DESTEP - hulp bij zorgvuldig denken
Projectgroep GBZM
DESTEP - Hulp bij zorgvuldig denken
APS is een toonaangevend onderwijsadviesbureau op het gebied van leren, onderwijsvormgeving, schoolontwikkeling en leiderschap. Via advies, training, coaching en projectleiding werken we met docenten en leidinggevenden aan duurzame vernieuwing. Onze aanpak is geënt op wetenschappelijke inzichten, deelname aan innovatieprojecten en ervaring in de praktijk van alledag. We werken met 120 trainers/adviseurs.
Inhoud 1 .
g id le In
5
2.
Demografische ontwikkelingen
9
3.
Economische en marktontwikkelingen
11
4.
Sociale en culturele ontwikkelingen
12
5.
Technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen
14
Colofon
6.
Ecologische ontwikkelingen
16
‘Goed Bestuur Zichtbaar Maken’ (GBZM) is een onderzoek- en ontwikkelings project van APS dat wordt uitgevoerd in 2011 en 2012. Het project wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
7.
Politieke en institutionele ontwikkelingen
18
8.
Het lokaliseren van DESTEP
20
9.
Bronnen
23
Leden van de projectgroep GBZM zijn: Teja van der Meer, Monica Robijns, Jacqueline Schoones, Gert van den Ham, Boudewijn van Velzen (projectleider) en Maurice van Werkhooven. Informatie via Karen van Essen (030 28 56 625,
[email protected]). Titel Auteur Redactie Vormgeving Foto omslag Druk
DESTEP - hulp bij zorgvuldig denken Boudewijn van Velzen Boudewijn van Velzen APS, studio marie Shutterstock ZuidamUithof Drukkerijen
© APS Utrecht, gewijzigde herdruk november 2012
DESTEP - HULP BIJ ZORGVULDIG DENKEN
3
1. Inleiding Het project GBZM streeft naar het ontwikkelen van bouwstenen voor een robuust strategisch beleid voor schoolorganisaties. Bouwstenen zijn door toekomstscenario’s gelegitimeerde strategische uitspraken in termen van zowel de gewenste resultaten als de daarvoor benodigde organisatie en investeringen. Om die bouwstenen te kunnen bepalen gebruiken we een scenariomethodiek (Nekkers, 2006). Door middel van scenario’s verkennen scholen hun toekomst. Een scenario is geen voorspelling maar een zo gezamenlijk mogelijk ontworpen en denkbare toekomst. Het werken aan en met scenario’s is een uitdagende, creatieve maar ook een ambachtelijke opgave. Bij het werken aan en met scenario’s toetsen we het proces voortdurend aan zes principes, die we hier kort herhalen: 1. denk met zorg, 2. denk toekomstgericht, 3. denk in systemen, 4. denk in onzekerheden, 5. denk in alternatieven en 6. denk in verhalen. Zorgvuldig denken (het eerste principe) houdt onder andere in dat we gebruikmaken van data, van feiten. Die feiten helpen ons om niet te verdwalen in wenselijkheden en dromerijen – hoewel die in het proces van scenario-ontwikkeling zeker een belangrijke rol spelen. Om feiten te achterhalen doen we onderzoek. In Eerst goed kijken... De dynamiek van scholen-in-ontwikkeling (1994) citeert Nijs Lagerwey de dichter C. Buddingh’:
DESTEP - HULP BIj ZORGVULDIG DENKEN
5
Minigolf spelen is een uitstekende training voor een dichter men moet eerst goed kijken en daarna pas slaan
Het is in diezelfde geest dat we u uitnodigen om aan de slag te gaan. De feiten die we nodig hebben moeten ons helpen om inzicht te krijgen in de omgeving waarin de schoolorganisatie verkeert. Nekkers onderscheidt twee soorten omgevingen: de contextuele omgeving en de transactionele of werkomgeving. Dat laatste betreft alles waarmee de organisatie direct van doen heeft: leerlingen, ouders, concurrerende scholen, zorginstanties, bedrijven, leveranciers, enzovoorts. Maar ook factoren die direct van invloed zijn op wat de organisatie doet en kan: locatie, gebouw, bekostiging, subsidiëring, lokale overheid, marktvraag. De organisatie kan in deze omgeving zelf iets doen, de organisatie kan er invloed op uitoefenen. Om relevante feiten in de werkomgeving te achterhalen doen we onderzoek – de nulmeting is een eerste stap. Zo nodig kunnen we de informatie die daarin staat nog aanvullen (zie figuur 1 op p. 7). Op de contextuele omgeving kan een schoolorganisatie maar heel beperkt invloed uitoefenen. Die omgeving is gegeven en is in veel opzichten heel bepalend voor het gedrag van mensen in de transactionele omgeving. Leveranciers zullen bereid zijn om de prijs te laten zakken als het behouden van marktaandeel in tijden van economische tegenslag belangrijker wordt dan het opkrikken van de omzet. Scholen zullen soms bereid moeten zijn om een opslag te geven aan docenten die een vak geven waar een grote behoefte aan is. Kennis van omvang en aard van uitbreidingsplannen zal bepalend zijn voor beslissingen over sluiten, fuseren of samenwerken, maar ook over het onderwijsconcept dat past bij de te verwachten leerlingpopulatie. Goed zicht op de feiten in de contextuele omgeving kunt u alleen verkrijgen door die omgeving te onderzoeken.
6
DESTEP - HULP BIj ZORGVULDIG DENKEN
Figuur 1 (ontleend aan Nekkers, 2006)
Demografische ontwikkelingen
Economische en marktontwikkelingen
Directe marktvraag
Concurrenten Leveranciers
Het eigen bedrijf of organisatie
Vervangende producten/ diensten
Distributiekanalen Sociale en culturele ontwikkelingen
Politieke en institutionele ontwikkelingen
Partners
Ecologische ontwikkelingen
Technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen
Het verzamelen van feiten kent in beginsel geen einde – en vandaar dat we adviseren om ons te beperken tot een zestal categorieën. We zijn vooral geïnteresseerd in: Demografische ontwikkelingen, Economische en marktontwikkelingen, Sociale en culturele ontwikkelingen, Technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen, Ecologische ontwikkelingen en Politieke en institutionele ontwikkelingen. De hoofdletters samen maken het acroniem ‘DESTEP’. Welke categorieën door u onderzocht moeten worden hangt af van het kernprobleem en de kernvraag waarmee u aan dit traject bent begonnen. Het gaat erom dat uw scenario’s (en dus ook de strategische uitspraken die u gaat doen) wortels hebben in de feitelijke werkelijkheid waarin uw organisatie zich moet ontwikkelen.
DESTEP - HULP BIj ZORGVULDIG DENKEN
7
In deze brochure presenteren we een aantal ontwikkelingen die voor de toekomst van schoolorganisaties in Nederland van groot belang zouden kunnen blijken. Of dat zo is in uw situatie kunt alleen uzelf bepalen in de regionale en lokale context van uw eigen organisatie. Een paar voorbeelden: Krimp van leerlingaantallen zal optreden, maar niet overal in dezelfde mate. Er zijn ook regio’s waar de leerlingaantallen zullen stijgen. Landelijk gaat het gesprek over de opbrengsten van onderwijs vooral over taal- en rekenopbrengsten. Lokaal wordt bepaald of ‘21e eeuw vaardigheden’ of menselijke waarden niet ook gerekend moeten worden tot opbrengsten. In de volgende paragrafen introduceren we de zes categorieën van DESTEP, met een paar vragen die u zouden kunnen helpen bij het zoeken naar feiten die in uw geval van groot belang zijn. Daarna vindt u aanwijzingen over de wijze waarop u het beeld dat uit die paragrafen naar voren komt kunt lokaliseren.
2. Demografische ontwikkelingen
De bevolking van Nederland zal nog toenemen van 16,7 miljoen nu tot 17,8 miljoen in 2025. Vergeleken met eerdere prognoses neemt de verwachte bevolkingsgroei af. Van de toename van 1,1 miljoen zal een belangrijk deel een migranten-achtergrond hebben – het gaat vooral om tweede- of derdegeneratiemigranten. Dat komt onder andere doordat de gezinnen van migranten in het algemeen groter zijn. Deze gezinnen gaan zich ook meer spreiden over het land, op zoek naar grotere en betaalbare huizen in randgemeenten. Vanuit andere delen van het land voorzien we een toestroom naar de Randstad: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere. Grof gezegd: de stad wordt voller, het platteland leger. Maar hoe die toestroom is samengesteld is ongewis – zo op het eerste gezicht zal het gaan om studenten, alleenstaanden en hoogopgeleiden die graag leven en werken in stedelijke centra. Gebieden waar de bevolking hoe dan ook zal krimpen zien we in de noordelijke provincies, Limburg, de Achterhoek en Zeeland. De steden in die gebieden kunnen een afwijkend patroon laten zien. Hoewel landelijk gezien de leerlingaantallen afnemen in het komende decennium (po 8%, vo 2%, mbo 7%) kan alleen lokaal worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, dat verschijnsel optreedt. Een andere trend is vergrijzing. De actieve beroepsbevolking neemt af en een groot aantal leerkrachten verlaat het onderwijs de komende drie tot zes jaar. Dat leidt tot een tekort in 2016 van 3000 voltijdbanen in het vo. Daarmee samenhangend kunnen we verwachten dat jonge leraren specifieke eisen gaan stellen aan hun werkomgeving.
8
DEsTEp - HuLp Bij zoRGvuLDiG DENkEN
DESTEP - HULP BIj ZORGVULDIG DENKEN
9
De schoolorganisatie die haar personeel wil behouden zal daaraan tegemoet moeten komen. In welke mate voorziet u dat deze ontwikkelingen relevant zijn voor de toekomst van uw organisatie? Welke zijn dat dan precies? Wat is hun impact op het gedrag van de actoren in de werkomgeving? Raken ze alle onderdelen van de organisatie in gelijke mate? Beschikt u over een cijfermatige onderbouwing?
3. Economische en marktontwikkelingen Er is in elk geval sprake van een recessie, een teruggang van de economische groei. Dat is voor ons allemaal wennen na decennia van toenemende groei en daarmee samenhangende welvaart. Overigens is de recessie wereldwijd gezien een regionaal probleem, met name voor Europa en Noord-Amerika. De economieën van Brazilië, Rusland, India en China groeien als kool. Voor het voortgezet onderwijs is van belang dat de recessie van invloed zal zijn op het nationaal inkomen en daarmee op het geld dat beschikbaar is voor onderwijs. Tot nu toe is onderwijs relatief ontzien – de bezuinigingen hier steken bescheiden af bij de 20% die bijvoorbeeld in Engeland werd geschrapt in de begroting. Ook zullen de inkomens de komende jaren niet of nauwelijks toenemen, waardoor eventuele bijdragen van ouders onder druk komen te staan. En de banken houden vooralsnog het geld stevig vast, omdat het ophogen van financiële buffers prioriteit heeft. Het krijgen van betaalbaar krediet is moeilijk. Het zal hoe dan ook de komende jaren niet eenvoudig zijn geld te vinden voor investeringen in nieuwe strategieën. Wat zijn de mogelijkheden van uw organisatie om nieuwe investeringen te financieren? Heeft de organisatie toegang tot reserves of fondsen die investeringen mogelijk maken? Of voorziet u dat het al een hele kunst zal zijn om het hoofd boven water te houden?
10
DEsTEp - HuLp Bij zoRGvuLDiG DENkEN
DESTEP - HULP BIj ZORGVULDIG DENKEN
11
4. Sociale en culturele ontwikkelingen Een belangrijke trend in de afgelopen decennia is individualisering – mensen willen in toenemende mate de mogelijkheid hebben om zelf te bepalen welke weg ze gaan. Al lang bestaande instituties en collectiviteiten hebben minder invloed op het denken en doen van de mensen. Maar ook hier geldt dat dit regionaal heel anders kan uitpakken. Dat neemt niet weg dat leerlingen hun weg zullen moeten vinden in een samenleving waarin bijvoorbeeld de arbeid heel anders georganiseerd zal zijn. Al dan niet tijdelijk door het leven gaan als zzp’er of flexwerker zal normale praktijk worden. In plaats van collectiviteit wordt connectiviteit belangrijk: ben ik aangesloten bij de juiste netwerken, weten de juiste mensen me te vinden? Nederland is hoe dan ook een multiculturele samenleving geworden. Dat stelt hoge eisen aan het vermogen van alle 17 miljoen Nederlanders om te leren omgaan met die realiteit, op zodanige wijze dat ieder het leven kan leiden dat hij voor ogen heeft. Een soms verwarrend proces waarin verschillende naast elkaar bestaande culturen flink kunnen botsen. In scholen zien we dat bijvoorbeeld weerspiegeld in de discussie over het fenomeen ‘straattaal’, de uitdrukking van de cultuur die buiten de school en het gezin door jongeren (al dan niet met een migrantenachtergrond) wordt ontwikkeld. In toenemende mate zullen beide ouders werken. De druk op scholen (zowel in po als vo) om een grotere rol te spelen als medeopvoeders zal toenemen. Goed opgeleide en mondige ouders zullen zich vaak opstellen als kritische consumenten.
12
DEsTEp - HuLp Bij zoRGvuLDiG DENkEN
Welke sociaal-culturele ontwikkelingen zijn relevant voor de scenario’s die u gaat ontwikkelen, uiteraard in samenhang met de kernvraag waarmee u aan dit traject bent begonnen? Wat is specifiek voor uw regio en voor de doelgroep(en) van de organisatie? In welke mate vallen de dominante normen en waarden van uw organisatie samen met die van de omgeving waarin u opereert?
DESTEP - HULP BIj ZORGVULDIG DENKEN
13
5. Technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen Alle ogen zijn gericht op de verbazingwekkend snelle ontwikkelingen in de informatietechnologie. Zowel de snelle verspreiding van ‘hardware’ (de apparatuur) als daarbij behorende ‘software’ (de programma’s die met die apparaten kunnen worden gebruikt) maken het niet eenvoudig voor de mens (soms aangeduid als ‘wetware’) om te blijven bepalen wat wel en niet relevant is. In het onderwijs gaat het om de vraag of veranderingen technologiegedreven zijn, dan wel onderwijsgedreven. In het eerste geval passen we het onderwijs aan bij de technologie die binnenkomt; in het tweede geval zoeken we technologie die past bij het onderwijsconcept dat we hebben gekozen1. Actueel is de vraag of we overgaan op onderwijs zonder methode met bijbehorende boeken en werkbladen, en zelf methodes gaan ontwikkelen met behulp van informatie die beschikbaar is op internet. Jongeren zijn meer dan wie ook geneigd om direct aan te haken bij elke nieuwe ontwikkeling op het gebied van de informatietechnologie. Ze besteden er uren per dag aan, en kiezen daarmee voor een levensstijl die heel anders is dan die van de generatie voor hen. Technologie is meer dan informatietechnologie. In de chemie, biologie, neurologie, elektronica worden toepassingen ontwikkeld die grote invloed zullen hebben op het leven van de mensen. Veel is toegespitst op het automatiseren van handelingen die tot nu toe door mensen worden gedaan, en dat heeft uiteraard gevolgen voor toekomstige werkgelegenheid.
Nieuwe technologie kan veelbelovend zijn, maar heeft ook een kostenkant omdat een eenmaal ingeslagen weg voortdurend nieuwe investeringen kan vragen om bij de tijd te blijven. Naast technologische ontwikkelingen spelen voor het onderwijs ook wetenschappelijke ontwikkelingen een rol. Met name de neurobiologie doet opgang, mede omdat het nog maar van recente datum is dat hersenen al werkend in ogenschouw genomen kunnen worden. MRIscans lijken een bron van informatie te zijn. Auteurs als Dick Swaab, Margriet Sitskoorn, Eveline Crone, Jelle Jolles en David Sousa worden in brede kring gelezen. En naast die neurowetenschappers zijn de onderwijskundigen het steeds meer eens over lesactiviteiten die aantoonbaar meerwaarde leveren: samenwerkend leren, het activeren van voorkennis, het ontwikkelen van metacognitieve vaardigheden, rolwisselend onderwijs, betekenisonderhandeling en het belang van, naast reproductief leren, werken aan toepassings- en betekenisvol leren. Al deze activiteiten zouden bijdragen aan het beter beklijven van het geleerde. Welke technologische ontwikkelingen moet u per se in ogenschouw nemen bij het ontwerpen van scenario’s? En welke neurobiologische en onderwijskundige ontwikkelingen? Welke beslissingen heeft u op dit gebied al genomen? Of staat u nog helemaal aan het begin van een reflectie op de gevolgen van technologische ontwikkelingen in uw organisatie?
1 Binnen- en buitenlandse onderzoekers (Fullan, Kozma, Ten Brummelhuis) hebben aangetoond dat de tweede optie (onderwijsgedreven) een veel grotere kans heeft om te leiden tot blijvende veranderingen dan de eerste.
14
DEsTEp - HuLp Bij zoRGvuLDiG DENkEN
DESTEP - HULP BIJ ZORGVULDIG DENKEN
15
6. Ecologische ontwikkelingen Er komt een eind aan de manier waarop we kunnen omgaan met (fossiele) energie. Er zal minder van beschikbaar zijn en de prijs zal hoger worden. Twee bewegingen strijden om voorrang. De ene is zuiniger omgaan met de nu bekende energiebronnen. Isolatie, recycling, hogere eisen stellen aan kwaliteit en duurzaamheid zijn voorbeelden. De andere is het inzetten op nieuwe technologieën die nieuwe energiebronnen toegankelijk maken. We kunnen dan denken aan atoomenergie, zonne-energie en windenergie. Milieubewustzijn en de zorg voor een gezonde planeet zijn actuele thema’s die in vrijwel ieder bedrijf en in iedere organisatie een rol spelen. Dat wordt dan vaak gevangen in de drieslag ‘people, planet, profit’, waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat het voortbestaan van een gezond bedrijf alleen kan als er aandacht is voor de mensen en hun planeet. Op 31 oktober 2012 heeft de wereldbevolking de 7.000.000.000 (zeven miljard) bereikt. Ook aan onze huidige leerlingen de opdracht na te denken over creatieve strategieën om voor al die wereldbewoners een leefwereld te creëren die het leven de moeite waard maakt. Creatief denken kan worden ontwikkeld en als dat niet gebeurt kunnen in beginsel begaafde kinderen hun begaafdheid kwijtraken, omdat die niet aangesproken wordt.
16
DEsTEp - HuLp Bij zoRGvuLDiG DENkEN
Hoe wordt er in de schoolorganisatie nagedacht over ecologische ontwikkelingen in de samenleving? En ook: wie denkt daarover na? Spelen ecologische overwegingen een rol bij het (her-)inrichten van uw gebouwen? En speelt in uw onderwijs het buiten de context denken, buiten gebaande paden denken, anders denken dan in termen van goede en foute antwoorden, een rol van betekenis?
DESTEP - HULP BIj ZORGVULDIG DENKEN
17
7. Politieke en institutionele ontwikkelingen In ons land zien we een verandering in het politieke landschap die niet zozeer qua aard, maar zeker wel qua omvang en invloed te vergelijken is met die van vooral de late jaren zeventig en de jaren tachtig. Toen werd de bijl gezet in het door verzuiling bepaalde politieke stelsel. Nu zien we dat denominatief georiënteerde machtsmonopolies niet meer bestaan, en dat ook de zogenaamde middenpartijen niet meer simpelweg een coalitie kunnen regelen met de ene keer een iets rechtsere signatuur dan de andere keer. Dat maakt het beleid dat de politici uitzetten (en dat vaak pas effect heeft als een nieuwe coalitie aantreedt) veel minder makkelijk voorspelbaar wordt. De eerder geduide economische ontwikkelingen maken het onwaarschijnlijk dat op middellange termijn meer geld vanuit de overheid beschikbaar komt. Maar diezelfde overheid schroeft de ambities voor het onderwijs steeds hoger op. Dat horen we in de retoriek (“Nederland vijfde kenniseconomie in de wereld!”) en merken we direct aan het invoeren van passend onderwijs. Elke schoolorganisatie moet meer doen met minder. Tegelijkertijd veranderen functies, rollen en taken van belangrijke spelers in het stelsel. De vo-, po- en mbo-raden zullen langzamerhand hun plekje vinden als een mix van representanten van schoolbesturen en dienstverleners aan scholen. Schoolbesturen worden medeverantwoordelijk voor zorgtaken. Gemeentes gaan anders om met scholen vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor jeugdzorg die tot nu bij de provincie ligt. Het Ministerie van OCW trekt zich steeds verder terug uit het veld, ondanks de hete adem van Tweede Kamerleden die om de haverklap van de minister zullen eisen om een probleem ‘aan te pakken’ en ‘op te lossen’.
18
DEsTEp - HuLp Bij zoRGvuLDiG DENkEN
En binnen de schoolorganisatie zal gezocht worden naar een nieuwe balans tussen het bestuur, het interne toezicht op dat bestuur en de ondernemingsraad. Ten slotte ondervinden schoolorganisaties elke dag weer de invloed van internationaliseringsprocessen. Of het nu gaat om referentiekaders, om competentieprofielen, om de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs of om de subsidie voor een studiereis naar Polen: de Europese Unie, de OESO en de UNESCO spelen in dat soort zaken een grote rol. Welke van deze ontwikkelingen zijn relevant in het licht van uw kernprobleem en kernvraag? In welke mate beïnvloeden ze het gedrag van partijen waarmee u in uw werkomgeving te maken hebt? Zijn er regionale verbijzonderingen waarmee rekening moet worden gehouden?
DESTEP - HULP BIj ZORGVULDIG DENKEN
19
8. Het lokaliseren van DESTEP Zoals we al eerder hebben aangegeven is de bovenstaande tekst bedoeld als hulp bij het onderzoeken van de contextuele omgeving van de schoolorganisatie. Niet alle beschreven ontwikkelingen zijn relevant voor alle kernvragen. Maar ook zullen niet alle beschreven ontwikkelingen precies genoeg zijn beschreven. We raden u daarom aan om bij elk van de zes categorieën na te gaan in welke mate ze geldig zijn in uw specifieke situatie.
name als het gaat over (verwachte) ontwikkelingen in de lokale economie is het een interessante bron. Om de betrouwbaarheid van uw onderzoeksresultaten zo groot mogelijk te laten zijn is het verstandig om een simpele vuistregel te hanteren: ‘Eén bron is geen bron.’ Dat wil zeggen dat u zo veel als mogelijk binnen de beschikbare tijd nagaat of een gegeven wordt bevestigd door een andere bron. Tegelijkertijd gaat het hier niet om wetenschappelijk onderzoek. Wat u nodig heeft is een beeld van de contextuele omgeving waarvan u met uw collega’s denkt dat het correct is.
We hebben daartoe een (niet uitputtende) opsomming gemaakt van bronnen die daarbij nuttig kunnen zijn en die eenvoudig geraadpleegd kunnen worden. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft op zijn website een massa gegevens toegankelijk gemaakt. Die kunnen ook per gemeente worden geordend. Landelijke dagbladen (en dan met name Trouw) bieden veel informatie over de gevolgen van maatschappelijke ontwikkelingen voor scholen in de regio. Regionale dagbladen verschillen in de mate waarin informatie toegankelijk is gemaakt, maar kunnen als bron zeer nuttig zijn. De websites van AOB, VOS/ABB, VO-raad en dergelijke geven uiteraard veel opinie, maar ook feiten die te vinden zijn in goed geordende dossiers. De (soms regionale) consultants kunnen helpen bij het vinden van informatie die relevant is in uw context. Gemeentes hebben allemaal een website waarop u veel informatie kunt vinden. En soms loont het om gewoon een afspraak te maken. Hetzelfde kan gezegd worden van de Kamer van Koophandel. Met
20
DEsTEp - HuLp Bij zoRGvuLDiG DENkEN
DESTEP - HULP BIj ZORGVULDIG DENKEN
21
9. Bronnen Bij het maken van deze brochure is gebruikgemaakt van informatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Planbureau voor de Leefomgeving, het Sociaal en Cultureel Planbureau, het Ministerie van OCW en landelijke dagbladen. Daarnaast hebben we gebruiktgemaakt van: - Brummelhuis, Alfons ten en Melissa van Amerongen (2011), Vier in Balans Monitor 2011, Kennisnet, Zoetermeer - El Hadioui, Ilias (2011), Hoe de straat de school binnendringt. Denken vanuit de pedagogische driehoek van de thuiscultuur, de schoolcultuur en de straatcultuur, interne publicatie APS, Utrecht - Lagerweij, Nijs en Els Haak (1994), Eerst goed kijken... De dynamiek van scholen-in-ontwikkeling, Garant, Leuven/Apeldoorn - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2011), Kennisagenda, Den Haag - Nekkers, Jan (2006), Wijzer in de toekomst. Werken met toekomstscenario’s, Business Contact, Amsterdam/Antwerpen - Son, Harm van en Paul Vermeulen (2011), Over leren en uw leermiddelenbeleid, Meso Focus 81, Kluwer, Alphen aan de Rijn
DESTEP - HULP BIJ ZORGVULDIG DENKEN
23
leren inspireren