Deventer: Geschiedenis Tijdens ons 100 jarig bestaan in 1993, heeft de heer G. Grootoonk lid van onze seniorencommissie, in zes delen in ons afdelingsblad de “Zuid-West Sallander” een beknopte weergave gegeven van wat er zoal in 100 jaar is gebeurt in het vakbondswerk, dit willen we u niet onthouden!
1893 BOUW- & HOUTBOND FNV 1993 Bij een jubileum is het de gewoonte dat men terug kijkt op de afgelopen jaren, maar met een terugblik over 100 jaar zou je een boekwerk kunnen schrijven, maar dat doen we dus niet. Wel wil ik graag zo maar wat losse grepen uit het verleden van het vakbondswerk in Deventer de revue laten passeren.
Niet zwaarwegende droge kost maar soms met een komische noot, kortom ik zal proberen een beeld te schetsen hoe de bestuurders in die tijd bezig waren en op welke manier zij de belangen van hun leden behartigden. Op vele gebieden verschilt deze tijd van nu enorm met die van toen en daarom zal, vooral bij de jongeren de zaken waarover men toen praatte en het taalgebruik soms lachwekkend overkomen. Dat is in mijn ogen een grote vergissing, je moet het zien in de context van die tijd. De “mannen van het eerste uur” legden de basis voor een vakbeweging zoals wij die nu hebben! Het “instituut Scholing en Vorming” bestond toen niet, naast een vaak korte schoolopleiding werkten deze mensen zelf na een lange arbeidsdag ‘s avonds nog aan hun eigen ontwikkeling om in woord en geschrift het te kunnen opnemen tegen de “meer geletterde tegenpartij”. Tot zover deze korte inleiding Onze afdeling Deventer bestond in 1993 dus honderd jaar. Op 1 maart 1893 is zij ontstaan vanuit de Timmerliedenvereniging D.V.V. (Door Vereniging Verbetering) Deze sloot zich op 1 november 1901 aan bij de Algemene Nederlandse Timmerliedenbond. In het afdelingsorgaan “De Timmerman” van 20 november 1901 werd door de secretaris W. Enterman een oproep gedaan: Nieuwe leden te werven en niet door laksheid of lauwheid maar denken, och dat zullen de anderen wel voor mij opknappen. Neen kameraden, op ten strijde, laten wij toonen vereenigd te zijn en ons niet laten afschrikken met het looze argument, de tijd is er niet naar, dus ons best gedaan opdat de vereeniging te Deventer een tijdperk van bloei tegemoet moge gaan”. In dat zelfde jaar zond men “een adres” aan de Gemeenteraad van Deventer waarin “men de vrijheid nam U Edelachtbare Heeren beleefd te verzoeken eenige wijzigingen te willen brengen in de tot heden opgenomen voorwaarden in bestekken voor werken door de gemeente aan te besteden”. Enkele punten waren o.a. het minimumloon voor vaklieden a 17 cent per uur, opperman en grondwerker 14 cent per uur. Alleen de steenhouwer sprong er uit met 20 cent per uur. Verder de maximum werktijd van 11 uur per dag te rekenen tussen de uren van ‘s morgens 5 uur tot ‘s avonds 9 uur. Dat tenminste 80 procent der werklieden ingezetenen der gemeente moesten zijn en dat ten hoogste 20
procent der werklieden beneden de leeftijd van 18 jaar mogen zijn. Dat geen onderaanbesteding van werklieden mogen plaats hebben. Dat arbeidsloon voor Zaterdagmiddag onder werktijd 12 uur in gepast geld wordt uitbetaald. “Bescheiden maar met aandrang werd het Geachte College verzocht het verzoek in ernstige overweging te willen nemen!” Aldus een stukje arbeidsvoorwaarden onderhandelingen anno 1901. Zo rond de jaren 1916 en 1917 (tijdens de eerste wereldoorlog) voerden de vakbond zowel landelijk als in de afdeling Deventer loonacties. Uit “De Timmerman” van 2 maart 1916 een artikel onder de kop “Een Erkenning staat o.a.: “Onze loonactie ‘s zijn noodzakelijk met het oog op de duurte der levensmiddelen.” Dit argument werd ook gedeeld door anderen, blijkens een artikel in het orgaan van de Utrechtsche Patroonsvereniging “Plichtsbesef, zij schrijven: “Het is voor ons echter ten eenenmale een raadsel hoe deze menschen nog met dezelfde loonen die Zij in 1914 en 1915 genoten kunnen rondkomen. Hun gezinnen verarmen totaal, dat kan niet anders afthans wanneer er niet spoedig verbetering komt” In “De Timmerman” reageerde men als volgt: “Dit mogen de Patroons die onze aanvragen afwijzen zich wel eens voor gezegd houden”! en als bewijs plaatste de schrijver onderstaand overzicht:
STAAT VAN UITGAVEN VOOR EEN GEZIN UIT MAN, VROUW EN ZES KINDEREN A. Huishuur en Levensmiddelen Huishuur f 2,75 Aardappelen f 2,50 Groenten f 0,45 Boon en erwten f 0,40 Rijst f 0,10
Vet f 1,00 Vleesch f 0,45 Kaas f 0,30 Boter f 0,07 Zout f 0,75 Brood f 3,50 Koffie f 0,50 Thee f 0,20 Suiker f 0,25 Melk f 0,63 Mosterd en peper f 0,05 Totaal A f 13,90
B. Kleeding en Onderhoud: Kleeding f 1,00 Brandstoffen f 0,75 Licht f 0,75 Zeep f 0,20 Soda f 0,06 Blauwsel f 0,03 Gloor f 0,021/2 Stijfsel f 0,10 Poetspomade f 0,021/2 Kachelpotlood f 0,03 Schoensmeer f 0,03 Lucifers f 0,05 Petroleum f 0,09 Sajet f 0,35 Tabak f 0,10 Sigaren f 0,10 Kerkgeld f 0,25
Schoolgeld f 0,20 Contributie f 0,25 Busgeld f 0,60 Schoeisel f 1,00 Totaal B f 5,99 Totaal A en B f 19,89 In deze becijfering is geen post opgenomen voor vermeerdering van gezin evenmin als slijtage van het huisraad alsmede beddengoed, etc. Ook zijn niet meegerekend het scheergeld voor de man en de uitgaven voor het haarsnijden der kinderen en ook niet versterkende middelen bij ziekte. Welke timmerman verdient een loon van ongeveer f 20,00 per week? Immers, slechts enkelen of liever……. bijna geen!
Ook in de afdeling Deventer was men zeer actief bij deze loon actie’s, in de onderhandelingen met de Patroonsorganisatie’s de zeer moeizaam verliepen. Dan weer wilden zij de arbeidstijd niet met een 1/2 uur per dag inkorten, dan weer moest de loonsverhoging in twee keer uitgesmeerd worden. Toen de Patroons in een brief lieten weten, “dat zo men geen 11 uur per dag wilden werken, zij ons de 2 cent verhooging weer aftrokken” besloot het afdelingsbestuur zich niet langer door de Aannemersbond als kwajongen te laten behandelen en dat de leden gewoonweg niet langer als 10 1/2 uur per dag zullen werken. “De geest in de afdeeling is de geheele winter uitstekend geweest, vergaderingen werden door 70 a 80 procent der leden bezocht wat een zeer groot percentage mag heeten.”
Tenslotte werden de leden opgeroepen de enkele timmerlieden die nog ongeorganiseerd rondliepen bij de bond te brengen. “Wij zijn reeds sterk, maar het kan nog sterker. Ook mag van nu af aan geen timmerman langer werken dan 10 1/2 uur per dag, laat alle leden dit goed onthouden”. Over de 10 1/2 urendag is nogal wat gesputterd. Hierover een citaat uit “De Timmerman van 8 juni 1916. “Het merendeel der patroons kan niet begrijpen waarom we toch korter willen werken. Hoe meer vrije tijd de timmerlieden hebben, hoe meer ze thuis kunnen ploeteren, zeggen ze. De Patroons schijnen niet te weten - of willen het niet weten - dat juist die thuiswerkers hun vriendjes zijn, de ongeorganiseerden. Er loopen bij ons zoo’n 10 of 15-tal van die z.g. “vaste” knechtjes, die er wel bij zijn als er opslag gegeven wordt, maar zich bij hun organisatie aansluiten, daar voelen ze niks van hebben. Deze klaploopers werken meest bij elkaar bij eenige ongeorganiseerde patroons, die het meest klagen over thuiswerken. Als de heeren patroons te Deventer evenzoo sterk tegen beunhazerij zijn gekant als wij; geven we hen in overweging om ’t volgend jaar in de collectieve arbeidsovereenkomst daarvoor een verbod op te nemen, en dan tevens het verplicht lidmaatschap van de organisatie. Dan is er een zekere waarborg tegen beunhazerij getroffen en zal de bedrijfstoestand, doch dan ook de arbeidsvoorwaarden verbeterd worden. Men houde daarop den aandacht eens gevestigd.” Het onvermijdelijke moest een keer komen, n.I. stakingen om de looneisen te realiseren. In de afdeling Deventer was het op maandag 10 maart 1919 zover. Zo schreef: “De Timmerman” op 25 maart 1919.
“Bij de bouwmaatschappij voorheen J.A. v. Linschoten giste het al geruime tijd. Deze maatschappij weigerde n.l. de loonen welke door de Deventer Patroons betaald werden, eveneens te betalen. Tot het de werklieden daar werkzaam, ongeveer honderd in getal zoodanig begon te verdrieten dat zij maandag 10 maart besloten niet meer aan den arbeid te gaan, een daad gezien dat zij
zonder inmenging van de betrokken vakbonden, door de afdeelingsbesturen werd ontraden. Dit had tot gevolg dat het voornemen niet werd uitgevoerd en de arbeiders wel aan den arbeid bleven, waarop maandagavond een gecombineerde vergadering werd gehouden met de besturen waar het besluit viel dat den daaropvolgende dag een bezoek bij den patroon zou worden gebracht om van deze gedaan te krijgen, dat de gestelde eisen tot betrekking van minstens hetzelfde loon als in Deventer algemeen betaald wordt, zou worden ingewilligd.” Vervolgens ging “De Timmerman” verder: “Werd deze eisch niet ingewilligd dan zou Dinsdagavond nog de staking geproclameerd worden. De patroon, iemand die uitmunt door onwelwillendheid tegenover de arbeiders - mijnheer had tevoren zoo al eens honend gevraagd aan zijn arbeiders: “Wel, gaan jullie nu haast staken?” - weigerde te voldoen aan het gevraagde en zoo was de staking een feit. Lang heeft zij intusschen niet geduurd. Vrijdag kwam bericht, dat de eischen waren ingewilligd, dat een dag staken door den patroon zou worden vergoed en dat geen rancune maatregelen zouden worden genomen. Een goed succes dus voor onze mensen te Deventer. Moge het voor de patroons in Deventer, die geen van allen uitblinken door bijzondere toeschietelijkheid, ook een les wezen en deze staking hun leeren dat er met de arbeiders niet te spotten valt” Solidariteit was ook in de beginjaren van de vakbond en bij de leden van de afdeling Deventer een begrip. Dit kunnen we lezen in een - voor de tijd van nu - uniek stukje in “De Timmerman” van 8 Februari 1916.
DEVENTER OPROEP OM STEUN! Half December is onze bondsmakker H. Pikkerij overleden. Hulpeloos nalatende zijn vrouw en vier jonge kinderen. Daar Pikkerij een onzer beste werkers was en zelfs zijn zwakke gezondheid opofferde voor onze bond, zijn wij aan zijn nagedachtenis verplicht voor zijn vrouw en kinderen te helpen zorgen. Daar onze afdeling ook reeds tijdens zijn ziekte zijn huisgezin ondersteunde, zijn wij vrijwel uitgeput, waarom wij nu een beroep doen op Uw solidariteit gevoel. Wij verzoeken U daarom beleefd ons te steunen door iets bij te dragen uit Uwe Afdeelingskas. Ook persoonlijke bijdragen worden gaarne aanvaard. Bij voorbaat onzen dank.
Gelden worden gaarne ingewacht bij J. Veneklaas, Boxbergerweg 87 in Deventer. De ontvangen gelden worden verantwoord in “De Timmerman. W.J. v. ‘t Sant, Voorzitter J. Hofman, Secretaris.
“Na drie maanden was er ongeveer ƒ 9O,OO opgehaald door de verschillende afdeelingen uit den lande!” Het ledental van de bond groeide gestaag, de bouwvakker werd er zich van bewust dat alleen met een sterke vakorganisatie men een vuist kon maken. Onder de kop “BOVEN DE 7000” lezen we dat de bond op 1 mei 1916 het ledental van 7038 heeft bereikt en “de Afdeeling Deventer had toen 101 leden waarvan er 25 in militaire dienst. Bondsmakkers, laten wij zorgdragen dat de wensch naar 7500 leden spoedig tot werkelijkheid zal worden verheven. Laat ieder van ons met kracht gaan werken om het begeerde getal te bereiken.” Ook de R.K. Timmerliedenbond “Sint Joseph” was in de jaren rond en na de eerste Wereldoorlog aktief voor zijn leden. Hun devies was: “Beginselvast zij onze Bond In ‘I strijdperk vastberaden, Bereid tot hulpe elke stond, Met woorden en met daden” En die woorden en daden bracht in 1918 de afdeling Deventer tot 46 leden, ook zij voerden strijd op het front van de uurlonen die voor een timmerman op3O cent per uur kwam, zo lezen we in een jaarverslag. Verder vermeld men dat er: “kleine akties hebben plaats gehad, die soms wel eens aan den vermakelijken kant waren. Bijvoorbeeld bij de bouw van een woonhuis, daar bemoeide zich vooral de vrouw van de principaal er mede. Maar een kort oogenblik van staken
- een half uur - was voldoende om de aannemer duidelijk te maken dat het toch niet zoo zonder meer met groote woorden in orde kwam.” Ik heb geprobeerd een indruk te geven hoe de vakbonden en zijn leden streden voor een menswaardig bestaan. Ik wil nu aandacht besteden aan de huisvesting en woontoestanden van de arbeidersgezinnen je die tijd. De woningtoestand was in de beginjaren van 1900 ronduit slecht. Optrekjes die nauwelijks zonlicht ontvingen en waren via nauwe gangetjes en steegjes vaak moeilijk te bereiken. Eenkamerwoningen, soms voorzien van donkere alkoven. Het is onvoorstelbaar hoe in dergelijke kleine behuizingen de gezinnen leefden, vooral bij de arbeiders waren de gezinnen vaak groot. Veel huiseigenaren wilden deze grote gezinnen niet huisvesten omdat ze bang waren dat de woning spoedig uitgeleefd zouden zijn Dit ondervond een bekwame timmermansknecht ook iedere keer. Als er weer een kleine kwam had Derk er een ledikantje bij getimmerd en was er wel ergens een plekje gevonden. Maar nu was er werkelijk geen plaats meer en moest hij uitzien naar een grotere woning. Als hij meende wat te hebben gevonden, vroeg de huisbaas altijd hoe groot zijn gezin was en waar hij werkte. Maar steeds schoot hij ernaast, hij kreeg geen andere woning. “Iej mot is ‘n beetjen liegen wat oew kinderen betreft, iej mot der minder opgeven dan iej der hebt, dat schee1t” werd hem aangeraden. Zo gezegd, zo gedaan en waarachtig, hij kreeg een huis. Hij kreeg een vrije dag, de handkar van z’n baas en ‘s avonds sliep het hele stel in het nieuwe huis. Alleen Derk sliep die eerste nacht niet zo goed, zijn geweten plaagde hem. De eerstvolgende zaterdagavond bracht hij met lood in de schoenen de huur, maar er gebeurde niets. Wel een week later, toen barsste bij de voordeur de huisbaas al los en maakte hem uit voor een grote leugenaar. Onthutst en beschaamd stond hij er bij. De huisbaas foeterde maar door en besloot eindelijk. “Iej wisten toch donders goed da’j gien vieve maor tiene hadden?” Derk maakte een wanhoopsgebaar en zocht naar woorden. En ineens kwam het eruit. “Maor meneer, dat weet iej toch ook wel aj gaot verhuzen weet ie neet waor de rommel vandan kump”. De huisbaas keek hem aan alsof hij het in Keulen hoorde donderen, siste woest “stik” en smeet hem de deur voor de neus dicht.
Pas rond de jaren ‘20 zijn woningbouwverenigingen opgericht die zich ten doel stelden betaalbare woningen te bouwen voor de arbeidersklasse. De (rooie) woningbouwvereniging Onze Woning onder leiding van de eerst gekozen voorzitter W. Enterman, tevens vakbondsbestuurder, begon in 1925 met de bouw van de eerste 25 woningen. Deze woningen zijn in de Voorstad op de voormalige Kolk van Zandvoort gebouwd. Deze naam is in het vergeetboek geraakt maar de straatnamen Stappestraat, Nico de Cusastraat en de Bierstraat zijn beter bekent. De huur was f 4,00 per week. Ongeveer in diezelfde tijd begon de R.K. Woningbouw vereniging Sint Joseph ook in de omgeving van de Bleekstraat met de bouw van woningen, zodat aan een vaak miserabele toestand van wonen voor de arbeidersgezinnen - want zo mag dat toch wel genoemd worden -een einde kwam. De jaren ‘30 kennen wij, de oudere generatie, als de crisisjaren. Grote werkloosheid in het land, ook in Deventer. De crisis kondigde zich pas goed aan in 1932 met de ondergang van de ijzergieterij Nering-Bogel. Dit leidde tot het eerste massa ontslag in Deventer. Vele mensen stonden van de ene op de andere dag op straat. De ondersteuning voor de werklozen werd verlaagd en in 1935 telde Deventer 6200 werklozen. Ook in de bouw sloeg de werkloosheidsgolf toe waardoor veel bouwvakkers zonder werk kwamen. Bij de opgerichte “stempellokalen” stonden lange rijen mannen die zich elke dag moesten melden, steeds op een ander tijdstip om maar te voorkomen dat hij naast zijn “uitkering” (teveel om dood te gaan en te weinig om te leven) er een stuiver bij zou grijpen. Alsof dat zo makkelijk ging! Dat de arbeider niet te beroerd was om te werken en op alle manieren probeerde om weer aan de slag te komen bewijst het volgende verhaal: Een werkloze bakker liep tijdens de marktdag op de Brink met een groot bord waarop stond: WIE HELP MIJ AAN WERK ONVERSCHILLIG WAT, IK BEN BEKEND MET BANKETBAKKEN,
EN BEN EEN BESCHAAFD EN GOED VERKOPER!
Hij boekte succes want hij kreeg werk als loper bij de Coöperatiewinkel aan de Stromarkt! Zoals gezegd, de ondersteuning was van dien aard dat in de gezinnen armoede en honger werd geleden. Door het verstrekken van margarine, goedkope groente en vlees in blik trachtte het Plaatselijk Crisiscommitee de ergste nood te lenigen. Bekend in die jaren was een Duitse schlager waarop een satirische tekst over dit onderwerp werd geschreven dat zo klonk:
“Bij mir bist du schon, we leven van de steun, we leven van het crisiscommitee. We eten vlees uit blik, al van een ouwe sik, we eten erwtensoep, het lijkt wel koeiepoep!” En de gevleugelde woorden van minister Colijn: “Aanpassen klinkt onze generatie nog met woede en gramschap in de oren. Door middel van werkverschaffingsprojecten moesten de werklozen aan de slag. Zo maar “de hand ophouden” was er niet bij, vond de regering. Een groot project in Deventer was in 1934 het ontginnen en ophogen van de Bergweide. Het zou werk geven aan 300 man, die twintig gulden per week konden verdienen. Maar dat viel tegen, het jaar daarop in 1935 was het loon al teruggebracht tot twaalf a~ dertien gulden per week. Er werkten daar mannen die nog nooit een schop in de handen hadden gehouden, ze waren volkomen rechteloos en aan de willekeur van de opzichters overgeleverd. Door het slechte eten en het zware onwennige werk konden velen dit niet meer aan. In een oude school aan de Spinhuissteeg werd in 1934 gestart met het geven van cursussen voor jonge werklozen. Daar konden zij zich omscholen op een vak waar misschien meer kans voor een baan was. Dit haalde echter ook niet veel uit. De vakbonden en ook de Bouwbond van de afdeling Deventer maakten een moeilijke
periode door. De patroons vonden door de grote werkloosheid een “stok achter de deur” om de werknemer er steeds op te wijzen “Als het je niet aan staat, dan ga je maar!” Daarnaast gebeurde het dat het lidmaatschap werd opgezegd omdat de contributie te bezwaarlijk werd, vooral als men zonder werk kwam. Al met al geen rooskleurig beeld in deze aflevering van de geschiedenis 100 jaar afdeling Deventer, maar het werd nog erger. Donkere wolken van oorlogsdreiging pakten zich boven Europa. In Duitsland, dat na het verlies van de Eerste Wereldoorlog, eveneens met een enorme werkloosheid kampte, stond ene Adolf Hitler op die het ontevreden volk met zijn gebral, schone beloften gaf van welvaart en één groot Duitsland. Het nazidom kreeg meer en meer gestalte en openlijk dreigde deze dictator de gehele wereld met oorlog. Eerst stelde hij “orde op zaken” in eigen land, de “Kristalnacht” de aanzet tot de jodenvervolging, en degenen die het niet met hem eens waren, verdwenen in de concentratiekampen. En toen had hij het in zijn steeds feller wordende en oorlogszuchtige toespraken steeds over"Lebensraum” voor het “Deutsche Herrenvolk”! In ons land werd zodoende de aandacht van de nog steeds heersende werkloosheid afgeleid door deze oorlogsdreiging. Ons leger mobiliseerde en veel dienstplichtigen werden opgeroepen. De spanning steeg met de dag. Kon Nederland zich net als in 19141918 neutra opstellen of zouden wij nu ook in het oorlogsgeweld meegesleurd worden? Op een stralende voorjaarsochtend, 10 mei 1940, werden wij met de neus op de feiten gedrukt. De Duitsers vielen ons land binnen, Nederland was in oorlog. Vijf dagen ging het Nederlandse leger de ongelijke strijd aan, toen moest het capituleren en wachtte de bevolking van Nederland een tijdperk van onderdrukking, intimidatie en terreur die vijf jaar zon duren. Over die rampzalige jaren wil ik niet verder uitweiden, zij die het hebben meegemaakt weten nog heel goed hoe dat was terwijl de jongere generatie het in vele boeken die er over zijn geschreven terug kan lezen. We beperken ons tot de geschiedenis van de Bouwbond en onze afdeling. Liet de Duitse bezetter eerst het verenigingsleven en de vakbonden ongemoeid, aan het begin van het tweede oorlogsjaar toonde het zijn ware gezicht. De besturen van de bonden werden, wilden zij voortbestaan, gedwongen naar de pijpen van de nazi’s te dansen en dat was het begin van bet einde van de vakbeweging. Met hen die nog probeerden zich te verzetten werden korte metten gemaakt. De bevrijding van vijf jaar bezetting kwam voor Deventer op 10 april1945. Via Schalkhaar en Brinkgreven kwamen de Canadezen de wijken in de Voorstad binnen en daarna volgde de rest van de stad.
Nadat de bevrijdingsroes was verdwenen en plaats maakte voor de realiteit, begonnen ook de vakbondsmensen van toen met het weer op poten zetten van de afdeling. Deze mannen, ik wil ze hier met name noemen, waren: Jan Seuter, Harm Timmer, Mannes Wiltink, Dick Rijks en Harm Zwanepol. De afdelingsadministratie, die door bestuurslid Martens in de oorlogsjaren verborgen was gehouden om dit niet in handen van de bezetter te laten komen, bevatten de gegevens waarmee men weer aan de slag kon. Tijdens de eerste na-oorlogse bijeenkomst waar genoemde bestuurders zich mochten verheugen in een grote opkomst van leden die bereid waren de afdeling van “hun bond” weer nieuw leven in te blazen, werden uit de vergadering nog twee leden aan het bestuur toegevoegd, te weten Henne Pessink en Jo Kroes. Men begon met veel elan en voortvarendheid, immers na de vijf donkere jaren die achter ons lagen, wilde iedereen een betere wereld. Nooit geen oorlog meer en werken aan de wederopbouw van ons land. Het “werkloosheidspook” van voor 1940 is verdreven, ook in de bouwwereld, want door het oorlogsgeweld was er in ons land onder andere een groot gebrek aan woningen. De bouwvakker kon dus aan de slag!
In de laatste fase van de oorlog waren er mensen die al plannen en ideeën hadden uitgewerkt die betrekking hadden op de vakbeweging na de bevrijding. Men had elkaar gevonden, met name in het verzet tegen de nazi’s streden Kerksgezinden-Socialisten en Communisten naast elkaar en dat moest zich ook in de vakbeweging (als deze na de oorlog weer kon verschijnen) voortzetten. Want alleen één grote vakbond kan een vuist maken was hun mening, zij waren de crisisjaren met al zijn armoede en ellende van vele werklozen rond 1930/40 nog niet vergeten. Zo ontstond de E.V.C. (Eenheids Vakcentrale). De geschiedenis heeft ons geleerd dat dit een utopie was, want de Katholieke Christelijk vakbonden en het N.V.V. gingen (net als voor de oorlog) elk op hun eigen terrein aan het werk. De tijd voor samenwerking was nog lang niet rijp, de verschillen waren nog veel te groot. Ook onder de bouwvakkers in Deventer waren er wel die in deze E.V.C. iets zagen en de Algemene Nederlandse Bouwbedrijfbond (ANB) verlieten. Dit bleek echter van korte duur te zijn, men kon zich
achteraf toch niet vinden in “deze club”, mede doordat er veel mensen met een communistische ideologie in zaten en wat dictatuur betekend lag iedereen nog vers in het geheugen. Intussen ging het afdelingsbestuur met grote voortvarendheid aan de slag, elke woensdag waren de bestuurders op pad om hun collega’s in de bouw lid te maken van de bond en het ledental groeide gestaag. De wens om een eigen kantoor te bezitten werd steeds groter en ook noodzakelijker, termeer omdat Jaap v.d. Meulen als P.V.er aangesteld, zijn werk bij gebrek aan kantoorruimte, aan huis moest verrichten. De verzilvering van snipperdagen gebeurde “in de voorkamer” van een ander bestuurslid was het niet ongewoon dat iemand ’s avonds tegen tien uur nog aanbelde om een paar bonnen te kunnen verzilveren! Met de grote vakantieverzilvering werd een zaaltje gehuurd in “Het Hoekhuis”, kortom geen ideale werksituatie. In 1953 was het dan zover, aan de Brinkgreverweg kon met gepaste trots het afdelingskantoor van de Algemene Nederlandse Bouwbedrijfbond worden geopend en de bovenwoning van het pand werd door de familie v.d. Meulen betrokken, die zat nu zogezegd “boven op zijn werk”! Later hebben Jan en Hil v.d.Tuuk met kroost er tot 1986 gewoond en nu vinden Wim en Jo van Norde er hun stekje. Een lang gekoesterde wens was in vervulling gegaan en is de Brinkgreverweg nummer elf een vertrouwd adres geworden. In die vijftiger jaren begon het bestuur ook met een bijdrage te vragen voor de “oudere leden” tijdens de bonnenverzilvering, van de opbrengst werd toen een levensmiddelenpakket samengesteld en een gezellige middag georganiseerd. Dit groeide later uit tot de nu nog traditionele uitgaansdag in september met onze 65+ ers, elk jaar weer een weerzien van oude collega die één dag weer helemaal onder elkaar zijn, en herinneringen van toen worden opgehaald.
Eveneens in 1953 vierde de afdeling Deventer haar 60- jarig bestaan en voor deze gelegenheid maakten een aantal leden, timmerlieden in hun vrije tijd wringerbokken (voor de was, centrifuges kende men toen nog niet) huishoudtrapjes en naaiboxen die tijdens de jubileumviering “in de verloting gingen.” Aardig te vermelden dat het benodigde materiaal werd “losgepeuterd” bij houthandel Stoffel en aannemer Evers stelde zijn werkplaats en machines beschikbaar.
Hoe stond het nu met de werkgelegenheid voor de bouwvakker uit onze afdeling? Wel, met nog steeds grote achterstand op het gewenste woningbouwprogramma schatte men toen nog dat het minstens tien jaar zou duren voordat het woningtekort opgeheven zou zijn. Om meer woningen te bouwen begon men steeds meer flats “uit de grond te stampen” en ook in Deventer verschenen de eerste flats aan de Nilantstraat, deze waren voorzien van een geiser en douche het geen voor die tijd een ongekend comfort betekende. Kortom de wederopbouwperiode 1960 zette zich in met de grote bouwstroom o.a. Keizerslanden, Zandweerd en Borgele en dat betekende veel werk voor de vaklieden in de bouw. Ook in onze afdeling van de A.N.B. was er in deze periode volop activiteit op vele fronten, ondermeer de werving van nieuwe leden had veel aandacht, immers nu was de tijd rijp om de ongeorganiseerde mensen op de bouw te benaderen om lid te worden van de vakbond en met veel overredingskracht gingen de mensen van “de propagandacommissie” op pad. Vooropgesteld dat het niet de bedoeling is iemand te kort te doen wil ik toch twee namen noemen: Jan v.d. Tuuk en Koen Holzel, een duo dat zich op dit terrein op een “zeer eigen manier” heel verdienstelijk hebben gemaakt en aan de groei van de afdeling een groot aandeel hebben gehad. Een aardige anekdote wil ik hier nog vermelden. Dit tweetal ging ook op bezoek bij leden van de afdeling die voor korte of langere tijd in het ziekenhuis verbleven, terwijl zij in een geanimeerd gesprek waren met de aan de beterende hand zijnde patiënt verscheen een lieftallig verpleegstertje in de deuropening met het verzoek “Wil het bezoek afscheid nemen”. “Tuurlijk meid” riep koen en gaf het verbouwereerde zustertje een dikke pakkerd op haar blozende wangen. Stom verbaasd keek zij het tweetal na, dat zich op de gang nog vriendelijk nawuivend naar de uitgang begaf.
Het scholing en vormingswerk kreeg in die tijd ook in onze afdeling gestalte, niet alleen volgden geïnteresseerde leden cursussen in bondscentra´s (o.a. in Epe) maar ook op het afdelingskantoor werden gespreksgroepen gehouden waarop men in discussie ging over verschillende onderwerpen uit de maatschappij en daar kon het s´ avonds soms “goed krullen” bij verschi1 van mening met name tussen de oudere “vooroorlogse”
vakbondstman en de opkomende jongere generatie, maar leerzaam was het altijd. De animo onder de leden van de vakgroepen was groot genoeg om telkens weer mensen in te schrijven. De afdeling Deventer was toen ook al een “goede leverancier” voor de aangeboden cursussen en kaderopleidingen. Niet voor niets heeft de afdeling uit zijn gelederen in de loop der jaren vier districtsbestuurders geleverd namelijk Harm Timmer, Henny Spijker, Henk Kooy en Jan Bruins, en daar mogen we best een beetje trots op zijn. Dat de economie en de daarmee samenhangende werkgelegenheid “net zo veranderlijk is als het weer” heeft de geschiedenis ons vaak genoeg geleerd en ook in de jaren ‘70 werden wij in ons land met de neus op de feiten gedrukt. De werkloosheidscijfers stegen met de regelmaat van de klok. Ook in de bouwnijverheid begon het op alle fronten te rommelen. In de eerste “Zuid West Sallander”, het afdelingsblad dat in 1975 “het levenslicht aanschouwde”, lezen we o.a. • Dat in het M.E.V. verslag van het Centraal Planbureau welke tegelijkertijd met de Miljoenennota is verschenen, kan het Centraal Planbureau helaas geen positieve verwachtingen opstellen voor de bouw in 1976. • Dat de werkgevers tegen de doorberekening prijscompensatie in de lonen zijn, de vakbonden N.V.V. en N.K.V. op het standpunt staan dat de koopkracht onverkort gehandhaafd moet worden. • Dat bij het loonoverleg tussen werkgevers en werknemers een “grimmige stemming” heerst!
Ook het stokpaardje van de werkgevers “zwart werken” werd weer opgezadeld. Onder de kop: “Merkwaardige situaties in en rond de bouw” kunnen wij het volgende lezen: • Menig arbeidsbureau heeft even veel aanvragers voor bouwvakkers als voor werkloze bouwvakkers staan. • Door de afschaffing aftrekbaarheid van de onderhoudskosten en (aan woningen) wordt er zwart gebouwd bij het leven. • Menig bouwvakker loopt liever in de W.W., de sociale uitkering aangevuld met zwarte klusjes levert meer op dan werken in loondienst.
Dit waren zo maar wat losse grepen uit publicaties die spanning van dat moment aan gaven. Ook in onze afdeling maakte men zich zorgen over de gevolgen van de stagnerende werkgelegenheid in de bouw in en om Deventer. In de sector stadsvernieuwing zou nog enige werkgelegenheid worden ontwikkeld, maar dat zou bij lange na niet opwegen tegen de inkrimping in de andere sectoren. De gevolgen bleven dan ook niet uit, in diverse bedrijfstakken ontstond er onrust en braken er stakingen uit, ook in Deventer werd er op twee bouwwerken gestaakt. Een ander probleem was dat van de malafide onderaannemers op de bouwplaats. Het bleek dat eveneens in Deventer in de bouw door de hoofdaannemer gebruik werd gemaakt van malafide onderaannemers. Het verontruste afdelingsbestuur zond een schrijven aan de gemeenteraadsleden om er voor te zorgen dat bij de bouw van woningen in opdracht van de gemeente, architect en hoofdaannemer niet met malafide onderaannemers in zee zouden gaan. Wethouder v.d. Meulen zegde een gesprek toe met het dagelijks bestuur van onze afdeling wat uiteindelijk resulteerde in de aanbieding van een conceptplan met bestekbepalingen waarin de malafide onderaannemer van de bouw uitgesloten kon worden. De wethouder was bereid het gehele plan over te nemen en dit voor te leggen aan college, gemeentecommissie en raadsleden. De Federatie. Een gebeuren in de geschiedenis van de vakbeweging. Op het congres Oktober ‘75 werd de federatie tussen de beide bouwbonden N.V.V. en N.K.V. een feit en met de uitwerking hiervan gingen de afdelingen alom in den lande aan de slag. Dat het niet direct van “een leien dakje” zou gaan werd al gauw duidelijk, het was dan ook niet simpel om de juiste verhoudingen in samenwerking en bestuursvorming te vinden, laat staan de principiële bezwaren. Ook in onze afdeling ondervond men dat. Na een eerste gesprek in November ‘75 traden er toch meningsverschillen op die de verdere voortgang van de federatie bijna een jaar stagneerden. Maar de gesprekken kwamen weer op gang en één van de eerste vormen
van samenwerking was de zomerverzilvering van de vakantiebonnen in onze afdeling. “Het heeft echt zijn tijd nodig” en “er is een groeiproces nodig” twee uitspraken uit die tijd, de samenwerking in deze periode was er één van vallen en opstaan maar geleidelijk aan kwam er schot in, de spreekuren werden samen gerund, de propaganda werd samen gedaan en het afdelingsblad “de Zuid West Sallander” werd omgezet in een federatieuitgave.
In 1979 kwam het besluit het federatieve werk om te zetten in een zware federatie. N.K.V. leden konden voortaan volledig terecht op bet kantoor Brinkgreverweg 11, dat de naam kreeg van F.N.V. kantoor. Maar toch, het bleek nog steeds een kwestie te zijn van vallen en opstaan, de jaarvergadering in Maart ‘79 werd “door omstandigheden” apart gehouden. Na toelichting van de voorzitter omtrent de gang van zaken met de federatie werd na verhitte discussie toch besloten van N.V.V. kant alles te proberen om de federatie door te laten gaan. Ook op de vergadering van het N.K.V., enkele weken later, gooide een lid van die afdeling de “knuppel in het hoenderhok” bij zijn vraag om uitleg omtrent de federatie en ook daar een hevige discussie. Men besloot een aparte vergadering te beleggen. Daar bleek dat vier bestuurders principiële bezwaren hadden om in F.N.V. verband verder te gaan werken. Uit de vergadering werd het bestuur aangeboden om kandidaat bestuurders te zoeken, waarna het viertal bestuurders zouden aftreden. Al deze strubbelingen, waren echt niet uniek voor de afdelingen in Deventer, in tegendeel, landelijk kenden men problemen rond de federatie eveneens. Maar zie, in Oktober 1981 besloot men op het congres in Rotterdam dat de federatie in een grote bond zou overgaan en wel De Bouw-en Houtbond F.N.V.! De fusie was dus echt feit! Rond de tachtiger jaren manifesteerde zich overal grote onrust over de werkgelegenheid in ons land. De werkloosheidscijfers logen er niet om en men was nog steeds niet bij machte deze terug te dringen. In tegendeel, de toenmalige minister van economische zaken van Aardenne beweerde glashard in een interview “Zij die willen, vinden wel werk, het duurt alleen iets langer”. Deze opmerking aan het adres van 400.000 werklozen noemde Den Uyl “Het toppunt van cynisme”.
Ook Deventer kende een groot aantal werklozen in de bouw. De stadsvernieuwing met name in de oude binnenstad zat in het slop. Het college van B en W miste tot ergernis van onze afdelingsbestuurders de nodige voortvarendheid om daar het bouwproject op gang te brengen. Aldus ging de Bouwbond over tot een ludieke actie op het braakliggende terrein aan bet huidige Burseplein. Daar verscheen de “klaagmuur” waarop de veelzeggende tekst: Met bureaucratie in de Raad, komen alle bouwvakkers op straat”!
Bij een daar geplaatste caravan kon de werkzoekende bouwvakker zich inschrijven voor de W.W. uitkering en zijn uitkering verder regelen. Er volgde diezelfde dag nog met de terplaatse verschenen wethouder Maas een gesprek dat o.a. resulteerde in de toezegging spoed achter de zaak te zetten en zomogelijk bij de bouw de Deventer Aannemers te betrekken. Dat reeds ‘s middags een shovel verscheen om de eerste grond werkzaamheden te verrichten was veelbetekenend voor deze actie! Binnen het jaar was het complex gerealiseerd! Een spraakmakende actie waarin onze afdeling nauw betrokken was vond plaats op 3 April ‘84, de bezetting door het personeel van bet Bouwbedrijf Hardonk en Ebenau. Dit vanouds Deventer bedrijf dreigde door een mislukte fusie meegesleurd te worden naar een faillissement. Ook hier werd weer het bewijs geleverd dat wanneer de georganiseerde bouwvakker met zijn bond er de schouders onderzet hij niet is overgeleverd aan de willekeur van grote bouwmaatschappijen en kartels. Een uniek gebeuren dat als resultaat had, behoud van de volledige werkgelegenheid van alle 24 werknemers en het voortbestaan van een goed geleid en gezond bedrijf. Intussen bleek dat het afdelingskantoor niet meer voldeed aan de gestelde eisen. Het Sociaal Fonds Bouwnijverheid stelde een representatieve werkplek als voorwaarde om de taken goed te kunnen vervullen. De gunstige ligging van ons kantoor voldeed aan die eis maar intern was aan het gebouw
het nodige te doen. Een bouwcommissie, bestaande uit 2 kaderleden en de adm./PV-er maakten een interieurplan wat bouwtechnisch een behoorlijke verbouwing betekende. Ook het interieur moest volledig worden vernieuwd. In september 1988 begon de verbouwing en werden wij tijdelijk gehuisvest bij de collega’s van de Vervoersbond FNV aan de Schoutenweg. De betrokkenheid van de afdeling bij deze verbouwing betekende ook dat onze afdeling hierin zoals men dat noemt: “Een dikke vinger in de pap” had. Om het kostenplaatje wat te drukken staken we zelf ook de handen uit de mouwen en zo begon “onder eigen beheer” het hak en sloopwerk in de kelderruimte waar ondermeer gietijzeren rioleringsbuizen moesten verdwijnen. Uiteraard in vrije tijd. Zo ging op een zaterdagmorgen een stel zeer enthousiaste bestuurders en kaderleden met de kangohamer de muur tussen het kantoor en het naastgelegen bankgebouw te lijf met het gevolg dat op een zeker moment het stil alarm van de bank overging. De gevolgen laten zich raden; Politieauto’s met gierende banden op de Brinkgreverweg! Het kostte onze nietsvermoedende slopers veel overredingskracht om de politiemensen te overtuigen dat zij geen “bankrovers” waren die via de kelder de bank wilden kraken maar “goudeerlijke bouwvakkers”! Het resultaat na enkele maanden van noeste arbeid mocht er zijn. In Februari 1989 werd door de Bondspenningmeester de heropening verricht. Dit kantoor kon de toets van “Het visitekaartje van onze afdeling” glansrijk doorstaan!
Ik ben nu aan het eind gekomen van 100 jaar Afdelingshistorie. We hebben intussen ons honderdjarig jubileum gevierd. Een stijlvolle goed bezochte receptie op 6 Maart en de festiviteiten werden afgesloten met een grootse feestavond op 24 September in de “Leeren Lampe” te Raalte. Bij een korte inleiding aan het begin van dit verhaal schreef ik, dit wordt geen boekwerk maar zo wat losse grepen uit de geschiedenis van het vakbondswerk in Deventer. Maar als je hiermee begint, dan merk je al gauw dat er zo veel op je afkomt dat het moeilijk wordt een keus te maken. Ik onderken dan ook terdege dat de lezer (vooral hij, die een groot aantal vakbondsjaren achter de rug heeft) onderwerpen of gebeurtenissen uit die tijd in dit verhaal mist. Het zij zo!
De intentie was “in vogelvlucht door de jaren 1893-1993 te scheuren” kanttekeningen van strijd, blijheid over bereikte resultaten, onmacht soms en met hier en daar een komische noot. We gaan weer een tijd tegemoet, waar het zich laat aanzien dat er weer strijd geleverd moet worden. Alleen met een groot percentage georganiseerde bouwvakkers in onze afdeling, gemotiveerde bestuurders en indien nodig een stuk solidariteit kunnen we laten merken dat de 100 jarige afdeling om de drommel “Niet oud is”!! Tot slot dit nog; Ik heb het met veel genoegen geschreven en hoop alleen nog dat jullie het met evenveel genoegen weer eens terug lezen! Gé Grootoonk