Definitieve versie 13 januari 2015 Naam Afzender
Onderzoeksrapport Onderzoeken en vergroten van kennis m.b.t. hygiëne en infectiepreventie bij medewerkers van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen in de regio Amsterdam
Auteur(s)
Joy Hall Anne Tolsma Lian Bovée Willemijn Marsman
GGD Amsterdam
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Inhoud
1 Samenvatting
4
2 Inleiding
8
3 Methode 3.1 Werving en selectie 3.2 Meetinstrumenten 3.3 Analyses 3.4 Aanvullend onderzoek onder toezichthouders op de Wet Kinderopvang.
10 10 10 11 11
4 Resultaten 13 4.1 Kennisvragen 14 4.2 Hygiëne en infectiepreventie in de praktijk op het kindercentrum 17 4.2.1 Handhygiëne 17 4.2.2 Omgang met zuigflessen en spenen 17 4.2.3 Controle temperatuur koelkast 18 4.2.4 Benodigdheden handhygiëne 18 4.2.5 Schoonmaak 19 4.2.6 Melden bij bijten 19 4.2.7 Melden ongewoon aantal zieken 20 4.3 De meldingsplicht infectieziekten volgens artikel 26 van de Wet Publieke Gezondheid in de praktijk op het kindercentrum 21 4.4 Vragen m.b.t. rol van en mening over afdeling Infectieziekten GGD Amsterdam 24 4.4.1 Verwachtingen van respondenten over de GGD 25 4.4.2 Telefonisch contact met de GGD 25 4.4.3 Website GGD 26 4.5 Evaluatie Symposium ‘Infectieziekten uit het kindercentrum?!’ 27 4.5.1 Resultaten evaluatieformulier 27 4.6 Ervaringen van toezichthouders op de Wet Kinderopvang 29 5 Conclusie en discussie 5.1 Interpretatie van de resultaten 5.2 Sterke punten en beperkingen van het onderzoek 5.3 Aanbevelingen
33 33 36 37
6 Referentielijst
39
Bijlage 1: Vragenlijst
40
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Bijlage 2: Uitnodigingsmail
50
Bijlage 3: Herinneringsmail
51
Bijlage 4: Vragenlijst toezichthouders op de Wet Kinderopvang
52
Bijlage 5: Bespreking van de kennisvragen
54
Bijlage 6: Evaluatie formulier Symposium
57
3
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
1 Samenvatting
Inleiding Om uitbraken van infectieziekten te voorkomen en de verspreiding ervan te beperken, is goede hygiëne belangrijk. Het is ook belangrijk, en wettelijk vastgelegd in artikel 26 van de Wet Publieke Gezondheid (WpG), dat een ongewoon aantal zieken in een instelling gemeld wordt bij de plaatselijke GGD, omdat de GGD hiermee in staat gesteld wordt uitbraken van infectieziekten snel te signaleren en advies en ondersteuning te bieden bij de bestrijding ervan. Uit onderzoek blijkt dat er sprake is van onderrapportage van artikel 26 meldingen door kinderdagverblijven. De afdeling Infectieziekten van de GGD Amsterdam heeft de ervaring dat de kennis met betrekking tot het melden van een uitbraak en het implementeren van maatregelen om een uitbraak te beperken, bij kinderdagverblijven op de achtergrond raakt. Daarnaast signaleert de afdeling Hygiëne en Inspectie van de GGD Amsterdam al enige tijd dat er bij kindercentra regelmatig sprake is van een onjuiste uitvoering in de praktijk in het inspectiedomein Veiligheid en Gezondheid. Het doel van dit onderzoek is te onderzoeken wat het bewustzijn en kennisniveau van medewerkers van kindercentra is met betrekking tot infectieziekten, hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen en de meldingsplicht infectieziekten volgens artikel 26 WpG. De resultaten van het onderzoek zijn gebruikt om een symposium te organiseren waarmee, naast het verbeteren van het kennisniveau van medewerkers van kinderdagverblijven, een grotere bekendheid met de taken van de verschillende afdelingen binnen de GGD wordt gecreëerd. Daarnaast zijn de resultaten van het onderzoek voorgelegd aan toezichthouders kinderopvang, om te onderzoeken of deze overeenkomen dan wel verschillen van hun praktijkervaringen.
Methode In de zomer van 2013 zijn 711 kinderdagverblijven (kdv) en peuterspeelzalen (psz) in de regio Amsterdam per e-mail benaderd met de vraag om deel te nemen aan een online vragenlijst. Dit onderzoek richt zich op leidinggevenden en pedagogische medewerkers. In totaal hebben 106 medewerkers de online vragenlijst ingevuld. De vragenlijst bestaat uit kennisvragen en vragen over de praktijksituatie op het gebied van de drie hoofdonderwerpen van dit onderzoek: infectieziekten, hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen en de meldingsplicht infectieziekten volgens artikel 26 WpG. De antwoorden van de vragenlijst zijn kwantitatief geanalyseerd met behulp van het statistische softwareprogramma SPSS 19.0. Hiervoor zijn de volgende statistische analyses toegepast: frequenties, kruistabellen, ‘explore’ en ‘descriptives’. Aan de toezichthouders kinderopvang van de regio Amsterdam is gevraagd of de resultaten van dit onderzoek overeenkomen dan wel verschillen van hun ervaringen met de praktijk. In november 2013 is een symposium georganiseerd voor medewerkers van kinderdagverblijven. Hier zijn de resultaten van het onderzoek gepresenteerd en is ingegaan op onderwerpen met betrekking tot de drie hoofdonderwerpen van het onderzoek en onderwerpen waarvan men in de online vragenlijst had aangegeven er meer over te willen weten.
4
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Resultaten De online vragenlijst is ingevuld door 35 leidinggevenden, 55 pedagogische medewerkers en 16 medewerkers met een overige functie binnen het kindercentrum. Hiervan was 98,1% vrouw en meer dan de helft is werkzaam in een kinderdagverblijf in de gemeente Amsterdam.
Kennisvragen De respondenten hebben gemiddeld 65,7% van de 10 kennisvragen met betrekking tot hygiëne en infectiepreventiemaatregelen en infectieziekten juist beantwoord. Hierbij is geen verschil gevonden in het kennisniveau van leidinggevenden en pedagogische medewerkers. Medewerkers met een andere functie hebben een lager kennisniveau. De kennisvragen waarbij wat vaker een ander antwoord dan de richtlijnen werd gekozen, hebben betrekking op hygiëne en infectiepreventiemaatregelen: handen wassen, zandbak verversen en een goede CO2 waarde. De respondenten kozen bij deze onderwerpen antwoorden die niet per definitie fout waren, maar vaak juist nog strenger dan de richtlijnen.
Hygiënemaatregelen in de praktijk Op basis van de zelf gerapporteerde antwoorden van de respondenten kan gesteld worden dat het op de juiste momenten uitvoeren van handhygiëne van de werknemers en de kinderen van kdv en psz nog verbetering behoeft, omdat dit onjuist gebeurt of niet altijd gebeurt wanneer dat wel zou moeten. Dit is zorgelijk aangezien een goede handhygiëne van belang is, om het risico op overdracht van microorganismen via de handen te verkleinen. De meeste respondenten handelen volgens de richtlijnen als het gaat om het noteren van de naam van het kind op zuigflessen en spenen. Dit geldt ook voor het controleren van de temperatuur van de koelkast, alleen gebeurt het registeren ervan niet zoals dat zou moeten. Ook op het gebied van de schoonmaak van speelgoed en het dweilen van de vloer is er ruimte voor verbetering.
Melden van infectieziekten Bijna de helft van de respondenten rapporteerde dat zij een ongewoon aantal zieken in het kindercentrum altijd melden bij de GGD. Van deze respondenten heeft 38% in de afgelopen 12 maanden 0 keer contact opgenomen met de GGD. Bij 81,2% van de respondenten is vastgelegd wie er bij de GGD de melding doet van een ongewoon aantal zieken. Slechts 22,6% van de respondenten rapporteerde dat zij zelf contact opnemen met de GGD, de overige respondenten melden bij hun leidinggevende.
Samenwerken met de GGD De respondenten vinden de samenwerking tussen hun kindercentrum en afdeling Infectieziekten van de GGD belangrijk. Daarnaast zijn de respondenten, die in de afgelopen 12 maanden contact hebben opgenomen met de GGD, tevreden over de hulp en vinden zij de maatregelen die de GGD adviseert uitvoerbaar. Meer dan de helft van de respondenten (55,7%) verwacht na het melden van een ongewoon aantal zieken informatiefolders voor ouders van de afdeling Infectieziekten van de GGD. Daarnaast verwachten zij telefonisch advies over hygiënemaatregelen en voorlichting en scholing voor medewerkers.
5
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Symposium Over het algemeen is het symposium met een voldoende/goed beoordeeld door de deelnemers en zou 75,9% van de deelnemers het symposium aanbevelen aan collega’s. Enkele deelnemers hebben laten weten dat zij meer inhoudelijke informatie verwacht hadden over kinderziektes en infectieziekten. Ook gaf een deelnemer aan meer praktische tips te willen.
Ervaringen van toezichthouders op de Wet Kinderopvang De ervaringen van de toezichthouders op de Wet Kinderopvang komen niet allemaal overeen met de zelf gerapporteerde antwoorden van de respondenten met betrekking tot de praktijksituatie op het gebied van hygiëne en infectiepreventie in hun kindercentrum. Zo komen toezichthouders regelmatig tegen dat beroepskrachten niet handelen volgens de hygiënerichtlijnen als het gaat om handhygiëne en treffen zij (regelmatig) gezondheidsrisico’s aan die te maken hebben met onvoldoende hygiëne rondom het verschonen van de kinderen. Over het algemeen ervaren de toezichthouders dat de benodigdheden voor handhygiëne voldoende aanwezig zijn. De richtlijnen worden niet altijd nageleefd door de beroepskrachten als het gaat om de omgang met zuigflessen en spenen en de controle en registratie van de temperatuur van de koelkast. Daarnaast zouden beroepskrachten niet goed genoeg op de hoogte zijn van de handelingen die zij moeten uitvoeren als de gevonden koelkasttemperatuur afwijkt van de gewenste temperatuur. In de meeste gevallen wordt de schoonmaak bij de grote organisaties uitbesteed aan een schoonmaakbedrijf. De toezichthouders hebben echter zorgen over de kennis met betrekking tot goed schoonmaken, indien dit door de beroepskrachten zelf gedaan wordt. De toezichthouders vinden hygiëne en infectiepreventie belangrijk en zij benadrukken het belang van toezicht hierop, met name in het domein Veiligheid en gezondheid. Volgens de toezichthouders is het beleid van kdv en psz op het gebied van hygiëne en infectiepreventie over het algemeen in orde, maar beroepskrachten zijn niet altijd geheel op de hoogte van het beleid en handelen vaak naar eigen inzicht.
Conclusie en discussie Op basis van de antwoorden van de medewerkers op de kennisvragen, kan gesteld worden dat het kennisniveau van medewerkers van kdv en psz met betrekking tot infectieziekten en hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen voldoende is. Er is ruimte voor verbetering bij de uitvoering van en de kennis over sommige hygiëne en infectiepreventiemaatregelen in de praktijk. Dit wordt bevestigd door toezichthouders op de Wet Kinderopvang. De kennis over artikel 26 WpG is beperkt en het melden van een ongewoon aantal zieken, gebeurt mogelijk ook niet optimaal. De respondenten vinden de samenwerking met afdeling Infectieziekten van de GGD belangrijk en zij zijn tevreden over de hulp en vinden de maatregelen die de GGD adviseert uitvoerbaar. Het symposium is positief ontvangen door het grootste deel van de deelnemers. Enkele deelnemers hadden meer inhoudelijke informatie verwacht over kinderziektes en infectieziekten. Door gebruik te maken van een online vragenlijst was het mogelijk om zowel leidinggevenden als pedagogische medewerkers van kdv en psz uit de gehele regio Amsterdam te betrekken bij het onderzoek. Een kanttekening hierbij is dat een online vragenlijst mogelijk voor bias zorgt, omdat niet gecontroleerd kan worden of de respondenten de antwoorden van de kennisvragen tijdens het invullen hebben opgezocht. Het is ook te verwachten dat er tot op zekere hoogte sprake is geweest van sociaal
6
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
wenselijke antwoorden met betrekking tot de vragen over hygiëne en infectiepreventiemaatregelen in de praktijk, omdat de resultaten van dit onderzoek niet gebaseerd zijn op observaties in de praktijk. De kans op sociaal wenselijke antwoorden is bij online vragenlijsten echter kleiner dan bij onderzoeken waar een interviewer de vragenlijst afneemt. De belangrijkste aanbeveling voor kdv en psz is om de richtlijnen te volgen op het gebied van handhygiëne en reiniging, deze te bespreken tijdens het teamoverleg en om medewerkers te stimuleren om volgens de richtlijnen te handelen. Een belangrijke aanbeveling voor de GGD is om kdv en psz te motiveren om vaste afspraken te maken over wie verantwoordelijk is voor het melden van een uitbraak en wie zijn/haar taak overneemt bij afwezigheid. Dit zorgt voor een betere zelfredzaamheid van alle medewerkers van kdv en psz wat mogelijk het melden aan de GGD stimuleert. Daarnaast is het aan te raden om het gedrag op het gebied van hygiëne en infectiepreventie en het meldgedrag van medewerkers van de kdv en psz te bevorderen door middel van een interventieprogramma.
7
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
2 Inleiding
Kindercentra (kinderdagverblijven en naschoolse opvang) en peuterspeelzalen hebben regelmatig te maken met infectieziekten. Goede hygiëne is een belangrijke maatregel om uitbraken van infectieziekten te voorkomen en de verspreiding ervan te beperken. In artikel 26 van de Wet Publieke Gezondheid (WpG)1 is vastgelegd dat kindercentra een ongewoon aantal zieken moeten melden bij de plaatselijke GGD. Dit stelt de GGD in staat om uitbraken van infectieziekten snel te signaleren en om advies en ondersteuning te kunnen bieden bij de bestrijding. In 2011 en 2012 is door de afdeling infectieziektebestrijding van de GGD Rotterdam, in samenwerking met het Erasmus MC, het onderzoek ‘Heel gewoon handen schoon’ uitgevoerd bij kinderdagverblijven in de regio2. Hieruit komt naar voren dat compliance met handhygiëne richtlijnen op de kinderdagverblijven na een interventie om handhygiëne te verbeteren, 30% hoger is dan in de controlegroep zonder interventie. Daarnaast geven ouders van de kinderdagverblijven met interventie 17% minder vaak diarreeklachten bij hun kind aan, dan ouders uit de controlegroep. Uit een onderzoek van de GGD Nijmegen3 is gebleken dat er sprake is van onderrapportage van meldingen volgens artikel 26 WpG. De belangrijkste factor die hierop van invloed is, is het kennistekort bij medewerkers van kinderdagverblijven over de inhoud van artikel 26 WpG. Daarnaast geven medewerkers van kinderdagverblijven aan een uitbraak niet te kunnen herkennen, niet altijd de essentie van het melden in te zien of het melden van infectieziekten niet erg belangrijk te vinden. Een aanbeveling uit dit onderzoek is kinderdagverblijven voorlichting te geven over infectieziekten en artikel 26 WpG. In de regio Amsterdam kwamen er in 2011: 101 en in 2012: 179 meldingen van uitbraken volgens artikel 26 WpG binnen bij de afdeling Infectieziekten van de GGD; de meldingen waren afkomstig van 131 verschillende kindercentra. Men heeft het vermoeden dat er sprake is van onderrapportage omdat er in de regio ruim 1000 kindercentra geregistreerd staan. Daarnaast heeft de afdeling Infectieziekten de ervaring dat de kennis met betrekking tot het melden van een uitbraak en het implementeren van maatregelen om een uitbraak te beperken, bij kindercentra op de achtergrond raakt. Ook lijken kinderdagverblijven minder op de hoogte te zijn dan vroeger van de rol van de afdeling Infectieziekten ten tijde van een uitbraak. De afdeling Hygiëne en Inspectie van de GGD Amsterdam, die verantwoordelijk is voor het toezicht op de kindercentra in de regio, signaleert al enige tijd dat er bij kindercentra regelmatig sprake is van een onjuiste uitvoering in de praktijk in het inspectie domein Veiligheid en Gezondheid. De resultaten en aanbevelingen van de hier beschreven onderzoeken, samen met de genoemde ervaringen met kindercentra van verschillende afdelingen van de GGD Amsterdam, hebben geleid tot een onderzoek dat gezamenlijk is opgezet door de afdeling Hygiëne en Preventie en de afdeling Infectieziekten. De doelstelling is te onderzoeken wat het bewustzijn en kennisniveau van medewerkers van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen (kdv en psz) is met betrekking tot infectieziekten, hygiëneen infectiepreventiemaatregelen en de meldingsplicht infectieziekten volgens artikel 26 WpG.
8
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Een aanvullende doelstelling is na afloop van het onderzoek te onderzoeken of de praktijkervaringen van toezichthouders op de Wet Kinderopvang overeenkomen met of verschillen van de resultaten van dit onderzoek. De resultaten van het onderzoek zijn daarnaast gebruikt om een symposium te organiseren waarmee, naast het verbeteren van het kennisniveau van medewerkers van kinderdagverblijven, een grotere bekendheid met de taken van de verschillende afdelingen binnen de GGD wordt gecreëerd. Het gevolg zal kunnen zijn dat medewerkers van kdv en psz beter in staat zullen zijn de GGD te vinden in het geval van gezondheidsvragen en men meer melding zal doen van infectieziekten volgens artikel 26 van de WpG. In dit rapport worden de onderzoeksmethoden, de resultaten, een evaluatie van het symposium en de conclusie en discussie met aanbevelingen beschreven.
9
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
3 Methode
3.1 Werving en selectie In de zomer van 2013 zijn de houders van alle kdv en psz in de regio Amsterdam per e-mail benaderd met de vraag om deel te nemen aan het onderzoek. Buitenschoolse opvang locaties zijn bij dit onderzoek buiten beschouwing gelaten omdat het risico op een ernstig verloop van infectieziekten bij oudere kinderen minder groot is. Om naast informatie van leidinggevenden ook informatie te verzamelen over het bewustzijn en kennis van de pedagogische medewerkers, zijn de houders verzocht om de link naar de vragenlijst door te sturen naar alle pedagogische medewerkers van zijn/haar locatie(s). Om de kdv en psz te benaderen zijn de e-mailadressen van de houders van de kdv en psz die bekend waren bij de GGD Amsterdam, gebruikt. Daarnaast zijn de websites van de kdv en psz, waarvan geen contactgegevens bekend waren bezocht, om een e-mailadres van de contactpersoon te traceren. De kdv en psz waarvan uiteindelijk geen e-mail adres bekend was, zijn niet uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Dit betrof ongeveer 25 kdv en psz in de regio Amsterdam. Het definitieve e-mailbestand dat gebruikt is bestaat uit 550 e-mailadressen van contactpersonen van in totaal 711 kdv en psz in de regio Amsterdam. Dit betekent dat een aantal kdv en psz dezelfde contactpersoon of houder heeft.
3.2 Meetinstrumenten Met behulp van een online vragenlijst zijn de data van dit onderzoek verzameld. Door de betrokken onderzoekers is een concept vragenlijst ontwikkeld. Deze vragenlijst is opgesteld aan de hand van veel voorkomende knelpunten op het gebied van hygiëne, de meest voorkomende infectieziekten en onderwerpen waarover de meeste vragen binnenkomen bij de afdeling Infectieziekten. Ook zijn vragen opgenomen op basis van de kennis en ervaringen van experts op het gebied van infectieziekten en hygiëne en preventie in kdv en psz. De vragenlijst is ingevoerd in een online enquêtetool: SurveyMonkey. Vervolgens is een pilot gehouden om de conceptvragenlijst te testen bij twee pedagogische medewerkers, twee toezichthouders kinderopvang en twee onderzoekers van de GGD Amsterdam. Aan de hand van de uitkomsten van deze pilot is de concept vragenlijst verbeterd tot een definitieve vragenlijst meting 1 (zie bijlage 1). Een link naar de online vragenlijst is eind juli 2013 per e-mail verzonden aan alle 550 beschikbare emailadressen van contactpersonen van kdv en psz in de regio Amsterdam. In de begeleidende mail is het belang van het invullen van de vragenlijst uitgelegd. Daarnaast werd de contactpersoon verzocht om de vragenlijst in te laten vullen door de leidinggevende en pedagogische medewerkers van het kinderdagverblijf of peuterspeelzaal. Bovendien is vermeld wanneer de online vragenlijst uiterlijk ingevuld
10
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
moest worden en dat de anonimiteit van de deelnemers werd gewaarborgd. Tevens diende de begeleidende mail als een vooraankondiging van het symposium van 7 november 2013 (zie bijlage 2). Vier weken na het versturen van de link naar de online vragenlijst is aan de contactpersonen van de kdv en psz een herinneringsmail gestuurd met het verzoek om de vragenlijst alsnog in te vullen en door te sturen aan de leidinggevenden en pedagogische medewerkers van het kindercentrum, indien zij dit nog niet gedaan hadden (zie bijlage 3). De uiterste invuldatum van de vragenlijst was 15 september 2013. De online vragenlijst bestaat enerzijds uit kennisvragen met betrekking tot de drie hoofdonderwerpen van dit onderzoek, namelijk: infectieziekten, hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen en de meldingsplicht infectieziekten volgens artikel 26 WpG. Anderzijds bestaat de vragenlijst uit vragen over de praktijk situatie die bij het kindercentrum van toepassing is op het gebied van deze onderwerpen. De vragenlijst bestaat uit gesloten vragen, met in sommige gevallen de mogelijkheid om een ander antwoord dan de geboden antwoordcategorieën, toe te lichten.
3.3 Analyses In totaal zijn 138 personen begonnen met het invullen van de online vragenlijst. Gedurende de vragenlijst zijn een aantal deelnemers gestopt met het invullen. Deelnemers waarvan de antwoorden op de algemene vragen ontbraken, zijn verwijderd uit de dataset. Uiteindelijk hebben in totaal 106 deelnemers alle vragen ingevuld. Indien meerdere geboortejaren of een niet bestaand geboortejaar was ingevuld door de medewerker, werden deze als ‘missing’ aangegeven in de dataset. De antwoorden op de vragen zijn onderzocht met behulp van verschillende statistische analyses zoals: ‘frequenties’, ‘explore’ en ‘descriptives’. Dit is gedaan om de algemene gegevens van de kdv en psz in kaart te brengen, maar ook om een overzicht te krijgen van de antwoorden op de (kennis)vragen en de stellingen van de vragenlijst. ‘Frequenties’ is gebruikt om de uitkomsten van de meerkeuzevragen in kaart te brengen. Om bij een aantal van deze meerkeuzevragen onderscheid te maken tussen de verschillende functies van de respondenten (leidinggevende of pedagogische medewerker) is gebruik gemaakt van kruistabellen. De statistische analyses ‘descriptives’ en ‘explore’ zijn gebruikt om de gemiddelde scores te berekenen. Daarnaast is ‘explore’ gebruikt om de gemiddelde scores apart te berekenen voor de verschillende functies van de respondenten. De analyses van dit onderzoek zijn uitgevoerd met het statistische softwareprogramma SPSS 19.0.
3.4 Aanvullend onderzoek onder toezichthouders op de Wet Kinderopvang. De toezichthouders op de Wet Kinderopvang van de regio Amsterdam zijn per mail benaderd met het verzoek om deel te nemen aan een korte vragenlijst over de resultaten van dit onderzoek (zie bijlage 4). Hierbij zijn de resultaten van het onderzoek met betrekking tot de praktijksituatie op het gebied van hygiëne en infectiepreventie in de kdv en psz aan hen voorgelegd met een aantal open vragen over hun
11
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
ervaringen met de praktijk. De vragenlijst is in totaal door zes toezichthouders ingevuld en hun antwoorden zijn kwalitatief geanalyseerd om te onderzoeken of de resultaten van dit onderzoek overeenkomen dan wel verschillen van hun ervaringen met de praktijk.
12
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
4 Resultaten
In dit hoofdstuk zijn de resultaten beschreven van de, kennisvragen, stellingen en vragen over de praktijk op het kindercentrum op het gebied van infectieziekten, hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen en de meldingsplicht infectieziekten. Hierbij wordt ook, waar van toepassing, een onderscheid gemaakt tussen leidinggevenden en pedagogische medewerkers. Tevens wordt toegelicht wat de juiste antwoorden van de kennisvragen zijn en wat de gewenste situatie is in de praktijk op het kindercentrum. Tabel 1: Overzicht van de beschrijvende statistiek van de steekproef Leidinggevende
Pedagogische
Andere functie
Totaal
(n=35)
Medewerker (n=55)
(n=16)
(n=106)
Vrouw
33 94,3%
55 100%
16 100%
104 98,1%
Geboortejaar*
1971
1974
1971
1973
(1956-1984)
(1950-1990)
(1951-1988)
(1950-1990)
19 54,3%
30 54,5%
10 62,5%
59
Werkzaam in -
Kinderdagverblijf
-
Kinderdagverblijf + VVE
12 34,3%
3
5,5%
1
6,3%
16
15,1%
-
Peuterspeelzaal
0
1
1,8%
0
0%
1
0,9%
-
Peuterspeelzaal+ VVE
1
2,9%
15 27,3%
2
12,5%
18
17%
-
Anders, namelijk
3
8,6%
6
5,7%
3
18,8%
12
11,3%
0%
55,7%
Werkzaam in Amsterdam, stadsdeel: -
Centrum
3
8,6%
3
5,5%
0
0%
6
-
Nieuw-West
3
8,6%
8
14,5%
0
0%
11 10,4%
5,7%
-
Noord
2
5,7%
6
10,9%
0
0%
8
7,5%
-
Oost
1
2,9%
3
5,5%
2
12,5%
6
5.7%
-
West
8
22,9%
6
10,9%
3
18,8%
17 16%
-
Zuid
3
8,6%
7
12,7%
2
12,5%
12 11,3%
-
Zuid-Oost
8
22,9%
1 3,6%
0
0%
10 9,4%
Werkzaam in randgemeente: -
Aalsmeer
0
0%
2
3,6%
1
6,3%
3
-
Amstelveen
2
5,7%
1
1,8%
3
18,8%
6
5,7%
-
Diemen
0
0%
2
3,6%
1
6,3%
3
2,8%
-
Ouder-Amstel
1
2,9%
0
0%
0
0%
1
0,9%
-
Uithoorn
3
8,6%
10 18,2%
1
6,3%
14 13,2%
1
2,9%
5
3
18,8%
9
Anders, namelijk
9,1%
2,8%
8,5%
13
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Aantal jaar werkzaam in de kinderopvang -
0 tot 1 jaar
1
2,9%
1
0
0%
2
-
1 tot 5 jaar
7
20%
12 21,8%
1,8%
3
18,8%
22 20,8%
1,9%
-
5 tot 10 jaar
7
20%
12 21,8%
2
12,5%
21 19,8%
-
> 10 jaar
20 57,1%
30 54,5%
11 68,8%
61 57,5%
Afgeronde opleiding op het gebied van kinderopvang -
MBO niveau 3
3
8,6%
25 45,5%
2
12,5%
30 28,3%
-
MBO niveau 4
8
22,9%
24 43,6%
7
43,8%
39 36,8%
-
HBO
24 68,6%
8
14,5%
4
25%
36 34%
-
WO
2
5,7%
1
1,8%
4
25%
7
6,6%
-
Volgt nu een opleiding
1
2,9%
0
0%
0
0%
1
0,9%
-
Anders, namelijk
3
8,6%
3
5,5%
1
6,3%
7
6,6%
* gemiddelde (minimum en maximum)
In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de beschrijvende statistiek van de steekproef. De online vragenlijst van het onderzoek is in totaal door 106 personen volledig ingevuld, waaronder 35 leidinggevenden, 55 pedagogische medewerkers en 16 medewerkers met een overige functie binnen het kindercentrum. 98,1% van de respondenten zijn vrouw en het gemiddelde geboortejaar is 1973. Meer dan de helft van de respondenten (55,7% +15,1%) is werkzaam in een kinderdagverblijf. Daarnaast is meer dan de helft van de respondenten (57,5%) al meer dan 10 jaar werkzaam in de kinderopvang. Het laagste opleidingsniveau van de respondenten was MBO niveau 3, bijna 70% heeft een MBO 3 en/of 4 opleiding afgerond. Het hoogste opleidingsniveau was WO en 34% van de respondenten is HBO geschoold, dit betreft met name de leidinggevenden en respondenten met een andere functie.
4.1 Kennisvragen De vragenlijst bevat in totaal tien kennisvragen met betrekking tot hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen en vier op het gebied van infectieziekten. De respondenten hebben gemiddeld 65,7% van de kennisvragen juist beantwoord. Dit gemiddelde is apart berekend voor de verschillende functies van de respondenten. Het blijkt dat zowel pedagogische medewerkers als leidinggevenden gemiddeld 66,4% van de kennisvragen juist beantwoord hebben. De respondenten met een andere functie hebben echter een lager gemiddelde score van 60,7%.
14
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Tabel 2: Overzicht van de kennisvragen uit de vragenlijst, de juiste antwoorden en het aantal respondenten dat juist beantwoord heeft (N= 106) en het percentage. Kennisvragen
Juist beantwoord
Hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen Vraag
Hoeveel dagen mag afgekolfde moedermelk in de koelkast bij maximaal 4 °C
4
bewaard worden?
80
75,5 %
41
38,7 %
68
64,2 %
92
86,8%
46
43,4%
45
42,5%
80
75,5%
24 uur 5
Hoe lang moeten de handen ingewreven worden met water en zeep (volgens de richtlijn)? 10 seconden
6
Wat is waar over desinfecterende handgel? Het mag gebruikt worden in plaats van handen wassen als de handen niet zichtbaar vuil zijn
7
Bij welke handeling(-en) moeten wegwerphandschoenen gedragen worden? Bij contact met bloed, wondvocht of lichaamsvochten die zichtbaar met bloed zijn vermengd
8
Wanneer moet het zand uit de zandbak ververst worden? Als er uitwerpselen van honden en katten in gevonden worden die er mogelijk al langer dan drie weken liggen
19
Een goede koolstofdioxide (CO2) waarde ligt tussen: 800-1000 ppm
20
Wat is ventileren? Het voortdurend verversen van de binnenlucht
21
Wat is waar over het reinigen en desinfecteren van oppervlakken?
100 94,3%
Reinigen is het weghalen van vuil en desinfecteren is het doden van microorganismen 22
Wat is waar over bacteriën en virussen?
93
87,7%
69
65,1%
86
81,1%
73
68,9%
87
82,1%
14
13,2%
Komen o.a. voor op de huid, meubelen, gebruiksvoorwerpen, lucht, water en voedsel 23
Hoeveel procent van de bacteriën en virussen worden overgedragen via de handen? 80%
Infectieziekten 24
Door de huisarts is geconstateerd dat een kind waterpokken heeft. Mag het kind volgens de richtlijn naar het kindercentrum? Ja
25
Wanneer spreek je van diarree? Bij drie keer of vaker dunne/waterige ontlasting per dag
26
Als ik een koortslip heb dan mag ik als pedagogisch medewerker: Alleen werken als ik goede handhygiëne in acht neem en de kinderen geen kusjes geef
27
Wanneer moet diarree gemeld worden bij afdeling infectieziekten van de GGD? Alle antwoorden zijn juist
15
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
In tabel 2 is per kennisvraag weergegeven hoeveel respondenten deze juist beantwoord hebben. Over het algemeen zijn de kennisvragen door een groot aantal respondenten juist beantwoord. Er is echter een aantal kennisvragen, dat door een groot aantal respondenten fout beantwoord is: kennisvraag 5, 8, 19 en 27 (zie bijlage 5). Hieronder volgt voor deze vier vragen een beschrijving van de antwoorden die door de respondenten gekozen zijn.
Vraag 5. Hoe lang moeten de handen ingewreven worden met water en zeep (volgens de richtlijn)? Volgens de richtlijn4 moeten de handen 10 seconden ingewreven worden met water en zeep. Dit is door 38,7% van de respondenten juist beantwoord. Echter, 39,6% van de respondenten was van mening dat dit 20 seconden moet en 21,7% van de respondenten gaf aan dat het 30 seconden moet. Dit zijn ook wenselijke antwoorden, want hoe langer de handen met water en zeep gewassen worden, hoe beter het resultaat van de handhygiëne is.
Vraag 8. Wanneer moet het zand uit de zandbak ververst worden? Zand uit de zandbak moet ververst worden als er uitwerpselen van honden en katten in gevonden worden die er mogelijk al langer dan drie weken liggen. Dit is door 43,4% van de respondenten als juiste antwoord gekozen. 55,7% van de respondenten was van mening dat dit jaarlijks gebeuren moet.
Vraag 19. Een goede koolstofdioxide (CO2) waarde ligt tussen: Een goede koolstofdioxide waarde ligt tussen 800-1000 ppm, wat door 42,5% van de respondenten juist beantwoord is. 56,6% van de respondenten was van mening dat deze waardes lager moeten zijn, namelijk tussen 600-800 ppm. Dit is niet per definitie fout omdat lagere waardes alleen maar beter zijn voor het binnenmilieu en de gezondheid. Slechts 1 respondent was van mening dat een goede koolstofdioxidewaarde boven 1000 ppm ligt, hetgeen een zorgelijke waarde is.
Vraag 27. Wanneer moet diarree gemeld worden bij afdeling infectieziekten van de GGD? Er zijn meerdere gevallen waarbij diarree gemeld moet worden bij afdeling infectieziekten van de GGD. - Als 1 kind ernstige diarree heeft - Als 1/3 deel van de groep binnen 1 week diarreeklachten heeft - Indien er bloedbijmenging bij de ontlasting zit. Slechts 14 (13,2%) respondenten is ervan op de hoogte dat diarree in alle drie de bovenstaande gevallen gemeld moet worden bij afdeling infectieziekten van de GGD. De meeste respondenten hebben slechts 1 van de bovenstaande antwoorden gekozen. Aangezien alle antwoorden juist zijn is dit niet per definitie fout alleen zijn de respondenten niet voldoende genoeg op de hoogte van alle gevallen waarbij diarree gemeld moet worden. Een groot aantal respondenten (87 (82,1%)) gaf aan dat diarree alleen gemeld moet worden als 1/3 deel van de groep binnen 1 week diarreeklachten heeft.
16
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
4.2 Hygiëne en infectiepreventie in de praktijk op het kindercentrum In de vragenlijst zijn stellingen opgenomen met betrekking tot handhygiëne en de verzorging van baby’s jonger dan 6 maanden. Hierbij moesten de respondenten aangeven in hoeverre de beschreven situatie van toepassing is op het kindercentrum.
4.2.1
Handhygiëne
De helft (50%) van de respondenten wast soms zijn/haar handen na het afvegen van een snotneus (zie tabel 3). Dit is zorgelijk aangezien de handen altijd gewassen moeten worden na het afvegen van een snotneus, om het risico op de overdracht van ziekteverwekkers te verkleinen. Daarnaast wassen 19,8% van de respondenten hun handen soms na een plasluier en 18,9% wassen hun handen soms voor het maken van een flesje. Voor een goede hygiëne is het belangrijk dat de pedagogische medewerkers hun handen altijd wassen in deze situaties. Verder rapporteerde 21,7% van de respondenten dat de kinderen hun handen soms wassen voor het eten en soms na het buitenspelen. Dit zijn situaties waarbij de kinderen altijd hun handen zouden moeten wassen. Tabel 3: Percentage respondenten dat handeling nooit, soms, altijd uitvoert (N=106) Nooit
Soms
Altijd
n.v.t.
een plasluier
0,9%
19,8%
79,2%
0%
een poepluier
0,9%
0%
99,1%
0%
het afvegen van een snotneus
0,9%
50%
49,1%
0%
het helpen van een kind bij het toiletbezoek
0,9%
12,3%
85,8%
0,9%
het maken van een flesje
2,8%
18,9%
57,5%
20,8%
het klaarmaken van eten
0,9%
9,4%
86,8%
2,8%
voor het eten
2,8%
21,7%
75,5%
0%
na het buitenspelen
3,8%
21,7%
74,5%
0%
na een toiletbezoek
0,9%
3,8%
94,3%
0,9%
Ik was mijn handen na
Ik was mijn handen voor
De kinderen wassen hun handen
4.2.2
Omgang met zuigflessen en spenen
Het is gewenst dat op de flesjes van alle baby’s onder de 6 maanden oud de naam staat en dat de speentjes van alle baby’s op naam bewaard worden om uitwisseling tussen de kinderen en daarmee kruisbesmetting van micro-organismen te voorkomen. Deze handelingen worden door meer dan de helft van de respondenten uitgevoerd op hun kindercentrum. Echter, 11,3% van de respondenten gaf aan dat bij sommige baby’s de naam van de baby op hun flesje staat (zie tabel 4). Bovendien gaf 7,5% aan dat de speentjes nooit op naam bewaard worden.
17
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Tabel 4: Percentage respondenten dat handeling nooit, bij sommige baby’s, bij alle baby’s uitvoert (N=106) Nooit
Bij sommige baby’s
Bij alle baby’s
n.v.t.
Op de flesjes van de baby’s staat hun naam
4,7%
11,3%
58,5%
25,5%
Speentjes worden op naam bewaard
7,5%
6,6%
59,4%
26,4%
De meeste respondenten antwoordden dat, zoals gewenst volgens de richtlijn, de flesjes en speentjes 5 keer per week worden uitgekookt (zie tabel 5). De andere antwoordcategorieën zijn lastig te interpreteren omdat er veel uitzonderingen genoemd werden zoals: elke dag dat het flesje of de speen gebruikt wordt, we hebben in de week 1 kind die uit een fles drinkt of ouders nemen dagelijks zelf de flessen en spenen mee. Tabel 5: Percentage respondenten dat handeling uitvoert (N=106) 5 x per week
< dan 5 x per week
n.v.t.
Anders,
Gebruikte flesjes worden uitgekookt
40,6%
14,1%
24,5%
20,8%
Gebruikte speentjes worden uitgekookt
35,8%
20,8%
25,5%
18,9%
4.2.3
Controle temperatuur koelkast
Bijna alle respondenten (85 (80,2%)) rapporteerden dat in de koelkast van hun kindercentrum een thermometer ligt. Hierbij rapporteerde 21,7% van de respondenten dat de koelkast wekelijks gecontroleerd wordt en bij 20,8% van de respondenten wordt de temperatuur van de koelkast wekelijks geregistreerd. Volgens de richtlijn moet de temperatuur van de koelkast wekelijks gecontroleerd worden en wordt aanbevolen om de afwijkingen te registreren. 40,6% van de respondenten gaf aan dat de temperatuur van de koelkast dagelijks gecontroleerd wordt en bij 11,3% wordt dit maandelijks gedaan. Bij 17% van de respondenten wordt de temperatuur van de koelkast dagelijks geregistreerd en bij 12,3% maandelijks geregistreerd. Er zijn ook kdv en psz waarbij de temperatuur niet gecontroleerd (9,4%) en niet geregistreerd wordt (33%). Daarnaast weet 17% van de respondenten niet of de temperatuur van de koelkast gecontroleerd en geregistreerd wordt.
4.2.4
Benodigdheden handhygiëne
Bijna alle respondenten (92,5%) rapporteren dat er altijd water, zeep en papieren handdoekjes bij de verschoonplek van hun kindercentrum aanwezig is. Desinfecterende handgel is bij 42,5 % van de respondenten altijd aanwezig op de groep(-en). Dit mag gebruikt worden bij zichtbaar schone handen. Als de handen zichtbaar vuil zijn moeten de handen altijd met water en zeep gewassen worden. Indien van toepassing worden stoffen handdoeken bij het kindercentrum van de meeste respondenten, zoals gewenst volgens de richtlijn, elk dagdeel (68,9%) verwisseld. Bij de overige respondenten worden stoffen handdoeken elke dag (19,8%) of meerdere malen per dag verwisseld.
18
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
4.2.5
Schoonmaak
De vloer wordt in het kindercentrum van meer dan de helft van de respondenten, zoals gewenst volgens de richtlijn, elke dag gedweild (55,7%). De overige respondenten gaven aan dat de vloer 2 keer per week (27,4%) of 3 keer per week (5,7%) gedweild wordt. Daarnaast gaf 11,3% van de respondenten een ander antwoord, zoals: 2 keer per dag, 2 keer per week en wanneer de vloer zichtbaar vies is, na elk eetmoment of 1 keer per week. Daarnaast is gevraagd hoe vaak het speelgoed van de baby’s (jonger dan 6 maanden) dat in de mond gaat, schoongemaakt wordt. Hierbij rapporteerden de respondenten de volgende antwoorden: elke dag (37,7%), 4 keer per week (2,8%), 3 keer per week (1,9%), 2 keer per week (20,8%), n.v.t. (21,7%) en anders, namelijk: (15,1%). Antwoorden die zij hierbij gaven waren: direct als het in de mond is geweest, elke week, wekelijks maar bij zieke kinderen elke dag, of elke maand. Volgens de richtlijn moet speelgoed van baby’s, dat in de mond gaat, minstens dagelijks gereinigd worden met een allesreiniger. De knuffels worden in het kindercentrum van 21,7% van de respondenten wekelijks en bij 57,5% van de respondenten maandelijks gewassen. De overige respondenten (20,8%) gaven aan dat zij geen knuffels hebben, de knuffels elk kwartaal wassen of de knuffels wassen als ze veel gebruikt zijn. Volgens de richtlijn moeten knuffels maandelijks gewassen worden, om de hoeveelheid allergenen en huisstofmijten in textiel te verminderen. In de meeste gevallen heeft het verschoonkussen van het kindercentrum van de respondenten geen losse hoes en wordt het, zoals gewenst volgens de richtlijn, na ieder kind schoongemaakt met allesreiniger (73,6%). Daarnaast gaf 17% van de respondenten alleen aan dat het verschoonkussen geen hoes heeft, zonder te beschrijven op welke wijze het verschoonkussen gereinigd wordt. Overige antwoorden die de respondenten rapporteerden met betrekking tot het verschoonkussen waren: bij elke verschoonbeurt wordt een schone handdoek gebruikt of het verschoonkussen heeft geen hoes maar wordt schoongemaakt met Dettol doekjes.
4.2.6
Melden bij bijten
Als een kind een ander kind tot bloedens toe bijt, belt 34% van de respondenten nooit, 14,2% soms en 27,4% altijd met afdeling Infectieziekten van de GGD (figuur 1). Daarnaast was deze vraag voor 6,6% van de respondenten niet van toepassing en 17,9% koos voor het antwoord anders, namelijk. Zo gaven een aantal respondenten aan dat zij contact opnemen met de ouders van het kind en zij de ouders adviseren om naar de huisarts of eerste hulp te gaan. Anderen gaven aan zelf contact op te nemen met de huisarts van het kind of van beide kinderen. Ook lieten een aantal respondenten weten dat zij dit nog niet hebben meegemaakt op hun kindercentrum. Het heeft de voorkeur te allen tijde contact op te nemen met de GGD in geval van een bijtaccident tot bloedens toe. De GGD maakt met zowel de ouders van de bijter als van het gebeten kind afzonderlijk een inventarisatie van het mogelijk gelopen risico. Hierbij wordt rekening gehouden met de precieze toedracht en met de gegevens van het gebeten kind en de bijter. De risicofactoren gegeven de situatie worden afgewogen en op basis daarvan wordt advies teruggekoppeld en/of actie ondernomen ter bescherming van het kind. Deze inventarisatie gebeurt los van elkaar waardoor de privacy tussen de ouders van beide kinderen gewaarborgd kan worden.
19
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Percentage
28. Als een kind een ander kind tot bloedens toe bijt, dan bel ik de afdeling Infectieziekten van de GGD. 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Nooit
Soms
Altijd
N.v.t.
Anders, namelijk
Figuur 1: Melden bij bijten.
4.2.7
Melden ongewoon aantal zieken
Er is gevraagd of de respondenten een ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) melden bij afdeling Infectieziekten van de GGD; 17% belt nooit, 24,5% belt soms en 44,3% belt altijd als er sprake is van een ongewoon aantal zieken (figuur 2). Daarnaast gaf 14,2% van de respondenten aan dat deze vraag voor hen niet van toepassing was. Dit betroffen 12 pedagogische medewerkers, 2 leidinggevenden en 1 eigenaar. De pedagogische medewerkers gaven aan dat afgesproken is dat hun leidinggevende melding doet (n=10) of dat hier geen afspraak over is (n=2). Bij de leidinggevenden en eigenaar is afgesproken dat zij zelf melding doen van een ongewoon aantal zieken. Kdv en psz zijn wettelijk verplicht melding te doen van infectieziekten (Artikel 26 WpG). Zoals in de richtlijnen beschreven staat moet een ongewoon aantal zieken (aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard), zowel bij cliënten als personeel, binnen een werkdag gemeld worden bij de GGD.
20
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Percentage
29. Ik meld een ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) bij afdeling infectieziekten van de GGD. 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Nooit
Soms
Altijd
N.v.t.
Anders, namelijk
Figuur 2: Melden ongewoon aantal zieken
4.3 De meldingsplicht infectieziekten volgens artikel 26 van de Wet Publieke Gezondheid in de praktijk op het kindercentrum
Vraag 30. In hoeverre ben je het eens met de volgende stellingen? De respondenten moesten aangeven in hoeverre zij het op een schaal van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens) eens waren met een aantal stellingen op het gebied van de meldingsplicht infectieziekten (zie Bijlage 1: vraag 30). Tabel 6: Stellingen op het gebied van de meldingsplicht infectieziekten Helemaal mee
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
oneens 30.1 Ik ben op de hoogte van de
Helemaal mee eens
25
23,6%
18
17%
48
45,3%
13
29
27,4%
55
51,9%
15
14,2%
6
12,3%
2
1,9%
1
0,9%
inhoud van Wet Publieke Gezondheid artikel 26 30.2 Ik vind het moeilijk om een
5,7%
ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) te herkennen op ons kindercentrum
21
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Zoals in tabel 6 te zien is gaf 40,6% (23,6%+17%) van de respondenten aan niet op de hoogte te zijn van de inhoud van WpG artikel 26. Daarnaast had 45,3% van de respondenten een neutrale mening over de stelling, waardoor onbekend is of zij wel of niet op de hoogte zijn WpG artikel 26. Slechts 14,2% (12,3%+1,9%) van de respondenten is op de hoogte WpG artikel 26. Over het algemeen vinden de respondenten het niet moeilijk om een ongewoon aantal zieken te herkennen op hun kindercentrum, 79,3% (27,4%+51,9%). Echter, 14,2% van de respondenten had een neutrale mening over de stelling, waardoor onbekend is of zij het wel of niet moeilijk vinden.
Vraag 31. Bij wie meld je dat er een ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) zijn op jouw groep? Uit het onderzoek blijkt dat 61,3% van de respondenten een ongewoon aantal zieken meldt bij zijn/haar leidinggevende. Daarnaast meldt 22,6% van de respondenten een ongewoon aantal zieken bij afdeling Infectieziekten van de GGD. 12,3% van de respondenten koos voor de antwoordcategorie anders, namelijk. Zo gaven een aantal aan dat zij melden bij hun leidinggevende die vervolgens melding doet bij de afdeling Infectieziekten van de GGD. Ook zijn er respondenten die zowel bij de leidinggevende als de afdeling Infectieziekten van de GGD melden. Tevens is onderzocht wat het verschil is tussen de verschillende functies van de respondenten. Hieruit blijkt dat 40% van de leidinggevenden een ongewoon aantal zieken zelf meldt bij de afdeling Infectieziekten en 37,1% van de leidinggevenden meldt bij zijn/haar leidinggevende. Daarentegen melden pedagogische medewerkers vaker bij hun leidinggevende (81,8%) en minder vaak zelf bij de afdeling Infectieziekten (5,5%).
Vraag 32. Bij ons is het afgesproken wie melding doet van een ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) bij afdeling Infectieziekten van de GGD. Bij een groot aantal respondenten (81,2%) is afgesproken wie een ongewoon aantal zieken meldt. Dit is wenselijk omdat voor iedereen dan duidelijk is wie hier verantwoordelijk voor is. Bij 16% van de respondenten is op hun kindercentrum geen afspraak gemaakt over wie melding doet van een ongewoon aantal zieken bij afdeling Infectieziekten van de GGD.
Vraag 33. Hoe vaak is er in de afgelopen 12 maanden contact opgenomen met de afdeling Infectieziekten van de GGD, voor vragen over of meldingen van infectieziekten op jouw kindercentrum? Figuur 3 geeft weer hoe vaak er in de afgelopen 12 maanden contact is opgenomen met de afdeling Infectieziekten, voor vragen over of meldingen van infectieziekten op hun kindercentrum. 18,9% van de respondenten heeft in de afgelopen 12 maanden tussen de 2-5 keer en 19,8% van de respondenten heeft 1 keer contact opgenomen. Van de respondenten heeft 48,1% aangeven dat zij in de afgelopen 12 maanden 0 keer contact hebben opgenomen met de afdeling Infectieziekten. Daarnaast heeft 13,2% van de
22
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
respondenten aangegeven niet te weten hoe vaak er contact is opgenomen met afdeling Infectieziekten van de GGD. Leidinggevenden hebben in de afgelopen 12 maanden vaker contact opgenomen met de afdeling Infectieziekten dan pedagogische medewerkers. Zo heeft 26% van de leidinggevenden 1 keer en 34% van de leidinggevenden 2-5 keer contact opgenomen in vergelijking met respectievelijk 11% en 9% van de pedagogische medewerkers. Bovendien heeft 56,4% van de pedagogische medewerkers 0 keer contact opgenomen ten opzichte van 37,1% van de leidinggevenden.
Percentage
33. Hoe vaak is er in de afgelopen 12 maanden contact opgenomen met de afdeling Infectieziekten van de GGD, voor vragen over of meldingen van infectieziekten op jouw kindercentrum? 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 0 keer
1 keer
2-5 keer
6-10 keer
> 10 keer
Weet ik niet
Aantal keer contact opgenomen met de afdeling Infectieziekten van de GGD Figuur 3: Contact met de afdeling Infectieziekten in de afgelopen 12 maanden
Vraag 39. Is er een geprinte versie van de LCHV richtlijnen ‘Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum (versie juni 2013)’ op jullie kindercentrum aanwezig? Meer dan de helft van de respondenten (57,5%) gaf aan dat bij hun op het kindercentrum een geprinte versie van de LCHV richtlijnen ‘Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum (versie juni 2013)’ aanwezig is. Echter, 14,2% van de respondenten gaf aan geen geprinte versie te hebben en 13,2% gaf aan dat zij een oudere geprinte versie van de richtlijnen hebben, namelijk uit: 2007, 2008, 2009, 2011 of februari 2013. Bovendien gaf 15,1% aan dat zij niet weten of er een geprinte versie van de LCHV richtlijnen op hun kindercentrum aanwezig is.
23
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
4.4 Vragen m.b.t. rol van en mening over afdeling Infectieziekten GGD Amsterdam In de vragenlijst zijn een aantal vragen opgenomen die betrekking hebben op de rol van de GGD. Zo is onder andere gevraagd wat hun mening is over de afdeling Infectieziekten van de GGD, wat de kdv en psz verwachten van de afdeling Infectieziekten van de GGD na het melden van een ongewoon aantal zieken. Ook zijn vragen gesteld met betrekking tot telefonisch contact met de GGD en de website van de GGD.
Vraag 30. In hoeverre ben je het eens met de volgende stellingen? De respondenten moesten aangeven in hoeverre zij het op een schaal van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens) eens waren met een aantal stellingen met betrekking tot de rol van de afdeling Infectieziekten (zie Bijlage 1: vraag 30). Tabel 7: Stellingen met betrekking tot de rol van afdeling Infectieziekten Helemaal mee
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
oneens 30.3 Ik ben tevreden over de hulp
Helemaal mee eens
2
1,9%
5
4,7%
43 40,6%
47 44,3%
9
8,5%
4
3,8%
7
6,6%
33 31,1%
55 51,9%
7
6,6%
1,9%
van afdeling infectieziekten van de GGD bij vragen over infectieziekten 30.4 De maatregelen die afdeling infectieziekten van de GGD adviseert zijn uitvoerbaar 30.5 Ik vind het moeilijk om ervoor
14 13,2%
41 38,7%
35 33%
14 13,2%
2
1
1
15 14,2%
62 58,5%
27 25,5%
te zorgen dat (indien nodig) ouders contact opnemen met de afdeling Infectieziekten 30.6 Samenwerking tussen ons
0,9%
0,9%
kindercentrum en afdeling infectieziekten van de GGD vind ik belangrijk
Meer dan de helft van de respondenten is tevreden over de hulp van de afdeling Infectieziekten van de GGD bij vragen over infectieziekten (44,3%+8,5%) en is van mening dat de maatregelen die afdeling Infectieziekten van de GGD adviseert uitvoerbaar zijn (51,9%+6,6%). Een groot gedeelte van de respondenten heeft hier een neutrale mening over en 10,4% van de respondenten is van mening dat de maatregelen niet uitvoerbaar zijn. De meeste respondenten (13,2%+38,7%) vinden het niet moeilijk om ervoor te zorgen dat ouders contact opnemen met de afdeling Infectieziekten. 33% van de respondenten had hier een neutrale mening over en 15,1% (13,2%+1,9%) van de respondenten vind het wel moeilijk om ervoor te zorgen dat ouders contact opnemen met de afdeling Infectieziekten. Verder vindt 84% (58,5%+25,5%) respondenten de samenwerking tussen hun kindercentrum en afdeling Infectieziekten van de GGD belangrijk.
24
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
In tabel 8 is te zien dat ruim 70% van de respondenten, die in de afgelopen 12 maanden contact hebben opgenomen met afdeling Infectieziekten van de GGD, tevreden is over de hulp bij vragen over infectieziekten (53,7%+17,1%) en is van mening dat de maatregelen die zij adviseert uitvoerbaar zijn (56,1%+17,1%). Een klein deel (4,9%+7,3%) van de respondenten is hier ontevreden over en vindt de maatregelen niet uitvoerbaar. Tabel 8: Stellingen m.b.t. tot de rol van afdeling Infectieziekten specifiek voor deelnemers die in de afgelopen 12 maanden contact hebben opgenomen met afdeling Infectiezieken van de GGD (n=41) Helemaal mee
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
oneens 30.3 Ik ben tevreden over de hulp
Helemaal mee eens
2
4,9%
3 7,3%
7 17,1%
22 53,7%
7 17,1%
2
4,9%
3 7,3%
6 14,6%
23 56,1%
7 17,1%
van afdeling infectieziekten van de GGD bij vragen over infectieziekten 30.4 De maatregelen die afdeling infectieziekten van de GGD adviseert zijn uitvoerbaar
4.4.1
Verwachtingen van respondenten over de GGD
De meeste respondenten verwachten telefonisch advies over hygiënemaatregelen (72,6%) of informatiefolders voor ouders (55,7%) van de afdeling Infectieziekten van de GGD, na het melden van een ongewoon aantal zieken. Daarnaast verwacht 33% van de respondenten voorlichting en scholing voor medewerkers en 17,9% van de respondenten verwacht een bezoek aan hun kindercentrum. Andere verwachtingen van de GGD die beschreven werden zijn: ‘’ Directe informatie over de te volgen strategie. Deze kan voor elke infectieziekte anders zijn.’’ ‘’ Voorlichting en scholing voor ouders.’’ ‘’ Wij halen bij infectieziekten van kinderen info van de site van de GGD om ouders goed te informeren over de klachten, de duur en de behandeling en tevens het advies of een kind gebruik mag maken van de opvang die dag.’’
4.4.2
Telefonisch contact met de GGD
Bijna alle respondenten gaven aan dat het telefoonnummer van de afdeling Infectieziekten van de GGD bekend is op hun kindercentrum. Er waren echter ook respondenten die rapporteerden dat het telefoonnummer niet bekend is op hun kindercentrum (9,4%) of dat zij niet weten of het nummer bekend is op hun kindercentrum (11,3%).
25
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Daarnaast is gevraagd of het telefoonnummer van de afdeling Infectieziekten van de GGD snel beantwoord wordt. Deze vraag was voor 63 (59,5%) respondenten niet van toepassing. Van de respondenten waarvoor deze vraag wel van toepassing was, gaf 76,8% aan dat dat het telefoonnummer altijd, 20,9% soms en 2,3% nooit snel wordt beantwoord.
4.4.3
Website GGD
Bijna alle respondenten (90,6%) weten waar zij informatie voor kdv en psz kunnen vinden op de website van de GGD Amsterdam. Slechts 1 (0,9%) van de respondenten zoekt wekelijks informatie voor kdv en psz op de website van de GGD Amsterdam. Het percentage respondenten dat maandelijks op zoek gaat naar informatie voor kdv en psz is hoger, namelijk 19,8%. Dit aantal is nog hoger voor de groep respondenten (37,7%) die 2-3 keer per jaar op zoek gaat naar informatie voor kdv en psz. Er zijn ook respondenten die slechts 1 keer per jaar of nooit informatie voor kdv en psz zoeken, respectievelijk 15,1% en 26,4% van de respondenten.
26
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
4.5 Evaluatie Symposium ‘Infectieziekten uit het kindercentrum?!’ In de vragenlijst van het onderzoek heeft 24,5% van de respondenten aangegeven dat zij het middagsymposium op 7 november 2013 zouden bijwonen. Daarentegen, heeft 21,7% van de respondenten aangegeven het symposium niet bij te wonen en 53,8% gaf aan het symposium misschien bij te wonen. De top 7 onderwerpen die zij graag zouden willen terug zien op het symposium zijn: het weren van zieke kinderen, communicatie met ouders over infectieziekten, de rol van de afdeling infectieziekten van de GGD, prik- en bijtincidenten, zwangere leidsters op het kindercentrum, meldingsplicht van infectieziekten en 5e ziekte of andere vlekjesziekten. Deze gegevens zijn gebruikt om het programma van het symposium in te richten. Op donderdag 7 november 2013 werd het symposium ‘Infectieziekten uit het kindercentrum’, gehouden. Het symposium is in totaal door 86 medewerkers (38 leidinggevenden; 39 pedagogische medewerkers; 9 overige functie) van diverse kdv en psz in de regio Amsterdam bezocht. Na afloop is een evaluatieformulier (zie bijlage 6) grotendeels ingevuld door 54 deelnemers (18 leidinggevenden, 29 pedagogische medewerkers en 7 medewerkers met een overige functie). Hieronder volgt een beschrijving van de antwoorden op het evaluatieformulier.
4.5.1
Resultaten evaluatieformulier
De deelnemers hebben de verschillende aspecten van het symposium met name beoordeeld met een voldoende of goed (zie tabel 9). De communicatie rondom het symposium en de inschrijfprocedure is voornamelijk goed of voldoende beoordeeld door de deelnemers die het evaluatieformulier ingevuld hebben. Het tijdstip en de lengte van het symposium en de relevantie onderwerpen zijn iets vaker voldoende dan goed beoordeeld in vergelijking met bovengenoemde aspecten.
Tabel 9: Vraag 2 evaluatieformulier. Hoe beoordeelt u: Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Zeer goed
0%
3,7 %
37 %
50 %
3,7 %
Inschrijfprocedure ( n= 50)
0%
1,9 %
29,6 %
53,7 %
7,4 %
Bereikbaarheid locatie (n=52)
0%
1,9 %
22,2 %
61,1 %
11,1 %
Locatie (n=54)
0%
1,9 %
16,7 %
64,8 %
16,7 %
Catering (n=52)
0%
3,7 %
27,8 %
53,7 %
11,1 %
Tijdstip en lengte van het symposium (n=51)
0%
5,6 %
46,3 %
40,7 %
1,9 %
Deelnamekosten van het symposium (n=48)
1,9 %
11,1 %
42,6 %
27,8 %
5,6 %
Relevantie onderwerpen (n=49)
0%
7,4 %
40,7 %
27,8 %
7,4 %
Communicatie rondom het symposium (n= 51)
In tabel 10 wordt een overzicht gegeven van de beoordeling van de deelnemers, die het evaluatieformulier invulden, met betrekking tot nieuwe inzichten door en het voldoen aan de verwachtingen van het
27
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
symposium. Op de stelling heeft het symposium nieuwe inzichten gegeven, vulde 46,3% van de deelnemers voldoende en 31,5% goed in. Uitgesplitst naar functie vulden pedagogische medewerkers (41,4%) vaker goed in dan leidinggevenden (11,1%). Daarnaast vulde 46,3% van de deelnemers in dat het symposium voldoende en 29,6% goed voldeed aan hun verwachtingen. Tabel 10: Vraag 3 evaluatieformulier. Het symposium: Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Zeer goed
Heeft me nieuwe inzichten gegeven (n=54)
1,9 %
16,7 %
46,3 %
31,5 %
3,7 %
Voldeed aan mijn verwachtingen (n=52)
3,7 %
13 %
46,3 %
29,6 %
3,7 %
Het symposium kreeg een gemiddeld rapportcijfer van 7,1 (n= 52) en 75,9% van de deelnemers zou het symposium aanbevelen aan collega’s. De meeste deelnemers 22 (40,7%) zijn door hun leidinggevende op de hoogte gebracht van het symposium. Daarnaast gaven 21 (38,9%) deelnemers aan dat zij de uitnodiging per email ontvangen hebben. Slechts 4 deelnemers zijn via de uitnodiging per post op de hoogte gebracht van het symposium. Een aantal deelnemers heeft tevens opmerkingen vermeld op het evaluatieformulier. Zo gaven twee deelnemers aan dat zij van tevoren graag meer duidelijkheid hadden gehad over de inhoud van het symposium, qua niveau en ervaring. Ook hebben deelnemers laten weten dat zij meer van het symposium verwacht hadden, omdat zij meer inhoudelijke informatie verwacht hadden over kinderziektes en infectieziekten. Daarnaast gaf een andere deelnemer aan meer praktische tips te willen en zou een deelnemer het fijn vinden als zij een informatiefolder voor ouders zou kunnen krijgen.
28
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
4.6 Ervaringen van toezichthouders op de Wet Kinderopvang De resultaten van dit onderzoek met betrekking tot de praktijksituatie op het gebied van hygiëne en infectiepreventie in de kdv en psz zijn voorgelegd aan zes toezichthouders van de regio Amsterdam. In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten vergeleken met de ervaringen die de toezichthouders hebben op het gebied van hygiëne en infectiepreventiemaatregelen in de praktijk. Daarnaast zijn een aantal vragen gesteld om meer inzicht te krijgen in de praktijk van kdv en psz vanuit de ervaringen van de toezichthouders op de Wet Kinderopvang.
1. Wat zijn jullie ervaringen met de hygiëne en infectiepreventie in de praktijk op het gebied van onderstaande vijf onderwerpen van ons onderzoek? Komen onze resultaten overeen met jullie ervaringen of wijken deze juist erg af?
1.1
Handhygiëne
Verschonen Wat betreft de handhygiëne tijdens het verschonen van de kinderen observeren de toezichthouders regelmatig dat beroepskrachten niet handelen volgens de hygiënerichtlijnen van het LCHV en in sommige gevallen ook niet volgens het beleidsplan van de betreffende locatie. Zo wordt vaak geobserveerd dat beroepskrachten hun handen eens per verschoonronde wassen, terwijl de handen na iedere verschoonbeurt gewassen zou moeten worden. De toezichthouders observeren dat in het geval van een poepluier de handen in de meeste gevallen wel na ieder kind gewassen worden. Uit ervaring van de toezichthouders zijn beroepskrachten niet goed genoeg op de hoogte van het feit dat zij hun handen moeten wassen na de verschoning van ieder kind, dus ook na een plasluier. Soms lukt het beroepskrachten echter niet om na elke plasluier de handen te wassen, waardoor zij hun handen na 2 kinderen of pas na de verschoonronde wassen. Een aantal toezichthouders vermoedt dat het percentage van 79,2% van de respondenten dat aangeeft de handen wassen na een plasluier in de praktijk lager is; één van de ondervraagde toezichthouders observeert een hoger percentage tijdens haar bezoeken, maar denkt dat dit hoger is omdat de inspecteur aanwezig is en de beroepskrachten zich er meer van bewust zijn.
Toiletbezoek De resultaten van het onderzoek met betrekking tot de handhygiëne na een toiletbezoek van het kind, komen volgens de toezichthouders ongeveer overeen met de praktijk. Er wordt echter ook geobserveerd dat de beroepskrachten niet altijd na elk toiletbezoek van een kind hun handen wassen. Een toezichthouder geeft aan dat er vaak meerdere wc’s voor kinderen aanwezig zijn en dat het soms voorkomt dat de beroepskrachten verschillende kinderen na elkaar helpen en hun handen dan pas aan het eind van de toiletronde wassen.
29
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Na het buitenspelen Wat betreft het wassen van de handen van de kinderen na het buitenspelen hebben de toezichthouders verschillende ervaringen. Een aantal toezichthouders geeft aan dat de onderzoeksresultaten ongeveer overeenkomen met wat zij zien in de praktijk. Daarentegen observeert een aantal toezichthouders dat het wassen van de handen na het buitenspelen regelmatig niet gebeurt. Volgens één van de toezichthouders gaan kinderen meestal verder binnen spelen en niet direct aan tafel in de gevallen dat de kinderen na het buitenspelen hun handen niet wassen.
Voor het eten Volgens de ervaringen van een aantal toezichthouders worden de handen vaak gewassen voor het eten alleen gebeurt dit in de praktijk minder vaak dan de resultaten van dit onderzoek laten zien. Eén van de toezichthouders observeert in ongeveer 70% van de gevallen dat de handen voorafgaand aan het eten schoongemaakt worden met een doekje.
1.2 Omgang met zuigflessen en spenen De toezichthouders observeren in de meeste gevallen dat er namen zijn genoteerd op de flessen en spenen. Het komt echter ook voor dat zij flessen en spenen aantreffen zonder naam. De beroepskrachten verklaren dan dat zij zelf wel weten welke fles en speen van welk kind is of dat deze bewaard worden in het eigen mandje van het kind. Een invalkracht kan echter niet weten welke fles en speen bij welk kind hoort als deze niet voorzien is van naam of op naam bewaard wordt.
1.3 Controle temperatuur koelkast Volgens een aantal toezichthouders ligt er in de praktijk niet bij 80,2% van de kdv en psz een thermometer in de koelkast. Daarnaast ervaren een aantal toezichthouders dat de temperatuur van de koelkast in zeer weinig gevallen (ongeveer 25%) wekelijks gecontroleerd en geregistreerd wordt. De beroepskrachten verklaren de koelkasttemperatuur regelmatig te controleren maar de temperatuurlijsten worden niet altijd goed bijgehouden waardoor dit niet te beoordelen is door de toezichthouder. Eén van de toezichthouders is van mening dat de gevonden resultaten wel representatief zijn voor hoe het in de praktijk gaat. Verder merkten de toezichthouders op dat er bij afwijkingen van de gewenste temperatuur niet (direct) gehandeld wordt, de meeste beroepskrachten niet weten waarom zij registreren en dat zij niet weten welke temperatuur ideaal is en wat zij moeten doen als de temperatuur te hoog is.
1.4 Benodigdheden handhygiëne De resultaten met betrekking tot de benodigdheden handhygiëne komen volgens de toezichthouders ongeveer overeen met de praktijk. Uit ervaring van één van de toezichthouders wordt in steeds meer kdv en psz gebruik gemaakt van papieren handdoekjes en is zeep vrijwel altijd aanwezig. Desinfecterende handgel is op ongeveer de helft van de kdv en psz aanwezig. Een aantal merkten wel op dat de
30
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
benodigdheden voor de beroepskrachten meestal wel aanwezig zijn maar dat de benodigdheden (zeep, papieren handdoeken of een schone handdoek) bij de handwasgelegenheid van de kinderen vaak ontbreken. Daarnaast werken veel locaties nog met stoffen handdoeken bij de kinderwc’s die volgens verklaringen van de beroepskrachten vaak eens per dag verwisseld worden.
1.5 Schoonmaak Uit ervaring van de toezichthouders wordt de vloer rondom de tafel waaraan gegeten wordt en bij kleine organisaties, dagelijks schoongemaakt door de beroepskrachten zelf. Hierbij vermoeden een aantal toezichthouders dat het schoonmaken niet geheel volgens de richtlijnen gebeurt en dat er bij de beroepskrachten specifieke kennis ontbreekt met betrekking tot goed schoonmaken. In de meeste gevallen wordt de schoonmaak bij de grote organisaties uitbesteed aan een schoonmaakbedrijf. Dit gebeurt dan dagelijks of drie keer per week. Wat betreft de schoonmaak van het speelgoed van de baby’s (jonger dan 6 maanden) dat in de mond gaat, hebben de toezichthouders andere ervaringen dan de onderzoeksresultaten aangeven. Zij vinden het percentage respondenten dat verklaart het speelgoed van de baby’s elke dag schoon te maken aan de hoge kant. Eén van de toezichthouders geeft aan dat het speelgoed in de meeste gevallen 1 keer per week schoongemaakt wordt en dat in peuterspeelzalen het soms voorkomt dat dit alleen in de vakanties gebeurt. Een andere toezichthouder geeft aan dat de resultaten niet overeenkomen met haar ervaringen in de praktijk. In haar ervaring wordt het speelgoed niet of nauwelijks dagelijks schoongemaakt. Eén van de toezichthouders ervaart dat het schoonmaken van het verschoonkussen na ieder kind in de praktijk veel minder vaak gebeurt dan in het onderzoek gevonden is.
2. Hebben jullie ervaringen met onderwerpen met betrekking tot hygiëne en infectiepreventie in de praktijk, die niet gevraagd zijn in dit onderzoek? Dit onderzoek heeft betrekking op enkele onderwerpen op het gebied van hygiëne en infectiepreventie in de praktijk. Toezichthouders geven aan dat zij ook ervaring hebben met andere aan hygiëne en infectiepreventie gerelateerde onderwerpen die niet gevraagd zijn in dit onderzoek, zoals: (gebrek aan) kennis met betrekking tot voedselveiligheid, het aanbieden van warme maaltijden, het binnenmilieu, verstopte ventilatie roosters, inrichting van het pand en het onjuist gebruik schoonmaakmiddelen.
3. Hoe belangrijk vinden jullie hygiëne en infectiepreventie in kindercentra? En wat vinden jullie het belang van toezicht hierop? Toezichthouders vinden hygiëne en infectiepreventie in kdv en psz zeer belangrijk. Zij geven aan dat het toezicht hierop ook van groot belang is en nog steeds hard nodig blijft omdat in de praktijk vaak kennis ontbreekt en houders en beroepskrachten door het toezicht gestimuleerd worden om maatregelen te nemen om gezondheidsrisico’s te voorkomen of beperken. Meerdere toezichthouders benadrukken dat zij het belangrijk vinden dat het domein veiligheid en gezondheid bij alle jaarlijkse inspectiebezoeken beoordeeld zou moeten worden.
31
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
4. Wat is jullie ervaring met het beleid van kindercentra met betrekking tot hygiëne en infectiepreventie? Is het over het algemeen in orde, ontbreken er vaak onderdelen? Volgens de toezichthouders is het beleid van kdv en psz met betrekking tot hygiëne en infectiepreventie over het algemeen in orde. Een inspecteur merkt wel op dat het op papier vaak op orde is maar dat veel beroepskrachten niet geheel op de hoogte zijn van het beleid en dat zij vaak naar eigen inzicht handelen als het om hygiëne gaat. Een andere toezichthouder geeft aan vaak tegen te komen dat het ventilatiebeleid onvoldoende is: ‘’ Beroepskrachten weten vaak niet welke ventilatiemogelijkheden er zijn, er zijn geen concrete instructies of zij ventileren helemaal niet.’’ Ook worden volgens de toezichthouders gezondheidsrisico’s regelmatig niet per ruimte geïnventariseerd, terwijl kdv en psz per ruimte te maken kunnen hebben met andere gezondheidsrisico’s door de verschillende leeftijdsgroepen. Daarnaast is het beleid niet altijd toegespitst op de betreffende locatie omdat over het algemeen de standaard richtlijnen van het LCHV worden overgenomen.
5. Welke gezondheidsrisico’s treffen jullie (regelmatig) aan tijdens inspectiebezoeken en kunnen jullie deze gezondheidsrisico’s altijd kwijt in het inspectierapport? De gezondheidsrisico’s die de toezichthouders (regelmatig) aantreffen tijdens de inspectiebezoeken hebben te maken met onjuiste handhygiëne en onvoldoende hygiëne rondom het verschonen, zoals het onjuist reinigen van het verschoonkussen. Daarnaast constateren zij gezondheidsrisico’s met betrekking tot het binnenmilieu, zoals onvoldoende ventilatie en te hoge temperaturen. Ook komt een toezichthouder regelmatig tegen dat het schoonmaakrooster onvoldoende wordt bijgehouden en dat de bedjes onvoldoende vaak verschoond worden. De toezichthouders geven aan dat zij deze gezondheidsrisico’s bijna altijd kwijt kunnen in het inspectierapport.
6. Komt het bij een locatie wel eens voor dat jullie zien dat hygiëne en infectiepreventiemaatregelen niet of onjuist uitgevoerd worden, maar dit niet kunnen beschrijven in het rapport omdat Veiligheid & gezondheid geen onderdeel uitmaakt van het bezoek op dat moment? Zo ja, licht graag toe hoe frequent dit voorkomt en wat voor situaties jullie observeren. Het komt bij een locatie wel eens voor dat hygiëne en infectiepreventiemaatregelen niet of onjuist worden uitgevoerd. Dit betreft vaak de handhygiëne. De handen worden niet altijd gewassen op de momenten dat zij gewassen moeten worden of de uitvoering van de handhygiëne gebeurt niet zoals volgens de richtlijn zou moeten. Daarnaast komt het voor dat het hygiënisch handelen van de pedagogische medewerkers tijdens het verschonen onvoldoende is. Het komt soms voor dat zij deze tekortkomingen niet kwijt kunnen in het inspectierapport van een locatie waarbij een verminderde inspectieactiviteit plaatsvindt op basis van risicogestuurd toezicht.
32
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
5 Conclusie en discussie
Het doel van dit onderzoek was te onderzoeken wat het bewustzijn en kennisniveau van medewerkers van kdv en psz is met betrekking tot infectieziekten, hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen en de meldingsplicht infectieziekten volgens artikel 26 van de Wet Publieke Gezondheid. Daarnaast is onderzocht hoe men hygiënemaatregelen toepast in de praktijk. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van conclusies uit dit rapport, de sterke punten en beperkingen van het onderzoek en tot slot een aantal aanbevelingen.
5.1 Interpretatie van de resultaten Kennisvragen De respondenten hebben gemiddeld 65,7% van de kennisvragen met betrekking tot hygiëne en infectiepreventiemaatregelen en infectieziekten juist beantwoord. De kennisvragen waarbij wat vaker een ander antwoord dan de richtlijnen werd gekozen, hebben betrekking op hygiëne en infectiepreventiemaatregelen: handen wassen, zandbak verversen en een goede CO2 waarde. De respondenten kozen bij de vragen over deze onderwerpen antwoorden die niet per definitie fout waren, maar vaak juist nog strenger dan de richtlijnen. Zoals de vraag over een goede CO2 waarde, hierbij koos men vaak het antwoord met een lagere CO2 waarde (600-800 ppm) dan beschreven staat in de richtlijnen (800-1000 ppm). Tijdens het symposium was het onderwerp ‘goede CO2 waarde’ een groot discussiepunt. Een aantal kdv en psz gaf aan dat zij hier door de Inspectie Kinderopvang te streng op afgerekend was omdat deze een lagere waarde zou hanteren dan de richtlijnen. Deze discussie is teruggekoppeld aan de betreffende afdeling van de GGD met daarbij het advies dat er duidelijke afspraken moeten zijn over welke waarde gehanteerd wordt als afkapwaarde. Verder blijkt dat de respondenten onvoldoende op de hoogte zijn van alle gevallen waarbij diarree gemeld moet worden bij de GGD. Het merendeel van de respondenten (82%) is wel op de hoogte dat gemeld moet worden als 1/3 deel (of meer) van de kinderen (binnen 2 weken) in dezelfde groep diarreeklachten heeft, maar men moet ook alert zijn op kinderen met bloederige of ernstige diarree. Het lijkt erop dat de respondenten voldoende kennis hebben van de onderwerpen die bevraagd zijn. De kans op bias (externe factoren die de uitkomst van het onderzoek negatief beïnvloeden) is echter aanwezig, omdat de mogelijkheid bestaat dat men antwoorden heeft opgezocht of besproken heeft met collega’s.
Hygiënemaatregelen in de praktijk: handhygiëne Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het op de juiste momenten uitvoeren van handhygiëne van de werknemers en de kinderen van kdv en psz nog verbetering behoeft. Op basis van de zelfrapportage kan gesteld worden dat een deel van de respondenten hun handen niet altijd wast wanneer dat wel zou moeten. Bij verschillende situaties is gerapporteerd dat zij hun handen dan soms, en in enkele gevallen nooit, wassen zoals: na een plasluier, na het afvegen van een snotneus en voor het maken van een flesje.
33
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Daarnaast is door een deel van de respondenten gerapporteerd dat de kinderen hun handen soms wassen voor het eten en soms wassen na het buitenspelen. Dit is zorgelijk aangezien de handen bij alle beschreven situaties altijd gewassen moeten worden door de medewerkers en de kinderen, om het risico op overdracht van micro-organismen via de handen te verkleinen. Dit komt overeen met de bevindingen van het onderzoek van ‘Heel gewoon handen schoon’, waarbij geobserveerd werd dat bij 42% van de handhygiënemomenten de handen daadwerkelijk werden gewassen5,6. Een groot deel (65,1%) van de respondenten van dit huidig onderzoek weet wel dat 80% van de micro-organismen via de handen worden overgedragen. Deze kennis zorgt er kennelijk niet voor dat zij hun handen altijd op de juiste momenten wassen. Bijna alle respondenten rapporteerden dat de benodigdheden voor een goede handhygiëne (water, zeep en papieren handdoekjes) altijd aanwezig zijn in hun kindercentrum en dat zij, indien van toepassing, stoffen handdoeken op de gewenste momenten volgens de richtlijn verwisselen.
Hygiënemaatregelen in de praktijk: overig Bij de vragen over het noteren van de naam van het kind op zuigflessen en spenen, geven de meeste respondenten antwoorden die volgens de richtlijnen zijn. Minder dan 10% geeft aan nooit de naam van het kind op de zuigfles of speen te zetten. Hoewel het een laag percentage is, is het wel zorgelijk omdat er via zuigflessen en spenen gemakkelijk overdracht van micro-organismen kan plaatsvinden bij hele jonge kinderen. De controle van de koelkasttemperatuur wordt door het grootste deel van de respondenten volgens de richtlijnen uitgevoerd. Er zijn echter ook kdv en psz waarbij de temperatuur niet gecontroleerd (9,4%) en niet geregistreerd wordt (33%). Dit is een onwenselijke situatie voor wat betreft de voedselveiligheid op een kindercentrum, mede omdat er soms ook borstvoeding in de koelkast wordt bewaard. Op het gebied van de schoonmaak van speelgoed en het dweilen van de vloer is ruimte voor verbetering. Een derde van de respondenten dweilt de vloer niet dagelijks wat kan leiden tot ophoping van microorganismen op de vloer waar kinderen vaak ook spelen. Speelgoed dat in de mond gaat wordt volgens het merendeel van de respondenten niet elke dag gereinigd zoals in de richtlijnen staat. Dit is zorgelijk omdat er zo eenvoudig kruisbesmetting van micro-organismen op kan treden tussen jonge kinderen. De reiniging van knuffels wordt door het merendeel van de respondenten wel op de juiste wijze uitgevoerd.
Melden van infectieziekten Bijna de helft van de respondenten rapporteerde dat zij een ongewoon aantal zieken in hun kindercentrum altijd melden bij de GGD. Van deze respondenten heeft 38% in de afgelopen 12 maanden 0 keer contact opgenomen met de GGD. Het is mogelijk dat er in de afgelopen 12 maanden geen ongewoon aantal zieken zijn geweest. Het is echter ook mogelijk dat er wel sprake was van een ongewoon aantal zieken maar dat deze respondenten vanwege een voor ons onbekende reden geen contact hebben opgenomen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat het lage aantal meldingen het gevolg is van het niet kunnen herkennen van een ongewoon aantal zieken, aangezien bijna 80% van de respondenten gerapporteerd heeft dat zij het niet moeilijk vinden om dit te herkennen. Bij 81,2% van de respondenten is vastgelegd wie er bij de GGD de melding doet van een ongewoon aantal zieken. Slechts 22,6% van de respondenten rapporteerde dat zij zelf contact opnemen met de GGD en de overige respondenten meldt bij hun leidinggevende. Het is onbekend of deze leidinggevende vervolgens
34
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
meldt bij de GGD. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor onderrapportage van meldingen volgens artikel 26 WpG, omdat er meerdere personen zitten tussen het signaleren van een ongewoon aantal zieken en het melden bij de GGD. Het gebrek aan kennis over artikel 26 WpG (40%), is ook een mogelijke verklaring voor onderrapportage.
Samenwerking met de GGD De respondenten vinden de samenwerking tussen hun kindercentrum en afdeling Infectieziekten van de GGD belangrijk. Daarnaast zijn de respondenten, die in de afgelopen 12 maanden contact hebben opgenomen met de GGD, tevreden over de hulp en vinden zij de maatregelen die de GGD adviseert uitvoerbaar. Een klein deel van de respondenten (15,1%) vindt het moeilijk om ervoor te zorgen dat ouders contact opnemen met de afdeling Infectieziekten. Bovendien verwacht meer dan de helft van de respondenten (55,7%) na het melden van een ongewoon aantal zieken informatiefolders voor ouders van de afdeling Infectieziekten van de GGD. Daarnaast verwachten zij telefonisch advies over hygiënemaatregelen en voorlichting en scholing voor medewerkers. Afdeling Infectieziekten van de GGD heeft een adviserende rol naar kindercentra toe. Om informatie (folders) te kunnen verstrekken, moet eerst geïnventariseerd worden van welke (infectie-) ziekte er sprake is, hiervoor is het vaak nodig met de ouders te spreken. Vervolgens wordt indien van toepassing, gerichte informatie over de (infectie-) ziekte aangereikt. Tijdens het symposium is deze aanpak besproken om zo de wederzijdse verwachtingen helder te krijgen. Tijdens het symposium is een beslisboom uitgedeeld waarin medewerkers van kdv en psz kunnen terug lezen wanneer zij contact moeten opnemen met de afdeling Infectieziekten van de GGD. Deze is op aanvraag bij de afdeling Infectieziekten beschikbaar voor medewerkers van kindercentra.
Symposium Over het algemeen is het symposium met een voldoende/goed beoordeeld door de deelnemers en zou 75,9% van de deelnemers het symposium aanbevelen aan collega’s. Enkele deelnemers hebben laten weten dat zij meer inhoudelijke informatie verwacht hadden over kinderziektes en infectieziekten. Ook gaf een deelnemer aan meer praktische tips te willen. Dit zijn punten die de GGD in de toekomst in overweging kan nemen bij het verstrekken van informatie over infectieziekten, hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen en de meldingsplicht infectieziekten volgens artikel 26 WpG.
Ervaringen van toezichthouders op de Wet Kinderopvang De ervaringen van de toezichthouders op de Wet Kinderopvang komen niet allemaal overeen met de zelf gerapporteerde antwoorden van de respondenten met betrekking tot de praktijksituatie op het gebied van hygiëne en infectiepreventie in hun kindercentrum. Zo komen toezichthouders regelmatig tegen dat beroepskrachten niet handelen volgens de hygiënerichtlijnen. Zij treffen (regelmatig) gezondheidsrisico’s aan die te maken hebben met onjuiste handhygiëne en onvoldoende verschoonhygiëne. Deze handelingen behoeven volgens de toezichthouders verbetering. Over het algemeen ervaren de toezichthouders dat de benodigdheden voor handhygiëne voldoende aanwezig zijn. De richtlijnen worden volgens de toezichthouders ook niet altijd nageleefd door de beroepskrachten als het gaat om de omgang met zuigflessen en spenen en de controle en registratie van de temperatuur van de koelkast. Daarnaast zouden beroepskrachten niet goed genoeg op de hoogte zijn van de handelingen die zij moeten uitvoeren
35
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
als de gevonden temperatuur afwijkt van de gewenste temperatuur. In de meeste gevallen wordt de schoonmaak bij de grote organisatie uitbesteed aan een schoonmaakbedrijf. De toezichthouders hebben echter zorgen over de kennis met betrekking tot goed schoonmaken, indien dit door de beroepskrachten zelf gedaan wordt. Het is onwenselijk dat de richtlijnen niet altijd juist worden uitgevoerd in de praktijk en het is zorgelijk dat de toezichthouders ervaren dat er sprake is van een gebrek aan kennis op het gebied van hygiëne en infectiepreventie. Volgens de toezichthouders is het beleid van kdv en psz op het gebied van hygiëne en infectiepreventie over het algemeen in orde, maar beroepskrachten zijn vaak niet geheel op de hoogte van het beleid en handelen vaak naar eigen inzicht. De toezichthouders vinden hygiëne en infectiepreventie belangrijk en benadrukken het belang van toezicht hierop. Zij benadrukken met name dat het domein Veiligheid en gezondheid bij alle jaarlijkse inspectiebezoeken beoordeeld zou moeten worden, en dus ook bij locaties waarbij verminderde inspectieactiviteit plaatsvindt op basis van risicogestuurd toezicht. Uit een onderzoek naar risicogestuurd toezicht in de regio Amsterdam7 kwam dit ook als aanbeveling naar voren. Dit omdat een veilige en gezonde omgeving zeker voor jonge kinderen van groot belang is.
Algemene conclusie Het kennisniveau van medewerkers van kdv en psz met betrekking tot infectieziekten en hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen is voldoende voor wat betreft de onderwerpen van de kennisvragen van dit onderzoek. Toezichthouders op de Wet Kinderopvang geven echter aan dat er op andere gebieden met betrekking tot hygiëne en infectiepreventie de kennis soms onvoldoende is. Er is ruimte voor verbetering bij de uitvoering van sommige hygiëne en infectiepreventiemaatregelen in de praktijk. Dit bevestigen toezichthouders op de Wet Kinderopvang. De kennis over artikel 26 WpG is beperkt en het melden van een ongewoon aantal zieken gebeurt mogelijk niet optimaal. De respondenten vinden de samenwerking met afdeling Infectieziekten van de GGD belangrijk en zij zijn tevreden over de hulp en vinden de maatregelen die de GGD adviseert uitvoerbaar. Het symposium is positief ontvangen door het grootste deel van de deelnemers. Enkele deelnemers hadden meer inhoudelijke informatie verwacht over kinderziektes en infectieziekten.
5.2 Sterke punten en beperkingen van het onderzoek Door gebruik te maken van een online vragenlijst was het mogelijk om zowel leidinggevenden als pedagogische medewerkers van kdv en psz uit de gehele regio Amsterdam te betrekken bij het onderzoek. Daarnaast is de steekproef representatief voor alle kdv en psz in de regio Amsterdam, wat bijdraagt aan de vertaalslag van de bevindingen van het onderzoek naar de praktijk. De online vragenlijst zorgt mogelijk voor bias, omdat niet gecontroleerd kan worden of de respondenten de antwoorden van de kennisvragen tijdens het invullen hebben opgezocht. Het is ook te verwachten dat er tot op zekere hoogte sprake is geweest van sociaal wenselijke antwoorden met betrekking tot de
36
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
vragen over hygiëne en infectiepreventiemaatregelen in de praktijk, omdat de resultaten van dit onderzoek niet gebaseerd zijn op observaties in de praktijk. De kans op sociaal wenselijke antwoorden is bij online vragenlijsten echter kleiner dan bij onderzoeken waar een interviewer de vragenlijst afneemt8. De antwoord categorieën ‘n.v.t.’ en ‘neutraal’ zijn slecht of niet te interpreteren, waardoor tot op zekere hoogte sprake is van verlies aan data. De antwoordcategorie n.v.t. was echter noodzakelijk om toe te voegen, omdat een aantal vragen niet van toepassing zijn voor alle kdv en psz, zoals de vragen m.b.t. de verzorging van baby’s jonger dan 6 maanden. In totaal zijn 32 respondenten vroegtijdig afgehaakt en hebben de vragenlijst niet voltooid. Het is onbekend wat de oorzaak is van het vroegtijdig afhaken. Mogelijk komt dit door de lengte van de vragenlijst of de algemene vragen over de persoonlijke gegevens van de respondenten. Wat betreft de dataverzameling waren wij binnen dit onderzoek afhankelijk van de contactpersoon van de kdv en psz om de link naar de vragenlijst te verspreiden onder collega’s (pedagogische medewerkers en leidinggevenden), aangezien alleen het e-mailadres van de contactpersoon beschikbaar was. De respons was wellicht hoger geweest als e-mailadressen van leidinggevenden en pedagogische medewerkers beschikbaar waren geweest of als andere middelen beschikbaar waren geweest om respondenten te werven, zoals het verspreiden van flyers om medewerkers uit te nodigen voor deelname aan het onderzoek.
5.3 Aanbevelingen Op basis van de bevindingen van dit onderzoek kunnen een aantal aanbevelingen gedaan worden aan kdv en psz en aan de GGD.
Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen Het is belangrijk dat medewerkers van kdv en psz de richtlijnen opvolgen op het gebied van handhygiëne en reiniging. Het is aan te raden om de richtlijnen te bespreken tijdens een teamoverleg en om medewerkers te stimuleren te handelen volgens de richtlijnen. Het is aan te raden om tijdens de inwerkperiode van een nieuwe medewerker op een kindercentrum, informatie te geven over WpG artikel 26 en de afspraken die hierover gemaakt zijn op het kindercentrum. Bij kdv en psz is niet altijd afgesproken wie verantwoordelijk is voor het melden van een ongewoon aantal zieken bij de afdeling Infectieziekten van de GGD. Het zorgt voor een betere zelfredzaamheid en mogelijk vaker melden aan de GGD als hier wel afspraken over zijn. Ook is het belangrijk om vaste afspraken te maken over wie verantwoordelijk is voor het melden van een uitbraak en wie zijn/haar taak overneemt bij afwezigheid. Het is raadzaam om pedagogische medewerkers te motiveren om zelf contact op te nemen met de GGD indien zij een ongewoon aantal zieken vermoeden of vragen hebben over infectieziekten.
37
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
GGD- Afdeling Infectieziekten Het is aan te raden om als GGD, voor zover dit mogelijk is, te voldoen aan de verlangens en verwachtingen van de kdv en psz die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Dit leidt mogelijk tot een beter meldgedrag en een (nog) betere samenwerking tussen de GGD en de voorzieningen kdv en psz. De belangrijkste verwachtingen van de kdv en psz over de GGD zijn telefonisch advies over hygiënemaatregelen en informatiefolders voor ouders na het melden van een ongewoon aantal zieken. Het is onbekend in welke mate in de regio Amsterdam sprake is van onderrapportage van melding volgens WpG artikel 26. Vervolgonderzoek is nodig om het meldgedrag en onderrapportage in kaart te brengen en om te onderzoeken wat de eventuele oorzaken hiervan zijn. Daarnaast is het gewenst om inzicht te verkrijgen in het werkelijk voorkomen van ziekteverschijnselen bij kinderen die kdv en psz bezoeken. Het is aan te raden dat de GGD uitzoekt in hoeverre de onderwerpen van dit onderzoek met betrekking tot hygiëne en infectiepreventie in de praktijk, deel uitmaken van de meest voorkomende opleidingen voor pedagogische medewerkers. Dit maakt het mogelijk om aangrijpingspunten te formuleren voor onderwijsinstellingen die de relevante opleidingen aanbieden. Dit stelt hen in staat om toekomstige pedagogische medewerkers in een vroeg stadium het belang van de juiste uitvoering van de richtlijnen in de praktijk bij te brengen. Het is raadzaam om in een halfjaarlijkse nieuwsbrief van de GGD meer aandacht te besteden aan de inhoud van WpG artikel 26. Hierbij kan afdeling Infectieziekten eventueel aansluiten bij de nieuwsbrief van het toezicht op de kinderopvang. Zo kunnen kdv en psz onder andere voorgelicht worden over wanneer er wordt gesproken over een ongewoon aantal zieken en wanneer dus gemeld moet worden bij de GGD. Hierbij kan de GGD ook uitleggen wat het belang van melden is, wat zij met een melding doet en wat zij voor een kindercentrum kan betekenen als er sprake is van een ongewoon aantal zieken.
GGD- Afdeling Hygiëne & Inspectie Het onderdeel gezondheid uit het domein Veiligheid en gezondheid zou bij alle jaarlijkse inspectiebezoeken beoordeeld moeten worden, en dus ook bij locaties waarbij verminderde inspectieactiviteit plaatsvindt op basis van risicogestuurd toezicht. Observationeel onderzoek is nodig om de praktijk op het gebied van hygiëne en infectiepreventiemaatregelen beter en uitgebreider te onderzoeken. Hiermee neem je de kans op bias door sociaal wenselijke antwoorden weg. Dit maakt het mogelijk een gerichtere interventie te ontwikkelen.
GGD- Gezamenlijk projectteam Infectieziekten en Hygiëne en Inspectie Het is aan te raden om het gedrag van medewerkers van kdv en psz op het gebied van hygiëne en infectiepreventie en het meldgedrag te bevorderen door middel van een interventieprogramma. Dit onderzoek laat zien dat de kennis op het gebied van hygiëne en infectiepreventie wel voldoende is maar dat de uitvoering in de praktijk nog verbetering behoeft. Een interventieprogramma kan medewerkers van kdv en psz handvaten geven om het juiste gedrag op de juiste momenten uit te voeren. Het is belangrijk dat afdeling Infectieziekten en afdeling Hygiëne en Inspectie op projectbasis samenwerken om dit te kunnen realiseren.
38
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
6 Referentielijst
1 Overheid.nl. Wet – en regelgeving: Wet publieke gezondheid. Geraadpleegd op: 23 november 2011, van: http://wetten.overheid.nl/BWBR0024705/geldigheidsdatum_21-11-2014#HoofdstukV 2 Heel gewoon handen schoon, Handhygiëne Programma Kinderdagverblijven. Evaluatie. Geraadpleegd op: 3 juli 2013, van: http://www.heelgewoonhandenschoon.nl/evaluatie/ 3 S. Lagerweij, S. van Megen. WPG Artikel 26 meldingen; Kwaliteitsproject Verpleegkunde. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, juni 2010. 4 Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu; Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal (0-4 jarigen). Juni 2013 5 Heel gewoon handen schoon, Handhygiëne Programma Kinderdagverblijven. Vooronderzoek. Geraadpleegd op: 3 juli 2013, van: http://www.heelgewoonhandenschoon.nl/vooronderzoek/ 6 Heel gewoon handen schoon, Handhygiëne Programma Kinderdagverblijven. Nieuwsbrief oktober 2012. Geraadpleegd op: 3 juli 2013, van: http://www.heelgewoonhandenschoon.nl/wpcontent/uploads/2013/10/Nieuwsbrief-Heel-gewoon-Handen-schoon.pdf 7 Stelk G, Hall J, Veenstra T. Risicogestuurd toezicht op kinderdagverblijven en buitenschoolseopvanglocaties. Een onderzoek naar het voorspellend vermogen van het risicoprofiel. April 2013. 8 Rijksoverheid. Overheidscommunicatie: Kwantitatief onderzoek. Geraadpleegd op: 24 februari 2014, van: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overheidscommunicatie/informatie-voorprofessionals/communicatieonderzoek/kwantitatief-onderzoek
39
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Bijlage 1: Vragenlijst
Vragenlijst voor het Symposium 'Infectieziekten uit het kindercentrum?!' Welkom bij de vragenlijst over infectieziekten in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. In deze vragenlijst worden een aantal vragen gesteld over handhygiëne, hygiëne in het algemeen en infectieziekten. Daarnaast worden vragen gesteld over jouw ervaringen met de afdeling Infectieziekten van de GGD en aan het einde van de vragenlijst staan wat algemene vragen. Je kunt op elke vraag het antwoord geven dat het beste bij de situatie op jouw kinderdagverblijf of peuterspeelzaal past. Er wordt geen waardeoordeel aan de antwoorden gegeven. We willen je vragen om geen antwoorden op te zoeken, maar om de vragen te beantwoorden met wat je op dit moment denkt dat het beste antwoord is. Het is van belang dat alle vragen worden ingevuld. Voor informatie, vragen of problemen met het invullen van deze vragenlijst kun je contact opnemen met mw. Joy Hall of mw. Anne Tolsma op telefoonnummer: 020 5555581 E-mail:
[email protected] of
[email protected] De antwoorden worden anoniem en vertrouwelijk behandeld. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 20 minuten. De volgende stellingen gaan over handhygiëne. 1. Welke situatie is bij jullie op het kindercentrum van toepassing? Nooit
Soms
Altijd
N.v.t
Ik was mijn handen na een plasluier Ik was mijn handen na een poepluier Ik was mijn handen na het afvegen van een snotneus Ik was mijn handen na het helen van een kind bij het toiletbezoek Ik was mijn handen voor het maken van een flesje Ik was mijn handen voor het klaarmaken van eten De kinderen wassen hun handen voor het eten De kinderen wassen hun handen na het buitenspelen De kinderen wassen hun handen na een toiletbezoek
40
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
De stellingen van vraag 2 en vraag 3 gaan over de verzorging van baby's jonger dan 6 maanden. 2. Welke situatie is bij jullie op het kindercentrum van toepassing? Nooit
Bij sommige baby’s
Bij alle baby’s
N.v.t
Op de flesjes van de baby’s staat hun naam Speentjes worden op naam bewaard
3. Welke situatie is bij jullie op het kindercentrum van toepassing? 1x per
2x per
3x per
4x per
5x per
week
week
week
week
week
N.v.t.
Anders, namelijk
Gebruikte flesjes worden uitgekookt Gebruikte speentjes worden uitgekookt
De volgende meerkeuzevragen gaan over maatregelen voor infectiepreventie en de situatie bij jullie op het kindercentrum. Zoek niets op maar geef aan wat je op dit moment denkt dat het beste antwoord is. 4. Hoeveel dagen mag afgekolfde moedermelk in de koelkast bij maximaal 4 °C bewaard worden? 24 uur 28 uur 72 uur
5. Hoe lang moeten de handen ingewreven worden met water en zeep (volgens de richtlijn)? 10 seconden 20 seconden 30 seconden 6. Wat is waar over desinfecterende handgel? Het mag gebruikt worden in plaats van handen wassen als de handen niet zichtbaar vuil zijn Het mag gebruikt worden voor de kinderen Het moet gebruikt worden na het handen wassen 7. Bij welke handeling(-en) moeten wegwerphandschoenen gedragen worden? Bij contact met bloed, wondvocht of lichaamsvochten die zichtbaar met bloed zijn vermengd Bij het snijden/schillen van fruit dat nog een half uur wordt bewaard in de koelkast Bovenstaande antwoorden zijn beide juist 8. Wanneer moet het zand uit de zandbak ververst worden? Als er uitwerpselen van honden en katten in gevonden worden die er mogelijk al langer dan drie weken liggen Als er veel bladeren in aangetroffen worden Jaarlijks
41
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Geef aan welke situatie bij jullie op het kindercentrum van toepassing is 9. In de koelkast ligt een thermometer. Ja Nee 10. Bij de verschoonplek op mijn kindercentrum zijn water, zeep en papieren handdoekjes aanwezig. Nooit Soms Altijd 11. Op de groep(-en) is desinfecterende handgel aanwezig. Nooit Soms Altijd 12. Stoffen handdoeken verwisselen wij: Elk dagdeel Elke dag 2 keer per week 3 keer per week 4 keer per week Anders, namelijk: 13. Hoe vaak wordt de vloer gedweild? Elke dag 2 keer per week 3 keer per week 4 keer per week Anders, namelijk: 14. Hoe vaak wordt het speelgoed van de baby’s, jonger dan 6 maanden, dat in de mond gaat schoongemaakt? Elke dag 2 keer per week 3 keer per week 4 keer per week N.v.t. Anders, namelijk: 15. Hoe vaak worden knuffels gewassen? Dagelijks Wekelijks Maandelijks Anders, namelijk:
42
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
16. Welke situatie is bij jullie op het kindercentrum van toepassing? Het verschoonkussen heeft geen hoes Het verschoonkussen heeft geen hoes, maar wordt na ieder kind schoongemaakt met allesreiniger Het verschoonkussen krijgt na ieder kind een schone hoes Het verschoonkussen krijgt na elke verschoonronde een schone hoes Het verschoonkussen heeft een hoes die verwisseld wordt als hij vies is Het verschoonkussen heeft een hoes die elke dag verwisseld wordt Anders, namelijk: 17. Hoe vaak wordt de temperatuur van de koelkast gecontroleerd? Niet Dagelijks Wekelijks Maandelijks Weet ik niet 18. Hoe vaak wordt de temperatuur van de koelkast geregistreerd? Niet Dagelijks Wekelijks Maandelijks Weet ik niet
19. Een goede koolstofdioxide (CO2) waarde ligt tussen: 600-800 ppm 800-1000 ppm boven de 1000 ppm 20. Wat is ventileren? Het in korte tijd verversen van alle verontreinigde binnenlucht door de ramen en/of buitendeuren wijd open te zetten Het voortdurend verversen van de binnenlucht 21. Wat is waar over het reinigen en desinfecteren van oppervlakken? Je moet altijd eerst desinfecteren voordat je reinigt Reinigen en desinfecteren komen op hetzelfde neer Reinigen is het weghalen van vuil en desinfecteren is het doden van micro-organismen 22. Wat is waar over bacteriën en virussen? Daar wordt je ziek van Komen alleen voor in voedsel Komen o.a. voor op de huid, meubelen, gebruiksvoorwerpen, lucht, water en voedsel
43
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
23. Hoeveel procent van de bacteriën en virussen worden overgedragen via de handen? 25% 60% 80%
De volgende meerkeuzevragen gaan over infectieziekten en de situatie bij jullie op het kindercentrum. Zoek niets op maar geef aan wat je op dit moment denkt dat het beste antwoord is. 24. Door de huisarts is geconstateerd dat een kind waterpokken heeft. Mag het kind volgens de richtlijn naar het kindercentrum? Ja Nee 25. Wanneer spreek je van diarree? Bij één keer dunne/waterige ontlasting per dag Bij twee keer dunne/waterige ontlasting per dag Bij drie keer of vaker dunne/waterige ontlasting per dag 26. Als ik een koortslip heb dan mag ik als pedagogisch medewerker: Alleen werken als ik goede handhygiëne in acht neem en de kinderen geen kusjes geef Alleen werken als ik zalf gebruik Niet werken met baby’s Niet werken tot het helemaal over is 27. Wanneer moet diarree gemeld worden bij afdeling infectieziekten van de GGD? Als 1 kind ernstige diarree heeft Als 1/3 deel van de groep binnen 1 week diarreeklachten heeft Indien er bloedbijmenging bij de ontlasting zit. Alle antwoorden zijn juist 28. Als een kind een ander kind tot bloedens toe bijt, dan bel ik de afdeling Infectieziekten van de GGD. Nooit Soms Altijd N.v.t. Anders, namelijk: 29. Ik meld een ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) bij afdeling infectieziekten van de GGD. Nooit Soms Altijd N.v.t.
44
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
30. In hoeverre ben je het eens met de volgende stellingen? Helemaal mee oneens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Helemaal mee eens
Ik ben op de hoogte van de inhoud van Wet Publieke Gezondheid artikel 26 Ik vind het moeilijk om een ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) te herkennen op ons kindercentrum Ik ben tevreden over de hulp van afdeling infectieziekten van de GGD bij vragen over infectieziekten De maatregelen die afdeling infectieziekten van de GGD adviseert zijn uitvoerbaar Ik vind het moeilijk om ervoor te zorgen dat (indien nodig) ouders contact opnemen met de afdeling Infectieziekten Samenwerking tussen ons kindercentrum en afdeling infectieziekten van de GGD vind ik belangrijk
31. Bij wie meld je dat er een ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) zijn op jouw groep? Leidinggevende Afdeling infectieziekten GGD Inspectie kinderopvang GGD Ik meld aan niemand Anders, namelijk: 32. Bij ons is het afgesproken wie melding doet van een ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) bij afdeling Infectieziekten van de GGD. Nee Ja, ikzelf Ja, mijn leidinggevende Ja, anders namelijk:
45
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
33. Hoe vaak is er in de afgelopen 12 maanden contact opgenomen met de afdeling Infectieziekten van de GGD, voor vragen over of meldingen van infectieziekten op jouw kindercentrum? 0 keer 1 keer 2-5 keer 6-10 keer > 10 keer Weet ik niet 34. Wat verwacht je van de afdeling infectieziekten van de GGD na het melden van een ongewoon aantal zieken (kinderen of medewerkers) op jouw kindercentrum? (meerdere antwoorden mogelijk) Bezoek aan het kindercentrum Informatiefolder voor ouders Telefonisch advies over hygiënemaatregelen Voorlichting en scholing voor medewerkers Anders, namelijk: 35. Het telefoonnummer van de afdeling infectieziekten van de GGD is op ons kindercentrum bekend. Ja Nee Weet ik niet 36. Het telefoonnummer van de afdeling infectieziekten van de GGD wordt snel beantwoord. Nooit Soms Altijd N.v.t. 37. Ik weet waar ik informatie voor kindercentra kan vinden op de website van de GGD Amsterdam (www.ggd.amsterdam.nl). Ja Nee 38. Hoe vaak zoek je informatie voor kindercentra op de website van de GGD Amsterdam? Dagelijks Wekelijks Maandelijks 2-3 keer per jaar 1 keer per jaar Nooit
46
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
39. Is er een geprinte versie van de LCHV richtlijnen ‘Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum (versie juni 2013)’ op jullie kindercentrum aanwezig? Ja Nee Weet ik niet Nee, wij hebben een oudere versie van de richtlijnen namelijk: Hieronder vind je tot slot enkele algemene vragen. 40. Wat is je geslacht? Man Vrouw 41. Wat is je geboortejaar? 42. In welk stadsdeel of gemeente werk je? Amsterdam, Centrum Amsterdam, Nieuw-West Amsterdam, Noord Amsterdam, Oost Amsterdam, West Amsterdam, Zuid Amsterdam, Zuidoost Aalsmeer Amstelveen Diemen Ouder-Amstel Uithoorn Anders, namelijk: 43. Bij wat voor soort opvang werk je? Kinderdagverblijf Kinderdagverblijf + VVE Peuterspeelzaal Peuterspeelzaal + VVE Anders, namelijk: 44. Hoe groot is het kindercentrum waar je werkt? Aantal groepen: Aantal kinderen: 45. Wat is je functie? Leidinggevende Pedagogische medewerker Anders, namelijk:
47
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
46. Hoe lang ben je werkzaam in de kinderopvang? (als pedagogische medewerker, assistent leidinggevende, leidinggevende) 0 tot 1 jaar 1 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar > 10 jaar 47. Welke opleiding(en) heb je gevolgd op het gebied van kinderopvang? (meerdere antwoorden mogelijk) MBO niveau 3 MBO niveau 4 HBO WO Ik volg nu een opleiding Anders, namelijk: 48. Ben je van plan om het middagsymposium ‘Infectiezieken uit het kindercentrum?!’ op 7 november 2013 bij te wonen? Ja Nee Misschien 49. Welke onderwerpen zou je graag terug zien op het symposium? (meerdere antwoorden mogelijk) De rol van de afdeling Infectieziekten van de GGD? Handhygiëne Waterpokken Voedselhygiëne 5e ziekte of andere vlekjesziekten Schoonmaak Krentenbaard Ventileren Diarree Prik- en bijtincidenten Hand voet en mond ziekte Meldingsplicht van infectieziekten Schimmel op de huid (Ringworm) Het weren van zieke kinderen Geelzucht (Hepatitis A) Communicatie met ouders over infectieziekten Zwangere leidsters op het kindercentrum Anders, namelijk
48
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Enige tijd na het symposium ‘Infectieziekten uit het kindercentrum?!’ zouden we graag nogmaals contact met je opnemen per e-mail om een vragenlijst af te nemen. 50. Mogen we jou in de toekomst benaderen voor vervolgonderzoek? Nee Ja, vul dan hieronder je e-mailadres in. 51. Heb je nog aanvullende vragen of opmerkingen?
Heel hartelijk dank voor jouw medewerking. De antwoorden worden gebruikt om het programma van het symposium ‘Infectieziekten uit het kindercentrum?!’ vast te stellen. Als je wilt, kun je alvast via dit e-mailadres (
[email protected]) laten weten dat je geïnteresseerd bent in het symposium. Dit leidt uiteraard niet tot verplichting tot deelname. Met vriendelijke groeten, De organisatoren van het symposium
49
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Bijlage 2: Uitnodigingsmail
Verzonden op 30 en 31 juli 2013 Beste mevrouw, meneer, Infectieziekten, ziekten die besmettelijk (kunnen) zijn, kunnen op een kindercentrum de gemoederen behoorlijk bezig houden. Ze kunnen zowel bij ouders en hun kinderen als bij de medewerkers tot onrust leiden. Sommige infectieziekten zijn onschuldig, andere vragen om extra maatregelen. Maar wanneer moet er nou wat gedaan worden en wie bepaalt dat? Om op deze en andere vragen over infectieziekten antwoord te geven organiseren de afdeling Infectieziekten en de afdeling Hygiëne & Preventie van de GGD Amsterdam samen een middagsymposium. Tijdens dit symposium komen verschillende onderwerpen aan bod, zoals het vóórkomen en voorkómen van infectieziekten en de (hygiëne-) maatregelen die eventueel noodzakelijk zijn. Het symposium ‘Infectieziekten uit het kindercentrum?!’, is bedoeld voor pedagogisch medewerkers en leidinggevenden van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Het wordt gehouden in een nader te bepalen locatie in Amsterdam, op donderdagmiddag 7 november 2013 van 13.30-17.00. De kosten van het symposium bedragen €30. In het najaar zal hiervoor een officiële uitnodiging verstuurd worden. Om te bepalen aan welke onderwerpen behoefte is tijdens het symposium, is een vragenlijst gemaakt. We zouden het zeer op prijsstellen als u de vragenlijst kunt invullen en deze email met link naar de vragenlijst naar de pedagogisch medewerkers van uw kindercentrum kunt doorsturen. Ook als u het symposium niet kunt bezoeken, stellen we uw antwoorden zeer op prijs. De antwoorden worden anoniem en vertrouwelijk behandeld. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 20 minuten. U heeft tot 15 september 2013 de mogelijkheid om de vragenlijst in te vullen. U kunt de vragenlijst invullen door op de volgende link te klikken of deze link te kopiëren naar uw browser: http://www.surveymonkey.com/s/GCJVTTQ Voor informatie of vragen kunt u contact opnemen met mw. Anne Tolsma of mw. Joy Hall. Telefoonnummer: 020 555 5581 Email:
[email protected] Alvast hartelijk dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groet, De organisatoren van het symposium
50
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Bijlage 3: Herinneringsmail
Verzonden op 26 augustus 2013
Beste mevrouw, meneer, Eind juli ontving u een uitnodiging om een online vragenlijst in te vullen ten behoeve van het symposium ‘Infectieziekten uit het kindercentrum?!’, voor pedagogische medewerkers en leidinggevenden van kindercentra in Amsterdam. De vragenlijst is door een aantal medewerkers en leidinggevenden van kindercentra al ingevuld. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk vragenlijsten worden ingevuld, om een zo helder mogelijk beeld te krijgen van de huidige situatie op het gebied van hygiëne en infectieziekten in kindercentra. Wij zouden iedereen die het nog niet heeft ingevuld, willen vragen dit alsnog te doen voor 15 september 2013. U kunt de vragenlijst invullen door op de volgende link te klikken: http://www.surveymonkey.com/s/GCJVTTQ Als u leidinggevende bent, willen wij u vriendelijk verzoeken om de link ook door te sturen naar de pedagogische medewerkers van uw locatie(s). Het invullen van de vragenlijst kost ongeveer 20 minuten. De antwoorden worden uiteraard vertrouwelijk en anoniem behandeld. Heeft u de vragenlijst al ingevuld, dan willen wij u hiervoor hartelijk bedanken en kunt u deze e-mail als niet verzonden beschouwen. Alvast hartelijk dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groet, De organisatoren van het symposium
51
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Bijlage 4: Vragenlijst toezichthouders op de Wet Kinderopvang
1. Wat zijn jullie ervaringen met de hygiëne en infectiepreventie in de praktijk op het gebied van onderstaande vijf onderwerpen van ons onderzoek? Komen onze resultaten overeen met jullie ervaringen of wijken deze juist erg af? Handhygiëne Bijvoorbeeld: Komt het bij de meeste kindercentra inderdaad voor dat medewerkers hun handen altijd wassen na een plas- en poepluier (zoals 79,2% en 99,1% respectievelijk geantwoord heeft) en na het helpen van een kind bij het toiletbezoek (85,8%)? Of gebeurt dit minder vaak dan de medewerkers zelf rapporteren? Wassen kinderen hun handen altijd na het buitenspelen (74,5% geeft aan dat dat altijd gebeurt) of zien jullie dat dat veel minder vaak gebeurt? Omgang met zuigflessen en spenen Bijvoorbeeld: Treffen jullie nooit/soms/vaak flesjes en speentjes aan zonder naam (58,5% en 59,4% van de respondenten geeft aan bij alle baby’s onder de 6 maanden de naam te noteren op de flesjes/speentjes op naam te bewaren). Controle temperatuur koelkast Omschrijf je ervaringen graag ook voor de controle van de temperatuur van de koelkast. Benodigdheden handhygiëne Omschrijf je ervaringen graag ook voor de benodigdheden voor handhygiëne. Schoonmaak Omschrijf je ervaringen graag ook voor het uitvoeren van de schoonmaak.
2. Hebben jullie ervaringen met onderwerpen met betrekking tot hygiëne en infectiepreventie in de praktijk, die niet gevraagd zijn in dit onderzoek? 3. Hoe belangrijk vinden jullie hygiëne en infectiepreventie in kindercentra? En wat vinden jullie het belang van toezicht hierop?
52
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
4. Wat is jullie ervaring met het beleid van kindercentra met betrekking tot hygiëne en infectiepreventie? Is het over het algemeen in orde, ontbreken er vaak onderdelen? 5. Welke gezondheidsrisico’s treffen jullie (regelmatig) aan tijdens inspectiebezoeken en kunnen jullie deze gezondheidsrisico’s altijd kwijt in het inspectierapport? 6. Komt het bij een locatie wel eens voor dat jullie zien dat hygiëne en infectiepreventiemaatregelen niet of onjuist uitgevoerd worden, maar dit niet kunnen beschrijven in het rapport omdat Veiligheid & gezondheid geen onderdeel uitmaakt van het bezoek op dat moment? Zo ja, licht graag toe hoe frequent dit voorkomt en wat voor situaties jullie observeren.
53
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Bijlage 5: Bespreking van de kennisvragen
Hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen 4. Hoeveel dagen mag afgekolfde moedermelk in de koelkast bij maximaal 4 °C bewaard worden? Afgekolfde moedermelk mag 24 uur in de koelkast bij maximaal 4 °C bewaard worden. In totaal waren 8 (7,5%) respondenten van mening dat het 28 uur bewaard mag worden en 18 (17%) respondenten waren van mening dat het 72 uur bewaard mag worden. Dit laatste is zorgelijk omdat het drie keer langer is dan eigenlijk mag volgens de richtlijn.
Vraag 5. Hoe lang moeten de handen ingewreven worden met water en zeep (volgens de richtlijn)? Volgens de richtlijn moeten de handen 10 seconden ingewreven worden met water en zeep. Dit is door 38,7% van de respondenten juist beantwoord. Echter, 39,6% van de respondenten was van mening dat dit 20 seconden moet en 21,7% van de respondenten gaf aan dat het 30 seconden moet. Dit zijn ook wenselijke antwoorden, want hoe langer de handen met water en zeep gewassen worden, hoe beter de handhygiëne is.
6. Wat is waar over desinfecterende handgel? Desinfecterende handgel mag gebruikt worden in plaats van handen wassen als de handen niet zichtbaar vuil zijn. Dit is door ruim 64% van de respondenten juist beantwoord bij de kennisvraag over desinfecterende handgel. Terwijl 1 op de 3 respondenten gekozen heeft voor het antwoord: het moet gebruikt worden na het handen wassen.
7. Bij welke handeling(-en) moeten wegwerphandschoenen gedragen worden? Wegwerphandschoenen moeten gedragen worden bij contact met bloed, wondvocht of lichaamsvochten die zichtbaar met bloed zijn vermengd. Dit is door de meeste respondenten juist beantwoord, slechts 13,2% was van mening dat het tevens bij het snijden/schillen van fruit, dat nog een half uur wordt bewaard in de koelkast, gedragen moet worden.
Vraag 8. Wanneer moet het zand uit de zandbak ververst worden? Zand uit de zandbak moet ververst worden als er uitwerpselen van honden en katten in gevonden worden die er mogelijk al langer dan drie weken liggen. Dit is door 43,4% van de respondenten als juiste antwoord gekozen en 55,7% van de respondenten was van mening dat dit jaarlijks gebeuren moet.
Vraag 19. Een goede koolstofdioxide (CO2) waarde ligt tussen:
54
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Een goede koolstofdioxide waarde ligt tussen 800-1000 ppm, wat door 42,5% van de respondenten juist beantwoord is. 56,6% van de respondenten was van mening dat deze waardes lager moeten zijn, namelijk tussen 600-800 ppm. Dit is niet per definitie fout omdat lagere waardes alleen maar beter zijn voor het binnenmilieu en de gezondheid. Slechts 1 respondent was van mening dat een goede koolstofdioxidewaarde boven 1000 ppm ligt, hetgeen een zorgelijke waarde is.
20. Wat is ventileren? Ruim 75% van de respondenten is ervan op de hoogte dat ventileren het voortdurend verversen van de binnenlucht is. Terwijl de rest van de respondenten denkt dat ventileren het in korte tijd verversen van alle verontreinigde binnenlucht door de ramen en/of buitendeuren wijd open te zetten. Dit laatste is onjuist.
21. Wat is waar over het reinigen en desinfecteren van oppervlakken? Reinigen is het weghalen van vuil en desinfecteren is het doden van micro-organismen. Slechts 6 respondenten hadden de andere antwoordmogelijkheden gekozen van de vraag over het reinigen en desinfecteren van oppervlakken. (Je moet altijd eerst desinfecteren voordat je reinigt of reinigen en desinfecteren komen op hetzelfde neer). 22. Wat is waar over bacteriën en virussen? Bijna 90% van de respondenten heeft de kennisvraag met betrekking tot bacteriën en virussen juist beantwoord: bacteriën en virussen komen o.a. voor op de huid, meubelen, gebruiksvoorwerpen, lucht, water en voedsel. De overige respondenten waren van mening dat je ziek wordt van bacteriën en virussen. Dit kan waar zijn maar is niet altijd het geval.
23. Hoeveel procent van de bacteriën en virussen worden overgedragen via de handen? Meer dan de helft van de respondenten is ervan op de hoogte dat 80% van de bacteriën en virussen via de handen worden overgedragen. Echter, 1 op de 3 respondenten denkt dat dit percentage lager ligt, namelijk 60% van de bacteriën en virussen worden overgedragen via de handen.
Infectieziekten 24. Door de huisarts is geconstateerd dat een kind waterpokken heeft. Mag het kind volgens de richtlijn naar het kindercentrum? Volgens de richtlijnen mag een kind naar het kindercentrum als door de huisarts is geconstateerd dat een kind waterpokken heeft. Een groot aantal respondenten heeft deze kennisvraag juist beantwoord en 18,9% van de respondenten denkt dat dit niet mag.
25. Wanneer spreek je van diarree? De verschijnselen van diarree zijn: meer dan driemaal per dag waterdunne ontlasting, vaak met buikkrampen, braken en koorts. Bij deze kennisvraag hadden de respondenten de keuze uit drie antwoordmogelijkheden: Bij één keer dunne/waterige ontlasting per dag
55
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Bij twee keer dunne/waterige ontlasting per dag Bij drie keer of vaker dunne/waterige ontlasting per dag De meeste respondenten hebben deze kennisvraag juist beantwoord. Echter, 20,8% van de respondenten was van mening dat je spreekt van diarree bij twee keer dunne/waterige ontlasting en 10,4% van de respondenten was van mening dat je bij één keer dunne/waterige ontlasting spreekt van diarree.
26. Als ik een koortslip heb dan mag ik als pedagogisch medewerker: De meeste respondenten zijn ervan op de hoogte dat als een pedagogische medewerker een koortslip heeft mag hij/zij alleen werken als hij/zij een goede handhygiëne in acht neemt en de kinderen geen kusjes geeft. Echter, 12.3% van de respondenten was van mening dat een pedagogische medewerker niet met baby’s mag werken als hij/zij een koortslip heeft. Daarnaast was 2,8% van de respondenten van mening dat een pedagogische medewerker alleen mag werken als hij/zij zalf gebruikt en 2,8% was van mening dat je niet mag werken tot de koortslip helemaal over is.
Vraag 27. Wanneer moet diarree gemeld worden bij afdeling infectieziekten van de GGD? Er zijn meerdere gevallen waarbij diarree gemeld moet worden bij afdeling infectieziekten van de GGD. Als 1 kind ernstige diarree heeft Als 1/3 deel van de groep binnen 1 week diarreeklachten heeft Indien er bloedbijmenging bij de ontlasting zit. Slechts 14 (13,2%) respondenten zijn ervan op de hoogte dat diarree in de drie bovenstaande gevallen gemeld moet worden bij afdeling infectieziekten van de GGD. De meeste respondenten hebben slechts 1 van de bovenstaande antwoorden gekozen. Aangezien alle antwoorden juist zijn is dit niet per definitie fout alleen zijn de respondenten niet voldoende genoeg op de hoogte van alle gevallen waarbij diarree gemeld moet worden. Een groot aantal respondenten (87 (82,1%)) gaf aan dat diarree alleen gemeld moet worden als 1/3 deel van de groep binnen 1 week diarreeklachten heeft.
56
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Bijlage 6: Evaluatie formulier Symposium
Evaluatieformulier Symposium ‘’Infectieziekten uit het kindercentrum’’ Als organisator van dit symposium willen wij graag leren voor een volgende keer. Daarom vragen wij u vriendelijk om dit formulier ingevuld in te leveren bij de registratietafel in de welkomsthal. 1. Wat is uw functie? 2.
Leidinggevende
Pedagogische medewerker
Hoe beoordeelt u: Onvoldoende
Matig
Voldoende
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Zeer goed
Communicatie rondom het symposium Inschrijfprocedure Bereikbaarheid locatie Locatie Catering Tijdstip en lengte van het symposium Deelnamekosten van het symposium Relevantie onderwerpen
3.
Het symposium: Goed
Zeer goed
Heeft me nieuwe inzichten gegeven Voldeed aan mijn verwachtingen 4. Welk rapport cijfer geeft u het symposium 1 2 3 4 5
6
7
8
9
10
5. Zou u het symposium ‘Infectieziekten uit het kindercentrum’ aanbevelen aan collega’s? Ja Nee 6. Hoe bent u op de hoogte gebracht van het symposium? Uitnodiging per e-mail Uitnodiging per post Via mijn leidinggevende Via een collega Vooraankondiging van het onderzoek symposium ‘Infectieziekten uit het kindercentrum’ Via de website van…………………………………………………………………………………..
57
GGD Amsterdam Naam Afzender
Definitieve versie 13 januari 2015
Onderzoeksrapport
Anders, namelijk…………………………………………………………………………………….. 7. Hoe zou u in de toekomst benaderd willen worden voor een soortgelijk symposium?
8. Heeft u nog overige opmerkingen?
58