010.1 Onderzoek & Onderwijs aan de Technische Universiteit Delft
Delft Integraal
Campus als proeftuin Druppels tellen en wolken scannen
Satellieten meten klimaat • Gastschrijver Herman Koch • Kernbommetjes tegen kanker • Deltacommissie • Atoompotlood • Vliegende toiletten
(ADVERTENTIE)
UITGETELD.
UIT HET HART? In het hart van Afrika ligt het op een na armste land ter wereld: de Centraal-Afrikaanse Republiek. Sinds 2003 zijn er 320.000 mensen op de vlucht vanwege oorlog en geweld. Zij verblijven vaak onder erbarmelijke omstandigheden, zonder schoon drinkwater, voedsel of medische zorg. Zo is de zevenjarige Seadu onderweg van een ezel gevallen. Daarbij heeft ze haar arm gebroken. Het verband om Seadu’s arm verbergt een bot dat door de huid steekt en een geïnfecteerde vleeswond. Ze heeft dringend medische zorg nodig, anders zal ze het niet redden. Stichting Vluchteling doet in de Centraal-Afrikaanse Republiek levensreddend werk. Zo helpt ze bij de opvang van vluchtelingen en biedt ze toegang tot medische zorg. Ondermeer door het openen van twee nieuwe gezondheidsposten in Nana-Gribizi.
Laat uw hart spreken en stort uw gift op giro 999.
Nú geven = overleven 2
10•2
Delft Integraal
www.vluchteling.nl
inhoud
Deze DI Kort Delfts
22
Uitgelicht
Een schoenendoos op zee, zout bevriezen en plastic maken van bacteriën. Een overzicht van het laatste onderzoeksnieuws uit Delft.
32
Meesterwerk
Focus
37
Persoonlijk
8 De toekomst van het klimaat voorspellen is moeilijk omdat er te weinig waarnemingen worden gedaan. Satellieten kunnen helpen met betere aardobservaties. Prof.dr.ir. Ramon Hansen (L&R): “Om te begrijpen hoe onze planeet verandert, zijn satellieten van cruciaal belang.”
38 Hora Est, Stellingen, Cartoon en Uitgesproken
4
Interview
14 Herman Koch, bekend van Jiskefet en auteur van bestseller ‘Het diner’ is dit jaar gastschrijver aan de TU Delft. Studenten die mee willen werken aan zijn geheime project moeten auditie doen. Koch: “Ik ben op zoek naar mensen met oorspronkelijke ideeën.”
39 Eureka! en Estafettecolumn Tys van Elk
Focus
19 Regenmeters die druppels tellen, mobiele radars die wolken scannen en windvaantjes aan de ruiten van het gebouw van EWI. Delftse onderzoekers toveren de campus om tot een proeftuin voor klimaatonderzoek in de stedelijke omgeving. In Onderzoek
24 Eind vorig jaar werd in het Universitair Medisch Centrum Utrecht de eerste menselijke kankerpatiënt behandeld met holmiumbolletjes die radioactief zijn gemaakt in het Delftse Reactorinstituut. Het is volgens Delftse wetenschappers de eerste stap naar een veelbelovende manier van inwendige stralingstherapie. Terugblik
28 De Commissie Veerman gaf haar visie op (water)veiligheid in samenhang met wonen en werken, landbouw, natuur, recreatie, landschap, infrastructuur en energie. Hoe anders was dat bij de eerste Deltacommissie, die vooral uit Delftse ingenieurs bestond en puur strijd leverde tegen het water.
24
19
28
[R ed ] DI Perspectief is een belangrijk gegeven in de wetenschap. Over klimaatveranderingen bijvoorbeeld, verschillen de standpunten sterk. Weersvoorspellingen zijn gebaseerd op gemiddelden over een groot gebied. Maar wat de invloed van de stedelijke omgeving is op het weer, weten we nauwelijks. Daarom start dit jaar dicht bij huis een klimaatproject, gewoon op de eigen campus. Andere wetenschappers daarentegen nemen voor klimaatmetingen grote afstand tot onze planeet. Zoals professor Ramon Hanssen, die feitenmateriaal verzamelt met behulp van satellieten. Ook de strijd tegen kanker kun je vanuit een ander gezichtspunt benaderen. Tumoren bestralen moeten we misschien niet van buiten het lichaam doen, maar van binnen. Door radioactieve nanobolletjes van het metaal holmium op tumorjacht te sturen, hopen Delftse en Utrechtse onderzoekers een inwendige stralingstherapie te ontwikkelen. En het perspectief van de Delftse student? Gastschrijver Herman Koch zoekt voor zijn geheime project studenten met oorspronkelijke ideeën die hij op een Idols-achtige manier zal selecteren. Wreed? Spannend? Cliché? Creatief? Het is maar hoe je het bekijkt. Frank Nuijens Hoofdredacteur Delft Integraal Delft Integraal
3
colofon
kort • DELFTS
Brand? Doe de polonaise
coverfoto
Sam Rentmeester/FMAX Zevenentwintigste jaargang, 2010 nummer 1 Delft Integraal is het wetenschapsmagazine van de Technische Universiteit Delft. De uitgave verschijnt vier keer per jaar. Issn 0920-508x oplage 45.000 exemplaren redactie
Frank Nuijens (hoofdredacteur) Dorine van Gorp, Katja Wijnands (eindredactie) Tomas van Dijk, Erik Huisman, Sam Rentmeester (beeldredacteur), Connie van Uffelen, Jos Wassink
In polonaise een gebouw evacueren, dat werkt
gens niets uit. “Bij het vaststellen van de deurbreedte
het meest efficiënt. Die conclusie trok dr.ir. Winnie
mag je niet uitgaan van het meest optimale evacuatie-
Daamen van Civiele Techniek en Geowetenschappen.
scenario”, zegt Daamen, die niet verwacht dat mensen
Zij onderzocht in opdracht van het ministerie van
in polonaise gaan lopen als het brandalarm klinkt. Of
Vrom hoe breed uitgangen moeten zijn, om een pand
er nu een carnavalskraker opstaat of niet.
veilig te kunnen ontruimen. “We waren de hele dag met tweehonderdvijftig mensen aan het experimen-
Meer informatie:
teren”, vertelt Daamen. “We bootsten evacuaties van
dr.ir. Winnie Daamen,
[email protected]
scholen, bejaardentehuizen en kantoren na. Aan het geintjes uithalen, zoals het lopen in polonaise.”
medewerkers aan dit nummer
maakt het feit dat de polonaise zo efficiënt is overi-
Daamen heeft dat geintje toen serieus onderzocht. De boodschap werd in de carnavalsweek gretig opgepikt door nationale media; De Telegraaf voorop. ‘Is er ergens brand? Zet een carnavalskraker op!’schreef de krant op 16 februari. Voor de veiligheidsvoorschriften
Tijs van Elk, Frans Godfroy, Desiree Hoving, Joost Panhuijsen, Angèle Steentjes, Robert Visscher abonnementsadministratie
BK City
vormgeving en opmaak
Saskia de Been, afdeling Media Solutions TU Delft fotografie
© TU Delft, tenzij anders vermeld Druk
DeltaHage BV, Den Haag advertenties
H & J Uitgevers Postbus 101 2900 AC Capelle aan den IJssel Telefoon (010) 451 5510 Fax (010) 451 5380 e-mail
[email protected] wetenschappelijke adviesraad
de redactie wordt bijgestaan door een adviesraad, samengesteld uit de volgende personen van de TU-subfaculteiten en het TU-bestuur: prof.dr. J. Dankelman (werktuigbouwkunde) prof.dr.ir. J.T. Fokkema (technische aardwetenschappen, voorzitter) prof.dr.ir. P.J. French (elektrotechniek) prof.dr.ir. T.H.J.J. van der Hagen (reactor instituut Delft) drs. M.A.M. Heijne (bibliotheek TU Delft) prof.dr.ir. P.M.J. van den Hof (werktuigbouwkunde) prof.dr.ir. T.M. de Jong (bouwkunde) prof.dr. ir. M.C.M. van Loosdrecht (biotechnologie) prof.ir. J.J. Hopman (maritieme techniek) prof.ir. H. Beunderman (conrector) prof.dr.ir. H.H.G. Savenije (civiele techniek) prof.dr.ir. R.F. Hanssen (luchtvaart- en ruimtevaarttechniek) prof.mr.dr. H.D. Stout (techniek, bestuur en management) prof.dr. J.P.L. Schoormans (industrieel ontwerpen)
10•2
Delft Integraal
Het tot BK City getransformeerde voormalig hoofdgebouw aan de Julianalaan blijft het onderkomen van de faculteit Bouwkunde. Het gebouw was op papier al verkocht maar na de brand nam Bouwkunde het pand in gebruik als voorlopige huisvesting. Sindsdien is steeds nadrukkelijker gesuggereerd de faculteit er blijvend te huisvesten, onder meer in de
campusvisie 2030. Het college van bestuur (cvb) heeft ASR Fortis nu verzocht mee te werken aan ontbinding van de verkoopovereenkomst. Wat het afkopen kost, kan bestuurssecretaris Hans Krul niet voorspellen. Volgens hem is het mogelijk dat de deal nog afspringt, “maar ik verwacht dat het wel lukt om het pand terug te kopen.”
Vrachtfiets Om hun aankopen vanuit Ikea naar huis te brengen zijn IO-studenten Louis Pierre Geerinckx en Onno Sminia niet langer afhankelijk van hun ouders. De vrachtfiets die ze ontwierpen vervoert tot vierhonderd
Foto: Hans Stakelbeek/FMAX
[email protected]
4
Foto: Hans Stakelbeek/FMAX
eind van de dag was iedereen moe en gingen mensen
Postbus 139 2600 AC Delft Telefoon (015) 278 4848 Fax (015) 278 1855 www.delftintegraal.tudelft.nl e-mail
[email protected]
kilogram. Twee fietsplekken en een elektrische hulpmotor zorgen voor de voortstuwing. Begin februari presenteerde de Delftse wethouder duurzaamheid Lian Merkx het prototype. De gemeente heeft de ontwikkeling gesubsidieerd.
Meer informatie: www.peepoople.com
Atoompotlood Schoenendoos op zee Drijvende vliegvelden of varende dorpen kunnen het
drijven op een grote luchtbel. Dan zijn de krachten
best op een bodemloze bak gebouwd worden. Dat
op de constructie ongeveer de helft kleiner doordat
stelt dr.ir. Jan van Kessel, die onlangs promoveerde
de golven min of meer ongestoord onder de bak
bij de faculteit 3mE. Bouwsels zoals de drijvende
door kunnen lopen. Indien er in de toekomst zo’n
landingsbaan die tien jaar geleden bij Tokyo gebouwd
megafloater gebouwd gaat worden, verwacht Van
werd, moeten altijd door dammen afgeschermd
Kessel dat niet in Nederland. Hier is opspuiten namelijk
worden van de golven op zee. Van Kessel berekende
goedkoper. Een goede optie zou wel zijn bijvoorbeeld
dat je de bodem onder het schip kunt weglaten en
voor de kust van het volle en rijke Singapore.
het geheel als een omgekeerde schoenendoos laten
Foto: www.freedomship.com
Met zijn Veni-beurs kan dr. Willem van Dorp (Technische Natuurwetenschappen) zijn specialisme verder uitbreiden. Vijf jaar geleden liet hij in een publicatie in Nano Letters kleinere patronen zien dan ooit iemand met elektronenbundels gemaakt had. De één-nanometer dunne lijntjes waren tien keer fijner dan tot dan toe met electronenbundel-lithografie te bereiken was. Intussen heeft Van Dorp zijn expertise van de electron beam induced deposition (Ebid) verder ontwikkeld gedurende een eenjarig verblijf aan de Rutgers University bij professor Ted Madey, en nog een jaar in Delft. Met zijn onderzoeksbeurs zal Van Dorp de techniek verder proberen te verfijnen. Hij wil de elektronbundel van een elektronenmicroscoop zowel gebruiken om er enkele atomen uit gasmoleculen mee neer te laten slaan, als om het resultaat er van mee te inspecteren. Het experimentele werk zal plaatsvinden aan de Deense TU bij Kopenhagen, maar Van Dorp blijft als gastonderzoeker aan de TU Delft verbonden.
kort• DELFTS
Pas als je een tijdje in zo’n sloppenwijk zit, durven mensen je te vertellen dat zij ook wel eens in een plastic zakje poepen en dat over de muur op straat werpen. Wie, zoals vijf IO-studenten dat gedaan hebben, langere tijd in een sloppenwijk van Nairobi verblijft, weet dat het ‘vliegende toilet’ een wijdverspreide plaag is. De steegjes liggen er vol mee. Het Zweedse bedrijf Peepoople heeft een zakje ontwikkeld dat de ontlasting ontsmet, en vroeg IO-studenten in het kader van hun integral design project een ophaalsysteem te ontwerpen. De studenten ontwierpen niet alleen verzamelbussen en kleding voor de ophalers, ze bedachten ook een verdienmodel waardoor een ophaler de kost kan verdienen door bij een aantal klanten regelmatig de zakjes op te halen. Projectleider Camilla Wirseen van Peepoople is gecharmeerd van het ontwerp en de lokale fabricage daarvan, maar overweegt nog andere modellen voor de verspreiding. De introductie staat gepland voor september 2010.
Foto: Hans Stakelbeek/FMAX
Vliegende toiletten
Meer informatie: dr. Kees Hagen
[email protected]
Het Freedom Ship is het meest ambitieuze ontwerp van een megafloater.
10•2
Delft Integraal
5
kort • DELFTS Elif Genceli Güner
Plastic plaag Zout bevriezen Of het nu zetmeelfabrieken of mijnbouwbedrijven betreft, veel industrieën zitten met afval waar met een goede methode nog waardevolle zouten uit te winnen zouden zijn. Professor Elif Genceli-Güner ontwikkelde een techniek die zout van vloeistof scheidt door middel van bevriezing. Dit bespaart enorme hoeveelheden energie en water. De Eutectic Freeze Crystallization (EFC) techniek koelt een vloeistof tot
Plastic in het milieu is een plaag geworden, zowel op land als in zee. Het is hoog tijd voor biologisch afbreekbaar plastic dat uit hernieuwbare materialen kan worden gemaakt. Mogelijke grondstoffen voor bioplastics zijn zetmeel, cellulose, melkzuur of PHA (polyhydroxylalkanoate) – een polymeer dat bacteriën als voedselreserve produceren uit vetzuren, zoals mensen onderhuids vet aanmaken. Dr. Katja Johnson is er bij afdeling biotechnologie van de faculteit Technische Natuurwetenschappen in geslaagd om bacteriën tot negentig procent PHA aan te laten maken, in een open en gemengde bio-reactor. De bacteriën waren afkomstig uit een afvalwaterzuiveringsinstallatie in Rotterdam. “Het is een belangrijke stap voorwaarts”, zegt Johnson. “We krijgen dezelfde opbrengst als in de industrie maar zonder steriele omgeving en zonder genetische modificatie van de bacteriën.”
Johnson heeft haar bacteriën uit een wilde kweek geselecteerd door ze aan een afwisseling van honger en overvloed bloot te stellen. In de ‘feest’ periode konden de microben goed groeien, maar in de lange hongerperiode daarna bleven alleen die bacteriën over die grote hoeveelheden PHA aangemaakt hadden en daarop konden overleven. Haar begeleider dr.ir. Robert Kleerebezem vindt het vooral opvallend dat Johnson er met haar alternatieve benadering in is geslaagd om zo’n hoge productie te bereiken: “Tot negentig procent van de biomassa bestaat uit PHA. De andere tien procent bestaat waarschijnlijk uit een uitgerekt celmembraan en wat geplette eiwitten.” Meer informatie: dr.ir. Robert Kleerebezem
[email protected]
het zogenaamde eutectische punt, waarop water en zout tegelijkertijd kristalliseert. Het werkt als in een sorbetmachine, waar substantie langs een koelelement schraapt en zo een emulsie van ijs en gekristalliseerd zout vormt. Zwaartekracht doet de rest: de kleinere ijsresten en het zout zinkt naar de bodem, waardoor een perfecte gelaagde scheiding ontstaat. Mijnbouwbedrijf Nedmag heeft interesse getoond en Genceli-Güner gaat samenwerken met onderzoekers uit Zuid-Afrika, waar water schaars is. Bevriezingsmethoden worden al op grote schaal toegepast in de industrie maar die brengen hoge energiekosten met der energie dan de bestaande methoden en resulteert in theorie in een honderd procent opbrengst.
Meer informatie: Prof. Elif Genceli- Güner,
[email protected]
Foto: Nout Steenkamp/FMAX
zich mee. De EFC-techniek kost negentig procent min-
Krant lezen Twee rectoren zitten op een decemberavond met zo'n twintig studenten rond de keukentafel van een studentenhuis aan de Oranje Plantage. De 35ste keer 'Krant lezen met de rector' wordt een bijzondere uitvoering van deze maandelijkse traditie. Voor scheidend rector Jacob Fokkema is het de laatste keer, voor aankomend rector Karel Luyben (aarzelend 'meneer Karel' genoemd) de eerste. Vier thema's zullen er aan bod komen, telkens ingeleid door een van de studenten, en opgehangen aan een stelling. Recente krantenartikelen vormen de aanleiding. Student Jonathan stelt dat de aangekondigde veranderingen
6
10•2
Delft Integraal
in de financiering, universiteiten ertoe zullen brengen om aankomende studenten te gaan selecteren. Joris heeft ervaren dat cijfers op de eindlijst geen goede voorspeller zijn van studieresultaten. Dorine deed haar middelbare school in de Verenigde Staten en zag hoe leerlingen zich jarenlang keihard voorbereiden om op een goede universiteit te komen. Frans vraagt zich af of de TU zou willen selecteren 'aan de poort'. Jacob vertelt dat de TU op een gegeven moment een stop op bouwkunde overwoog, maar dat het ministerie dat niet toestond. ‘Meneer Karel’ is net terug van een internationale reis langs
universiteiten en zegt dat ze allemaal hun studenten selecteren. Alleen de TU niet. Daarna gaat het gesprek over de academische vorming van studenten (Niels: "Een Delftenaar is nu eenmaal niet zo ethisch ingesteld."). Over de geringe belangstelling voor de Studium Generale-lezingen zegt Karel: "Ik krijg er geen punten voor." Joris repliceert: "Voor zuipen krijg je ook geen punten." Het is rond half een als twee studenten Fokkema naar huis chaufferen. Luyben stapt op zijn fiets.
Stille spion
College op je iPod
Maanden achtereen kan hij de wereldzeeën doorkruisen door zijn neus omhoog of omlaag te steken en zijn ballast aan te passen. Een propeller heeft het twee meter lange onbemande onderzeeërtje van de Navo niet; de wet van Archimedes en de zwaartekracht helpen hem vooruit. En dat is handig voor spionagedoeleinden, want hij is muisstil en verbruikt nauwelijks energie. Toch klopte Navo’s Underwater Research Centre (Nurc) bij de TU aan om de onderzeeër te verbeteren. In zijn huidige vorm kan deze namelijk niet in ondiepe wateren varen. Is het mogelijk om hem te voorzien van een propeller die hij alleen in ondiepe wateren gebruikt zodat hij in baaien te water
kort• DELFTS
Op de 168ste dies natalis droeg rector Jacob Fokkema de ambtsketting over aan zijn opvolger prof.dr.ir. Karel Luyben. In december had Fokkema al uitgebreid afscheid genomen van de TU met als hoogtepunt een groot feest bij Lijm & Cultuur in Friese winterstijl. De universiteit was erg gehecht geraakt aan de stijl en het karakter van Fokkema, zoveel werd duidelijk. Op het plechtige moment van de overdracht van de ambtsversierselen tijdens de dies op 8 januari wist Fokkema op zijn karakteristieke manier de spanning te breken met een goed getimed ‘Het komt goed, Karel.’
Foto: Sam Rentmeester/FMAX
‘Het komt goed, Karel’
gelaten kan worden? Prof.dr. Daniel Rixen van Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen (3mE) speelde de vraag door naar studenten van het toptrack-programma van 3mE, een studieprogramma dat is bedoeld voor de beste vijf procent van de bachelorstudenten. Uit het door hen ontwikkelde computerprogramma blijkt dat een propeller met een diameter van vijf centimeter voorzien van een vijf-wattmotortje de klus moet klaren. Ze kregen een negen voor hun onderzoek. Meer informatie: prof.dr. Daniel Rixen
[email protected]
College geven voor een wereldpubliek? Dat kan sinds februari aan de TU Delft. De TU en de Open Universiteit zijn de eerste twee universiteiten in Nederland die gratis colleges beschikbaar stellen via iTunes U, het deel van de bekende digitale mediaspeler van Apple dat gereser-
tionaal gerenommeerde universiteiten als Stanford University, Harvard en Oxford University, UC Berkeley en MIT, die ook op iTunes U publiceren. Ongeveer tachtig lezingen over watermanagement zijn inmiddels te downloaden.
Foto: Sam Rentmeester/FMAX
veerd is voor podcasts van kennisinstellingen. Hiermee scharen de twee universiteiten zich tussen interna-
Meer informatie:
[email protected]
10•2
Delft Integraal
7
‘We moeten niet over één nacht ijs gaan’ Satellieten kunnen waarnemingen doen die cruciaal zijn voor het maken van goede klimaatmodellen. Omdat over die modellen zoveel onzekerheid is, zouden we verkeerde politieke beslissingen kunnen nemen. De faculteit Luchtvaart- & Ruimtevaarttechniek pleit daarom voor meer aardobservaties.
Desiree Hoving
focus
In geen dertig jaar lag er zo veel sneeuw in ons land als afgelopen winter. Valt het dus wel mee met de opwarming van de aarde? Zo makkelijk is die conclusie niet, vindt prof.dr.ir Ramon Hanssen van de faculteit Luchtvaart- & Ruimtevaarttechniek. “Deze witte winter zegt niets over de opwarming van de aarde. Ons blikveld is namelijk beperkt. Wij mensen zijn niet gewend om langer terug te denken dan we ons kunnen herinneren. Onze perceptie loopt niet synchroon met de tijdschalen van processen op aarde.” Ruwweg 20 duizend jaar geleden was er een echte ijstijd. Grote delen van Europa, Azië en Noord-Amerika lagen permanent bedekt onder het ijs. Toch was de gemiddelde temperatuur op aarde maar vijf graden lager dan nu. Tussen 1600 en 1850 vond er een kleine ijstijd plaats, waarbij de temperatuur slechts een halve graad lager lag dan nu. Het was in 1780 mogelijk om kanonnen vanaf Manhattan tien kilometer over zee te slepen naar Staten Island. De huidige klimaatmodellen voorspellen voor het jaar 2100 een opwarming van tussen twee en zes graden. Is dat significant in dit historische perspectief? Volgens Hanssen
‘De effecten van de opwarming worden echt onderschat’ wel: “Het is op zijn minst twee keer zoveel temperatuurverschil met nu als in de kleine ijstijd. De effecten van de opwarming worden echt onderschat.” Het probleem in de huidige klimaatdiscussie is dat de verschillen tussen de klimaatmodellen heel groot zijn. Dit maakt toekomstvoorspellingen onnauwkeurig. Volgens Hanssen komt dit mede omdat er nog niet genoeg waarnemingen zijn gedaan. Daardoor is er nog onvoldoende inzicht in de betekenis van allerlei variabelen. Toch worden deze waarnemingen in modellen gevat, die op hun beurt naar beleid worden vertaald. “De keuzes
8
10•2
Delft Integraal
waaraan we ons belastinggeld de komende decennia gaan uitgeven als het om het klimaat gaat, zijn dus sterk afhankelijk van goed waarnemingsmateriaal. In deze discussie moeten we niet over één nacht ijs gaan”, vindt de hoogleraar aardobservatie. Hij pleit daarom voor het verzamelen van meer feitenmateriaal. Feiten die hij denkt te verkrijgen uit slimmere en betere aardobservaties met satellieten. Ruis Zo’n betere aardobservatie is de nieuwe methode van dr.ir. Bert Wouters om het smelten van de ijskap over Groenland nauwkeurig in kaart te brengen. Wouters promoveerde 19 januari op dit onderwerp. Hij maakte gebruik van de twee Grace (Gravity Recovery And Climate Experiment) satellieten, die sinds hun lancering in 2002 veranderingen in het zwaartekrachtveld van de aarde meten. “Alles wat massa heeft, heeft aantrekkingskracht”, legt Wouters uit. “Veranderingen in de hoeveelheid ijs zorgen dus voor een verandering in zwaartekracht. Als je weet hoe groot de zwaartekracht is, weet je dus ook de mate van verandering in massa.” De promovendus berekende dat Groenland per jaar gemiddeld 220 gigaton ijs verliest. Maar echt vernieuwend aan zijn onderzoek is dat hij ook weet op welke plekken dat ijs precies verdwijnt. Het probleem bij het analyseren van satellietdata is namelijk de hoeveelheid ruis. Bij het meten van veranderingen in zwaartekracht, wordt niet alleen het afsmelten van ijs gemeten, maar bijvoorbeeld ook de getijden in oceanen en variaties in luchtdruk. Die hebben ook invloed op de zwaartekracht. Door de ruis te verminderen met behulp van een statistische filtermethode, kon Wouters preciezer bepalen waar het ijs op Groenland smelt. Vervolgens combineerde hij deze gegevens met een klimaatmodel van de Universiteit Utrecht. Wouters en zijn Utrechtse collega’s verzamelden in totaal zes jaar aan gegevens en kwamen tot de conclusie dat het ijs zowel aan de oppervlakte smelt als aan de randen van de ijskap, dus bij de gletsjers. Opvallend is ook dat het ijs de laatste twee jaar zelfs harder is gaan >>
10•2
Delft Integraal
9
Science Photo Library
focus
smelten. “Het Utrechtse model laat zien dat er minder sneeuw is gevallen op Groenland, terwijl er net zoveel ijs aan het oppervlak gesmolten is”, verklaart Wouters, die bij het KNMI klimaatmodellen ontwikkelt. Het afsmelten van landijs, zoals op Groenland, maar ook op Antarctica, heeft gevolgen voor de zeespiegel. Het zeeijs, zoals het ijs rond de Noordpool, drijft al op water en beïnvloedt de zeespiegel niet. Als gevolg van het massaverlies van Groenland, steeg de zeespiegel volgens Wouters 0,4 millimeter in de eerste vier jaar en 0,75 millimeter in de laatste twee jaar. Ook Antarctica verliest massa, in totaal 150 gigaton per jaar, wat nog eens 0,5 millimeter zeespiegelstijging veroorzaakt. Als de ijskap van Groenland in zijn geheel zou smelten - een proces dat in zo'n tempo overigens nog ongeveer tienduizend jaar zou duren - dan zou de zeespiegel wereldwijd met gemiddeld zeven meter stijgen. Moeten we ons in Nederland daar al zorgen over gaan maken? “Ja”, zegt Ramon Hanssen, “hoewel de lokale effecten sterk zouden kunnen afwijken van de mondiale trend, ook in positieve zin.” De Deltacommissie vertaalde in 2008 de
focus
Ramon Hanssen met een nauwkeurige gps-ontvanger.
'Het ijs in Groenland smelt zowel aan de oppervlakte als aan de randen van de ijskap' tijd meet, bepaalt Goce met hoge precisie de huidige massaverdeling van de hele aarde. “De aarde is als een aardappel, die ook niet overal evenveel massa heeft”, zegt Hanssen. “Goce bepaalt hoe de zeespiegel eruit zou zien als er geen continenten waren en de aarde in rust zou zijn. Dit is als het ware het referentievlak, ten opzichte waarvan je veranderingen, die onder meer door zeestromingen ontstaan, in kaart kunt brengen.” Hoogte Zwaartekrachtmetingen worden vaak gecombineerd met gegevens over de hoogte. Dat kan met een radar of laser, ofwel de Envisat of de Icesat. Hoog in een hoek van Hanssen’s kantoor prijkt het goudkleurige model van de Envisat-satelliet. “Om tastbaar te maken wat we doen”, zegt hij. “Hiermee meten we de hoogte tussen de satelliet en de bovenkant van het ijs. Het probleem is alleen dat het ijs door haar gewicht in de vloeibare aarde wordt geduwd en dat de aarde weer omhoog komt als het ijs smelt. Vergelijk het maar met ijs in de sloot waar je met je voet op duwt. Als je je voet er weer af haalt, komt het ijs weer omhoog. Een hoogtemeting alleen is niet dus voldoende om te bepalen of de hoeveelheid ijs toe- of afneemt.” Daarom worden hoogtemetingen met zwaartekrachtmetingen gecombineerd, maar ook met GNSS (global navigation satellite systems), de verzamelnaam voor alle gps-achtige systemen voor plaatsbepaling. Deze GNSSontvangers worden op uitstekende bergtoppen geplaatst, zogenaamde nunataks, waardoor de satelliet de positie van
Foto: Sam Rentmeester/FMAX
10
gegevens over de vermeende zeespiegelstijging (van 0,65 tot 1,30 meter in 2100) al naar beleid. “Maar Veerman hield geen rekening met de zwaartekrachteffecten en de variabele stijfheid van de aardkorst”, zegt de hoogleraar kritisch. “Hoe reageert zo’n elastische korst op het wegvallen van het ijs? Dat is overal heel verschillend. De oceanische korst heeft bijvoorbeeld een totaal andere samenstelling en structuur dan de continentale.” Ook het effect van zelf-gravitatie heeft de commissie genegeerd, weet Hanssen: “Het ijs op Groenland trekt watermoleculen in zee aan, waardoor de zee op verder gelegen plekken juist naar beneden zakt. Dat heeft ook effect voor ons land dat aan de kust grenst. Maar helaas snappen we dat mechanisme nog niet goed genoeg. Daarom moeten we er juist meer onderzoek naar doen in plaats van deze effecten te negeren.” Voor het doen van alle aardobservaties maakt de faculteit Luchtvaart- & Ruimtevaarttechniek gebruik van verschillende technieken. Eén daarvan is al eerder genoemd: de zwaartekrachtmetingen van de Grace-satellieten. Voor het doen van een vergelijkbaar soort metingen is er de Goce-satelliet, die in 2009 werd gelanceerd. Goce is het geesteskindje van de voormalige Delftse hoogleraar Reiner Rummel. Waar Grace vooral veranderingen in
10•2
Delft Integraal
focus Bron: Esa
Het Antarctisch Schiereiland gezien vanuit de Sar-satelliet.
die toppen kan bepalen. Omdat dit niet overal mogelijk is, wordt de beweging van de nunataks ook gevolgd met Sar (synthetic aperture radar) satellieten. Het onderzoek hiernaar, vooral op het Antarctisch schiereiland, is op dit moment in volle gang. De satellieten moeten maandelijkse bewegingen van enkele millimeters gaan detecteren. De radarbeelden zelf leveren prachtige, gedetailleerde overzichten van de verdeling van zowel het land- als het zeeijs. Aardobservatie is weer sexy. Waar de aarde eerst nog met landmeters werd gemeten, zijn het sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw ruimtevaarttechnieken die de planeet in de gaten houden. Aardobservatiesatellieten draaien op een hoogte van enkele honderden kilometers en zien van daaruit niet alleen de hoeveelheid landijs veranderen, maar ook de hoogte van de zeespiegel, de hoeveelheid CO2, de dikte van het wolkendek, bewegingen van vulkanen en aardverschuivingen. Om betere uitspraken te kunnen
doen over het klimaat zijn in de toekomst nog specifiekere metingen en meer lange-termijnobservaties nodig. Maar dan moet er wel voldoende budget zijn om nieuwe satellieten te lanceren. Toch leggen de nationale en internationale politiek maar beperkte prioriteit bij dit soort ruimtevaarttechnieken, volgens Hanssen. “Grote budgetten gaan naar ruimtereizen, zoals de bemande ruimtevaart naar de maan en naar Mars. Die zijn onder meer nuttig om de aandacht voor techniek in het algemeen te vergroten. Om te begrijpen hoe onze planeet verandert, zijn aardobservatiesatellieten echter van cruciaal belang. Daar hangen veel beslissingen over het klimaat aan vast.” Meer informatie: prof.dr.ir. Ramon Hanssen
[email protected] Tel. +31 (0)15 278 3662 / 3546
10•2
Delft Integraal
11
HOOGTEME TING VAN HE T IJSNIVEAU
1
Laser, Icesat-satelliet 790 km boven aardoppervlak
100 km
Terugveren aardkorst Een hoogtemeting van het ijsoppervlak zegt nog weinig over veranderingen in de dikte van de ijslaag 2 . Als de ijsbelasting afneemt, zal de elastische aardkorst 3 (die drijft op de vloeibare aardmantel) langzaam omhoog veren 4 waardoor het ijsoppervlak hoger komt te liggen. Hoe snel dit 'terugveren van de aardkorst' verloopt is onvoldoende bekend. De bodem van de Botnische Golf veert elk jaar 1 cm omhoog als gevolg van het verdwijnen van het ijspakket tijdens de laatste ijstijd 20.000 jaar geleden. Metingen aan het ijsoppervlak moeten daarom worden gecombineerd met metingen van de beweging van de onderliggende aardkorst om een uitspraak te kunnen doen over de verandering van de dikte van de ijslaag.
focus
De Icesat-satelliet (gelanceerd in 2003) is uitgerust met een hoogtemeter die met een laserstraal 1 de afstand tot de aarde bepaalt. Veertig korte laserpulsen per seconde treffen een gebied op aarde van 70 meter in diameter. Deze 'meetcirkels' zijn 170 meter van elkaar verwijderd. Elke meting representeert de gemiddelde vertikale verplaatsing in de 70 m-meetcirkel. Icesat kan variaties in de hoogte van het ijsoppervlak detecteren vanaf 1,5 cm per jaar.
snelheid 26.000 km/uur
600 km boven aardoppervlak
1
Zeeijs Smeltend zeeijs beïnvloedt de zeespiegel niet. Het watervolume van de gesmolten ijsberg is gelijk aan het volume van de ijsberg onder water.
Gesmolten ijskap Als al het landijs op Groenland en Antartica zou smelten (28 miljoen km3 ) zou de zeespiegel 65 meter stijgen.
6 2
3
landijs dikte 2,4 km
5
aardkorst dikte 40 km bij continenten
Hoeveel landijs smelt elk jaar? De hoeveelheid landijs die per jaar smelt, is (nog) geen vaststaand feit, maar is het resultaat van meettechnieken die nog vollop in ontwikkeling zijn. Satellieten die vanuit de ruimte meten hoeveel landijs er per jaar op aarde smelt of aangroeit, zijn in de afgelopen jaren gelanceerd en zijn pas relatief kort bezig om data te verzamelen. De volgende stap, het interpreteren en combineren van de gegevens verkregen met verschillende meetmethoden, moet nog beginnen.
12
7
10•2
Delft Integraal
aardkorst dikte 5 km onder oceanen H O O G T E M E T I N G VA N D E A A R D KO R S T
2A
Radiogolven, gps-satellieten
Op sommige plaatsen in het landijs steken rotspunten 5 (nunataks) door de ijskap. Door op deze rotspunten een gps-ontvanger 6 te plaatsen kan met gps-satellieten de beweging van de rotspunten, en dus van de onderliggende aardkorst, gevolgd worden. Nadeel van deze methode is dat het onpraktisch is om op elke rotspunt in de poolgebieden een gps-ontvanger te plaatsen. Verder geeft elke gps-ontvanger slechts informatie over één lokatie en geeft de methode dus geen coherent beeld van de aardkorstbewegingen in een groter gebied.
H O O G TEME TING VAN DE AARDKORST
Radar, Envisat-satelliet
De ENVISAT-satelliet (gelanceerd in 2002) heeft de nieuwste radar-apparatuur (SAR) die de hoogtebeweging van hele gebieden, landijs inclusief rotspunten, kan volgen. SAR levert geen enkelvoudige hoogtemeting, maar is een beeldvormende radar die een hoogtekaart in een stripvormig gebied 7 van 100 km breed bepaalt.
Zwaartekrachtveld is niet homogeen De aarde is geen gladde homogene bol maar een afgeplatte aardappel 8 met bulten en kuilen (met bijv. een 100 meter diepe put bij India). De gravitatiekracht die de aarde uitoefent op een object is niet constant maar varieert per lokatie als gevolg van dichtheidsvariaties in de mantel en op het aardoppervlak. Het meten van variaties in het zwaartekrachtveld biedt mogelijkheden om het smelten van de ijskap in kaart te brengen. Dan moet natuurlijk wel de bijdrage aan de gravitatiekracht van de ijskappen ten opzichte van alle andere factoren (bulten, kuilen, getijden etc.) ijskap bekend zijn.
Dunnere ijskap direct meetbaar Een kleinere ijskap leidt direct tot een kleinere zwaartekracht. Als hoogtemetingen van het ijsniveau wijzen op het verdwijnen van landijs, kan dit worden gecontroleerd door lokaal de afname van de zwaartekracht te meten.
10
9 220 km
9 Afmetingen LxBxH 3,1 x 1,9 x 0,7 m Massa 487 kg
8
MA S S A VA N D E I J S K A P
3
straal aarde 6.365 km
Hoogtemeting en ijsdikte De ijsdikte neemt veel meer af dan het gedaalde ijsoppervlak doet vermoeden .
300 - 500 km boven aardoppervlak
focus
2B
Lastig aspect is om opeenvolgende metingen van hetzelfde gebied, die met tussenpozen van 35 dagen worden gemaakt, aan elkaar te relateren. Doordat de geometrie van een gebied door sneeuw en ijs verandert, is het moeilijk om te 'herkennen' welke metingen bij elkaar horen en dus om vast te stellen welke hoogtevariaties hebben plaatsgevonden. SAR kan verticale bewegingen van enkele millimeters detecteren in een gebied van 20 x 4 meter (= resolutie).
Massabalans ijsmassa Als de hoogtemeting van het ijsoppervlak en de meting van de gravitatietekracht niet met elkaar overeenstemmen, moeten andere verschijnselen een rol spelen (bijv. terugveren van de aardkorst door de lagere ijsbelasting of tectonische plaatbewegingen).
geen ijskap
Gravitatiekracht, Grace & Goce-sat.
Twee tweelingsatellieten (Grace, gelanceerd in 2002) meten veranderingen in het zwaartekrachtveld van de aarde. De twee satellieten bevinden zich 220 km van elkaar. Zodra de eerste satelliet in een gebied komt met een hogere aantrekkingskracht, wordt deze verder van de tweede satelliet weggetrokken. Een laserbundel 9 meet met hoge nauwkeurigheid (0,01 mm) variaties in deze afstand en leidt hieruit variaties in het gravitatieveld af. In de Goce-satelliet 10 bevinden zich instrumenten met veren die zeer nauwkeurig het gravitatieveld om de aarde bepalen.
ijskap
11
12
12
Zelfgravitatie 4
terugverende aardkorst
Hogere zwaartekracht werkt niet alleen loodrecht op het aardoppervlak maar ook langs het oppervlak en heeft grote invloed op het zeespiegelniveau. De extra aantrekkingskracht uitgeoefend door het landijs op Groenland trekt het omliggende water aan 11 waardoor de zee duizenden kilometers verderop daalt en stijgt. Het smelten van het ijs op Groenland zou tot gevolg kunnen hebben dat het zeespiegelniveau in Nederland daalt 12 in plaats van stijgt. De sterkte en reikwijdte van deze 'zelfgravitatie' is nog niet bekend, maar moet beter worden bestudeerd. 10•2
Delft Integraal
13
14
10•2
Delft Integraal
Foto's: Sam Rentmeester/FMAX
INTER view
'Ik werk niet met succesformules' In een café aan de rand van het Amsterdamse Science Park wil gastschrijver Herman Koch graag praten over zijn romans, over roem, over huisartsen. Over zijn geheime project blijft hij angstvallig discreet.
Maakt het voor u iets uit dat u door een Technische Universiteit bent gevraagd voor een gastschrijverschap? "Ja. Toch wel. Een uitnodiging van een letterenfaculteit had ik waarschijnlijk afgewezen. Maar dit gastschrijverschap is voor mij iets nieuws: geen schrijfcursus, maar een project waarbij ik op een andere manier creatief moet zijn. Meer op de techniek georiënteerd. En ik kan samenwerken met jonge geesten die al gewend zijn zo te denken." In de week voor uw openingscollege brengt u met de studenten een bezoek aan het Franse kasteel Clos Lucé om daar de uitvindingen van Leonardo da Vinci te bewonderen. Zo'n genie, is dat niet intimiderend? "Nee hoor, waarom? Ik hoop dat zich daar al Wie is Herman Koch? Nog voor Jiskefet op de VPRO-televisie debuteerde, was er ‘Red Ons, Maria Montenelli’ (1989), een roman waarin Herman Koch (Arnhem, 1953) afrekende met zijn Montessorijeugd in Oud-Zuid en eer bewees aan Reve en Salinger. Hij schreef dat debuut in Barcelona,
de eerste ideeën aandienen. Ik ben op zoek naar mensen met oorspronkelijke ideeën. Daarom kunnen studenten tijdens de audities voor de masterclass hun eigen, kleine vinding presenteren. Een beetje Idols-achtig."
Rond het project hangt al maanden een waas van geheimzinnigheid. Waarom? "Geen commentaar!" U werkt aan een nieuwe roman. Voelt u enige druk om het succes van ‘Het Diner’ te herhalen? "Daar moet je niet te veel over nadenken. Het enige zinnige wat je daar over kunt zeggen is dat het boek na de bestseller meestal goed verkoopt. Zelfs als het slecht is! De lezers haken dan bij je volgende boek alsnog af. Bij mij speelt dat hele idee van je succes moeten evenaren helemaal niet. Ik denk alleen: ik moet nu iets anders doen, en zorgen dat het goed is. En ik heb natuurlijk als schrijver al wat dingen gedaan. Ik ben geen jonge debutant die over dertig jaar te horen krijgt: nou, het niveau van ‘Het Diner’ heeft hij helaas nooit meer weten te halen! Het is eerder zo dat mensen mijn oudere boeken nu ontdekken."
waar hij vijf jaar woonde. Die periode duikt later op in ‘Eten Met Emma’(2000). Het
Wat zijn uw beste boeken?
goochelen met feiten en verzinsels gaat in dat
"’Red ons, Maria Montanelli’ – mijn eerste roman – ‘Odessa Star’ en ‘Het diner’. En ‘Zomerhuis met Zwembad’, het boek waar ik nu aan werk. Dat zijn de romans waar ik mijn ziel in heb gelegd."
boek zo ver dat een nepcitaat van een fictieve Amerikaanse schrijver als motto is gebruikt. "Zet het naast een echt citaat en niemand merkt het bedrog op", zegt Koch. Vanaf ‘Odessa Star’ (2003) kiest hij voor strakkere plots. De doorbraak komt met ‘Het Diner’. Opnieuw mooie kritieken, maar nu ook spectaculaire verkoopcijfers. Koch, die met zijn vrouw en zoon in Amsterdam woont, is opeens bestsellerauteur.
Van ‘Het Diner’ zijn inmiddels 320 duizend exemplaren verkocht. Heeft dat succes ook nadelen? Kunt u bijvoorbeeld nog rustig mensen observeren? "Het is allemaal wat minder rustig geworden, ja. Maar veel mensen deden al een beetje anders tegen me sinds de doorbraak van
INTER view
Joost Panhuijsen
‘Jiskefet’. Wildvreemde figuren blijken het leuk te vinden om op je af te stappen en even met je te praten. Sommige mensen willen ook graag aan anderen laten zien dat ze jou kennen. Mensen hechten ook meer belang aan wat je zegt. Ook al is het flauwekul."Hij schiet even in de lach. "Als ik iets roep over een of andere buitenlandse kwestie waar ik net zo min verstand van heb als de rest, reageren sommigen toch heel serieus: hmm, interessant!"
In ‘Het diner’ laat u sommige dingen open. De ikfiguur heeft een mentale stoornis, maar we komen niet te weten wat hij mankeert. "Die hoofdfiguur, Paul Lohman, wil niet in een bepaald hokje worden ingedeeld aan de hand van zijn aandoening. Het is natuurlijk ook een manier om het karakter van de hoofdpersoon duidelijk neer te zetten. Hij is iemand die zijn privéleven wil beschermen. Zeker in de eerste hoofdstukken laat hij weinig over zichzelf los. Hij vindt het al vervelend genoeg dat zijn broer Serge een bekende politicus is. Die bekendheid maakt het voor Paul en zijn vrouw Claire heel moeilijk om een eigen beslissing te nemen over de toekomst van hun zoon." Hoe luidt de diagnose? Wat mankeert Paul?
"Dat heb ik bewust vaag gehouden. Ik heb gedacht aan bepaalde autistische aandoeningen, met name Asperger: hij heeft een zekere onverschilligheid ten opzichte van wat er met andere mensen gebeurt. Maar als ik dat zo expliciet had opgeschreven, hadden mensen geroepen: dit is een grove karikatuur, mensen met Asperger gedragen zich helemaal niet zo agressief en onberekenbaar als dit >> romanpersonage! In dat soort discussies 10•2
Delft Integraal
15
Vraag
10
Antwoord
2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001
Verwisselt u wel eens een gloeilamp? Wanneer voor het laatst?
"Ja. Een paar weken geleden."
2
1
1
2
2
2
2
2
2
2
Plakt u wel eens een fietsband?
"Nee."
0
1
0
2
2
0
2
2
1
1
Kunt u olie verversen?
"Nee. Bijvullen wel."
0
1
0
2
2
0
1
0
1
0
Kunt u een autoband verwisselen?
"Ik ben een groot autoliefhebber, dus dat doe ik liever niet zelf."
0
1
0
0
2
0
1
2
1
1
2
1
2
2
1
2
2
1
2
Hanteert u wel eens een boormachine?
"Nauwelijks."
1
Kunt u met handleiding Ikea-meubels in elkaar zetten?
"Daar begin ik niet meer aan. Ik heb een jaar of acht geleden besloten om nooit meer iets van Ikea te kopen. Er ontbreken altijd net de drie schroefjes die je nog nodig hebt."
0
1
1
-
1
0
1
1
0
1
Kunt u zonder handleiding Ikeameubels in elkaar zetten?
"Ook daar begin ik dus niet meer aan!"
0
0
1
-
0
1
0
0
0
1
2
0
1
1
1
0
1
0
1
0
Kunt u overweg met handleidingen van "Ja, maar ik ben iemand die het allemaal zelf wil ontdekken en uitproconsumentenelektronica? beren. Ik begin gewoon op de knoppen van een mobieltje te drukken om alle nieuwe functies te ontdekken. En dan kom ik behoorlijk ver. Bij mijn nieuwe wagen heb ik ook niet het geduld om de handleiding uit te pluizen. Maar ik snap het wel vrij snel, denk ik. In dat opzicht ben ik niet technologisch achterlijk." Hoeveel gereedschapskisten heeft u?
"Eén."
1
1
1
2
1
0
2
1
1
2
Schrijft u met behulp van een computer?
"Ja. In mijn notitieboekjes schrijf ik nog altijd met de hand."
1
1
0
0
1
1
1
1
1
1
Maakt u gebruik van internet?
"Ja."
Hoeveel uur per dag spendeert u achter "Niet meer dan drie uur." de computer?
1
1
0
1
1
1
1
0
1
0
2
2
0
1
2
2
1
2
2
1
Kunt u zelf problemen met de computer oplossen?
"Ik kom een heel eind. Mijn zoon van 15 is niet bepaald een digibeet, maar soms zegt hij toch tegen mij: pap, de computer doet het niet meer. En dan krijg ik de pc na drie kwartier vrijwel altijd weer aan de praat. Dat is wel bevredigend, als dat lukt. Omdat je hebt nagedacht op een logische en toch creatieve manier."
1
1
0
2
0
0
2
2
2
0
Is uw computer beveiligd met virusscanner en/of firewall?
"Ja."
1
1
1
1
1
1
1
0
1
0
Installeert en onderhoudt u die zelf?
"Nee."
0
1
0
1
0
0
0
0
1
0
1
0
1
1
1
1
1
0
1
0
1
1
0
1
1
1
1
Kunt u communiceren met de helpdesk "Ik bel nooit met een helpdesk. Die enkele keer dat ik er zelf echt niet als die beschikbaar is? uitkom, bel ik een vriend van mij die pc-installateur is."
16
Gerrit Krol
9
H.J.A. Hofland
8
H. Brandt Cortius
7
Nelleke Noordervliet
6
Arnon Grunberg
5
Tijs Goldschmidt
4
Tommy Wieringa
3
A.F.Th.
2
Tien gastschrijvers werden de afgelopen jaren langs de techneutenmeetlat gelegd. Het grootste technische talent is overduidelijk Tijs Goldschmidt. Zelfverklaard a-techneut Arnon Grunberg en A.F.Th. delen de laatste plaats. Herman Koch eindigt in deze laatste meting in de middenmoot. Doeschka Meijsing
1
Eindstand 2010:
Onvoldoende voor Koch
Herman Koch
0
He rm G e an K r rit o K ro c h l Do es c hk aM H. Bra e ij sin nd t g Co H. J r tiu .A. s Ho fla Ne nd ll e ke N oo To mm rde r vl yW iet T ij ier sG in g old a s ch mi dt
Ar n
on Gr un A.F be .Th rg .
Gastschrijvers langs de techneutenmeetlat
Heeft u wel eens een idee voor een uitvinding gehad, of een technisch vraagstuk geformuleerd?
"Volgens mij wel. Ik ben nu een kort thriller-achtig verhaal aan het schrijven voor een bundel, en dan bedenk ik de technologie die de politie gebruikt. Technologie waarvan je denkt: die zal wel bestaan. Het moet wel geloofwaardig zijn, natuurlijk. Bijvoorbeeld een koppeling van databases die je in staat stelt om ook in een handomdraai te zien hoe elk huis er van binnen uit ziet. Beklemmend? Nee hoor, hoe meer privacy van anderen geschonden kan worden, hoe beter! Ik heb ook eens een mobieltje bedacht dat je tevens als scheerapparaat kunt gebruiken."
1
0
1
Wel eens een uitvinding gedaan / een dergelijk vraagstuk op papier gezet?
"Nee."
0
1
1
Heeft u zo'n uitvinding wel eens gerealiseerd en hoe vaak?
"Nee. Ik vind het veel leuker om iets te verzinnen dan al die moeite te gaan doen met octrooien en dergelijke. "
0
1
0
0
1
0
0
1
1
1
Behaald aantal punten
14
17
10
19
22
10
20
18
20
15
Rapportcijfer
5,2
6,3
3,7
7,9
8,1
3,7
7,5
6,7
7,5
5,5
10•2
Delft Integraal
had ik niet zo'n zin. Ik heb wel aan een deskundige gevraagd of je in iemands dna duidelijke aanwijzingen voor zulke aandoeningen kunt vinden. Zijn antwoord was: nu nog niet, over vijf jaar wel. Dat is dus de enige science fiction die in het boek zit."
Toen deed Michel een stap naar voren, hij sloeg zijn armen om me heen en drukte me tegen zich aan. "Lieve papa", zei hij. (‘Het diner’)
INTER view
Waarom koos u voor dat einde? "Ik heb bij het schrijven steeds gedacht: die jongen heeft al heel vroeg besloten dat hij zijn vader tegen zichzelf in bescherming moet nemen. ‘Het diner’ gaat over ouders die zich afvragen hoe ze hun kind kunnen beschermen, maar hier zijn de rollen omgedraaid."
De zoon zoekt op dat moment geen bescherming, maar wil de vader juist beschermen? "Ja. 'Ik heb dan wel een dakloze vrouw vermoord, maar ik weet veel beter hoe de wereld in elkaar steekt dan de man die daar nog raar om moet lachen ook.' Michel is minder labiel en onberekenbaar dan zijn vader. In een eerder hoofdstuk herinnert Paul zich hoe zijn zoon ooit een voetbal door de ruit van een fietsenwinkel had getrapt. Toen Paul de schade wilde vergoeden, bleef de eigenaar maar foeteren. Opeens was hij die man bijna met een fietspomp te lijf gegaan. Ook dat hoofdstuk eindigt met Michel die zegt: 'Lieve papa'. Hij is dan pas acht, maar misschien hebben die woorden al dezelfde lading als in het laatste hoofdstuk." De vader vertelt het verhaal. Hebt u overwogen om het perspectief te verleggen naar de zoon? "Ja. Toen ik aan het boek begon, vroeg ik me al snel af of ik niet in een aantal hoofdstukken voor het gezichtspunt van Michel moest kiezen, om ook de zoon te begrijpen. Maar dat heb ik uiteindelijk toch niet gedaan, omdat ik juist het zelfbedrog van de vader wilde laten zien. Het enige moment dat het perspectief echt wisselt is bij het beschrijven van de moord op de zwerfster. Dan ben je als lezer opeens helemaal bij die twee jongens. Je denkt: zo gedetailleerd kan het nooit aan de vader zijn verteld."
Hebt u als schrijver vaste werktijden, een vaste werkplek, vaste rituelen? "Ik werk 's ochtends altijd een paar uur achter elkaar. Bijna altijd op dezelfde tijd. Een soort bijgeloof, maar ook praktisch en handig. Maar ik heb geen rituelen nodig om te kunnen schrijven. Ik zou ook wel kunnen schrijven op andere tijden en op een andere plek: ik kan me vrij makkelijk afsluiten van de buitenwereld. Maar ik werk bij voorkeur thuis."
Draait u muziek tijdens het schrijven? "Ja, ik maak playlists op mijn iPod – daar kun je trouwens de titels van mijn boeken nog in terug vinden: Diner1, Diner2… Het heeft te maken met een sfeer die je wilt oproepen. Een soundtrack, ja. Het kan iets heel nieuws zijn of iets heel ouds, het kan zelfs muziek zijn waar ik niet zo veel mee heb. Bepaalde R&B en hiphop kan me in de juiste agressieve stemming brengen. Ik luister nu bijvoorbeeld veel naar een nummer van die Rotterdamse >> rapper Winne." 10•2
Delft Integraal
17
Beïnvloedt dat ook het ritme van de zinnen? "Ja, zo werkt dat wel. Het boek waar ik nu aan werk is nog veel meer staccato dan ‘Het Diner’, zo van peng, peng, peng! Kortere zinnen. Wat ik ook graag hoor is het nummer ‘Your ExLover Is Dead’ van de Canadese groep Stars. Aan het begin hoor je een acteur declameren: ‘When there is nothing left to burn, you have to set yourself on fire.’ Dat citaat wordt het motto van ‘Zomerhuis met zwembad’."
Schrijvers zijn vaak huiverig om te praten over een boek dat ze nog moeten voltooien. "Ik ook. Als je het verhaal te vroeg aan iemand vertelt, kan de urgentie om het nog allemaal op papier uit te werken opeens verdwenen zijn. Maar ik heb nu een slordige tweehonderd pagina's geschreven. Ik ben nu wel zo ver dat ik er iets over durf te vertellen.'Ik ben huisarts.' Dat is de eerste zin. De hoofdfiguur vertelt over zijn praktijk. En vervolgens blijkt dat één van zijn patiënten is overleden. Iedereen wijt dat aan een medische fout die hij zou hebben gemaakt. Hij moet zich verantwoorden voor een medisch tuchtcollege. En hij denkt: laten we hopen dat het bij een schorsing van een half jaar blijft. Hij denkt ook: ik heb mijn daad bewust vermomd als medische fout, anders had ik dit niet kunnen doen. Ik heb iets gedaan, en hij heeft het verdiend." Wat heeft de overleden patiënt misdaan? "Over de motieven van de huisarts kan ik niets zeggen. Daar moet de lezer straks zelf achter zien te komen. En de dokter zet je daarbij regelmatig op het verkeerde been. Net als je denkt zijn motieven te begrijpen, zet een nieuw stukje informatie alles weer op zijn kop. Uiteindelijk gaat het er natuurlijk om of je zijn daad kunt billijken."
zweterige plekjes – dat vindt hij allemaal afstotelijk. Zijn weerzin tegen bepaalde patiënten en aandoeningen neemt gigantische proporties aan. Hij heeft dan ook nog eens een patiëntenkring die grotendeels bestaat uit acteurs, schrijvers en beeldend kunstenaars. De huisarts wordt niet voor vol aangezien in dat kunstenaarsmilieu - net zoals Miriam, het vrouwelijke hoofdpersonage in een eerder boek van mij, ‘Denken aan Bruce Kennedy’. Die kunstenaars vinden zichzelf allemaal heel interessant, vinden dat ze overal recht op hebben, drinken te veel en kijken een beetje op de dokter neer. Als hij ze waarschuwt dat ze echt moeten stoppen met al die wodka, denken ze: gelukkig is er nog een andere huisarts waar we heen kunnen gaan."
En die houding verhoogt zijn afkeer van zijn patiënten? "Enorm. Al heeft hij voor sommigen een soort bewondering." In ‘Denken aan Bruce Kennedy’ wordt Miriam bijna tot waanzin gedreven door echtgenoot Ben, een pretentieuze en eeuwig verongelijkte filmregisseur. Toch had ik medelijden met die man. Diep in zijn hart weet hij dat zijn films allang niet meer interessant zijn. Hebt u zelf ook mededogen met uw personages? "Absoluut. Anders gaat het schrijven ook niet. Die Ben is een zak, maar hij doet toch zijn best. Of neem Serge, de succesvolle politicus in ‘Het diner’. In de beginhoofdstukken wordt hij door zijn broer Paul voortdurend neergezet als een botte lul. Uiteindelijk blijkt hij toch gevoeliger dan zijn broer denkt. Misschien zelfs intelligenter. Van de vier mensen aan de dinertafel is bij Serge nog het minst sprake van een dubbele agenda. Terwijl je dat bij een politicus juist verwacht."
Hoe kwam u op het idee voor dit boek? "Ik vroeg me af hoe het is om huisarts te zijn, misschien was dat het begin. Je kunt je makkelijk voorstellen hoe het is om de chirurg te zijn die zegt: we gaan nu een incisie maken om te kijken wat er aan de hand is. Maar een beroep uitoefenen waarbij iemand bijvoorbeeld zomaar tegen je zegt: kunt u even naar mijn teennagel kijken? Dat voelt gewoon niet goed."
Een huisarts zet zich daar overheen. "Deze man lukt dat niet meer. Hij is geïnteresseerd in het menselijk lichaam als fascinerende machine, maar niet in de oppervlakte van dat lichaam. Schimmeltjes,
18
10•2
Delft Integraal
‘Denken aan Bruce Kennedy’ werd onder meer geprezen omdat het personage van Miriam geen karikatuur was. Hoe moeilijk was het om overtuigend vanuit een vrouwelijk perspectief te schrijven? "Ik wilde het een keer proberen: een roman schrijven over een vrouw die zich gemangeld voelt in een verkeerd milieu. En dan van die vrouw geen dronken lor maken, zoals sommige schrijvers zouden doen. Wel een vrouw met zwakheden, die een echte, internationale beroemdheid als de acteur Bruce Kennedy wel heel erg interessant vindt. ‘Denken aan Bruce Kennedy’ is ook een beetje gebaseerd op een fenomeen uit mijn eigen leven. Je staat op een feestje en je merkt dat ze
vooral jou moeten hebben. Je vrouw vinden ze altijd minder interessant: die is tenslotte niet beroemd. Tegen haar zeggen ze dingen als: Herman komt toch wel vanavond? Het boek gaat over zo'n kunstenaarsvrouw en is aan mijn vrouw opgedragen. En aan de vrouw van Michiel Romeyn. Die verzucht ook wel eens: mij zien die lui niet eens staan!"
Vonden ze het een mooi boek? "Jawel. Het was – om maar even die gruwelijke term te gebruiken – zeer herkenbaar voor ze."
Bent u een schrijver die het belangrijk vindt om een breder publiek te bereiken? "Ja. Als mensen tegen me zeggen 'Ik ben niet zo'n lezer, maar dit boek kon ik bijna niet wegleggen', dan is dat is voor mij het mooiste compliment. Ik schrijf geen thrillers, ik doe ook geen concessies aan de smaak van de 'nietlezers', en toch blijkt je boek dan toegankelijk te zijn voor een groot publiek. Ik ben niet iemand die met succesformules werkt. Eerder andersom: als ik merk dat in mijn nieuwe boek opnieuw sprake is van een moreel dilemma, vraag ik me toch even af: kan dat wel? Maar blijkbaar vind ik dat interessant. Het zat ook al in ‘Odessa Star’." >>
Campusklimaat Regenmeters die druppels tellen, mobiele radars die wolken scannen en honderden windvaantjes aan de ruiten van het gebouw van EWI. Delftse onderzoekers toveren de campus om in een proeftuin voor klimaatonderzoek in de stedelijke omgeving.
Foto: Nout Steenkamp/FMAX
[ in ]onderzoek
Tomas van Dijk
Voor het gebouw van EWI kan het aardig spoken.
Een beetje wind en het is weer raak: fietsers worden op de Mekelweg voor het hoge gebouw van Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) van hun fiets af geblazen. En het gekke is: de windrichting doet er niet zoveel toe. Waait het vanuit het westen, dan botst de wind op zestig meter hoogte tegen het gebouw, duikt recht omlaag en draait vlak boven de grond de hoek om. Komt hij van de andere kant, dan duikt hij ook naar beneden, maar krult vlak boven de grond op. Oostenwind of westenwind; fietsers worden meestal richting technische natuurkunde op geblazen. Weersvoorspellingen gaan altijd over gemiddelde waardes over een groot gebied. Maar in een stedelijke omgeving zeggen die getalletjes niet zoveel. In de stad heersen microklimaten. Iedereen kan die microklimaten aan den lijve
ondervinden, maar toch is er nauwelijks iets over bekend. Hoogleraar waterbeheer prof.dr.ir. Nick van de Giesen, van Civiele Techniek en Geowetenschappen en hoofd van het Delft Research Initiative Environment, wil daar verandering in brengen. Met collega’s uit dit DRI Environment, een samenwerkingsverband binnen de TU waar alle faculteiten bij aangesloten zijn, wil hij de campus veranderen in een groot laboratorium voor onderzoek naar klimaat in de stedelijke omgeving. Binnen dit zogenaamde Climate City Campusproject moeten dit jaar talloze onderzoeken van start gaan. Vooral multidisciplinaire studentenprojecten. De kick off van het project vond 24 februari plaats.Een van de eerste projecten is een experiment om de neerslag te meten.
'Fietsers worden meestal richting technische natuurkunde geblazen' >>
10•2
Delft Integraal
19
Foto: SNout Steenkamp/FMAX
[ in ]onderzoek
Onkruid Masterstudent Stijn de Jong, die bij Van de Giesen afstudeert, ontwikkelt regensensoren waarmee hij de neerslag rondom het gebouw van EWI uiterst nauwkeurig kan meten. “Het is niet bekend hoe gebouwen neerslag beïnvloeden”, vertelt hij, staande op het dak van de laagbouw van EWI pal voor de hoogbouw. “Hier in de luwte groeien veel plantjes op het dak”, zegt hij wijzend naar onkruid. “Zaadjes en zand vallen uit de lucht omdat het hier meestal minder hard waait. Misschien geldt dat ook wel voor regendruppels.” Honderd meter verderop waait het vaak harder. Hoe beïnvloedt dat de regenval? Worden de druppels daar hard tegen het gebouw aan geblazen of zwiepen ze juist weer de lucht in? En hoe hangt dat samen met de grootte van de druppels? Om die vragen te beantwoorden, plaatst De Jong deze zomer honderd regensensoren op het dak. Dit zijn geen veredelde
Kauwgom Het vergaren van windgegevens is het terrein van stromingsdeskundige prof.dr.ir. Jerry Westerweel van Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen. Hoe de wind langs het gebouw stroomt, is al uitvoerig gemodelleerd, maar Westerweel wil het met eigen ogen zien. “Ik wil kijken of de berekeningen kloppen. Daarvoor wil ik de glazenwassers vragen of ze windvaantjes kunnen plakken op alle ruiten van EWI. Gewoon, heel simpel met een stukje kauwgom of zo.” Aan de mensen achter hun bureau vervolgens het verzoek om elke dag te melden in welke richting hun lintje wijst. Aan het hoge EWI-gebouw kleven niet alleen
Regensensor In de kamer van prof.dr.ir. Nick van de Giesen klinkt het nummer 'A brand new day' van
Foto: Sam Rentmeester/FMAX
Diana Ross. “Hee, deze is nog heel”, overstemt
10•2
Delft Integraal
waterbouwkundigen al een verdampingsmeter met behulp van de controller van een Wii.) “Het speakertje bestaat uit een dun piëzo-
promovendus Rolf Hut de muziek terwijl hij zit te
electrisch schijfje dat vervormt – en daardoor
spelen met een wenskaart waar het deuntje uit
geluid produceert - als er een stroompje door-
komt. De meeste kaarten die bij Van de Giesen of
loopt”, legt Hut uit. “Maar het kan net zo goed
bij Hut op de kamer rondslingeren, zijn stuk.
andersom werken. Als een druppel het schijfje
De onderzoekers kunnen hun handen niet
raakt, dan vibreert het materiaal en creëert het
afhouden van goedkope consumentenelektro-
een elektrisch signaal.”
nica. Ze zijn namelijk op zoek naar sensoren om
De onderzoekers hebben al een prototype
meetinstrumenten van te maken voor weersta-
regensensor gemaakt dat werkt volgens dit prin-
tions. Van de Giesen wil twintigduizend weersta-
cipe. Ze moeten hem alleen nog kalibreren zodat
tions verspreiden over het Afrikaans continent,
hij weet hoe trillingen zich verhouden tot drup-
en die allemaal met een draadloos netwerk aan
pelgrootte. En er moet nog wat elektronica aan
elkaar linken. De weerstations mogen niet meer
zodat de sensor, die gekoppeld is aan een logger
dan honderd euro per stuk kosten.
die alle druppels bijhoudt, makkelijk uitgelezen
Eén ingrediënt voor zo’n weerstation heeft hij
kan worden. Als dat klaar is gaat De Jong zo’n
samen met Hut, TU-alumnus ir. Coen Degen en
honderd sensoren neerleggen op het dak van de
masterstudent Stijn de Jong gevonden in de
laagbouw van EWI.
speakertjes in wenskaarten. (Eerder maakten de
Nick van de Giesen
20
emmertjes die water opvangen, zoals huidige regenmeters, maar fijngevoelige microfoontjes die druppels tellen (zie kader). Hierdoor kan De Jong de neerslag nauwkeurig volgen in de tijd. Hij kan zelfs meten hoe groot de druppels zijn. De deelnemers van de Climate City Campus willen die druppelgegevens combineren met modelleringen van de wind. “Het is heel belangrijk om inzicht te krijgen in de wijze waarop bebouwing en wind neerslag beïnvloeden”, zegt Van de Giesen. “We verwachten de komende jaren meer neerslag door klimaatverandering. Al dat water moet goed worden afgevoerd. Veel rioleringssystemen zijn aan vervanging toe. Als we weten waar we meer water kunnen verwachten, kunnen we daar de afwateringssystemen op aanpassen. Bijvoorbeeld door op sommige plekken dikkere rioolbuizen te gebruiken.”
Groene gevels Niet alleen wind en neerslag zijn anders in de stad dan op het platteland, ook de temperatuur. Beton absorbeert meer hitte dan gras, bos of water. Daar komt bij dat planten voor verkoeling zorgen doordat ze water verdampen. Ook dit verkoelend effect is in de
Computersimulatie: Flowmotion
De luchtstroom: botst tegen de gevel, duikt naar beneden en draait het hoekje om.
Door gebouwen te voorzien van groene gevels en grasdaken kan de hitte wat verminderd worden (zowel binnen het huis als daarbuiten). Ir. Marc Ottelé van Civiele Techniek en Geowetenschappen (Microlab) onderzoekt in welke mate. Hij heeft een stukje spouwmuur gemetseld en een grote houten doos laten timmeren die aan de binnenkant is afgewerkt is met dikke lagen piepschuim. Binnenkort begint hij zijn metingen. Hij schuift de muur dan in de doos, zet er een plaat voor die begroeid is met varens en bootst met sterke PAR-schijnwerpers (Parabolic aluminized reflector) zonnestralen na. Met temperatuursensoren verspreid door de doos, de vegetatie en het muurtje meet hij het verkoelende effect van de vegetatie. In het kader van het Climate City Campus project wil hij ook buiten op de campus een muur voorzien van begroeide panelen.
Mark Ottèle in zijn piepschuim doos met als bijnaam de 'sarcofaag'.
“Wat er de laatste honderd meter gebeurt met de druppels ziet Parsax niet”, vertelt remote sensingonderzoeker prof.dr. Herman Russchenberg (EWI). “Hij kijkt alleen omhoog.” Russchenberg wil daarom ook twee kleine verplaatsbare radars inzetten om te onderzoeken hoe de druppels veranderen tijdens het laatste stukje dat ze nog afleggen. “In druppels zijn ook stromingen”, vervolgt de onderzoeker. “Als die heel groot worden, doordat het waait bijvoorbeeld, dan spatten druppels uit elkaar. Daardoor verandert de regenintensiteit, want kleine druppels vallen minder hard.” Volgens Russchenberg zou elke grote stad voorzien moeten worden van een radarnetwerk bestaande uit enkele grote wolkenradars, zoals Parsax, op hoge gebouwen en een groter aantal kleine radars op de grond. Hoe ver deze kleine radars uit elkaar mogen staan en wat de beste plekken zijn om een gedegen beeld van de druppels te krijgen op wijkniveau, dat wil hij graag op de campus onderzoeken. Daarvoor zal hij gebruik maken van de gegevens verkregen van de regensensoren. “Ook die geven een indicatie van wat er met de druppels is gebeurd tijdens de laatste honderd meter van hun val.” >>
10•2
Delft Integraal
[ in ]onderzoek
Parsax De wolkenradar Parsax, boven op het dak van EWI, wordt ook bij het Climate City Campusproject betrokken. Deze radar, die vorig jaar in gebruik werd genomen, kan tot vijftien kilometer hoogte de samenstelling van wolken bepalen met een resolutie van maar liefst drie meter. Ter vergelijking, de weerradar van het KNMI heeft een resolutie van een kilometer.
stad minder sterk dan op het platteland.
Foto: Sam Rentmeester/FMAX
nadelen. Volgens Westerweel heeft de campus haar schone lucht er voor een groot deel aan te danken. “Het gebouw fungeert als een natuurlijke luchtververser. Vanaf de A13 komt - afhankelijk van de windrichting – een hoop vervuilde lucht deze kant op. De hoogbouw zorgt ervoor dat de Mekelweg schoongeblazen wordt met lucht afkomstig van grotere hoogte. Er vindt verticale menging plaats.” Westerweel hoopt fundamentele inzichten te krijgen in hoe de ruwheid van een stad – de mate waarin hoog en laagbouw elkaar afwisselen – de doorstroming van lucht beïnvloedt. “Hoe kun je het beste een stad ontwerpen als je wilt dat vervuiling wegwaait? Daar gaat het om. Er zijn allerlei modelleringen die aangeven wat de gemiddelde concentraties van vervuiling zijn, maar die zeggen niets over de pieken.” Behalve met kauwgom vastgeplakte windvaantjes wil Westerweel ook een groot aantal meetpunten voor stikstofoxiden over de campus verspreiden. Elke tien à honderd meter moet er een komen. Hij is nog op zoek naar studenten die het leuk vinden om de data te verzamelen en te analyseren. De stromingsexpert heeft een leuk experiment in gedachten voor die studenten. “We laten ergens op een geheime plek op de campus een gas ontsnappen en kijken hoe lang het duurt voordat de studenten achterhalen waar het gas vandaan komt. Hoe snel ze er achterkomen, hangt af van de hoeveelheid sensoren die ze gebruiken en of ze de sensoren op slimme plaatsen hebben opgesteld.”
21
Slanker staal Op het knooppunt van buizen en gietstukken drukt een wisselende belasting van vijfhonderd ton. Op en af, op en af – alsof er vrachtwagens over een brug denderen. In het Stevin Laboratorium, sectie gebouwen en civieltechnische constructies (Civiele Techniek en Geowetenschappen), beproeft promovendus ir. Richard Pijpers de combinatie van Duits zeerhogesterkte(zhs)staal met gietstukken in een vakwerkconstructie. “We meten de vermoeiing van de gelaste verbindingen en leggen vast hoe snel een scheur uitgroeit.” De metingen vormen de basis voor nieuwe ontwerpregels, want zolang
Foto: Sam Rentmeester/fmax
die ontbreken wordt het zhs-staal niet optimaal gebruikt. En dat terwijl het brugconstructies lichter en slanker kan maken, en sneller te bouwen.
[uit]
23
Kernbommetjes tegen kanker De eerste klinische test van bestraling met microscopische radioactieve bolletjes is onlangs in Utrecht van start gegaan.
[ in ]onderzoek
Delftse onderzoekers denken alweer verder.
24
Jos Wassink Het toekomstscenario is ongeveer het volgende. Stel, je vreest een kanker onder de leden te hebben, maar het is onzeker waar de tumor precies zit en of er uitzaaiingen zijn. Dan zou een injectie met nanobolletjes en specifieke eiwitfragmenten snel duidelijkheid kunnen geven. De bolletjes zijn zo gekozen dat ze duidelijk zichtbaar worden op de MRI-beelden en de eiwitfragmenten zorgen ervoor dat de bolletjes zich alleen hechten aan kankercellen. Eventuele metastasen worden dus vrijwel onmiddellijk na de injectie zichtbaar. En wat belangrijker is: er kan meteen een behandeling volgen. Want dezelfde bolletjes, die gemaakt zijn van het metaal holmium, kunnen radioactief geladen worden door ze enkele uren in de neutronenbundel van een kernreactor te plaatsen. Een zwerm radioactieve nanodeeltjes wordt in de bloedbaan geinjecteerd, van waaruit de deeltjes geleide projectielen op zoek gaan naar tumorcellen. Daar aangekomen is het een kwestie van tijd voordat het holmiumbolletje zijn dodelijke bètastraling loslaat op het omringende weefsel. Het is nucleaire oorlogsvoering met precisiebombardementen. Twee injecties zouden de tumoren doen verschrompelen. Science-fiction? Ja, natuurlijk. Maar bij de faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht zijn er de afgelopen tijd wonderen vertoond die er nauwelijks voor onderdoen. Professor Jolle Kirpensteijn behandelt daar kankergezwellen bij katten en honden. Hij doet dat met een spuit vol radioactieve holmiumbolletjes, ontwikkeld op de afdeling Radiologie en Nucleaire Geneeskunde van de Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) en radioactief gemaakt aan het Delftse Reactorinstituut. De holmiumbolletjes worden met een injectiespuit direct in de tumor ingespoten. Over kat Lucky (what’s in a name) schrijft Kirpensteijn: ‘We hebben een CR (complete remissie) bereikt, wat tot nu toe onmogelijk werd geacht. Er zijn momenteel geen klinische aanwijzingen meer voor tumor en een swab (uitstrijkje, red.) van enkele weken geleden liet geen tumorcellen meer zien.’ Als een goede wetenschapper nuanceert hij zijn bevindingen: ‘N=1 (nog maar 1 patient gehad, red.), dus wellicht is het een goed idee om een artikeltje te plaatsen in het Tijdschrift voor 10•2
Delft Integraal
Diergeneeskunde om wat meer patiënten met orale tumoren te krijgen?’ Met andere woorden: baasjes die geconfronteerd worden met een gezwel in de bek van hun huisdier doen er goed aan naar Utrecht te gaan. Eind vorig jaar werd de eerste menselijke patiënt
De holmiumbolletjes kunnen radioactief geladen worden behandeld met radioactieve holmiumbolletjes in het kader van een klinische test. Onderzoekers uit Delft en Utrecht zien dit als een eerste stap naar een veelbelovende manier van inwendige stralingstherapie. “Wij vinden het erg opwindend”, zegt medisch bioloog dr. Frank Nijsen (UMCU). “We zijn er al vijftien jaar mee bezig en we hebben alles tot in detail uitgewerkt.” De huidige klinische test is gericht op behandeling van leverkanker. Daar is een goede reden voor, want tachtig procent van de patiënten met levertumoren zijn met beschikbare methoden onbehandelbaar. In de nieuwe experimentele stralingstherapie wordt de levertumor bestookt met radioactieve holmiumbolletjes van 30 micrometer groot – je kan er dertig naast elkaar in een millimeter kwijt. Drie-in-een “Holmium is een geweldig element”, zegt professor Bert Wolterbeek (technische natuur wetenschappen). Hij loopt naar het periodiek systeem dat aan de wand van zijn kamer hangt en wijst trefzeker op het zwarte blokje met de tekst ‘Ho’. “De onbestraalde isotoop bestaat voor honderd procent uit holmium-165. Als je dat beschiet met neutronen, krijg je een groot gedeelte radioactief holmium-166.” Die vorm van holmium vervalt onder uitzending van elektronen (bètastraling) en gammastraling. Na een dag is de radioactiviteit gehalveerd. Een ander voordeel van holmium is dat het zo mooi ‘oplicht’ op MRIbeelden. Wolterbeek is er razend enthousiast over: “Het is drie-in-een. Je ziet de deeltjes stromen onder >>
10•2
Delft Integraal
25
Foto's: Sam Rentmeester/FMAX
[ in ]onderzoek
Het Delftse deel van het onderzoek naar holmiumtherapie valt onder het 3Binding project - beeldvorming, bestudering en behandeling door innovatie van nucleaire diagnostiek en therapie in de gezondheidszorg. Het 3Binding project maakt deel uit van het interdisciplinaire onderzoeksplatform Medical Delta waarin de TU samenwerkt met ondermeer het Erasmus Medisch Centrum en het Leids Universitair Medisch Centrum. Het onderzoek wordt mede gefinancierd door het ministerie van econo-
[ in ]onderzoek
mische zaken.
de MRI, de gammastraling vertelt je precies waar de activiteit is opgehoopt en de bètastralen doden lokaal het tumorweefsel.” De holmiumdeeltjes hebben met 30 micrometer precies de juiste diameter om in de lever gevangen te raken – ze leveren hun straling vanuit een verstopping, een embolie. Na injectie in de slagader naar de lever, stromen de microbolletjes door steeds smaller wordende slagaders, waarin ze uiteindelijk vastlopen en hun voor de tumor dodelijke straling afgeven. De succesvolle eigenschap van tumoren om snel en veel bloedvaten aan te maken, verandert door de holmiumtherapie in de Achilleshiel, want door de grote bloedtoevoer naar de tumor komt daar ook de meeste radioactiviteit terecht. De diameter is kritisch; te grote bolletjes komen niet in het tumorweefsel terecht en te kleine ‘microsferen’ stromen er doorheen en brengen ander weefsel in gevaar. De bolletjes bestaan naast het metaal holmium uit polymelkzuur. Dat maakt ze echter wel kwetsbaar
Na de operatie meten medewerkers de ingebrachte straling.
26
10•2
Delft Integraal
voor bestraling. Wolterbeek vertelt dat het reactorinstituut schade probeert te voorkomen door een langere bestralingstijd (zes uur) bij een minder intensieve neutronenbundel en de gammastraling, die schade zou kunnen geven aan het polymelkzuur, zoveel mogelijk te beperken. De huidige klinische test is de eerste fase, waarin de veiligheid van de behandeling moet worden aangetoond. In dat kader zullen er in Utrecht naar verwachting twintig patiënten worden behandeld. De volgende fase, en dat kan volgens de onderzoekers gemakkelijk twee tot drie jaar duren, zou de werkzaamheid van de holmiumtherapie moeten aantonen bij een groep van ongeveer tachtig patiënten. In het ‘Gebouw voor Scheikunde’ aan de Delftse Julianalaan probeert de groep van dr. Kristina Djanashvili de holmiumbom van Nijsen en Wolterbeek om te vormen tot een geleid projectiel. Het onderzoek verkeert nog in een pril stadium, maar de eerste stappen zijn gezet. Het plan is om radioactieve nanodeeltjes te maken die zich na injectie aan kankercellen hechten om de tumor van binnenuit te bestralen. In een kamer aan een van de lange gangen zitten rond de tafel dr. Kristina Djanashvili, de inmiddels gepensioneerde dr. Joop Peters (‘we kunnen hem niet missen’) en promovendus diplom ingenieur Florian Mayer. Djanashvili tekent op een vel papier een soort smartie, een bolletje met een paar laagjes eromheen. Dat is waar deze groep aan werkt: holmiumbolletjes van nanoafmetingen die goed bestand zijn tegen bestraling en zelfstandig hun weg weten te vinden door het lichaam.
‘De bètastralen doden lokaal het tumorweefsel’ receptoren op de tumorcel.” Op die manier hopen de onderzoekers dan de radioactieve nanosferen zich vanuit de bloedbaan zelfstandig aan tumoren hechten om daar hun dodelijke straling heel gericht af te geven. “We willen de chemie zo eenvoudig mogelijk houden”, zegt Peters. “Na bestraling van de holmiumbolletjes klikken we er de juiste componenten aan en dan is de oplossing klaar voor injectie.” Hobbels Maar voor het zover is, zijn er nog wat hobbels te overwinnen. Dr. Frank Nijsen (UMCU) twijfelt vooral aan de specifieke binding aan tumorcellen. “Al sinds de ontdekking van antilichamen, nu zo’n twintig jaar geleden, dromen onderzoekers ervan om een eiwit of een antistof te kunnen ontwerpen die onderscheid kan maken tussen gewone lichaamscellen en tumorcellen.” Dat gaat wel steeds beter, zegt Nijsen, maar omdat tumorcellen en lichaamscellen veel op elkaar lijken is het onderscheid nooit honderd procent. Hij schat dat van een radioactieve injectie met antilichaambinding vijf tot tien procent doel treft, zestig tot tachtig
[ in ]onderzoek
Het getekende bolletje is ongeveer honderd nanometer groot – hiervan zouden er geen dertig maar tienduizend binnen een millimeter passen. Dat is klein genoeg om zelfs de kleinste haarvaten ongehinderd te kunnen passeren. Het holmiumdeeltje zelf is 70 nanometer groot – de optimale grootte voor een MRI-signaal - met een omhullend laagje van silicium van zo’n 15 nanometer dik. Dat klinkt misschien eenvoudig, maar de bereiding van holmiumdeeltjes van precies de juiste afmeting uit een oplossing is geen simpel proces, vertelt Florian Maier. Verder heeft de groep voor een omhullende siliciumlaag gekozen omdat die beter bestand is tegen bestraling dan het polymelkzuur (dat bij de microsferen wordt gebruikt). Vervolgens tekent Djanashvili wat staakjes loodrecht op het oppervlak van de smartie. Die stellen moleculen voor van polyethyleenglycol, die als een onzichtbaarheidsmantel werken voor het immuunsysteem. Hierdoor kunnen nanobolletjes vrijwel onopgemerkt meestromen met het bloed totdat de bestemming is bereikt. Andere moleculen aan het oppervlak van de nanosfeer moeten ervoor zorgen dat hij zich aan een tumorcel bindt. “Een tumorcel heeft specifieke receptoren op de celwand”, vertelt Djanashvili. “Wij nemen peptiden (eiwitfragmenten, red.) die binden aan de specifieke
Dr. Kristina Djanashvili tekent een holmiumbolletje, twee miljoen maal vergroot.
procent door de lever verwijderd wordt en de rest gezond lichaamsweefsel aantast. In klinische tests komen therapieën met antilichamen volgens Nijsen vaak niet verder dan fase I, waarin ze te toxisch blijken of een immuunreactie in het lichaam teweegbrengen. Er zijn nog andere vormen van inwendige stralingstherapie denkbaar, en ook daaraan wordt gewerkt. Djanashvili noemt bijvoorbeeld het gebruik van holmiumdeeltjes met een geschikte diameter maar zonder een peptide voor specifieke binding. Die zouden normaal binnen de bloedvaten blijven, maar in tumoren door de vaak gebrekkige bloedvaten uittreden in het weefsel waar ze hun werk kunnen doen. Nijsen op zijn beurt zou graag het succes van de eenschots-therapie van zijn diergeneeskundige collega Kirpensteijn bij mensen herhalen. Als je microsferen kunt ontwikkelen met precies de juiste diameter en hoeveelheid radioactiviteit, lijkt interne radiotherapie ook bij mensen haalbaar. Aangespoord door dat vroege succes proberen onderzoekers nu de meest effectieve vorm te vinden voor wat ooit misschien bekend zal staan als ‘holmiumtherapie’. >>
Bert Wolterbeek "Holmium is een geweldig element."
Meer informatie: Prof.dr. Bert Wolterbeek
[email protected] tel: +31 (0)15 27 87053
10•2
Delft Integraal
27
Foto's: Sam Rentmeester/FMAX
terug[ blik ]
Het water verjaagd
Pijlerdam van de Oosterscheldekering.
In 1960 bracht de Deltacommissie haar eindrapport uit. De Deltawerken waren toen al goed op gang. Bijna vijftig jaar later, in 2008, rapporteerde de 'tweede Deltacommissie'. Een wereld van verschil.
Frans Godfroy
28
10•2
Delft Integraal
Bureaucraten Toonaangevend in de Deltacommissie en de Deltadienst was prof.ir. Pieter Ph. Jansen. Hij was in 1926 aan de TH Delft afgestudeerd, en werkte vervolgens bij de Zuiderzeewerken aan de totstandkoming van de Afsluitdijk. In 1944 werd hij hoofd van de Dienst Droogmaking Walcheren. Dat eiland was in de slag om zuidelijk Nederland en België door de geallieerden onder water gezet. Als teruggekeerd Engelandvaarder en voorlichter bij het Militair Gezag werd de schrijver A. den Doolaard (pseudoniem voor C.J.G. Spoelstra) in februari 1945 aangesteld bij de Dienst. In zijn autobiografie beschrijft hij Jansen als 'een kleine man met innig goede ogen, een ironische glimlach en een stem die sarcastisch kon vlijmen'. Jansen en Den Doolaard konden het uitstekend met elkaar vinden. In Den Doolaards sleutelroman 'Het verjaagde water', die de
Prof. J.Th. Thijsse met op de achtergrond de afzinkinking van caissons.
terug[ blik ]
droogmaking van Walcheren tot onderwerp heeft, speelt Jansen een hoofdrol als ingenieur Van Hummel. Schouder aan schouder met zijn aannemer/ opzichter Berend Bonkelaar - in werkelijkheid de legendarische Kobus Kalis, die baggerbedrijf Boskalis groot heeft gemaakt - vecht hij behalve tegen het water ook tegen de bureaucraten: ‘De hoogwaardigheidsbekleders kuchten en hm'den, en begonnen toen van voren af aan al hun bezwaren op te sommen. Bonkelaar draaide een sigaret. Toen hij klaar was stak hij de sigaret aan, en smeet de lucifer op het zeil, vlak voor hun voeten. De ene hoogwaardigheidsbekleder was net bezig met een zin van: - Mogelijkerwijs overweging verdienen, of zoiets. Bonkelaar proestte een rookwolk uit, en onderbrak hem: - Flauwekul, heren. Ik kan onder water kijken, en dat kan u niet.’ De scène verwijst naar een conflict dat Jansen kreeg
Archief Deltares
In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 begaven de dijken in Zuidwest-Nederland het. Toen waren er al plannen voor een 'nieuwe Delta'. Al voor de oorlog was geschetst hoe de wateren rond de ZuidHollandse eilanden getemd moesten worden. Direct na de oorlog werden die weer uit de kast gehaald. Maar ondertussen men vergat de betrouwbaarheid van de bestaande dijken voldoende in de gaten te houden. Met fatale gevolgen. De urgentie drong op dramatische wijze tot het hele land door. Nog geen drie weken na de ramp installeerde minister Algera de Deltacommissie, die de taak kreeg maatregelen voor zowel korte als lange termijn te bedenken. De afsluiting van de zeearmen, met uitzondering van de Westerschelde en de Nieuwe Waterweg, werd nadrukkelijk in de opdracht als onderwerp van studie meegegeven. Voorzitter was directeur-generaal van de Rijkswaterstaat, A.G. Maris. Het was zoals te verwachten viel een echt Delftse commissie. Veel leden van de commissie kenden elkaar als civiel ingenieurs. Van de wetenschappelijke staf van de TH Delft namen de hoogleraren Pieter Ph. Jansen en prof. J.Th Thijsse zitting. Beiden hadden een dubbelfunctie. De eerste was ook hoofdingenieur bij Rijkswaterstaat, de tweede directeur van het zelfstandige Waterloopkundig Laboratorium in Delft. Jansen werd in 1956 bovendien hoofd van de Deltadienst. De keuze voor afsluiting van de zeearmen lag voor de hand. Het betekende een aanzienlijke inkorting van de kustlijn: een flinke stap voorwaarts in de kustverdediging. Bijkomstig voordeel was de betere bereikbaarheid van de Zeeuwse eilanden via wegen die over de waterkeringen zouden lopen. Een tweede hoofddoel van de afsluiting was de terugdringing van het zoute water. Met de verzilting van de kustgebieden, die andere eeuwenoude bedreiging van de zee, werd nu voorgoed afgerekend.
'De Deltacommissie was zoals te verwachten viel een echt Delftse commissie' met de kersverse minister Tromp van Waterstaat die een maand voor de bevrijding van NoordNederland was benoemd. Tromp was ontevreden over de gang van zaken. Hij stelde voor de drooglegging uit te stellen voor nadere studie en benoemde de marine-officier Van Houweninghe als hoofd van Dienst Drooglegging Walcheren. Volgens sommigen zou Jansen hebben gedreigd ontslag te nemen bij Rijkswaterstaat, waarop alles bij het oude bleef. Een andere lezing wil dat Van Houweninghe de minister adviseerde Jansen en Kalis uit de organisatie te verwijderen, waarop de hoofddirecteur Zeeland Bergansius partij trok voor Jansen. Hoe dan ook: de minister koos eieren voor zijn geld, trok Van Houweninghe terug en liet de drooglegging volgens plan doorgaan. In februari 1946 was de klus geklaard, slechts twee maanden over tijd. Bij het droogleggen van Walcheren kwamen de ervaringen met de Afsluitdijk zeer van pas. En op zijn beurt was deze drooglegging van groot nut bij de Deltawerken, die in 1953 onmiddellijk na de ramp werden gestart. Net als in 1944 was er geen tijd om eerst alles wetenschappelijk te onderzoeken en beproeven. Veel problemen waarmee Jansen in de praktijk moest zien af te rekenen, werden pas later in het Waterloopkundig Laboratorium in Delft experimenteel bestudeerd. Vooral de ingewikkelde getijdebewegingen in de met elkaar in verbinding staande gaten vergden kunst- en vliegwerk. Een van de nieuwigheden die Jansen met succes op >> 10•2
Delft Integraal
29
terug[ blik ]
Walcheren inzette, waren caissons. Niet iedereen was direct overtuigd. Caissons waren soms moeilijk hanteerbaar: ze raakten in ruw water nogal eens op drift. Ook was het lastig er een hermetische afsluiting mee te maken. Maar ze hadden als voordeel dat de gaten er sneller mee konden worden gedicht dan met stenen en klei, zeer belangrijk in het strakke tijdschema van Jansen. Caissons leverden een belangrijke bijdrage in de Deltawerken. Prof. Thijsse, lid van de Deltacommissie en hoofd van het Waterloopkundig Laboratorium, steunde hem hierin. Het Laboratorium deed veel werk voor de Deltadienst en de commissie. Zelf had de Dienst een Waterloopkundige afdeling voor metingen en waarnemingen. Die moest de zand- en waterbeweging bestuderen. Er werkten zo'n tweehonderd mensen. Voor experimenten op schaal
'Net als in 1944 was er geen tijd om eerst alles wetenschappelijk te onderzoeken' deed men een beroep op het Waterloopkundig Laboratorium. Het Deltamodel op het dak van het laboratorium, dat al vóór de watersnoodramp was aangelegd, kwam goed van pas. Tegelijk experimenteerde men in het binnenbassin met caissons op schaal. Daardoor konden de caissons in de loop van de Deltawerken sterk worden verbeterd. Net als indertijd op Walcheren liet Jansen zich ook nu de kaas niet van het brood eten. Zo kreeg hij het eind jaren vijftig als hoofd van de Deltadienst aan de stok met de directeur van het Rotterdamse havenbedrijf en de planologen van de provincie Zuid-Holland. Die hadden een visioen van een nieuwe havenstad bij het Haringvliet.
Foto: Sam Rentmeester/FMAX
De Maeslantkering bij Hoek van Holland.
30
10•2
Delft Integraal
Als voorzitter van de Werkgroep Ontwikkeling Rijnmondhavens permitteerde Jansen zich een advies over de ongeschiktheid van het Haringvliet voor havenactiviteiten, en kreeg de woede van de plannenmakers over zich heen. De ruzie liep verder uit de hand toen de planologen van de Rijksdienst voor het Nationale Plan Jansen te verstaan gaven dat zijn werkgroep zich niet met planologische kwesties diende in te laten. Jansen liet zich zo niet wegzetten met de toevoeging dat ‘een goed waterstaatsingenieur ook planoloog is en het aandurft planologie te bedrijven’. Ecologische waarden Maar de tijden veranderden. Was de beveiliging die het Deltaplan Zuidwest-Nederland bood van meet af aan vrijwel onomstreden, de eeuwenoude strijd tegen zout water en verzilting werd niet meer door iedereen met applaus begroet. In de loop van de jaren zestig groeide de weerstand tegen de geplande afsluiting van de Oosterschelde. Het nadeel van de teloorgang van de mossel- en oesterteelt ter plaatse hadden de Deltacommissie en de politiek voor lief genomen. De schade die de kwekers leden zou worden vergoed. Actievoerders voerden echter nieuwe bezwaren aan. Zo zou het zoetwaterbekken dat door de afsluiting moest ontstaan, een poel van vervuild rivierwater zou worden. Tegelijk groeide de bezorgdheid om de ecologische waarden die de zoute Oosterschelde herbergde. Het zou een jarenlang slepende kwestie worden die er in 1974 toe leidde dat er een alternatief plan voor de Oosterschelde kwam. De complete afsluiting werd vervangen door een - veel duurdere - pijlerdam, die bij stormvloed gesloten kon worden. Ineens kreeg de Deltadienst er veel werk bij. Niet alleen moest de pijlerdam worden ontworpen en aangelegd, ook moesten in het achterliggende gebied voorzieningen worden getroffen om de verzilting van West-Brabant tegen te gaan en de scheepvaart te faciliteren. De strijd tegen de bedreigingen van de zee was onder invloed van veranderde politieke en culturele verhoudingen in nog geen twintig jaar een stuk gecompliceerder geworden, en die ontwikkeling was niet meer te stoppen. De multidisciplinaire gezindheid van prof. Jansen, die in de jaren vijftig vond dat een waterbouwkundige ook planologie mocht bedrijven, was nog niets bij de uitgangspunten van een halve eeuw later. Een brede 'transdisciplinaire' aanpak is het motto van de tweede Deltacommissie, de commissie Veerman, die in 2007 en 2008 de lijnen voor de komende decennia heeft uitgezet. Anders dan in de jaren vijftig is er nu geen urgentie om meteen de spade in de grond te steken, maar moest er nodig eens een allesomvattende visie worden geschreven. Het kabinet wil de bevindingen gebruiken 'voor het formuleren van duurzame beleidsstrategieën voor de kust’. De commissie licht in haar eindrapport toe, dat het
Prof.dr.ir. Han Vrijling.
terug[ blik ]
Zandsuppletie De vergelijking tussen de twee Deltacommissies gaat dus in meerdere opzichten niet op. Toch dringt die zich op, al was het maar omdat de regering de commissie Veerman zelf als opvolger van de eerste Deltacommissie heeft gepresenteerd. Dat schept verwachtingen. Sleutelbegrip in de moderne benadering is soft coastal engineering, wat betekent dat men het nu vooral zoekt in de 'ondersteuning van natuurlijke processen' in plaats van harde maatregelen als het afsluiten van waterverbindingen. 'Zandsuppletie' krijgt nu de voorrang boven waterkeringen. De Delftse hoogleraar waterbouwkunde Han Vrijling bekijkt die ontwikkeling met enige argwaan. Hij heeft geen moeite met de verbreding van de kust als hulpmiddel om het water op afstand te houden, maar waarschuwt tegen dubbele agenda's. "Een strook van honderd meter breed volstaat. Maar in sommige varianten wordt om ecologische redenen gedacht over een kilometer landaanwinning. Als je maatregelen ziet die maar voor een deel nuttig zijn in de klassieke zin, en voor het overige een milieucomponent hebben, dan vind ik dat men expliciet moet beslissen of men dat wil of niet. Zorg dus dat helder is welk deel milieu is. Dat mag van mij allemaal, maar als het ertoe leidt dat er te weinig geld is voor de beveiliging is men verkeerd bezig. Laat die negenhonderd meter extra strand dus niet uit de schaarse middelen voor kustverdediging worden betaald, maar uit een pot voor natuur en milieu." Vrijling wijst daarbij op de recente vaststelling dat 24 procent van de dijken momenteel niet aan de eisen voldoet en dringend om versterking vraagt. Verder wordt een belangrijk uitgangspunt van de eerste Deltacommissie zonder duidelijke afweging door de commissie Veerman verlaten, merkt Vrijling op: het verkorten van de kustlijn. De commissie ziet als reële optie om na 2050, als de huidige Oosterscheldekering niet meer voldoet,
de Oosterschelde weer open te maken. Reden: de huidige beperking van de getijden wordt vanuit het oogpunt van natuurbeheer als een nadeel van de afsluiting gezien: de intergetijdengebieden verdwijnen als gevolg van 'zandhonger' meer en meer onder water. Vrijling bestrijdt de suggestie van de commissie Veerman dat we dat pas naderhand hebben ingezien. “Van tevoren is uitgerekend, dat als we een stormvloedkering zouden bouwen, die platen zouden afkalven. Dat heeft Luc Kohsiek gedaan, tot voor kort plaatsvervangend directeur-generaal van Rijkswaterstaat en nu dijkgraaf in Noord-Holland. Die heeft dat ooit in zijn jeugd in een notitie uitgerekend. Het gaat precies zoals voorspeld. Het mechanisme is dat er veel water heen en weer gaat door die geulen. Als er op een bepaald moment minder water doorheen gaat, heeft de geul een overmaat, en moet er zand in de bodem zakken om
Foto: Sam Rentmeester/FMAX
haar opdracht was breder te kijken dan naar (water) veiligheid alleen. ‘In de visie is daarom ook gelet op samenhang met wonen en werken, landbouw, natuur, recreatie, landschap, infrastructuur en energie.’ De samenstelling van de negenkoppige commissie is navenant. De waterbouwkunde is vertegenwoordigd met slechts één zetel voor de Delftse hoogleraar Stive. Daar staan vijf leden met een Wageningse achtergrond, een lid gerelateerd aan het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, een lid uit de offshorebranche en een lid uit de beleggingswereld tegenover. Omdat de commissie Veerman zich kon beperken tot de ontwikkeling van een visie heeft ze aan één jaar en 134 ruim bedrukte bladzijden genoeg. Enigszins gedetailleerde vastomlijnde plannen ontbreken. Die moeten anderen in de toekomst op basis van deze visie gaan ontwikkelen.
'Het gaat precies zoals voorspeld' hem weer kleiner te maken. Dat zand moet ergens vandaan komen. Het komt niet zo makkelijk door de kering heen, dus komt het van de platen af. Alleen onze smaak is nu veranderd, want we vinden het nu erg dat die platen afkalven. Ik weet niet of het allemaal zo vreselijk is." Ook tegenover de nieuwe plannen met de Brouwersdam staat Vrijling kritisch. De commissie Veerman wil de Brouwersdam doorlatend maken om het getij weer in de Grevelingen toe te laten. Dat zou de waterkwaliteit verbeteren, wat weer goed is voor de natuur. Vrijling: "Een groot vraagstuk vind ik: hoe schoon is het water dat je zo binnenkrijgt? Dat mag je wel even onderzoeken. Want dan komt er zeewater met Rijnwater binnen. Dat is niet het mooie zeewater uit de Golf van Biscaye dat ze in Blijdorp in het aquarium nodig hebben. Als je voor honderden miljoenen gaten in de Brouwersdam gaat maken en je zou door chemicaliën vervuild water binnenkrijgen, dan kom je van de regen in de drup." >>
Meer informatie: • Deltacommissie, ‘Rapport Deltacommissie’, 's-Gravenhage 1960-1961 • Willem van der Ham, ‘Heersen en beheersen. Rijkswaterstaat in de twintigste eeuw’, Zaltbommel 1999 • Hilde de Haan, Ids Haagsma, ‘De Deltawerken. Techniek, politiek, achtegronden’, Delft 1984 • A. den Doolaard, ‘Het verjaagde water’, Delft 2001 • www.deltacommissie.com •
[email protected]
10•2
Delft Integraal
31
Prof.dr. Patrick French
Motivator en inspirator
Foto's: Sam Rentmeester/FMAX
<meester> WERK
"Gewoon door blijven gaan"
Patrick French is op 29 juni 1960 geboren in Rochford, Groot-Brittannië. Hij haalde in
1981 zijn bachelordiploma wiskundige natuurkunde aan de Southampton University.
Een jaar later slaagde hij daar voor het masterexamen elektronica met een studie over stapelfouten door het uitgloeien van gebrande lagen. Hij promoveerde er in 1986 op het effect van drukweerstand in polykristallijn silicium. Van 1986 tot 1988 deed
French aan de TU Delft onderzoek naar wipschakelaars in micro-elektronische circuits, waarna hij tot 1991 in Japan bij autofabrikant Nissan onderzoek deed naar sensorsystemen. Daarna trad hij in dienst bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde
en Informatica. Sinds 2002 is French professor bij de afdeling micro-elektronica en computer engineering en hoofd van het elektronisch instrumentatielab.
Connie van Uffelen
In de serie Meesterwerk beantwoorden een hoogleraar en een (voormalige) student of promovendus dezelfde vragen en schetsen zo een dubbelportret.
32
10•2
Delft Integraal
Geef eens in een paar woorden aan wie of wat de ander is? French: “Soms een chaoot, maar wetenschappelijk een topper. Toen hij solliciteerde naar zijn promotieplek meldde zijn studiebegeleider in Duitsland: ‘Ik heb de neiging een slechte beoordeling te geven, want ik wil ‘m niet kwijt. Hij is de beste.’ En hij doet onverwachte dingen. Naast het werk hier deed hij ineens een master economie. In Madrid.” Margallo Balbás: “Hij is een motivator, een inspirator, iemand die mensen het beste uit zichzelf laat halen. En een erg sociaal persoon, humoristisch, vrolijkt mensen op. En hij biedt ruimte.” Hoe onderscheidt de ander zich? French: “Eduardo is creatief en veelzijdig, gaat in zijn onderzoek over grenzen van vakgebieden heen. Bijvoorbeeld elektronische alarmering bij boren in bot, mechanisch dus, maar ook optische projecten en fotodynamische therapie.” Margallo Balbás: “Paddy is op veel manieren speciaal. Hij is op een positieve manier niet-conventioneel. Niet radicaal, maar praktisch anders. Hij heeft ook veel energie als leider van zijn afdeling.”
Hebt u iets van de ander geleerd? French: “Bescheidenheid. Eduardo springt niet op de tafel van ‘ik ben de beste’. Hij dóet gewoon. Eduardo doet veel meer dan je op het eerste gezicht ziet: een mooi proefschrift in vier jaar en een diploma in Spanje. Dat leert me dat je veel meer uit je werk haalt als je gewoon blijft doorgaan. Doet.” Margallo Balbás: “Veel dingen. Als onderzoeker ben ik methodologisch sterker geworden. Concreet heb ik veel geleerd over de fabricage en technologie van microchips. Meer in het algemeen leerde hij me hoe belangrijk het is mensen ruimte te geven om zich te ontwikkelen.” Wat kenmerkt een goede leermeester-leerling verhouding? French: “Dat de deur voor leerlingen altijd open is. Maar ook dat we samen naar de stad kunnen zonder hoogleraar/leerlingverhouding. Behalve dan dat ik betaal. En ik wil op het terras geen ‘professor’ horen. Ze moeten zich op hun gemak voelen, dat ik een van hen ben en toch de baas.” Margallo Balbás: “Vader-zoon is te sterk uitgedrukt, maar gaat in de richting. In Duitsland heet de promotor ‘Doktorvater’. In die titel zit een waarheid. Hij helpt je uitgroeien tot onderzoeker. Ik denk dat een meester twee belangrijke dingen moet bieden. Allereerst focus op je onderwerp en taak als onderzoeker. Dan heb je het onder meer over het schrijven van artikelen, conferenties bezoeken en contacten leggen. Daarnaast feedback geven op hoe je het doet.” Er is formeel sprake van een verhouding ondergeschikte/meerdere. Voelt dat voor jullie ook zo? French: “Met Eduardo voelt het meer als partners.
Eduardo Margallo Balbás, MSc
Een echte topper Als hij iets raars zou doen, dan word ik de meester, maar dat doet hij niet. Ik moet straks tekenen voor zijn proefschrift, dan ben ik de leraar. Maar hij heeft goed werk geleverd, dus is er bij hem niet echt sprake van leraar-leerling.” Margallo Balbás: “Ja, over het geheel was dat zo. Technisch verandert die verhouding wel, omdat je op een gegeven moment evenveel of meer weet over je onderwerp. Maar niet wat betreft het wetenschapper zijn. Paddy is dat al zo lang, heeft zo veel contacten, ervaring, routine, vaardigheid. Ik sta pas aan het begin.” Is het mogelijk, wenselijk of logisch dat er buiten het wetenschappelijke werk contacten ontstaan? French: “Natuurlijk! Je werkt jaren met mensen samen. Ik sta open voor alles, of het nou om het werk of zaken erbuiten gaat. Met je aio’s ben je toch een soort familie en dan wil ik dat het goed met ze gaat. Op alle gebieden. Bij een presentatie van een aio ben ik vaak zenuwachtiger de aio zelf.” Margallo Balbás: “Paddy zorgt ervoor dat we ook naast het werk activiteiten hebben. Ergens wat drinken, samen naar een conferentie. Dat vind ik wenselijk en belangrijk, want ik ben als promovendus vijf jaar in een ander land. Een sociaal leven, vrienden en collega’s om je heen, is dan belangrijk en inspirerend. Het is ook goed voor je werk, want als je lekker in je vel zit, functioneer je beter.” Welke gewoonte of eigenschap zou u graag overnemen van de ander? French: “Minder praten, gewoon doen. Als je de hele TU vult met Eduardo’s, dan is de TU top! En niet alleen wetenschappelijk. Hij kan ook feesten. Het is
Eduardo Margallo Balbás is op 12 mei 1980 geboren in Santander in Spanje.
<meester> WERK
“Wie ruimte krijgt, leert veel”
Hij slaagde glansrijk voor het Spaanse universiteits entree-examen en haalde in 2004 zijn master telecommunicatie aan de Polytechnic University of Madrid. Hij combineerde dat met een studie in natuurkunde aan de Spanish National
Distance University die hij in 2005 afrondde met een mastertitel. Tussen 2002 en 2004 deed hij een master elektrotechniek aan de universiteit van Stuttgart. Sinds 2004 doet hij promotieonderzoek bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica op het gebied van instrumenten met biofotonische sensoren. In mei moet dat resulteren in de doctorstitel.
echt jammer dat hij straks teruggaat naar Spanje.” Margallo Balbás: “Zijn mix van charisma, leiderschap en omgang met anderen en zijn vermogen om te motiveren zonder te pushen. Ook zijn discipline. Hij is hier elke morgen om zes uur, half zeven. Dat kan ik één keer, bij wijze van uitzondering.” En welke gewoonte of eigenschap absoluut niet? French lachend: “Eduardo heeft geen horloge, weet vaak niet hoe laat het is, al moet ik zeggen dat hij toch vaak behoorlijk op tijd is.” Margallo Balbás: “Zijn chaotische inslag. Hij is erg chaotisch. Ik heb dat een beetje en ik vind het lastig. Je voorkomt chaos met discipline, maar het gaat om een balans. Als je in zijn functie niet wat chaos toelaat, ben je alleen maar aan het organiseren en werk je niet meer.” En wat is de eigenaardigste gewoonte? French: “Pfoeh. Dat is moeilijk. Hij is als persoon niet iemand die rare dingen doet. Niks eigenaardigs aan.” Margallo Balbás: “Hij zegt constant gekke dingen. Als je hem tegenkomt zegt hij vaak: het is jouw schuld. >> 10•2
Delft Integraal
33
(ADVERTENTIE)
Gratis advertentie
Giro 860
NA EEN BEROERTE BEN JE NIET MEER WIE JE WAS, TERWIJL JE NOG WEL HETZELFDE LIJKT. Vraag de folder ‘Leven na een beroerte’ aan op hersenstichting.nl
Eye Care Foundation werkt aan het voorkomen en bestrijden van oogaandoeningen in ontwikkelingslanden
giro
5 25 25
0900-7000 600 www.eyecarefoundation.nl
Eye Care Foundation works at preventing and fighting eye diseases in developing countries 34
10•2
Delft Integraal
Wat waardeert u het meest in de ander? French: “Naast dat hij gewoon doet, dat hij niet gauw boos wordt. Én Eduardo is niet iemand die alleen over zijn vakgebied kan praten. Hij is toegankelijk, met humor. Als je bij hem binnenloopt, kun je zeggen: man, je ziet er slecht uit. Dan zegt hij: ja, ik doe mijn best.” Margallo Balbás: “De vrijheid die hij geeft. Ik moest daardoor steeds keuzes maken, denken, afwegen en dat is de manier om veel te leren.” Wat heeft de ander voor het vakgebied betekend? French: “Hij is de enige persoon in de wereld die dichtheid van een bot kan meten met een optisch systeem. Voordeel daarvan is dat je dat zo snel van buitenaf kunt meten. Kern van zijn promotieonderzoek was het meten tijdens het boren voor gebitsimplantaten, maar hij deed meer. Van zijn projecten komen allemaal spinoffs, zoals botmeting bij ouderen en voor implantaten in de ruggengraat. En meting en bestrijding van aangroei van weefsel bij hersenkanker.” Margallo Balbás: “Paddy heeft zelf en met studenten veel toestellen en instrumenten ontwikkeld, zoals versnellingsmeters. Ook heeft hij veel bijgedragen aan de ontwikkeling van sensoren, de stappen in dat proces en aan de fundamentele natuurkundige kennis die daar bij hoort.”
Wat kunnen we op jullie vakgebied of van jullie nog verwachten? French: “Op het gebied van medische sensoren, het gebied van Eduardo, komen er mogelijkheden om metingen te doen in bijvoorbeeld darmen. En betere sensoren voor pacemakers en voor cocheaimplantaten, waarmee dove mensen weer kunnen horen. Ook sensoren voor in slimme operatiemessen. En dan heb ik het nu alleen over medische toepassingen.” Margallo Balbás: “Van mij een project met optische coherentie tomografie in een boor. Daarmee weet je wat er vlak voor de boorkop in het materiaal zit. Samen ontwikkelen we een chip om de apparatuur voor die techniek kleiner en goedkoper te maken. Daarnaast een techniek om met licht de dichtheid van bot te meten. Een student werkt een idee voor fotodynamische therapie uit waarmee ik een begin heb gemaakt. Bij die therapie dood je kankerweefsel met een door licht geactiveerd stofje. Voor die behandeling en het monitoren van buitenaf ontwikkelen we hier een lichtbron en sensor.” >>
Getrouwd/samenwonend French: Getrouwd Margallo Balbás: Samenwonend, trouwt in juni Beste boek French: “‘Animal Farm’ van George Orwell, dat is nog steeds actueel. En de boeken van Sartre.” Margallo Balbás: “’Brave New World’ van Aldous Huxley.” Favoriete krant en tijdschrift French: “Als ik een krant lees, dan de Volkskrant.” Margallo Balbás: Der Spiegel en The Economist
<meester> WERK
Zomaar. Dat kende ik helemaal niet van professoren bij andere universiteiten. Maar het werkt. Iedereen pikt het op. Het geeft een soort verbondenheid. Oppervlakkig maar leuk.”
Beste cd French: ‘Abbey Road’ van The Beatles en ‘Atom Heart Mother’ van Pink Floyd. Margallo Balbás: “De oude U2-albums zoals ‘The Joshua Tree’.” Vinding die u graag had willen doen French: “De elektrische motor. Daar kun je zo veel mee doen.” Margallo Balbás: “Röntgenstraling en de medische toepassingen. Die zijn heel belangrijk.”
10•2
Delft Integraal
35
(ADVERTENTIE)
Nieuws van de Alumnive re n ig in g e n h e t U n ive r s i t e i t s fo n d s
Daden voor Delft De bijdragen voor de Daden voor Delft-projecten zijn tijdens de jaarlijkse ledenvergadering van de Alumnivereniging TU Delft op 19 november 2009 uitgereikt aan de projectleiders. Alle projectleiders spraken hun grote waardering uit voor deze steun. Cor Peters, projectleider Waterstof, benadrukte het grote belang van Daden voor Delft. Peters: ‘Niet alleen kun je zaken financieren die anders tussen wal en schip raken maar ook hebben wij dankzij Daden voor Delft onderzoekscontracten van bedrijven verworven.’ Ook Kristina Djanashvili was blij met de bijdragen die het project Tumorjacht in de loop van de jaren heeft ontvangen. ‘Met het geld hebben we onmisbare apparatuur voor het maken van preparaten kunnen aanschaffen.’ Djanashvili is onlangs uitgeroepen tot de beste vrouwelijke promovendus van 2009.
V.l.n.r. dr.ir. Rick Schifferstein, ir. Ronand van Gent, ir. François Geuskens, ir. Ad van Toorn, dr.ing. Kristina Djanashvili en dr.ir. Cor Peters. (Foto: Cetera)
Alumnibijeenkomst in Antwerpen
Onder de aanwezigen in Antwerpen was ook ir. Marline Claessens, winnares van de UfD-Marina van Damme-beurs in 2008 (staand, derde van links). (Foto: Cetera)
Op initiatief van alumnus Jan Smeele (staand, tweede van rechts) ontmoetten alumni uit de regio Antwerpen elkaar op 18 februari in het Felixpakhuis in Antwerpen. Het was een avond met verrassende verhalen en interessante ontmoetingen. Een bouwkundige had plannen om naar Indonesië te gaan om plannen en ervaringen uit te wisselen met een industrieel ontwerpster daar. Een scheikundig ingenieur ontmoette een elektrotechnicus met wie hij ooit bij dezelfde organisatie was begonnen en twee luchtvaart – en ruimtevaartingenieurs ontdekten dat een oud-collega nu masterstudent bij maritieme techniek was. Een elektrotechnicus verraste de aanwezigen toen hij vertelde dat hij een studie geneeskunde deed. De avond kenmerkte zich door een sfeer van openheid, eerlijkheid en wederzijdse interesse en is zeker voor herhaling vatbaar.
Ingenieur wordt archineer dankzij UfD-Marina van Dammebeurs Joyce Kuiken, alumna van de faculteit Bouwkunde, kreeg op 21 januari 2010 de UfD-Marina van Dammebeurs. Met het geld wil zij de eerste Nederlandse archineer voor ‘gebouw’vormen van membramen en textiel worden. Er waren drie kandidaten. Laila Oujamaa, alumna van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, wilde graag met de beurs Frans en Duits leren, een voorwaarde om deel te nemen aan de opleiding van de European Aeronautic Defence and Space Company (EADS). Marieke Overeinder, afgestudeerd bij life science and technology, wil bedrijfskunde te studeren om bij DSM verder te
36
10•2
Delft Integraal
gaan in het management. De beurs van negenduizend euro ging echter naar Kuiken die zich met haar bedrijf Eggworks richt op tijdelijke constructies van lichtgewicht materialen. Kuiken kan met de bijdrage van de UfD-Marina van Dammebeurs een opleiding tot archineer textiel- en membraamarchitectuur volgen in Duitsland. Voor de twee verliezers was er de ‘Fortunaprijs’, ingesteld door alumnus ir. Gaby Geluk. Geluk. "Het Universiteitsfonds Delft heeft geen geld voor een tweede of derde prijs en ik heb besloten dit geld te doneren."
[persoon LIJK ] Een overzicht van belangrijke prijzen, benoemingen en andere opmerkelijke personalia van de TU Delft.
Extreem dunne, flexibele zonnecellen zijn de energiebron van de toekomst. Dat stelde prof.dr. Miro Zeman (Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica) in zijn intreerede als hoogleraar photovoltaic materials and devices. De dunne, flexibele zonnecellen waar zijn groep aan werkt zijn goedkoper te produceren dan de klassieke zonnecellen en kunnen dankzij hun buigzaamheid breder worden toegepast. De belangrijkste uitdaging waar Zeman zich komende jaren op zal richten is het rendement van de flexibele cellen opkrikken van tien naar vijftien procent.
Door klimaatverandering, verstedelijking en vergrijzing zal het water in de stad steeds meer vervuild raken. Dit heeft gevolgen voor ons leefmilieu, maar ook voor de kwaliteit van het drinkwater. Met zijn benoeming op 1 januari tot hoogleraar integratie en innovatie in de urbane watercyclus wil prof.dr.ir. Luuk Rietveld (Civiele Techniek en Geowetenschappen) een bijdrage leveren aan het oplossen van deze problemen. Een oplossing voor het gebrek aan schoon water ligt volgens Rietveld deels in het winnen en zuiveren van zout water, dat nu de polders insijpelt. Ook wil hij onderzoeken hoe voorkomen kan worden dat hormoonverstoorders en medicijnresten via het water in het milieu terechtkomen.
Voormalig rector Jacob Fokkema heeft dinsdag 5 januari tijdens de Delftse Kring bijeenkomst de erepenning van de gemeente Delft gekregen uit handen van burgemeester Bas Verkerk. Fokkema kreeg de penning vanwege zijn grote betrokkenheid bij Delft. Volgens Verkerk heeft Fokkema de TU niet alleen meer glans gegeven, maar ook bijgedragen aan de faam van Delft. Fokkema was onder meer de drijvende kracht achter de Hippolytuslezing, die tot doel heeft universitair onderzoek onder de aandacht van burgers te brengen.
[persoon LIJK ]
Het inbouwen van een bacterie-gen in gist leverde microbioloog prof.dr. Jack Pronk (Technische Natuurwetenschappen) de Energieprijs 2009 van chemiebedrijf Dow Benelux op. De gist is nu beter geschikt voor productie van ethanol uit landbouwafval. Dow stelde de prijs van 25 duizend euro in voor 'duurzame ontwikkelingen in de procesindustrie'. Procestechnoloog dr.ir. Elif Genceli won een van de twee Dow Energie Dissertatieprijzen (ter waarde van vijfduizend euro) voor haar promotieonderzoek naar winning van grondstoffen. Genceli, die net daarvoor ook een Veni-subsidie won, ontwikkelde bij Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen een methode om door koeling zouten te winnen uit een modderstroom. Dat gebeurt in de mijnindustrie nu met verdamping, wat tien keer meer energie kost. Pronk en Genceli ontvingen de prijzen uit handen van Maria van der Hoeven, minister van economische zaken.
Prof.dr. Nynke Dekker van het Kavli Instituut voor Nanowetenschappen heeft begin dit jaar een Vicisubsidie gekregen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. De bionanotechnoloog heeft anderhalf miljoen euro gekregen om technieken te ontwikkelen waarmee individuele moleculen binnenin de levende cel kunnen worden bekeken. Hiermee kan men op termijn bijvoorbeeld het kopieermechanisme van dna beter begrijpen, wat onder meer relevant is voor kankeronderzoek.
Ziekenhuizen moeten veel zorgvuldiger met geavanceerde technologie omgaan, en technici en medici moeten elkaars 'taal' beter leren verstaan. Dat stelde gynaecoloog prof.dr. Frank Willem Jansen in zijn intreerede 'Is er een ingenieur in de zaal?' op maandag 11 januari. Zijn leerstoel is een samenwerking tussen de TU Delft en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).
Dr.ir. Susanne Rudolph van Civiele Techniek en Geowetenschappen is verkozen tot beste docent van de TU Delft in 2009. Zij kreeg 13 januari een prijs van tienduizend euro uit handen Jacob Fokkema. Rudolph, toevallig jarig op de dag van de uitreiking, was totaal overrompeld toen zij hoorde dat zij tot beste docent was verkozen. In haar dankwoord zei ze dat ze al zeer verrast was dat ze was genomineerd. “Ik ben heel kritisch over mezelf en zie mij niet als goede docent.” De jury - bestaande uit de rector, twee leden van de studentenraad en één lid van de studieverenigingenraad – verkoos haar uit zeven genomineerden.
Over tien jaar 250 minder verkeersdoden per jaar. Dat is de wens van prof.ir. Fred Wegman, de nieuwe hoogleraar verkeersveiligheid bij Civiele Techniek en Geowetenschappen. Om dat te bereiken is een nieuwe aanpak nodig om een ‘vergevingsgezinde omgeving’ te creëren. Zoals vangrails met een gootje op de provinciale weg en veiligere auto's. Eind januari hield Wegman zijn intreerede.
10•2
Delft Integraal
37
Stellingen De afname van het aantal ingenieurs bij de overheid kost de belastingbetaler veel geld, hetgeen afgeleid kan worden uit de enorme budgetoverschrijdingen bij grote infrastructurele projecten. Patricia P. Parlevliet Materiaalkundig ingenieur
Promovendi zijn de bloedcellen van een organisme genaamd universiteit. Wojciech Grzegorczyk Materiaalkundig ingenieur Het meest relevante (en opwindende) grensvlak is dat tussen water en lucht. Katja Carola Nowack Natuurkundig ingenieur
Het vastlassen van de motorkap van een auto kan hoge garagekosten besparen. Guus van Gemert Materiaalkundig ingenieur Er is nooit een enkele goede oplossing. Er zijn wel altijd meerdere verkeerde. Semen Grabarnik Natuurkundig ingenieur
[
hora •EST
]
De motivatie van een PhD student is vaak evenredig met de afstand tot de volgende conferentielocatie. Raf Theunissen Ingenieur Luchtvaart en Ruimtevaart
Foto: Sam Rentmeester/fmax
10•2
Delft Integraal
[ uit ] gesproken “In Nederland kunnen drie dames op een dijk alles tegenhouden. Dat heb ik letterlijk meegemaakt bij de nieuwe bibliotheek in Spijkenisse. Jaren vertraging. Zo valt er niet te bouwen.” Hoogleraar architectuur en medeoprichter van architectenbureau MVRDV prof.ir. Winy Maas in NRC Handelsblad “Nederlandse ontwerpers hebben een sterke maatschappelijke betrokkenheid die ze misschien delen met Scandinavië, maar die je bij collega's elders in de wereld vaak mist. In Amerika gaat het toch meestal om geld verdienen. Het liefst met verleidelijke verpakkingen.” Designhistoricus dr. Timo de Rijk in het AD “Ook al ben ik de enige vrouw op veertig mannelijke collega's, ik ben gewoon one of the guys. Dat de wetenschap een mannenbolwerk is, is een beetje achterhaald. Als je goede ideeën hebt, word je serieus genomen.” Wiskundige en Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar prof.dr.ir. Hester Bijl in De Volkskrant “Grote projecten worden vaak aangestuurd door een speciaal hiervoor opgericht projectbureau. Zij kopen kennis in. Dat is niet erg. Maar het gevolg is wel dat die kennis weer verdwijnt als het project af is.” Vervoersplanoloog Mig de Jong in NRC Handelsblad
Stelling Het is een trieste weerspiegeling van de moderne maatschappij dat we de auto nemen naar de sportschool om daar te gaan hardlopen zonder enige vooruitgang te boeken.
38
Het wonder van het leven wordt niet minder bijzonder wanneer het verklaard wordt door de evolutietheorie. Koenraad Elewaut, Geoloog
Verdediging “Mijn stelling is dubbelzinnig. Veel mensen gaan een keer per week vijf minuten op de loopband rennen. Daar kom je niet mee vooruit, letterlijk en figuurlijk niet. Hele volkstammen doen het. Vaak nemen ze ook nog eens de auto om naar de fitnesszaal te gaan. Dat viel me ook op bij het sportcentrum van de TU Delft. Je kunt ook op de fiets naar je werk gaan. Dat doe ik, als het weer meezit. Dan fiets ik van Delft naar Schiedam en terug. Of als je wilt hardlopen, doe dat dan in het bos. Dan ben je sportief en ga je tegelijk efficiënter met je tijd en middelen om. Maar misschien is het wel echt iets voor een ingenieur om zo te denken. Ik begrijp trouwens ook niet waarom ze geen dynamo’s in die machines in de sportschool zetten.” Jan van Kessel, Scheepsbouwkundig ingenieur
eureka!•
de Alumnus Een alumnus van de TU Delft
Onkruid verdelgen
schrijft een column en geeft de pen door aan een alumnus van
Naar Italië? vroeg mijn vriendin. Ik had haar net verteld dat ik een offer you can not refuse had gekregen van een firma die wereldwijd papiermachines bouwde. Vier maanden na mijn afstuderen als werktuigbouwkundig ingenieur vertrokken we naar Noord-Italië. Voordat ik in Delft mijn studie werktuigbouwkunde begon, had ik kunstgeschiedenis in Florence gestudeerd. Deze eerste buitenlandervaring overtuigde mij dat ik later in het buitenland zou leven en werken maar ook dat ik mijn brede interesses niet moest beperken. Deze twee overtuigingen zijn mij altijd bijgebleven. Na mijn studie apparatenbouw voor de procesindustrie, werd ik dus projectleider bij Beloit Italia in Turijn. Als zodanig heb ik papiermachines over de hele wereld gebouwd: Italië, Slowakije, Indonesië. De combinatie van de enorme dimensies en het fijne samenspel tussen mechanica, elektronica en chemie van de machines is indrukwekkend. Maar vooral de omgang met andere culturen en met name met Italianen heeft een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Het moederbedrijf in de Verenigde Staten van Beloit ging helaas failliet en ik ben via een omweg in Engeland terecht gekomen. Ik was erg geïnteresseerd geraakt in de financiële en organisatorische aspecten van mijn papiermachine-projecten en wilde hier meer over leren. Ik heb daarom aan de London Business School een tweejarige MBA-opleiding gevolgd. Ik heb voor deze school gekozen om haar internationale faam. Londen als wereldstad en de studenten die uit alle delen van de wereld komen, dragen daartoe bij. Ik realiseerde me toen ik deze opleiding begon echter niet dat ik nooit meer als pure ingenieur zou werken. Zo eindigde ik bijna aan de andere kant van het spectrum. Ik werd adviseur bij Roland Berger, een consultancy in Duitsland. Ik werkte voornamelijk voor klanten in de maakindustrie en hield me bezig met strategische, en vaak niet-technische vraagstukken. De ervaring als consultant heeft me veel vaardigheden geleerd op het gebied van analyse, presentatie en communicatie in zeer interessante projecten. Bovendien vormen sommige klanten in het zuidwesten van Duitsland een niet te onderschatten culturele en taalkundige uitdaging. Hoogtepunt was een project waarvoor ik lang in Tokyo verbleef en intensief met Japanners heb samengewerkt. De belevingen van Bill Murray in de film ‘Lost in Translation’ zijn een bijna perfecte weergave van mijn ervaringen in Japan. Op het moment woon en werk ik alweer ruim drie jaar in Nederland. Ik ben als director corporate strategy werkzaam voor Océ in Venlo. In deze functie ondersteun ik strategische projecten en begeleid ik de aan- en verkoop van bedrijfsonderdelen. Het afgelopen jaar heb ik me vooral bezig gehouden met de ultieme verkoop... die van Océ aan Canon. Als alles goed gaat, zal Canon haar overname binnenkort afronden en zal mijn vrouw mij vragen: “Naar Japan?” Tys van Elk studeerde werktuigbouwkunde in Delft. Hij geeft het stokje door aan Erik Roscam Abbing.
Foto: Hans Stakelbeek/FMAX
zijn of haar keuze.
Overal steekt het de kop op en het is lastig te verwijderen: onkruid. In de tuin is het vooral vervelend, maar op sommige plekken ook zeer gevaarlijk. Neem de haven van Rotterdam. Daar is onkruid oliemaatschappijen om veiligheidsredenen al jaren een doorn in het oog. In de zomer groeit onkruid snel. Vervolgens droogt het uit, waardoor het brandgevaarlijk is. Vooral waar olie wordt opgeslagen is dat uit den boze. “De ruimtes rondom de olietanks moeten schoon en veilig zijn”, weet universitair docent Jan van der Tempel van Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Maar behandelen is niet eenvoudig. “Gif spuiten mag niet. Onkruid met een vlammenwerper verbranden kan niet vlak bij een olietank. En losschoffelen is erg duur.” Van der Tempel hoorde van het onkruidprobleem via een vriend. “Al snel kregen we het idee om onkruid te bevriezen”, zegt Van der Tempel. Ze haalden een fles vloeibaar stikstof bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Van der Tempel: “Op de parkeerplaats van Civiele Techniek trokken we een stuk onkruid los en spoten daar overheen. De plant werd hard, we wreven er met onze schoen overheen en het was weg.” Na die eerste succesvolle proef dook Van der Tempel de octrooiarchieven in. “Er waren verschillende patenten. Zelfs een voor een trein met een wagon vol stikstof, waarmee het spoor onkruidvrij gemaakt werd”, aldus Van der Tempel. “Maar geen van de patenten was ooit uitgevoerd, omdat te veel stikstof nodig was om het onkruid te verdelgen. Daardoor waren de uitvindingen niet rendabel.” Dat onderzoek stimuleerde Van der Tempel om een efficiëntere manier te vinden. Hij bedacht een inventieve oplossing om minder stikstof te verbruiken: de toevoeging van een borstel. Zijn uitvinding is een karretje dat stikstof spuit op onkruid. Daarna gaat er een borstel over het bevroren gewas heen en spat het uiteen. “We hebben de helft minder stikstof nodig door dat borsteltje”, zegt Van der Tempel. “Ons model is nog niet rendabel. Maar ik twijfel er niet aan dat dat kan. Het eerste ontwerp is rudimentair, er valt nog veel winst te halen.” De reacties uit het werkveld op de onkruidverdelger op wielen zijn positief. “Ook biologische tuinders tonen interesse, omdat je met dit systeem geen gif nodig hebt.” Van der Tempel staat vooral bekend om een andere uitvinding: de Ampelmann. Dat is een zesbenig platform op hydraulische cilinders die het mogelijk maakt om op zee over te stappen op bijvoorbeeld boorplatforms. “Daar ben ik ook nog druk mee, dus ik weet nog niet hoeveel tijd ik kan besteden aan de ontwikkeling van deze verdelger. Maar als we verbeteringen doorvoeren, dan kan het karretje over drie jaar op de markt zijn.” (TvD) Meer informatie: dr.ir. Jan van der Tempel
[email protected]
10•2
Delft Integraal
39
(ADVERTENTIE)
Blijf niet rondlopen met uw vragen over kanker
Bel de KWF Kanker Infolijn: 0800-022 66 22 (gratis) Als u met kanker te maken krijgt, heeft u al genoeg zorgen. Blijf daarom niet rondlopen met vragen of onduidelijkheden over uw ziekte, maar bel ons. Wij helpen u graag verder.