal de deur der redding voor de Heidenen dicht gaan; dan zal Openbaring 22:11 worden vervuld: Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd. Bill sloot zijn Bijbel, tevreden gesteld omdat hij nu de Schriftuurlijke positie van zijn eigen bediening met betrekking tot Israël beter begreep. Voorheen had hij aangenomen dat er vier komsten 79 80 81
Maleachi 4: 1; Matthéüs 24: 21; Openbaring 2: 22, 7: 14 Lucas 21: 24 Genesis 15: 13-16 180
van de geest van Elia zouden zijn; nu kon hij zien dat het er vijf moesten zijn. Zijn eigen bediening had niets te maken met Israël. Hij was geroepen om het Evangelie te prediken aan de Heidenen, en dat is waar hij mee voort zou gaan: bidden voor de zieken, redding prediken in Jezus‟ Naam, hier en en daar één vindend die zou luisteren – aren lezend, altijd maar aren lezend; zielen bijeen verzamelend als graan voor de Meester; makend dat er een volk toebereid werd voor de Heere.
***
181
182
HOOFDSTUK 66 Een Krachtmeting in India 1954
VANUIT GRIEKENLAND vloog William Branham naar Riyad, de hoofdstad van Saudi Arabië, waar hij zich bij Baron Von Blomberg voegde om te dineren met koning Saud. Saudi Arabië is een streng Islamitisch land met wetten tegen het christendom, dus konden er geen samenkomsten zijn. Doorvliegend naar India landde hij in Bombay in de vierde week van september 1954 en werd hij begroet door tientallen Christen zendelingen en kerkelijke leiders.
Afb. 29 Welkom bij de Bombay Campagne (1954 - India)
De aartsbisschop van India‟s Methodistenkerk zei tegen hem: “Meneer Branham, ik hoop dat u hier niet als zendeling komt. Wij weten meer over de Bijbel dan u Amerikanen. Per slot van rekening is het een oosters boek. De apostel Thomas predikte hier 1900 jaar geleden het evangelie. Maar we hoorden dat God u een gave heeft gegeven die de Bijbel weer laat leven. Dat is wat we willen zien.” “Zeker,” antwoordde Bill, “ik wil uw volk laten zien dat Jezus Christus dezelfde is, gisteren, heden en voor immer.” Hoewel hem was verteld dat Bombay wemelde van arme mensen, was hij niet voorbereid op de voortdurende beweging die hij overal zag: mensen die zich verdrongen op de trottoirs, soms de straat in beslag nemend, zodat zijn taxi, luid claxonnerend, er voort183
durend tussendoor moest laveren om ze voorbij te komen. Zwart haar en donkere huid overheersten; sommige van deze mensen zagen er zelfs zwarter uit dan de Negers van Afrika. Allemaal waren ze broodmager en geen van ze droeg schoenen. Veel vrouwen waren volledig gekleed in traditionele sari‟s, terwijl veel van de mannen alleen lendendoeken droegen. Variatie genoeg. Bills tolk wees hem op bepaalde etnische groepen: een Sikh met zwarte baard die een tulband droeg en een lang mes aan zijn sjerp had hangen; een mystieke Bengaalse monnik gekleed in een oranje gewaad; een Moslim Sufi helemaal in het wit gehuld en getooid met een puntbaardje; een Tamil uit het zuiden, die een dwergvarkentje aan een lijn meevoerde die was bevestigd door een gat in het oor van het varkentje; een fakir die met zijn armen en benen gekruist zat in Yoga houding; een Parsee vuuraanbidder die zich neerboog voor een altaartje dat op het trottoir stond opgesteld; een Jaïn met een masker over zijn mond, om te voorkomen dat hij per ongeluk een insect zou inslikken, waarvan hij geloofde dat het moord zou zijn. Naast deze zag Bill talloze bedelaars, straatventers, fakirs, monniken en kooplui. Kippen, geiten en Brahmaan koeien zwierven vrij rond. De smeerboel in de straten was weerzinwekkend. Overal lagen hopen huisvuil, rottend en stinkend in vochtige hitte, die kakkerlakken vliegen, muskieten, ratten, ziekten en wanhoop uitbroedden. De gebouwen, tot tien verdiepingen hoog opgetrokken, zagen eruit alsof ze elke ogenblik zouden kunnen instorten. Een zendeling vertelde Bill dat deze ondeugdelijke constructies een van de hoogste bevolkingsconcentraties ter wereld huisvestte: in sommige delen van Bombay liep de bevolkingsdichtheid op tot 130.000 per vierkante kilometer. Bill was zelf in armoede opgegroeid, en hij had veel armoede gezien onder de zwarte mensen in het Zuiden van Amerika en in Afrika… Toch had hij nooit eerder mensen gezien die zo behoeftig waren als deze bedelaars die hun blikjes ophielden, hopende een enkele roepia te krijgen om een half pond rijst van te kopen, genoeg voedsel voor drie dagen. Hele gezinnen die geen enkel onderkomen hadden, kampeerden aan de rand van de straten. Ze hadden een plekje op het trottoir dat ze als hun plek beschouwden, en dat is waar ze lagen te slapen, terwijl de voetgangers rond- en over hen heen stapten. De Christen zendeling legde Bill uit, dat India nog maar een paar jaar geleden haar vrijheid had gekregen van Groot-Brittannië. 184
Het plotseling verliezen van Britse hulp had dit reusachtige land bankroet achtergelaten. Het stelde de Indiase regering voor een geweldige uitdaging, om genoeg voedsel te verbouwen om haar bevolking van 400 miljoen mensen te voeden. Dagelijks knaagde de honger in de magen van miljoenen Indiërs. Bill kon het zien in hun ogen, speciaal bij de bedelaars – zoals de melaatse die een blikken bekertje vasthield tussen twee witte stompen, die eens handen waren; en de jongen met elephantiasis, die een reusachtige voet meesleepte, die eruit zag als een boomstronk. Na het inschrijven in het Tay Mahal Hotel, werd Bill mee uitgenomen om te dineren met de burgemeester van Bombay en andere vertegenwoordigers van de regering, waaronder de premier van India, Jawaharlal Nehru – een zeer geleerd man, die perfect Engels sprak. Tijdens hun maaltijd keek Nehru zijn gast aan en zei: “Meneer Branham, ik geloof dat u ziek bent.” Bill keek naar zijn kom met schapenpoten, gekookt met rijst en met olijfolie gekruid. Het smaakte zo flauw, dat hij voelde of hij moest overgeven. Beleefd antwoordde hij: “Ik denk dat het gewoon het voedsel is. Het is een beetje anders dan wat ik gewend ben.” Nehru was niet overtuigd. Toen Bill terugkwam in zijn hotel, ontdekte hij dat Nehru‟s persoonlijke arts hem opwachtte om hem te onderzoeken. Alles leek goed, totdat de arts zijn bloeddruk opnam. “Meneer Branham, voelt u zich niet oververmoeid?” “Jazeker, dat ben ik ook. Hoezo? Wat is er fout met me?” “Uw bloeddruk is gevaarlijk laag. In feite is ze zo laag, dat ik niet zie hoe u nog in leven bent. Ik adviseer u om zo spoedig mogelijk terug te keren naar Amerika en uw dokter naar u te laten kijken.” “Ik heb hier twee samenkomsten in Bombay,” antwoordde hij vermoeid, “dan kan ik regelrecht naar huis gaan.” De volgende avond namen zijn sponsors hem mee naar een reusachtige Episcopaalse kerk voor zijn eerste samenkomst. De regering wilde hem geen openlucht campagne laten houden, omdat ze zijn veiligheid niet konden garanderen. Enige tijd ervoor, in januari, was een vrouwelijke evangelist uit Amerika, Mevr. Dowd, naar India gekomen en had enige openlucht samenkomsten gehouden aan de rand van Bombay. Ze gaf zich uit als een Christen die Goddelijke genezing predikte, maar ze legde teveel nadruk op geld. Toen ze probeerde om een offer in te zamelen van de arme mensen in haar 185
gehoor, brak er een opstand uit. Mevr. Dowd werd bewusteloos geslagen met een baksteen, en twee mensen werden doodgestoken. De herinnering aan dat fiasco zat nog vers in de gedachten van het stadsbestuur. (Nu begreep Bill waarom de Heere hem had gezegd om zijn reis uit te stellen tot september.) De Episcopaalse kerk waar hij zijn samenkomsten zou houden, was geweldig groot. Er was plaats voor meerdere duizenden mensen in het heiligdom, met genoeg ruimte op het terreìn van de kerk voor nog twintig maal zoveel. Daarbij waren er - vele stadsblokken lang luidsprekers opgehangen langs elke straat in de buurt van de kerk, zodat de rest van de menigte de dienst ook zou kunnen horen. Honderden Christelijke voorgangers en zendelingen in Bombay en de omliggende streken werkten samen, om deze samenkomsten in de belangstelling te brengen. Dit feit, gevoegd bij William Branhams wereldwijde faam, had een menigte aangetrokken die de burgemeester schatte op rond de 500.000 mannen, vrouwen en kinderen. Er was geen manier om het zeker te weten, maar Bill wist dat er daar ten minste 300.000 mensen waren, want dat is wat de engel hem vertelde in een visioen destijds in februari 1952. Die avond legde Bill aan zijn gehoor uit, hoe Jezus Christus, de Zoon van God, dezelfde is als 1.900 jaar geleden; daarom, als Hij opstond uit de doden en vandaag leeft, dat we dan kunnen verwachten dat Hij nu op dezelfde wijze handelt als Hij toen deed. Toen het tijd werd voor de gebedsdienst, was er geen enkele mogelijkheid om gebedskaarten uit te delen in zo‟n uitgestrekte menigte, dus vroeg Bill verschillende zendelingen om enige ernstige gevallen uit te kiezen en die zich in een rij te laten opstellen. Eén voor een kwamen ze naar voren en Bill vertelde hen wie ze waren, vertelde hen wat hun moeilijkheden waren, en bad voor hen. Hij kon hun namen niet uitspreken, dus spelde hij ze letter voor letter, en elk detail was correct. Maar deze bovennatuurlijke kennis leidde niet tot bekering bij het gehoor, dat er aan gewend was om Indiase tovenaars onverklaarbare trucks te zien volvoeren. Toen leidde een moeder haar jonge zoon de trappen op naar de evangelist. Via een tolk legde ze uit, dat haar zoon doofstom geboren was. De enorme massa verstomde, wachtend, luisterend. Ze hadden deze Amerikaan horen roemen over de kracht van zijn God; nu zouden ze zelf zien of Jezus inderdaad dat kon doen wat de Amerikaan zeì dat Hij kon doen. 186
Bill bad: “Heer, U beloofde de gelovige Christen, dat als hij wat dan ook zou vragen in de Naam van Uw Zoon, dat het aan hem zou worden gegeven, als het in overeenstemming met Uw wil was. Opdat deze mensen mogen weten dat u de enige en ware God bent, vraag ik de doofstomme geest om dit kind nu te verlaten, in de Naam van Jezus Christus.” Terwijl hij achter de jongen ging staan, klapte Bill in zijn handen. Geschrokken sprong de jongen omhoog. Zich omkerend om naar Bill te kijken, sprak het kind het eerste geluid uit dat ooit over zijn lippen kwam, wat de microfoon oppakte en versterkte voor honderdduizenden mensen. Het gonsde door het gehoor als een lawaaierige opwinding die bleef aanhouden en die de samenkomst noodzaakte om eerder te eindigen dan wie dan ook had gepland. Maar het podium stond klaar voor een spectaculaire finale. Wat meer is: de geweldige mensenmassa bij deze Branham campagne wekte de nieuwsgierigheid van leiders van India‟s andere godsdiensten, die vroegen of ze de Amerikaanse evangelist zouden kunnen ontmoeten. De volgende dag werd Bill meegenomen naar een Jaïn tempel, waar hij zou worden geïnterviewd door een groep geestelijk leiders, die meer dan een dozijn verschillende religieuze Indiase sekten vertegenwoordigden: Hindoeïsme, Taoïsme, Jaïnisme, Boeddhisme, Confucianisme, Islam, Brahmanen, Sikhs, volgelingen van Zarathoestra en andere. Al deze mannen waren tegen het christendom en elke leider stelde Bill een vraag of maakte een kritische opmerking. Een Jaïn monnik zei: “Als Amerika een Christelijke natie is, waarom lieten ze dan een atoombom op Japan vallen, wat 100.000 burgers doodde?” Een moslim kalief voegde eraan toe: “En waarom staan zij hun vrouwen toe om zich in het publiek uit te kleden tot ze praktisch naakt zijn?” Bill antwoordde, dat niet iedereen in Amerika leefde volgens de principes van Jezus Christus. Een Brahmaanse priester vroeg: “Als Jezus zo‟n heilig Man was, waarom moest Hij dan sterven?” Bill antwoordde: “Jezus was geen gewone man. God Zelf daalde neer naar de aarde in de vorm van Jezus Christus, ten einde te sterven voor de zonden van de mens, zodat de mens voor immer zou kunnen leven. De enige eis die God stelde, was dat de mens gelooft in wat Jezus deed.” Een Boeddhisten monnik vroeg: “Hoe kan de dood van Jezus onze zonde wegnemen en ons leven geven?” 187
Omdat het in India wemelt van de insecten, gebruikte Bill een illustratie die hen zou kunnen aanspreken. “Zonde is als een bij met een dodelijke steek. Uiteindelijk zal hij elke mens steken en maken dat die mens sterft. Maar dood is in het vlees, niet in de ziel. Heeft een bij gestoken en laat ze haar angel achter, dan kan ze niet meer steken. God moest vlees worden, ten einde de angel des doods weg te nemen. Dat is wat Jezus deed. Jezus liet de dood Hem steken, en zo beroofde Hij de dood van zijn macht. Nu, als welke mens ook zal geloven in wat Jezus deed, dan kan hij voor immer leven. En Jezus bewees het door op te staan uit de dood.” Een Sikh vroeg uitdagend: “Als Jezus opstond uit de dood, waarom kunnen we Hem dan niet zien?” Bill antwoordde: “Ik weet dat Jezus Christus aan u is voorgesteld door Christen zendelingen in de vorm van Bijbelse leerstellingen, brochures, scholen, ziekenhuizen en weeshuizen. Ik ondersteun elk van die zaken, maar toch is Christus niet volledig aan u voorgesteld. Als u vanavond maar mijn samenkomst zult komen, zult u zien dat Jezus Christus voorgesteld wordt in Zijn bovennatuurlijke kracht.” Tot zijn verrassing stemden ze ermee in om aanwezig te zijn. Die avond kostte het twee uur voor de stoet auto‟s die Bill begeleidde, omringd door een compagnie politiemensen, zich een weg door de menigte had gebaand en hem had afgeleverd bij de Episcopaalse kerk. Eenmaal binnen, was Bill verrast om voor de kansel een vier rijen dik politiekordon te zien staan. Achter deze politiemensen was de eerste rij bezet door die religieuze leiders tot wie Bill eerder die dag had gesproken in de Jaïn tempel. De kerk zat stampvol met duizenden mensen. Buiten stonden er tegen een half miljoen meer, op elkaar gepakt om zo dicht mogelijk bij de luidsprekers te komen als ze maar konden, om de Amerikaanse evangelist te kunnen horen. Tijdens zijn prediking legde Bill uit waarom Jezus Christus stierf en opstond uit de dood, hetzelfde voorbeeld gebruikend van een bij die haar angel verliest nadat ze heeft gestoken. Ten slotte was het tijd dat Jezus Christus Zich openbaarde in kracht. Nadat een aantal mensen met inwendige problemen door de gebedsrij was gekomen, kwam er een man naar voren met iets wat van buiten zichtbaar niet in orde was, iets wat door iedereen kon worden gezien. Billy Paul leidde een blinde man voor188
bij de afzetting van de politie en de treden op naar zijn vader. Bill staarde met medelijden naar deze broodmagere man, slechts gekleed in een lendendoek, wiens ogen zo wit waren als Bills overhemd. Al gauw zag hij deze man omhoog komen in de lucht, inkrimpen tot een visioen, steeds jonger wordend, totdat hij de dag bereikte toen hij nog kon zien. Familieleden verschenen. Toen zag hij deze man de zon aanbidden met zoveel oprechtheid, dat hij de hele dag lang naar haar keek, totdat zijn netvliezen totaal vernield waren door de ultraviolette straling van de zon. Nu was hij een bedelaar. Het visioen eindigde zonder een teken van een wonder. Bill sprak tot de bedelaar via zijn vertaler, terwijl het luidsprekersysteem zijn woorden voor een miljoen oren versterkte. “U bent een getrouwd man en u hebt twee kinderen, het zijn beide jongens. Uw naam is -uh-… “Hij kon zijn naam niet uitspreken, dus spelde hij hem. “U bent een godsdienstig man; heel oprecht. U aanbidt de zon. Twintig jaar geleden staarde u de hele dag lang naar de zon en het veroorzaakte dat u volledig blind werd. Is dat waar? De bedelaar erkende dat het waar was. Aangezien het visioen geen uitsluitsel had gegeven over het feit of de man zou worden genezen, zou Bill gewoon voor hem gaan bidden en verder gaan met het volgende geval. Plotseling keerde het visioen terug. Daar was het! Bill zag zichzelf een hand over de ogen van de blinde man leggen, en hij zag wat er vervolgens zou gebeuren. Een diep vertrouwen doorstroomde hem. Er waren niet genoeg duivels in de hel om het nu te stoppen. De visioenen faalden nooit; ze konden niet falen, want ze waren „zo spreekt de Heere!‟ Wijzend naar Bombay‟s religieuze leiders die op de eerste rij zaten, zei Bill: “Mijne heren van de religies van India, vanmiddag vertelde u mij hoe groot uw goden zijn en hoe onbeduidend de God van de Christenen is. Nu wil ik u vragen, wat kunnen uw goden doen voor deze man? Ik weet dat u zou zeggen dat de man het verkeerde aanbad, en dat u zou proberen om hem over te halen tot ùw wijze van denken. U Boeddhisten zou hem Boeddhist maken. U Mohammedanen zou hem Moslim maken. Bij ons in Amerika is hetzelfde aan de gang: de Methodisten willen dat de Katholieken Methodisten worden; de Baptisten willen dat de Methodisten Baptisten worden; en de Pinkstermensen willen dat ze allemaal Pinkstermensen worden. Dat is gewoon psychologie – hun gedachten veranderen van de 189
ene filosofie naar de andere. Maar zeker kan de God Die deze man maakte, toch ook zijn gezichtsvermogen herstellen. Dus welke god is echt? Als een van de goden die hier vanavond vertegenwoordigd zijn, deze man kan genezen, zult u mensen er dan mee instemmen, om die God te aanbidden, en die God alleen? Als u dat zult doen, steek dan uw handen op.” Een oceaan handen ging omhoog, zowel binnen als buiten het gebouw. “Mijne heren van de religies van de wereld, hier is uw gelegenheid. Kan welke ook van uw goden deze man zijn gezichtsvermogen teruggeven? Als welke ook van uw religies echt is, dan daag ik u uit om meteen naar voren te komen en het te bewijzen.” In de gehoorzaal werd het zo stil als in een bibliotheek. Buiten susten ouders hun kinderen, zodat ze niets zouden missen van wat er dan ook vervolgens zou gebeuren. Bill voelde zich als de profeet Elia, die op de Berg Karmel de 400 priesters van Baäl uitdaagde tot een krachtmeting. 82 De godsdienstige leiders van Bombay verroerden zich niet. “U priesters en monniken bent ontzettend kalm,” spotte Bill. “Waarom komen ze hier niet naar voren en genezen deze man?” Niemand antwoordde. “Omdat ze het niet kunnen, dat is waarom. Ik kan het evenmin, maar Jezus Christus kan het. Niet alleen kan Jezus deze man eeuwig leven geven, Hij kan het hier meteen bewijzen door hem zijn gezichtsvermogen terug te geven. Hij toonde mij er een visioen over dat het gebeurde, dus als het niet gebeurt, dan ben ik een valse profeet en hebt u het recht om me India uit te schoppen. Maar als het wel gebeurt, bent u verplicht om de opgestane Jezus Christus aan te nemen en te geloven. Wilt u dat?” Opnieuw gingen overal armen omhoog. Eén hand over de ogen van de bedelaar leggend, bad Bill: “Hemelse Vader, ik weet dat u deze man zijn gezichtsvermogen zult geven, omdat u mij er een visioen over toonde. Ik heb ieder hier laten beloven, dat ze U zullen aannemen als hun persoonlijke Redder als U dit zult doen. God, Die hemelen en aarde schiep, en Die Jezus opwekte uit de dood, laat het nu bekend zijn, dat U God bent. Ik vraag het in de Naam van Jezus Christus.” Zodra hij zijn hand van het gezicht van de bedelaar aftrok, schreeuwde de man iets in zijn eigen taal, wat de menigte verander82
1 Koningen 18 190
de in een kolkende orkaan van lawaai. Hij kon zien! Vol vreugde omhelsde de bedelaar Bill; toen rende hij het podium over en omhelsde een politieman; toen draaide hij zich om en omarmde de burgemeester van Bombay, de hele tijd roepend: “Ik kan zien! Ik kan zien!” Politiemannen sloten de rijen om de toehoorders weg te houden, maar het had geen zin. De menigte spoelde naar voren als een oceaangolf die op het strand aanrolt – vaders met melaatsheid en moeders met zieke baby‟s, allemaal proberend om de Amerikaanse evangelist aan te raken. De politie kon geen oceaangolf stoppen. Haastig trokken ze Bill en Billy Paul achteruit naar een uitgang, terwijl wanhopige mensen vanuit de andere kant naar Bill graaiden. Het gelukte hem nauwelijks om in de veiligheid van een wachtende auto te komen, waarbij hij zijn schoenen en de zijzakken van zijn jas kwijtraakte aan die graaiende handen. De volgende morgen stond Bill voor het raam van zijn hotelkamer en staarde naar beneden naar de straat onder zich. Het leek op een mierenhoop, zwarte hoofden die zich alle richtingen op bewogen, riksja‟s die zich zigzaggend een weg baanden door de menigte, straatventers die hun waren aanprezen, pal naast bedelaars die om een aalmoes bedelden, zodat ze weer een dag konden eten. De hele aanblik greep Bill zo zeer aan, dat hij zijn ontbijt niet naar binnen kon krijgen. Hij dacht: “Het zijn menselijke wezens en ze verdienen het evenzeer om te eten als mijn Sara en Becky.” De sinaasappels en crackers meenemend die in zijn kamer lagen, ging hij naar beneden de straat in en gaf ze weg aan de mensen aan wie hij kon zien dat ze het het meest nodig hadden. Er vormde zich een groep om hem heen, met uitgestoken handen, bedelend. Toen het voedsel op was, ledigde hij zijn zakken, elke roepia weggevend die hij in zijn zendingskas nog over had. Toen was hij platzak - en nog steeds drongen de bedelaars bij hem aan, smekend met woorden die hij niet verstond. Hij begreep wel hun gezichten, en de wanhoop op die gezichten wrong Bills hart in krampen van smart – special toen hij een jonge moeder zag, haar pokdalige gezicht getekend door de gevolgen van een of andere ziekte, één arm geklemd om haar uitgemergelde baby, haar andere hand smekend naar Bill uitgestoken om haar iets te geven, om haar van honger omkomend kind iets te eten te geven. Hij had niets meer om te geven. Hij ging met een pijnlijk hart en terneergeslagen terug naar zijn hotelkamer. 191
Die middag vertrok hij naar huis...
192
HOOFDSTUK 67 Iets wat hem Niet Loslaat 1954
TOEN WILLIAM BRANHAM thuiskwam uit India, bracht hij vijf dagen in bed door. Al zijn spieren deden pijn. Hij voelde zich zo vermoeid dat hij zich nauwelijks kon bewegen, en toch had hij nog steeds moeite met slapen. Dit was gedeeltelijk te wijten aan het elf uur tijdverschil tussen Jeffersonville en Bombay, wat zijn lichaam deed denken dat de dag nàcht was. Maar de lage bloeddruk en overspannen zenuwen droegen ook bij aan zijn onbehaaglijkheid. Het ergst van alles was dat zijn geest gelijkelijk met zijn bloeddruk was gedaald. Hij had naast zijn zwakke gezondheid genoeg andere dingen om over te tobben. Ern Baxter had zich teruggetrokken als zijn campagne manager en het leger had net Billy Paul opgeroepen voor de dienstplicht. Nog erger dan deze twee zaken bij elkaar, was het gevoel dat er iets fout was met zijn bediening. Ze had niet de uitwerking die ze zou moeten hebben. In 1946 had de engel hem gezegd: “Zoals Mozes twee tekenen werden gegeven, om te bewijzen dat hij door God was gezonden, zo zullen u twee tekenen gegeven worden.” Het ene teken dat Mozes demonstreerde, was een wonderbaarlijke genezing, als hij zijn melaatse hand in zijn mantel stak en als hij haar eruit trok dat ze zichtbaar tot normaal hersteld was. Maar Mozes hoefde dat teken slechts eenmaal te tonen, en daarna volgden de Israëlieten hem helemaal tot aan het Beloofde Land. Vandaag gaf God de mensen een wenk om terug te keren naar een geestelijk beloofd land, trachtend hen weg te leiden van mensengemaakte theologie tot een begrip van Jezus Christus, als de vervulling van Gods plan. Precies zoals de Israëlieten hun beloofde land bereikten door de bovennatuurlijke ervaring van door de Rode Zee te lopen op droge grond, zo konden mensen vandaag dit geestelijk beloofde land alleen bereiken door een geestelijke ervaring, gedoopt wordend door de Heilige Geest. Jezus verwees naar dit land toen hij zei: “Elia zal wel komen en alles herstellen.” 83 Petrus verwees er opnieuw naar in Handelingen 3, toen hij zei: “opdat er tij83
Matthéüs 17: 11 193
den van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende. Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen…” Bill geloofde dat “de tijden van de wederoprichting” aangebroken waren, en hij voelde dat zijn bediening de Christelijke gemeente tot hun geestelijke beloofde land behoorde te hebben geleid. Acht jaar lang had hij Amerika, Europa, Afrika en Azië doorkruist, de tegenwoordigheid van Jezus kenbaar makend en Christus‟ macht demonstrerend. Uit de duizenden en duizenden visioenen die hij had gezien, was zijn onderscheiding niet één keer verkeerd geweest – niet één keer! Volmaaktheid kwam alleen van God. Waarom konden de Christelijke denominaties niet zien, dat het teken van de Messias in hun midden was? Dit was een teken dat 1900 jaar lang niet op aarde was geweest! Het zou als een atoom explosie hun aandacht hebben moeten trekken. Dit teken, gevoegd bij dat Israël een natie werd, behoorde elke gelovige te hebben verteld, dat het einde nabij was. Het zou hebben moeten veroorzaken, dat Christenen wanhopig God zochten voor de doop van de Heilige Geest. Het zou hen hebben moeten aansteken tot vurige ijver voor het Woord van God. Het zou hebben moeten maken dat alle denominationele leiders hun meningsverschillen hadden laten vallen en tot elkaar waren gekomen als één reusachtig leger voor de zaak van Christus. Om kort te gaan: dit teken van de Messias zou de gehele Christelijke gemeenschap op haar fundamenten hebben moeten doen schudden en haar hebben herbouwd naar het beeld van Jezus Christus, het Woord. Waarom gebeurden geen van deze dingen? Na acht jaar te hebben gezien dat Jezus Christus toonde dat Hij Zelf in hun midden was, bleven de meeste Christenen er lauw onder. Ze zaten stijf en star in hun denominaties, tevreden met de sociale- en zendingsprogramma‟s van hun kerk; er tevreden mee om hun leiders hen te laten vertellen wat ze moesten geloven. Waar was de „stralende gemeente, zonder vlek of rimpel,‟ waar Paulus over sprak? 84 Waar was de gemeente „getooid als een bruid, die voor haar man versierd is,‟ waar in Openbaring van wordt gesproken? 85 Waar was de liefde, de wanhoop, de ijver en het geloof van de ware gelovigen?” 84 85
Efeziërs 5: 27 Openbaring 21: 2, 9-11 194
Ontmoediging pakte Bill in als een verstikkende stofwolk. De engel had hem gezegd: “Je zult een gave van Goddelijke genezing brengen tot de volkeren van de wereld.” Maar de engel had hem niet verteld hoe ermee om te gaan. Evenmin was de engel in bijzonderheden getreden over hoe hij de twee tekenen zou gebruiken, die hem waren gegeven om te bewijzen dat hij door God gezonden was. Bill vroeg zich af of hij zijn profetische gave had misbruikt, door zich te zeer te concentreren op Goddelijke genezing. Per slot van rekening: Oral Roberts, Tommy Hicks, Tommy Osborn en vele andere evangelisten behaalden acceptabele resultaten in hun geloofs-genezingscampagnes zonder demonstratie van bovennatuurlijke onderscheiding. Misschien, als Bill zijn gave strak langs profetische lijnen had laten verlopen, en zijn invloed had gebruikt om mensen vast te grondvesten op het Woord van God, dat zijn bediening dan misschien een blijvende invloed zou hebben op de Christelijke gemeenschap. Tijdens de afgelopen acht jaar had Bill meestal korte predikingen gehouden, Bijbelse geschiedenissen vertellend en persoonlijke ervaringen, die konden maken dat het geloof van zijn gehoor werd opgewekt, zodat ze zouden kunnen geloven voor hun genezing tijdens de gebedsdienst. Omdat mensen zijn campagnes bijwoonden vanuit alle denominaties, beperkte Bill zijn onderwijzing tot een paar grondleerstellingen - zoals redding, geloof en Goddelijke genezing - zodat hij minder kans liep om mensen voor het hoofd te stoten. Nu, hoe meer hij erover dacht, hoe meer hij voelde dat zijn praktijk moest veranderen. Het was nodig dat hij de mensen verder meenam. Het was nodig dat hij hen het verschil onderwees tussen waarheid en dwaling, tussen Bijbelse leer en menselijke tradities. Hij besefte dat hij sommige mensen voor het hoofd zou mogen stoten; misschien zouden heel wat mensen een aanstoot aan hem nemen. Dat zou hij niet kunnen helpen. Als zijn bediening een blijvende uitwerking zou hebben op de Christelijke gemeente, dan zou hij diepere leer moeten onderwijzen, ongeacht wie er aanstoot aan nam. God had hem gezegend met een wereldwijde invloed. Hij wilde deze invloed gebruiken om Christenen vast te grondvesten op het Woord van God. Dan zou het niet nodig zijn dat ze een wonder zagen, om hun geloof te laten opstijgen als een adelaar op de wind van Gods Geest. 195
Maar eerst moest Bill zichzelf weer onder controle krijgen. De voordurende last van zijn bediening, speciaal de spanning die de onderscheiding voor hem met zich meebracht, hadden hem opnieuw dermate uitgeput, dat zijn zenuwen zo gespannen waren, dat het voelde of ze zouden knappen. Een mens kon slechts zóveel druk aan alvorens te breken. Bill had nodig om er een poosje tussenuit te gaan om weer op krachten te komen. Gelukkig was het oktober, de maand die hij altijd reserveerde om te jagen. Over een paar weken zou hij hoog in de Rocky Mountains van Colorado kamperen, ver weg van het trekken van de massa‟s. Daar zou hij de schoonheid van ruisende stromen kunnen indrinken en zijn hoofd weer helder laten worden onder de hoge bergpieken. Daar zou hij vrij kunnen communiceren met zijn Maker en zich vredig voelen. Zulke ervaringen verjongden hem. Gedurende de rest van het jaar, wanneer ook de druk van zijn bediening hem maar te groot leek, dan zou hij vaak zijn ogen sluiten en zich het beeld voor ogen schilderen van een of ander prachtig bergdal dat hij had bezocht, en te trachten de vrede te herkrijgen die hij daar had gevoeld. Nu, in zijn ellende, de hele dag in bed liggend, dacht Bill aan een tijd dat hij op jacht was in Canada in 1952. Hij kampeerde heel ver in het noorden, in Brits Columbia, ten minste 160 kilometer van de dichtstbijzijnde verharde weg. Gebruik makend van een paard, ontdekte hij hooggelegen valleien, ingeklemd tussen ruige bergen. Op een dag kwam hij een grote grizzlybeer op het spoor. Hij wilde hem niet schieten; hij wilde gewoon dicht genoeg bij komen om een paar goede foto‟s te maken. De hele middag ging hij het spoor van die beer na door zwaar struikgewas, het pas opgevend toen de schemering het onmogelijk maakte om het spoor te volgen. Het was een lange rit terug naar het kamp. Het woud baadde in het schijnsel van de volle maan, wat zijn paard genoeg licht gaf om te zien waar hij zijn voeten zette. Op één punt kruiste het pad een richel en daalde af langs een bergflank door een oude brandvlakte, wat een plaats is waar jaren geleden een brand had gewoed, de bomen dodend, maar ze niet afbrandend. Nu stonden die dode bomen rechtop in het maanlicht. Alsof de bergflank gestippeld was door honderden witte grafstenen. Toen Bill halverwege die brandvlakte was overgestoken, stak de wind op, klagelijk huilend door dode niet meegevende takken, als waren het de geesten van Indiaanse krijgers uit vervlogen tijden. Het was de meest spookachtige plek die hij ooit had gezien. 196
Hij stopte zijn paard op een heuveltje. Terwijl hij zijn blik liet dwalen over die akelige, door deze maan verlichte begraafplaats van dode bomen, dacht hij aan wat de profeet Joël had geschreven: „Wat de knager had overgelaten, heeft de sprinkhaan afgevreten; wat de sprinkhaan had overgelaten, heeft de verslinder afgevreten; en wat de verslinder had overgelaten, heeft de kaalvreter afgevreten.‟ 86 Deze spookachtige bergflank deed Bill denken aan vele koude, formele kerken die hij had gezien. Laat de Heilige Geest als een machtige ruise nde wind over hen waaien, en ze bleven zó stijf van de lijkverstijving dat alles wat ze konden doen was klagen: “De dagen van de wonderen zijn voorbij. Dit past niet in ons programma. Er bestaat niet zoiets meer als Goddelijke genezing of profeten of visioenen of de doop van de Heilige Geest of de gaven van de Geest.” Bill dacht: “Heer, waarom liet u mij stilhouden op dit heuveltje? Is hier een les die U mij wilt leren?” Naar beneden ki jkend, merkte hij een nieuwe aanwas van pijnbomen op, die door het struikgewas opdook. Groen en buigzaam, zwaaiden en dansten deze jonge scheuten in de wind. Plotseling jubelde Bill: “Halleluja! Het lijkt wel of ze een Heilige Geest opwe kking hebben!” Daar was zijn les. Uit de as van die oude dode kerken beloofde God een nieuwe oogst van Christenen te verwekken, die Zijn Woord in al Zijn kracht zouden geloven. De volgende dag in het kamp las hij de rest van Joëls profetie: Vrees niet, o land, jubel en verheug u, want de HERE zal grote dingen doen... Ik zal u herstellen de jaren toen de sprinkhaan (alles) opvrat, de verslinder en de kaalvreter en de knager, mijn groot leger dat Ik op u afzond. Gij zult volop en tot verzadiging eten, en gij zult loven de naam van de HERE, uw God, die wonderbaar met u gehandeld heeft…Daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien… Ik zal wonderen geven in de hemel en op aarde: bloed en vuur en rookzuilen. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN
86
Joël 1: 4 197
komt. En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden… 87 EIND OKTOBER 1954, na verscheidene weken te hebben gejaagd in de Rockymountains van Colorado, keerde William Branham terug naar huis: verfrist naar het lichaam, maar nog steeds bezwaard in de geest. Hij voelde zich alsof er iets méér was waar hij mee bezig moest zijn, maar hij wist niet wat het was. Misschien was het dat hij er min of meer naar uitzag om meer leermatig te onderwijzen tijdens zijn campagnes. Op zondag, 24 oktober 1954, predikend in zijn eigen gemeente in Jeffersonville, zei Bill: “Velen van u hebben me in het oog gehouden sinds ik als jongen het Evangelie predikte. En ik ben geen spatje afgeweken van het Evangelie waarmee ik begon. Ik leer nog steeds hetzelfde, omdat het me niet werd gegeven door een of ander seminarie, en het me evenmin werd geleerd door een mens. Het kwam door openbaring van de Bijbel. Zo is het. Daarom, ik weet dat het van God kwam en ben bij het Evangelie gebleven.” “Vele jaren geleden predikte ik de waterdoop in de Naam van Jezus Christus. Ik predikte de reiniging van de menselijke ziel door het bloed van Jezus Christus door heiliging. Ik pr edikte de doop van de Heilig Geest als een bevestiging of we gverzegeling van Gods volk, het Koninkrijk binnen. U weet dat dat juist is. Ik heb Goddelijke genezing onderwezen. Ik onderwees de tweede komst van Jezus Christus. Ik leerde voetwassing en avondmaal als sacramenten van de gemeente. Ik leerde heiliging voor de HEERE. Ik onderwees al deze dingen van begin af aan.” “Ook leerde ik dat spreken in tongen niet het bewijs van de doop door de Heilige Geest is. Zingen, jubelen, in tongen spreken, welke ook van deze tekenen zou aanwezig mogen zijn en toch zijn dat geen onfeilbare bewijzen. Er is slecht één Persoon die kan zeggen dat de Heilige Geest er ìs, dat is God Zelf. Hij is de Rechter. Ik heb ze zien zingen, jubelen en in tongen spreken, maar hun vruchten bewezen dat ze het niet hadden.” 87
Joël 2: 21-32 (Verkort) 198
Dit waren enige van de leerstellingen die hij tijdens zijn geloofsgenezings-campagnes wilde onderwijzen. Door meer de nadruk te leggen op zulke fundamentele waarheden, hoopte hij dat het effect van zijn bediening groter en meer blijvend zou zijn. Bills laatste genezingscampagne voor 1954 stond op schema om te beginnen op vrijdagavond, 3 december, in Binghamton, New York. Hij kwam een dag eerder in Binghamton aan en betrok zijn hotelkamer. Op vrijdagmorgen werd hij om zeven uur wakker. Billy Paul sliep nog. 88 Zachtjes glipte Bill het bed uit en keek door het raam naar de stad. Hij zag het verkeer vervagen, toen verdwijnen, daar hij in een visioen werd binnen getrokken. In het visioen leidde hij een openlucht samenkomst, maar hij kon niet uitmaken wáár. De mensen die door de gebedsrij kwamen hadden zwart haar en een roodachtige huid, zoals de Amerikaanse Indianen. Het was avond. De mensen waren God aan het loven en prijzen, omdat God hen genezen had. Bill zag één vrouw door de gebedsrij komen die een paar sokken in de éne hand hield en een stropdas in de andere. Dat vond Bill vreemd. Toen verdween het visioen en was hij weer terug in zijn hotelkamer in Binghamton.
88 Voordat Billy Paul zich meldde voor de medische test van het leger, had zijn vader hem gezegd: “Maak je geen zorgen, zoon, je zult er niet in hoeven, want God heeft je geroepen om met mij samen te werken.” Na zijn medische test vroeg de dokter aan Paul: “Hoe lang heb je al last van je hart?” Paul zei: “Ik wist niet dat ik een hartkwaal had.” De legerartsen waarschuwden hem dat hij een hartkwaal had. Afgaand op hun onderzoeken was zijn hart slecht genoeg om permanent uitstel te krijgen. Billy Paul ging naar huis, geplaagd door de gedachte dat hij elke dag zou kunnen komen te overlijden. Toen hij het zijn vader vertelde, lachte Bill en zei: “Ik zei je dat je er niet in zou hoeven, omdat God je heeft geroepen om met mij samen te werken. Nu, ga de stad in en laat Dr. Adair je hart onderzoeken.” Sam Adair maakte een elektrocardiogram van Billy Paul, en ver zekerde hem toen dat er met zijn hart totaal niets aan de hand was … 199
Hij haalde zijn notitieboek tevoorschijn en schreef het visioen op. Verscheidene jaren ervoor was hij begonnen een lijst van zijn visioenen bij te houden. Natuurlijk was het niet nodig om visioenen op te schrijven, die hij tijdens de gebedsrijen zag. Meer en meer van zijn samenkomsten werden vastgelegd op geluidsband, wat betekende dat hij zich deze visioenen kon herinneren door te luisteren naar wat hij onder de zalving had gezegd. Maar visioenen die hij zag tússen de samenkomsten, deze schreef hij op, zodat hij ze niet zou vergeten. Dit bepaa lde visioen hier in Binghamton (New York) toonde aan dat het een goed idee was. Naarmate de campagne vorderde en de onderscheiding veelvuldiger werd, verbleekte zijn visioen van vrijdagmorgen in zijn geheugen, tot het bijna verdwenen was… bijna. Twee weken later, terug in Jeffersonville, vertelde Bill zijn eigen gemeente: “Mijn volgende campagne zal op 12 januari beginnen in Chicago: eerst in de Philadelphia Gemeente en dan verhuizen we naar een grotere gehoorzaal ergens in de stad. Daarna zal ik naar het westen gaan, naar Phoenix, zoals de Heere zal voorzien.” “Ik heb u mensen verschrikkelijk nodig om voor me te bidden – niet voor mijn gezondheid. Door Gods genade verkeer ik vanmorgen in perfecte gezondheid, voor zover ik weet. Daarvoor ben ik erg blij en dankbaar. Maar wat ik nodig heb is geestelijke leiding. Ik houd het gevoel alsof ik een mislukkeling ben. Iets blijft me gewoon achtervolgen, dat zegt: „O, je hebt er toch zo weinig van terecht gebracht.‟ Dat zou zo mogen zijn, maar ik wil het beste doen wat ik kan, met wat ik heb gekregen. Dus ik verlang naar meer leiding van de Heilige Geest, om me te laten weten wat voor mij het juiste is om te doen. Want als je 45 jaar bent geweest... Als ik op enige lee ftijd het beste moet gaan zijn voor de Here, dan lijkt het mij toe dat dit juist nu is, want op je 45 e zijn alle kinderlijke dingen voorbij en kom je tot rust, wordt grijs – weet u, wordt milder. Het is de tijd in het leven wanneer je werkelijk geankerd en sterk behoorde te zijn, op je allerbest. Als ik ooit zal gaan weten wat ik heb, schijnt het alsof ik het nu zou moeten weten. En ik ben zo dankbaar voor wat Hij mij heeft getoond in Zijn Evangeliën.” 200
“Maar op een of andere manier kan ik me gewoon nog niet bevredigd voelen. Ik honger naar meer van God. Ik voel of er iets is wat ik aan het doen behoorde te zijn, en ik kan er gewoon niet toe komen om het juist te doen. Het schijnt me toe of er daarbuiten iets anders voor me te doen is. Ergens raak ik het bijna aan, maar nog niet helemaal. Als ik slechts op die plaats zou kunnen komen, dan zou het goed met me zijn.” Op de laatste dag van 1954, tijdens een Oudejaarsavond dienst in zijn thuisgemeente, zei Bill: “Vanavond ben ik dan kbaar om te weten dat de grote Jehova God – die eens Zijn bulderen liet horen op de berg Sinaï, die eens op een andere berg stond en de zaligsprekingen onderwees, die opstond uit de dood – in ons midden is vanavond. Hij is nu dezelfde als die Hij toen was. En dan te bedenken dat de God des hemels Zich zou vernederen om neer te dalen en óm te gaan met arme mensen zoals wij, niet veel van deze wereldse goederen… Hij had mij zo lief, dat Hij neerdaalde en mij door Zijn genade redde; niets wat ik verdiende, maar Hij redde mij omdat, voor de grondlegging der wereld, Hij mij voorbestemde om te worden gered – in Zijn eigen voorkennis voordat de wereld begon. En elke andere man en vrouw die gered is: voor hen deed Hij hetzelfde. O, wat een wonderbare, verbazingwekkende zaak.” “Mijn hele hartsverlangen voor dit jaar (als God mijn gebed wil horen) is, dat dit komende jaar het geweldigste jaar zal zijn dat ik ooit heb gehad in mijn leven. Ik heb nu, door Gods genade, meer dan een half miljoen zielen gewonnen voor Christus. Ik hoop dat ik tegen deze tijd volgend jaar het miljoen vol kan maken, want (zo God wil) wil ik opnieuw beginnen door het buitenland te gaan, gewoon zodra we financieel in staat zijn om het te doen.” ”Ik weet dat de dag voorbijgaat; het uur is ver gevorderd. De schemering valt, vrienden, en ik wil alles doen wat ik kan, want dit is de enige tijd dat u en ik ooit sterfelijk zullen zijn. Dit is de enige tijd in heel de eeuwigheid dat we ooit het voorrecht zullen hebben om iemand voor Christus te winnen. Laten we alles doen wat we kunnen doen. Laten we elk uur dat we mogelijkerwijs kunnen, inzetten voor Zijn heerlijkheid. Dat is mijn bedoeling voor dit komende jaar. Met Gods hulp, en met uw gebeden, zullen we het halen.”
201
Zijn bediening zou veranderen – en dramatisch veranderen, maar op een heel andere wijze dan hij verwachtte.
***
202
SLOTNOTITIES EN BRONVERMELDING Deze eindnoten geven een overzicht van de gegevensbronnen in elk hoofdstuk. De meeste van de details in deze biografie komen uit de persoonlijke getuigenissen van William Branham, zoals opgenomen in zijn meer dan 1100 predikingen tussen 1947 en 1965. In deze eindnoten zijn deze predikingen vermeld door het jaar, de maand en de dag dat hij de prediking hield en het bladzijdenummer, paragraafnummer, of citaatnummer binnen die prediking. Het jaar zal staan in de vorm JJ-MMDD (Voorbeeld: 62-0311, wat betekent: 11 maart 1962.) De bladzijde- of paragraafnummers zullen worden gescheiden door een liggend streepje, wat betekent: alle materiaal tussen deze twee getallen. Een bladzijde- of paragraafnummer zal worden vermeld als het materiaal kwam uit een boek dat oorspronkelijk werd gedrukt door Spoken Word Publications (Nu Voice of God Recordings Inc. geheten). Als het materiaal geen bladzijde- of paragraafnummer heeft, dan zal het een citaatnummer hebben, wat zal worden vooraf gegaan door een hoofdletter „E‟. Een citaatnummer betekent dat het materiaal kwam van Voice of God Recording‟s „Message Software Package‟ (d.w.z. oorspronkelijk van geluidsband overgenomen door Eagle Computing). Al William Branhams opgenomen predikingen staan in een computer zoekprogramma, genaamd het „Message Software Package.‟ Als u een computer hebt, is dit de gemakkelijkste manier om de feiten in deze biografie na te gaan en verder onderzoek te doen. U kunt voor dit package contact opnemen met Voice of God Recordings Inc., P.O. Box 950, Jeffersonville, Indiana 47131 USA. Voorwoord van de schrijver William Branham wordt geciteerd uit zijn prediking: 53-1130, E44E45 (verkort). Hoofdstuk 53: Wonderen in Zwart en Wit Biografische details van William Upshaw komen uit het boek „Members of Congress Since 1789‟, 3e Editie, gepubliceerd door Congressional Quarterly Inc., 1984. William Upshaw hoort over Shoemakers genezing en leest over Mevr. Shirlaws genezing. Boodschap bron: 54-0320, E43. Predikers op podium achter hem. Boodschap bron: 51-0714, E56E58. De genezing van William Upshaw. Boodschap bronnen: 51-0501, E31; 51-0505, E39-E41; 51-0719, E3-E7; 51-0929, E54-E55; 53-0902, E87; 53-1111, E103; 53-1130, E29-E41; 54-0724, E30-E35; 54-0620E, E20; 54-0217, E20-E29. Andere bronnen: William Upshaws persoonlijk getuigenis in The Voice of Healing Magazine, april-mei 1951, blzn. 2-3; Tijd203
schrift Only Believe, Vol. (serie) 6, Nr. 1, maart 1993, blzn. 10-11, verkrijgbaar op het Internet bij www.onlybelieve.com. Opmerking: William Branham zegt soms dat hij William Upshaw de samenkomst zag binnenkomen op krukken en soms zegt hij dat hij in een rolstoel zat. William Upshaw zegt in het tijdschrift Voice of Healing dat hij op zijn krukken de samenkomst binnenliep. De genezing van het verlamde zwarte meisje. Boodschap bronnen: 54-0724, E32-E34; 53-1130, E34-E37. Hoofdstuk 54: Terugblik Vanaf 1951 Herinneringen bij zijn oude school. Boodschap bronnen: 50-0200, E22E26; 50-0820A, E38, E46-E54; 51-0722A, E37-E40; 52-0720A, E40E49. Opmerking: In 50-0200 zegt hij dat dit voorval plaatsvond na een campagne in Texas, het plaatsend in het voorjaar van 1949. In 52-0720A zegt hij dat het gebeurde na zijn Jonesboro campagne in 1946. Ongetwijfeld gebeurden dergelijke dingen vele keren over de jaren. Ik gebruik dit voorval hier om de scharen te beschrijven die zich dikwijls bij zijn huis verzamelden en hem verhinderden dat hij tussen genezingscampagnes in, kon rusten. Hoofdstuk 55: De Hall Paradox De genezing van William Hall. Boodschap bronnen: 53-0506, E38E44; 53-0829, E14-E30; 54-0217, E31-E39; 59-1227, 140-148. De genezing van Mevr. Shane. Boodschapbronnen: 52-0224, 36-45; 53-0506, E35-E37; 53-0905, E9-E25; 53-1107, E37-E47; 53-1206, E36-E53; 54-0217, E43-E52; 54-0902, E21-E35; 54-1206, E18-E34. Hoofdstuk 56: Leven in een Sjofel Café De genezingsrij in het begin van Hoofdstuk 56 is uit William Branhams prediking 51-0721, E27-E42 (Verkort). De geschiedenis rond het visioen over het Bloed van Jezus dat de aarde omringt. Boodschap bronnen: 53-0609, 217-240; 53-0902, E3-E10; 54-0329, 171-185; 54-0222, E51-E56; 55-0222, E65-E70; 55-0606, E18-E23; 56-0916, E21-E24; 57-0419, E55-E77; 59-0419E, E45E52; 60-0330, E6-E11; 60-0805, E56-E61; 61-0125, E8-E20; 610415E, E7-E18. De genezingsrij uit William Branhams New York campagne komt uit zijn prediking 51-0928, E45-E65 (Verkort). De geschiedenis rond het visioen van de genezing van zijn kleine Sarah. Boodschap bron: 51-0902, E1, E33-E35. Hoofdstuk 57: Siddering Door Afrika Sidney Jacksons droom en daarop volgende ervaring bij ontmoeting 204
met William Branham. Bron: Tijdschrift Only Believe, Vol. 4, Nr. 2 - juni 1991, blz. 11-15, verkrijgbaar bij www.only believe.com. Moeilijkheden op luchthaven van New York. Boodschapbronnen: 53-1109, E11; 54-0718E, E3. William Branham verwart Durban, Zuid-Afrika met Zuid-Rhodesië. Boodschap bronnen: 52-0717, E23-E24, en andere plekken in zijn predikingen. Wonderen in samenkomsten te Johannesburg. Boodschap bronnen: 52-0725, E4-E8; 53-1109, E13-E21; 54-0902, E38E41; 59-0510E, E30-E33. Andere bronnen: Boek Een Profeet Bezoekt Zuid-Afrika, door Julius Stadsklev, blz. 70-83. Hand van een engel laat ingebrande afdruk na op overhemd van een man. Boodschap bronnen: 53-1109, E27-E28; 52-0725, E10-E12. Andere bronnen: Boek Een Profeet Bezoekt Zuid Afrika, door Julius Stadsklev, blz. 79. De genezing van de dochter van Rev. Schoeman. Boodschap bron: 53-1109, E18-E21. Hoofdstuk 58: Satans Val Klapt Dicht Moeilijkheden in Kimberly maken dat F.F. Bosworth een stadion huurt. Boodschap bronnen: 52-0725, E40; 52-0816, E20; 53-1109, E51. William Branhams meningsverschil met predikanten Nationaal Comité over Johannesburg of Klerksdorp, Zuid-Afrika. Boodschap bronnen: 52-0713A, E43-E52; 52-0725, E14-E39; 52-0816, E3-E23; 53-1109, E22-E49; 54-0902, E41-E49. Andere bronnen: Boek: Een Profeet Bezoekt Zuid-Afrika, door Julius Stadsklev, blz. 84-85. Hoofdstuk 59: Tenslotte in Durban Grepen uit de samenkomsten in Kimberly, Bloemfontein en Kaapstad. Bronnen: Boek: Een Profeet Bezoekt Zuid-Afrika, door Julius Stadsklev, blz. 93-116. William Branham bidt voor een inboorling vrouw in een hut. Bron: Boek Een Profeet Bezoekt Zuid-Afrika, door Julius Stadsklev, blz. 114. William Branham spreekt tot een inlandse Christen met een afgodsbeeld. Boodschap bronnen: 54-0307A, E9-E10; 57-0611, E54. Een inboorling vrouw baart een kind in de samenkomst in Durban. Boodschap bron: 54-0304, E11. Een Hindoe vrouw komt tot bekering en wordt genezen in de gebedsrij in Durban; Boodschap bronnen: 53-0508, E50-E51; 54-0307A, E11-E13; 57-0611, E55-E56; 59-0814, E4; 61-0515, E28-E32. Opmerking: William Branham zegt dikwijls dat deze vrouw een Moham205
medaanse was. Hij verwarde abusievelijk Hindoes en Mohammedanen (Moslims). Dit is duidelijk, omdat het Hindoe vrouwen zijn die een rode stip tussen hun ogen maken en ook omdat de andere Indiërs in het gehoor „Krishna‟ begonnen te roepen, wat een aardse vorm is van de Hindoegod, Vishnu. William Branham corrigeert deze vergissing wanneer hij deze geschiedenis vertelt in 59-0814, E4. In de gebedsrij te Durban: een vrouw sterft; een kind met schele ogen wordt genezen; een arts wordt gered; een geestelijk gehandicapte man met een hoge rug wordt genezen. Boodschap bronnen: 53-0508, E51-E60; 54-0217, E19; 54-0307A, E14-E27; 57-0323, E67-E68; 57-0611, E56E65; 58-1004, E46-E48; 61-0515, E32-E43; 62-0521, E14-E17. Andere bronnen: Tijdschrift Only Believe, Vol. 4, Nr. 2 –blz. 12, verkrijgbaar bij www.onlybelieve.com. Een blinde Joodse vrouw komt tot bekering en wordt genezen in de laatste samenkomst te Johannesburg. Bron: Boek Een Profeet Bezoekt Zuid-Afrika, door Julius Stadsklev, blz. 147. Een schatting van de resultaten van William Branhams campagnes in Zuid-Afrika. Boodschap bronnen: 52-0817, E17; 54-0307A, E27. Andere bronnen: Boek Een Profeet Bezoekt Zuid-Afrika, door Julius Stadsklev, blz. 70-71. William Branhams afscheidgesprek met F.F. Bosworth. Bron: 53-1109, E54-E55. Hoofdstuk 60: De Prognose van de Engel & Hoofdstuk 61: Drie Getuigen De geschiedenis rond William Branhams genezing van een agressieve amoebae ziekte. Boodschap bronnen: 52-0224, 14-17, 31; 52-0713A, E51-E62; 52-0715, E14-E18; 52-0725, E41-E54; 53-0329, 17-43; 53-1109, E51-E66; 54-0307E, E27-E29; 54-0620E, E5-E9; 54-0902, E49-E58. Andere bronnen: Feiten over agressieve amoebae kwam uit het artikel: „Geheimzinnige Amoebae: Parasitologen worstelen ermee om de ware identiteit van een raadselachtige microbe te onthullen.‟ Science News, Vol. 136, blz. 216-217, 30 september 1989. Ook besprak ik dit onderwerp telefonisch met Billy Paul Branham. Daardoor vernam ik dat de amoebae zijn vader niet verlieten, maar op wonderbaarlijke wijze inactief werden. William Branhams gesprekken met een agnostische arts. Boodschapbronnen: 52-0715, E5-E9; 55-0288, E29. Opmerking: Hoewel William Branham alleen Móslims noemt wanneer hij dit vertelt, heb ik er in mijn tekst ook Hindoes bij genoemd, omdat het de vrouwen in de Hindoe cultuur zijn die een rode stip tussen hun ogen dragen. Er zouden mensen van beide religies aanwezig hebben moeten zijn in zijn campagne te Durban. 206
Hoofdstuk 62: Linksaf bij het Michigan-meer De geschiedenis rond William Branhams visioen van de naar links gaande onderzeeër in het Michigan meer en zijn beproeving in Battle Creek. Boodschap bronnen: 52-0720E, E3-E6; 52-0816, E25-E49; 54-0306, E6E8. Opmerking: William Branhams prediking 52-0816 is een bandopname van slechte kwaliteit. De notatie van deze opname in het „Boodschap Software Pakket‟ verschilt op verschillende plaatsen met mijn persoonlijke notatie van deze geluidsband. Omdat deze plekken belangrijke details bevatten voor Hoofdstuk 62, vermeld ik ze hier. In citaat E29 noteerden ze: ”Ik nam mijn vrouw en de anderen, en ging heen, en nam mijn moeder mee naar het…?...” Wanneer ík naar de band luister, dan hoor ik hem zeggen dat hij zijn vrouw en moeder meenam naar het „planetarium‟. In citaat 31 heeft men van de band overgenomen: ”Ik droomde dat ik een geweldige modderige weg aan zag komen, en slaan tegen een kleine…?” Wanneer ik naar de band luister, hoor ik hem zeggen: “Ik droomde dat ik een geweldig grote modderige golf zag aankomen en slaan tegen een klein…? Evenzo, in citaat E40 nam men van de band over alsof hij zei: “Hij veranderde van richting en kwam af op broeder …?...“ Ik hoor hem zeggen: “Hij veranderde van richting en kwam af op broeder Floyd .” De twee gebedsrijen die worden beschreven in Hoofdstuk 62, komen uit William Branhams predikingen 52-0713E, E55-E62, en 52-0715, E48E58. Beide gebedsrijen zijn verkort. De snelle gebedsrij waarin hij bad voor 78 mensen en toen instortte, wordt naar verwezen in 52-0717, E35E72 en 52-0718, E3-E11. Opmerking: Nadat hij bijna was gestorven aan amoebiasis, hervatte William Branham zijn bediening in Hammond, Indiana, op 13 juli 1952, de dag waarop de schrijver van deze biografie werd geboren. Hoofdstuk 63: Als Liefde Zich Op Iets Richt. De geschiedenis van het kleine meisje met één blind oog dat werd genezen. Boodschap bron: 53-0212, E2-E3. William Branham wordt thuis lastig gevallen. Boodschap bronnen: 53-0829, E12; 53-1206, E36; 54-1206, E3. William Branham verstoort per ongeluk een wespennest. Boodschap bronnen: 54-0216, E40; 54-0724, E50-E53; 55-0610, E42-E43; 55-1009, E31-E33; 55-1110, E49-E50; 56-0121, E100; 56-0218B, E17-E18; en vele andere plaatsen. Wanneer William Branhams vrouw en twee dochters huilen, verandert hij de atmosfeer. Boodschap bronnen: 54-0216, E35; 54-0228A, E59-61; 55-0610, E34-E36. Opmerking: Dit voorval vond waarschijnlijk niet plaats op dezelfde dag als de geschiedenis met de wespen, maar het zou om207
streeks die tijd zijn gebeurd. Een voorganger biedt radioluisteraars $1.000,- aan voor een bewijs van Goddelijke genezing. Boodschap bronnen: 54-0301, E55; 540620E, E30; 56-0225, E54-E55; 63-0707, 50-2 tot 51-3. De geschiedenis over Doctor Reedhead die de Heilige Geest ontvangt. Boodschap bronnen: 53-0729, 42-181 tot 50-237; 53-0830A, E68; 53-1106, E2; 53-1129E, E55-E58; 53-1212, E51-E55; en vele andere plaatsen. Gebeurtenissen verband houdend met het maken van de filmdocumentaire ‟De Profeet van de Twintigste Eeuw‟. Boodschap bronnen: 53-1130, E11-E13. Andere bronnen: De film „De Profeet van de Twintigste Eeuw‟, een filmdocumentaire opgenomen in Jeffersonville (Indiana) en Chicago (Illinois) in 1953. Deze werd overgenomen in het "Message Software Package" als nr. 53-0800, maar u kunt ook VHS Video opnamen van deze documentaire verkrijgen bij Bible Believers (zie onder Bibliografie). Voorbereidingen voor William Branhams reis naar Palestina. Boodschap bronnen: 54-0718A, E49; 60-1211, 128-129; 61-0217, E49; 64-0726M, 209-215. Hoofdstuk 64: Zalving ten Leven. Beide genezingen van Billy Paul Branham. Boodschap bronnen: 55-0119, E23-E28; 53-1213E, E51-E57; 55-0123A, E21-E30. Andere bronnen: Billy Paul Branhams persoonlijk getuigenis opgenomen in 1989 bij Cloverdale Bible Way, Surrey, B.C., Canada. De genezing van George Wright. Boodschap bronnen: 54-0103M, 60-8 tot 61-12; 54-0307E, E34E47; 54-1219E, 10-25; 60-0911M, 282-298. De genezing van mevr. Bakers dochter, en de genezing van de moeder van Charlie McDowell's moeder. Boodschap bronnen: 54-0307E, E36-E45; 55-0119, E23-E28. William Branham wordt in december 1953 verhinderd om te spreken op de conventie van The Voice of Healing in Chicago. Boodschap bronnen: 53-1213, E7-E18; 54-0404, E157. Hoofdstuk 65: Uit Egypte Geroepen William Branhams visioen van een Indiase man in zijn deuropening. Boodschap bronnen: 54-0307E, E48; 54-0620E, E12. William Branhams visioen over F. F. Bosworth die in elkaar zakt in Zuid-Afrika. Boodschap bronnen: 53-0512, E37; 54-0721, E13-E17; 54-1206, E4-E7; 208
55-0610, E36-E38. William Branham in het Vaticaan. Boodschap bronnen: 54-0513, 270; 54-0515, 175-Q-33; 54-1003M, E12; 55-0220A, E33-E36; 57-0309B, E30; 57-1006, 327-738; 60-1209, 38-42; 63-0318, 167-5 tot 168-2, (342-346). God spreekt tot William Branham in Caïro, Egypte. Boodschap bronnen: 57-0811, E18-E19; 57-0925, 61-63; 58-0127, E60E62; 58-0510, E48-E51; 60-1211, 128-137; 61-0217, E50; 61-0730, 153-159; 61-0806, 152-156; 62-0318E, 107-1; 63-0323, 422-5 tot 423-4 (215-220); 64-0726, 209-215. Opmerking: Zie voor de reden dat ik de 5 komsten van de geest van Elia op dit punt in de biografie uitleg: 64-0726, 212-215 en 64-0719M, 42-4 tot 44-5. - Als William Branham de 5 komsten van Elia vóór dit punt in zijn leven had begrepen, dan zou hij hen niet hebben toegestaan om een samenkomst voor hem op te zetten in Israël. Na dit punt begreep hij dat zijn bediening alleen voor de Heidenen was. Hoofdstuk 66: Een Ontknoping in India Opmerking: Op grond van William Branhams getuigenis is het niet duidelijk hoe lang hij in India was. In 54-1003, 80, zegt hij „vijf avonden‟ , maar in 57-0126B, 53, zegt hij „drie dagen‟, en in 63-0605, E9, zegt hij „twee dagen‟. Misschien was hij vijf dagen in India, maar kon hij slechts twee of drie avonden prediken. Hij ondervond tegenstand van denominationele kerkleiders, die verhinderden dat hij zo lang bleef als hij wilde. (570126B, E36-E38, E43) Het is echter duidelijk dat de blinde bedelaar werd genezen op de laatste avond dat hij in India was. (55-1113, E71; 570126B, E84) De volgende dag vertrok hij naar Amerika, en dat was op zaterdag 26 september 1954. (54-1003, 29) Opmerking van de Aartsbisschop van de Methodistenkerk van India. Boodschap bronnen: 58-0309E, E34; 60-022 1, 111; en andere plaatsen. William Branhams diner met Premier Nehru. Boodschap bronnen: 53-0513, E6; 54-0620E, E10-E11; 54-1003, 32, 39, 86-89. De genezing van een doofstomme jongen. Boodschap bron: 54-1003, 50-68. William Branham daagt India's religieuze leiders uit, plus de genezing van een blinde bedelaar. Boodschap bronnen: 54-1003, 1-122; 54-1006, 161; 55-0220, E29E57; 55-1113, E65-E71; 57-0126B, E36-E84; 57-0326, E95-E101; 58-0315, E56-E58; 59-0613, E5-E14; 60-0709, E8-E18; 610119E, E7-Ell; 61-0211, E6-E9; 62-1231, E20-E28; 63-0605, E7-E17; 63-0627, 39-51; en andere plaatsen. 209
Hoofdstuk 67: Iets Wat Hem Niet Loslaat William Branham brengt vijf dagen door in bed, door zenuw uitputting. Boodschap bron: 54-1003, 29, 122. Te paard door een afgebrand stuk bos rijdend. Boodschap bronnen: 53-0612, E48-49; 53-0830A, E58-59; 531122, E64-68, en andere. Visioen van een Amerikaanse Indiaanse vrouw die sokken en een stropdas vasthoudt. Boodschap bron: 55-0227A, E5-E20. Waar William Branham in Hoofdstuk 67 wordt geciteerd (resp. de Boodschap bronnen 54-1024, 218-220; 54-1219M, 28-31; en 54-1231, 5558) is dit steeds verkort weergegeven.
***
210
BIBLIOGRAFIE - Engelse literatuur -
*
Acts of the prophet (DE HANDELINGEN VAN DE PROFEET), door Pearry Green, 1969. Hoogtepunten uit William Branhams leven, alsmede Pearry Greens persoonlijke ervaringen met William Branham. - 207 blz. Uitgave:Tucson Tabernacle, 2555 North Stone Avenue, Tucson, Arizona 85705, USA.
* All things are possible: The Healing and Charismatic Revivals in Modern America (ALLE DINGEN ZIJN MOGELIJK: DE GENEZINGS- EN CHARISMATISCHE OPWEKKINGEN IN MODERN AMERIKA)
door David Harrell, Jr., 1975. Toont hoe W.M. Branhams bediening de explosie van andere genezings- en opwekkings-bedieningen begon in de 50-er jaren. 304 blz. Uitgave: Indiana University Press, 601 North Morton Street, Bloomington, Indiana 47404, USA. *
Het tijdschrift ‘Only believe’ (GELOVEN ALLEEN)
Dit Amerikaanse tijdschrift geeft artikelen uit over William Branhams leven en dienst. Uitgave: Believers International. Verkrijgbaar op het Internet op www.onlybelieve.com. *
William Branham, A Man Sent From God (WILLIAM BRANHAM, EEN MAN VAN GOD GEZONDEN),
door Gordon Lindsay (met medewerking van William Branham), -1950. Omvat William Branhams leven tot 1950, met hoofdstukken verzorgd door Jack Moore, Gordon Lindsay en F.F. Bosworth. 216 blz. Uitgave: The William Branham Evangelistic Association, P.O. Box 325, Jeffersonville, Indiana 47131, USA. 211
*
William Branham, A Prophet Visits South Africa, (WILLIAM BRANHAM, EEN PROFEET BEZOEKT ZUID-AFRIKA)
door Julius Stadsklev, 1952. Een gedetailleerd verslag van William Branhams reis naar Zuid-Afrika in 1951. - 195 blz. Uitgave: The William Branham Evangelistic Association, P.O. Box 325, Jeffersonville, Indiana 47131, USA. (Nederlandse uitgave: VRIJE ZENDINGSHULP Postbus 51121, 3007 GC Rotterdam.)
ENGELSE PREDIKINGEN van William Branham
Onder meer verkrijgbaar bij:
* BIBLE BELIEVERS
18603-60th Avenue, Surrey, BC V3S-7P4, CANADA. U kunt predikingen in meerdere talen horen en/of afdrukken via het Internet bij: www.bibleway.org
* END TIME MESSAGE TABERNACLE, 9200 - 156 Street, Edmonton, Alberta T5R-1Z1, CANADA. Heeft verschillende gedrukte predikingen.
* THE WORD PUBLICATIOINS, P.O. Box 10008, Glendale, Arizona 85318, U.S.A. Heeft verschillende gedrukte predikingen.
* VOICE OF GOD RECORDINGS, INC., P.O. Box 950, Jeffersonville, Indiana 47131, USA. In Nederland: Postbus 78, 9520 AB Nieuw Buinen. Heeft de predikingen op audiocassette, CD, MP3, DVD en veel gedrukte predikingen, alsmede een index van alle toespraken en de Message Software Package waarin alle predikingen op computer disks zijn opgenomen. Ook informatie over vertalingen in andere talen. E-mail:
[email protected] 212
NEDERLANDSE UITGAVEN In het Nederlands vertaalde toespraken van William Branham worden onder meer uitgegeven door: *
GESPROKEN WOORD UITGAVEN (GWU) Postbus 1152, 7801 BD, Emmen - Onder meer vele simultaan ingesproken Nederlandse vertalingen bij oorspronkelijke bandopnamen, uitgebracht op o.a. MP3 CD‟s maar ook te downloaden of te beluisteren op het internet. Enkele informatieve brochures. Internet: gesprokenwoorduitgaven.nl
*
VOICE OF GOD RECORDINGS, P.O. Box 78, 9520 AB Nieuw-Buinen. Uitgaven in vele talen; ook enkele in het Nederlands, zoals „Een Uiteenzetting van de Zeven Gemeente-tijdperken‟. Internet: branham.org *
VRIJE ZENDINGSHULP Postbus 51121, 3007 GC Rotterdam. Predikingen in boekvorm en op MP-3. Internet: vrijezending.nl ***
Algemene informatie:
GEMEENSCHAP VAN CHRISTENEN Kwartelweg 3A 8191 AP Wapenveld
Nederland
E-mail:
[email protected]
213
ALFABETISCHE INDEX BOEK 4 - Deut. 19:15 (2 of 3 getuigen) ... 123 - Ef. 5: 27 (Stralende Gemeente) 194 - Exodus 12: 13 (Het Bloed aanbrengen) .......................... 154 - Exodus 3 (Mozes’ tekenen) ....... 32 - Gen. 15: 13-16 (Ongerechtigheid vol) ........................................ 180 - Hand. 17: 22 (Paulus in Athene) .............................................. 174 - Hand. 19: 2 (Hebt gij de Heilige Geest ontvangen…) ............... 147 - Hand. 2 (Een waarachtige Heilige Geest ervaring) ...................... 147 - Hand. 2 (Zoals 120 op de Pinksterdag) .......................... 172 - Hand. 27 (Paulus: ‘Zoals mij gezegd is’)................................ 17 - Hand. 27: 21 (Ongerief besparen) ................................................ 85 - Hand. 3 (Wederoprichting) ..... 193 - Hand. 4: 11 (De versmade Steen) .............................................. 172 - Hand. 8 (Een engel verschijnt aan Filippus) .................................. 17 - Hand. 8: 26-39 (Filippus uit campagne gehaald voor…) .... 138 - Hand. 9: 36-42 (Dorcas).............. 20 - Hand.12 (Engel bevrijdt Petrus). 17 - Hand.27: 21-25 (Paulus’ schipbreuk) ............................ 119 - Hebr. 13: 14 (Hebben hier geen blijvende stad) ......................... 28 - Hebr. 13: 8 (Dezelfde in Eeuwigheid)........................... 174 - Hebr. 13: 8 (Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid) ......... 49 - Hosea 11:1 (Uit Egypte geroepen .............................................. 177 - Jes. 40:3 (Hoor, iemand roept) 176 - Jes. 53: 5 (Genezing door Zijn striemen) ................................. 55 - Joël 1: 4 (De kaalvreter) ........... 197
- 1 Cor. 1: 22 (Een teken begeren) ............................................... 149 - 1 Cor. 14: 10 (Betekenis geluid) 100 - 1 Cor. 15: 50-53 (Niet allen ontslapen) ............................. 122 - 1 Cor. 15: 51-54 (In een punt des tijds)....................................... 175 - 1 Kon. 18 (Elia op Karmel) ........ 190 - 1 Kon. 18: 18-19 (850 tegenprofeten) ............................... 178 - 1 Kon. 19: 1-4 (Zwaarmoedigheid) ............................................... 178 - 1 Kon. 21: 17-23 (Elia, Achab en Izebel) .................................... 178 - 1 Kon.17 (Elia‟s en Johannes‟ dienst) .................................... 175 - 1 Petr. 2: 24 (Genezen door Zijn striemen) ................................. 55 - 1 Petrus 2: 7 (De steen des aanstoots) .............................. 172 - 1 Thess. 4: 15-17 (De Opname) 175 - 1 Thess. 5: 2 (Als een dief) ....... 175 - 1.Kon.17: 1 (Droogte - Elia) ...... 179 - 2 Cor. 12: 9-10 (Kracht in zwakheid) .............................. 179 - 2 Cor. 5: 1 (Een eeuwig huis) ..... 43 - 2 Kon. 2: 1-15 (Een dubbel deel) 49 - 2 Kon. 20: 4-6 (Hizkia’s gebed). 138 - 2 Kon. 6: 12 (Wat gij in uw slaapkamer spreekt) .............. 176 - 2 Kon. 9: 36 (Afwijzen immoraliteit) ......................... 178 - 2 Petrus 3: 9-10 (De dag des Heeren - als een dief) ............ 175 - 2 Tim. 4: 7 (De goede strijd)..... 108 - Dan. 6: 16-23 (Liefde belet leeuwen) ................................ 145 - Deut. 18: 15-22 (Een profeet onderkennen) ........................ 172
214
INDEX
- Joël 2: 21-32 (Vóór de geduchte dag) ....................................... 198 - Joël 2: 28.................................. 149 - Joh. 1: 21 (Joden begeren een teken, de Grieken… ) ............. 176 - Joh. 1: 23 (Ik ben de stem…) ... 177 - Joh. 1: 43-50 (Simon en Nathanaël) ............................ 149 - Joh. 1:5, 2: 24-25, 5: 19, 10: 37 (Het Licht wist…) ................... 174 - Joh. 14: 11-12 (De werken die Ik doe) ........................................... 4 - Joh. 14: 12 (De werken óók doen) .............................................. 152 - Joh. 14: 12 (Grotere dan deze) 146 - Joh. 14: 1-6 (Vele woningen…) 114 - Joh. 14: 16-20 (De Trooster) ..... 49 - Joh. 3: 18 (Wie in Hem gelooft…) ...........................................40, 55 - Joh. 3: 7 (Gij moet wederom geboren worden) .................. 147 - Joh. 4: 3-26 (Samaritaanse herkent Messias) ................................ 149 - Joh. 4: 6-19 (Samaritaanse vrouw) ................................................ 21 - Joh. 5: 14 (De vrouw bij de bron) ................................................ 55 - Joh. 5: 14; 8: 11 (Zondig niet meer) .................................... 152 - Joh. 5: 19 (Niets uit Zichzelf) ..... 49 - Joh. 5: 24 (Eeuwig Leven) ........... 41 - Jozua 1: 2-3 / 5-6 / 9 (Sterk en moedig) ................................. 119 - Jozua 1: 2-6 .............................. 119 - Lucas 1: 11-17 (De boodschap van de engel aan Zacharias) .......... 49 - Lucas 1: 17 .......................175, 176 - Lucas 11: 16 (Begeerden teken uit de hemel) .............................. 142 - Lucas 2: 34-35 / 6:8 (Overleggingen worden openbaar) ............................. 174
- Lucas 20: 17 (De hoeksteen) .... 172 - Lucas 21: 24 (De tijden der heidenen) .............................. 172 - Lucas 21: 24 (Jeruzalem vertreden).............................. 180 - Lucas 21: 24 (Tijden der heidenen) ............................................... 173 - Lucas 5: 22 (Jezus doorziet) ..... 139 - Lucas 7: 19 (Of verwachten wij een andere?) ......................... 178 - Lucas 7: 24-28 (Méér dan profeet) ............................................... 177 - Mal. 4 : 2 (Genezing onder haar vleugelen) .............................. 179 - Mal. 4: 1 (Stoppels in brand) .... 180 - Mal. 4: 5 ................................... 176 - Mal. 4: 5-6 (Ik zend u Elia).......... 49 - Marc 16: 15-18 (Tekenen bijgevoegd) ............................ 152 - Marcus 1: 1-2 (De wegbereider) ............................................... 177 - Marcus 1: 3 (De stem des roependen in de woestijn) .... 176 - Marcus 14: 12-16 (Zoals Hij gezegd had) ....................................... 174 - Marcus 16: 16 (Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn…).. 40 - Marcus 16: 17-18 (Dezelfde werken doen) ........................ 146 - Marcus 5: 35 (Jaïrus’dochter) .... 20 - Marcus 8: 11 (Farizeën begeren teken van de hemel ............... 142 - Matth. 11: 3 (Een ander verwachten?) ......................... 178 - Matth. 12: 25, 21: 1-7 (Farizeeën verlangen een teken) ............. 174 - Matth. 12: 38 / 16: 1 (Een teken willen) .................................... 142 - Matth. 14: 3-4 (Johannes en Herodias) ............................... 178 - Matth. 17: 10-11 (Elia zal wel komen en alles herstellen) ...... 49
215
INDEX
- Matth. 17: 12-13 (Johannes was de Elia) ................................... 176 - Matth. 18: 16 (2 of 3 getuigen) ............................................... 123 - Matth. 2 12-15 (Uit Egypte geroepen) 177 - Matth. 21: 42 (De hoeksteen) .. 172 - Matth. 23: 9 (Niemand ‘vader’ noemen) ................................ 171 - Matth. 24: 21 (Een grote verdrukking) .......................... 180 - Matth. 24: 42-44 (De dief zou komen) .................................. 175 - Matth. 27: 39-43 (Kom af van het kruis!) .................................... 142 - Matth. 28: 20 (Tot aan de voleinding) ............................... 49 - Matth. 28: 20 (Tot de voleinding) ............................................... 146 - Matth. 3: 3 (De stem in de woestijn) ................................ 176 - Matth. 3: 7-10 (Adderengebroed) ............................................... 178 - Matth.11: 7-14 (Jezus over Johannes de Doper) ............... 177 - Matth.17: 11 (Tijd van Herstel) 193 - Numeri 12: 6 (Als er een profeet is) ........................................... 172 - Numeri 16 (Mozes en Korach) ... 81 - Openb. 1: 7 (Elk oog) ............... 175 - Openb. 11: 3-11 (De 5e getuige) ............................................... 179 - Openb. 19: 10 (Het getuigenis van Jezus is…) ................................. 18 - Openb. 2: 22, 7: 14 (Grote verdrukking) .......................... 180 - Openb. 20: 1-3 (Duizendjarig rijk) ............................................... 173 - Openb. 21: 2; 9-11 (De Bruid) .. 194 - Openb. 22: 11 (Vuiler of heiliger) ............................................... 180 - Openb. 22: 16 (Jezus zendt Zijn engel om…) .............................. 18
- Openb.16:16 (Armagedon) ...... 173 - Psalm 118: 22 (Tot hoeksteen geworden) ............................. 172 - Psalm 90: 10 (70 jaren beloofd 162 - Rom. 11: 11, 15, 25, 30 (Israëls struikeling) ............................ 175 - Rom. 11: 25-27 (Wederkomst) 179 - Rom. 4: 11 (Besnijdenis als getuigenis) ............................. 147 - Rom. 4: 3 (Abrahams gerechtigheid) ....................... 147
1 1.000 in een week gedoopt ........ 107 10 (Oudste van - kinderen) ........... 27 10.000 mensen onderbrengen? ... 79 100.000 op één zondag .............. 105 1000 $ voor wonder ................... 142 1000 genezen in één dienst .......... 91 11 Afrikaanse steden .................... 60 12.000 op voetbalveld .................. 90 15 talen (Vertaling in -) ................. 97 15 vertalers................................. 100 15.000 plaatsen in conferentie-oord Apostolische Geloofs Zending . 63 1600 km. naar Kaapstad ............... 71 1909 (Licht in hut) ........................ 29 1937 Hope (24) sterft aan TB ....... 28 1946: Ontmoeting in grot ............. 30
2 2 maand Zuid Afrika ..................... 60 20-30 minuten zalving doorstaan . 22 2e Teken komt: 1949 .................... 33
3 3 diensten op zondag (Durban) .... 99 3 komsten van Jezus ................... 175 300.000 in samenkomst (Engel) . 118
216
INDEX
300.000 volgens visioen ............. 186 3½ jaar prediken (Joden) ........... 173 3e Getuige van genezing ............ 124 3e reis overzee (Portugal enz.) ... 169
Bijbelkennis ........................... 183 Abortus en kinderoffers .............. 180 Adderengebroed.......................... 178 Adres zien in visioen .................... 21 Afgodsbeelden (Durban) ............... 99 Afgodsbeelden kapot gebroken .. 105 Agapè liefde ................................ 144 Amoebae (Werking actieve - ) .... 113 Andrea Schoeman ......................... 69 Angel des doods.......................... 188 Appel hangt in de lucht ................. 44 Aren lezen ................................... 181 Aren lezen (Nog meer - ) ............ 173 Arganbright (Miner - Israël campagne) ............................. 150 Armagedon & millennium........... 173 Atmosfeer scheppen ................... 145 Atoombom - boom van kennis ... 129 Atoombom (Waarom - op Japan?) ............................................... 187 Auto (Groene - in de lucht) ........... 66
4 4.000 in thuis-slotdienst 1951 ...... 54 400 Baäl priesters (Als de - )....... 190 400.000 doden per jaar .............. 113
5 5 groene appels............................ 44 5 spotters begraven ................... 166 50 km per dag lopen .................... 21 50.000 getuigen van wonder ..... 104 500 predikers tekenden ............. 131 5000 Israëliërs verwacht (Lewi Pethrus) ................................ 172 55 jaar pas (W. Hall) ..................... 43 5x komst van Elia ....................... 181
B 6
Baan opgezegd (PW Indiana) ........ 33 Baker (Jodin: Mevr. - ) ................. 162 Bandrecorders leggen alles vast .... 47 Bankkassier (Geleid naar - ) ........ 123 Baptisten Kerk (Prediker in - ) ..... 30 Baptisten Vice President (Upshaw) ................................................. 13 Baron Von Blomberg (Reisschema - ) ............................................... 170 Baxter & Billy Paul's dienstplicht 193 Baxter & Branham elkaars tegenbeeld .................. 16 Baxter (Rev. - in Durban) ............. 99 Baxter trekt zich terug ................ 193 Beker der ongerechtigheid... 173, 179 Bekering (Delberts - ) .................. 113 Bekering (Joh. 14: 1-6) ................ 114 Belasting (Inkomsten - ) .............. 121
6 uur lang gebedsrij...................... 33 66 jaar invalide geweest ............... 20 66 jaar op krukken (Upshaw) ....... 12
7 7 jaren in bed (Upshaw) ............... 12 70 God beloofde - jaren .......... 162 78 (Na – personen uitgeput) ...... 136
A Aalmoezen aan bedelaars .......... 191 Aanstoot (Geen - ) aan prediking 195 Aarde (Dieprode strook rond de - ) ................................................ 51 Aartsbisschop Methodisten:
217
INDEX
Besnijdenis (Teken van de - ) ..... 147 Bevalling in samenkomst ............ 100 Bidden op cafévloer ...................... 53 Bijbel (Scofield Reference. - ) ...... 122 Bijbel legt bediening uit .............. 149 Billy Paul - opgevangen (Visioen) .......... 155 - ziek (Dr. Brenner) ................ 156 Doe wat God zegt! ................... 85 Legerkeuring -........................ 199 Wil uit huis............................. 154 Bladeren voor hen werpend ......... 81 Bladzijde-, paragraaf- of citaatnummer ........................ 203 Bloed rond de aarde (Visioen) ...... 51 Blokhut (Geboren in - ) ................. 29 Boek bij de Troon .......................... 52 Boeken (Andere -) Bronvermelding ............................................... 211 Boerderij van Jackson (Ga naar - ) 75 Bomen (Dode - & Joël 1) ............. 197 Bomen in Eden ............................ 129 Boom des Levens (Recht op - )...... 51 Boom van kennis in orde, maar... ............................................... 129 Bos (Afgebrand - in Canada) ....... 196 Bosworth (Rev. – in Durban) ......... 99 Bosworth citeert Efeze 3 vers 20 .. 80 Bosworth één maand nazorg ...... 107 Bosworth predikte vanaf 40e ..... 108 Bosworth wisselt af met prediken 62 Bosworth zoekt groter gebouw .... 89 Bosworth's (Rev. - ) genezingscampagnes ............... 80 Boycot zendingswerk mevr. Baker ............................................... 166 Branham (Charles - ) gezien in visioen ................................... 160 Branham (Charles - ) werd 52 ....... 26 Branham (Ella -) in visioen ............ 58 Branham (Heengaan Sharon Rose - ) ................................................. 28
Branham (Howard) Haalt Bill... .. 15 Branham (Sara -) dodelijk ziek. ..... 57 Bron (Vrouw bij de - ) ................. 135 Broy (Mevr. – werd gestuurd) .... 123 Bruin krijtstreep pak ..................... 23 Burgemeester Durban (S. Smith) .. 99 Bus (Blauwe - uit Durban) ............ 64
C CAMPAGNES 1950 Stockholm (Zweden) .... 150 1951 Johannesburg - ............. 106 1951 Los Angeles -................... 12 1951 november Durban - ) ..... 95 1951 Pretoria - ...................... 106 1951-07-21 Toledo Ohio - ....... 47 1951-09-26 New York.............. 55 1951-09-26 New York - ........... 55 1951-10-17 Kimberley - ........... 89 1951-11-07 Port Elizabeth -..... 93 1951-11-28 Salesbury Rhodesië ......................................... 106 1951-25-11 ongeëvenaard (Bosworth) ....................... 105 1952 Baltimore afgewezen ... 131 1952 Baxter legt Battle Creek vast................................... 132 1952 Chicago laten liggen ..... 131 1952-07-13 Hammond (Ind) .. 133 1952-8 Battle Creek (Mich.) .. 136 1953-02 Tallahassee (Fla) ...... 141 1953-06 Connersville (Ind) .... 143 1953-06 Jonesboro (Ark) ....... 141 1953-08-28 / 07-09 Chicago .. 150 1953-11 (Palm Beach (Fl) ...... 158 1953-11 Owensboro (Ky) ...... 158 1954 winter Carlsbad (New Mexico) ............................ 168 1954 winter Columbus (Ohio)168 1954 winter Hot Springs (Ark.) ......................................... 168
218
INDEX
1954 winter Phoenix (Arizona) ......................................... 168 1954 winter Shreveport (Louisiana) ....................... 168 1954 winter Wood River (Illinois) ......................................... 168 1954-03-29 / 04-04 Louisville (Ky) .................................. 168 1954-11 Bombay ................... 186 1954-12-03 Binghamton NY .. 199 1954-3 Louisville (Ky) ........... 168 Bloemfontein .......................... 90 East London (5 avonden) ........ 94 Kaapstad ................................. 91 Opwekking of Genezings - ? .. 138 Waar - afbreken in Bijbel? .... 138 Canada 1952 (Bos in maanlicht) . 196 Christian Science (Géén - ) ........... 71 Christian Science (U hoort tot - ) 134 Citrus-aanplant S. Jackson ............ 59 Conventie Baptisten predikers ..... 11
- kunnen niet genezen ............. 66 "De dokter maakte vergissing" ......................................... 134 "Ik ben vóór ............................ 66 Arts bekeerd na genezing ...... 103 Arts Nehru onderzoekt William Branham ........................... 185 Arts werd agnosticus ............. 110 Arts: Amoebae niet meer actief ......................................... 127 Billy Paul gereanimeerd ......... 155 Chirurgische fout....................... 73 Conclusie specialist: nog 3 of 4 dagen................................ 161 Dokter, u mist iets ................. 129 Dr. Able Kankerspecialist ......... 39 Dr. Adair amoebae-rapport ............. 109 Dr. Lukas Ergste amoebae geval ...... 109 Electro cardiogram Billy Paul . 199 Gebed voor Bosworth (Dr. Yeager) ............................. 169 Geef nog één injectie............. 114 Geroepen tot medische zending ......................................... 107 Ontbijt Medisch Genootschap . 71 Openen ziekenhuizen .............. 71 Psychiater hielp niets (Mevr. Shane) ................................ 41 Snede dicht met plakband ..... 164 Specialist geraakt door genezing kreupele jongen (Durban) .. 65 Staf ziekenhuis perplex (Mevr. McDowel) ......................... 165 William Hall heeft totaal geen kanker meer ....................... 54 Doop (1.000 in een week) ........... 107 Dr. Morris Reedhead en Pinksteren ............................................... 146 DROMEN De droom van een blinde man 11
D Davis Stadion Port Elizabeth ....... 94 Davis, (Dr. Roy -) advies ............. 20 Davis. Dr. Roy - zijn getuigenis ..... 11 DEMONEN - van epilepsie ......................... 20 Dan pas - uitdrijven ............... 127 Kankerachtig leven van - . ....... 32 Willen leven nemen ................ 56 Diagnose arts zien in droom ........ 21 Diagnoses (preciese - ) ................. 56 Dienst in Calvary Tempel Los Angeles ................................... 16 Dimensie (Hogere - ) .................. 180 Diner met koning Farouk ........... 172 Diplomatie (Baxter) ...................... 80 Dokters zijn als predikers... .......... 39 DOKTOREN - hebben alles gedaan. ............ 39
219
INDEX
Golf tegen strandhuis ............ 132 Pas in september naar India .. 167 S. Jackson’s - over sigaret ........ 60 U zag mij een sigaret roken ..... 75 Verschil - en visioenen ........... 132 Duivel heeft recht door onbeleden zonde ..................................... 125 Duivels (Niet genoeg - )............... 189 Duizendjarig rijk ......................... 173 Durban (Bevolkings opbouw) ....... 95 Durban (Ga naar - ) ...................... 63 Dwangbuis (Zonodig in - ) ............. 42
ENGEL DES HEREN Wekt woede van demon ......... 20 ENGEL VERSCHIJNT - aan Johannes op Patmos....... 18 - aan Paulus in storm ............... 17 - als Licht boven Rev. Floyd ... 138 - als man met tulband - en geeft toestemming, maar... ........................................... 86 - en zegt - en zegt "Baby is in orde" ....... 58 - en zegt: "Linksaf gaan" ........ 133 - en zijn boodschap wordt letterlijk herhaald door buurvrouw ......................... 58 - in 1946 in grot ....................... 31 - in 1946 in menselijke vorm . 149 - in hotel in Los Angeles .......... 15 - om 's nachts 3 uur in Klerksdorp ........................................... 86 - op vliegveld Caïro ................ 173 - spreekt aangaande zijn toekomst (Vellen papier) . 116 - tijdens autorit...................... 168 "Dit is de ure der bezoeking" .. 68 "Doe zoals je je geleid voelt" . 117 "Er is iets verkeerd in Chicago" ......................................... 158 "Ga meteen naar Billy" .......... 157 "Ga naar Jackson en Durban" .. 72 "Geef baby te drinken" ......... 115 "Sla af naar Minneapolis" ...... 137 Ik wacht totdat de - ................. 56 ENGELEN - zijn dienende geesten ........... 17 Engel in rood gewaad boven menigte ............................ 118 Engel sprak uit wervelwind ... 149 Engel toont Johannes de toekomst ............................ 18 Engel: "Ga uit auto" ............... 154 In elk tijdperk zijn er - .............. 17
E Echo‟s van een kluizenaar‟ (boek) 12 Eekhoorntjes jacht ........................ 44 Eenzaam (geen kinderen) ............. 43 Eer alleen aan Christus ................. 17 Egypte diner Koning Farouk .............. 172 Egypte (Zoon geroepen uit - ) ..... 177 Egypte, Grote Pyramide .............. 171 Eierstok (Rapport Dr. Dillman) ...... 35 Einde heiden-tijdperk ................. 180 Eis (Gods enige - ) ....................... 187 Elfde gebod (Reisschema) ............ 91 ELIA - Elisa enz. hadden geen eigen kracht ............................... 178 - en geld, roem, vrouwen ...... 178 - in 2 Kon. 2............................ 176 De geest van - ........................ 175 Geest van - overgebracht ...... 176 Opositie weerstaan ............... 179 Persoonlijkheid als van - ........ 175 Vergeleken met Joh. de Doper ......................................... 176 Vóór de dag des Heeren ........ 177 Vrij van organisatie ................ 179 Zijn tekortkomingen .............. 178 Elisa (Kreeg dubbel deel) ............. 49
220
INDEX
Is de engel hier? (Mevr. Shane) ......................................... 124 Epilepsie demon ........................... 20 Ernest Blom (Been genezen) ........ 65 Europese Afrikanen ...................... 90 Evangelie brengt 2e komst ........... 32
- in Regina (Canada) ................. 33 - van drie tot zes uur lang ........ 33 Kritiek op methode ................ 112 Onmiddellijke reactie .............. 98 Tot 78 personen in - .............. 136 U bent geen heks ................... 151 Uitleg geloofsprincipe aan - ..... 17 Wat is de engel in de - ........... 134 Gedachten (Geen eigen - als...) ..... 32 Geesten. (Gevoelig voor - ) ........... 20 Geld (Totaal geen - ) ..................... 85 Geloof (Passend - ) ....................... 13 Geloof (Sceptisch - ) .................... 133 Geloofsbelijdenis eren & onbuigzaamheid .................... 111 Gemeente zonder vlek? .............. 194 Genade neemt over van liefde ... 145 GENEZINGEN "Ik kan zien!" ......................... 191 15 cm te kort been .................. 65 20 jaar artritis ........................ 142 Allerlei - (Bloemfontein) .......... 91 Belachelijk gemaakt ............... 141 Blaaskanker, hartkwaal (is demon) ............................... 56 Blind oog van meisje.............. 141 Blinde Jodin ........................... 107 Bob Denison (Kanker) ............ 123 Doofstomme jongen ................ 98 Duizenden - op 25 -11-'51 ..... 105 Geestelijk gehandicapte ........ 103 Horrelvoetjes (zoontje Baker) 162 Kanker in gezicht (Upshaw) ..... 11 Laatste injectie sloeg aan ...... 115 Maagkanker (F. Nightingale) ... 37 Margie Morgan (kanker).......... 32 Ogen recht gezet ................... 102 Recht gezet & verstand terug 104 TB (Hindoevrouw).................. 101 Te zeer concentreren op - ? ... 195 George VI (Bidden voor koning -) 14 Getuigenissen van wonderen ....... 91
F FGBFI (Volle Evangelie Zakenlieden) ......................... 150 Filippus uit campagne gehaald ... 138 Filosofie (Overhalen naar uw - ) . 189 Floyd (Rev.-'s onbegrip)............. 138 Foerie (Mevr. - genezen) .............. 83 Foerie (Pastor P.F. - ) .................... 82 Foto Fl. Nightingale ...................... 37 Foto in krant (handafdruk) ........... 70
G Gandhi of Jezus .......................... 128 Gas (Bedwelmd door - ) ............... 29 GAVE - is gunst en genade ................ 49 - is om geloof te vermeerderen ........................................... 49 - is uitputtend als marathon . 133 - van teken in hand (Kankertumor in keel) ........ 48 - werkt automatisch onder.die zalving. ............................... 15 - zoals uitgelegd door engel .... 31 Als onderscheidings - niet wordt geloofd ............................ 136 Jezus’ - doorzag hen.............. 139 Gaven (stimuleren geloof) ........... 55 Gebed (Jackson noemt naam in - ) 60 Gebed van predikant onder perzikboom ............................. 68 Gebedskaarten (Nummering) ...... 19 GEBEDS-RIJ
221
INDEX
Graven. Zou - delven van zijn bespotters ............................. 165 Grijs (Meda -32- wordt al - ) ......... 35
Vreemde namen spellen ....... 186 Indiër in visioen "Ga niet overzee... .............................................. 167 Injecties gele koorts ...................... 61 Israël campagne (Plannen voor - ) .............................................. 149
H Haar blauw geverfd ...................... 50 Hall (William - ) Darmkanker......... 55 Hall (William -) Leverkanker.......... 38 Hand op schouder oudste............. 68 Hand past in afdruk ...................... 70 Handoplegging & Heilige Geest . 148 Hangar (Gebed achter - ) ............ 173 Harrell (David - ).......................... 211 Hartkwaal Billy Paul .................... 199 Heilige Geest (Het - land) ............ 193 Heilige Geest ontvangen ............. 147 Heks (Beschuldigd als - ) ............. 151 Hel (Niet naar - omdat...) .............. 40 Hemel (Zal Bill in - zien.) ............... 28 Hicks (Tommy - , resultaten) ....... 195 Hindoe symbool .......................... 100 Howard wás ziek ........................ 160 Hypnose (Arts vermoedt - ) ........ 103
J Jachttocht niet noemen................ 81 Jagen om te rusten ....................... 75 Jaïn tempel (Interview in - ) ........ 187 Jaïrus‟ dochter .............................. 20 Jeruzalem 5000 Israëliërs verwacht ....... 172 JEZUS .......................................... 30 - aan het lijntje? .................... 142 - aanwezig (wonderen)............ 90 - beloofde profeet te zenden .. 95 - beloont geloof ....................... 23 - herkend door het openbaren van haar geheim .............. 149 - incasseert de slagen van je zonden ............................... 51 - is zo zorgzaam ..................... 116 - moet het de Vader zien doen 49 - staande in de lucht ................ 30 - zei: ......................................... 40 - zei: "Ik heb Mijn Engel gezonden" .......................... 18 500.000 namen – Christus aan. ......................................... 232 Aannemen van - voldoende? 147 Alleen eer aan - ....................... 17 Als - dezelfde is, dan... ........... 186 Als u dit bent... ........................ 30 Bewijs dat - leeft. .................. 146 Dezelfde werken van - ............. 71 In de Naam van - ..................... 83 Kom, zie Zijn bovennatuurlijke Kracht (India) ................... 188 Joden zullen 3½ jaar prediken .... 173
I Inboorlingen (Respect voor - ) ...... 60 INDIA Bij Episcopaalse kerk 300.000 ............................ 186 Blinde zon-aanbidder ............ 188 Bloeddruk erg laag................. 185 Diner met president Nehru en de burgemeester van Bombay ......................................... 185 Evangeliste geslagen ............. 185 Fiasco Mevr. Dowd ................ 186 Interview geestelijk leiders .... 187 Straatbeeld Bombay .............. 183 Vijf avonden .......................... 209 Vragen religieuze leiders ....... 187
222
INDEX
Jodin aanvaardt Messias ............ 107 Johannes de Doper (De geest van Elia in - ) ................................. 49 Jozua bediening.......................... 122 Jukebox dreun café ..................... 50
M Maagkwaal 1947........................... 94 Mais (Steelt - van broertje) ........... 27 Maranatha Park Tabernakel ......... 62 Marrion (Is – de vrouw van Branham?) ............................... 60 Marrion is 2e voornaam ............... 75 Massa psychologie ........................ 67 Messias (Teken van de - )............ 172 Methodisten pastor (gunst) .......... 39 Mevr. Temple (onderwijzeres) ...... 27 Mohammed of Jezus? ................. 146 Mokerslag (Alles al gesloten) ....... 78 Moody Bijbel Instituut (Jodin) .... 162 Moordenaar-stier (Zoals bij - ) .... 144 Mozes (Twee tekenen zoals -) ...... 32 Mozes (Zoals Ik met - geweest ben...) .................................... 119 Mozes' teken slechts éénmaal .... 193
K Karmel uitdaging India ............... 190 Keizersnede (geboorte Sara) ........ 35 Ketting (Man aan - ) ................... 103 Klerksdorp (Aardbeving?)............. 83 Klerksdorp (Koude front) ............. 82 Klerksdorp (Tropische storm) ....... 82 Klerksdorp of Johannesburg ........ 79 Koekenpan als slee ....................... 27 Koning (U zult bidden voor koningen) ................................ 31 Koning Saud (Dineren met - ) ..... 183 Kooplieden (Vreemd, geen - ) ...... 77 Kopp (Pastor Leroy - )................... 24 Korachs gedachte ......................... 80 Koran of Bijbel ............................ 146 Krishna geroep ........................... 101 Kritiek (Te vatbaar voor - ) ......... 111 Kritiek Nederlands Hervormde predikant ................................ 68 Kruis (Kom af van het - ) ............. 142 Kruis (Schaduw op muur) ........... 154
N NATIONAAL COMITÉ - betaalt 2 maand rondreis ...... 60 - uit 3 grootste denominaties .. 60 Nazorg pas bekeerden ................ 107 Nederlands Hervormde Kerk (Ouderling - ) ........................... 68 Nehru (President - ) acht Branham ziek ........................................ 185 Nervositeit (Mevr. Shane)............. 41
L Leer (Dezelfde - door openbaring) .............................................. 198 Leger (één reusachtig - ?) ........... 194 Licht rond hoofd van patiënt........ 21 Lichtflits (Jongen onder -) ............ 65 Lichtgloed rond Christen .............. 21 LIEDEREN Geloven alleen ...................16, 54 Lijfspreuk Willie Upshaw ............ 11 Luidsprekers (Stadspark Durban) . 96
O Onbuigzame leiders (ten aanzien van God Zelf) ......................... 111 Onderscheiding (Verzwakt door Bovennatuurlijke - ) ............... 112 Onderscheiding altijd perfect ...... 174 Onderscheiding door een visioen . 34 Onderscheiding zal slechts Gód
223
INDEX
verheerlijken, door................. 151 Onderwijzen meer in campagnes232 Onderwijzing beperkt tot grondleerstellingen ............... 195 Ongerechtigheid Amorieten ....... 180 Oog (Elk - zal Hem zien) .............. 175 Oogst (Nieuwe - Christenen) ...... 197 Opdracht (Engel legt - uit) ............ 32 Opdracht herhaald........................ 30 Opdracht uit wervelwind .............. 29 Opname & Grote Verdrukking .... 173 Opname (dan God naar Joden) ... 152 Opname als de laatste gered is ... 180 Oranje brilmontuur (Arts) ............. 22 Overhemd (zonder - naar school) . 27 Overwinning (Hebt u - ?) .............. 42
PROFETIE "U zult leven..." ....................... 14 Eigenaardige vogel voorzegd .. 76 Meisje met litteken voorzegd . 76 Purper overhemd voorzegd .... 75 Shreveport - komt uit .............. 84 Programma (God zet Zijn eigen op.) ........................................ 166
R Rassenscheiding Zuid Afrika ......... 64 Rassenscheidings wetten Durban . 97 Reclame ( - kosten: duizenden dollars) .................................... 74 Redding (Ieder heeft recht op - ) .. 51 Redding is voorbij als de Geest is weggegaan .............................. 49 Reisschema of gehoorzamen........ 84 Rev. ( - Velmar stopt Branham) .. 159 Rev. Dr. Pilai (India) bij Bill thuis . 154 Rev. Hall (Zegt af namens 'The Voice of Healing') .................. 159 Rev. Leroy Kopp (Film) ............. 148 Rhodesië of Zuid Afrika................. 63 Roberts (Oral - ) resultaten ......... 195 Roken en drinken (Br.Delbert) .... 113 Roken, onheilig, in droom ............ 60 Rome (Branham bezocht Paulus’ gevangenis in - ) .................... 170 Rome (Tentsamenkomst in - ). ... 171
P Paulus' schipbreuk ...................... 118 Paus (waarom audiëntie met afgezegd) ............................... 170 Paus. (Noem niemand 'vader' ..... 171 Pers (Goede recensie van de - ) .... 72 Persoonlijke gesprekken thuis ...... 25 Pilai (Aartsbisschop Dr. - ) ........... 154 Pinksterkerken (Vier – waren de hoofdsponsors)........................ 67 Piramide en hoeksteen ............... 171 Politiek in Chicago conventie ...... 159 Polshorloge stopt .......................... 32 Portugal. (Diner met president - ) ............................................... 170 Prediking met opzet eenvoudig .. 160 Presidentskandidaat (Upshaw) ...... 13 Presidentskandidaat 1932 ............ 20 Priester moet zalven voor de dood ............................................... 163 Profeet (Dan ben ik valse - ) ........ 163 Profeet (Dat ik - ben...) ............... 134 Profeet beloofd aan zieke vrouw: . 95 Profeten (Twee kwalificaties) ..... 172
S Safari (Sidney Jackson op leeuwenjacht) ......................... 59 Salontafel (Barst in - ) ................. 148 Samaritaanse vrouw ..................... 21 Satans valstrik (Shreveport).......... 84 Saudi Arabië (Diner met koning) 174 Sceptisch door andere prediker . 135 School herinneringen ................... 27
224
INDEX
Sigaret (Rookt Branham - ?) ......... 60 Spiegel (Gebroken - aan appelboom gespijkerd) .............................. 26 Sportarena (Naar -) Kimberley..... 89 Spreken (Hij doet het - , niet ik) .. 57 Spreken, tot wie? ......................... 52 Stadsklev (Julius - . Legerpredikant) ................................................ 61 Stop de auto! ............................... 80 Studie-Steun (Upshaw) ................ 13 Sudan Missions (Hoofd van - ).... 146
Upshaw (Levensgeschiedenis) ...... 12
V Valse profeet (Ik ben - als...)....... 190 Vatikaanstad (Rondleiding - ) ...... 171 Verdoemd of vergeven... .............. 52 Vergeving vragen voor kritiek ....... 53 Vertalers (15 - ) ........................... 100 Vertaling in 15 talen...................... 97 Verwerpen van voorziening .......... 55 VICARIUS FILLI DEI ............... 171 Vijanden arm in arm ................... 105 Virusziekten identificeren ............. 33 VISIOENEN - komen ongevraagd .............. 136 - openbaren ............................. 32 "Man zal sterven" ..................... 73 3 Gebeurtenissen voorzegd ..... 73 3 uur lang............................... 121 300.000 bezoekers in Bombay campagne ......................... 186 5 appels is 5 maanden ............. 45 Afdruk hand op overhemd ...... 70 Altijd tijdens gesprekken ......... 25 Amerikaanse vrouw met sokken en stropdas....................... 199 Andere zalving dan prediken ... 21 Appel eet appels ...................... 44 Astma, ziekenhuis-onderzoek en auto ongeval....................... 48 Auto tegen boom..................... 66 Begrafenis NH vrouw ............. 101 Begrafenis vrouw ................... 103 Binnen 24 uur voetjes recht .. 164 Blinde vrouw mist het ........... 106 Bosworth ziek in Afrika .......... 169 Bus uit Durban ......................... 64 De zwevende Bijbel (Hand. 27) ......................................... 118 Dochter Rev. Schoeman in dokters spreekkamer ......... 69
T Tegenwoordigheid (Is zich bewust van zijn - )................................ 48 TEKEN - voor Zd. Afrika was de genezing van F. Nightingale .............. 37 Bovennatuurlijk - aan de hand ......................................... 232 Het - van de Messias onder hen ......................................... 194 Opeisen onder het - . ............ 154 Twee zwarten bij eucalyptus .. 86 Tweede Bloedprop Mevr. Malicki ... 34 Tekenen (Jood) Wijsheid (Griek)149 Tekenen (Twee - ) ........................ 32 Teleurstellen (mensen - of God?)112 Thomas predikte in India ........... 183 Toekomst getoond in visioen ....... 34 Tradities en Bijbel (Verschil onderwijzen tussen - ) .......... 195 TWEEDE TEKEN Mevr. Malicki (Bloedprop) ...... 34 Twijfel maakt genezing moeilijker 20 Twijfels (Niet verrast over - ) ........ 67
U Uitdaging in India
225
INDEX
Gaten in vloer boren ............... 19 Geen controle over -................ 15 Gehandicapte bezorgd over zijn broer ................................ 104 Graven onder treurwilg (G.Wright) ........................ 165 Hartkwaal mevr. Foerie ........... 83 Hindoevrouw met TB............. 101 Hoe ze verschijnen .................. 21 Hoofdpijn, zwakte, hartkwaal, beroep ................................ 47 Howards graf getoond ........... 160 In boot op groot meer ........... 132 In ziekenhuisbed ...................... 29 Inboorling op baar ................... 94 Jonge vrouw in keuken .......... 164 Jongen valt van hooiberg......... 18 Lijst van - bijgehouden .......... 200 Maagkramp tijdens - ............... 97 Man met CHEVROLET jack ..... 126 Man met secretaresse ........... 127 'Man met stok' gebeurt ........... 87 Man wil slaan met stok............ 86 Motorboot op meer .............. 137 Onbegrepen - is een test ....... 138 Onbegrip over leiding door - ... 78 Operatie Andrea Schoeman .... 69 Operatie, 7 ribben verwijderd, sanatorium ......................... 47 Rev. Baxter contra - ............... 137 S. Jackson getoond .................. 73 Sara's genezing ........................ 57 Schele Zoeloe jongen............. 102 Tiener auto ongeval ................. 66 Uitleg - boot op meer ............ 137 Val van gele hond .................. 104 Van Durban- naar India campagne ......................... 117 Vervulling (Meisje met litteken) ........................................... 77 Vervulling purper kleed ........... 76 Vervulling visioen van wilde
pauw .................................. 77 Visioen onthult gruwelijke waarheid .......................... 124 Vrouw genezen van artritis ..... 67 Zag hem onder beukenboom 126 Ziekte van kleurling ............... 134 Ziet Jezus Christus ................... 30 Ziet leven van zon-aanbidder 189 Ziet zichzelf in visioen.............. 51 Ziet zoon op drinkgelag ......... 153 Visum afgewezen (Politiek) ....... 169 Voice of Healing (verwijderd uit conventie - ) .......................... 159 Voorbede om leiding .................. 200 VOORBEELDEN De electrische stroomdraad .... 17 Politie bij gokkast... ................. 50 Vraagteken (Duivel zet altijd - ) .... 55 Vrachtwagens vol krukken etc. ... 105 Vuur stopt leeuw .......................... 99 Vuurbal bij doop in Ohio .............. 30 VUURKOLOM - flitste vlak voor hem. ............ 66 Boven bed stervende moeder ......................................... 163 Boven oude man ..................... 18 Gezien door N.H. ouderling ..... 68
W Water (Als - door lichaam)............ 66 Wekker op 4 uur ........................... 44 Welkom (Geest van - zijn) ........... 21 Werken (Dezelfde - doen) .......... 146 Wervelwind (Stem uit - ) .............. 29 Wespennest (Botsing met - ) ...... 144 Whisky (De dood van Charles ) ..... 26 Wil (Toegelaten - of volmaakte - ) 85 Witte Huis (i.v.m. Upshaw) .......... 19 WONDEREN ’U kunt nu lopen, congressman’ ........................................... 24
226
INDEX
Bloed, vuur en rookzuilen ..... 197 Darmkanker F. Nightingale ..... 13 Doof-stomme genezen ......... 186 Drie rugbreuken weg .............. 66 Gebroken rug van Frank Shoemaker......................... 11 Grootste wonder: Billy Paul .. 158 In Pinkstergemeente Portugal ......................................... 170 Kanker, hartkwalen, diabetes, epilepsie, doofheid enz...... 57 Man met kanker ................... 127 Mevr McDowell (Kanker) ...... 165 Ongelovigen "Laat een wonder zien!" .. 142 Op slag genezen (Kreupel) .... 104 Twee maal zoveel - ............... 176 Twijfels over - ......................... 67 Verlamd zwart kindje .............. 23 Woord (geschreven - ) betwijfelen55 Woord (Gesproken - ) betwijfelen 55 Wright (George - ) stervend ....... 160
ZO SPREEKT DE HEERE Ga staan en loop. ..................... 24 Mooi weer voor Billy Paul........ 86 Niets dan moeite, totdat... ...... 81 U zult leven! (W. Hall) .............. 45 Uw zoon zal in orde zijn ......... 163 Zoeklicht (Engel met -) ................ 118 Zonde (Kenmerken van - ) ............ 40 Zonde (Onbeleden - ) .................. 125 Zonde (Overwinning over - ?) ....... 42 Zonde tegen huwelijksgeloften .. 125 Zonde, om niet te geloven .......... 151 Zondig niet meer, opdat... ............ 55 ZUID AFRIKA - Die situatie herhaald ........... 138 10 weken - 120 diensten ....... 107 500.000 in 11 steden ............. 107 Boek Julius Stadsklev ............. 212 Bosworth ruikt jalousie .......... 169 Landing belemmerd................. 61 Maranatha Park Tabernakel .... 62 Parallel Paulus' schipbreuk .... 121 Samenstelling bevolking .......... 63 Visum 12 dagen ongeldig ........ 62 Visum afgewezen................... 169 Zwakzinnig (Geestelijk - ) ............ 142 Zwart laken volgt u ..................... 151 Zwart verlamd kindje .................... 22 Zwarte mensen (Meer - dienen?) 83
Z Zalven voor leven of dood.......... 163 Zalving (Gevoel onder - ) .............. 57 Zalving (Wat is deze - ) ............... 134 Zalving 20-30 min. doorstaan....... 22 Zalving eindigt met visioen .......... 22 Zendingswerk gestopt (Mevr. Baker) .............................................. 166 Zendingswerk Israël (Lewi Pethrus) .............................................. 150 Zenuw-inzinking ........................... 33 Zenuwziekte (Mevr. Shane) ......... 41 Ziekenhuis (Onderzoek W.Hall) .... 55 Ziekenhuizen open ....................... 71 Ziekte (Amoebae - Branham) ..... 109 Ziektekiem (Als veroorzaakt door - ) ................................................ 32 Ziel verlaat deze wereld ............... 53
227
228
BOVENNATUURLIJK: Het leven van William Branham - door Owen Jorgensen
KORTE SAMENVATTINGEN van boek 1, 2, 3, 4, 5 & 6
BOEK 1:
De Jongen en Zijn Ontbering (1909 – 1932) Vanaf het moment dat William Branham geboren werd, had hij een ongewoon leven. Geplaagd door armoede en verwerping, werd hij een nerveus kind. Ongebruikelijke dingen bleven in zijn leven gebeuren, verbijsterende en geestelijke dingen… maar hij dacht pas aan God toen hij veertien jaar oud was, toen hij bijna beide benen verloor bij een ongeluk met een jachtgeweer. Terwijl hij op sterven lag in een plas bloed, zag hij een afschuwelijk visioen van de hel – hij zag zichzelf steeds dieper wegvallen in die wereld van verloren en dwalende zielen. Hij riep tot God om genade en op wonderbaarlijke wijze werd hem een tweede kans gegeven. Een kans die hij later bijna in gebreke bleef om te grijpen.
BOEK 2:
De Jongeman en Zijn Vertwijfeling (1933 – 1946) Als jonge voorganger worstelde William Branham ermee om zijn eigenaardige leven te begrijpen. Waarom was hij de enige prediker in de stad die visioenen zag? Toen God hem in 1936 voor het eerst riep voor evangelisatie door het hele land, weigerde hij aan deze roep gehoor te geven. Dit moest hij duur bekopen: hij verloor zijn vrouw en dochtertje aan tuberculose. De visioenen bleven komen. Predikers vertelden hem dat deze visioenen van Satan kwamen. Wanhoop dreef hem er uiteindelijk toe, om in de wildernis God te zoeken, waar hij van aangezicht tot aangezicht een ontmoeting had met een bovennatuurlijk wezen. De engel gaf hem een opdracht van God, om een gave van Goddelijke genezing aan de volken van de wereld te brengen. Toen William Branham tegenwierp dat de mensen niet zouden geloven dat werkelijk een engel hem had bezocht, zei de engel, dat hem twee bovennatuurlijke tekenen gegeven zouden worden om zijn roeping te 229
bevestigen. Dan zouden ze moéten geloven. En geloven deden ze!
BOEK 3:
De Man en Zijn Opdracht (1946 – 1950) Meteen nadat de engel William Branham had bezocht en hem had gezegd, dat hij geroepen was om een gave van genezing aan de volken van de wereld te brengen, verscheen het eerste teken: wanneer hij de hand aanraakte van iemand die leed aan een ziekte die veroorzaakt werd door een ziektekiem, dan ontstond er een lichamelijke reactie in zijn hand. Binnen twee maanden na zijn opdracht had de buitengewone gave van William Branham nationaal de aandacht getrokken. Met duizenden stroomden de mensen naar zijn samenkomsten, waar hij redding en Goddelijke genezing predikte in de Naam van Jezus Christus. Wonderen gebeurden in overvloed. Sinds de dagen dat Jezus door Galilea trok, demonen uitwerpend en allen die ziek en aangevochten waren, genezend, was de wereld nog geen ooggetuige van zoiets geweest. Toch vroegen sommigen zich nog steeds af, of deze nederige man werkelijk een ontmoeting met een engel had gehad. Toen verscheen het tweede teken… en toen moésten ze wel geloven!
BOEK 4:
De Evangelist en Zijn Erkenning (1951 – 1954) William Branham is een paradox in de hedendaagse geschiedenis. Beginnend in 1946 sprong zijn bediening in minder dan zes maanden van onbekendheid tot het verkrijgen van nationale aandacht. En ondertussen ontstak het een groot wereldwijd opwekkingsvuur van geloofs-genezing. Hij bereikte dit resultaat met behulp van een unieke gave – een bovennatuurlijk teken, dat mensen zo verbaasde, dat ze er acht op gingen slaan. Al spoedig trok het de belangstelling van Christenen over de gehele wereld. Tussen 1951 en 1954 hield William Branham de grootste Christelijke samenkomsten in de geschiedenis tot die tijd: ongeveer 300.000 mensen in één bijeenkomst in Bombay, India. De vraag naar zijn diensten in Amerika en overzee leek onverzadigbaar te zijn. Maar William Branham was niet tevreden. Er scheen iets mis te zijn. Lange tijd wist hij niet wat het was, maar tegen het eind van 1954 wist hij het. Er zou een verandering moeten komen in zijn bediening. 230
BOEK 5:
De Leraar en Zijn Verwerping (1955 – 1960) De internationale bediening van William Branham had drie hoofdfasen. In het eerst was hij in staat om ziekten te onderscheiden door een bovennatuurlijk teken in zijn hand. Later kon hij op grond van visioenen ziekte en andere zaken onderscheiden. Tussen 1946 en 1954 namen door zijn prediking meer dan 500.000 mensen Jezus Christus aan als hun Redder – en er is geen manier om te kunnen schatten hoeveel miljoenen hun genezing ontvingen vanwege zijn gebeden. Toen hij bespeurde dat de mensen de geestelijke hoogten en diepten die Gods Woord en Geest hen aanbood, niet aannamen, voelde William Branham dat de Geest van God hem riep om meer te doen. Hij wist dat de mensen om uiteenlopende redenen naar zijn samenkomsten kwamen. Menigeen kwam, omdat men geloofde dat de Geest van Jezus Christus aanwezig was. Anderen kwamen uit nieuwsgierigheid en vanwege de spanning, precies zoals de mensen te hoop liepen om te zien hoe Jezus de zieken genas en wijn, brood en vis vermenigvuldigde. Maar het waren de onderwíjzingen van Jezus die de wereldgeschiedenis veranderden. William Branham voelde dat God hem riep, om meer te onderwíjzen tijdens zijn geloofsgenezings-campagnes. Hij geloofde dat zijn bediening een bestendige en nuttige bijdrage kon leveren aan de Christelijke gemeente. Vanaf 1955 onderwees hij niet alleen Goddelijke genezing, maar ook andere facetten van Gods Woord. God gaf hem een visioen over een nieuwe fase in zijn bediening – een „derde trek‟ (om de woorden van de engel te gebruiken) – die alles zou overtreffen wat God ooit in het verleden door hem heen gedaan had. Het was onontkoombaar dat sommigen hier aanstoot aan zouden nemen.
BOEK 6:
De Profeet en Zijn Openbaring (1960 – 1965)
231
GEMEENSCHAP VAN CHRISTENEN Kwartelweg 3A 8191 AP Wapenveld Nederland
E-mail:
[email protected]
232