N E G E I L V
K N DE
R E F S I U LO
T D N A N DI
E S I O T R U O
De wond is bevolkt Harold Pinter
FRANSJE. Ut was kerstvakantie. Hij kwam bij ons spelen. We waren buiten. Ut was nie koud.
‘Ja,’ zei hij, ‘eigenlijk Is dat ook zo.’
‘Wat zullen we gaan Doen?’ zei ik.
‘Ik heb ut,’ zei ik, ‘Laten we op de akker Gaan staan kijken Naar de zonsondergang.’
‘Geen idee,’ zei hij.
‘Goed idee,’ zei hij.
‘Zullen we gaan Knikkeren,’ zei ik.
We liepen de akker op Die naast ons huis lag. Hij zei:
‘Geen zin in,’ zei Hij. ‘Nee,’ zei ik, ‘ik Eigenlijk ook nie.’ ‘Of zullen we met Je soldaatjes gaan Spelen,’ zei hij. ‘Dat hebben we Gisteren al gedaan,’ Zei ik. ‘Ja,’ zei hij, ‘das Waar ook.’ ‘Of,’ zei ik, ‘we Kunnen un hut Gaan bouwen.’ ‘We hebben Eergisteren un Hut gebouwd,’ Zei hij. ‘Ja,’ zei ik. ‘Misschien,’ zei hij, ‘Willen jopie en henk Wel met ons voetballen.’ ‘Ik vind jopie en henk Stom,’ zei ik. ‘Of zullen we samen Gaan voetballen,’ Zei hij. ‘Eigenlijk vind ik Voetballen ook Maar stom,’ zei ik.
‘Hoe oud wil jij eigenlijk Worden?’ ‘Nie zo heel erg oud,’ Zei ik. We keken naar de Zonsondergang. De zon ging heel Langzaam onder.
VLEES EN BIJENWAS. Woorden zijn lelijk De maan is un vijand Un mug is un betere Kameraad dan un vrouw. Ik zit met kes aan de lage Salontafel Maar we hebben mekaar Weinig te melden. Zij zit nors naar ut Teeveescherm te staren En ik denk aan de Ontsteking in mun Rechter mondhoek. Nou ja, ik weet nie eens Zeker of ut wel un ontsteking Is want pijn doet ie nie Maar dur zit wel un bult alsof Ik un pingpongbal in mun Muil heb gedouwd. Dur zijn dagen dat de Pingpongbal kleiner is Dur zijn dagen dat ie Groter lijkt Maar nu voelt ie toch wel Verdomd fors aan: Te weinig slaap Te veel sigaretten Te veel drank. Leer mij mun pingpongbal Kennen. Off and on zijn we zo’n Twintig jaar bij elkaar. Toen ik voor ut eerst met Um kennismaakte belde ik Mun tandarts en die vermoedde Dat mun verstandskies dur uit Moest. Na dat gesprek heb ik nooit Meer un tandarts gezien. Hoe dan ook De pingpongbal verdween Kwam op gezette tijden Terug En toen ik bij kes introk Bleef ie voorgoed. Ik zie de verbanden Doch ut lijkt me voor Ut heil van mun relatie Nie verstandig die
Op papier te zetten. Maar die bult op mun kaak Vind ik geen probleem. Ik zei al Hij doet geen pijn En vroeger als ie verscheen VERREKTE ik van de pijn. Geef mij maar de uitwassen Van pijn. Op de pijn zelf zit geen mens Te wachten. Okee, ik zal geen verbanden Tussen mun relatie met kes En de pingpongbal beschrijven Maar laat ik dan un verschil Noemen: In un relatie komt pijn minder Vaak aan de oppervlakte. Die borrelt diep in je Binnenste Woont waar de ergernis woont De afkeer woont Waar jij woont. Kes zit nog steeds naar ut Teeveescherm te staren. Ook ik kijk. Die zak van un spijkerman Probeert lollig te zijn. Mijn god Houdt ut dan nooit op? ‘Kes,’ zeg ik, ‘ik ga wat Schrijven.’ ‘Goed,’ zegt ze kortaf. Ik weet nie wat er met Haar aan de hand is. Ik vraag er ook nie naar. De diepte van ut binnenste Waar ik woon is inmiddels Gehuld in un behoorlijke Dosis onverschilligheid. Ik pak mun blok Mun pen De asbak De shag De vloei De aansteker Ut glas De wijn
Loop naar de eettafel Installeer de spullen Pak de pen Zet die op ut papier En dan zegt kes: ‘Pas op dat je nie Met wijn knoeit.’ De eettafel was van Un tante van kes. Die tante is dood. Kes hecht veel waarde Aan die tafel. Ik wor gek van dergelijke Symboliek. Un tafel is un gebruiksartikel Geen ding om gekoppeld te Worden aan gevoelens. En mensen die dat wel doen Zijn compleet gestoord. Nou ben ik dat ook Maar mijn gestoordheid Heeft niets met symboliek Van doen. Mijn gestoordheid heeft met Ut ontbreken daaraan van Doen. Ik bedoel: Als un boom werkelijk un Boom is Wat moeten we dan nog Met un kerstbal? Ik ga met mun vingers over De pingpongbal. Ut ding voelt nondeju aan Als un tennisbal! Te weinig slaap Te veel sigaretten Te veel drank. Ik ging afgelopen nacht Om vijf uur naar bed En om tien uur stond ik Op de baan. Ik stond daar met un Bezopen kop. Maar dat merkten mun Leerlingen nie. Un beetje alcoholist heeft Zun roes onder controle.
Of mun leerlingen merkten Ut WEL en dan DENKT un Beetje alcoholist zun roes Onder controle te hebben. Alcoholisten maken zichzelf Un hoop wijs. Zeg dat ik ut gezegd heb. Ik kijk tersluiks naar kes. Nu zit ze te lezen in the old man And the sea van hemingway. Un alom geprezen boek. Ik zou dur nie eens mun reet Mee afvegen. Maar dat meld ik kes nie. Ut borrelt al genoeg daar Diep in mun binnenste. Toen ik zestien was Droomde ik van un Hol onder de grond Met genoeg drank en Sigaretten om ut un Leven lang uit te zingen. Un hol voor mezelf en Niemand anders. En toch ben ik na mun Eerste echte vriendin Nooit meer vrijgezel Geweest. Je ziet Alcoholisten maken Zichzelf un hoop Wijs. Kut, ik mors wijn. Ik kijk naar kes. Die leest nog steeds de Pulp van hemingway. Ik denk even na Ga dan met mun tong Naar ut tafelblad Lik de wijn op. Ik maak nauwelijks geluid. Toch heeft kes ut in de Gaten. ‘Wat ben JIJ in GODSNAAM Aan ut DOEN?’ zegt ze. ‘Research voor un gedicht,’ Zeg ik, ‘ut gaat heten “vlees En bijenwas.”’
‘Jaja,’ zegt kes, ‘ut zal wel,’ En ze verdiept zich weer in Hemingway. Kijk, beste lezer, dit is dus Un gemiddelde zaterdagavond Van ut beest tourtoise. De man die zuipt Schijt heeft aan alles Hardop verkondigt dat iedereen Naar de hel kan lopen. Alcoholisten maken zichzelf Un hoop wijs. Zeg dat ik ut Gezegd heb.
IETS OM HANDEN. Ik zit aan de toog te Wachten op mun Volgende leerling En dur zitten twee Andere kerels aan De toog En achter de toog Staat de bardame En de twee andere Kerels en de bardame Converseren En ik verberg mun Ogen in ariel van Sylvia plath Maar ik volg de Conversatie En de conversatie Gaat louter over Praktische zaken: De ene is ut huis Aan ut verbouwen De ander is un Vijver aan ut Aanleggen Un derde zegt: ‘Laminaat? ik heb In drie dagen tijd Zoveel laminaat Gelegd, ik kan ut Nie eens meer ZIEN!’ En ut gaat maar Door en Ut gaat maar Door: Zand dat moet worden Weggekruid Muren die getext Moeten worden Vloerbedekkingen die Verwijderd moeten Worden En ut stof wat vrijkomt Mijn god ja Ut STOF! En sylvia plath is un Groots dichteres Maar nie zo goed als Emily dickinson En ik sluit ut boek En ik leg ut weg
En ik steek un Sigaret op En ik kijk wat naar Buiten.
ZONDAG. Mun vader reed. Mun moeder zat naast Um. Ik zat op de achterbank. Mun zussen hoefden Nie mee. Ik moest mee omdat ik Klein was. Mun jongste zus was tien. ‘Papa,’ zei mun moeder, ‘Rij toch nie zo hard.’ ‘Maar mama,’ zei mun Vader, ‘ik RIJ helemaal Nie hard.’ ‘Wel waar,’ zei mun moeder, ‘De teller wijst tachtig.’
‘Papa,’ zei mun moeder, ‘Doe je lichten us aan.’
‘De auto is goed afgesloten?’ zei mun moeder.
‘Lichten?’ zei mun vader, ‘Ut IS nondeju hartstikke Licht.’
‘JA mama,’ zei mun vader, ‘De auto is GOED Afgesloten.’
‘En vloek nie zo,’ zei mun Moeder, ‘met onze louis Achterin.’
‘Goed dan,’ zei mun moeder, ‘Goed dan.’
Ik bleef maar aan mun Vingers frunniken. ‘DAAR!’ zei mun moeder, ‘DAAR moet je in en dan Rechts en dan links.’ ‘Mama,’ zei mun vader, ‘Ik WEET waar ik moet zijn.’
‘Mama,’ zei mun vader, ‘Hier MAG je tachtig Rijen.’
‘Jaja,’ zei mun moeder, ‘dat Zeg jij altijd.’
‘Dat MAG ja,’ zei mun Moeder, ‘maar dat HOEFT nie.’
Mun vader reed verder en Parkeerde de auto voor hun Huis.
Mun oudste zus was Veertien. Mun middelste zus Twaalf. Mun zussen waren Bij de buren.
We stapten uit en liepen Naar de voordeur.
‘Papa,’ zei mun moeder, ‘Daar is un spoorwegovergang.’
‘Natuurlijk,’ zei mun Vader.
‘Mama,’ zei mun vader, ‘dat Zie ik OOK wel, ik ben nie BLIND.’
‘Jaja,’ zei mun moeder, ‘Dat zeg jij altijd.’
‘Heb je de auto goed Afgesloten?’ Zei mun moeder.
‘En rij nie zo hard,’ zei mun Moeder.
‘Godverdomme, godverdomme,’ Zei mun vader, en hij liep Terug naar de auto.
‘Goddomme,’ zei mun vader, ‘Ik rij ZESTIG.’
Ik frunnikte aan mun Vingers.
‘En vloek nie zo,’ zei mun Moeder, ‘met onze louis Achterin.’
‘Louis,’ zei mun moeder, ‘Hou op met dat gezenuw. En geef ome hem en tante An zo netjes un handje.’
Ik frunnikte wat aan Mun vingers. Dat dee ik anders nooit.
Mun vader was terug.
Ze haalde un paar maal Diep adem. Ze drukte op de Deurbel.
TSUNAMI. Vier uur in de nacht. Ik heb zitten lezen en Dus minder gedronken. Ik heb maar drie Sigaretten gerookt. Ik leg ut boek weg Druk op de volumeknop Van de teevee Dur is geluid Ik zap. Ik zie un nederlands Pratende nieuwslezeres Ik zie un vlaams Pratende nieuwslezeres Ik zie un Duits Pratende nieuwslezeres. (We hebben geen kabel.) De nieuwslezeressen lezen Ut nieuws en tussendoor Toont ut scherm de meest Gruwelijke beelden. De gezichten van de Nieuwslezeressen ogen Nie ontdaan. Zij zijn veilig. Ze worden hiervoor Betaald. Ze doen hun DING. Sinds kort hebben we Un nieuw vleesmes En ut ligt in un lade In de keuken. Ut vleesmes is Vlijmscherp. Snij je polsen in de Lengte open en je Bent verlost. Ik sta op en loop de Keuken in. Ik open de lade en Pak ut vleesmes. Ik kijk ernaar Leg ut terug Sluit de lade. Ik open de koelkast Pak de wijn Loop terug Ga zitten
Drink uit de fles. Ik zap naar de Nederlands Pratende Nieuwslezeres. Ik steek un Sigaret op.
UN MEDEDELING. Ik zou je graag Iets willen vertellen Over de oorlog in Congo en ut conflict Tussen Israel en Libanon en de Palestijnse kwestie Maar ik heb daarnet De nagel van mun Linkerteen te ver Afgeknipt en nou Bloed mun linkerteen En nou moet ik Verdomme nog opstaan Ook om un pleister Te gaan zoeken. Dat was ut.
BELEVING. Mun zussen hielden Van vliegeren. Achter ons huis lag Un akker waar Bieten verbouwd Werden En waren de bieten Gerooid Dan zeiden mun Zussen tegen mij: ‘Louis, kom, we Gaan vliegeren.’ ‘Nee,’zei ik dan. Meer zei ik nie. En mun zussen: ‘Ach, doe nie zo Flauw! ga nou Mee!’ En mun moeder: ‘Ja, ga nou gewoon Gezellig mee!’ En om van ut gezeik Af te zijn zei ik: ‘Okee.’ En daar stond ik dan Met mun handen in Mun zakken Te kijken naar mun Zussen die de vlieger Trachtten de lucht in Te krijgen En na tal van pogingen GING de vlieger de lucht In En mun zussen lachten En sprongen en hadden De grootste lol en Wezen naar de vlieger En ik stond daar Met mun handen In mun zakken En Dacht aan merels Aan mezen
Aan mussen En aan mun Zussen En aan de Vlieger.
PRODUKT. Ut is zes uur in De nacht of in De ochtend. Ik drink witte Wijn en rook Samson shag. Hiernaast zijn Ze ook nog Wakker. We hebben un Hiernaast en aan De andere kant Hebben we un Buurman. De buurman is Un aardig mens. Op teevee zag ik Vanavond a Beautiful mind met Russel crowe. Un kutfilm. Crowe kijkt te dom Uit zun ogen om Un intelligent mens Te spelen. Ik hoor de vrouw Hiernaast zeggen: ‘SPIRIT GA ZITTEN! SPIRIT ZIT! SPIRIT GA ZITTEN! SPIRIT ZIT!’
En robert de niro Is de hond. De werkelijkheid Is un halsband. Ik drink de witte Wijn en rook de Samson shag. ‘SPIRIT! SPIRIT! SPIRIT! GA ZITTEN! ZIT!’ Un marsreep Heeft un wikkel Nodig. Un huis heeft un Nummer nodig. En spirit is de Hond en spirit Moet gaan zitten. De buurman Rochelt vanwege Un longziekte. De vrouw hiernaast Zegt: ‘ZIT SPIRIT! ZITTEN!’
Dan hoor ik de vrouw Zeggen:
Ik drink de witte Wijn en rook de Samson shag.
‘HEHEHEHEHE!’
‘HEHEHEHEHE!’
Russel crowe. Al pacino. Robert de niro. Acteurs. Un duiding van Un nonwerkelijkheid. ‘SPIRIT GA ZITTEN! GA ZITTEN SPIRIT!’ Spirit is de hond. En Is En Is
russel crowe de hond. al pacino de hond.
EELT. Ik zet mun fiets op slot En loop de kantine in. Daar is niemand. Dan loop ik naar de Ruit die un blik biedt Op de indoorbanen. Dur staan zeker tien Ouders met kinderen Met de rug naar me toe. Voor hen staat mun Collega macallis en Macallis praat. Hij praat tegen de Ouders en de kinderen. Macallis ziet me Maar hij gaat gewoon Door met zun verhaal. Ik begin gekke bekken Te trekken Ik maak pijpbewegingen Ik maak bewegingen Alsof ik masturbeer Ik maak neukbewegingen Maar macallis blijft Stoïcijns en praat rustig Verder. Macallis is al tien jaar Tennistrainer. Zo iemand krijg je nie Meer snel van zun stuk.
ZES WEKEN. Vierde klas lagere school En ik had un prima Eindlijst En de vakantie begon De vakantie begon! De eerste dag van Mun vakantie Ut was un prachtige Zomer Zei ik na ut ontbijt Tegen mun moeder: ‘Ik ga naar boven, Wat lezen.’ En ik ging naar mun Kamer Strekte me uit op Bed Pakte un boek En begon te Lezen. Ik las drie pagina’s En toen dacht ik:
Ga lekker naar Buiten!’ ‘Geen zin in,’ Zei ik, en ik ging Naar mun kamer Strekte me uit Op bed Pakte un boek Legde ut boek Weg zonder un Bladzijde gelezen Te hebben En weg was ik Weer Ik sliep. Toen ut tijd was Voor ut avondeten Maakte mun moeder Me wakker. Ik hoorde haar onder Aan de trap: ‘LOUIS! ETEN!’
“Goh, laat ik us Un tukje doen.”
Ik at en toen Zei ik:
Ik legde ut boek Weg en viel in Slaap.
‘Ik ga weer Naar mun Kamer.’
Mun moeder Wekte me tegen Twaalven. Want dur moest Weer gegeten Worden. Okee, zei ik, en ik Klom uit bed Liep naar benee Nam plaats aan De tafel At.
En eenmaal op Mun kamer Viel ik in slaap En sliep tot de Ochtend kwam.
Na de lunch Zei ik tegen Mun moeder: ‘Ik ga naar boven, Wat lezen.’
‘Louis, dit kan Zo nie. ut enige Wat je doet is Eten en lezen en Slapen. je hebt Vakantie!’
‘Louis!’ zei mun Moeder, ‘ut is Prachtig weer!
‘Ik weet ut,’ Zei ik, ‘mag Ik nu weer
Dit ging un week Zo door. Toen zei mun Moeder tijdens Ut ontbijt:
Naar boven?’ De vakantie Duurde zes Weken. Ut was un Geweldige Tijd.
EDEN. Un blauwe kaars. Un gele kaars. De vlammen zijn Identiek. De teevee staat Nie aan. De ceedeespeler Zwijgt. Ut is muisstil. Drinkend maar Nog nie dronken. Rokend maar nog Nie hoestend. Op un enkele plant Na ben ik omringd Door dode dingen. En de planten jagen Me geen angst aan. 2 uur 30 in de nacht maar nog nie dronken. Rokend maar nog nie Hoestend. Un blauwe kaars. Un gele kaars. Ut is muisstil.
GLAS. De wereld is zo’n godvergeten Shithole dat we er ut liefst Niets mee te maken willen Hebben. En dus creeeren we ons Eigen priveehelletje.
Nie aan, je moet Dennis nie imiteren.’
Ik sta te kijken naar un Wedstrijd op baan vijf. Clubkampioenschappen. Een van mun leerlingen Speelt de finale dames Enkel. Dan komen er een man Een vrouw En Een Twee Drie kinderen Bij me staan.
‘Imiteren is iemand Nadoen,’ zegt de man.
Ik drink van ut glas en Kijk naar de wedstrijd. Ut oudste kind zegt: ‘IK MOET POEPEN! IK MOET POEPEN! IK MOET POEPEN!’ ‘Dennis,’ zegt de vrouw, ‘Je hoeft nie te poepen, Ik ben net met je naar Ut toilet geweest.’ ‘JAWEL!’ zegt ut kind, ‘IK MOET POEPEN! IK MOET POEPEN!’ Ut kind springt in de Rondte alsof ut aan De speed is. ‘Dennis,’ zegt de man, ‘Je hoort wat mama Zegt, je hoeft nie te Poepen.’ Een van de andere Kinderen zegt: ‘NOU MOET IK OOK POEPEN! IK MOET OOK POEPEN!’ ‘Annemarie,’ zegt De vrouw, ‘stel je
‘IMITEREN!’ zegt ut Kind, ‘IK MOET POEPEN! WAT IS IMITEREN!’
Ik drink van ut glas. Mun leerling bakt dur Niets van. ‘POEPEN! POEPEN!’ Zegt ut derde kind, ‘POEPEN IS VIES! POEPEN IS IRIMITEREN!’ ‘Imiteren,’ zegt de vrouw, ‘Ut is imiteren.’ ‘IRIMITEREN!’ zegt ut Kind, ‘IRIMITEREN!’ ‘Mijn god,’ zegt De man. ‘Ja godverdomme,’ Zegt de vrouw, ‘doe Er dan wat aan.’ ‘POEPEN! POEPEN! POEPEN!’ roepen Alle drie de kinderen. De man pakt de kinderen Hardhandig bij de arm. ‘En nou je mond houden,’ Zegt de man, ‘anders krijg Je vanavond geen chips.’ ‘POEPEN! POEPEN! POEPEN!’ roepen alle drie De kinderen, en ze rukken Zich los en springen in de Rondte alsof ze aan de speed Zitten. ‘Mijn god,’ zegt de vrouw. Mun leerling staat vier nul Achter in de eerste set. Ik drink van ut glas. De man zegt:
‘EN NOU IS UT GODVERDOMME AFGELOPEN!’ en Hij stampt met zun Voet op de grond. ‘HEE!’ roept mun Leerling, ‘KAN UT UN BEETJE RUSTIG DAAR!’ ‘Sjezus,’ zegt de vrouw, ‘Waar bemoeit dat wijf Zich mee?’ ‘Kom op,’ zegt de man, ‘We gaan.’ ‘POEPEN! POEPEN! POEPEN!’ roepen alle Drie de kinderen En ze springen in de Rondte alsof ze aan de Speed zitten. De man en de vrouw Pakken de kinderen Hardhandig bij de arm En trekken ze met zich Mee. Ik drink van ut glas. De wereld is un Shithole. Mun leerling verliest De eerste set met Zes tegen nul.
GEBRUIK. Koen was een van de jongens Waar ik elke dag mee naar de Middelbare school fietste. Hij woonde in dezelfde straat Als ik en ook na schooltijd Trokken we geregeld met Elkaar op. We speelden tafeltennis We voetbalden We maakten samen ons Huiswerk We gingen naar de Bioscoop. Toen we op un avond de Bioscoop verlieten gebeurde Dur iets eigenaardigs. We liepen naar onze fietsen Twee jongens van onze Leeftijd passeerden ons en Toen zei koen:
En hij balde zun vuisten Als was ie mohammed Ali. De jongen liep op koen af Greep um beet En koen vloog door de lucht Als was ie un lucifershoutje Om drie meter verderop met Un harde klap de grond te Raken. De jongen stak zun handen In zun zakken Grijnsde Dee un paar passen Boog zich over koen heen En zei: ‘Had je nou nog wat?’ ‘Nee, nee,’ kreunde die, ‘nee, Echt nie, ut spijt me, laat me Alsjeblieft met rust.’
‘Wat un losers.’ Ik had geen idee waarom Hij dit zei. Misschien doelde hij op De jongens Misschien doelde hij op De personages in de film Ut doet er ook nie toe Hij zei: ‘Wat un losers.’ En een van de jongens die Ons net gepasseerd waren Vroeg: ‘Wat zei jij?’ En koen draaide zich om en Antwoordde: ‘En wie zijn jullie nou Helemaal?’ ‘Moet je un knal voor je Kop,’ vroeg de jongen. ‘Best hoor,’ antwoordde Koen, ‘kom maar op.’
De andere jongen keek mij Aan. ‘En? had jij nog wat?’ ‘Hee,’zei ik, ‘heb ik UBERHAUPT iets gezegd?’ ‘Nee,’zei de jongen, ‘sorry.’ En hij gaf me un klapje op De schouder En weg waren ze. Koen krabbelde overend En verweet mij vervolgens Dat ik um nie geholpen had. Toen ik um vroeg waarom Ik um dan had moeten helpen Antwoordde hij: ‘Omdat we vrienden zijn.’ Ut was voor ut eerst dat ie dat Zei en sindsdien walgde ik Van die vent.
Gisteren hoorde ik dat koen Tegenwoordig politie agent In den haag is. Ik hoop dat de criminelen Ut um daar knap lastig Maken.
UN TRAININGSPAK MET KOTS. Die godverdomde Jack daniels. Waarom blijf ik nie Gewoon van die troep Af? Waarschijnlijk omdat Ik un volsagen idioot Ben. Oh jee oh jee oh jee. Ut is zondagmiddag. Mun pupillen spelen Competitie. Ik sta bij baan vier Naar un dubbel te Kijken Maar ik zie geen Dubbel; Ik zie dubbel. Daarbij doet mun Maag hele rare Dingen. Voortdurend schiet Ie spul naar mun keel En mun keel houdt Ut tegen en ik slik en Slik en ut spul gaat Weer naar beneden. Een van de vaders Van de pupillen Staat naast me en Hij zegt: ‘Leuke dubbel.’
Maar ik hou ut Binnen. Ik sta daar met Bolle wangen en De vader zegt: ‘Mooi tennisweer.’ ‘Pwwwrraaaarrrr,’ Zeg ik en ik slik Ut spul door. De vader kijkt me Nie aan. Hij kijkt naar de Dubbel. Dan deelt mun maag De doodsteek uit. Un enorme hoeveelheid Spul wat naar boven Wordt geschoten. Ik snel de bosjes in die Bij de baan liggen en Laat ut lopen. Mun maag heeft de Grootste lol. Die blijft maar spul Schieten. Ik sta daar Voorovergebogen in De bosjes en zeg: ‘BWAAAAHHHH!’ ‘BWAAAAHHHH!’ ‘BWAAAAHHHH!’
‘Ja,’ zeg ik, ‘leuk.’ En mun maag schiet Weer spul omhoog En mun keel houdt Ut tegen en ik slik En slik en slik. ‘Ze doen ut nie slecht,’ Zegt de vader. ‘Nee,’ zeg ik, ‘nie Slecht.’ Dan is mun maag Ut zat. Ut spul SCHIET Omhoog Zo mun mond in.
Dan is ut voorbij. Ik spuug wat na Veeg mun snor en Baard af Loop de bosjes uit En sta weer bij Baan vier. ‘Poehpoeh,’ zeg ik En ik veeg ut zweet Van mun voorhoofd. ‘De jongens hebben Net de eerste set Gewonnen,’ zegt de Vader. ‘Aha,’ zeg ik
En ik loop weg van De banen De kantine in. Ik ben behoorlijk Opgeknapt. Ik zie zelfs nie meer Dubbel. ‘Jezus,’ zegt de barman Als ie me opmerkt, ’wat Heb jij uitgevreten?’ ‘He?’ zeg ik. ‘Kijk daar, op je Trainingsjack.’ Ik kijk naar mun Trainingsjack. Kut, kotsvlekken. ‘Bedankt,’ zeg ik En ik loop naar ut Toilet. Daar veeg ik met de Natgemaakte handdoek De kotsvlekken weg. Ik loop de kantine Weer in En bestel un glas bier. De barman zet ut Glas op de toog. ‘Dag, goudgele vriend,’ Zeg ik. En ik drink met Voorzichtige Slokjes.
SAMEN UIT. Aangezien un Aantal heren Van de Tennisclub un Weekend ging Skieen in Duitsland Gingen hun dames Op zaterdagavond Uit eten en daarna Naar de kroeg. Gisteren sprak ik Een van die dames. Ik vroeg: ‘Waar hebben jullie Ut zoal over gehad?’ De dame dacht even na Dacht nog even na Zei toen: ‘Tjee, daar vraag Je me wat, ik Weet ut nie eens Meer.’ De dame wist ut Nie eens Meer. Ik wist Genoeg.
JOODS. De huiskamer leek Un bedoeling te Hebben: Weinig nieuwe spullen Veel paars en oranje En zwart En iedereen zat op Kussens op de grond In kleermakerszit en Er werd bier uit de fles Gedronken en ik zei: ‘Is er geen stoel?’ De stoel was er wel Maar dit was gezelliger. Mijn god. Mun klassenleraar tevens Geschiedenisleraar was ut Type linkse rakker: Schipperstrui Spijkerbroek Ongeschoren Uilebrilletje Legerkissies. Tijdens de geschiedenisles Begon ie vaak over de Nederlandse politiek. Hij bracht iets te berde en De klas bracht iets te berde En er werd gediscussieerd. Ik hield me dur buiten. Ik had niets met politiek. Ik was zestien en had un Kop vol puisten en un kop Vol zwarte gedachtes. Ik had met niks nog iets. Die avond was dur un Klassenavond bij de Klassenleraar thuis. Ik was gegaan en Daar zat ik dus: Op un kussen In un kring Met mun Medeklassers en De klassenleraar Lurkend aan un
Fles bier Luisterend naar Al dat gezwam En denkend wat Ik al sinds mun Vierde dacht: “Wat doe ik hier?” Toen kwam ut gesprek Weer op politiek. De klassenleraar bracht Ut gesprek weer op Politiek. Ik pakte un nieuwe Fles bier Dronk En luisterde. Toen was ik ut zat. Ik zei tegen de Klassenleraar: ‘Heb jij mein kampf Gelezen?’ Prompt was ut Stil. ‘Wat?’ zei de Klassenleraar. ‘Mein kampf,’ Zei ik, ‘hitler. Adolf.’ Niemand zei iets. Ik nam un slok bier Uit de fles en zei: ‘Un beetje Geschiedenisleraar Heeft toch zeker Wel MEIN KAMPF Gelezen?’ ‘Nee,’ zei de Klassenleraar, ‘dat HEB ik nie gelezen En dat WIL ik ook Nie lezen.’ ‘Prima,’ zei ik, ‘Maar prop ons Dan ook nie vol Met jouw linkse Gezeik.’
Ik nam nog un Slok bier Pakte mun jas En smeerde Um. Door die Godvergeten Kussens had Ik ook nog Us pijn aan Mun rug.
MONOGAMIE. Zonnig. Dertig graden. Ik zit in mun Stamkroeg. Dur is weinig Licht. Ut is dur koel. Ik drink witte Wijn. We zitten daar De kroegtijgers En ik. Geen dames. Gelul over muziek Over tatoo’s Over de mensen Over ut leven. Gelul. Dan stapt dur un Jonge dame de Kroeg binnen. Ut De De Ut
gezicht! borsten! billen! haar!
Ut gelul? Geen gelul. Iedereen kijkt. Ik ook. De jonge dame Zegt: ‘Zou u un taxi Voor me willen Bestellen?’ ‘Tuurlijk,’ zegt De bardame. De bardame Belt un taxi. Ik denk aan kes. Dan denk ik Nie meer aan Kes. Ik kijk naar de Jonge dame En drink van Mun witte wijn.
OPPOSITIE. Kes is naar bed. Ik zit onder mun Roze deken en zap Met ut geluid af. Dur komen tal van Gezichten voorbij Maar ik wacht op Ut juiste gezicht. Dan zie ik ut. Un politicus van Mijn leeftijd. Ik druk op de Volumeknop en Ut gezicht zegt Dat ut zoveel beter Kan in dit land Dat er zoveel mis Is in dit land. Ut gezicht zegt Bla En bla bla bla En bla bla bla En bla. Ik druk op de Uitknop en ut Gezicht verdwijnt. Ik schud mun glas Vol en steek un Sigaret op. Ik regeer.
LICHAAM EN GEEST. Ut was vierde klas Middelbare school. De leraar nederlands Droeg ons op un Verhaal te schrijven. Un verhaal met un Moraal. Zoiets. Jezus christus; Ik trok me liever af Op ut mooiste meisje Uit mun klas En trok ik me nie af Dan was ik wel bezig Puisten uit mun kop Te knijpen. Mijn verhaal ging Over un man die Gevangen zat omdat Ie ut gevoel had Vermoord. Ut was un metaforisch Verhaal. Ik kreeg er un vier Voor. Un meisje uit mun klas Scoorde un negen. Haar verhaal heette: De kamer en ut meisje. Mijn verhaal heette: De onrustverbrander. Omdat ut meisje un Negen had gescoord Mocht ze ut verhaal Voorlezen tijdens de Les. Ze dee ut ook nog. Ze begon te lezen en Ze vertelde hoe un Kamer dur uitzag. Na un minuut begreep Ik dat ut om un Slaapkamer ging. Ik begon me te Vervelen. Ik keek naar ut meisje Op wie ik me zo vaak
Aftrok en voelde us Aan mun puisten. Ut verhaal werd dur Nie beter op. Ut meisje zat dus Alleen in die Slaapkamer en Voelde zich ongelukkig. Daar eindigde ut verhaal. Dat ut meisje in die Slaapkamer zat en zich Ongelukkig voelde. Waarom ze zich ongelukkig Voelde vertelde ut verhaal Nie. De hele klas Applaudiseerde. Op mij na. De leraar nederlands Zei: ‘Kijk, zo schrijf je Dus un verhaal.’ Ze was ut mooiste Meisje uit mun klas.
WEG. Ze zegt: ‘Kijk us.’ Ik kijk op de display Van haar gsm die me Un foto toont van un Lid van de tennisclub. ‘Ja,’ zegt zij, ‘hier staat Ie zo leuk op, zo wil ik Me hem herinneren.’ De foto is van un man Die ernstig ziek is. Hij heeft nie lang meer Te gaan. Maar dit is inmiddels Twee jaar geleden. De man leeft nog steeds. Hij is zelfs behoorlijk Fit. Ik vraag me af wat ze Met die foto heeft Gedaan.
LIEFDE. De hoornen van ut leven Zullen ons nie bereiken. Ut masker van de duivel Zetten wij af. De gekartelde bloem Met zun messcherpe Randen Wij planten um nie. Wij? Wij planten mijn. Wij planten zijn. Onze ogen hebben Oog Voor elkanders Niet.
ALLES DICHTBIJ. Ik zit op mun fiets richting Supermarkt. We zijn net verhuisd naar Venray. Dan ben ik bijna bij de Supermarkt. Ik rem af, draai de hoek Om, en step heel rustig Verder. Uit de bakkerij die aan de Supermarkt grenst komt Un vrouw op leeftijd. De vrouw op leeftijd kijkt Naar rechts en sloft vooruit. Ik kom van links en ben zo’n Twee meter van de vrouw op Leeftijd verwijderd. Ik zeg tegen de vrouw op Leeftijd: ‘Mevrouw, kijk effe uit.’
Ik step verder en zeg: ‘Ik fietste nie en ik probeerde U ook nog us te beschermen.’ Ik ben boos. Ik zeg: ‘Idioot wijf!’ Dan hoor ik iemand roepen: ‘JE HOEFT MIJN VROUW GEEN IDIOOT WIJF TE NOEMEN!’ Ik stal mun fiets voor de Supermarkt. Ik zet mun fiets op slot. Dan komt er un man op Leeftijd op me af. De man op leeftijd zegt:
De vrouw op leeftijd kijkt Naar rechts en sloft vooruit. De vrouw op leeftijd is nu Zo’n meter van me verwijderd. Ik zeg:
‘JE HOEFT MIJN VROUW GEEN IDIOOT WIJF TE NOEMEN!’
‘Mevrouw! Kijk effe uit!’
‘Meneer, uw vrouw botste Bijna tegen mij aan, ik Probeerde haar te Waarschuwen.’
De vrouw op Naar rechts De vrouw op Halve meter Ik zeg:
leeftijd kijkt en sloft vooruit. leeftijd is nu zo’n van me verwijderd.
‘MEVROUW! HALLO! HO!’ Ik steek mun rechterarm uit. De vrouw op leeftijd kijkt nog Steeds naar rechts en botst Tegen mun rechterarm. ‘He?’ zegt de vrouw op leeftijd. De vrouw op leeftijd kijkt Even verdwaasd. Dan ziet de vrouw op leeftijd Dat ik op un fiets zit. De vrouw op leeftijd kijkt me Aan en zegt: ‘JE MAG HIER HELEMAAL NIE FIETSEN!’
Ik zeg:
De vrouw op leeftijd Kijkt me doordringend Aan. Dan zegt de vrouw op Leeftijd: ‘JE MAG HIER HELEMAAL NIE FIETSEN!’ De man op leeftijd die Bij de vrouw hoort Zegt: ‘JE HOEFT MIJN VROUW GEEN IDIOOT WIJF TE NOEMEN!’ Inmiddels staat er un Kring van mensen om Ons heen. Ik zeg: ‘Nou, goed dan, sorry.’ De vrouw op leeftijd En de man op leeftijd Murmelen wat klanken En verwijderen zich. De kring van mensen Lost op. Ik loop de supermarkt In.
De man op leeftijd zegt: ‘JE HOEFT MIJN VROUW GEEN IDIOOT WIJF TE NOEMEN!’ De vrouw van de man Op leeftijd komt er bij Staan. De vrouw op leeftijd Zegt: ‘Ik ben doof aan ut Worden, ik hoor nie Alles meer, ik had jou Nie gehoord.’ ‘Jamaar,’ zeg ik tegen De vrouw op leeftijd, ‘Das toch juist un reden Om extra goed uit te Kijken?’
Iedereen kijkt mij Aan. Back in the city. Fijn.
MAAGD. De vrouw zat bovenop Me en liet um erin glijen. Ik was doodsbang. Dur waren drie entiteiten In dat bed: Ik. Un vrouw. En un piemel. Ik zat ut meest in over die Piemel. Ik was doodsbang dat ie Slap zou worden. De vrouw ging op en neer. De vrouw maakte geluiden. Haar ogen waren gesloten En haar mond stond open. Ik vond ut un gek gezicht. Nie aan mun piemel Denken, dacht ik, denk Vooral nie aan die piemel. De vrouw bewoog op en Neer. Ik voelde dat de vrouw nat Was. Ut maakte un soppend Geluid. Ik vond ut un vies geluid. Nie aan mun piemel denken, Dacht ik, denk vooral nie Aan die piemel. Ik keek naar de vrouw haar Borsten. De tepels waren stijf en Groot. Ik voelde de behoefte om Hard in die tepels te knijpen En er aan te trekken. Ik wilde die tepels van de Borsten trekken. Ik weet nie waarom. De vrouw begon sneller Op en neer te bewegen en Meer geluiden te maken. Ik lag daar maar onder dat Lichaam. Ik voelde geen genot. Toen ging de vrouw haar Gezucht over in gekreun. De vrouw bewoog nog sneller Op en neer.
Ik maakte me zorgen over Mun piemel. Ik dacht: Dalijk schiet mun piemel Uit ut orgaan van de vrouw En dan beweegt de vrouw Op en neer en dan zit mun Piemel nie meer in ut orgaan Van de vrouw en dan slaat Mun piemel dubbel. Toen Liet de vrouw un scheet. Ut orgaan van de vrouw Liet un scheet. Nie aan mun piemel denken, Dacht ik, denk vooral nie Aan die piemel. ‘Sorry,’ zei de vrouw, ‘hihihi.’ En de vrouw bewoog weer Op en neer. Toen klonk dur meer Gekreun en ik voelde de Spieren van ut orgaan van De vrouw zich om mun piemel Spannen En ontspannen En spannen En ontspannen. Ut was geen Fijn gevoel. Toen liet de vrouw zich Op haar rug rollen. De vrouw klom uit bed En verdween naar de Badkamer. Ik was nie Klaargekomen. Ik keek naar mun Piemel. Die stond nog steeds Overend en glinsterde Van ut vocht uit ut Orgaan van de vrouw. Ik ging met mun Vingers naar mun Piemel.
Ik wreef wat vocht Op mun vingers. Ik ging met mun Vingers naar mun Neus. Ut rook nie Naar vis.
FORMATS. Ut was ut meest briljante Wat ik in tijden gehoord Had. We zaten in un kroeg. Kermiszondag. Ut was rustig. Venray lag nog in un Coma. Ik kende de man nie en Toch praatte hij tegen Mij. Ik weet nie waarom. Ut zal wel un behoefte Zijn.
Cultuur was iets voor Mensen met teveel Vrije tijd. ‘De knop gaat open,’ zei Ik, ‘en de bloem bloeit, En dan verwelkt ie. Verwelkte kinderen.’ Ik begreep wel dat de Meiden mij apart vonden. Ik liet HUN betalen voor MIJN drank. ‘He?’ zei de man.
‘Kinderen zijn bloemen,’ Zei de man, ‘de knop gaat Open, ze bloeien, en dan Verwelken ze.’ ‘Verwelkte kinderen,’ zei Ik, ‘dat herken ik.’ De mensen praten zoveel Onnodige zinnen. Letters, woorden, uitgesproken In un bepaalde volgorde. Als er iets geamputeerd moet Worden dan zijn ut wel de Stembanden.
Zou de mens door ut leven Moeten met geamputeerde Stembanden, dan zou de mens Ut dier benaderen. Un zeer geruststellende gedachte. ‘Dat je als kind hoe dan ook Verpest wordt,’ zei ik, ‘anders Kun je nie volwassen worden.’ De leraren? Boeddhistische monniken die Jarenlang alleen op un berg Hadden doorgebracht, DAT Waren leraren.
‘Pardon?’ zei de man. Venray lag nog in un coma. Venray leed aan un terminale Coma. Hoe ut er in amsterdam aan Toeging wilde ik nie eens Weten. ‘Pardon?’ zei ik, ‘hoezo Pardon?’ Psychiaters noemden mij Geniaal. Leraren vonden mij Geschift. Meisjes vonden mij apart. ‘Verwelkte kinderen,’ zei De man, ‘hoezo verwelkte Kinderen?’ Ik geloofde nie in steden en Ik geloofde nie in dorpen en Ik geloofde nie in naties.
‘Zoek je ruzie of zo?’ zei de Man. Leven is lijden. Leven is lijden. Leven is mijden. ‘Nee,’ zei ik, ‘ik begrijp jou Nie, of jij begrijpt mij nie, That’s all.’ Ik dronk mun glas Leeg. Ik verliet de kroeg.
VERHUISD EN ZO. Ik zit in de woonkamer en kijk Naar un vers getekste witte muur. Dan gaat de telefoon. Ik sta op uit mun fauteuil en loop Naar de telefoon.
‘Wat zou ik over berend gehoord Moeten hebben?’ zeg ik. ‘Ze gaan verhuizen naar Ysselsteyn.’
‘Hallo?’
Mun neef woont samen. Zij is hoogzwanger. Ze wonen boven un cafe In venray. Ik zeg:
‘Ja, we zeiden al, die louis laat Ook nooit iets van zich horen Dus ik zeg tegen anna laten Wij maar us bellen. hoe is ut, Jongen?’
‘Aha.’
‘Goed hoor, mam.’
‘Nee, die is op dur werk.’
‘Ja,’ zegt anna, ‘we zijn Vanmiddag wezen kijken Met bea en pedro.’
‘En met kes ook alles goed?’
‘Nou,’ zegt mun moeder, ‘Doe ur de groeten als ze Thuiskomt.’
Bea is mun middelste zus. Pedro is haar man. Ik zeg:
‘En ben je al un beetje gewend Aan ut nieuwe huis?’
‘Ja, met anna.’ Anna is mun jongste zus. Ze woont samen met mun Moeder. ‘Hee anna,’ zeg ik. ‘Ja,’ zegt anna, ‘ik dacht ik zal zelf Maar us bellen want van jou Horen we ook nooit iets.’ Even is ut stil. Dan zegt anna:
‘Oh, natuurlijk,’ zeg ik.
Ik zeg:
‘Hee, louis.’
‘Ach.’
‘Dag, mam.’
‘Nou,’ zegt mun moeder, ‘maar Met jullie alles goed.’
‘Ja, mam.’
‘Ja hoor.’ ‘Aha.’
‘Hoe is ut met jullie?’ ‘Ja, wel goed,’ zeg ik. ‘Goed,’ zegt anna. ‘Ja,’ zeg ik.
‘Ja,’ zegt anna, ‘en ut is Zo’n groot huis! in ysselsteyn. Aan de ysselsteynseweg. en Berend heeft nie eens werk. Zo’n groot huis, waar betaald Ie dat van?’
‘En je werk? heb je nog Genoeg werk?’
‘Ja, mam.’ ‘Okee, doe kes de groeten, He. is ze thuis, kes?’
‘Doe ik, mam.’ ‘Oh, wacht effe,’ zegt mun Moeder, ‘anna zegt… wat zeg Je anna? oh, je moet kes ook De groeten doen van anna.’ ‘Doe ik, mam.’
‘Ja hoor, mam.’ ‘En met kes is ook alles Goed?’
‘Nou, jongen, pas goed op Jezelf.’ ‘Doe ik, mam.’
‘En ben je al un beetje gewend Aan ut huis?’ zegt anna. ‘Ja hoor,’ zeg ik, en ik kijk weer Naar de vers getekste witte muur.
Ik zeg:
‘Ja, mam.’
‘Ach.’
‘Ja, ik dacht laten we maar us Bellen want van jou horen we ook Niks.’
‘En doe kes de groeten.’ Dur valt un stilte. Dan zegt anna:
‘En met kes ook alles goed?’ zegt Anna.
‘Dus met jullie alles goed.’
Ik zeg:
‘Ja hoor,’ zeg ik.
Ik zeg:
Ik leg de hoorn op de Haak. Ik kijk weer naar de vers Getekste witte muur.
‘Tja.’ Wit. Dan zegt mun moeder: ‘Okee, fijn,’ zegt anna.
‘Ja, goed.’ ‘Heb je ut al gehoord van berend?’
Dur valt un stilte. Ik zeg:
‘En aan ut huis ben je al Un beetje gewend,’ zegt Anna.
Ik zeg:
‘Hallo?’ ‘Ja, ik ben er nog,’ zegt anna, ‘Heb je ut al gehoord over Berend?’ Berend is de zoon van mun Middelste zus.
‘Ja hoor,’ zeg ik en ik kijk Weer naar de vers getekste Witte muur. ‘Nou,’ zegt anna, ‘wil je mam Ook nog effe?’
‘Anna heeft ut me net verteld. Je bedoelt ut nieuwe huis?’ ‘Ja,’ zegt mun moeder, ‘zo’n Groot huis. en berend heeft nie Eens werk. waar betaald ie ut Van?’
Waarom wilde kes ook al Weer us wit?
LEVEN. Ut viel me OP na de eerste Keer maar na de tweede Keer werd ut me DUIDELIJK.
Macallis begint maandag. Ik eigenlijk ook. Ik sms macallis:
Ik stond les te geven op de SPINESPORT baan en paulo Parkeerde zun auto en paulo Liep naar me toe.
Hee amigo, ik begin pas na De club weer met lessen.
‘Heje ut al gehoord van jan Maassen?’
En nu is ut uren en uren later Ut is zelfs diep in de nacht En ik ben dronken Ik ben zelfs zwaar dronken Maar dat doet er nie toe.
‘Maassen?’ zeg ik. ‘Ja,’ zegt paulo, ‘hij heeft de Mexicaanse griep.’ Ut is vakantietijd. Ik heb die avond maar Een les. Na de les sms ik macallis: Jan maassen heeft de Mexicaanse griep. Dit is groot nieuws. Jan maassen, de eerste Die bij onze club de Mexicaanse griep heeft.
Ut werd me wel Duidelijk: Macallis heeft me nie terug Gesms’t en natuurlijk heeft Macallis me nie terug Gesms’t: De man heeft vakantie Die heeft zun gsm uitstaan En zal die misschien voordat Ie naar bed gaat us bekijken Zo doen mensen die vakantie Vieren: Die willen nie bereikbaar Zijn.
Macallis Sms’t Nie terug. De volgende dag belt ie Mij: ‘Hee, die maassen, nou Moeten we gaan oppassen.’ Daarnet werd ik gebeld door Drea vogels. Zij regelt de clubkampioenschappen Die volgende week beginnen en Hoe ik zat met mun lessen. Ik zei: ‘Drea, de club dat duurt twee Weken, laat ik us twee weken Vrij nemen.’ ‘Oh fijn,’ zei drea, ‘dan hoeven We alleen met macallis rekening Te houden.’
Macallis zal me morgen wel Bellen. Maar nie voor een uur In de middag. Hoop ik.
COMPETITIE. Op mun zesde had ik ut Allemaal wel gezien. Ik had de volwassen Wereld geobserveerd En ik vond ut nie veel Soeps. Maar inmiddels was Ik achttien. Ik hield van tennis. Ik zat in de kleedkamer Met mun teamgenoot. Ik had me omgekleed En bond de zakdoek Om mun hoofd om zo Mun lange manen in Bedwang te houden. Ik kauwde op un Kauwgom. Ik was gespierd. Gebruind. De meiden vonden Mij un stuk. Ik dee mun Rekoefeningen. Mun teamgenoot Zat op ut bankje En tapete zun Vingers. Toen zei ie: ‘Hoe lang houden We dit vol?’ ‘He?’ zei ik. ‘Hoe lang houden We dit vol. spelen Op dit niveau?’ ‘Weet ik veel,’ zei ik, ‘We zien wel.’ ‘Maar stel nou dat We dertig zijn,’ zei Mun teamgenoot, ‘Zouden we dan nog Steeds in zo’n Kleedkamer zitten?’ Ik kauwde mun Kauwgom. Ik kwam uit mun Spagaat Keek in de spiegel Naar mun biceps En zei:
‘Who cares.’ ‘Ik,’ zei mun Teamgenoot. ‘Fuck it,’ zei ik, ‘We moeten zo De baan op.’ ‘Wie speelt Eerste single?’ Zei mun Teamgenoot. ‘Vandaag?’ Zei ik, ‘Ik.’
IK. Ik kijk op mun gsm. Vier punt vijfenvijftig Uur. Maar ik ben nog nie Dronken genoeg. De teevee toont eurosport. U s open tweeduizendnegen. Roddick tegen ciquel. Ut geluid van de teevee staat Af. Zo kan ik beter zien of die Gasten goed timen. Misschien raar Maar misschien ben Ik wel raar. Dan gaat de camera naar De tribune. De vriendin van roddick komt In beeld. Un mooie blondine. Un mooie blondine die haar LOVER aanmoedigt. Wat weet dat wijf van Tennis? Niks waarschijnlijk. Ze zit daar voor haar LOVER en uiteraard Vaar ZICHZELF. Ik herinner me dat Krajicek wimbledon Won met daphne Deckers Op de tribune. Ze oogde ZO gelukkig. Ze was ZO blij Voor haar MAN. Maar goed. Ik kijk naar eurosport. U s open tweeduizend Negen.
Met un dame op de Tribune die in beeld Komt omdat haar LOVER speelt. Waar kijk ik eigenlijk Naar?
IMPULS. Maistoernooi. Finaledag. Ik sta op ut terras Met un glas bier in Mun hand naar de finale Heren enkel vijf op De COR PAINT baan Te kijken. Dan loopt hij naar Me toe. Hij zegt: ‘Hee, louis.’ ‘Hee,’ zeg ik, ‘ik dacht Dat jij in spanje zat?’ Ik wist dat hij met drie Vrienden, allemaal leden Van de club, op vakantie Was. ‘We zijn vanochtend Teruggekomen,’ zegt hij. ‘Nou,’ zeg ik, ‘tof dat je Er bent, komen die Anderen ook nog?’ ‘Nee,’ zegt hij, ‘john en Mark waren te moe en Teun is ziek.’ Ziek. Kut, godverdomme. De mexicaanse griep? Mun eerste impuls is om Bij hem weg te lopen Maar dan denk ik: Kom op, tourtoise Ut is maar un Onschuldig griepje Als ut dat al is. Ik vraag wat hij wil Drinken en loop naar Binnen om te bestellen.
HERSENEN. Ik steek de sleutel in ut slot En draai de sleutel. Hij opent de deur en zegt:
‘Met wie heb je Afgesproken?’ zeg Ik.
‘Je had de deur op slot.’
‘Met ron,’ zegt hij, ‘Kijk, daar is ron Al.’
Ik draai me om en loop Naar de stoel waar ik op zat. Ik ga weer zitten. Hij zegt: ‘Heb je kunnen lesgeven?’ Ik zeg: ‘De laatste twee uur nie Maar nu is ut droog, ik Hoop dat ut zo blijft.’ ‘Ut blijft zo,’ zegt hij, ‘Ik heb buienradar Gekeken en de buien Zijn weg.’ Mun racket ligt op een Van de barkrukken. Hij pakt ut racket. Hij beweegt ut racket Op en neer. Hij zegt: ‘Dis wel ECHT zwaar he, Hoeveel weegt ut?’ ‘Jezus,’ zeg ik, ‘ik heb Geen flauw idee.’ Hij kijkt op de binnenkant Van de vork van ut racket. Dan zegt hij: ‘Driehonderddertig gram. Das echt zwaar. dis un Racket voor echte mannen.’ Dur is buiten ons niemand Op ut park. Ik zeg: ‘Ut zal me benieuwen of Ut druk wordt vanavond.’ ‘Jawel,’ zegt hij, ‘moet jij Maar us opletten. vanaf Acht uur is ut hier volle Bak.’
Hij en ron gaan De baan op. Dan is ut zeven uur En ik ga met mijn Groep de baan op. Ut barpersoneel Arriveert. Na un half uur Begint ut te regenen. Hij en ron verlaten de Baan. Ron fietst weg. Hij loopt de kantine In. Twintig minuten later Regent ut nog steeds. Buiten de groep die ik Lesgeef is dur niemand Aan ut tennissen. Ik zie dat hij naar buiten Loopt In zun auto stapt En wegrijdt. Dan begint ut Te hozen. Ik zeg tegen de Groep: ‘BALLEN RAPEN! DIT WORDT NIKS MEER!’ Ik kijk op de display Van mun gsm. Ut is vijf Voor acht.
HEAO. Daar zat ik dan weer. Ik zat in un kamer. De kamer werd weer Un lokaal genoemd. En ik zat op unzelfde Soort stoel en ut Tafeltje waar ik aanzat Nou ja, weer zo’n Tafeltje. Ook zat er weer iemand Naast me. Ook de iemand naast me Zat op zo’n stoel en aan Zo’n tafeltje. De iemand naast me was Van de mannelijke soort En de iemand naast me Had un kop vol puisten. Ikzelf had un kop vol Puisten gehad en toch Ergerde ik me aan die Kop vol puisten. De leraar vertelde ut Een en ander. Ik stak un vinger in Mun neus. Toen zei ik tegen de Iemand naast me: ‘Waar HEEFT die Knakker ut over?’ Ik knikte met mun Hoofd naar de leraar. De iemand naast me Keek me aan en Fluisterde: ‘Sjjjt, ik wil opletten.’ De vinger zat nog Steeds in mun neus. Ik verveelde me Te pletter. Ik peuterde wat snot Uit mun neus en Draaide er un Bolletje van. Ut bolletje plakte Aan de binnenkant Van mun rechter Wijsvinger. Ik keek naar ut Bolletje. Ik dacht:
“Bolletje, jij hebt Ut best goed voor Mekaar.” Toen zei de Leraar: ‘LOUIS FERDINAND TOURTOISE! WAAR BEN JIJ IN GODSNAAM MEE BEZIG?’ ‘Nou,’ zei ik, en ik wees Naar ut bolletje op mun Vinger, ‘ik zei net tegen Ut bolletje “bolletje jij Hebt ut best goed voor Mekaar.”’ ‘DIT IS COMMERCIELE ECONOMIE!’ zei de Leraar, ‘GEEN FILOSOFIE!’ De hele klas lachte. Ik zei tegen de leraar: ‘Dat mag dan wel zo zijn, Maar waar moet ik ut Bolletje nou laten?’ ‘Heb je geen zakdoek,’ Zei de leraar. ‘Nou, nee,’ zei ik. De hele klas werd Stil. ‘Spoor jij nie of zo,’ Zei de leraar. ‘Nou, nee,’ zei ik, En ik plakte ut Bolletje op mun Voorhoofd. De leraar keek Me aan. De hele klas bleef Stil. Toen zei de leraar: ‘DUR UIT JIJ! NAAR DE DIREKTEUR!’
Ik stond op van Mun stoel. Ik liep met ut Bolletje op mun Voorhoofd ut Lokaal uit. School. Godallemachtig.
HONGEREND. De mensen die Ik zo meteen Moet lesgeven Kijken uit hun Ogen zoals Nagenoeg Iedereen uit zun Ogen kijkt. Kes zei gisteravond Dat ik de blik heb Van un buizerd. De mensen die ik Zo meteen moet Lesgeven lopen Richting baan. Ik loop achter Hen aan. Ik gaap.
GENE. De opkomst is boven verwachting. Veel ouders en veel kinderen. We bevinden ons in de kantine. Kris is bezig met zun Powerpointpresentatie betreffende De selektietraining. Un training die ik ga verzorgen. Gratis nog wel. We konden geen sponsor vinden. Kris staat bij zun laptop die op un Hangtafel staat. De laptop is aangesloten op de grote Flatscreen teevee die aan de muur Hangt. De ouders en de kinderen zitten op Klaargezette stoelen en kijken naar De flatscreen teevee. Ik sta achter in de kantine, un end Weg van ut gebeuren. Kris zegt:
LOUIS FERDINAND TOURTOISE!’
‘We konden geen sponsor vinden. Of toch wel?’
‘He?’
Op dat moment begint mun gsm Geluid te maken. Ut geluid wat betekent dat ik un Sms heb ontvangen. Ik pak de gsm uit mun broekzak En kijk op de display. Ut is kes. Ik druk op okee en lees de sms: Ben je nog verliefd op mij? Ik druk op wat toetsen en begin Un sms te tikken. Kris zegt: ‘Jazeker hebben we un sponsor En dit is um!’ Ik kijk op van mun gsm. Op ut grote flatscreen teeveescherm Staat: LOUIS FERDINAND TOURTOISE! Kris praat verder. Ik voel dat ik bloos. Ik tik mun sms in en verstuur um. Kris zegt: ‘EN DAT ALLES DOET LOUIS DUS GRATIS! DAT DOET IE ALLEMAAL VOOR DE CLUB! UN APPLAUS VOOR
Ik duw de gsm in mun broekzak. De ouders en de kinderen kijken Mijn kant op. Ze klappen uitbundig. Dan is ut applaus voorbij maar de Ouders en de kinderen kijken nog Steeds mijn kant op. Ik weet nie waar ik ut zoeken moet. Ik weet nie wat ik moet zeggen. Ik bloos nog harder. Mun rug is nat van ut zweet. Ik zeg: ‘Dat wisten jullie nie he, dat ik Zo rijk was?’ Fronsende gezichten. Un iemand zegt:
Kris gaat verder met zun Powerpointpresentatie. Ik haal de gsm uit mun Broekzak en druk op wat Toetsen. Ik wil weten wat ik Gesms’t heb.
MUN LAATSTE SESSIE. De psychiater zei: ‘Je hebt un geniaal Brein maar ut Gevoelsleven van Un seriemoordenaar.’ ‘Ut gevoelsleven van Un seriemoordenaar,’ Herhaalde ik als un Mantra. ‘Ja,’zei de psychiater, ‘Je bent zo koud als Un ijsberg.’ ‘Un bevroren mens,’ Zei ik. ‘Precies,’zei de psychiater. ‘Maar zou dat nie aan mun Brein kunnen liggen?’ Vroeg ik. ‘Daar ligt ut aan,’antwoordde De psychiater. ‘En wat gaan wij daar aan Doen?’ vroeg ik. ‘Wat ga JIJ daar aan doen?’ Vroeg de psychiater. ‘Ik denk niets,’zei ik, ‘zelfs De titanic was nie opgewassen Tegen un ijsberg.’ De psychiater slaakte un Diepe zucht en keek op Zun horloge.
EINDELOOS. Na un zwaar bevochten Vijfsetter Zie ik om twee uur vijftien In de nacht juan martin Del potro de u s open Winnen. Hij heeft gewonnen van Roger federer. Van Roger Federer. Ik zet ut geluid van de Teevee af. Dan kijk ik verder. Dur is un luchtshot op Ut stadion. Je ziet al die mensen Ut publiek Als speldeknopjes. Dan Ut geluid van de teevee Is nog steeds af Zie ik un heel oud Wijf de trofee Un beker met wat Gedrapeerde franjes Aan del potro geven. Juan martin del potro Tilt de beker boven Zun hoofd. Ik zie dat de speldeknopjes Juichen. Ik zet ut geluid van de Teevee harder. Misschien voel ik dan Ook nog wat.
AUTODIDACT. De twee dames lopen de baan op. Hun les gaat beginnen. Een van de dames loopt naar me Toe en pakt mun onderarm vast. Dan zegt de dame: ‘Nou moet ik je toch iets vertellen, Komt erik vanavond thuis, en ik Had gekookt, en erik zegt nee ik Eet nie mee, ik moet zo met de Zaak uit eten, dus de kinderen en Ik eten, en ik ruim af, en dan gaat De telefoon, en erik neemt op, blijkt Dat ut uit eten met de zaak nie Doorgaat, en ik heb net de rest van Ut eten in de pedaalemmer gegooid, En erik zegt, nou dan bak ik wel un Ei, en erik opent de koelkast, en Geen ei in de koelkast he, en ik zeg Erik jongen, je zoekt ut maar lekker Uit, ik moet gaan tennislessen, als Je un ei wil dan bel maar aan bij de Buren, misschien hebben die nog Eieren.’ En dan lacht de dame. Hard. De hand die mun onderarm vasthoudt Knijpt in die onderarm. ‘Okee,’ zeg ik, ‘zullen we nu Gaan inspelen?’ De dames spelen in. Ik denk: “Die gast had toch gewoon un Pizza kunnen bestellen? of de frituur Aanzetten?’ What the fuck. Ik zal ut wel weer Nie begrijpen. Ik laat de dames inspelen En concentreer me daar Maar op.
CLARICE WAS DERTIG EN IK NEGENTIEN. ‘Hij was zo gesloten. hij zei Nooit wat er in hem omging. Ut ging me tegenstaan. daarom Zijn we uit elkaar.’ ‘Uhu,’ zei ik en ik keek naar Haar geblondeerde haren. ‘Wat zit je naar mun haar Te kijken?’ ‘Bij vrouwen die ut verven Vraag ik me altijd af wat ze Nog meer te verbergen hebben.’ ‘Wat?’ zei zij. ‘Niks,’ zei ik. We lagen in haar bed waarin Ik twee dagen eerder haar Beste vriendin had geneukt. Maar dat wist ZIJ dan Weer nie.
EEN EN VIJFTIG. Ik schrik me rot. Ut is laat in de avond. En ik kijk tennis op Teevee met ut geluid Af en dan begint mun Gsm geluid te maken. Ik kijk op de display. Monica.
Ik loop de kamer in en Ga weer zitten. Ik denk:
‘Hee,’zeg ik.
De man is un weeskind.
‘Ja, met monica, ik dacht Ik zal ut je toch maar effe laten weten maar fredo Zun moeder is vanmiddag Overleden.’
Of heet dat nie meer zo
Fredo zun moeder leed Al geruime tijd aan kanker. Ik weet nie wat ik moet Zeggen. Ik zeg: ‘Ik weet nie wat ik zeggen Moet, maar wens fredo Sterkte van mij.’ ‘Doe ik,’ zegt monica, ‘Vertel ut ook aan Kes.’ ‘Uiteraard,’ zeg ik. Ik loop naar de gangdeur En open die. ‘KES!’ Kes is net uit de douche. Ze doet de deur van de Badkamer open en kijkt naar Benee. ‘Ja?’ ‘Ik had monica aan de lijn. Fredo zun moeder is vanmiddag Overleden.’ ‘Oh wat erg,’ zegt kes. ‘Ach,’ zeg ik, ‘vandaag zij, Morgen wij.’ ‘Ja, dat is ook zo,’ zegt kes.
Die arme fredo Twee jaar geleden verloor ie Zun vader Nu zun moeder.
Op die leeftijd.
WINTERBLAUW. Ut was mun verjaardag. Ik was twintig jaar Geworden. Ik vertelde dat ik iets Met lisa had. Mun vader liep al Vloekend naar buiten. Mun moeder zei: ‘HOE KUN JE DAT NOU DOEN? DIE VROUW IS UN HOER! ZE HEEFT JE DUR IN GELUISD! ZE IS TIEN JAAR OUDER DAN JIJ! ZE HEEFT UN KIND!’ ‘Mama,’ zei ik, ‘ik HOU van die vrouw.’ Mun moeder zei: ‘JE HOUDT VAN DIE VROUW? HA! UT IS UN HOER! ZE IS TIEN JAAR OUDER DAN JIJ!’ ‘Je wilt nie luisteren,’ Zei ik, ‘prima.’ Ik liep naar de berging Waar mun fiets stond. Mun moeder kwam Achter me aan. Mun moeder zei: ‘DIE VROUW IS UN HOER! ZE HEEFT UN KIND! ZE HEEFT JE DUR IN GELUISD!’ ‘Ja, vast,’ zei ik, en Ik wilde met mun fiets Naar buiten. Mun moeder hield met Twee handen de Bagagedrager vast en Zei: ‘JE GAAT HOER! IK NAAR DIE GAAN! JE ZOON!’
NIE NAAR DIE VERBIED JE HOER TE BENT MIJN
Ik gaf mun moeder Un duw en mun Moeder viel tegen Ut schoenenrek. ‘Oh,’ zei mun moeder, ‘Oh jee.’ Ik ging met mun fiets De berging uit. Ik zag mun vader op Ut schoolplein dat Tegenover ons huis Lag un sigaret roken. Hij keek me nie aan. Ik sprong op mun fiets En pedaalde naar lisa. Ut zonlicht verwarmde Mun kruin.
ZIJ ZIJ ZIJ. Ut feit dat Ouders hun Kind als eerste Pa pa ma ma Leren zeggen. Toch?
UT GEBEUREN. ‘Jezus,’ zei lisa, ‘ut was Echt verschrikkelijk. hij Wilde zeker vier keer per Nacht en hij wilde dat ik Allemaal vuile taal Uitsloeg.’
Toen lagen we Op onze rug.
‘Okee,’ zei ik, ‘zullen we Nu naar bed gaan?’
‘Oh, laat um barsten,’ Zei lisa, ‘ik wil nog Un keer. ik wil minimaal Nog un keer.’
Ik positioneerde me Achter haar en stak Um erin. Ik begon te stoten. Ik keek naar rechts En zag mezelf en lisa In de spiegel. Lisa zei: ‘OH MAN! OH MAN JA!’ Ik stootte en keek In de spiegel. ‘IK BEN GEIL’ zei lisa, ‘IK BEN HOERIG HOERIG GEIL!’ Ik stootte wat harder En keek In de spiegel. ‘GA DOOR!’ zei Lisa, ‘GA GODVERDOMME DOOR!’ Ik stootte nog harder En keek In de spiegel. ‘NAAI ME KAPOT! LAAT ME KLAARKOMEN ALS UN HOER!’ Ik stootte keihard En keek In de spiegel. ‘OH JA! SPLIJT ME IN TWEEEN! OH JA! OH JA!!’ Lisa kwam klaar. Ik kwam klaar.
‘Lisa,’ zei ik, ‘Over die ex van Je, he…’
Ze greep mun piel En begon me te Pijpen. Ik keek in de Spiegel. Ik liet ut Gebeuren.
ZEKERHEID. Ze hebben de banen geveegd En lopen ut terras op. ‘Hee,’ zeg ik tegen teun, ‘Gefeliciteerd.’ Hij heeft un dag eerder de Dubbel vijf gewonnen. Un toernooi in horst. ‘Ja,’ zegt hij, ‘bedankt.’ ‘En de enkel?’ zeg ik. ‘Finale vier verloren,’ zegt Teun. ‘Oh,’ zeg ik, ‘das jammer, Maar what the fuck, vorige Week heb je de enkel vier Gewonnen, toch?’ ‘Vorige week heb ik de Finale dubbel vijf gespeeld En verloren.’ ‘Nee,’ zeg ik, ‘iemand vertelde Hier dat je de vier had gewonnen. Un vier sterren toernooi in geleen. Pim, jij vertelde me dat, toch?’
‘Ik heb echt nie de heren enkel Vier in geleen gewonnen,’ Zegt teun. ‘Die fucking lammers,’ zeg ik, ‘Hoe komt ie daar dan bij?’ ‘Geen idee,’ zegt teun. ‘Weet ik veel,’ zegt pim, ‘jij Vertelde me vrijdagavond Aan de bar dat teun de Enkel vier in geleen Gewonnen had. je was Kutzat.’ Beide jongens lopen Naar binnen. Ik zeg: ‘Oh.’ En dan denk ik: Nee, ut was nie david Lammers die me dat Verteld heeft, toch? Of wel? Kut, ik zal um us bellen.
‘Nee,’ zegt pim, ‘JIJ vertelde MIJ dat.’ ‘He?’ zeg ik, ‘wie heeft me dat Dan verteld?’
Ik pak mun gsm uit mun Broekzak Druk wat toetsen Wacht even En zeg:
‘Ja, ik nie,’ zegt pim, ‘ ‘Hee david…’ ‘Ik heb echt nie de heren enkel Vier in geleen gewonnen,’ Zegt teun. Ik zeg: Oh, nou weet ik ut weer, ut was Die kleine dikke rooie, die heeft Me dat verteld, hoe heet ie ook Al weer.’ ‘David,’ zegt pim, ‘david lammers.’ ‘Precies,’ zeg ik, ‘die zei dat.’
OLD LOVE. Heb lesgegeven van half Drie s’middags tot negen Uur s’avonds in un Broeierige hitte. Ik ben gesloopt. Ik loop ut terras op en Neer met un glas wijn In mun hand. Ik schud mun benen los. Lisa zit aan un tafeltje Un moezel te drinken. Lisa heeft getennist op Baan vier. Ik heb lesgegeven op Baan zes. Lisa keek de hele tijd Naar mij. Toen ik mun wijn Bestelde kwam lisa van Ut toilet en streelde in Ut voorbijgaan mun rug. Nu loop ik ut terras op En neer en lisa zit aan un Tafeltje un moezel te Drinken en lisa beweegt Haar wijsvinger, ut gebaar Wat betekent dat je naar Iemand toe moet komen. Ik loop naar lisa toe en Zeg: ‘Je hoeft nie zo naar mij Te gebaren, ik ben geen HOND!’ ‘Maar je staat er wel,’ Zegt lisa. ‘Uuh ja,’ zeg ik, un beetje In de war gebracht door Die opmerking. Lisa zegt: ‘Zal ik us bij jou un make Me beautiful doen?’ ‘Wat?’ zeg ik. ‘Je haar in model, je baard Bijgeknipt. op un middag. Bij mij thuis.’ ‘Lisa,’ zeg ik, ‘ik BEN Beautiful.’
‘Dat weet ik,’ zegt lisa, ‘Maar ik ben kapster, Ik kan je weer net zo Mooi maken als vroeger.’ ‘Ik dacht ut nie,’ zeg ik En ik loop van haar weg. Ik ben nog steeds In de war door Die opmerking.
HULPJE. Muziek Verjaagt De stilte. Un zegen Als er Visite is.
DRIE ZWERVERS OP UN BANKJE. Fuckface vertelde dat theo De magere zelfmoord had Gepleegd Annie de pukkel half dood Was geslagen En dat nellie de moker in ut Gekkenhuis zat. Karel de junk en ik keken Elkaar us aan en besloten Ons leven drastisch te Veranderen. Karel de junk werd dealer En ik werd tennisleraar. En fuckface bleef Gewoon fuckface. De enige van ons Drieen met lef.
ANDERS. Op weg naar ut Tennispark Zag ik un man Met un aangelijnde Hond. De hond zat op zun Kont en weigerde Verder te lopen. De man zei op un Haast smekende Manier: ‘Toe nou, sunshine, Doe nie zo flauw, ut Baasje moet zo gaan Bowlen.’ Op weg naar ut Tennispark Zag ik un hond Met un aangelijnde Man. Ut beloofde un Goeie dag te Worden.
BALLETJE BALLETJE. Vorige week hadden we bezoek En de vrouwelijke helft zei naar Aanleiding van de mogelijke Gevolgen van de mexicaanse Griep: ‘Das goed toch, dat er un Hoop mensen doodgaan, Dan krijgt moeder aarde Weer wat rust.’ Ik zei: ‘Maar waarom is dat zo Belangrijk?’ ‘Das belangrijk,’ zei ze, ‘Omdat de aarde mooi Is.’ ‘Wat boeit ut,’ zei ik, ‘De aarde verdwijnt zowiezo Omdat de zon uitdooft.’ ‘Dat duurt nog tig jaren,’ Zei zij. ‘Klopt,’ zei ik, ‘maar ut Eindigt.’ ‘Ja,’ zei zij, ‘dat is zo.’ Toen keek ze in haar glas En zweeg. Ze was hier met haar Vriend. De vriend zweeg. Kes zweeg. Ik nam un slok van Mun glas en ook ik Zweeg. Dur viel un stilte. Natuurlijk viel dur un Stilte. Wat moet je ook met De waarheid
VOOR EVEN. Ik was een en twintig En leefde zo ongeveer Un jaar op straat toen Ik un relatie kreeg met un Griet die me besodemieterde Waar ik bij stond. Op un dag lag ik in Haar badkuip bier te Drinken en ik dacht: Okee, ze besodemietert Me waar ik bij sta Maar de badkuip is Groot Ut water is warm En ut bier is koud. Dat jaar op straat Had van un jongen Un man gemaakt.
ONE OF THOSE. We waren bij haar thuis. We waren alleen. Ik zat in de woonkamer op De bank naar feyenoord Ajax te kijken. Zij stond in de keuken un Kipschotel te bereiden. Ineens kwam ze de Woonkamer in Liep naar me toe Zei: ‘Hoi,’ Knielde Ritste mun gulp open Haalde mun piel uit Mun onderbroek En begon te pijpen. Feyenoord scoorde Een nul. ‘Geweldige treffer,’ Zei ik, ‘precies in ut Kruis.’ Haar hoofd ging wild Op en neer. Toen begon ut voetbal Me te vervelen en ik Zapte naar un ander Kanaal. Un giraffehoofd op un Mensenlijf zei: ‘Morgen zestig procent Kans op regen.’ HAAR hoofd raakte bezweet En ging wild op en neer en Toen kwam ik klaar. Ze slikte ut spul door Slikte nog un keer Borg mun piel op Ritste mun gulp dicht Stond op Kuchte un enkele maal Zei: ‘Stoute jongen,’
En liep weer de Keuken in. Ik zapte naar feyenoord Ajax. Ut stond een een.
DAY. De dame loopt ut terras op. Macallis en ik staan op ut Terras. ‘Zo!’ zeg ik tegen macallis, ‘DIE heb ik al lang nie Meer gezien!’ ‘Nee,’ zegt macallis, ‘klopt, Maar ze is nog wel steeds Lid.’ De dame loopt naar macallis En mij. ‘Hallo,’ zegt de dame. ‘Hee,’ zegt macallis. Ik zeg niks. Ut is un oud leerling Van macallis. Nie van mij. ‘Lang nie gezien,’ zegt Macallis, ‘nog steeds lid En toch lang nie gezien.’ ‘Nee hoor,’ zegt de dame, ‘Ik ben pas weer lid geworden. De afgelopen twee jaar heb ik Nie gespeeld.’ Ik grinnik en luister nie meer. Ik kijk naar un dubbel op de COR PAINT baan. Daar wordt de netspeler van De ene partij gepasseerd Door un werkelijk magistrale Backhand topspin. ‘Oh wat dom,’ zegt de netspeler, ‘Die bal had ik moeten hebben.’ Ik draai me naar macallis En zeg: ‘Ik ben weg, tot morgen.’ De dame die even daarvoor Ut terras opliep zegt: ‘Oh, louis, heb jij nog tijd Voor wat privelessen?’ Ik zeg:
‘Maar natuurlijk, chantal! Wanneer kun je?’ De dame zegt wanneer Ze kan. We prikken datums. Dan zeg ik: ‘Chantal, macallis, Nog un prettige avond.’ Ik loop naar mun fiets. Op de COR PAINT baan Hoor ik roepen: ‘FUCKING PUSSY! HOU OP MET DIE BACKHAND SPIN!’
SOCIAAL. Achter ut masker Wonen de wormen. Achter ut gebaar Heerst de stank. De handdruk. De lip die zich Optrekt. Un schedel Gedrapeerd met Werkend vlees. De traan. De kanker. Bederf.
UN MOOIE JONGEN. Dur was un totale abstractie In mun hoofd. Ik keek en wat ik zag was Daar gewoon. Ut wekte niets in me op. Ze drukte haar orgaan in Mun gezicht en ik zat op de Bank en dur was die totale Abstractie in mun hoofd. Ik woelde met mun lippen Door haar schaamhaar en Zocht haar clitoris. Ze stond naakt voor me. Ik had al mun kleren nog aan. Toen zei ik: ‘Dit heeft geen zin.’ ‘Wat heeft geen zin?’ ‘Ik voel me un onderzoeker In un laboratorium,’ zei ik, ‘Un onderzoeker zonder Elan.’ ‘Wat?’ zei zij. ‘Laat maar,’ zei ik. En ik dee un poging om Van de bank op te staan. Ze gaf me un duw en ik Plofte terug op de bank. Ze zei: ‘Jij blijft zitten waar je Zit, mannetje. je bent Un mooie jongen.’ En weer duwde ze haar Orgaan in mun gezicht. De totale abstractie Was dur nog steeds. Ik dee wat er van Me verlangd werd.
DE BRAADWORST EN DE BLOEMKOOL. De De De Ik
schnitzel is dood. biefstuk is dood. braadworst is dood. kies voor de braadworst.
De prei is dood. De ui is dood. De bloemkool is Dood. Ik kies voor de Bloemkool. Ik kijk naar de Mensen. Ze zijn nie dood. Ik loop naar de Kassa Reken af Loop naar buiten. Daar stoot ik per Ongeluk Tegen un man Aan. ‘Sorry,’ zeg ik. Hij kijkt me giftig Aan en loopt de Supermarkt Binnen. Ik kus de braadworst En Ik kus de bloemkool.
BED. ‘Jezus, en suzan, suzan zegt Wel dat ze gek op rob is maar Suzan is helemaal nie gek op Rob, suzan is gek op kevin, en Kevin is gek op karel, maar dat Weet suzan dan weer nie, en Karel die is gek op suzan, maar Dat weet kevin dan weer nie, en Suzan, ach, die suzan, wie Is suzan nou helemaal?’ ‘Draai je us om,’ zei ik. Ze draaide zich om. ‘En ik begrijp nie wat karel in Die suzan ziet, karel is zo’n Leuke gast, ik begrijp best dat Kevin op um valt en kevin is Ook best leuk trouwens, maar Dat KAPSEL van hem, en rob, Volgens mij is rob gek op kevin, Maar rob zegt dat natuurlijk nie Omdat ie zegt gek te zijn op Suzan, maar suzan, ach, die Suzan, wie is suzan nou helemaal?’ Ik stak um Erin.
DE WAARHEID. Bij de supermarktkassa Sta ik achter un oud Vrouwtje die Steunt Op un rolater En ut oude vrouwtje Trekt met bibberende Vingers un pinpas uit ur Portemonnee Trekt met moeite De pinpas door de Gleuf. Ze heeft un blik Tomatensoep Gekocht En un tube Tandpasta En un fles spa Blauw Want die is in De aanbieding Zegt ze. Wat belangrijk Lijkt Is nie belangrijk En wat nie Belangrijk is Is wat ons Rest. Triest.
EERSTE KERSTDAG. Ik had gezopen. Ik was met un Kameraad op Stap geweest En eindigde Vroeg in de Morgen bij hem Thuis waar we Samen nog un Fles bessenlikeur Soldaat maakten. Bij thuiskomst Pieste ik en Kreeg ut velletje Tussen mun rits. Ut velletje bloedde. Ut dee verschrikkelijk Pijn. Ik pakte un pleister Op mun piel en liep Naar boven. Sera knipte ut licht Aan. ‘GODVERDOMME!’ Zei sera, ‘UT IS HALF ACHT! OVER UN GOED UUR MOETEN WE BIJ MUN OUDERS ZIJN!’ ‘I know,’ zei ik, en Ik begon me uit te Kleden. ‘GODVERDOMME!’ Zei sera, ‘JE LIPPEN! JE LIPPEN ZIJN ROOD! WAT HEB JE UITGEVRETEN?’ ‘Nee sera,’ zei ik, ‘ut Is geen lippenstift. Dat was vorige week. Ik kan nie aan de Gang blijven.’ ‘WAT IS UT DAN?’ ‘Bessenlikeur,’ zei ik. ‘MAAK DAT DE KAT WIJS!’ zei sera. Ik dee mun onderbroek Uit. Ik sliep altijd naakt.
‘OH!’ zei sera, en ze Wees naar de pleister Op mun piel, ‘HEEFT ZE JE GEBETEN? HEBBEN ZE JE EINDELIJK US GEBETEN?’ ‘Sera,’ zei ik, ‘ik moest Piesen en…’ ‘HAHA!’ zei sera, ‘ZE HEBBEN JE GEBETEN! DIE HOEREN HEBBEN JE EINDELIJK US GEBETEN!’ ‘Sera?’ zei ik. ‘JA?’ zei sera. ‘Hou je bek.’ Sera knipte ut licht Uit Sloeg de dekens Over zich heen En zei niets meer. Ik keek naar de Pleister op mun Piel. Hij kleurde Rood.
GROETEN UIT NUNSPEET. Ik kijk naar un ansichtkaart Met daarop un hert wat me Aankijkt Wat bladeren Een twee drie vliegenzwammen Wat bomen tijdens de ondergaande Zon En un meertje. Ik draai de ansichtkaart om. Ik lees: Vele vakantiegroetjes van mama Bea en anna. Mun moeder en twee jongste Zussen zijn un weekje op Vakantie in nunspeet. Maar wat moet ik met die Ansichtkaart? Ik zet um maar rechtop Tegen un vaas want dat Is leuk is mij ooit verteld. Dan ga ik weer in mun Fauteuil zitten en zap Naar teletekst. Willem alexander heeft Un rechtszaak gewonnen. Dur waren foto’s van zun Gezin geknipt tijdens un Vakantie in argentinie. Mijn god. Ut is pas twee uur in de Middag maar ik loop Toch naar de koelkast En pak de wijn. Alsof dat ook maar iets Zal oplossen.
WE HEBBEN UN PLATO. Alleen de taxi heen kostte Al vijftig gulden maar dat Kon me geen zak schelen. Ik liep ut bordeel binnen. Ut was vroeg in de avond. Ik was de enige klant. De hoerenmadam was un Dikke hoerenmadam. Ik voelde me op mun gemak. De hoerenmadam straalde iets Aangenaams uit. Ik bestelde un dubbele jack Met ijs. De taxi stond op de Parkeerplaats. De taxi stond daar voor als Ik klaar was. Ik zei tegen de hoerenmadam:
‘Nee,’ zei daisy.
Slap.
‘Nou,’ zei ik, ‘kom op Dan.’
‘Sorry,’ zei ik.
De kamer was de Vertrouwde kamer. Ik kleedde me uit En ging op bed liggen. Daisy schoof un condoom Om mun piel. Daisy pijpte me en kwam Toen op me zitten. Daisy bewoog op en Neer. Daisy zei: ‘HMMM! OOHH! HMMM! AAHH!’
‘De dames?’ De hoerenmadam sloeg drie Maal met haar hand op de Bar en riep: ‘DAISY! NICOLLE! ALGARVE!’
‘Jezus christus.’
‘Algarve?’ zei ik, ‘is dat geen Streek in portugal?’
‘Wat?’ zei daisy.
‘Dat gaat je geen Reet aan.’ Daisy, nicolle en algarve Verschenen. Ze namen plaats op ut Daarvoor bestemde bankje. Toen zag een van de Dames me en de dame Kwam naar me toe. De dame ging naast me Zitten.
‘Dit slaat helemaal Nergens op.’
‘Dag daisy,’ zei ik, ‘ik Kon je nie missen.’ Daisy lachte. ‘Wat drinken?’ zei ik.
‘Pardon?’ zei daisy. ‘Un aandenken,’ zei ik.
Ik liep de kamer uit Betaalde de dikke Hoerenmadam Tweehonderd gulden Liep naar buiten En stapte in de taxi. ‘Zo!’ zei de taxichauffeur, ‘Dat was un vluggertje!’ ‘Dat was ut,’ zei ik.
‘Nee,’ zei daisy, ‘natuurlijk Slaat ut helemaal nergens Op.’ Daisy zat bovenop me Maar bewoog nie meer. ‘Ik kan dit nie meer,’ Zei ik. ‘Oh mijn god,’ zei daisy, En ze kroop van me af, ‘We hebben un plato.’ ‘He?’ zei ik.
‘Louis,’ zei de dame, ‘Alweer hier?’
Ik sjorde ut condoom af En begon me aan te kleden. Daisy rookte haar sigaret. Toen ik aangekleed was Pakte ik ut condoom en Gaf ut aan daisy.
‘Eikel,’ zei daisy. Ik keek naar daisy. Toen kreeg ik un Kronkel in mun kop. Ik zei:
De hoerenmadam grinnikte En zei:
‘Louis,’ zei daisy en ze Stak un sigaret op, ‘ut Betaalt de huur.’
‘Iemand die onder ut Neuken gaat nadenken.’ Daisy ging op de rand Van ut bed zitten. Ik keek naar ut condoom Om mun piel. Mun piel werd langzaamaan
De taxichauffeur Reed weg.
AAN EN UIT. De vrijwilliger die vanavond De bar runt staat voor ut raam Vanuit ut clubhuis te kijken naar De vier dames die aan ut overspelen Zijn en die ik de vijftig minuten daarvoor Ballen uit de ton heb aangespeeld. Dan is de les voorbij en ik breng de Ton met ballen naar ut materiaalhok. Dan loop ik de kantine binnen. Dur is verder niemand in de kantine Buiten de vrijwilliger en mij. ‘Jezus,’ zegt de vrijwilliger, ‘ik heb effe Naar je les staan kijken maar ik snap nie Hoe je ut volhoudt, das toch nie leuk, vier Van zo’n beginnende wijven lesgeven, dan Moet je je verstand toch echt uitzetten.’ ‘Ach,’ zeg ik, ‘ut hoort erbij, en ut Brengt poen op.’ ‘Ik zou ut nie kunnen,’ zegt de vrijwilliger, ‘Poen of geen poen.’ ‘Ik kan niks anders,’ zeg ik, ‘en ik Moet ook vreten. daarbij, ik geef Nie alleen beginners les.’ ‘Jamaar,’ zegt de vrijwilliger, ‘ik Heb net effe staan kijken en je Geeft je aanwijzingen en ze Bakken dur niks van.’ ‘Ut zijn beginners,’ zeg ik. ‘Jawel,’ zegt de vrijwilliger, ‘maar Ze slaan geen bal raak!’ ‘Precies,’ zeg ik, ‘ut zijn beginners.’ Nou,’ zegt de vrijwilliger, ‘ik Zou ut nie kunnen hoor, poen Of geen poen.’ ‘Okee,’ zeg ik, ‘dat kan.’ De vrijwilliger zegt niets meer. Ik zeg: “Nog un prettige avond.’ Dan loop ik naar buiten En spring op mun fiets. Ik zet mun verstand Weer aan.
EN SERA DAN. Ik werd wakker omdat iemand op De deurbel stond te hengsten. De kater was ongelooflijk. Ik keek op de wekker. Kwart over negen in de ochtend. ‘Oh kut,’ mompelde ik. Om negen uur begon mun eerste Tennisles. Ik sprong uit bed Schoot in mun ochtendjas En liep naar ut raam om te Kijken wie op de deurbel stond Te hengsten:
Ik liep terug naar ut Nachtkastje. Mun hoofd bonkte Vreselijk. Ik hield un hand tegen Mun voorhoofd. Ik pakte de hoorn. ‘Hallo?’ ‘Ja, spreek ik met louis Ferdinand tourtoise?’ ‘Dat hangt er van af,’ Zei ik.
‘Ja, kunt u zich dat nie Herinneren?’ ‘Nee,’ zei ik. ‘U gaf vannacht uw Portemonnee aan un Collega van mij en zei Dat hij de inhoud mocht Houden.’
‘Oh kut,’ mompelde ik.
Ut was half tien.
‘Ja, voor de goeie zorgen.’
Wat un kutzooi.
De man grinnikte.
Ik opende ut raam Zei: ‘Un goede morgen.’
Ik zei: ‘Oh?’ zei ik. ‘Ja, we hebben u vannacht Opgepakt wegens openbare Dronkenschap en u mee Genomen naar ut bureau Voor un bloedproef ennuh, U hebt uw portemonnee Hier laten liggen.’
‘Un goede morgen?’ Ut was frida. De meest assertieve van Ut stel. ‘Ut is negen uur geweest! We hebben les!’ Op dat moment begon de Telefoon geluid te maken. Ik liep naar ut nachtkastje En nam op.
‘Opgepakt?’ zei ik, ‘mun Portemonnee?’ ‘Ja, kunt u zich dat nie Herinneren?’ ‘Wacht even,’ zei ik. Ik liep naar ut raam. Ik zei: ‘Even geduld, ik heb de Politie aan de lijn.’
‘Wacht even, ik ben zo Terug.’ Ik liep naar mun trainingsjas Die sera altijd netjes over Un stoel hing Haalde er de sleutels uit van Ut materiaalhok en liep naar Ut raam. Ik gooide de sleutels naar Benee. ‘Voor de ballen,’ zei ik, ‘ik Ik kom er aan. niks aan de Hand, we gaan gewoon wat Langer door.’ ik liep terug naar ut nachtkastje. Ik pakte de hoorn. ‘Hallo?’
‘Hallo?’ ‘Spreek ik met louis ferdinand Tourtoise?’
‘De POLITIE?’ zeiden un Paar mensen van de Groep.
‘Ja, voor de goeie zorgen, dat zei u.’ ‘Hoeveel geld zat er in?’
‘Un ogenblikje, alsjeblieft.’ Ik legde de hoorn op ut Nachtkastje en liep terug Naar ut raam. Ik zei: ‘Un ogenblik alsjeblieft, ik Heb iemand aan de telefoon.’
Ik liep weer naar ut Nachtkastje. ‘Hallo?’
‘Zo’n vijfhonderd gulden.’ ‘Nee,’ zei ik, ‘das teveel, ik Kom um halen.’
‘Ja, ik ben er nog.’ ‘Mun portemonnee, zei U.’
Ik keek op de wekker.
‘Mocht houden?’ zei ik.
‘U spreekt met de politie.’ De groep wiens tennisles om Negen uur begon.
Ik legde de hoorn op de haak. Ik ging op de rand van ut Bed zitten. En sera dan? Die controleerde toch altijd Of ik mun sleutels en Portemonnee bij me Had als ik thuiskwam?
‘Maar natuurlijk,’ zei de man, ‘Daar bel ik voor!’
THE WAY IT IS. De club bestond Vijfentwintig jaar. Feestavond. Laat in de avond. Dronken lui. Een van de leden Wankelde naar me Toe Sloeg me op de Schouder:
‘Ja, fijn, leuk.’
‘LOUIS! JONGEN! HOE IS IE?’
‘Komt voor de bakker,’ Zei ik, en ik liep van Hem weg.
En ik haalde zun Hand van mun Schouder. ‘VOLGEND JAAR HE? VOLGEND JAAR LES! WANT MUN FOREHAND DIE… DIE…’
‘Okee, okee.’ ‘MOOI FEEST HE?’ ‘Ja, geweldig.’ ‘LOUIS! JONGEN! VOLGEND JAAR WIL IK LES VAN JOU!’ ‘Okee, okee.’ ‘JA! MUN FOREHAND! MUN FOREHAND HEEFT LES NODIG!’ ‘Ja, nou, prima. Volgend jaar.’ ‘JA! EN IK… IK MEEN UT HE! VOLGEND JAAR WIL IK LES VAN JOU! FOREHANDLES! MUN FOREHAND HEEFT LES NODIG!’ ‘Juist ja, dat zei Je al.’ Hij sloeg me weer Op de schouder Liet zun hand daar Rusten. ‘LOUIS! JONGEN! HOE IS IE? VOLGEND JAAR! WANT MUN FOREHAND DIE… MOOI FEEST HE?’
Dit is inmiddels Un jaar geleden. Ik heb hem nooit Meer gehoord Over les.
BLOEMENKRANS VOOR UN TWIJFELAAR. Hij had genoeg van zun Job. Hij wilde wat anders: Un roman schrijven. Un filmscript. Un toneelstuk. Zun vrouw zag dit Nie zitten. ‘Luister, we hebben De kinderen, dit huis, Daar heb jij tenslotte Ook voor gekozen.’ En dus volhardde hij In zun job. Drie maanden later Stierf ie aan un Hartaanval. Waarop zun vrouw Zei: ‘En hij had nog Zoveel plannen.’
TRIVIA. Ik begin net in mun ritme Te komen. Dan maakt mun gsm geluid. Ut geluid wat betekent dat Er iemand belt. Ik pak mun gsm Druk op de toets met ut Groene telefoontje En druk met mun andere Hand op de afstandbediening Zodat teletekst verschijnt: Ut is een uur in de Nacht. Ik kijk op de display van mun Gsm. Ik zet ut geluid van de Teevee zachter. Dan zeg ik: ‘hee, monica.’
‘ja, best.’ Ik leg mun gsm weg Druk teletekst uit En zap. Vorige week heeft ze ook Nie getraind en toen belde Ze nie! En die fredo die heb ik Daarstraks op de baan Nog gesproken. En toen vroeg ie nie Naar les! Ik wil hierover nadenken Maar dan zie ik un Wonderschoon naakt Vrouwelijk wezen op Teevee die iets heeft Aan te bieden zo zegt de Ondertitel.
Monica zegt: ‘Ben je nog wakker?’ ‘Ja hoor,’ zeg ik. Monica zegt: ‘Ik ook.’ ‘Aha,’ zeg ik. ‘We hebben,’ zegt monica, ‘Morgen toch nie afgesproken Voor les, he?’ ‘Nee,’ zeg ik. ‘Oh, want ik dacht, we hebben Niks afgesproken, nie dat je Morgen daar voor niks staat.’ ‘Neenee,’ zeg ik, ‘we hebben Niks afgesproken.’ ‘Oh,’ zegt monica, ‘en fredo Wil weten of ie vrijdag kan Trainen.’ Uuh, ja, dat kan wel.’ ‘Half acht?’
Ik zet ut geluid van de Teevee wat harder En ga dur us goed voor Zitten.
OPTREDEN. Ik had me er moedwillig in laten luizen. Ik had gekozen voor ut geld. Vijftig gulden per uur was veel geld. En ik was nie eens de hoofdtrainer. De hoofdtrainer gaf les aan de selecties. Daarin zaten de beste jeugdspelers. De rest trainde ik. De rest was un grote rest. Elk uur trainde ik op twee banen en Met acht leerlingen. Ik speelde ballen aan uit de ton en Riep dingen als Mooie bal Slechte bal Late voorbereiding Doorzwaaien En meer van die shit. Als de ton leeg was dan werden er Ballen geraapt en dan liep ik met De ton naar de andere baan en Speelde ballen aan uit de ton. ‘FOUTE BACKHANDGREEP!’ ‘AANSLUITPASSEN MAKEN!’ ‘INDRAAIEN!’
Ik kende die selectiespelers nie eens! Ik wist nie eens hun naam! Maar goed, vergadering voor twee Personen:
Verse krachten. Ik verslikte me en Proestte ut uit. Ik kuchte en kuchte En toen zei ik:
‘John, lou, agnes, trudie en bert Gaan eruit.’
‘Verse krachten? leo, Man, je moet dichter worden.’
‘Is dit un vergadering of wordt Er hier iets medegedeeld?’ zei ik.
‘Jij neemt me nie serieus, He mannetje.’
‘Hoezo?’ zei de hoofdtrainer.
Echt, un napoleon, ik Zweer ut.
‘Luister leo,’ zei ik, ‘ik ken die Gasten nie eens, wat kan mij Ut schelen wie jij uit die selectie Flikkert.’ ‘We zijn un team,’ zei leo. ‘Ach hou toch op,’ zei ik, ‘we Zijn net zo zeer un team als Dat bernhard en juliana un Team zijn.’ ‘We zijn un team,’ zei leo, ‘Daarvoor zijn we aangenomen.’
‘TE LAAT GERAAKT!’ ‘Is hier nergens drank?’ zei ik. Acht mensen per uur. Das zo’n zeven minuten aandacht Voor elke persoon. Vijftig gulden per uur. Wat un godvergeten grap. De hoofdtrainer had net zoveel Verstand van tennis als ik Van breien. Maar hij had DE NAAM. DE NAAM houdt meestal in dat Je iets nie kunt maar doet Voorkomen dat je dat iets wel Kunt. En de mensen stonken er in. De mensen stinken er altijd in. Op un dag moesten de selecties Worden aangepast. Sommige spelers moesten duruit. Andere durin. De hoofdtrainer wilde hierover Un vergadering met mij. Un vergadering voor twee personen. Om je ziek te lachen:
We zaten in de kantine. We zaten daar met zun Tweetjes te vergaderen. Verder was dur niemand. Ik ging op zoek naar drank.
‘Leo,’ zei ik, ‘hou op met Deze shit. we weten allebei Dat dit hele gebeuren hier Un totale farce is. ut stelt Geen bal voor.’ ‘Ik heb verse krachten nodig,’ Zei leo, ‘en als jij me tegenwerkt Dan stap ik naar ut bestuur.’ Ik liet un boer. Ik nam un teug uit de fles. ‘Dan stap jij naar ut bestuur,’ Zei ik, ‘stap, stap. stap, stap, Stap. daar komt de stappende Leo.’ ‘Ik waarschuw je,’ zei leo. Hij wees met un wijsvinger Naar mij.
‘Wat ga jij DOEN?’ zei leo. Hij klonk als un echte Napoleon. Ik kwam terug met un Halfvolle fles witte wijn.
‘Moet je je nou zien zitten,’ Zei ik, ‘pathetische klootzak. Je hebt godverdomme net Zoveel verstand van tennis Als ik van breien.’
‘Je moet zo meteen de Baan op!’ zei leo.
‘Aha,’ zei leo, en zun wijsvinger Wees de lucht in, ‘maar IK ben De hoofdtrainer, JIJ bent de Hoofdtrainer nie.’
‘John lou, agnes, trudy En bert,’ zei ik, en ik Lurkte aan de fles.
Hij glimlachte.
‘Ja,’ zei leo, ‘ik heb verse Krachten nodig.’
Ik nam un teug uit de fles. Ik keek um un poos aan. Toen zei ik:
‘Je krijgt geen spelers van mij. En die spelers van jou hoef ik nie. Stap stap stap maar naar ut Bestuur.’ Ik stond op, nam nog un goeie Hijs uit de fles, zette de fles Met un bons vlak voor hem op Tafel. ‘Help yourself,’ zei ik, en Ik liep naar buiten. Ik voelde me al behoorlijk Beneveld. Ik glimlachte. Vogels zongen en de zon Bescheen un toneelstuk. Mun eerste groep arriveerde.
AANDACHT. Als leven lijden wordt Wordt ut pas interessant. Alles wat nie met lijden Te maken heeft is saai. Misschien nie voor de Betrokkenen. Wel voor degene die ut Observeert. En dus zat ik maar weer Uns op un feestje. ‘Wat un mooie ring,’ Zei un man tegen Un vrouw. ‘Mooi he,’ zei de vrouw En ze stak haar hand Uit, ‘die heb ik van Marcel.’ ‘Ja, mooi,’ zei de man, ‘Wie is marcel?’ ‘Marcel is mun nieuwe Vriend,’ zei de vrouw, ‘Hij is heel lief.’ Wat bloed voor un vampier Is, zijn ervaringen voor mij. Ik heb ze nodig. Ik heb ut menselijk lijden Nodig. ‘Dus marcel is heel lief,’ Zei de man. ‘Ja hoor,’ zei de vrouw, ‘Marcel is heel, heel lief.’ ‘En waarom is ie dan zo Lief?’ zei de man, en hij Produceerde un smerige Glimlach.
Ie lief, wat voor lieve Dingen doet ie?’ Weer die smerige Glimlach. De vrouw hield nog Steeds haar hand Uitgestoken. ‘Lieve dingen?’ zei De vrouw, ‘marcel Doet allerlei hele Lieve dingen.’ En ze produceerde Un geile glimlach. Ut spel dat mensen Spelen heet leven. Maar ut is geen leven. Un loodgieter die un Strontput ontstopt, Dat is leven. ‘Hehe,’ zei de man, ‘Hehehe, en fred, je Vorige vriend, dee Die nie allerlei lieve Dingen?’ Weer die smerige Glimlach. ‘Oh fred,’ zei de vrouw, ‘Ja, fred dee hele, hele Lieve dingen.’ Weer die geile glimlach.
‘Gewoon,’ zei de vrouw, ‘Marcel is heel, heel lief.’
Seks is een van de meest Overschatte zaken in onze Samenleving. In wezen neuk je je Verbeelding en nie meer Dan dat. In wezen neuk je niets.
Ut lijden is un slang die Bijt maar velen zijn immuun Voor ut gif:
‘Hehe,’ zei de man, ‘hehehe, Die fred was un echte lieve Dingen meneer.’
Slang? Welke slang?
Smerige glimlach werd Geile glimlach.
‘Jaja,’ zei de man, ‘dat Zei je al, maar hoe is
‘Ja,’ zei de vrouw, ‘fred Was un echte lieve dingen
Meneer, maar marcel is Nog veel meer un echte Lieve dingen meneer.’ Geile glimlach werd Orgastische glimlach. Ut lijden is un slang. Seks is overschat. Un koffiekopje waar Koffie in wordt Geschonken, zo Voelde ik mij op dat Feest. ‘Jaja,’ zei de man, ‘ ‘Jajaja, die marcel Is vast nog veel meer Un echte lieve dingen Meneer.’ Glimlach werd grimas. Speeksel dreef uit Mondhoek. ‘Jaha,’ zei de vrouw, En ze trok haar hand Terug, ‘marcel is DE Lieve dingen meneer Van mun leven.’ Orgastische glimlach Werd verkrampte Glimlach. ‘DE lieve dingen meneer,’ Zei de man, ‘DE lieve Dingen meneren, die Bestaan nie.’ ‘Jawel,’ zei de vrouw, En haar stem klonk Kil, ‘deze keer weet ik ut Zeker, marcel is DE Lieve dingen meneer Van mun leven.’ De duivel? Dur is helemaal geen Duivel. En dur is maar EEN God. Hij zit als un gezwel In je kop. Te wachten om open Te barsten.
WIMBLEDON. Deze had grote borsten En blond haar En blond schaamhaar Un medium figuur Links en rechts wat Aderen op de benen Die dik op de huid Lagen Un schaterlach Un kleine kin Un naar mijn smaak Te kleine neus En die schaterlach, ja Godverdomme, zo is Er altijd wel iets. Ik lag op haar bed met Un fles whiskey in mun Hand. Ze pijpte me en terwijl Ze me pijpte keek ze me In de ogen. Ze keek me in de ogen Alsof ze ut heel geil vond Dat ze me pijpte, althans, Dat maakte ik er uit op, Misschien had ik ut mis.
Un pijpende dame die Me in de ogen keek.
Kraijcek had WIMBLEDON Gewonnen!
Ik zette de fles whiskey Op ut nachtkastje. Mun piemel was nog Steeds slap. Ik zei:
En ik had sera beloofd Om acht uur thuis te Zijn.
‘Nou ben jij aan de beurt. Maar eerst ga ik piesen.’ Ik had mun kleren nog Aan. Ik stopte mun piel in Mun onderbroek Ritste mun gulp dicht En stond op van ut Bed. Ik zei: ‘Tot zo.’ En zij zei: ‘Ja, tot zo.’ En toen
Kraijcek had de finale Gewonnen en ik had Duizend gulden in mun Broekzak omdat ik met Twee collega’s bij ut begin Van ut tournooi had gewed. Zij zeiden dat kraijcek un Loser was. Met zun afhangende Schouders en zun Geslungel en zun weet ik Veel wat nog meer. Waarom kijken vrouwen Zo als ze je pijpen? Vinden kerels dat geil? Ik lees ondertussen net Zo lief de volkskrant al Slurpend van un Cappucino en zeg: ‘Goed gedaan, heb je alles netjes naar binnen gewerkt?’ Duizend gulden in mun Broekzak.
Ging haar tong Over haar lippen Van links Naar rechts En Van rechts Naar links. Ik liep de keuken in. Ik hoefde nie te Piesen. Ik opende de koelkast. Ik keek. Toen pakte ik de fles Riesling Liep naar buiten En sloot de deur heel Zachtjes achter me. Kraijcek had gewonnen.
Ik keek op mun Horloge. Ut was kwart Voor acht.
SUPERMARKT. Ja godverdomme De macaronimix die ik Nodig heb is dur nie Kunnen die eikels dat Nie gewoon bijvullen?
Dan lopen ze verder.
Dan tikt iemand me op De schouder en zegt Hee. Ik kijk. Ik zeg ha.
Ik kijk naar ut vak waar Normaal gesproken de Macaronimix ligt die Ik nodig heb.
Samen Achter un winkelwagentje.
Fuck it. Hij zegt: Ik haal wel friet. ‘Moet je naar je werk?’ ik heb mun trainingspak aan. Ik zeg nee. Hij zegt oh. Dan tikt me weer iemand Op de schouder en zegt Hee. Ik kijk. Ik zeg ha. Deze keer is ut un vrouw. Beiden ken ik al twintig Jaar. Ze hebben sinds kort un Relatie. Hij was de beste vriend Van haar man En zij was de beste Vriendin van zijn Vriendin. Aha. Un nieuw hoofdstuk In un overvol Leeg boek. Nou Okee. We praten nog wat.
LEADER. Na tien jaar bij elkaar Te zijn geweest had ik Iets met iemand anders En sera had iets met Iemand anders maar we Woonden nog wel in ut Zelfde huis omdat ik Geen ander huis kon Vinden. Ik zat met de dame die Mun vrouw zou worden In pigs wat te drinken. Raphael, un vriend, kwam Binnen en raphael zei: ‘Sera en anton zitten In de bonte koe en Willen hier naar toe. Ze willen weten of Dat veilig is.’ Raphael was al un vriend Toen sera en ik nog Bij elkaar waren. ‘Zeg tegen hen,’ zei ik, ‘Dat als ze hier komen Ik mun jongens bel.’
Sera was dur nie. Ik belde anton. Sera was bij anton.
Nee. Ik vond die anton Un fucking idioot. Ut was kerstavond. Sera had toch maar Un kerstboom opgetuigd. De lichtjes schenen in De kerstboom. Ik dacht aan Sera en anton. Ik pakte de kerstboom Bij de stam Liep naar de voordeur Opende de voordeur En gooide. Un hels kabaal. De lichtjes spatten Uiteen op straat. De rechterbuurman Kwam naar buiten. ‘LOUIS MAN! WAAR BEN JIJ MEE BEZIG?’
‘Okee,’ zei raphael. Raphael verdween.
‘Luizen,’ zei ik, ‘ut Ding had luizen.’
‘Wie zijn je jongens?’ Vroeg de dame die Mun vrouw zou worden.
De buurman schudde Zun hoofd en liep Naar binnen.
Ik bestelde twee Nieuwe en zei:
Ik liep naar Binnen.
‘Proost.’
Ik liep naar de koelkast En pakte de wijn. Ik liep de woonkamer In en dronk uit de Fles. Ik zuchtte:
‘Hihi,’ zei de dame die Mun vrouw zou worden. Na tweeen zette ik de Dame die mun vrouw Zou worden thuis af, Ze woonde nog bij haar Moeder, en fietste naar Huis.
Was ik gelukkig Geweest met sera?
Was ik gelukkig met De dame die mun Vrouw zou worden? Nee.
Wat zag ze Godverdomme In die anton?
SAFE. Vanavond zag ik ut voor ut Eerst zelf. Op ut toilet Ik stond te piesen Zag ik links van de toiletpot Op de vloer un spin un mier Vangen En de spin spon zun garen Om de mier Wikkelde um in zodat de mier Eruit zag als un speldeknopje En ik vond ut un fascinerend Schouwspel Maar ik was uitgepiest En spoelde door En verliet de toiletruimte. Daarnet ging ik piesen En links van de toiletpot Op de vloer Zag ik de spin Bewegingsloos in zun web En ik zag drie van die Speldeknopjes En ik vond ut un Fascinerend schouwspel. Ik spoelde door. Ik verliet de toiletruimte. En nu zit ik hier en denk: “Waarom vond ik dat eigenlijk un fascinerend schouwspel?” veiligheid is un raar beestje.
ONS. We kennen Elkaar nie. We hebben Elkaar nooit Gekend. De doekjes Eromheen is Wat ons Bindt. Wie ben jij. Wie ben ik. Doekjes. Doekjes. Maar Daarachter.
SAMENLEVING. Ze is de zus van De vrouw met Wie ik tien jaar Heb samengewoond En sinds kort heeft Ze verkering met un Kennis van mij. Gisteren zag ik hen Samen in de kroeg (De zus en de kennis Bedoel ik) en ze gaf Me un hand Glimlachte Praatte honderduit. Vanmiddag zag ik Haar in de supermarkt Samen met ur ouwelui Die mij nog steeds Verachten. Ik zag haar Zij zag mij Maar ze wendde Haar hoofd af Dee Alsof ik nie Bestond. Samenleving. Mensen. Ha. Ha Ha. Ha Ha Ha.
SERA. We zitten aan un tafel Vlak bij de kantine. Ik strek mun benen en Zeg: ‘Oh jee, godverdomme.’ De twee mannen aan de Tafel lachen. Ik heb geen idee waarom En dus zeg ik: ‘Ik heb zware benen, ut Was un fucking hete dag.’ De twee mannen Drinken koffie. Ik aa sportwater Uit un fles. Mun benen voelen Echt zwaar aan. Ik wor oud. Nee, shit man Ik BEN oud. Ik ken deze twee Mannen al jaren. Ut zijn vrienden. De een woont Inmiddels samen Met de zus van un Ex van mij nadat Haar man haar had Gedumpt De ander is getrouwd Met die ex. Peppi en kokki. Zo noemde ik hen Vroeger. Ik heb gelijk gekregen Vind ik. Ik wrijf over mun benen Dan drink ik van mun Water. Ik zeg tegen peppi: ‘Hoe is ut met sera?’
RULES. Ik zit weer us in mun stamkroeg. Das zeker un half jaar geleden. Of je un kroeg dan nog un Stamkroeg kunt noemen weet Ik nie, maar ik zit er maar weer Us.
Dur is maar een klant En dat ben ik.
Drugs gehad. ‘Ach, wat cocaine.’
En de barkeep leest De krant.
‘Okee,’ zeg ik, ‘lets Do it.’
Wat un fijne kroeg. ‘En,’ zeg ik tegen de barkeep, ‘Nog wat gebeurt?’ Dur zijn un paar relaties op de Klippen gelopen. Un ongeluk hier en daar. Un sporadische dooie. Dur is dus geen FUCK gebeurt. Ik drink bier, geen wijn met Water. Wijn met water geeft structuur Aan ut leven van un dronkaard:
Maar dan komen er Een twee drie vier Mensen binnen. Twee kerels en twee Wijven. Ik kijk us goed en zie Dat ik een van de wijven Ken. Jaren terug toen ik aan De zwerf was gaf ze me In de kroeg un tientje:
Je wordt veel trager dronken.
‘Je jas stinkt, laat um Uitstomen.’
Ik ben die structuur effe zat. Daarbij:
Uiteraard zoop ik ut Tientje meteen op.
Iemand die wijn met water Drinkt, wat voor dronkaard Is dat nou?
Ze loopt naar me toe. Haar tred is onvast. Ogen glazig. Ik zeg:
Ze geeft me un wikkeltje. Ik loop naar ut toilet Open ut wikkeltje En snuif ut spul weg. Ik kijk in de spiegel maar Mun neusgaten zijn schoon. Ik wacht. Ik wacht nog effe. Dan begint ut te werken. Ik loop terug de kroeg in En ga weer op mun kruk Zitten. ‘En?’ zegt henriette. ‘Topspul.’
Laat je niks wijsmaken. Iemand die wijn met Water drinkt kan un Geloofwaardige dronkaard Zijn:
‘Henriette.’ ‘Louis, hoe is ut met Je?’
Als je maar genoeg drinkt.
‘Wel goed,’ zeg ik.
Bier dus. Eigenlijk ook maar un Nichtendrankje. Maar ik heb kes belooft Van de sterke drank af Te blijven. En zo nie, dan moet ik Maar ergens anders gaan Wonen, zei kes eergisteren.
‘Ik zie ut, geen jack Met ijs meer?’
Ik heb teveel ergens andersen In mun leven gezien. Ik geloof dat ik daar wel Mee klaar ben. Dur is werkelijk geen reet Te doen in deze kroeg.
Dan is de barkeep terug. Henriette wenkt um. Ze zegt: ‘Wil je echt geen whiskey?’ ‘Neenee,’ zeg ik, ‘doe maar Un biertje.’ Mun kaken malen. Mun brein draait op volle Toeren. Ik roffel continu met mun Vingers op de bar.
‘Nee,’ zeg ik, ‘maar Dat heeft zo zun Redenen.’
Ut biertje komt. Ik moet me beheersen om Ut pijpje nie tot moes te Knijpen en AAAHHH te Schreeuwen.
‘En drugs?’
Ik zeg proost.
Ik kijk us naar buiten. De barkeep is ut terras Aan ut klaarzetten. ‘Hoezo,’ zeg ik, ‘heb je Iets bij je?’ Kes heeft ut nie over
VERLIEFD. Ik woonde in un hotel In leunen en de dame Die mun vrouw zou worden Zou komen opruimen omdat, Nou ja, ik ben un imbeciel, Ik maak overal un puinhoop Van en ik vond ut un nobel Gebaar van de dame die mun Vrouw zou worden om un Imbeciel te helpen en dus Maakte ik met lege bierflesjes Un groot hart en in ut midden Van ut hart legde ik un a vier Met daarop geschreven: IK HOU VAN JOU! Toen ging ik naar mun werk. Bij thuiskomst: Alle vuilniszakken met lege Wijnflessen waren weg. Alles was gestoft en geboend. De kotsvlekken waren uit ut Tapijt geschrobd. Mun kleren hingen netjes in De kast. Ze had zelfs un vaasje met Bloemen op tafel gezet. Maar ut hart van bierflesjes Was nog steeds intact. Kut zeg. Had ze die ook nie even Kunnen opruimen?
MEREDITH EN MIJ. Ik heb ooit iets Met haar gehad Toen ik tweeentwintig Was en ze was een van De mooiste vrouwen in Pentagon. Zwart haar. Groene ogen. Super figuur. Super glimlach. Dur zijn mannen Die op konten Vallen. Dur zijn mannen Die op borsten Vallen. Dur zijn zelfs Mannen die op Handen vallen. Je kunt je afvragen Of dur uberhaupt Mannen zijn die Op VROUWEN vallen. Ik Val op En voor Un glimlach. Zwart haar. Groene ogen. Super figuur. Super glimlach. MANNEN. Ik heb ooit iets Met haar gehad Toen ik tweeentwintig Was en ze was een van De mooiste vrouwen in Pentagon En vanmiddag zag ik Haar in de supermarkt. Dikke kont. Vet rond ut middel. Rimpels in ut gezicht. Gebogen houding.
En ik zei: “Hee, meredith.” En ze keek op Van ut blikje Soep wat ze in dur Hand hield en Ze zei: “HEE! LOUIS!” En ze glimlachte Un glimlach die Geen glimlach Meer was Maar un grimas. Nu is ut avond En ik sta voor De spiegel En ik trek mun Buik in En laat um Weer gaan En ik trek mun Buik in En laat um Weer gaan En denk aan Meredith en Mij. We hebben Beiden Verloren.
COMPLEX. Klaarblijkelijk moet je hoe Dan ook iets voorstellen Iets vertegenwoordigen. De ander heeft die zekerheid Nodig omdat ie zelf zo in Mekaar steekt En beantwoord je nie aan Die zekerheid dan ben je In de ogen van die ander Un onbegrijpelijk persoon.
Die mun vrouw zou Worden.
Nou, ik ben dus un Onbegrijpelijk Persoon.
‘Ik?’ zei ik.
Ik herinner me dat ik met De dame die mun vrouw Zou worden Op bed in ut hotel waar ik Toen woonde Naar love kills lag te kijken En sid lag op un bed met Tal van groupies om zich Heen en hij kerfde met un Mes in zun borst:
‘Ja,’ zei ik, ‘ik vind Ut un behoorlijk Creatieve monoloog.’ ‘Je bent gestoord,’ Zei de dame die mun Vrouw zou worden.
‘Ja,’ zei de dame die Mun vrouw zou Worden. ‘En die wijven dan?’ Zei ik. ‘Wat is er met die Wijven?’ zei de dame Die mun vrouw zou Worden. Zie je?
I need a fix. ‘Gadverdamme,’ zei de Dame die mun vrouw Zou worden. ‘Gadverdamme?’ zei ik, ‘Moet je kijken hoe Verlekkerd die wijven Staan te kijken?’ ‘Maar zoiets doe je Toch nie,’ zei de dame Die mun vrouw zou Worden. ‘Wat nie,’ zei ik, ‘zo Verlekkerd toekijken?’ ‘Nee,’ zei de dame Die mun vrouw zou Worden, ‘met un mes In je borst snijen.’ ‘Nou,’ zei ik, ‘de Boodschap is anders Duidelijk.’ ‘Jij vindt ut nog leuk Ook he?’ zei de dame
Snap je wat Ik bedoel? Ik ben un Onbegrijpelijk Persoon.
MANDALA. Ik ben met kes op ut ouwe park. Sinds we als club zijn verhuisd ben Ik er nie meer geweest. Maar nu ben ik met kes op ut Ouwe park. Ik zei vanmiddag tegen kes:
‘Waarom wilde je al Weg?’ Ik zie un kind van drie Dat over honderd jaar Hartstikke DOOD
‘Ik moet er naar toe, ik weet Nie waarom.’
Is.
Ik kijk wat rond. Veel is dur nie veranderd. Alleen de kantine is weg.
Want dat is wat ouders Doen. Ouders creeeren
De kantine.
DOOD.
De houten kantine Van tc rodhe.
Alles en alles moet Altijd maar
Ik kijk naar ut fundament. Ik zeg:
DOOD.
‘Sjezus, nu zie je pas hoe Klein dat gebouwtje Eigenlijk was.’ Ik kijk nog wat rond. Maar ik begin me Ongemakkelijk te Voelen. De kantine. De bijna dertig jaar Die ik er heb doorgebracht. Ut samenzijn. Ut is er nie meer. Ut was un mandala. Nu is ut dood. Hier heerst de DOOD. Ik kijk nog un laatste Keer naar ut fundament. Dan zeg ik tegen kes: ‘We gaan.’ Eenmaal op onze fiets En rijdend door un Woonwijk zegt kes:
Ik kijk naar kes en Geef haar un Knipoog. Ik zeg: ‘Zullen we vanavond frietjes eten?’ ‘Ja,’ zegt kes, ‘lekker!’
DE VERASSING. Iets wekte me. Ik kwam vanuit un niets Naar de realiteit. Maar ut was un wazige Realiteit. Ik was nog steeds Stomdronken. Ut was licht. Ik begreep dat ik op Bed lag. Ik was naakt. Ik hoorde smakkende Geluiden. Ik kwam enigszins overend. Ik zag mun vrouw gebogen Over mun onderlichaam. Mun vrouw stond naast Ut bed. Ik zag dat ze natte haren Had. Ik rook un douchegeur. Uit haar achterkant stak Un touwtje. Ik liet me op mun rug Rollen. Ik dacht: Wat NOU weer? De smakkende geluiden Hielden aan. Ik had un odol. Ik moest hoognodig Piesen. Ik zei tegen mun vrouw: ‘Ga door.’ Ik wreef over de achterkant Van mun vrouw. Buiten hoorde ik un vogel Fluiten. Toen hoorde ik un vogel Verschrikkelijk krijsen. Ik vroeg me af of ut dezelfde Vogel was. Ik zei tegen mun vrouw: ‘Ga door.’ Ik probeerde me te concentreren. Ik probeerde ut piesen uit mun Hoofd te verjagen. Ik keek naar ut touwtje dat uit De achterkant van mun vrouw Stak.
Ik dacht aan de krijsende Vogel. ‘Hmm,’ murmelde mun vrouw, ‘hmm, hum, hm.’ Toen kwam ik klaar. Mun vrouw keek me aan. Mun vrouw zei: ‘Dat was nog us un verrassing He?’ ‘Uuh, ja,’ zei ik. Mun vrouw verliet de Slaapkamer. Ik bleef even liggen Toen snelde ik naar Ut toilet. Ik pieste zeker un Halve minuut Lang.
WANORDE. Ik heb tien Minuten Naar mun Pen gezocht. Ik heb un Kwartier Naar mun Blok gezocht. Ik heb zelfs Mun shag Moeten Zoeken. De wijn? De wijn stond In de koelkast. We hebben maar Een koelkast. Nu zit ik Ge-ergerd aan de Eettafel en willen De gedichten maar Nie komen. De wijven en hun Poetsdrang. Ut is om waus Van te worden.
LUNA. Mun vrouw lag daar Met haar benen wijd. Ut was un kleine Kamer. Dur was een Verpleegster. Geregeld kwam un Dokter de kamer In gesneld En stak un hand in Ut geslacht van mun Vrouw. De dokter zei: ‘Ut gaat goed, Ut gaat goed.’ Ik had behoefte Aan un sigaret. Ik vroeg aan de Verpleegster: ‘Hoe lang gaat Dit nog duren?’ ‘Oh,’ zei de Verpleegster, En de verpleegster Bewoog haar hoofd Alsof ze nee wilde Zeggen, ‘dat weet je Nooit.’ ‘Dus ut kan nog effe Duren?’ zei ik. ‘Ja,’ zei de verpleegster, ‘Dat zou kunnen.’ ‘Goed,’ zei ik. Ik gaf mun vrouw Un kus en liep de Kamer uit. Ik liep de kantine in. Ik was alleen in Die kantine. Ik stak un sigaret Op. Ik dacht na over ut Nee schudden van Die verpleegster. Ik dacht na over de Hand van de dokter In ut geslacht van mun
Vrouw. Ik rookte mun sigaret. Toen kwam dur un Verpleegster de kantine In. De verpleegster zei: ‘Meneer, u mag hier Nie roken.’ ‘Maar dur staan Asbakken?’ Zei ik. ‘Die staan er voor De theezakjes,’ zei De verpleegster. Ik drukte mun Sigaret uit. Ik liep naar ut raam. Ik zat op de derde Verdieping. Ik keek door ut raam Naar buiten en naar Beneden. Ik zag daar op de Parkeerplaats tal van Mensen. Mensen die in auto’s Stapten en wegreden Mensen die uit auto’s Stapten en ut ziekenhuis Binnen gingen: Ik vond ut ineens un Gruwel dat ik vader Werd. Ik draaide me weg van Ut raam en ging in un Stoel zitten. Ik was weer alleen In die kantine. Ik stak un Sigaret op.
VOORZORGSMAATREGELEN. ‘Je komt nooit bij Mijn kassa. kom Toch ook us un Keer bij mijn Kassa.’ Ze kijkt me beteuterd Aan. Ze zal tegen de zestig Zijn, iets in die richting. Haar man speelt un Dubbel op de PROCYON Baan. Ik drink mun glas leeg En zeg: ‘Je wilt altijd un praatje Maken, ik hou nie van Praatjes.’ Haar gezicht klaart op En ze zegt: ‘Oh,’ dan weet ik ut Goed gemaakt. dan Kom je een dezer Dagen bij mijn kassa En dan maak ik geen Praatje, is dat iets?’ ‘Ja hoor,’ zeg ik, ‘Prima.’ Un paar dagen later Zet ik de spullen op De band: Vier appels in un zak Twee pakken liebfraumilch Un flesje spa blauw En un pak alluminium folie. Zij zit aan un andere kassa Iets verderop en Kijkt naar de spullen Die ik op de band zet Kijkt dan naar mij En produceert un Hautain hinnikend Binnensmonds lachje. Of misschien denk ik Dat alleen maar. Ut doet er ook nie Toe.
Ik reken af Duw mun spullen In un tas En loop naar Buiten.
UN DOCHTER. Mun vrouw lag op bed En dur onderbroek was Uit en ut kopje kwam Tevoorschijn en ut Kopje had zwart haar. Toen kwam de rest. Ik stond daar maar En keek. De verpleegsters Deden hun ding en Leken onaangedaan. Een van de verpleegsters Vroeg: ‘Wil je de navelstreng Doorknippen?’ ‘Nee,’ zei ik. De verpleegster keek Me aan alsof ik van Mars kwam. De navelstreng werd Doorgeknipt. Ik wendde mun blik Af en zag de placenta Liggen. Mun vrouw zei: ‘Wat is ut?’ ‘Un dochter,’ zei de Verpleegster. ‘Un DOCHTER?’ zei Mun vrouw. Men had un zoon Voorspeld. ‘Ja,’ zei de verpleegster En weer keek ze me aan Alsof ik van mars kwam. Ik stond daar Maar. Ut kind werd op de Billen geslagen. Ut kind huilde. Ik voelde me geen Vader. Ik vroeg me af wie
Ik als eerste moest Bellen. Ut kind werd op de Buik van de moeder Gelegd. Ut kind huilde nie Meer. Ik keek naar de Afgeknipte navelstreng En naar de placenta. Ik gaf mun vrouw Un kus.
ZELFS. Zelfs als ut werkt Werkt ut nie. Ik heb un fauteuil Waar ik elke nacht Inzit en zo’n drie Meter voor de Fauteuil huist de Teevee en de Fauteuil heb ik Iets naar links Gedraaid zodat ik Als ik teevee kijk Mun hoofd iets Naar rechts moet Draaien want ik heb Last van un spier Links in mun nek En als ik zo teevee Kijk heb ik geen Last.
Zit onder te schrijven En ik hoor haar in bed Hoesten en ik denk: Laat ik me maar Bedrinken want Anders val ik nooit Naast haar in slaap. Wat ook gebeurt: Ik ben op un feest En heb ut naar mun Zin en mun vriendin Staat er beteuterd bij En ik vraag: ‘Wat is er?’ En mun vriendin: ‘Ik verveel me zo.’
Soms zit mun Vriendin in Die fauteuil.
Of:
Ga ik er weer Inzitten dan Staat de Fauteuil ANDERS.
Mun vriendin zit in De tuin met un boek En ik zit in de tuin Met un boek en dan Gaat de deurbel en Haar ouders staan Voor de deur:
Of: Onaangekondigt. Ik zit wat te zappen En mun vriendin Zit op de bank en Mun vriendin zegt: ‘Hee, dat wil ik zien.’ En ik zap verder en Mun vriendin zegt:
Of: Ach, zo kan ik uren Doorgaan. Zo kan jij waarschijnlijk Ook uren doorgaan. Zo kan waarschijnlijk IEDEREEN uren Doorgaan.
‘Wat ben jij un beest.’ En ik geef haar de Afstandbediening En mun vriendin Zapt naar wat ze Zien wil en kijkt. Of: Mun vriendin heeft De kriebelhoest en ik
Liefde Oh Liefde. Wat un Farce.
ZWERVER. Toen mun vrouw en ik besloten Hadden om te gaan scheiden Moest ik me laten uitschrijven Uit ut huis waar zij woonde Omdat mun vrouw anders Geen uitkering kon aanvragen. Ik woonde in bij mister x Maar daar kon ik me nie laten Inschrijven omdat mister x in Un huurwoning woonde. Ik ging naar de gemeente. Un jongedame achter glas. Ik voor dat glas. ‘Meneer.’ ‘Ik wil me laten Uitschrijven.’ ‘Okee. ut adres?’ ‘Veltumse kleffen Negenennegentig. De postcode weet ik Zo nie uit mun hoofd.’ ‘Okee. uw nieuwe Adres?’ ‘Heb ik nie.’ ‘Hebt u nie?’ zei de Jongedame, ‘u moet Un nieuw adres hebben!’ ‘Nou,’ zei ik, ‘dat heb ik Dus nie.’ ‘Dus u laat u uitschrijven En nie opnieuw inschrijven?’
‘Je laten uitschrijven En nie opnieuw Inschrijven.’ ‘Dame,’ zei ik, ‘ik Ben weg bij mun vrouw. Scheiding, drama. snap Je?’’ ‘Okee,’ zei de Jongedame. Ze pakte de telefoon En er werd overlegd. Toen zei de jongedame Tegen mij: ‘Goed, meneer, we schrijven U uit, maar u moet beloven Dat u zich zo snel mogelijk Weer laat inschrijven.’ ‘Okee,’ zei ik. ‘Daar,’ zei de jongedame, En ze schoof un formulier Onder ut glas, ‘moet u Onderaan uw handtekening Zetten.’ Ik zette de handtekening Schoof ut formulier terug. ‘Goed,’ zei de jongedame, ‘Ut klinkt raar, maar dan bent U dus nu even un officiele Zwerver.’ ‘Un officiele zwerver,’ Herhaalde ik. ‘Ja,’ zei de jongedame.
‘Ja,’ zei ik. De jongedame leek uit Haar doen en greep de Telefoon. Ze voerde un gesprek. Toen legde ze de hoorn Op de haak en zei: ‘Maar dat kan nie.’ ‘Wat kan nie,’ zei ik.
Ik verliet ut pand En sprong op Mun fiets. Ik voelde me nie Anders dan anders.
WOUD. Ze gaat zitten op ut bankje wat Op de SPINE SPORT baan staat. Haar aangenomen zoon rijdt rond Op un step. Zo nu en dan stopt ie bij de SPINE SPORT baan en zegt:
De jongens die getraind hebben Verlaten de baan. Als ik richting kantine loop zegt De vrouw:
‘Mama.’
Ik zeg:
Ik sta op de PROCYON baan die Naast de SPINESPORT baan ligt. Ik geef les aan zes jongens van Pak um beet elf jaar. Een van de jongens is haar Biologische zoon. Ik loop wat rond en geef Aanwijzingen. Dan ben ik bij ut bankje waar Zij op zit. Ze zegt:
‘Maar natuurlijk.’
‘Ik snap nie hoe je ut volhoudt. Ik had al lang ingegrepen.’
‘Louis, kan ik je even spreken?’
Vijf van de jongens pakken hun Fiets en rijden weg. Haar biologische zoon en aangenomen Zoon praten met elkaar. Ze staan un end van ons vandaan. Ze zegt:
‘Ut TAALGEBRUIK van die Jongens!’
‘Last van,’ zeg ik. ‘Ja,’ zegt zij, ‘bernie is un heel Gevoelige jongen, die kan nie Tegen dat apengedrag.’
‘Kut!’ Gehoord. En EEN keer: ‘Fok jou!’ Ik zeg:
Op dat moment komt haar Aangenomen zoon huilend Op haar afgerend. Ze zegt: ‘Wat is er fabian? nie huilen, Veeg je traantjes weg want Anders kan mama nie met je Praten.’
‘Ach,’ En loop verder. Dan is de les afgelopen. De vrouw zit nie meer op Ut bankje. Ze staat nu op ut terras. Haar aangenomen zoon Racet nog steeds rond op Zun step.
‘Dus doe wat aan dat taalgebruik, Louis. we kunnen dergelijk Apengedrag nie tolereren hier Op de vereniging.’ Dan zegt ze:
Ik kijk ut even aan Wrijf dan door mun haar ‘Ja,’ zegt zij, ‘onze bernie heeft En loop de kantine in. Daar last van.’ Bernie is haar biologische zoon.
Ut zijn jongens in de lente Van hun pubertijd. De hormonen gieren door Die lijven. Maar ik heb slechts EEN keer:
De biologische zoon zegt niets En stept weg. De aangenomen zoon huilt nog Harder en rent er achteraan. Zij kijkt vertederend naar ut Tafereel. Dan zegt ze:
‘FABIAN! BERNIE! OPHOUDEN ‘Dat taalgebruik louis, dat kan echt NU!’ Nie. en ut beperkt zich nie tot de Tennisbaan, op school gaat ut net En ze beent naar haar aangenomen Zo.’ Zoon en biologische zoon. ‘Oh,’ zeg ik.
‘Pardon?’ zeg ik.
Step afgepakt!’
Haar aangenomen zoon zegt Niets en huilt zo mogelijk nog Harder. Dan komt haar biologische Zoon erbij. Hij staat op de step. ‘Oh bernie,’ zegt zij, ‘waarom Doe je dat nou? je hebt fabians
ZEKERHEDEN. Zomernacht. Morgen schijnt ut Zesendertig graden Te worden. Kes heeft de gordijnen Van de woonkamer Uitgewassen. De gordijnen hangen Buiten te drogen. Ik kijk naar de raam Waar normaal gesproken Op dit tijdstip gesloten Gordijnen hangen. Maar dur hangen geen Gordijnen. Ik voel me raar. Ik probeer te schrijven Maar de raam zonder Gordijnen leidt me af. Ik heb mun zekerheden Nodig. De gordijnen hangen buiten Te drogen. Ik kan nie SCHRIJVEN!
AAN DE ZWERF. Maar ik had nog wat geld En woonde in bij mister X en werkte aan scheetje In ut land der winden. In de bonte koe zei macallis Tegen mij: ‘Je moet weer us op ut Tennispark komen, we Hebben un nieuwe barman, Die zit ook elke avond in De kroeg.’ Ik ging naar ut tennispark. De nieuwe barman bleek Un toffe peer: Hij liet me gratis zuipen. Ut was un zonnige Septembermiddag. Ik zat met un wijntje Aan de bar. Ik was alleen. De barman had mij un Sleutel gegeven. Toen kwam de barman Binnen. De barman zei: ‘Ooh, ik ben nog steeds Kutzat, ik ga weer slapen.’ De barman pakte un Stretcher uit de heren Kleedkamer Klapte die uit in de Kantine Plofte neer En was weg.
Mun armen zaten inmiddels Onder de tatoos. Ik had un gescheurde Spijkerbroek aan en droeg Afgetrapte cowboylaarzen.
Verlieten de kantine.
En ik werkte aan scheetje In ut land der winden.
Misschien was rodhe wel TWEE potentiele leden Kwijt.
Ik dronk van mun wijn. De barman sliep. Toen kwam dur un vrouw Binnen met un meisje van Zeg zes. De vrouw en ut meisje Bleven bij de deuropening Staan. De vrouw zei tegen Mij: ‘Is dur iemand hier die mij Informatie kan verstrekken over De vereniging?’ ‘Oh ja hoor,’ zei ik en ik wees Naar de barman die de vrouw Van waar zij stond nie kon zien. De vrouw en ut meisje liepen De kantine in en bleven voor de Stretcher stilstaan. De vrouw zei tegen de barman: ‘Kunt u mij informatie verstrekken Over de vereniging?’ De barman sliep. Ik dronk van mun Glas. Ut meisje zei:
Ik stond op van mun Kruk Liep achter de bar Pakte de fles Vulde mun glas En ging weer op de kruk Zitten.
‘Mama, wie ZIJN die mannen?’
Mun haren waren lang. Mun baard hing tot op Mun borst. Ik droeg un kaki camouflage Blouse met de mouwen Opgerold en daaronder un Groen legerhemd.
Ik streek us over mun baard. Ik zei:
De moeder keek me aan en Zei: ‘Is er hier dan niemand die Mij kan helpen?’
‘Wat denk je nou zelf?’ De moeder zei niets. De moeder en ut meisje
Nou, waarschijnlijk was Rodhe un potentieel lid Kwijt.
Wat kon ut ook schelen. Ik werkte aan scheetje In ut land der winden.
WEZEN. Achter de horizonten Van ut zijn Woont niets. De maker is un pijl De ontvanger blijft Un zij. Wij vervullen un Rol die ons wordt Opgedrongen. Dur is geen vader. Dur is geen moeder. De hoer die leven Heet laat ons Achter in boeien: Herinnering.
NUMMERTJE. Kris haalt me op. In de auto zegt hij:
Ik ben echt un kind. Un hulpeloos kind.
Tien jaar un Officiele zwerver.
‘Ben je er klaar voor?’
Hoe moet ik weer Zelfstandig in de Maatschappij Functioneren?
Een april.
‘We zullen zien,’ zeg ik. We rijden ut parkeer Terrein van ut gemeente Huis op. Dan zwaait kris naar un Vrouw. ‘Wie is dat?’ zeg ik. ‘Daar is half venray over heen geweest,’ zegt kris. Ik kijk naar de vrouw. Ik vind ut nie veel soeps. Maar misschien is half Venray wel nie veel soeps. We stappen uit en lopen Ut gemeentehuis binnen. De laatste keer dat ik hier Was heb ik me laten Uitschrijven en ik heb me Nooit meer laten inschrijven. We zijn hier omdat ik me Moet laten inschrijven. Kris trekt un nummertje En we gaan samen op un Bankje zitten. Kris is un goeie gast. Hij helpt me met de hele Zooi om weer Terug Te Keren In De Maatschappij. Hij weet hoe dubbel ik Daarover denk.
Kris legt ut een en Ander uit. De ambtenaar klinkt Begripvol en werkt Goed mee. Ut gaat van un leien Dakje: Over un week moet ik Met kes terugkomen Om me in te schrijven. Kris zet me thuis af. Ineens voel ik me Behoorlijk triest. Tien jaar ben ik Un officiele zwerver Geweest. Un officiele zwerver En geen fucking Burger. Nu is ut gedaan met De pret. Dan gaat de telefoon. Ut is kris. ‘Als jij volgende week Woensdag met kes naar Ut gemeentehuis gaat Om je in te schrijven Weet je wat voor datum Ut dan is?’
Dan is ut onze beurt En we lopen naar de Daarvoor bestemde Balie. We gaan zitten. Kris voert ut woord.
‘He?’
Jezus, ik ben un kind Van vijfenveertig. Ik heb un begeleider Nodig om dit soort Dingen aan te kunnen.
‘Oh jawel,’ zegt kris En hij grinnikt en Hangt op.
‘Een april,’ zegt kris. ‘Shit,’ zeg ik, ‘dat Meen je nie.’
Tien jaar.
Ik glimlach.
SPIRAAL. De bloem die weten Heet verdort En Nieuwe bloemen Laten hun blaadjes Zien en Ook zij verdorren. Iemand op ut Tennispark gaat Binnen afzienbare Tijd dood. Juist ja, Die ziekte. De bloem die weten Heet verdort. En ik verdor En jij verdort En Alles Verdort. Ondertussen kijk Ik op teevee naar Beelden van un Opgeblazen mens In afghanistan Terwijl ik goeie Witte wijn drink En samson shag Rook. De verwarming? De verwarming Staat nie aan. Ut is zomer.
HEEL RAAR. Tien jaar heb ik wat officieel Heet als zwerver geleefd. Nu zit ik met kes op un bankje In ut gemeentehuis met un Getrokken nummertje in mun Hand te wachten tot ut nummer Elektronisch in rood verschijnt Wat betekent dat ik naar de Balie mag om daar mun Identiteitskaart op te halen. Kes zegt: ‘Vin je ut nie raar, na al die Jaren, weer un identiteitsbewijs?’ ‘Jawel,’ zeg ik, ‘ut bewijst dat Ik un identiteit heb, ikzelf ben Daar nie zo van overtuigd.’
Dan zegt de man op Un haast plechtige toon: ‘Je komt je identiteitskaart Halen. fijn, je keert weer Terug in de maatschappij.’ ‘Ach,’ zeg ik. De man loopt weg Komt dan terug Toont me un Identiteitskaart. ‘Dit is um dan,’ zegt de Man. Ik zeg: ‘Aha.’
Dan verschijnt mijn nummer Op de elektronische nummer Melder.
‘Zal ik er un hoesje Omheen doen?’ zegt de Man.
‘Wil je dat ik meega?’ zegt kes. ‘Ja,’ zeg ik, ‘waarom nie.’ We lopen naar de voor mij Bestemde balie. Alle balie’s zijn afgeschermd Met schotten. Voor de privacy, neem ik aan. Ofschoon je donders goed Kunt horen wat er bij de Balie naast je gezegd wordt.
‘Uuh, ja, das goed,’ zeg Ik. De man doet un plastic Hoesje om de identiteits Kaart en schuift um naar me Toe: Un pasfoto. Wat feiten. Etc.
Bij de voor ons bestemde Balie wordt ik begroet Door un man die innemend Glimlacht. ‘Hee, louis, hoe is ut met Jou?’ ‘Ja, wel goed.’
De man zegt: ‘En doorgaan met schrijven He, louis, gewoon doorgaan, Ook al ben je nu weer un Burger.’
‘Ook wel goed.’
De man knikt naar ons ter Afscheid. Kes en ik doen utzelfde. Dan lopen kes en ik Ut gemeentehuis uit.
‘En songteksten, schrijf Je die ook nog steeds?’
‘Wat un aardige man,’ Zegt kes, ‘wie was dat?’
‘Als men er om vraagt, Zeker.’
‘Ik heb geen flauw idee,’ zeg ik.
‘En met je schrijven?’
De twee burgers stappen Op hun fiets. Ze rijden weg.
WIJ. Personages met woorden Als geluk. Badeendjes. Kweenie schrijft zun verhaal. De verdienste van egocentrisme. Denkvliegen. Blunderen als baas. Hartstochtelijk overtuigd van Koele calculaties. Eindeloze liefde voor defect. Alleen de dode leeft. Wilt u meer weten? Vul dan de leegte in. Hemelvaart of hel zien. Dansen of ut aandikken van Gevaar. Elk mens is un adoptiekind Partijlid Un onbekende die herhaalt. Sweet home abracadabra De film voor jong en oud Dendert in hoog tempo Voort. Zijn er nog vragen? Ja.
GESLOTEN OGEN. Achter verborgen Waarheden schuilt Ut monster. Achter gesloten Deuren Heerst geen Openheid. Achter gesloten Ogen Gebeurt zoveel Zoveel wat wij nie weten. We noemen onze hond Elian En denken dat elian de Hond is. We noemen ons kind Elian En denken dat elian ut Kind is. We kijken naar un foto Van un mens En denken dat de foto Die mens is. Ut is de moedermelk Die ons bedriegt. Ut is ons bloed Onze hartslag Die ons bedriegt. Ut is de kleuterschool Ut is de lagere school Ut is de middelbare School die ons bedriegt. Achter verborgen Waarheden Schuilt ut Monster. De trouwjurk. Ut begrafeniskostuum. Ut communiepakje. Ut prinsessenkroontje Op ut hoofd van je Dochter als ze vier Wordt. Achter verborgen Waarheden
Schuilt datgene Wat kruipt en sist En borrelt Met un drietand En horens En de staart van Un draak en Un huid vol Schubben Lachend Schuddebuikend Grimassend. Achter verborgen Waarheden. Achter gesloten Ogen.
SERIEUS. Als je werkelijk wilt Schrijven Zorg dat de teevee Uit is Dat de stereo zwijgt Dat de vrouw naar Bed is En dat ut minimaal Vier uur in de nacht Is. Denk na over wat voor Tekst je op je grafsteen Wilt. Of waar je urn komt te Staan. Teevee uit. Stereo uit. Geen stemmen. Ut donker. En je schrijft over dat Ut nooit werkt Dat niets werkt En dat ut eindigt met Ut onoverkomelijke. Je schudt je glas vol (Drink alcohol, ut is Ut minst onzinnige wat Je kunt doen) Je steekt un sigaret op (Rook sigaretten, ut is Ut minst onzinnige wat Je…) Lees geen boeken. Luister nooit naar Wat ze je wijsmaken. Ik bedoel, luister wel En knik ja en als de Wijzende vinger weg Is, grinnik. Veracht Veracht Veracht Veracht
kermissen. verjaardagen. kraamvisites. begrafenissen.
Veracht mij. Vogels zijn vogels En varkens zijn varkens En un biefstuk is un Biefstuk
En de zon is De zon. Lach de lach van De onwetendheid. Lach de lach van De gek. Lach hard. Knipoog. Neem ut leven Serieus. Drink en Rook en Schijt minimaal Eenmaal per Dag. En spoel door. En was je handen Met zeep.