DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
Depressie bij bejaardentehuisbewoners en thuiswonende bejaarden: Een vergelijking Bachelorthesis 2013
Departement Medische en Klinische Psychologie Tilburg University
Auteur: Jordy Baas ANR: 187643 Onder begeleiding van: Kim Nicolaije Datum: Juni 2013
1
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
2
Samenvatting Achtergrond: Depressie is een vaakvoorkomende diagnose bij verschillende groepen bejaarden, waaronder bejaardentehuisbewoners en thuiswonende bejaarden. De bejaardentehuisbewoners zouden volgens verschillende onderzoeken een grotere kans hebben op het krijgen van een depressie. De onderzoeksvraag in deze studie luidt: Hebben bejaarden in een bejaardentehuis een grotere kans op een depressie dan thuiswonende bejaarden? Methode: De online database Medline is gebruikt om artikelen voor deze studie te verkrijgen. Bij het zoeken naar artikelen werd er gebruik gemaakt van verschillende zoekcriteria. Uiteindelijk is er in deze studie gebruik gemaakt van 22 gevonden artikelen, allen gepubliceerd tussen 1986 en 2012, die voldeden aan de zoekcriteria. Resultaten: De prevalentie van depressie is in de artikelen bij beide groepen bejaarden hoog. De prevalentie van depressie is bij bejaardentehuisbewoners significant hoger dan de prevalentie bij thuiswonende bejaarden. Conclusie: Bij bejaardentehuisbewoners komt depressie vaker voor dan bij thuiswonende bejaarden. Er kunnen echter geen uitspraken gedaan worden of bejaardentehuisbewoners hierdoor ook een grotere kans hebben op het krijgen van een depressie dan thuiswonende bejaarden. Hiervoor is meer onderzoek nodig in de factoren die depressie veroorzaken. Duidelijk is dat er meer depressie diagnoses zijn bij bejaardentehuisbewoners en de oorzaak hiervan onderzocht dient te worden. Sleutelwoorden: depressie, bejaarden, bejaardentehuisbewoners, thuiswonende bejaarden.
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
3
Inleiding Depressie is een vaakvoorkomende en zeer levensingrijpende diagnose bij ouderen (Jongenelis et al., 2004). Een depressie is volgens de DSM-IV definitie een aanhoudende sombere stemming, die elke dag en grotendeels de gehele dag aanwezig is. Dit kan samen gaan met vermindering van interesse en plezier (American Psychiatric Association [APA], 2000). Het prevalentie percentage van depressie bij ouderen kan variëren tussen de 8% en 15% (Topbaş, Yaris, Can, Kapuca, & Sayar, 2004). Deze percentages kunnen groter uitvallen voor verschillende groepen bejaarden. Een van deze groepen zijn bejaardentehuisbewoners (Blazer, 2003). Een studie liet zien dat het aantal onderzochte bejaarden die een depressie kregen in 2005 in het eerste jaar van verblijf in een bejaardentehuis 54% bedroeg (Hoover et al., 2010). Deze cijfers laten zien dat bejaardentehuisbewoners een potentiële risicogroep zijn voor depressie (Hoover et al., 2010). Om beter inzicht te krijgen in de impact die opname in een bejaardentehuis met zich meebrengt, kan er een vergelijking worden gemaakt met thuiswonende bejaarden. In deze groep bejaarden komt depressie ook vaak voor (Kim, Choe, & Young, 2009). Hier zijn verschillende visies over (Blazer, 2003). Er zijn studies die laten zien dat bejaardentehuisbewoners vaker de diagnose depressie krijgen dan thuiswonende bejaarden (Ron, 2004), maar er zijn ook studies die laten zien dat thuiswonende bejaarden vaker de diagnose krijgen (Chung, 2008). Er zijn dus verschillende bevindingen over de prevalentie van depressie bij bejaarden en het verschil in de prevalentie van depressie tussen thuiswonende bejaarden en bejaardentehuisbewoners. Aangezien er verschillende bevindingen zijn, zal deze studie de relatie tussen depressie bij thuiswonende bejaarden en depressie bij bejaardentehuisbewoners behandelen. Dit zal gebeuren door een overkoepelend beeld te geven van de tot nu toe gevonden resultaten in verschillende studies. De onderzoeksvraag die centraal staat in deze studie luidt: Hebben
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
4
bejaarden in een bejaardentehuis een grotere kans op een depressie dan thuiswonende bejaarden? Deze vraag is van belang, aangezien zo een helder beeld ontstaat van de prevalentie van depressie bij deze twee groepen bejaarden. De uitkomsten van deze studie kunnen dan een indicatie geven waar een grote risicogroep voor depressie bij bejaarden zich kan bevinden. Deze studie zal de onderzoeksvraag verhelderen en beantwoorden met een literatuurstudie. Er zal naar verschillende artikelen over dit onderwerp gezocht worden. Er zal naar studies gekeken worden die onderverdeeld zijn in 3 groepen. Deze groepen zijn: Studies die focussen op de prevalentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners, studies die focussen op de prevalentie van depressie bij thuiswonende bejaarden en studies die de prevalentie van depressie van bejaardentehuisbewoners en thuiswonende bejaarden vergelijken. Hierna zal er een overzicht gegeven worden van de gevonden resultaten van artikelen in deze verschillende groepen en een overkoepelend beeld gegeven worden.
Methode Zoekstrategie Voor het online zoeken naar literatuur is gebruik gemaakt van de Medline database. Als zoektermen zijn verschillende combinaties van synoniemen voor elderly, nursing home en depression gebruikt. Gebruikte zoektermen in combinaties zijn: Elderly, depression, nursing home, depressive, independent, nursing, geriatric, community-dwelling, home-care, assistedliving en community. De uitkomsten in de databases van deze zoektermen werden verfijnd door te zoeken op Engelstalige artikelen, artikelen waarbij de volledige tekst verkrijgbaar was, artikelen met depressie als hoofdonderwerp en artikelen die na 1985 zijn gepubliceerd. Het totale aantal zoekresultaten kwam op 1531.
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
5
Selectiecriteria De inclusiecriteria die gebruikt werden bij het vinden van artikelen waren: (i) artikelen waarbij depressie bij bejaarden een hoofdonderwerp is, (ii) het artikel is Engelstalig (iii) er is een volledige tekst van het artikel verkrijgbaar (iv) het artikel is na 1985 gepubliceerd. Bij de artikelen die overbleven werd de titel en de abstracte inhoud beoordeeld. Exclusiecriteria hierbij waren: (i) artikelen waarbij depressie slechts een klein onderzoeksaspect was, (ii) artikelen die zich focusten op de sociale aspecten van opname in bejaardentehuis, (iii) artikelen waarbij gekeken werd naar sociale invloeden en (iv) artikelen die uitgingen van een ongezonde populatie. Deze criteria werden toegepast op de 1531 verkregen hits in Medline. Het aantal artikelen dat aan deze eisen voldeed was 49. Na het uitgebreid bestuderen van de artikelen, bleven 22 artikelen over die gebruikt zijn in dit essay. De flowchart van deze procedure staat in Figuur 1. Kwaliteit assessment De methodologische kwaliteit van alle artikelen werd per stuk bekeken aan de hand van de opgestelde criteria (Tabel 1). Als een artikel een van de genoemde criteria bezat, kreeg dit artikel 1 punt, als het artikel een genoemd criterium niet bezat, kreeg het artikel 0 punten. In totaal konden 13 punten maximaal behaald worden. Artikelen met scores hoger dan 10 punten werden beoordeeld als hoge kwaliteit. Studies met scores tussen de 6 en 10 punten werden beoordeeld als goede kwaliteit en artikelen die lager scoorden dan 6 punten werden beoordeeld als lage kwaliteit. De beoordeling per studie is te vinden in Tabel 2.
Resultaten Studie karakteristieken In totaal zijn er 22 studies geïncludeerd. Deze studies zijn gepubliceerd tussen 1986 en 2012. Er zijn in de geselecteerde studies verschillende instrumenten gebruikt om depressie te meten
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
6
of te diagnosticeren. De studies hadden een cross-sectioneel, prospectief of een follow-up design. De bevindingen van deze studies zijn samengevat in Tabel 3. Methodologische kwaliteit Alle studies zijn beoordeeld volgens de opgestelde criteria die te vinden zijn in Tabel 1. Zeven studies werden beoordeeld als goede kwaliteit en 15 studies werden beoordeeld als hoge kwaliteit. De gemiddelde beoordelingsscore van alle artikelen betrof 10,9. Het overzicht van de puntsgewijze beoordeling is te vinden in Tabel 2.
Depressie bij bejaardentehuisbewoners Om een duidelijk beeld te krijgen van de vergelijking tussen depressie bij bejaarden in een bejaardentehuis en thuiswondende bejaarden, zal er eerst naar onderzoeken gekeken worden die depressie vaststellen bij beide groepen bejaarden. Een onderzoek dat depressie heeft onderzocht bij bejaardentehuisbewoners, was het onderzoek van Levin et al. (2007). Het doel van het onderzoek was om een goed beeld te krijgen van de prevalentie en behandeling van depressie bij bejaardentehuisbewoners. De data van dit onderzoek werd cross-sectioneel verkregen door het gebruik van verzamelde data. Het aantal respondenten in deze dataset betrof 76.700 bejaardentehuisbewoners. De gegevens in de dataset werden verkregen door het gebruik van medische gegevens en een assessment. Voor het verkrijgen van depressie diagnoses werd gebruik gemaakt van gedocumenteerde diagnoses. De resultaten van het onderzoek lieten zien dat 48% van de respondenten de diagnose depressie had. De conclusie die in het artikel getrokken werd, was dat de diagnose depressie vaak voorkomt bij bejaardentehuisbewoners. Een andere studie die een gelijksoortig resultaat vond als in het artikel van Levin et al. (2007), werd beschreven in het artikel van Jongenelis et al. (2004). Deze studie deed, in tegenstelling tot de vorige studie, onderzoek naar de prevalentie van verschillende soorten
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
7
depressie. Het doel van dit artikel was de prevalentie van verschillende soorten depressies bij bejaardentehuisbewoners te onderzoeken. Om de benodigde data te verkrijgen werd bij 333 bejaardentehuisbewoners in Nederland de geriatric depression scale (GDS) afgenomen. De diagnose depressie werd gegeven volgens de DSM-IV criteria. De data werd op crosssectionele wijze verkregen. De resultaten van dit onderzoek waren dat 8% van de respondenten de diagnose major depressie hadden gekregen. Overige resultaten waren dat 14% van de respondenten de diagnose minor depressie kregen en 24% de diagnose subklinische depressie. De conclusie die beschreven werd was dat 46% van de totale respondenten depressieve klachten hadden. Een andere conclusie was dat dit percentage groot was, aangezien het gevonden percentage van depressie groter was dan bij beschikbare demografische gegevens over depressie bij bejaarden. Een studie die ongeveer gelijke resultaten liet zien en die ongeveer hetzelfde depressie meetinstrument gebruikte als in de studie van Jongenelis et al. (2004), was de studie van Silva, Sousa, Ferreira en Peixoto (2012). Deze studie deed ook onderzoek naar de prevalentie van verschillende soorten depressie, alleen dan bij bejaardentehuisbewoners in Brazilië. De data voor deze studie werd cross-sectioneel verkregen bij 102 bejaardentehuisbewoners. Voor de diagnose van depressie werd de geriatric depression scale – 15 (GDS-15) afgenomen, dat is een verkorte versie van de GDS. De resultaten lieten zien dat 49% van de respondenten de diagnose depressie had. Van deze 49% had 36% een milde depressie en 13% een zware depressie. De conclusie van dit onderzoek was dat depressie een hoge prevalentie had bij bejaardentehuisbewoners. Een studie die ook een hoge prevalentie van depressie onder bejaardentehuisbewoners liet zien, stond in het artikel van Barca, Engedal, Laks en Selbaek (2009). Naast de prevalentie van depressie bij bejaarden werd in dit onderzoek ook de incidentie en persistentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners onderzocht. Om aan de benodigde data te komen
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
8
werd er een 12 maanden lange follow-up studie gedaan bij 902 bejaardentehuisbewoners. Voor de diagnosestelling van depressie werd gebuikt gemaakt van de The Cornell scale for depression in dementia (CSDD). De gevonden resultaten waren dat na 12 maanden 231 respondenten (27%) waren overleden. De prevalentie van depressie bij de overgebleven respondenten was 21%. De incidentie van de depressie was 15% en de persistentie van de depressie was 45%. De conclusie was dat de depressie prevalentie hoog was, net zoals de incidentie en persistentie. Deze bevindingen kwamen ook overeen met de bevindingen van andere studies. Een van deze andere studies, die ook onderzoek deed naar prevalentie en persistentie van depressie onder bejaardentehuisbewoners, was de studie van Gaboda, Lucas, Siegel, Kalay en Crystal (2011). Het doel van dit onderzoek was om de gegevens over depressie bij bejaardentehuisbewoners in de periode van 1999 tot 2007 te analyseren. De data van dit onderzoek werd cross-sectioneel verkregen door het gebruik van een dataset met gegevens van 1999 tot 2007. De gegevens in de dataset werden verkregen door het gebruik van een assessment en medische gegevens. De informatie over depressie diagnoses werd verkregen door het gebruik van gedocumenteerde diagnoses. Er was in totaal van 2.565.000 bejaardentehuisbewoners informatie beschikbaar. De resultaten van het onderzoek waren dat tussen 1999 en 2007 de prevalentie van depressie gestegen was van 34% naar 52%. De conclusie van het onderzoek was dat de persistentie en prevalentie van depressie stijgende is. Een andere studie die onderzoek deed naar depressie in een langere tijdsperiode, net zoals in de studie van Gaboda, Lucas, Siegel, Kalay en Crystal (2011), werd beschreven in het artikel van Hoover et al. (2010). Een verschil was dat het onderzoek in dit artikel de prevalentie en incidentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners in het eerste jaar van het verblijf in het bejaardentehuis onderzocht. Hiervoor maakte het onderzoek gebruik van crosssectioneel verkregen data in een dataset met data van 1999 tot 2005. De dataset bestond uit
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
9
634.060 bejaardentehuisbewoners. De data was verkregen door het combineren van medische gegevens en assessments. Voor het verkrijgen van depressie diagnoses werd gebruik gemaakt van gedocumenteerde diagnoses. De resultaten lieten zien dat 54% van de bejaardentehuisbewoners een depressie kreeg gedurende het eerste jaar. Ten tijde van de aanmelding bij het bejaardentehuis was 33% depressief. Dit was een stijging vergeleken met 1999, waar 26% depressief was ten tijde van de aanmelding. Ook het totale cumulatieve aantal depressieve diagnoses was gestegen van 42% in 1999 tot aan 54% in 2005. De conclusie in het artikel was dat het aantal depressie diagnoses stijgende is bij bejaardentehuisbewoners. Naast de verschillen in de prevalentie van depressie tussen twee tijdstippen, was er ook onderzoek gedaan naar de prevalentie van depressie tussen twee nationaliteiten bejaardentehuisbewoners. Dit onderzoek werd beschreven door Kim et al. (2009). In de beschreven studie werden 81 bejaardentehuisbewoners uit Korea en 103 uit Japan met elkaar vergeleken op de prevalentie van depressie. Voor de diagnose van depressie werd de GDS-15 afgenomen. De resultaten van deze studie waren dat 67% van de Koreaanse bejaardentehuisbewoners de diagnose depressie had. Deze prevalentie was groter dan bij de Japanse bejaardentehuisbewoners. Hier had 42% van de bejaarden de diagnose depressie. De conclusie van dit artikel was dat de prevalentie bij beide nationaliteiten bejaardentehuisbewoners hoog was.
Depressie bij thuiswonende bejaarden Er was ook onderzoek gedaan naar depressie bij thuiswondende bejaarden in dezelfde regio als de studie die beschreven was in het artikel van Kim et al. (2009). In deze studie werd de prevalentie van depressie onder thuiswondende bejaarden onderzocht. Deze studie werd beschreven in het artikel Kim, Choe en Young (2009). In dit artikel werd cross-sectioneel data
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
10
verzameld van 295 thuiswonende bejaarden uit Korea. Bij de respondenten werd de short geriatric depression scale - Korean version (SGDS-K) afgenomen om depressie te diagnosticeren. De resultaten lieten zien dat 63% van de thuiswonende bejaarden de diagnose depressie kreeg. Van deze groep had 21% ernstige depressieve symptomen. De conclusie was dat depressie vaak voorkwam onder thuiswonende bejaarden. Een studie die ongeveer dezelfde resultaten liet zien met een vorm van de GDS, was de studie van Wada et al. (2004). De data uit deze studie bestond uit 5363 Japanse thuiswonende bejaarden. Om depressie vast te stellen werd de GDS-15 afgenomen. De studie had een crosssectioneel design. De resultaten waren dat 34% van de onderzochte thuiswonende bejaarden de diagnose milde depressie kreeg. De conclusie die de auteurs hieruit trokken, was dat milde depressie regelmatig voorkomt bij thuiswonende bejaarden. Nog een studie die gelijksoortige resultaten liet zien bij Aziatische bejaarden, maar zich meer focuste op lichtere depressie, stond centraal in het artikel van Chen, Chong en Tsang (2007). In deze studie werd cross-sectioneel data verzameld. Bij 1350 thuiswonende bejaarden in Taiwan werd een assessment afgenomen door professionele psychiaters. Om de diagnose depressie te stellen werd gebruik gemaakt van de Hamilton depression rating scale (HDRS) en de diagnose werd gesteld op basis van de DSM-IV criteria. De resultaten lieten zien dat de prevalentie van depressieve gevoelens 12% is. In totaal had 9% een lichte depressie, die al langer dan een maand duurde. De conclusie in het artikel luidde dat lichte depressie bij thuiswonende bejaarden af en toe voorkomt. Een studie die ook gelijksoortige resultaten liet zien, maar dan met een ander meetinstrument dan de studie van Chen, Chong en Tsang (2007), was de studie van Kulaksizoglu et al. (2004). In deze studie werden 1067 thuiswonende bejaarden onderzocht met een cross-sectioneel design. Om depressie vast te stellen werd de GDS afgenomen. De resultaten die uit het onderzoek kwamen, waren dat 16% van de onderzochte bejaarden hoger
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
11
scoorde dan 14 op de GDS. De conclusie die dit artikel trok, was dat er bij een score hoger dan 14 de diagnose depressie gesteld kon worden en dit betekende dat depressie gebruikelijk voorkomt bij thuiswonende bejaarden. Een studie die wat grotere resultaten liet zien, maar dan vele jaren eerder, was beschreven in het artikel van Kivelä, Lehtomäki en Kivekäs (1986). Het doel van de studie was om gegevens te verkrijgen over depressie bij thuiswonende bejaarden. De data over de prevalentie van depressie werd verkregen door bij 419 thuiswonende bejaarden de selfrating depression scale (SDS) af te nemen. De resultaten die hieruit kwamen, waren dat 1 op de 4 onderzochte thuiswonende bejaarden depressief was. De conclusie die hieruit getrokken kon worden is dat depressie onder thuiswonende bejaarden vaak voorkomt. Er zijn verschillende studies uit verschillende tijdsperiodes aan bod gekomen die gelijksoortige resultaten laten zien. Er was ook een studie die gelijksoortige resultaten laat zien die in binnen een bepaalde tijdsperiode verkregen zijn. Deze studie werd verricht door Crystal, Sambamoorthi, Walkup en Akencigil (2003). Deze studie maakte gebruik van een dataset, met daarin medische gegevens van totaal 2966 thuiswonende bejaarden uit de tijdsperiode 1992-1998. De gegevens over depressie werden verkregen door het afnemen van de international classification of diseases, ninth revision, clinical modification (ICD-9-CM). De resultaten waren dat 3% van de respondenten de diagnose depressie kreeg in 1992 en 6% in 1998. De conclusie was dat tussen 1992 en 1998 het aantal diagnoses steeg met 107% en dat depressie af en toe voorkomt bij thuiswonende bejaarden. Een studie die thuiswonende bejaarden over een langere periode volgde, zoals in de studie van Crystal, Sambamoorthi, Walkup en Akencigil (2003), werd beschreven in het artikel van Bruce et al. (2002). Het verschil met die vorige studie was dat deze studie zich concentreerde op grote depressieve episodes. In deze studie werden 539 thuiswonende bejaarden 2 jaar lang gevolgd. In de 2 jaar werden medische gegevens bijgehouden en er werd
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
12
een klinisch interview voor DSM-IV axis I disorders (SCID) afgenomen om depressie te diagnosticeren. De resultaten waren dat 14% van de respondenten een grote depressieve episode had. De conclusie die heruit getrokken werd, was dat zware depressie af en toe voorkomt bij thuiswonende bejaarden.
Thuiswonende bejaarden en bejaardentehuisbewoners vergeleken Er zijn verschillende studies die depressie bij thuiswonende bejaarden en bejaardentehuisbewoners apart bespreken, maar er waren ook studies die deze twee groepen vergelijken. Een studie die deze vergelijking maakte, is de studie van Gueldner et al. (2001). Het doel van deze studie was om de stemming van thuiswonende bejaarden en bejaardentehuisbewoners te vergelijken. Er werd bij deze studie een descriptief comparatief onderzoeksdesign gebruikt. Om inzicht te krijgen in de stemming bij de twee groepen bejaarden werd de profile of mood states (POMS) bij 70 bejaardentehuisbewoners en 68 thuiswonende bejaarden afgenomen. De resultaten van dit onderzoek waren dat de thuiswonende bejaarden lager scoorde op de schaal depression-dejection dan bejaardentehuisbewoners. De conclusie was dat bejaardentehuisbewoners meer depressieve gevoelens hadden dan de thuiswonende bejaarden. Niet alle studies lieten dit resultaat zien, want er waren ook studies waarbij thuiswonende bejaarden hoger scoorden op het facet depressie. Een studie die dit laat zien is beschreven door Chung (2008). In deze studie werden 307 bejaardentehuisbewoners en 166 thuiswonende bejaarden met elkaar vergeleken. Om depressie te meten werd bij de bejaarden de SGDS-K afgenomen. De resultaten waren dat 24% van de bejaardentehuisbewoners een depressie had en 39% van de thuiswonende bejaarden. De conclusie die hieruit getrokken werd, was dat thuiswonende bejaarden hoger scoorden op depressie dan bejaardentehuisbewoners.
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
13
Met ongeveer hetzelfde meetinstrument als bij Chung (2008), namelijk de GDS, was er bij andere studies ongeveer hetzelfde resultaat gevonden als bij de studie van Gueldner et al. (2001). Dit resultaat was dus het tegenovergestelde als bij de studie van Chung (2008). Deze studie werd besproken in het artikel van Karakaya, Bilgin, Ekici, Köse en Otman (2009). Deze studie maakte gebruik van een prospectief, comparatief design. In deze studie werd bij 33 bejaardentehuisbewoners en 25 thuiswonende bejaarden dus de GDS afgenomen om depressie te meten. De resultaten waren dat de gemiddelde score op GDS 19 was voor bejaardentehuisbewoners en 16 voor thuiswonende bejaarden. De conclusie die het artikel vermelde, was dat depressie vaker voorkomt bij bejaardentehuisbewoners dan bij thuiswonende bejaarden. Een andere studie die bejaardentehuisbewoners en thuiswonende bejaarden uit Turkije vergeleek en ook gebruik maakte van de GDS, was de studie van Topbaş, Yaris, Can, Kapuca en Sayar (2004). Het doel van de studie was om een beter beeld te krijgen van depressie bij bejaardentehuisbewoners, door middel van ze te vergelijken met thuiswonende bejaarden. Om dit te bereiken werden 97 bejaardentehuisbewoners en 97 thuiswonende bejaarden vergeleken. Om de diagnose depressie te kunnen stellen werd de GDS afgenomen bij de bejaarden. De resultaten waren dat 80% van de bejaardentehuisbewoners de diagnose depressie had, in tegenstelling tot 47% van de thuiswonende bejaarden. De conclusie van dit artikel was hetzelfde als dat van Karakaya et al. (2009), namelijk dat bij de Turkse bejaardentehuisbewoners meer depressiediagnoses waren dan bij de thuiswonende bejaarden. Met andere instrumenten dan de GDS en in andere landen dan Turkije werden ook ongeveer dezelfde resultaten gevonden. Een studie die dit liet zien, stond centraal in het artikel van Grayson, Lubin en Whitlock (1995). Voor deze studie werden 351 bejaardentehuisbewoners en 102 thuiswonende bejaarden vergeleken op depressie. Om een beeld te krijgen van de prevalentie werd bij de bejaarden de depression adjective check lists
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
14
(DACL) afgenomen. De resultaten lieten zien dat bejaardentehuisbewoners en thuiswonende bejaarden beide hoog scoorden op de lijst, maar dat bejaardentehuisbewoners hoger scoorden. De conclusie in het artikel was dat in beide groepen bejaarden vaak de diagnose depressie voorkomt, alleen bij bejaardentehuisbewoners meer dan bij thuiswonende bejaarden. Bij verschillende studies was met verschillende instrumenten ongeveer hetzelfde resultaat verkregen bij het onderzoeken van depressie bij bejaardentehuisbewoners en thuiswonende bejaarden. Er waren ook studies die zich meer verdiepten in de verschillen tussen de prevalentie van depressie bij de twee groepen bejaarden. De studie die besproken werd in het artikel van Ron (2004), was hier een voorbeeld van. In deze studie werden verschillen bij depressie tussen deze twee groepen bejaarden onderzocht, maar ook man/vrouw verschillen. In deze studie werden 227 thuiswonende bejaarden, bestaande uit 78 mannen en 149 vrouwen, vergeleken met 91 bejaardentehuisbewoners, bestaande uit 33 mannen en 58 vrouwen. Om depressie te kunnen diagnosticeren, werd bij de respondenten de Beck depression inventory (BDI) afgenomen. De resultaten waren dat bejaardentehuisbewoners hoger scoorde op de BDI dan thuiswonende bejaarden. De vrouwen scoorden ook hoger op de BDI dan mannen, ongeacht de groep bejaarden. De conclusie uit dit artikel was dat bij bejaardentehuisbewoners vaker de diagnose depressie voorkomt en dat bij vrouwen ook vaker de diagnose depressie voorkomt. Naast vergelijkingen tussen het geslacht te maken, waren er ook studies die bejaardentehuisbewoners en thuiswonende bejaarden vergeleken met een andere groep bejaarden. Een studie waarin dit het geval was, is de studie van Onishi et al. (2006). Hierin werden de twee groepen bejaarden vergeleken op het facet depressie met bejaarden verblijvend in een geriatrische afdeling van een ziekenhuis. De gebruikte data in deze studie omvatte 184 thuiswonende bejaarden, 389 bejaardentehuisbewoners en 355 bejaarden op de geriatrische afdeling. Om depressie vast te stellen werd de GDS-15 afgenomen. De resultaten
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
15
waren dat de gemiddelde GDS score van alle groepen bejaarden 6,4 was en dat 50% hoger scoorde hoger dan 6, dat de diagnose depressie betekent. Een ander resultaat was dat 88% van de bejaardentehuisbewoners hoger scoorde dan 6. De conclusie die het artikel hieruit trok, was dat depressie vaak voorkomt bij elke groep bejaarden, maar dat bij bejaardentehuisbewoners vaker de diagnose depressie voorkomt. Naast studies die bejaardentehuisbewoners en thuiswonende bejaarden met aan andere groep vergeleken, was er ook een studie die beschreven werd in het artikel van Boorsma et al. (2012 ), die bejaardentehuisbewoners vergeleken met bewoners van een woon-zorgcomplex. Deze groep bejaarden zijn een tussengroep van de andere 2 groepen bejaarden, aangezien ze nog de vrijheid hebben die thuiswonende bejaarden hebben, maar wel in een zorgelijke omgeving wonen (Boorsma et al., 2012). Deze studie vergeleek 1.324 bejaardentehuisbewoners en 1.723 woon-zorgcomplexbewoners met elkaar op de incidentie van depressie. De diagnose depressie werd gemaakt door middel van de DSM-IV. De resultaten waren dat de incidentie van depressie 13.6 is per 100 bejaardentehuisbewoners en de 10.2 per 100 woon-zorgcomplexbewoners. De conclusie die uit het artikel getrokken werd, was dat de incidentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners hoger was.
Discussie De vraagstelling die in deze studie centraal staat is: Hebben bejaarden in een bejaardentehuis een grotere kans op een depressie dan thuiswonende bejaarden? Resultaten over het voorkomen van depressie bij bejaardentehuisbewoners lieten veel overeenkomsten zien. Er waren studies die lieten zien dat rond de helft van de respondenten depressieve klachten hadden, zoals in de studies van Levin et al. (2007) en Jongenelis et al (2004). De studies die onderzoek deden naar het voorkomen van depressie bij thuiswonende bejaarden lieten ook hoge prevalentie van depressie zien, echter deze cijfers waren niet zo hoog als de cijfers van
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
16
de studies die onderzoek deden naar depressie bij thuiswonende bejaarden, zoals in de artikelen van Chen, Chong en Tsang (2007) en Bruce et al. (2002). Dit resultaat werd ook gevonden door studies die beide groepen vergeleken in een onderzoek. Er waren in totaal 8 studies die deze twee groepen vergeleken. Twee studies die bejaarden uit de USA onderzochten, Gueldner et al. (2001) en Grayson, Lubin en Whitlock (1995), vonden beide een hogere prevalentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners. Dit resultaat werd ook gevonden bij twee studies die beide onderzoek deden bij Turkse bejaarden. Dit waren de studies van Karakaya, Bilgin, Ekici, Köse en Otman (2009) en Topbaş, Yaris, Can, Kapuca en Sayar (2004). Een artikel van Chung (2008) liet het tegenovergestelde zien, namelijk dat de prevalentie van depressie groter was bij thuiswonende bejaarden dan bij bejaardentehuisbewoners. Dit gevonden resultaat werd weerlegd in het artikel van Karakaya, Bilgin, Ekici, Köse en Otman (2009). Ze vonden dat het resultaat uit het artikel van Chung (2008) enkel het gevolg was van een verhoging van het aantal thuiswonende bejaarden die hun kinderen niet meer zagen. Andere artikelen lieten zien dat bejaardentehuisbewoners een hogere prevalentie van depressie hadden dan bejaarden verblijvende in een geriatrische afdeling van een ziekenhuis (Onishi et al., 2006) en bejaarden wonende in een woonzorgcomplex (Boorsma et al., 2012). Een verklaring van deze gevonden verschillen kan zijn dat de gebruikte studies veelal andere vragenlijsten gebruikt hebben. Dit kan zorgen voor verschillen in uitkomst, aangezien de vragenlijsten kunnen verschillen in de manier van de ernst van depressie te formuleren of door andere aspecten van depressie op de voorgrond te plaatsen. Hierdoor is het moeilijk de verkregen resultaten te vergelijken, aangezien de resultaten hierdoor beïnvloed kunnen zijn. De gebruikte studies hebben ook veel verschillende designs. Er zijn studies met onder andere een prospectief design, een cross-sectioneel design of een follow-up design. Dit verschil kan ook invloeden hebben op de gevonden verschillen. De gevonden verschillen tussen de
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
17
groepen bejaarden zijn echter consistent gevonden in de gebruikte artikelen, dus de resultaten zijn ondanks deze limieten bruikbaar. Er zitten nog meer limieten en kanttekeningen bij de gebruikte artikelen. Een limiet bij de gebruikte studies is dat veel studies gebuikt maakte van een cross-sectioneel design. Dit betekent dat er geen uitspraak gedaan kan worden over causaliteit. De data die verzameld is op deze methode, kan ook veel mediaterende/co-founding variabelen bevatten. Een goede kanttekening is dat de studies allen gebruik maakten van erkende en veel gebruikte vragenlijsten. Deze vragenlijsten hebben hierdoor algemeen gezien een goede betrouwbaarheid en validiteit. De studies blijven wel een momentopname van een specifieke groep bejaarden, dus deze resultaten generaliseren naar groepen bejaarden uit een andere cultuur blijft lastig. Het feit dat er gebruik gemaakt is van veel studies die onderzoek deden bij Aziatische bejaarden, is nog een limiet van deze studie. Dit kan een storende variabele zijn, aangezien Aziatische bejaarden depressiever kunnen zijn dan bejaarden met een andere afkomst. Dit kan voor vertekende resultaten zorgen. Er zijn echter ook van studies gebruik gemaakt die onderzoek deden naar bejaarden van een andere afkomst. Deze studies laten resultaten zien die in dezelfde richting wijzen als de studies naar Aziatische bejaarden. Een ander limiet van deze studie is het gebruik van de drie verschillende groepen studies. Er waren te weinig studies die thuiswonende bejaarden vergeleken met bejaardentehuisbewoners te vinden die voldeden aan de gestelde zoekcriteria. Om deze reden is gekozen om van onderzoeken gebruik te maken die of de prevalentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners of de prevalentie van depressie bij thuiswondende bejaarden behandelden. De resultaten vergelijken van twee groepen studies, is niet representatief of gelijk aan de resultaten van de studies die onderzoek deden naar zowel bejaardentehuisbewoners als thuiswondende bejaarden. Die twee groepen studies maakte
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
18
gebruik van een totaal andere groep bejaarden en vragenlijsten, de omstandigheden waren dus totaal anders. Dit maakt de twee groepen studies vergelijken niet zeer representatief. De twee groepen verzamelingen studies laten wel zien dat depressie vaak voorkomt bij de twee groepen bejaarden. Dit laat de waarde van de groepen studies naar alleen thuiswonende bejaarden of alleen bejaardentehuisbewoners zien. Ze geven de prevalentie van depressie bij deze twee groepen bejaarden apart weer, om zo een beeld te scheppen van deze twee groepen bejaarden. De studies die deze twee groepen vergelijken scheppen vervolgens een beeld van de verschillen tussen deze twee groepen bejaarden. De waarde van deze resultaten is dat ze een beeld geven van de prevalentie van depressie en de verschillen bij de twee groepen bejaarden. Deze waarde van de gevonden resultaten geeft ook inzicht of ze antwoord kunnen geven op de centrale vraagstelling van deze studie. Er zijn resultaten gevonden die in de richting wijzen dat de prevalentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners groter is dan bij thuiswonende bejaarden. Je kunt echter nog niet stellen dat bejaardentehuisbewoners een grote kans hebben op krijgen van een depressie dan thuiswonende bejaarden. De studies laten namelijk zien dat er ook een grote prevalentie van depressie is bij thuiswonende bejaarden. Om duidelijkheid te krijgen in de kans op het krijgen van een depressie zouden de risicofactoren of oorzaken van het krijgen van een depressie onderzocht moeten worden. De prevalentie van depressie is enkel hoe vaak een depressie voorkomt, dit zegt alleen iets over de hoeveelheid diagnoses en niets over de kans van het krijgen van de diagnose. Over de kans op het krijgen van een depressie bij de twee groepen bejaarden is dus meer informatie nodig. Deze studie kan dus niet veel zeggen over de kans op het krijgen van een depressie, maar er wordt wel een duidelijk overkoepelend beeld gegeven over de prevalentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners en thuiswonende bejaarden. Het feit dat er bij veel verschillende studies een grotere prevalentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners is
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
19
gevonden, geeft aan dat dit verschil consistent is. Er kan dus iets anders zijn met de factoren die invloed hebben op het krijgen van een depressie bij de bejaardentehuisbewoners. Dit is de bredere betekenis van deze studie, het laat zien dat er duidelijke verschillen zijn tussen de twee groepen bejaarden als het om de prevalentie van depressie gaat. Ook laat deze studie zien dat bij veel bejaarden, depressie een vaakgestelde diagnose is. Depressie is dus een groot algemeen probleem bij bejaarden. Depressie heeft bij beide groepen een grote prevalentie, alleen bejaardentehuisbewoners hebben in de gevonden resultaten een grotere prevalentie van depressie. Belangrijk is dus dat er helder wordt wat deze verschillen veroorzaken in de prevalentie van depressie tussen de twee groepen bejaarden. Hebben bejaardentehuisbewoners een grotere kans op het krijgen van een depressie of zijn er andere factoren die dit verschil kunnen verklaren? Verder onderzoek naar dit is van belang. Het is belangrijk dat de oorzaak hiervan bekend wordt, aangezien het weten van de oorzaak helpt de situatie te verbeteren, waardoor de prevalentie van depressie bij bejaarden omlaag gebracht kan worden. Sociologen kunnen onderzoek doen naar de mogelijke sociale invloeden die bij kunnen dragen aan het feit dat de prevalentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners groter is, of gemeentes en bejaardentehuizen kunnen met die gevonden resultaten de oorzaken aanpakken. Door onderzoeken en aanpassingen kan dan wellicht de prevalentie van depressie dalen. Geconcludeerd kan worden is dat de prevalentie van depressie bij bejaardentehuisbewoners groter is dan bij thuiswonende bejaarden. Of de kans op het krijgen van een depressie ook groter is bij deze groep is niet duidelijk. Ook de oorzaak van dit verschil is onduidelijk. Duidelijk geworden in deze studie is dat depressie bij beide groepen bejaarden vaak voorkomt, alleen meer bij bejaardentehuisbewoners. De oorzaken hiervan achterhalen is van groots belang, zodat de het aantal depressieve bejaarden in bejaardentehuizen of depressie bij bejaarden in het algemeen verminderd kan worden. Het zal in ieder geval ertoe leiden dat de diagnose depressie bij bejaarden beter begrepen kan worden.
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
20
Literatuurlijst American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington, DC: Author. Barca, M.L., Engedal, K., Laks, J., & Selbaek, G. (2010). A 12 months follow-up study of depression among nursing-home patients in Norway. Journal of Affective Disorders, 120, 141–148. doi:10.1016/j.jad.2009.04.028. Blazer, D.G. (2003). Depression in late life: Review and commentary. Journal of
Gerontology: Medical Sciences, 58A(3), 249–265. Boorsma, M., Jolijn, K., Dussel, M., Ribbe, M., Frijters, D., Marwijk, H.W.J., Nijpels, G., & Hout, H. (2012). The incidence of depression and its risk factors in dutch nursing homes and residential care homes. The American Journal of Geriatric Psychiatry, 20(11), 932–942. Bruce, M.L., McAvay, G.J., Raue, P.J., Brown, E.L., Meyers, B.S., Keohane, D.J., Jagoda, D.R., & Weber, C. (2002). Major depression in elderly home health care patients. The American Journal of Psychiatry, 159, 1367-1374. Chen, C.S., Chong, M.Y., & Tsang, H.Y. (2007). Clinically significant non-major depression in a community-dwelling elderly population: epidemiological findings. International Journal of Geriatric Psychiatry, 22, 557-562. doi: 10.1002/gps.1714. Chung, S. (2008). Residential status and depression among Korean elderly people: a comparison between residents of nursing home and those based in the community. Health and Social Care in the Community, 16(4), 370–377. doi: 10.1111/j.1365 2524.2007.00747.x. Crystal, S., Sambamoorthi, U., Walkup, J.T., & Akencigil, A. (2003). Diagnosis and treatment of depression in the elderly medicare population: predictors, disparities, and trends. Journal of the American Geriatrics Society, 51, 1718-1728.
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
21
Gaboda, D., Lucas, J., Siegel, M., Kalay, E. & Crystal, S. (2011). No longer undertreated? Depression diagnosis and antidepressant therapy in elderly long-stay nursing home residents, 1999 to 2007. Journal of the American Geriatrics Society, 59, 673-680. doi:10.1111/j.1532-5415.2011.03322.x. Grayson, P., Lubin, B., & Whitlock, R. (1995). Comparison of depression in the community dwelling and assisted-living elderly. Journal of Clinical Psychology, 51(1), 18-21. Gueldner, S.H., Loeb, S., Morris, D., Penrod, J., Bramlett, M., Johnston, L., & Schlotzhauer, P. (2001). A comparison of life satisfaction and mood in nursing home residents and community-dwelling elders. Archives of Psychiatric Nursing, Vol.15(5), 232-240. doi:10.1053/apnu.2001.27020. Hoover, D.R., Siegel, M., Lucas, J., Kalay, E., Gaboda, D., Devanand, D.P., & Crystal, S. (2010). Depression in the first year of stay for elderly long-term nursing home residents in the U.S.A. International Psychogeriatrics, 22(7), 1161–117. doi:10.1017/S1041610210000578. Jongenelis, K., Por, A.M., Eisses, A.M.H., Beekman, A.T.F., Kluiter, H., & Ribbe, M.W. (2004). Prevalence and risk indicators of depression in elderly nursing home patients: the AGED study. Journal of Affective Disorders, 83, 135–142. doi:10.1016/j.jad.2004.06.001. Karakaya, M.G., Bilgin, S.Ç., Ekici, G., Köse, N., & Otman, A.S. (2009). Functional mobility, depressive symptoms, level of independence, and quality of life of the elderly living at home and in the nursing home. Journal of the American Medical Directors Association, 10, 662-666. doi:10.1016/j.jamda.2009.06.002. Kim, J.I., Choe, M.A., & Young, R.C. (2009). Prevalence and predictors of geriatric depression in community-dwelling elderly. Asian Nursing Research, 3(3), 121-129.
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
22
Kim, O., Byeon, Y.S., Kim, J.H., Endo, E., Akahoshi, M., & Ogasawara, H. (2009). Loneliness, depression and health status of the institutionalized elderly in Korea and Japan. Asian Nursing Research, 3(2), 63-70. Kivelä, S.l., Lehtomäki, E., & Kivekäs, J. (1986). Prevalence of depressive symptoms and depression in elderly Finnish home nursing patients and home help clients. International Journal of Social Psychiatry, 32(3). Kulaksizoglu, I.B., Gürvit, H., Polat, A., Harmanci, H., Cakir, S., Hanagasi, H., Bilgic, B., & Emre, M. (2005). Unrecognized depression in community-dwelling elderly persons in Istanbul. International Psychogeriatrics, 17(2), 303–312. doi:10.1017/S1041610204000845. Levin, C.A., Wei, W., Akincigil, A., Lucas, J.A., Bilder, S., & Crystal, S. (2007). Prevalence and treatment of diagnosed depression among elderly nursing home residents in Ohio. Journal of the American Medical Directors Association, 8, 585-594. doi:10.1016/j.jamda.2007.07.010. Onishi, j., Suzuki, Y., Umegaki, H., Endo, H., Kawamura, T., & Iguchi, A. (2006). A comparison of depressive mood of older adults in a community, nursing homes, and a geriatric hospital: Factor analysis of geriatric depression scale. Journal of Geriatric Psychiatry and Neurology 19(26), 26-31. doi: 10.1177/0891988705284725. Ron P. (2004) Depression, hopelessness, and suicidal ideation among the elderly: a comparison between men and women living in nursing homes and in the community. Journal of Gerontological Social Work, 43(2/3), 97–116. Silva, E.R., Sousa, A.R.P., Ferreira, L.B., & Peixoto, H.M. (2012). Prevalence and factors associated with depression among institutionalized elderly individuals: nursing care support. Revista da Escola de Enfermagem da Usp, 46(6), 1388-1394.
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
23
Topbaş, M., Yaris, F., Can, G., Kapuca, M. & Sayar, K. (2004). The effect of sociodemographic factors and medical status on depressive symptoms of the inhabitants of nursing home and community-dwelling elders in Trabzon-Turkey. Bulletin of Clinical Psychopharmacology, 4(2), 57-60. Wada, T., Ishine, M., Sakagami, T., Okumiyac, K., Fujisawa, M., Murakamie, S., Otsuk, K., Yano, S., Kita, T., & Matsubayashi, K. (2004). Depression in Japanese community dwelling elderly: prevalence and association with ADL and QOL. Archives of Gerontology and Geriatrics, 39, 15–23. doi:10.1016/j.archger.2003.12.003.
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
Bijlagen
Figuur 1. Flowchart
Zoektermen in Databases (n =1531)
Verfijning zoekresultaten door zoekcriteria (n =327) Niet opgenomen omdat:
Selectie na lezen van abstract (n = 49)
1) Focus op ongezonde populatie. (n=126) 2) Andere taal dan Engels. (n=4) 3) Artikel had ander hoofdonderwerp. (n=148)
Selectie na uitgebreid bestuderen artikel (n =22)
Niet opgenomen omdat: 1) Focus lag op niet op depressie.(n=23) 2) Focus lag niet op depressie bij bejaarden. (n=4)
Totaal opgenomen artikelen: (n =22)
24
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN Tabel 1. Lijst van de kwaliteit assessment criteria voor de geselecteerde studies.
Criteria
De populatie 1. De inclusie en exclusie criteria zijn benoemd. 2. De studiepopulatie wordt beschreven. 3. Ten minste 75% respondenten informatie. Variabelen 4. De onderzochte variabelen worden beschreven. 5. De gebruikte vragenlijsten zijn genoemd en beschreven. Uitkomst 6. De uitkomst van de meeste respondenten zijn bekend. Follow-up 7. Het aantal afgevallen respondenten bedraagt< 20%. 8. Er is informatie gegeven over de afvallers en de andere respondenten. Resultaten 9. De resultaten zijn vergeleken tussen minstens 2 groepen of tussen minstens 2 tijdsintervallen. 10. De belangrijkste uitkomsten zijn vermeld. 11. Statistiek bewijs voor de gevonden resultaten wordt gegeven. Discussie 12. De betekenis van de gevonden resultaten wordt beschreven. 13. Er worden limieten genoemd van het onderzoek. Note. Deze kwaliteit assessment criteria zijn deels gebaseerd op de criteria genoemd in Husson, Mols & PollFranse (2011)
25
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
26
Tabel 2. Overzicht beoordeling artikelen. Eerste auteur, land en jaar Barca, Noorwegen, 2009
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
totaal
0
1
0
1
1
1
0
1
1
1
1
1
1
10
Boorsma, Nerderland, 2012
1
1
1
1
1
1
1
0
1
1
1
1
1
12
Bruce, USA, 2002
1
1
1
1
1
1
1
0
1
1
1
1
1
12
Chen, Taiwan, 2006
0
1
1
1
1
1
1
0
1
1
1
1
1
11
Chung, Korea, 2008
0
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
12
Crystal, USA, 2003
0
0
1
1
1
0
1
0
1
1
1
1
1
9
Gaboda, USA, 2011
0
1
1
1
1
1
1
0
1
1
1
1
1
11
Grayson, USA, 1995
0
1
1
0
1
1
1
0
1
1
1
1
0
9
Gueldner, USA, 2001
1
1
1
0
1
1
1
1
1
1
1
1
1
12
Hoover, USA, 2010
1
1
1
1
1
1
1
0
1
1
1
1
1
12
Jongenelis, Nederland, 2004
1
0
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
12
Karakaya, Turkije, 2009
1
1
1
1
1
0
1
0
1
1
1
1
1
11
Kim, Korea, 2009
1
1
1
1
1
1
1
0
1
1
1
1
1
12
Kim, Korea, 2009
1
1
1
0
1
1
1
0
1
1
1
1
1
11
Kivelä, Finland, 1986
0
0
1
1
1
1
1
1
1
1
0
1
1
10
Kulaksizoglu, Turkije, 2004
0
1
1
0
1
1
1
1
1
1
1
1
1
11
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
27
Eerste auteur, land en jaar Levin, USA, 2007
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Totaal
0
1
1
1
0
1
1
0
1
1
1
1
1
10
Onishi, Japan, 2006
1
1
1
0
1
1
1
1
1
1
1
1
1
12
Ron, Israel, 2004
0
1
1
1
1
1
1
0
1
1
1
1
1
11
Silva, Brazilie, 2012
1
0
0
1
1
1
0
1
1
1
1
1
1
10
Topbaş, Turkije, 2004
0
0
1
1
1
0
1
1
1
1
0
1
0
8
Wada, Japan, 2004
0
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
12
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
28
Tabel 3. Samenvatting studies Eerste auteur, land en jaar
Design
Populatie
Gebruikte instrumenten
Resultaten
Conclusies
Score
Barca, Noorwegen, 2009
Een 12 maanden follow up studie
902 bejaarden tehuisbewoners
- De Cornell scale for depression in dementia (CSDD).
- Na 12 maanden waren 231 respondenten overleden - prevalentie depressie is 21,2% - incidentie depressie is 14,9% - persistentie depressie is 44,8%
- De prevalentie en incidentie van significante depressieve symptomen zijn zeer groot in bejaardentehuisbe woners
10
Boorsma, Nerderland, 2012
Een 2 jarige follow-up studie
1,324 bejaardentehuis bewoners en 1,723 zorgtehuis bewoners
- DSM-IV
- De incidentie van depressie is 13.6 per 100 bejaardentehuis bewoners - De incidentie van depressie is 10.2 per 100 zorgtehuis bewoners.
- De incidentie van beide tehuizen is hoog, de incidentie bij bejaardentehuizen zelfs hoger.
12
Bruce, USA, 2002
Een 2 jarige follow-up studie
539 bejaarden die zich hebben aangemeld bij thuiszorg
- Klinisch interview voor axis I disorders (SCID) - Medische achtergronden
- 13,5% kreeg een depressieve episode
- Er waren twee keer zoveel depressieve episodes bij bejaarden die thuiszorg kregen, dan bij bejaarden die normale zorg kregen
12
Chen, Taiwan, 2006
Crosssectioneel
1350 thuiswonende bejaarden van 65 jaar en ouder
- Een assessment door professionele psychologen
- 8,8% had depressieve symptomen
- Depressieve symptomen komen gebruikelijk voor bij thuiswonende bejaarden
11
Chung, Korea, 2008
Crosssectioneel
307 bejaarden tehuisbewoners en 166 thuiswonende bejaarden
- De short geriatric depression scale - Korean version (SGDS-K)
- 24,0% van de bejaardentehuis bewoners had depressieve symptomen - 39,3% van de thuiswonende bejaarden had depressieve symptomen
- Thuiswonende bejaarden hadden significant vaker depressieve symptomen dan bejaarden in een bejaardentehuis
12
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
29
Eerste auteur, land en jaar
Design
Populatie
Gebruikte instrumenten
Resultaten
Conclusies
Score
Crystal, USA, 2003
Een 6 jaar follow up studie
2966 thuiswonende bejaarden
- International classification of diseases, ninth revision, clinical modification (ICD-9-CM). - Medisch verleden
- 2,8% kreeg de
- Het aantal bejaarden met depressie is stijgend sinds het begin van de jaren 90 - Tussen 1992 en 1998 steeg het aantal diagnoses met 107%
9
Gaboda, USA, 2011
Crosssectioneel
2.564.687 bejaarden tehuis bewoners
- Medische gegevens
51,8% van de respondenten kreeg de diagnose depressie
- De diagnose van depressie bij bejaardentehuis bewoners is groot en toenemend
11
Grayson, USA, 1995
Prospectief
351 bejaarden tehuisbewoners en 102 thuiswonende bejaarden
- Depression adjective check lists (DACL)
- Scores op de DACL laten zien dat bejaarden in een bejaardentehuis hoger scoren op depressie
- Bejaarden in een bejaardentehuis hebben significant vaker depressieve gevoelens dan thuiswonende.
9
Gueldner, USA, 2001
Descriptief comparatief
70 bejaardentehuis bewoners en 68 thuiswonende bejaarden
- The profile of mood states (POMS)
- Bewoners van een bejaardentehuis scoorde hoger op de depressie schaal van de POMS
- Bewoners van een bejaardentehuis voelen zich depressiever dan bejaarden die thuis wonen
12
Hoover, USA, 2010
Crosssectioneel
634.060 bejaarentehuis bewoners
- Online survey - Medisch verleden
54,4% van de bejaarden kreeg een depressie gedurende het eerste jaar - 32,8% had een depressie bij aanmelding
- Depressie diagnose komt zeer vaak voor in bij bejaardentehuis bewoners in het eerste jaar en ook bij aanmelding.
12
Jongenelis, Nederland, 2004
crosssectioneel
333 bejaardentehuis bewoners
- Geriatric depression scale (GDS)
- 8,1% had een major depressie – 14,1% had een minor - 24% had een subklinische depressie
- De prevalentie van depressie bij bejaardentehuis bewoners is zeer hoog.
12
diagnose depressie in 1992 - 5,8% kreeg de diagnose depressie in 1998
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
30
Eerste auteur, land en jaar
Design
Populatie
Gebruikte instrumenten
Resultaten
Conclusies
Score
Karakaya, Turkije, 2009
Prospectief comparatief
33 bejaarden tehuisbewoners en 25 thuiswonende bejaarden
- Geriatric depression scale (GDS)
- Gemiddelde score op GDS was 18.76 (5.39) voor bejaardentehuis bewoners en 15.88 (4.03) voor thuiswonende bejaarden - (95% CI: 0.30, 5.45)
- Depressie komt significant vaker voor bij bejaardentehuis bewoners dan bij thuiswonende bejaarden.
11
Kim, Korea, 2009
crosssectioneel
295 thuiswonende bejaarden
- De short geriatric depression scale - Korean version (SGDS-K)
- 63% had depressieve symptomen - 21% had ernstige depressieve symptomen
- Depressie komt vaak voor bij thuiswonende bejaarden
12
Kim, Korea, 2009
Prospectief
184 bejaarden tehuisbewoners 81 uit Korea 103 uit Japan
- Geriatric depression scale-15 (GDS-15)
- 66,7% van de Koreaanse Bejaarden scoorde hoog op de GDS. - 41,7% ven de Japanse bejaarden scoorde hoog op de GDS.
- Er is geen significant verschil tussen de Japanse en Koreaanse bejaarden. - Gevonden prevalentie van depressie is groot.
11
Kivelä, Finland, 1986
Prospectief
419 thuiswonende bejaarden
- Zung selfrating depression scale (SDS
- 1 op de 4 respondenten kreeg de diagnose depressie
- Milde depressie komt regelmatig voor bij thuiswonende bejaarden.
10
Kulaksizoglu, Turkije, 2004
Crosssectioneel
1067 thuiswonende bejaarden
- Geriatric depression scale (GDS)
- 16% van de onderzochte bejaarden scoorde hoger dan 14 op de SDS.
- Depressie komt gebruikelijk voor bij thuiswonende bejaarden.
11
Levin, USA, 2007
crosssectioneel
76.735 bejaardentehuis bewoners
- MDS assessment - Medische gegevens
- 48% had de diagnose depressie
- Depressie kom vaak voor bij bejaardentehuisbe woners
10
DEPRESSIE BIJ BEJAARDENTEHUISBEWONERS EN THUISWONENDE BEJAARDEN
31
Eerste auteur, land en jaar
Design
Populatie
Gebruikte instrumenten
Resultaten
Conclusies
Score
Onishi, Japan, 2006
Crosssectioneel
- 184 thuiswonende bejaarden, - 389 bejaardentehuis bewoners - 355 bejaarden op de geriatrische afdeling
- Geriatric depression scale-15 (GDS-15)
- De gemiddelde GDS score was 6.4 ± 3.6 SD - 49.7% scoorde hoger dan 6. - 87.6% van de bejaardentehuis bewoners scoorde hoger dan 6.
- The GDS-15 score van de bejaardentehuis bewoners was significant groter dan bij de andere twee groepen
12
Ron, Israel, 2004
Prospectief
227 thuiswonende bejaarden en 91 bejaardentehuis bewoners
- The Beck depression inventory (BDI)
- Bejaarden tehuisbewoners scoorden hoger op de BDI dan thuiswonende bejaarden. - Vrouwen scoorden hoger op de BDI dan mannen
- Bejaarden tehuisbewoners hebben vaker de diagnose depressie. - Vrouwen hebben vaker de diagnose depressie.
11
Silva, Brazilie, 2012
Crosssectioneel
102 bejaardentehuis bewoners
- Geriatric depression scale-15 (GDS-15)
- 49.0% had depressieve symptomen - 36.3% had milde depressie 12.7% ad zware depressie
- De prevalentie van depressie bij bejaardentehuis bewoners is groot.
10
Topbaş, Turkije, 2004
Prospectief
97 bejaarden in een bejaardentehuis en 97 thuiswonende bejaarden
- De geriatric depression screening scale - Medisch Verleden
- 80,4% van de bejaardentehuis bewoners had depressieve symptomen - 47,4% van de thuiswonende bejaarden had depressieve symptomen
- De bejaarden in een bejaardentehuis waren significant meer depressief dan de thuiswonende bejaarden.
8
Wada, Japan, 2004
Crosssectioneel
5363 thuiswonende bejaarden.
- Geriatric depression scale -15 (GDS-15)
- 33.5% van de thuiswonende bejaarden kreeg de diagnose milde depressie
- Milde depressie komt regelmatig voor bij thuiswonende bejaarden.
12