(Vert. Michel Goldsteen) Boek VIII [1462] 1. Het hoofd van de heilige Andreas wordt naar Rome gebracht en door Pius met het hoogste eerbetoon ontvangen. Korte geschiedenis van de apostel. Nadat Andreas, apostel van Jezus Christus en broer van de heilige Petrus, na het lijden van onze Heer, waarbij hij aanwezig was, en na Zijn verrijzenis en hemelvaart, waarvan hij getuige was, samen met de overige leerlingen de Heilige Geest had ontvangen, vertrok hij uit Azië naar Griekenland en begaf zich naar Achaia, het tegenwoordige Morea, een provincie van de Peloponnesus, door het lot aan hem toegewezen om het geloof te verkondigen. En toen hij gehoor had gegeven aan de belofte van de Heer, dat hij een mensenvisser1 zou worden, en zijn schip en netten had achtergelaten om Hem volgen, werd hij niet teleurgesteld. Want hij werd verkondiger van Gods woord en een uitmuntend leraar van de waarheid;2 met de haak van zijn welsprekendheid won hij talloze mensen voor Christus. Door hem onderricht, aanvaardde de provincie de heilige geheimen van onze godsdienst, erkende Christus, Gods Zoon, met de Vader en de Heilige Geest als één God en omhelsde het geloof in de Heilige Drie-eenheid. De heilige apostel zelf, uitgeput door ouderdom, stierf onder de proconsul Ægeates in Patras de kruisdood en ontving dezelfde martelaarskroon als zijn broer Petrus en zijn meester Jezus Christus. Want toen hij tegenover het kruis stond begroette hij het met grote liefde en sprak: ‘Neem nu de leerling op van Hem die aan u gehangen heeft: Jezus Christus’.3 Andreas is beroemd om de vele wonderen die hij tijdens zijn leven en na zijn dood heeft verricht en die in zijn biografie verhaald worden. Zijn lichaam is door een vrome vrouw Maximilla met kruiden gebalsemd en begraven. Een hele tijd later4 is het naar Italië overgebracht en begraven in Amalfi, dat ter ere van Andreas de titel metropolis kreeg en waar hij een graftombe heeft, vermaard om zijn sublieme uitvoering, die grote drommen bezoekers trekt. Zijn hoofd echter bleef in Patras en werd daar met de grootste eerbied en onder strenge bewaking tot 1460 bewaard; in dat jaar werd het op de volgende wijze naar elders overgebracht. Toen de Turken de Peloponnesus binnenvielen, regeerden daar twee despoten: Thomas en Demetrius, broers van de Griekse keizer Constantijn5 die kort daarvoor bij de val van Constantinopel gedood was.6 Toen Demetrius, de oudste van de twee, constateerde dat de christenen te weinig hulp boden, liep hij over naar de Turken en ontving elders bezittingen die hem in staat stelden zijn leven voort te zetten [1460]. Thomas echter, de jongere broer, was op geen enkele wijze bereid hen te dienen die zijn broer hadden vermoord, de Grieken van hun rijk hadden beroofd en alles wat christenen heilig was hadden bezoedeld. Omdat hij zich niet opgewassen wist tegen de Turkse macht en geen enkele kans op hulp zag, besloot hij de Peloponnesus te verlaten, waarvan de Turken al een groot deel hadden bezet dankzij de overgave van Demetrius. Vóór zijn vertrek echter ging hij naar Patras, een stad die hij nog in handen had, om het allerkostbaarst hoofd van de heilige apostel Andreas mee te nemen uit het heiligdom, waarvan hijzelf de bewaker was. Daarop vertrok hij met vrouw en kinderen en vergezeld van veel Griekse edelen naar de despoot van Arta, op het eiland dat de naam Santa Maura7 heeft, vlak onder de kust van Epirus. Want hij meende dat hij zo’n kostbare schat niet voor de vijand mocht achterlaten, ook al zouden die er niet naar hebben omgekeken. Hij voorkwam dat Gods heilige aan de honden werd gevoerd,8 en dacht dat zijn reis voorspoediger 1
Mattheüs 4:19-22. Vgl. de tekst van het Missale Romanum, oratio diei 30 Nov. (feestdag van Andreas). 3 Breviarium Romanum, Lectio 6 diei 30 Nov. 4 Tijdens de vierde, tegen Constantinopel gerichte kruistocht (1202-1204). 5 Constantijn XI. 6 Demetrius (1407-1470) en Thomas Palaeologus (1409-1465). Constantijn was gesneuveld op 29 mei 1453. 7 Santa Maura, of Leucadia, een van de Ionische eilanden ten zuiden van de golf van Arta, was in bezit van Leonardo III Tocco, despoot van Arta. 8 Mattheüs 7:6. 2
zou zijn, wanneer de apostel hem vergezelde. Zo kwam hij ongedeerd naar de despoot, een verwant van hem, en bracht enige tijd bij hem door, terwijl hij het heilige hoofd zo zorgvuldig bewaakte als gold het zijn vrouw en kinderen. Intussen hadden veel christenvorsten zowel in Italië als ten noorden van de Alpen gehoord dat het hoofd van de apostel was overgebracht; zij zonden gezanten naar Thomas en boden veel geld voor het heilig relikwie. Zodra paus Pius ervan hoorde, stemde de gedachte aan de ballingschap van zo’n heilig hoofd hem diep bedroefd. Het hoofd van de verbannen apostel weer terugbrengen naar zijn vaderland zou echter heel moeilijk zijn. Hij wist geen waardiger toevluchtsoord te bedenken dan een plaats naast het gebeente van zijn broer, de heilige Petrus, prins der apostelen, en bij de Apostolische Stoel, bolwerk van het Geloof, waar allen die uit hun kerken verdreven worden, veilig hun toevlucht kunnen zoeken. Dus zond ook hij boodschappers naar Thomas om te verklaren dat hij godvruchtig had gehandeld, toen hij uit een stad die op het punt stond ten onder te gaan en die in handen zou vallen van ongelovige vijanden, het allerkostbaarst hoofd van de apostel had meegenomen en niet had toegestaan dat het verloren ging. Maar hij zou een goddeloze en wrede daad begaan, als hij het hoofd aan iemand anders zou overdragen dan aan de paus van Rome – aan wie de beslissing was voorbehouden over de eer die aan heiligen wordt bewezen – en het voor een andere plaats bestemde dan voor Rome waar het hoofd van de apostel herenigd zou worden met zijn broer en diens gebeente. Hij moest het dus naar Rome brengen. Eens zou, als God wilde, het moment aanbreken dat hij met de hulp van zijn broer op zijn eigen troon zou worden hersteld. Thomas moest ervoor waken een heilige zaak aan wie dan ook toe te vertrouwen zonder opdracht van de paus, als hij zich niet de verontwaardiging van de apostelen op de hals wilde halen. Ook geldnood mocht hij niet aanvoeren als excuus, want als hij naar Rome kwam om daar te wonen, zou hij de staat die bij een prins paste kunnen voeren. De despoot gaf zich gewonnen en beloofde naar Ancona te varen en de paus het heilig pand te brengen. Hij hield woord, want in 1461 landde hij ongedeerd in Ancona, nadat hij met de hulp van de apostel, naar wij mogen aannemen, ontkomen was aan hevige en angstaanjagende stormen die dat jaar meer dan gebruikelijk de Adriatische Zee teisterden en talloze schepen deden vergaan.9 Nadat Pius van zijn aankomst gehoord had, zond hij Alessandro, kardinaal-presbyter van Santa Susanna,10 beroemd om zijn heilige levenswandel en geleerdheid, als zijn legatus a latere om, na de relikwie van de heilige apostel herkend te hebben, haar uit handen van de despoot te ontvangen. Hij moest haar daarop met het ceremonieel en de eerbied die aan een zo heilig voorwerp verschuldigd waren, naar Narni brengen om haar in de citadel bij de commandant in bewaring te geven, totdat zij met passend eerbetoon en ceremonieel naar Rome kon worden overgebracht. Want op dat moment was dit onmogelijk vanwege de in alle hevigheid woedende oorlog die de tirannen rond Rome de paus hadden aangedaan. Alessandro vertrok naar Ancona en nadat hij het hoofd zorgvuldig had onderzocht en de merktekens herkend, verklaarde hij dat dit het ware hoofd van de apostel was en vereerde het. Hij nam het vervolgens over van de despoot aan wie hij geld verstrekte voor zijn reis naar de Curie, en bracht het begeleid door vooraanstaande personen in een plechtige fakkelprocessie naar de citadel van Narni, waar hij het verzegelde en aan de hoede van de commandant toevertrouwde. Daar werd het enige tijd eerbiedig bewaard, terwijl er voortdurend lampen voor hem bleven branden. Meerdere maanden gingen voorbij. Toen echter de oorlog voor de paus voorspoedig was verlopen; toen Jacopo Piccinino, verbitterd vijand van de Kerk, was verdreven van Romeins grondgebied en Jacopo Savelli de ene stad na de andere had verloren en met geknakt gemoed Thomas Palaeologus kwam naar Rome op 7 maart 1461, de feestdag van Thomas Aquinas (1274 †), een dag die naar het schijnt met opzet bepaald was voor zijn aankomst. 10 Alessandro Oliva da Sassoferrato (1407-1463). 9
de paus, zoals reeds verteld,11 vergeving was komen vragen; toen de overigen, verpletterd door angst, zich hadden overgegeven of ver weg waren gevlucht; toen de vrede op Romeins grondgebied hersteld was en de volken in de omtrek weer veiligheid en rust kenden; toen niet langer gekletter van wapens weerklonk: toen was eindelijk voor de paus het moment daar om het vereerde hoofd naar Rome te roepen. En omdat het onthaal des te grootser zou zijn naarmate meer volk getuige was van zijn aankomst, beloofde de paus volledige vergeving van zonden voor allen die naar Rome kwamen om zijn binnenkomst bij te wonen of bij de ontvangst aanwezig te zijn. Een decreet hieromtrent liet hij uitgaan naar de hoofdsteden van Italië, waarin de dag van de aankomst werd aangekondigd. Toen deze dag ophanden was, koos hij drie kardinalen uit: Bessarion, bisschop van Tusculum, een Griek die in beide talen zeer bedreven was en een man van grote naam; Alessandro, die wij eerder genoemd hebben; en Francesco, administrator van de kerk van Siena.12 Zij kregen de opdracht om in Narni het in bewaring gegeven heilig pand te gaan halen. Intussen werden in Rome alle voorbereidselen getroffen die gepast leken voor een plechtige en luisterrijke ontvangst van de heilige apostel. De paus wilde niet de indruk wekken dat hij tekort schoot in eerbetoon jegens een zo voorname apostel, en hij achtte geen eer te hoog. Hij dacht eraan om de roemvolle hoofden van de apostelen Petrus en Paulus die begraven liggen in de kerk van Sint Jan van Lateranen mee te nemen en zo gezamenlijk het heilig hoofd van Andreas buiten de stad tegemoet te gaan. Maar de grote massa zilver, waarin de hoofden gevat zijn, verhinderde dat plan. Het gewicht ervan, zegt men, bedraagt meer dan 4000 pond en daarbij is er ook nog een grote hoeveelheid ijzer die slechts met veel moeite kan worden verwijderd of meegedragen. Hij zag dan ook af van het plan om de hoofden mee te nemen en beval dat op de dagen waarop het hoofd van de heilige Andreas in de ochtenduren door de stad werd rondgedragen de hoofden van de apostelen ‘s middags in de Sint Jan van Lateranen publiekelijk zouden worden getoond. Bij die plechtigheid was toen telkens een zeer grote menigte aanwezig. Toen de kardinalen die naar Narni waren gezonden, daar waren aangekomen en de merktekens hadden herkend, vereerden zij het allerheiligst gebeente; zij namen het met ontzag en diepe eerbied op en droegen het tot aan de Ponte Milvio, op Palmzondag, 12 april 1462.13 Langs de hele route kwamen talloze mensen de stoet tegemoet die God prezen en zich aan de hoede van de apostel Andreas toevertrouwden. Op twee mijl afstand van Rome legden zij de eerbiedwaardige relikwie neer in de toren op de brug om haar ‘s nachts te bewaken en lieten twee aartsbisschoppen, Perotti van Siponte en Alessio van Benevento,14 achter om de wacht te houden. Nadat de paus die dag in het apostolisch paleis naar oude gewoonte in de Sint Pieter de plechtigheden van Palmzondag had voltrokken, besloot hij in de namiddag met het heilig College van kardinalen en de hele clerus naar de kerk van Santa Maria del Popolo 15 te gaan, waar hij de nacht wilde doorbrengen, om de volgende dag van daaruit het heilig hoofd tegemoet te gaan; deze kerk ligt namelijk naast de Porta Flaminia,16 aan de weg naar de Ponte Milvio over de Tiber. De paus werd echter gekweld door de angst dat het zou gaan regenen: donkere wolken hadden de hemel bedekt, overal zag men het weerlichten en bliksemen, aan alle kanten klonken donderslagen en het zag er niet naar uit dat het zou opklaren. Het was al vele dagen bewolkt en nat geweest, maar toen eerst recht zag de hemel er dreigend uit en leek een verschrikkelijk noodweer op komst. Winden uit alle richtingen dreven wolken naar de stad, zodat iedereen dacht dat de tocht zou worden geteisterd door zware regenbuien. Maar o wonder, 11 C. 5,22. Francesco de’ Todeschini. 13 Eigenlijk viel palmzondag dat jaar op 11 april. 14 Niccolò Perotti (1429-1480), bisschop van Manfredonia en Alessio de’ Cesari, aartsbisschop van Benevento. 15 Gelegen aan het Piazza del Popolo, waar reizigers uit het noorden Rome binnenkomen. 16 De Porta Flaminia heet thans de Porta del Popolo. 12
de grote Andreas eiste goed weer voor zichzelf en stond niet toe dat de tocht van de clerus die hem kwam eren, door regen zou worden gehinderd. Alle dagen en nachten van die maand waren doornat geweest, maar al die tijd dat het heilig hoofd werd gedragen en de paus het tegemoet kwam, viel onderweg geen spatje regen; en heel dat leger van regenbuien dat zich verzameld had en de doortocht van de paus leek te gaan verhinderen, hield zich in tot de nacht gevallen was, zodat de paus met droge voeten17 ging. Een nacht vol regen echter ontnam de hoop dat de plechtigheden die men voor de volgende dag voorzien had gevierd konden worden, en men dacht dat ze naar een later tijdstip moesten worden verschoven. Maar toen het ochtend was geworden, hield het op met regenen en een stralende zon aan de hemel scheen uit te nodigen om op weg te gaan. Weldra waren de drie kardinalen18 die het heilig hoofd op de Ponte Milvio in bewaring hadden gegeven, daarheen vertrokken om het te halen en in processie brachten zij het naar de stad. VIII,2. Voorbereidingen van Pius om het heilig hoofd te ontvangen. Zijn zeer godvruchtige redevoering; de processie; overweldigende publieke belangstelling. In de nabijheid van de Ponte Milvio, links voor de reiziger die over de via Flaminia op weg is naar Rome, liggen uitgestrekte weiden; gras en bloemen bloeiden er zo uitbundig dat de natuur de mensen leek toe te lachen. De paus had in het midden van de weiden een podium laten oprichten, breed en stevig genoeg om de aanwezige clerus te kunnen dragen en zo hoog dat iedereen op de weiden duidelijk zicht had op wat zich afspeelde bij het hoge altaar dat in het midden was geplaatst. Kort nadat, zoals gezegd, de drie kardinalen vooruit gestuurd waren, ging de paus zelf door de Porta Flaminia naar buiten, begeleid door de rest van de senaat, de clerus, de ambassadeurs van de prinsen, de voorname burgers van de stad en een enorme volksmenigte. Hij hield een palmtak in de hand en ook de kardinalen en overige prelaten droegen palmtakken die zij de vorige dag van de paus hadden ontvangen als herinnering aan de Verlosser. De weg was overal vol mensen, akkers en wijngaarden waren verdwenen onder een mensenzee die alles overstroomd had. Zodra ze bij de weiden waren aangekomen, liet de paus de kardinalen en prelaten afstijgen. Ze hulden zich in hun kerkelijk gewaad en omhingen zich met de priesterlijke versierselen, waarna de paus hen te voet liet verder gaan zover een boogschot reikt,19 om samen met hem het podium te bestijgen. De mantels van alle priesters waren wit, hun mijters wit en alle kleding wit, en in die groene weide straalde al dat wit nog witter. Op ieders gezicht lag verwondering over de waardigheid en de pracht van een stoet met zoveel priesters die, terwijl ze palmtakken droegen en God hun gebeden aanboden, met trage tred en ernstig gelaat samen met de paus twee aan twee over de weiden voortschreden te midden van de kring van toeschouwers. Het podium was voorzien van twee trappen met lage treden, de ene tegenover de Ponte Milvio, de tweede naar de stad toegekeerd. Langs deze laatste steeg de paus omhoog met tranen van vreugde en eerbied, gevolgd door het College en heel de clerus, terwijl Bessarion met twee andere kardinalen de andere trap beklom; hij droeg de reliekschrijn, waarin het heilig hoofd was geborgen, en zette hem midden op het altaar neer, terwijl een koor gewijde gezangen liet klinken. Onder diepe stilte werden vervolgens de sleutels overhandigd en werd, nadat de zegels waren herkend, het kistje geopend. Bessarion nam het heilig hoofd van de apostel in zijn handen en reikte het de paus aan, terwijl beiden hun tranen de vrije loop lieten. Voordat de paus echter het heilig gebeente aanraakte, knielde hij voor het altaar neer en met gebogen hoofd en bleek gelaat, met ogen nat van tranen en trillende stem sprak hij:
17
Deze uitdrukking (sicco vestigio) zinspeelt op de tocht van de Israëlieten door de Dode Zee. Bessarion, Alessandro en Francesco; zie boven. 19 Wederom bezigt Pius een archaïsche zinswending. 18
‘U bent dan eindelijk hier aangekomen, zeer verheven en aanbeden hoofd van de heilige apostel! Door de razernij van de Turken van huis verdreven heeft u als balling bij uw broer, Prins der apostelen, uw heil gezocht. En uw broer zal u zijn steun niet onthouden: u zult met Gods wil roemvol op uw troon hersteld worden; eens zult u kunnen zeggen: ‘O gezegende ballingschap die zo’n hulp gevonden heeft!’ Intussen zult u enige tijd bij uw broer verblijven en dezelfde eer genieten als hij. De stad die u daar ziet, is het ons allen voedende Rome, geheiligd door het kostbaar bloed van uw broer. Dit volk dat om u heen staat, is door toedoen van de heilige apostel Petrus, uw liefdevolle broer, en met hem, dat door God gekozen instrument,20 de heilige Paulus, opnieuw geboren voor onze Heer Jezus Christus. Alle Romeinen, die uw neven zijn van de kant van uw broer, vereren, eerbiedigen en gehoorzamen u als hun oom en vader en zij twijfelen er niet aan, dat zij op uw voorspraak kunnen rekenen voor het aanschijn van de almachtige God. O gelukzalige apostel Andreas, verkondiger van de waarheid en uitmuntend verdediger van de Drie-eenheid, met hoeveel vreugde vervult u ons vandaag, nu wij uw heilig en eerbiedwaardig hoofd voor ons zien, het hoofd, waarop de Heilige Geest, de Vertrooster, zich verwaardigd heeft op Pinksteren neer te dalen in de gedaante van vuur. O gij die naar Jeruzalem reist uit verering voor de Verlosser, om de plaatsen te bezoeken die Zijn voeten hebben betreden: zie hier de woonplaats van de Heilige Geest, zie hier Gods zetel! Hier, ja hier heeft zich Gods geest gevestigd! Hier is de derde persoon van de Drieeenheid zichtbaar geworden! Dit waren de ogen die dikwijls de Heer hebben gezien in Zijn aardse gedaante! Deze mond heeft dikwijls tot Christus gesproken, deze wangen heeft Jezus, daar mogen wij zeker van zijn, dikwijls gekust! Zie hier deze machtige schrijn, zie de liefde, de vroomheid, de zoetheid van de ziel, de vertroosting van de geest. Wie wordt niet hevig geroerd, bij wie brandt niet het hart van binnen, wie schiet van vreugde niet vol tranen wanneer hij dit kostbaar relikwie van de apostel ziet? Wij verheugen ons, wij juichen en jubelen over uw komst, hemelse apostel Andreas! Want wij twijfelen niet dat u als metgezel van uw hoofd in ons midden bent en met dat hoofd de stad zult binnengaan. Wij haten weliswaar de Turken, de vijanden van de christelijke godsdienst; maar in dit ene haten wij hen niet, dat zíj de aanleiding zijn geweest voor uw komst. Want welke vurige wens van ons had beter vervuld kunnen worden dan dit zeer geëerde hoofd van u te mogen aanschouwen en doordrongen te worden van zijn welriekende geur? Slechts dit benauwt ons, dat wij u bij uw komst niet die eer bewijzen die u verdient, en dat wij u niet kunnen ontvangen op een manier die recht doet aan uw buitengewone heiligheid. Maar aanvaard onze goede wil, weeg de intentie, niet de daad. Sta genadig toe dat wij met onzuivere handen uw gebeente aanraken en dat wij, zondaars, u binnen de stadsmuren vergezellen. Betreed dan de heilige stad en wees het Romeinse volk goedgunstig. Moge uw komst voor alle christenen heilzaam zijn, uw intrede vrede stichten. Moge uw verblijf in onze stad geluk en voorspoed brengen. Wees onze voorspreker in de hemel en behoed deze stad samen met de heilige apostelen Petrus en Paulus, zorg liefdevol voor heel het christelijke volk, zodat door uw bemiddeling Gods barmhartigheid over ons komt. En als Hij misschien vertoornd is vanwege onze zonden die menigvuldig zijn, moge dan Zijn toorn zich richten, niet tegen ons, maar tegen de goddeloze Turken en de barbaarse naties die Christus onze Heer verachten’. De toespraak van de paus wekte bij allen tranen op, niemand op het podium, priester noch leek die niet weende en zich op de borst sloeg, terwijl hij de bescherming van de heilige apostel inriep. Bij sommigen hadden de woorden van de paus zich zo in het geheugen gegrift, dat zij, thuis gekomen, de toespraak woord voor woord opschreven en aan de paus aanboden. Een van hen was Teodoro, bisschop van Feltre,21 iemand vol talenten en geleerdheid. Toen de paus zijn afschrift had gelezen, bewonderde hij het geheugen van de man en prees de kracht van zijn talent.
20 21
Handelingen 9:15. Teodoro Lelli (1428-1466), sinds 1462 bisschop van Feltre en Treviso.
Tijdens de woorden van de paus heerste diepe stilte, op het snikken na van hen die, hun zonden betreurend, hun geweeklaag niet konden bedwingen. Rondom brandden toortsen en heel de verzamelde menigte op de weiden wachtte zwijgend tot de paus was uitgesproken. Toen hij eindigde, kuste hij het gewijde hoofd; na hem kusten allen die zich op het podium bevonden het hoofd van Andreas. Daarna vervolgde de paus en bad: ‘Almachtige, eeuwige God, Heer van hemel en aarde, U die zich verwaardigd heeft om ons vandaag te troosten met de komst van het kostbaar hoofd van de heilige apostel Andreas, geef, vragen wij, dat door zijn verdiensten en tussenkomst de hoogmoed van het perfide volk der Turken vermorzeld wordt en dat wanneer aan de aanvallen van alle ongelovigen een einde is gemaakt, het christenvolk U in veiligheid en vrijheid mag dienen. In de naam van Christus onze Heer’. Allen stemden in met Amen. Hij nam het eerbiedwaardig relikwie van de apostel in zijn handen, en terwijl hij het omhoog hield, ging hij het podium rond en toonde het volk het vurig verlangde geschenk; niemand was er die de aanblik ervan onthouden bleef. Vanuit de menigte waren luide stemmen te horen die Gods barmhartigheid afsmeekten, met zoveel kracht dat in alle dalen rondom hun smeekbeden weergalmden. Toen werd het Te deum laudamus aangeheven, een hymne die volgens de overlevering gedicht is door de beroemde kerkvaders Ambrosius en Augustinus. Hierna zong het koor nog de volgende hymne: Als eerste volgt hij Jezus, wanneer Hij roept, bukt zich onder het kruis zoals Jezus doet, als martelaar vereerd op Griekse kusten, voor alle tijden. Terwijl de Turk de Grieken plundert, wil Pius niet dat hij een bloedige prooi van honden wordt, hij haalt hem weg van hier en neemt de balling op in de heilige stad. Met de heilige senaat komt Pius hem tegemoet, terwijl heel Rome geurt, versierd met feestelijke bloemen, en de clerus lofgezang laat klinken. Stralend draagt de priester het heilig relikwie, vol luister zingen de burgers van Rome: ‘van onze voedster wees de steunpilaar en vader van Rome. O sterkste vechter voor het heilig geloof, de eerste die Gods roep herkent, de eerste ook die, in een dood als Hij, triomf behaalt, wees Rome’s beschermer. Zegen de dag, barmhartige God, voor ons, scherp tegen de Turk uw flikkerende drietand!’ Andreas, die de smeking van het volk hoort, antwoordt als volgt: ‘U, Schepper van hemel en aarde, bid ik: bevrijd ons van rampen en straf voor zonden,
ontferm U eindelijk over Uw volk en vermorzel de Turken. Uw goede herder met grote verdiensten bidt nederig: Heb meelij met de vermoeiden, reik Uw hand aan de wereld die bijna instort, machtige Heerser! Dit vragen U smekend Petrus en Paulus, leiders der stad, en ook Rome, steunend op hen als op dubbele zuilen, werpt zich ter aarde. Geef aan Pius leven, vragen wij allen; hij alleen met eindeloze moed trok de Alpen over en durfde te wapen te roepen tegen de Turken. Zijn eigen leven offert hij gaarne op, opdat de hele aarde Christus’ naam vereert, en de perfide vijand de weg ziet van onze verlossing. Amen’. Deze hymne was in opdracht van Pius gedicht door Agapito, bisschop van Ancona, burger van Rome, van wie het moeilijk viel te zeggen in welk opzicht hij beroemder was: als rechtsgeleerde, als redenaar of als dichter.22 Daarop daalde de paus, omgeven door brandende fakkels, van het podium af en met het eerbiedwaardig relikwie in zijn handen ging hij op weg naar de stad, terwijl de kardinalen, bisschoppen en overige prelaten, palmtakken voor zich uit houdend, hun rang in de processie innamen. In het grote gedrang van mensen en paarden kwamen niet weinigen onderweg in verdrukking en men kon zich nauwelijks een weg banen door de enorme mensenmassa. Bij de stadspoort23 wachtte een deel van de clerus met heilige relieken op de komst van de apostel en ging, na hem verwelkomd te hebben, samen met hem de stad binnen. De paus betrad de kerk van Santa Maria24 en legde het hoofd van de apostel op het altaar bij de icoon van de glorieuze Maagd, de moeder van onze Heer, waarvan de overlevering wil dat het door de heilige evangelist Lucas is geschilderd. Hij zegende het volk en wees uit de referendarissen bepaalde bisschoppen aan die gedurende de nacht bij het relikwie moesten waken, waarna hijzelf in een vertrek dat in de kerk was ingericht de nacht doorbracht. De zon was nog niet onder, of de lucht betrok en een wind uit het Zuiden bracht opnieuw regen die de hele nacht tot aan de dageraad aanhield; de buien waren zo hevig dat niemand erop rekende dat volgens plan de volgende dag het hoofd dwars door de stad naar de basiliek van Sint Pieter gedragen zou worden. De frustratie was algemeen, iedereen betreurde het dat de grote plechtigheid die voorbereid was niet zou doorgaan, en dat de grote verwachtingen van de mensen teleurgesteld werden. Ontelbaar veel vreemdelingen waren uit Duitsland, Frankrijk, Hongarije en andere streken aan de overzijde van de Alpen toegestroomd; met name uit Italië zelf waren talloos vele, gewone mensen en voorname lieden gekomen, vervuld van een vurig verlangen het heilig hoofd te zien. Zelfs het jubeljaar onder paus Nicolaas V, waarvan algemeen 22
Agapito da Cenci de’ Rustici, sinds 1460 bisschop van Ancona. 23 Porta del Popolo (= Porta Flaminia). 24 Santa Maria del Popolo.
wordt aangenomen dat het zeer druk bezocht is geweest,25 heeft niet één dag een grotere mensenmenigte gezien. Allen waren teleurgesteld, vooral zij die niet op de weiden waren geweest; want velen waren pas na de ceremonie in de stad gekomen. Ook bij Pius was de droefheid even groot, bezorgd als hij was voor de mensen, van wie hij zag hoezeer hun verlangens teleurgesteld werden; hij voelde compassie én met de burgers én met de vreemdelingen die allen in gelijke mate bedrukt waren. Maar daar klonk de eenparige bede dat God de dag van morgen helder weer zou geven, en God in zijn barmhartigheid wilde hun gebed niet onverhoord laten. Waarschijnlijk ook heeft de heilige Andreas rustig weer voor zijn hoofd gevraagd en is hij overeenkomstig zijn verdienste verhoord. Want plotseling, kort voor zonsopgang, heeft een wind – Aquilo of Boreas26 of een andere wind – alle wolken verdreven en gezorgd voor een onbewolkte en heldere hemel; de zon zelf verscheen schitterend en stralend als nimmer tevoren aan de horizon, zodat velen, met name de paus zelf, moesten denken aan het volgende distichon: Na een hele nacht regen keren ‘s morgens de spelen terug:27 Caesar deelt zijn rijk met Jupiter. Pius echter veranderde de verzen en sprak tot de omstanders: Na een hele nacht regen zijn onze tijden teruggekeerd: De nacht was het domein van de vijand, van God zal het licht zijn. En hij voegde eraan toe: Het natte weer is voorbij, het droge weer terug. De vijandige nacht is heen, de vriendelijke dag is verschenen. De paus gaf opdracht de kardinalen te ontbieden en de noodzakelijke voorbereidingen te treffen voor de aanvang van de processie. Zelf droeg hij in zijn vertrek de mis op en las het lijdensverhaal van de Heer volgens de evangelist Lucas. 28 Na de mis, in aanwezigheid van de voltallige senaat en de hele clerus, riep hij de kardinalen bij zich en informeerde bij hen wat er moest gebeuren. Want er was wel besloten om het hoofd van de apostel in processie mee te dragen, maar er was nog niet beslist of de tocht te voet of te paard zou gaan. De vorige dag was de hele weg, waarlangs de processie zou gaan, door de bevolking schoongemaakt, maar de nacht met zijn overvloedige regen had alles met een dikke laag modder bedekt en het zag ernaar uit dat de glibberige weg voor de priesters, die de relieken droegen en gehuld waren in hun liturgische gewaden, erg moeilijk zou zijn. Ook de lengte van de route scheen voor ouderen bezwaarlijk, want er moest een afstand van ongeveer twee mijl worden afgelegd vanaf de Santa Maria del Popolo dwars door de stad naar de basiliek van Sint Pieter. Daarom meenden velen dat de kardinalen, bisschoppen en abten toestemming moesten krijgen zich te paard te verplaatsen en dat de overigen te voet moesten gaan. De paus echter was volstrekt niet gelukkig met dit voorstel, want hij wilde niet dat het zou lijken op twee afzonderlijke processies, of dat het zou lijken dat de priesters te kort schoten in devotie en respect jegens de heilige apostel. Hij beval dat iedereen te voet zou gaan en zijn inspanning als eerbewijs zou aanbieden aan het heilig hoofd om daarmee vergeving van zonden te verdienen. Indien iemand echt te oud of te ziek was om de inspanning aan te kunnen, mocht hij te paard een andere route naar de Sint 26
25 In 1450 trokken dagelijks 40.000 pelgrims door de straten van Rome; Picc., Historia Frederici, 172. Twee benamingen voor winden uit het noorden. 27 Nocte pluit tota, redeunt spectacula mane / commune imperium cum Iove Caesar habet (Donatus auctus in Diehl, Die Vitae Vergilianae, 35). 28 Dat wil zeggen Lucas 22-23.
Pieter kiezen om daar op de trappen voor de deuren de komst van de processie af te wachten. Niettemin moesten zij die niet de hele weg te voet konden gaan maar wel een deel ervan, zover te voet gaan als waartoe zij naar eigen inzicht in staat waren en een punt uitkiezen, vanwaar zij naar de Sint Pieter zouden lopen. Toen men dit hoorde, waren er maar heel weinig priesters die niet besloten de hele weg te lopen. Van de kardinalen begaven zich Juan van Palestrina,29 een uitmuntend theoloog, verzwakt door zijn zeer hoge leeftijd, en Prospero Colonna, vermaard om zijn geleerdheid en hoge afkomst, die door jicht gekweld werd, langs stille wegen naar het Vaticaan. Lodovico, kardinaal van San Lorenzo in Damaso,30 bleef thuis, of omdat hij het te druk had met huiselijke beslommeringen of omdat hij niet van harte met deze ceremonie instemde. Nikolaus, kardinaal van San Pietro in Vincoli,31 Duitser van afkomst, en Juan, kardinaal van Santa Prisca,32 een Spanjaard, beiden geleerde en godvruchtige mannen, waren door ernstige ziekte verhinderd aanwezig te zijn en verzochten, hoewel ze thuis moesten blijven, toch vergeving van zonden te mogen ontvangen, een verzoek dat door de paus werd ingewilligd. Ook Filippo, kardinaal van Bologna en broer van paus Nicolaas V,33 was plotseling ziek geworden en kon daarom niet aanwezig zijn. Bessarion, bisschop van Tusculum die een zwakke gezondheid had, voegde zich op het Campo dei Fiori bij de processie en bereikte de kerk van de prins der apostelen niet zonder grote moeite; hij was niet zozeer door zijn jaren als door ziekten een man aan het eind van zijn krachten. Alle andere kardinalen – behalve de kardinaal van Ruthen,34 over wie wij hierna zullen spreken – hebben de hele route te voet afgelegd. Ook heel weinig bisschoppen waren afwezig, hoewel velen van hen ziek waren. Het was een groots schouwspel om te zien hoe, vol devotie en eerbied, die bejaarde grijsaards te voet hun weg zochten door de glibberige modder, met palmtakken in hun handen, op hun grijze hoofden witte mijters en in priesterlijke gewaden die al even wit glansden, hun blikken onafgebroken naar de grond gericht zonder aandacht voor iets anders, gebeden zeggend en Gods barmhartigheid over het volk afsmekend. Sommigen die in weelde waren groot gebracht en nauwelijks honderd passen konden gaan als ze niet te paard zaten, legden op deze dag, gebukt onder de zware last van hun heilige gewaden, door modder en water heen ploeterend, zonder moeite de twee mijl af. Guillaume,35 bisschop van Ostia, een man van adel en van koninklijk bloed, had moeite het gewicht van zijn lichaam te torsen, want hij was dik en al op leeftijd. Ook voor Alain, 36 kardinaal van Santa Prassede, een forse kerel met een enorme buik, was het verre van gemakkelijk om de grote massa van zijn lichaam te dragen. Beiden echter volbrachten de tocht zonder morren. Maar Juan, bisschop van Porto,37 een Spanjaard en een autoriteit in civiel recht, die kort geleden van een missie in Hongarije was teruggekeerd, oogstte niet weinig bewondering dat hij ondanks zijn hoge leeftijd en zwakke gezondheid de tocht met een blij gelaat en goede moed volbracht, terwijl hij de hele weg bleef bidden. Liefde droeg de last, niets valt hem die liefheeft zwaar. 38 Alessandro, kardinaal van Santa Susanna,39 en Jacopo van Sant’ Anastasia,40 van wie de een geen goede gezondheid had, de ander onder het gewicht van zijn zesenzestig jaren gebukt ging, hadden het geenszins makkelijk; hun devotie echter won het en zij lieten geen moment de processie in de steek. Latino Orsini, iemand met een zwak lichaam dat normaal geen inspanning kon verdragen, 29
Juan de Torquemada (1388-1468), kardinaal van San Sisto. Vgl. noot 145. 31 Nicolaus van Cusa. 32 Juan de Mella (1467 †), bisschop van Zamorra. 33 Calandrini, die in 1447 benoemd was tot kardinaal. 34 Isidorus van Kiev. 35 Guillaume d’Estouteville, kardinaal van Rouen. 36 Alain de Coëtivy, kardinaal van Avignon. 37 Juan Carvajal. 38 Cicero, Orator 10,33. 39 Oliva da Sassoferrato. 40 Tebaldo. 30
scheen die dag sterk geworden en niet onder de tocht te lijden. De overigen waren allen jong en krachtig, zoals Pietro van San Marco, neef van Eugenius IV;41 Lodovico van Santi Quattro Coronati, neef van Calixtus III;42 van Coutances, voormalig raadgever van de Franse koning Karel; 43 Niccolò van Teano die eens de legers van de Kerk had aangevoerd en de Marche had onderworpen;44 Jean van Arras die kort tevoren uit Frankrijk was teruggekeerd na de afschaffing van de pragmatische sanctie;45 Jacopo van Pavia, een humanist van grote klasse;46 Rodrigo, vice-kanselier, ook een neef van Calixtus en een man van groot talent;47 Francesco van Siena, eerder door ons genoemd; Francesco van Mantua, van hoge adellijke afkomst, door bloed verbonden met families uit Italië en Duitsland.48 Op alle gezichten lag ernst, eerbied en devotie, geen enkel onwelvoeglijk gebaar was te zien. Zo ingetogen schreed de stoet van kardinalen voort, dat bij de menigte langs de route diepe religieuze gevoelens werden gewekt. Ook de stoet van bisschoppen en andere prelaten bood dezelfde aanblik en uit de houding van de hele clerus sprak diepe ootmoed. Priesters uit de kerken van heel Rome namen aan de processie deel, terwijl zij heilige relieken meedroegen; Romeinse burgers liepen mee in de processie, in schitterende uitdossing; de conservatoren van de Apostolische Kamer; de hoofden van de regio’s en overige magistraten; verder ambassadeurs van koningen en prinsen en baronnen van Rome die brandende kaarsen droegen en overeenkomstig hun rang in de stoet meeliepen. Een deel van de ambassadeurs en edelen had plaats genomen rondom de paus en hield een vergulde doek boven het hoofd van de apostel bij wijze van parasol – een voorziening die men tegenwoordig een baldakijn noemt – om de zonnestralen te weren; de overigen liepen voor de clerus uit. Sommigen beweren, dat er die dag in de processie van de clerus en leken 30.000 brandende kaarsen zijn geteld, op het moment dat zij twee aan twee de brug van Hadrianus49 overgingen; en dat de priesters die heilige relieken droegen, zo talrijk waren dat degenen die aan het hoofd van de stoet liepen al bij de Sint Pieter aankwamen, voordat de paus zich in beweging had gezet, terwijl men toch vlak achter elkaar liep en degene die volgde onmiddellijk in de voetsporen van zijn voorganger trad. Toen alles voorbereid was en de processie zich al enige tijd in gang had gezet, nam de paus plaats in zijn gouden stoel om op de schouders van mannen vervoerd te worden, zoals zijn gewoonte was, want jicht, zoals gezegd, belette hem al sinds jaar en dag om te voet te gaan. Hij stuurde de bisschop van Ostia50 met twee kardinalen om uit de kerk van Santa Maria het hoofd van de apostel te gaan halen en bij hem te brengen, omdat hij vanwege de grote menigte niet zelf bij de kerk kon komen. Zij namen het edele relikwie van het altaar en overhandigden het aan de paus, terwijl heel het volk toekeek en Gods barmhartigheid inriep. De paus kuste het en begon, terwijl hij het relikwie voor zich uithield en de toegestroomde menigte zegende, ongeveer rond het middaguur aan zijn tocht. Overal had het enorme gedrang de wegen zo versperd dat de dichte haag soldaten rond de paus met hun stokken nauwelijks een doorgang kon vrijmaken, hoewel toch een flink stuk van de route buiten de eigenlijke bebouwing van de stad lag, daar waar de straten breder zijn. De paus boog namelijk naar rechts af in de richting van de Tiber en vervolgde zijn weg langs de oever, waarbij hij het mausoleum van Augustus51 links liet liggen. Hoewel in dat deel van de stad anders volop ruimte is, was die dag geen leeg plekje te vinden, de mensen stonden zo dicht opeen dat bij wijze van spreken een graankorrel 41
Pietro Barbo, de latere paus Paulus II (1417-1471). Juan Luis del Mila. 43 Richard Olivier de Longueil. 44 Niccolò Fortiguerri. 45 Jean Jouffroy, bisschop van Arras, in 1462 tot kardinaal verheven. 46 Jacopo Ammannati. 47 Rodrigo Borgia. 48 Francesco Gonzaga. 49 Pius gebruikt hier voor de Ponte Sant’ Angelo de antieke naam. 50 Guillaume d’ Estouteville, die decaan was van het heilig College. 51 Gelegen aan de noordzijde van het Campo Marzio, tussen de via Flaminia en de Tiber. 42
nauwelijks op de grond had kunnen vallen. Ook de straten in de stad waren tot aan de Sint Pieter stampvol mensen, en het ging niet om dezelfde menigte die de ene plaats verliet om elders te gaan staan, maar men kwam telkens weer nieuwe gezichten tegen. De route volgde de loop van de Tiber, tot dat gedeelte van de stad bereikt werd, waar aan de rechter kant van de rivier de gebouwen dicht opeen liggen. Daar boog de stoet naar links af en bereikte door nauwe straten en tussen hoge huizen door het Pantheon, door de heidenen gewijd aan alle goden, dat wil zeggen demonen, maar door onze voorouders aan de glorierijke Maagd en Moeder van de Heer en aan alle heiligen. De processie stak het plein van de grote tempel over en sloeg af naar rechts tot hij de kerk van Sant’ Eustachio passeerde. Hier ging het weer naar links tot aan het huis van Berardo, kardinaal van Santa Sabina, een uitmuntend rechtsgeleerde en een voorbeeldig mens.52 Toen boog de stoet voor de derde maal naar rechts en nam de weg die ‘weg van de paus’53 heet tot bij het onlangs gebouwde Palazzo Massimo.54 Hier werd opnieuw links afgeslagen tot aan het Campo dei Fiori, dat aan de rechterkant werd overgestoken, waarna de stoet uitkwam op het plein van de San Lorenzo in Damaso.55 Daar werd een straat naar links gekozen tot men opnieuw bij de oever van de Tiber was. Tenslotte werd een weg naar rechts ingeslagen en bereikte men de tombe van Hadrianus. Daar stak de stoet de brug56 over en trok over de Via Sacra die over heel haar lengte bestrooid was met bloemen en welriekende kruiden, in de richting van de Sint Pieter. Waar de huizen van de burgers dicht naast elkaar zijn gebouwd, waren in de hele stad de straten overdekt met doeken en takken om de zon te weren en alle gevels van de huizen waren versierd met draperieën en wandtapijten. De Romeinen gaven blijk van grote vreugde en devotie, en de leden van de Curie en vreemdelingen wedijverden met elkaar wie de ander in verering voor de apostel de loef afstak. Wat er aan opsmuk in de huizen aanwezig was, werd naar buiten gebracht om de wegen te versieren ter ere van het heilig hoofd; geen kostbare mantel, of er werd vandaag mee gepronkt. Moeders en jonge meisjes stonden met brandende kaarsen en in gepaste kledij in de deuropening en voor de vensters en keken biddend en het heilig hoofd vererend naar de processie die voorbijtrok. Op de kruispunten en langs alle wegen stegen rookwolken op van altaren, overal brandde wierook, welriekende kruiden en takjes geurig hout. Ieder die schilderijen, mooie beelden en portretten in huis had, zette die neer in het portiek voor zijn huis. Op verschillende plaatsen kon men voorstellingen bijwonen: knapen als engelen gekleed, lieten zoet gezang horen, anderen lieten instrumentale muziek klinken; elk soort instrument viel te beluisteren en de lucht was vervuld van lofzang op de apostel. Ook fonteinen die wijn sproeiden en allerlei andere wonderlijke zaken vroegen om aandacht van de voorbijgangers. Melchior echter, de procurator van de Ridders van Rhodos, een ingetogen en geleerd man, overtrof de prestaties zowel van zijn minderen als van zijn gelijken: hij had voor de deur van zijn huis een altaar opgericht, waarop hij veel wierook brandde en waaraan hij verschillende ornamenten had toegevoegd; toen het reliek van de apostel voorbijkwam, eerden zangers, fluiten trompetspelers hem met gevarieerde en welluidende samenzang. Alle kardinalen die langs de route woonden, hadden hun huizen prachtig versierd op één uitzondering na, wiens naam57 ik uit consideratie niet noem, opdat hij niet voor ongodsdienstig wordt aangezien. De kardinaal van Spoleto58 was afwezig, – hij was naar zijn eigen kerk om 52
Berardo Eroli, bisschop van Spoleto. Via papae of papalis was de processieweg, waarlangs de paus zich verplaatste vanaf het Lateranen paleis naar het Vaticaan. Hij ging via het Colosseum in de richting van de basilica van de Santi Apostoli en sloeg vandaar linksaf in de richting van het Vaticaan. 54 Het huidige Palazzo Massimo aan de Corso Vittorio Emanuele dateert van na de Sacco di Roma, waarbij het oude paleis verbrand was. 55 Gelegen aan de Piazza della Cancelleria. 56 De Ponte Sant’ Angelo. 57 Misschien Lodovico Scarampi, die in de buurt van San Lorenzo in Damaso woonde en niet aan de ceremonie deelnam. 58 Berardo Eroli. 53
zijn parochie en schapen gedurende de Heilige Week te bedienen – hij had echter dienaren thuis gelaten die het aangrenzende plein met kleden hadden bedekt en de buitenmuren heel fraai versierd. Maar hij werd voorbij gestreefd door Alain, kardinaal van Santa Prassede die ook de kardinaal van Avignon wordt genoemd. Hij bewoonde een huis op het Campo dei Fiori, waar volgens de overlevering de tempel van de Genius van Pompeius de Grote heeft gestaan en waar nu het paleis van de Orsini zich bevindt dat een neef van paus Eugenius, de kardinaal van Porto, tegen zeer hoge kosten op vreemde grond heeft gebouwd.59 Alain had op het plein een altaar opgericht, bedekt met gouddoek, waarop veel reukwerk brandde; ook de hoge muren van het paleis had hij met kostbare wandtapijten behangen die vanuit de Franse stad Arras in Italië worden ingevoerd. Maar de onkosten en inspanningen en het vernuft van alle anderen werden ruimschoots overtroffen door wat de vice-kanselier Rodrigo te bieden had. Hij had namelijk zijn zeer hoge en ruime huis dat hij had laten bouwen op de plaats van de oude munt, bedekt met kostbare en indrukwekkende tapijten; bovendien had hij een hoge overspanning aangebracht, waaraan veel verschillende curiosa hingen. Hij had niet alleen zijn eigen huis versierd, maar ook huizen in de omgeving, zodat het plein rondom een soort lustoord leek vol zoete klanken en gezang, of een paleis stralend van goud, zoals dat van Nero geweest moet zijn. Ook was een groot aantal gedichten aan de muren bevestigd die onlangs door talentvolle dichters vervaardigd waren; in grotere letters opgetekend, zongen ze de lof van de heilige apostel en verheerlijkten paus Pius. Ook de Toscaanse handelaren en bankiers die bij de brug van Hadrianus wonen, hadden hun huizen niet onversierd gelaten, want zij probeerden elkaar te overtreffen in het bedrag dat zij aan de ornamenten uitgegeven hadden en in de originaliteit ervan. Er was geen plein, geen straat, of de bewoners vertoonden wel iets dat bewondering afdwong. De paus werd langs al die wonderen gedragen, zelf het heilig hoofd dragend, tot hij tenslotte aankwam op het plein dat zich voor de basiliek van de Prins der apostelen60 in zijn volle breedte uitstrekt. Het plein was volgelopen met mensen van buiten Rome, want de Romeinen zelf, behalve zij die aan de processie deelnamen, waren in hun wijken gebleven, in de eerste plaats de vrouwen. Daar liet zich nu een luid gerucht van stemmen horen, als het gedruis van vele wateren,61 toen bij het zien van het hoofd van de apostel allen zich op de borst sloegen en zich onder gezucht en geweeklaag bij hem aanbevalen. De paus besteeg de vele treden van de marmeren trap die hij kort geleden zelf tegen hoge onkosten had laten aanleggen voor de toegangsdeuren – de oude trap, een werk van Constantijn naar men zegt, was namelijk versleten.62 Op de bovenste trede wendde hij zich naar de menigte en gaf zijn zegen, terwijl hij het heilige hoofd toonde. Daarna betrad hij het atrium van de kerk en hield zijn blik gericht op de beeltenis van de heilige Petrus63 die voor het voorportaal van de kerk zit, en zich voorstellend hoe dat beeld van vreugde weende bij de komst van zijn broer, liet ook hij zijn tranen de vrije loop, terwijl hij de ontmoeting en omhelzing van de beide broers in zijn geest overdacht. Daarop betrad hij de kerk die één grote gloed leek door alle lichten, want het was er stampvol mannen en vrouwen die bijna zonder uitzondering brandende kaarsen en fakkels in hun handen hadden, waarbij zich het licht van talloze kandelaars en lichtkronen voegde; en die wonderlijke atmosfeer werd nog versterkt door de klanken van het orgel en de zang van de clerus. Het kostte grote moeite om door de opeengepakte menigte die nauwelijks voor zwaarden terugweek het hoofdaltaar te bereiken. Onder het altaar rusten de lichamen van de heilige apostelen Petrus en Paulus, over de hele wereld vereerd. Hier werd het kostbaar hoofd van de heilige Andreas neergelegd, waarna alle aanwezige prelaten en belangrijke personen het kusten. Francesco Condulmer (1453 †). De (oude) basiliek van Sint Pieter. 61 Johannes, Openbaringen 19:6. 62 Vgl. Rubinstein, ‘Pius II’s Piazza di San Pietro and St. Andrew’s Head’. 59 60
63
Het standbeeld wordt toegeschreven aan Arnolfo di Cambio (1245-1302).
Het voorafgaande jaar was Isidorus,64 bisschop van Santa Sabina en kardinaal van de Heilige Roomse Kerk, door een beroerte getroffen die hem wel van zijn spraak maar niet van zijn verstandelijke vermogens had beroofd. Hij was Griek van geboorte, afkomstig van de Peloponnesus, en was vroeger aangesteld geweest over de Russen, een volk in het hoge Noorden. Vanwege zijn zwakke gezondheid was hij thuis gebleven, maar toen hij het gewijde hoofd langs zijn huis voorbij zag komen, kon hij zich niet weerhouden het heilig relikwie te volgen. Dus kwam hij te voet naar de basiliek van Sint Pieter en ging het ijzeren hekwerk binnen dat het Heilige der Heiligen omgeeft en het hoofdaltaar bewaakt; hij liep naar de paus toe en gaf met tekens en bewegingen van zijn hoofd te kennen dat hij het goddelijk hoofd van de apostel verlangde te kussen. Nadat hij toestemming had gekregen, knielde hij neer en met veel snikken en tranen en zeer diepe eerbied stilde hij zijn verlangen. En jubelend alsof hij een diepe wens vervuld zag, keerde hij vol vreugde huiswaarts; want hij voelde zich blij gestemd, nu hij de stichter van zijn vaderland had gezien, en men zag de eerbiedwaardige grijsaard veel opgewekter weggaan dan hij was gekomen. Toen greep Bessarion de rechter hoorn van het altaar65 vast en met aan de ene zijde het gewijde hoofd van de apostel, aan de andere de paus, hield hij de volgende toespraak: ‘Allerheiligste Petrus, prins der apostelen, en u, instrument van uitverkiezing en leraar der volkeren66 die, hoewel als laatste tot het apostolaat geroepen, gelijkwaardig met Petrus de eerste plaats hebt verkregen, zie hier uw broer! Zie, zeg ik, uw Andreas die als eerste geroepen aan de anderen de weg heeft gewezen naar de Verlosser! Zie uw Andreas is hier, opdat hij, zoals hij in de hemel met u verenigd naast de Schepper en Verlosser van het menselijk geslacht zit en geniet van de aanschouwing van Zijn glorie, nu ook op aarde met zijn lichaam met u verenigd wordt en enige tijd bij u vertoeft, hij die meer dan 1428 jaar sinds de Hemelvaart van onze Heer met zijn lichaam van u gescheiden is geweest. Want Achaia, u weet het, dat hij eens met zijn bloed aan God had toegewijd, hield hem vast en bewaakte hem zeer getrouw, ver van u en Rome vandaan, Rome, dat u als stichters en als leraren van het Geloof, als heilige en ware herders heeft ontvangen. De reden van zijn komst is u zeker niet onbekend, u die niet alleen al hetgeen geweest is, maar ook zeer veel van wat komen gaat in het Woord aanschouwt. Opdat dit echter ter kennis wordt gebracht, niet van u, maar van christenen, van wie er sommigen dit misschien niet weten, zegt hij: ‘Daar ben ik dan, mijn broeder Petrus, uw Andreas! Nadat ik eerst door de Verlosser en daarna door uw opdracht was uitgezonden om het evangelie te verkondigen, heb ik vele verschillende naties tot het ware geloof en tot Christus’ naam gebracht, tot ik tenslotte in Achaia kwam, een provincie van de Peloponnesus, vol van illustere en geleerde mensen. Ik zaaide er de waarheid van het evangelie zo wijd en zijd, dat ik heel de provincie van de verering van afgoden heb afgebracht en bekeerd tot de religie van de ware God. Dat heeft ook het einde van mijn leven gebracht doordat ik op dezelfde wijze aan het allerheiligste kruis ben gestorven als u en als onze Meester, de Heer Jezus, op bevel van de proconsul Aegates, wiens echtgenote ik met het zwaard en het vuur van de Heilige Geest aan hem ontrukt had en aan Christus had aangeboden. Maximilla, de vrouw van de proconsul, heeft mij een graf gegeven en tot in deze tijd heb ik daarin gerust, vereerd door de volgelingen van Christus en verheerlijkt door hun lofprijzingen. Maar de Mohammedanen – o treurig en noodlottig verhaal – hebben als volgelingen van een zoon van de duivel, de antichrist Mohammed, eerst de overige delen van Griekenland en het Oosten bezet en nu tenslotte in deze laatste dagen ook Achaia op de meest meedogenloze wijze onderworpen en het besmeurd met hun verwerpelijke cultus. Door Gods wil ontkomen aan de greep van de goddelozen zoek ik bij u beschutting als in een zeer veilige haven, bij u, mijn boven allen heilige broer, leraar en meester die door God is aangesteld als
64 65
Isidorus van Thessaloniki, bisschop van Kiev, titulair patriarch van Constantinopel; vgl. noot 59. Exodus 27:2; Psalm 118:27. 66 Bedoeld is de apostel Paulus (vgl. Handelingen 9:15).
herder van alle schapen van Christus’ kudde.67 Zoals uw, of liever onze Paulus door de broeders in een mand langs de stadsmuur naar beneden werd gelaten en ontsnapte aan de wrede hand van de gouverneur van Damascus68 om zijn levensloop te kunnen volbrengen en de verkondiging van het evangelie te voltooien, zo zoek ik mijn toevlucht bij u om door uw macht en hulp mijn zonen in hun vroegere vrijheid te herstellen en tot de eredienst van de ware God terug te voeren en hen, gereinigd van al het vuil der heidenen, ongeschonden aan de Heer Christus terug te geven – een verlangen dat u waarlijk aangenaam zal zijn en zeer welkom – de zonen die ik voor mij, of liever gezegd voor u, ja voor Christus onze Heer had verwekt en die nu aan een goddeloze en onverbiddelijke vijand zijn onderworpen en niet alleen van hun fysieke vrijheid zijn beroofd, maar ook gevaar lopen de zuiverheid van hun geloof te verliezen. Bent u het niet, zeer ijverige Petrus die, toen Malchus, de dienaar van de hogepriester, zich ’s nachts met de anderen op Christus stortte, hem met uw zwaard het oor heb afgeslagen?69 En die nog drastischer zou hebben ingegrepen, als u zich niet door de stem van onze zeer milde Meester had laten weerhouden. Bent u het niet die, als u de verrader had gekend, zich aanstonds op hem had gestort en hem had toegetakeld, desnoods met de tanden had verscheurd? Bent u het niet die Ananias en Saffira70 met de dood heeft gestraft, omdat zij de Heilige Geest bedrogen hadden? Wat dan zult u nú doen? Zult u traag zijn of werkeloos blijven tegenover de goddeloze Turken, die meest verbitterde vijanden van het heilbrengende en allerheiligste kruis, waardoor Hij die ons door het kruis verlost heeft, u en mij heeft opgenomen? Traag tegenover barbaren die de ledematen van Christus wreed uiteenrijten en Christus zelf met hoon en godslastering onafgebroken beschimpen? Wilt u lijdzaam toezien, wilt u ongestraft toelaten hoe zij als razenden tekeer gaan? Dat past niet bij uw rechtschapen aard! Dat past niet bij uw brandende en weergaloze geloofsijver! Als u voor mindere zaken zo vurig hebt gehandeld, zult u dat zeker doen, nu er veel meer op het spel staat, vooral omdat vorsten, prinsen en volkeren van de christelijke wereld het hoofd voor u buigen, u gehoorzamen, uw bevelen opvolgen alsof het geboden zijn van God zelf; en wat het allerbelangrijkste is: u hebt in dit tijdsgewricht een opvolger die naast zijn overige kwaliteiten vervuld is van opperste zorg, van vurig verlangen om het onschuldige bloed van christenen dat op de meest wrede wijze is vergoten met een gerechte straf te wreken. Uw Romeinen, wier stad u aantrof als meesteres van de dwaling en die u door uw Heilige Stoel hebt gemaakt tot leerling van de waarheid, tot koningin, tot priesterlijke stad, tot hoofdstad van de hele wereld door de goddelijke religie die u een macht hebt gegeven die zich wijder uitstrekt dan de heerschappij op aarde: die Romeinen van u, zeg ik, toen zij nog heidenen waren en nog niet van u, hebben mensen in nood – niet hun broeders en zonen, maar bondgenoten en vrienden die door vijanden uit hun koninkrijken verdreven waren, zoals Masinissa door Syphax, Areobarzanes door Mithdridates, en nog anderen door weer andere vijanden – toen ze bij hen hun toevlucht zochten en hun hulp vroegen, geholpen met alle beschikbare middelen en moeiten, ondanks de gevaren, en hen op hun tronen hersteld tot grote roem van hen en van de Romeinen zelf. Hoeveel temeer zult u, Petrus, mijn zeer heilige broer, hulp bieden te midden van zoveel folteringen en rampen aan uw bloedeigen broer en metgezel in het lijden, nu hij van huis en haard is verdreven, en aan uw zonen en de kudde waarover de Heer u als herder heeft aangesteld! Hoeveel temeer zult u deze onderdrukten opbeuren en uit de handen van de onrechtvaardigen redden! Nu is de tijd gekomen om dat zwaard dat u tegen Malchus had getrokken te hanteren tegen de slaven van de zonde, tegen de slaven van de ongerechtigheid, tegen hen die zich hebben uitgeleverd aan iedere verdorvenheid! Nu is het tijd om met hand en tand en iedere vorm van geweld niet alleen de verraders van Christus, maar Zijn folteraars en onderdrukkers te lijf te gaan! Nu is het tijd om met Gods wil, 67
Bessarion wilde een einde aan het schisma en de orthodoxe en katholieke christenen weer verenigd zien. 68 Handelingen 9:24-25. 69 Johannes 18:10. 70 Handelingen 5:1-10.
met Zijn woord en rechterhand straffend op te treden tegen hen die de Heilige Geest belasteren71 en een onvergeeflijke zonde begaan door te loochenen dat Christus Gods Zoon is! Nu moeten ploegijzers worden omgesmeed tot zwaarden, nu moet de mantel worden verkocht en het zwaard gekocht!72 Laat nu uw ijver ontbranden, laat nu het zwaard van uw Paulus wetten, opdat door uw medewerking en hulp, door toedoen van de machtigste vorsten van het Westen, het Geloof dat u gepredikt en bevestigd hebt, het Geloof waardoor u vader van allen bent geworden, verdedigd wordt en de Kerk die op de rots, dat wil zeggen Christus, is gebouwd stand houdt tegen de poorten van de hel,73 op gezag en getuigenis van de waarheid zelve, onze Heer Jezus Christus. Laten deze woorden, tot u gesproken, voldoende zijn, opdat ik nu het woord mag richten tot uw zeer waardige opvolger en waarachtige plaatsbekleder van Christus, de paus die mij met de hoogste eerbewijzen heeft ontvangen, die mij gisteren heeft verwelkomd met zoveel geloof en devotie, die tot mij gesproken heeft met zulke woorden dat hijzelf in tranen was en alle toehoorders tot tranen geroerd heeft, hij die zelfs harten van steen gemakkelijk had doen smelten. U, paus Pius, bid ik, smeek ik, bezweer ik, dat u wilt uitvoeren en volbrengen datgene, wat ik aan mijn broer heb gevraagd, u die op verdiende wijze op zijn stoel zit als zijn waardige opvolger in het pontificaat. Versterk iedere dag het voornemen dat u tot nu toe heeft gekoesterd om het bloed van christenen te wreken. Hou niet op de christenvorsten aan te sporen en laat het feit, dat u hen al zo vaak heeft aangesproken, u niet ontmoedigen: op een dag zullen zij zich schamen voor Christus, zullen zij zich schamen voor Petrus, zullen zij u en mij oproepen en zich de geest van christenen en koningen eigen maken. Uiteindelijk zullen zij handelen op een wijze die bij hen past, en door die meest wrede vijand aan te vallen zullen zij eeuwige roem verwerven tot grote eer voor uw naam en tot heil van het christendom. Moge God u ongedeerd en gelukkig tot in lengte van jaren bewaren, terwijl u de koers bepaalt van Petrus’ Stoel met uiterste waardigheid en discipline, en moge Hij in Zijn barmhartigheid u genade schenken, omdat u mij vandaag met grote eer hebt ontvangen in deze stad en met nog groter eer eens zult terugbrengen naar mijn vaderland, zoals u gisteren spontaan en diep bewogen hebt beloofd’. Bessarion werd niet zonder aandacht en welwillendheid aangehoord, ofschoon de vaders vermoeid waren van de tocht en naar rust verlangden en het reeds laat in de middag was. Toch voelden zij zich niet te moe om na zijn woorden ook nog het antwoord van de paus te aanhoren, die deze woorden liet volgen: ‘Als de zeer heilige hoofden van de gelukzalige apostelen die onder dit altaar rusten konden spreken, zouden zij zich zeker gelukwensen met de komst van uw eerbiedwaardig hoofd, hemelse Andreas, en in welsprekende woorden van hun vreugde blijk geven; en zij zouden de door u gevraagde hulp uit eigen beweging beloven. Maar zij wachten woordeloos in hun graf tot op de dag van de wederopstanding. Toch voelen zij, zo stellen we ons voor, door de aanwezigheid van een hoofd dat hun zo dierbaar is en zo nauw verwant, op deze dag een wonderlijk soort genoegen en een zoete innerlijke vreugde, vooral het gebeente van uw broer, de heilige Petrus waaraan broederliefde nog het hare toevoegt. Hun zielen echter zijn in de hemel, in het koninkrijk van Christus, en wij mogen zonder meer aannemen dat zij aan u denken en Gods hulp inroepen om dit hoofd van u te doen terugkeren op zijn troon. Petrus bepleit uw zaak en Paulus niet minder, en beiden verdienen het aangehoord te worden door de Heer. Twijfel niet: Jezus Christus zal gehoor geven aan de stem van uw broer wiens taak het is niet enkel zijn broer, maar alle broeders te sterken, want God heeft tot hem gezegd: ‘En als jij eenmaal tot inkeer bent gekomen, moet jij je broeders sterken’.74 Het is niet onjuist om deze woorden toe te passen op de versterking van tronen. U zult door de wil van de Allerhoogste 71
Marcus 3:29. Twee Bijbelcitaten, achtereenvolgens Joël 3:10 en Lucas 22:36. 73 Mattheüs 16:18. 74 Lucas 22:32. 72
hersteld worden op uw troon met de hulp van uw broer en de smeekbeden van de heilige Paulus en u zult daarop gesterkt worden, hopen wij, tot aan het einde der tijden. Wat betreft onszelf – want ook wij zijn ter sprake gekomen – de onwaardige plaatsvervanger van uw broer, willen we kort zijn: u Andreas, meest waardige apostel van Christus die wij vanaf onze jeugd tot op deze dag met een bijzondere devotie hebben vereerd en die wij met zeer veel anderen hebben uitgekozen onder de hemelbewoners als onze voorspreker en beschermer, beloven wij met heel ons hart en ziel alle hulp die in onze macht ligt, om uw schapen te redden en uw huis hier op aarde te herstellen. Want niets ligt ons meer aan het hart dan de verdediging van de christelijke godsdienst en het orthodoxe geloof, dat uw en onze vijanden, de Turken, proberen te vertrappen. En als de christenvorsten naar onze stem willen luisteren en hun herder volgen, zal heel de Kerk tot haar vreugde zien dat noch wij onze plichten hebben verwaarloosd noch u tevergeefs hierheen bent gekomen om de hulp van uw broer in te roepen’. Na deze woorden en nadat het slotgebed gezongen was,75 stond hij op en legde het edele reliek op het altaar, opdat allen het die dag konden zien; de bewaking ervan werd opgedragen aan de auditoren van het pauselijk paleis.76 Daarna begaf hij zich, begeleid door luid gezang van kardinalen en bisschoppen die de Heer prezen, naar een plaats vanwaar hij door allen gezien kon worden en zegende de menigte, en de kardinaal van Siena die zijn volle neef was, 77 kondigde een volle aflaat aan. Vervolgens keerden ze terug naar het paleis. De volgende dagen van de Heilige Week werden de kerkdiensten gehouden die volgens oude regels voor iedere dag bestemd waren en de liturgie van het lijden van de Heer werd gevierd met een diepe devotie van de kant van de bevolking. VIII,3. De excommunicatie van Sigismund van Oostenrijk en van de Malatesta’s. Voortzetting van de plechtigheden. Op donderdag maakte de paus met de kardinalen en de hele clerus op de daarvoor aangewezen plaats de banvloek bekend, waarin hij vier personen excommuniceerde, zonen des verderfs die, met hun namen genoemd, buiten de Kerk van Christus geplaatst werden: Sigismund, een van de prinsen van Oostenrijk die de hand had geslagen aan de kardinaal van San Pietro,78 zijn eigen bisschop van Brixen79, en nog wel op de heilige en grote dag van de verrijzenis van onze Heer. Als tweede Gregor Heimburg, bijgenaamd Errorius, de Misleider, die onlangs als ketter was veroordeeld, omdat hij de autoriteit van de Kerk als van nul en generlei waarde afwees, sancties in de wind sloeg en aan de dwalingen die de Kerk had veroordeeld, bleef vasthouden.80 Als derde en vierde, twee broers van wie de een tiran was van Rimini, de ander van Cesena, Sigismondo en Malatesta, de onwettige zonen van Pandolfo Malatesta. Zij hadden herhaalde verzoeken om de verschuldigde belasting aan de Kerk van Rome te betalen naast zich neergelegd. Inderdaad is Sigismondo, dat toppunt van slechtheid en een verdorven karakter, zonder godsdienstzin, geloof of God, een man die zich had schuldig gemaakt aan iedere vorm van misdaad, kort daarna – maar dat is al verteld – schuldig bevonden aan ketterij en veroordeeld. Een beeltenis van hem is op twee plaatsen, voor de trappen van de basiliek van Sint Pieter en op het Campo dei Fiori, in het openbaar verbrand, want het was gebleken dat hij niet in een toekomstig leven geloofde en hardnekkig en onbeschaamd bleef vasthouden aan zijn overtuiging dat de ziel sterft met het lichaam. Collecta: verkorting voor Oratio ad collectam plebem: ‘Gebed tot het samengekomen volk’. Deze Auditores (causarum) sacri palatii waren in de theologie en het canoniek recht geschoolde priesters, aangesteld om de paus in juridische kwesties te ondersteunen. 77 Francesco Todeschini Piccolomini. 78 Nicolaus Cusanus. 79 Brixen of Bressanone. 80 Gregor Heimburg (ca. 1400-1472), scherpzinnig jurist die Enea leerde kennen aan het concilie te Bazel. Als voorstander van een algehele kerkhervorming ageerde hij tegen keizer en Paus. Vanaf 1458 was hij in dienst van Albert van Oostenrijk. In 1460 werd hij door Pius geëxcommuniceerd. 75 76
Op zaterdag 17 april, toen de paus na de hoogmis het volk zegende, beloofde hij dat hij de volgende dag ter ere van de verrijzenis de mis zou opdragen in de kerk van de Prins der apostelen en het heilig hoofd van Andreas daarheen zou overbrengen – het was namelijk van het altaar van de heilige Petrus weggenomen en opgeborgen in het paleis – zodat men het vaker kon zien. Dit was bijzonder en onverwacht nieuws voor de mensen, want vanwege ziekten en afwezigheid van de paus hadden de Romeinen hun opperherder de heilige hostie al vier jaar niet zien offeren. Omdat paus Pius niet op zijn voeten kon staan, werden vernuftige voorzieningen bedacht die het hem mogelijk maakten om zittend de mis op te dragen. Vanaf het moment, waarop het heilig hoofd uit Narni was gehaald tot aan deze zaterdag had het ieder dag en iedere nacht geregend en was er alleen geen regen gevallen, zolang het hoofd onderweg was. Vrome zielen schreven dit toe aan de goddelijke voorzienigheid, alsof God aan zijn apostel rustig weer schonk op het moment dat het hoofd zich onder de mensen begaf. Dat geloof werd nog versterkt op de Paasdag zelf. Want ofschoon het de hele nacht had geregend, was het ‘s morgens weer helder en zolang de plechtigheden en de heilige processie duurden, scheen de zon, zodat de paus opnieuw kon zeggen: ‘De hele nacht regen, maar ‘s morgens weer helder weer: Zie, het duister was van satan, het licht zal van God zijn’. Aldus begaf de paus zich naar de kerk van de apostelen, terwijl hij het heilig hoofd voor zich uit hield; hij droeg de mis op en bood aan God het meest welgevallige offer aan, Zijn Zoon, en reikte persoonlijk aan een groot aantal mensen, clerus en leken, het allerheiligst lichaam van Christus uit, onder hen de ambassadeur van Venetië, Niccolò Sagundino, en die van Siena, Agostino Dati, beiden retoren van naam en diepzinnige filosofen, onderlegd in de Griekse en Latijnse literatuur. Ook Polycarpus was aanwezig, ambassadeur van de koning van Hongarije en nog andere vooraanstaande mannen. Na de dienst nam de paus het eerbiedwaardig hoofd en begaf zich in processie met kardinalen en clerus naar dat gedeelte van de kerk waar de heilige Veronica wordt bewaard – zo noemt men namelijk de wonderbaarlijke afbeelding van Christus’ gelaat die is afgedrukt op de zweetdoek die de bekende vrouw Veronica hem zou hebben aangeboden. Hij bleef op enige afstand staan en gaf opdracht om de zweetdoek te tonen. Pietro, kardinaal van San Marco,81 geboren uit een edel Venetiaanse geslacht en, zoals eerder gezegd, een neef van Eugenius en aartspriester van die kerk beklom de treden en toonde het eerbiedwaardig en heilig gelaat van onze Heer, terwijl het volk volgens gebruik driemaal Gods mededogen afsmeekte. Het was een schouwspel dat in hoge mate eerbied en bewondering afdwong: om aan de ene kant het heilig gelaat van de Verlosser te aanschouwen, aan de andere kant het kostbaar relikwie van zijn apostel, en om de paus met de kardinalen en de hele clerus geknield en met ontbloot hoofd te zien bidden. Daarna ging de paus naar de plaats, waar de zegen wordt gegeven; daar was de menigte even groot als kort geleden tijdens de vorige processie. Ook zij die nu pas waren aangekomen, zagen het edel hoofd van de apostel en ontvingen de zegen van paus Pius en zij die zich door biecht en berouw hadden voorbereid, verkregen volledige vergeving van zonden. Daarna trok de paus zich terug in zijn paleis, terwijl hij het heilig reliek van de apostel meenam en opborg in Castel Sant’ Angelo, om daar bewaard te worden tot zich een passende bewaarplaats zou voordoen.
81
Pietro Barbo (1417-1471), de latere paus Paulus II.