Definitieboek Meetbaar Beter
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
1
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
3
2.
Definities
4
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
2
1.
Inleiding
Meetbaar Beter is een wetenschappelijk onderbouwd programma dat met behulp van patiëntrelevante uitkomstindicatoren op een artsgedreven én patiëntgerichte manier werkt aan de verbetering van kwaliteit en transparantie van zorg in de deelnemende hartcentra. Binnen Meetbaar Beter worden de voor patiënten meest relevante uitkomstindicatoren aan de hand van een evidence-based methodologie geselecteerd (Value Based Healthcare (VBHC) theorie). De gemeten resultaten worden volledig transparant gecommuniceerd. De inzichten in de resultaten van zorg die hierdoor verkregen worden, bieden de basis voor een kwaliteits- en verbetercyclus op basis van deze uitkomstindicatoren. Voor patiënten met de medische condities coronairlijden, atriumfibrilleren en aortakleplijden zijn uitkomstindicatoren geselecteerd. Alle uitkomstindicatoren zijn voorzien van een concrete definitie. Omdat de resultaten van zorg niet alleen bepaald worden door de kwaliteit van de behandeling, maar ook door de gezondheidstoestand van de patiënt vóór de behandeling, zijn naast de uitkomstindicatoren voor deze patiëntgroepen ook de meest belangrijke initiële condities geselecteerd. Deze initiële condities maken het mogelijk meer specifiek inzicht te krijgen in de resultaten van zorg. Ook de initiële condities zijn van een concrete definitie voorzien. Het is belangrijk dat de gebruikte definities binnen Meetbaar Beter uniform zijn voor alle geselecteerde uitkomstindicatoren en initiële condities. Daarbij sluiten we zoveel mogelijk aan bij de definities die gehanteerd worden in (inter)nationale vooraanstaande bronnen. Hierbij is de volgende prioritering aangehouden: I. Nationale bronnen (richtlijnen, beroepsverenigingen (NVVC, NVT)) II. Europese bronnen (European Society for Cardiology (www.escardio.org)) III. Internationale bronnen (Amerikaanse verenigingen en/of registraties) In dit definitieboek worden alle algemene definities (in alfabetische volgorde) gepresenteerd die binnen Meetbaar Beter bij de verschillende medische condities terugkeren. Alle andere definities die specifiek zijn voor een medische conditie staan in de betreffende manual. Dit definitieboek is een aanvulling op de manuals die per medische conditie beschikbaar zijn. Mocht u vragen hebben over de gebruikte definities, dan kunt u contact opnemen met Saskia Houterman, projectleider datamanagement Meetbaar Beter, via
[email protected] of tel. 0402396525.
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
3
2.
Definities
Anti-aritmica Anti-aritmica (in het Engels anti-arrhythmic drugs – AAD) zijn geneesmiddelen welke anti-aritmische eigenschappen hebben en daarom gebruikt worden in de behandeling van ritmestoornissen, zoals atriumfibrillatie. AAD’s worden onderverdeeld in 4 verschillende klassen naar Vaughan Williams, gebaseerd op hun werkingsmechanisme. klasse I: membraanstabiliserende middelen (quinidine, procainamide, disopyramide en flecainide) klasse II: beta-receptor blokkerende sympathicomimetica (beta-blokkers) klasse III: actiepotentiaalverlengende middelen (amiodaron, ibutilide, sotalol) klasse IV: calciuminstroom remmende medicatie (calcium-blokkers diltiazem en verapamil) Bronvermelding: · Vaughan Williams EM. Classification of antidysrhythmic drugs. Pharmacol Ther B 1975; 1: 115-138. · Farmacotherapeutisch kompas (www.fk.cvz.nl)
Atriumfibrilleren Betreft een ritmestoornis welke gekenmerkt wordt door: 1. irregulair RR-interval (zonder de aanwezigheid van een repetitief patroon), en 2. afwezigheid van P-golven op het oppervlakte ECG, en 3. variabele atriale cycluslengte (indien zichtbaar) en wordt op grond van de tijdsduur ingedeeld in volgende types: Eerste episode van atriumfibrilleren: elke patiënt die zich voor het eerst presenteert met de diagnose atriumfibrillatie, ongeacht de duur en/of aanwezigheid van symptomen. Paroxysmaal atriumfibrilleren: het voorkomen van meer dan één episode van atriumfibrillatie welke spontaan beëindigd binnen 7 dagen. Episoden van atriumfibrillatie die minder dan 48 uur duren en beëindigd werden door elektrische of farmacologische cardioversie worden als paroxysmaal geclassificeerd. Persisterend atriumfibrilleren: het persisteren van atriumfibrillatie tussen de 7 dagen en 1 jaar ; ook een elektrische of farmacologische cardioversie na 48 uur maar binnen 7 dagen worden als persisterend geclassificeerd. Permanent atriumfibrilleren: de aandoening bestaat langer dan een jaar en wordt door patiënt en arts geaccepteerd. Er wordt geen poging tot cardioversie (meer) ondernomen. Bronvermelding: · Camm AJ, Kirchhof P, Lip GY et al. Guidelines for the management of atrial fibrillation: the task force for the management of atrial fibrillation of the European Society of Cardiology. Eur Heart J 2010; 31: 2369-2429. PMID 20801924. · Calkins H, Kuck KH, Cappato R et al. 2012 HRS/EHRA/ECAS expert consensus statement on catheter and surgical ablation of atrial fibrillation: recommendations for patient selection, procedural techniques, patient management and follow-up, definitions, endpoints and research trial design. Heart Rhythm 2012; 9: 632-696. PMID 22386883.
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
4
Beroerte (CVA) Door een neuroloog vastgestelde permanente neurologische dysfunctie als gevolg van focale ischemie van hersenen, ruggenmerg of retina veroorzaakt door een acuut infarct van het neurologische weefsel ten gevolge van trombose, embolie, systemische hypoperfusie of bloeding. Bronvermelding: · Sacco RL, Kasner SE, Broderick JP et al. An updated definition of stroke for the 21st century: a statement for healthcare professionals from the American Heart Association/American Stroke Association. Stroke 2013; 44: 2064-2089. PMID 23652265.
Bloeding Bloedingen worden naar gelang hun ernst ingedeeld volgens de gestandaardiseerde Bleeding Academic Research Consortium (BARC) classificatie. De volgende categorieën worden onderscheiden: BARC type 1: bloeding waarvoor patiënt geen medische hulp zoekt en welke geen verdere actie, followup of behandeling behoeft. BARC type 2: elke zichtbare bloeding die niet in categorie 3 tot en met 5 valt, maar wel voldoet aan tenminste één van volgende criteria: · vereist niet-chirurgische, medische behandeling door een zorgverlener, en/of · leidt tot ziekenhuisopname of extra behandeling, en/of · vereist medische nazorg of evaluatie. BARC type 3a: elke zichtbare bloeding gepaard gaande met 2 tot 3 mmol/l hemoglobine daling en/of bloedtransfusie. BARC type 3b: elke zichtbare bloeding gepaard gaande met ≥3 mmol/l hemoglobine daling en/of harttamponade en/of bloeding die chirurgische interventie vereist (uitgezonderd tanden, neus, huid en hemorroïden) en/of toediening van vasoactieve intraveneuze medicatie. BARC type 3c: intracraniële bloeding (uitgezonderd microbloeding of hemorragische transformatie) en/of intra-oculaire bloeding. BARC type 4: CABG-gerelateerde bloeding met ofwel peri-operatieve intracraniële bloeding binnen 48h en/of re-sternotomie voor hemostase en/of transfusie ≥5 eenheden volbloed of packed cells binnen 48h en/of thoraxdrainproductie ≥2l binnen 24h. BARC type 5a: waarschijnlijk fatale bloeding zonder bevestiging bij autopsie of beeldvorming. BARC type 5b: bewezen fatale bloeding door middel van autopsie of beeldvorming. Bronvermelding: · Mehran R, Rao SV, Bhatt DL et al. Standardized bleeding definitions for cardiovascular clinical trials: a consensus report from the Bleeding Academic Research Consortium. Circulation 2011; 123: 2736-2747. PMID 21670242.
Cardiale tamponade of effusie De aanwezigheid van >5 mm pericardvocht al dan niet met klinische (CVD verhoging, pulsus paradoxus, hypotensie) en/of echocardiografische (wijde, niet collaberende vena cava inferior, diastolische collaps van rechter atrium en/of ventrikel, >25% respiratoire variatie in mitralisklep inflowpatroon, >50% variatie in tricuspidalisklep inflow patroon) tekenen van tamponade. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: 1. pericardeffusie zonder tamponade tekens 2. pericardeffusie met tamponade waarvoor pericardiocentese
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
5
3.
pericardeffusie met tamponade waarvoor chirurgische interventie
Onderscheid wordt verder gemaakt tussen vroege en late pericardeffusie, afhankelijk van diagnose gedurende ziekenhuis opname (vroege tamponade) of na ontslag uit het ziekenhuis (late tamponade). Bronvermelding: · Maisch B, Seferovic PM, Ristic AD et al. Guidelines on the diagnosis and management of pericardial disease executive summary. Eur Heart J 2004; 25: 587-610. PMID 15120056.
Cardiogene shock Het voorkomen van hypotensie (systolische bloeddruk ≤90 mmHg gedurende tenminste 30 minuten óf noodzaak tot ondersteunende maatregelen om de systolische bloeddruk ≥90 mmHg te behouden) waarbij tekens van hypoperfusie van eindorganen (koude extremiteiten en/of oligurie <30 ml/u en/of hartfrequentie ≥60 slagen per minuut). Bronvermelding: · Cannon CP, Battler A, Brindis RG et al. ACC Key data elements for measuring the clinical management and outcome of patients with acute coronary syndromes. J Am Coll Cardiol 2001; 38: 2114-2130.
Cardiomyopathie Geïncludeerd worden hypertrofische cardiomyopathie (dat wil zeggen, myocardiale hypertrofie in afwezigheid van hemodynamische drukoverbelasting zoals hypertensie of kleplijden die de afwijking voldoende verklaart) en dilaterende cardiomyopathie (dat wil zeggen linker kamer dilatatie en linker kamer systolische dysfunctie in afwezigheid van hemodynamische overbelasting zoals hypertensie, kleplijden of coronairlijden die de systolische dysfunctie kan verklaren). Bronvermelding · Elliot P, Andersson B, Arbustini E et al. Classification of the cardiomyopathies: a position statement from the European Society of Cardiology working group on myocardial and pericardial disease. Eur Heart J 2008; 29: 270-276. PMID 17916581.
CHA2DS2-VASc score Stratificatiescore op een schaal van 0 tot en met 9, gebaseerd op leeftijd, geslacht en het voorkomen van hartfalen, hypertensie, diabetes, cerebrovasculair accident en vaatlijden welke een inschatting geeft van het risico op trombo-embolische complicaties bij atriumfibrillatie. Risicofactor Score C Congestief hartfalen/linker kamer dysfunctie 1 H Hypertensie 1 A2 Leeftijd ≥75 jaar 2 D Diabetes mellitus 1 S2 CVA/TIA/trombo-embolie 2 V Vaatlijden 1 A Leeftijd 65-74 jaar 1 Sc Vrouwelijk geslacht 1 Bij het tot stand komen van deze stratificatiescore, werd uitgegaan van de volgende definities: Hartfalen: aanwezigheid van tekens of symptomen van ofwel rechter (verhoogde centraal veneuze druk, hepatomegalie, oedeem) ofwel linker (inspanningsafhankelijke kortademigheid, hoesten, vermoeidheid, orthopnee, paroxysmale nachtelijke dyspnee (als orthopnee dan ook dyspnee), cardiomegalie, crepitaties, gallop ritme, pulmonale veneuze congestie) hartfalen of beiden, bevestigd door middel van (non)invasieve methoden welke objectief aantonen dat er cardiale dysfunctie is. Hypertensie: een in rust gemeten bloeddruk van >140 mmHg (systolisch) en/of >90 mmHg (diastolisch) gedurende tenminste 2 verschillende momenten ofwel actueel gebruik van antihypertensieve medicatie.
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
6
Diabetes mellitus: nuchter plasma glucosespiegel ≥7,0 mmol/l ofwel behandeling met orale antidiabetica en/of insuline. Perifeer vaatlijden: de aanwezigheid van één of meer van volgende: intermitterende claudicatio, voorgeschiedenis van chirurgische of percutane interventie van abdominale aorta of onderste ledematen, abdominale of thoracale vaatheelkundige chirurgie, arteriële of veneuze trombose. Bronvermelding: · Lip GY, Nieuwlaat R, Pisters R et al. Refining clinical risk stratification for prediction stroke and thromboembolism in atrial fibrillation using a novel risk factor-based approach: the EuroHeart Survey on atrial fibrillation. Chest 2010; 137: 263-272. PMID 19762550. · Camm AJ, Kirchhof P, Lip GY et al. Guidelines for the management of atrial fibrillation: the task force for the management of atrial fibrillation of the European Society of Cardiology. Eur Heart J 2010; 31: 2369-2429. PMID 20801924.
Chronische totale occlusie (CTO) Atherosclerotische occlusie van een kransslagader die tenminste 3 maanden bestaat en waarbij een TIMI flow 0 of 1 bestaat.
Diabetes mellitus Diabetes mellitus wordt gekarakteriseerd door terugkerende of persisterende hyperglycaemie en wordt gediagnosticeerd door het aantonen van één van de volgende criteria: · nuchter plasma glucose level ≥ 7,0 mmol/l (≥ 126 mg/dl) · plasma glucose ≥ 11,1 mmol/l (≥ 200 mg/dl) twee uur na inname van 75g orale glucose als in de glucose tolerantie test · symptomen van hyperglycaemie en terloops gemeten plasma glucose ≥ 11,1 mmol/l (=200 mg/dl) · geglycosyleerd hemoglobine (HbA1c) ≥ 6,5% Er wordt verder een onderscheid gemaakt tussen: Diabetes mellitus type 1: terugkerende of persisterende hyperglycemie ten gevolge van een absoluut insuline tekort waarbij de behandeling bestaat uit insuline. Diabetes mellitus type 2: terugkerende of persisterende hyperglycemie ten gevolge van insuline resistentie waarbij de behandeling bestaat uit dieet, orale medicatie en/of insuline. Bronvermelding: · American Diabetes Association. Diagnosis and classification of diabetes mellitus. Diabetes Care 2013; 36 (Suppl 1): S67-S74. PMID 23264425. · Rydén L, Grant P, Anker SD et al. ESC guidelines on diabetes, pre-diabetes and cardiovascular diseases developed in collaboration with the EASD. Eur Heart J 2013; 34: 3035-3087. PMID 23996285.
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
7
Diepe sternumwondinfectie De infectie betreft het diepliggende weefsel van de incisie (fascie of spier) én ontstaat binnen 30 dagen na de operatie in afwezigheid van een niet humaan implantaat of binnen 1 jaar na de operatie met implantaten van niet humane oorsprong en er is sprake van één van de volgende bevindingen: · ·
pus uit de diepe incisie, óf: abces of ander teken van infectie bij observatie, heroperatie, histopathologisch of radiologisch onderzoek, óf tenminste één van de volgende klinische verschijnselen: o pijn of gevoeligheid o lokale zwelling o roodheid o warmte o koorts > 38 °C
·
én · spontane wonddehiscentie of wond geopend door de chirurg en de wondkweek is positief of niet gekweekt. Bronvermelding: · PREZIES – POWI (http://www.rivm.nl/Onderwerpen/P/PREZIES/Over_PREZIES/Definities)
Endocarditis Infectieuze ontsteking van het endocardium waarbij de diagnose gesteld wordt op basis van de gemodificeerde Duke criteria (zie tabel); deze zijn gebaseerd op de aanwezigheid van micro-organismen in de bloedbaan en/of het voorkomen van een vegetatie, abces of dehiscentie van een klepprothese bij echocardiografie al dan niet in aanwezigheid van klinische kenmerken (predisponerende hartafwijking, koorts, vasculaire afwijkingen en/of immunologische fenomenen). Major Duke criteria Microbiologie · Ten minste twee positieve bloedkweken van micro-organismen die typisch zijn voor infectieuze endocarditis, zoals: a. Streptococcen, met name Streptococcus viridans (S. sanguis, S. mutans, S.mitis); β-hemolytische Streptococcen (S. pyogenes, S. agalactiae) en nonhemolytische Streptococcen (S. bovis) b. Stafylococcen, met name Stafylococcus aureus en coagulase –negatieve stafylococcen (voornamelijk S. epidermidis) c. Enterococcen (Enterococcus faecium, E. faecalis) d. Microorganismen uit de HACEK group (Haemophilus spp, Actinobacillus actinomycetemcomitans, Cardiobacterium hominis, Eikenella corrodens, Kingella kingae), Coxiella burnetii, Gram negatieve micro-organismen en schimmels. ·
Micro-organismen overeenkomend met endocarditis verwekkers die herhaaldelijk geïsoleerd zijn uit de bloedkweken. Met herhaaldelijk wordt bedoeld de twee positieve bloedkweken die minimaal twaalf uur na elkaar zijn afgenomen of drie van de drie of de meerderheid van de vier (dus minimaal drie) of meer afgenomen met een minimale tijdspanne van 1 uur.
Een enkele positieve bloedkweek waaruit Coxiella burnetii wordt geïsoleerd of een fase I IgG antilichaam titer voor C. burnetii groter is dan 1:800 Echocardiografie · positieve echocoardiografische bevindingen, te weten a. een (discrete) echorijke oscillerende intracardiale massa gelokaliseerd aan dezelfde zijde als de endocardiale laesie b. een peri-annulair abces
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
8
c. d.
nieuwe dehiscentie van een kunstklepprothese een nieuwe klepinsufficiëntie/lekkage (toename van een reeds bestaande insufficiëntie/lekkage is niet voldoende om als criterium gebruikt te worden)
Minor Duke criteria · predispositie voor endocarditis, zoals bij bepaalde hartaandoeningen of intraveneus druggebruik · koorts >38,0°C · vasculaire verschijnselen (splinterbloedingen, conjunctivale bloedingen, Janeway laesies) · immunologische verschijnselen (glomerulonefritis, Osler’s noduli, Roth spots, reumafactor) · positieve bloedkweken van niet-typische micro-organismen De definitieve diagnose infectieuze endocarditis wordt gesteld bij de aanwezigheid van tenminste: · 2 major criteria · 1 major en 3 minor criteria · 5 minor criteria voor de waarschijnlijke diagnose zijn tenminste noodzakelijk: · 1 major en 1 minor criterium · 3 minor criteria Bronvermelding: · Li JS, Sexton DJ, Mick N et al. Proposed modification to the Duke criteria for the diagnosis of infective endocarditis. Clin Infect Dis 2000; 30: 633-638. · Mylokanis E, Calderwood SB. Infective endocarditis in adults. N Engl J Med 2001; 345: 1318-1330. · Habib G, Hoen B, Tornos P et al. Guidelines on the prevention, diagnosis and treatment of infective endocarditis. Eur Heart J 2009; 30: 2369-2413. PMID 19713420.
Ejectiefractie (= linker ventrikel ejectiefractie) Ejectiefractie wordt in de fysiologie gedefinieerd als het quotiënt van slagvolume (einddiastolisch volume – eindsystolisch volume) gedeeld door het einddiastolisch volume. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gebruikte methode om de ejectiefractie vast te stellen (linker kamer angiografie, SPECT, echocardiografie, MRI of CT).
EuroSCORE (logistisch) The European system for cardiac operative risk evaluation (EuroSCORE) biedt een risicostratificatie om de operatieve mortaliteit van cardiochirurgische procedures in te schatten. Afhankelijk van de gekozen EuroSCORE (I of II) is de score afhankelijk van een aantal karakteristieken, te weten leeftijd, geslacht, chronisch obstructief longlijden, extracardiale atherosclerose, neurologische dysfunctie, vroegere cardiale chirurgie, serum creatinine, actieve endocarditis, kritieke pre-operatieve toestand, onstabiele angina pectoris, linker kamer dysfunctie, recent myocardinfarct, pulmonale hypertensie, spoedingreep, aantal cardiale ingrepen, gelijktijdige aortachirurgie en postinfarct septumruptuur. Voor definities en/of berekening van de EuroSCORE wordt verwezen naar de website (www.euroscore.org).
Hypertensie · · ·
systolische bloeddruk ≥140 mmHg en/of diastolische bloeddruk ≥ 90 mmHg gemeten gedurende 3 of meer opeenvolgende momenten, onder rustomstandigheden, en/of voorgeschiedenis van hypertensie waarvoor behandeling met medicatie, dieet of lichamelijke inspanning, en/of actueel gebruik van antihypertensieve medicatie.
Bronvermelding:
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
9
· ·
Cannon CP, Battler A, Brindis RG et al. American College of Cardiology key data elements and definitions for measuring the clinical management and outcomes of patients with acute coronary syndromes. J Am Coll Cardiol 2001; 38: 2114-2130. PMID 11738323. Mancia G, Fagard R, Narkiewicz K et al. 2013 ESH/ESC Guidelines for the management of arterial hypertension. J Hypertens 2013, 31: 1281–1357. PMID 23817082.
Infectie De aanwezigheid van een lichaamsvreemd organisme (bacterie, virus, schimmel of parasiet) in het lichaam, dat zich kan vermenigvuldigen en schade aan kan richten. De infectie kan vergezeld gaan van symptomen en verschijnselen, maar kan ook asymptomatisch zijn. Bronvermelding: · Sanofi Pasteur MSD
Linker atrium volume Het linker atrium volume wordt gemeten aan het einde van de ventriculaire systole, op het moment dat het atrium het grootst in volume is. Het volume wordt met echocardiografie berekend op basis van de “biplane area -length” methode gebaseerd op het linker atrium oppervlakte gemeten in apicale 4- en 2kamer opnames en de kortste lengte van het atrium (in ofwel apicale 4- dan wel apicale 2-kamer opname). Het linker atrium volume bedraagt dan 8/3• π • ((A1• A2)/L). Het linker atrium volume wordt gemeten in ml/m2. Bronvermelding: · Lang RM, Bieriq M, Devereux RB et al. Recommendations for chamber quantification. Eur J Echocardiogr 2006; 7: 79-108. PMID 16458610.
Meervatslijden Coronaire atherosclerose met ofwel de aanwezigheid van een hoofdstamstenose dan wel de aanwezigheid van een stenose in tenminste twee kransslagaders; de stenose dient tot tenminste 50% diameter reductie te leiden of tot een drukverval (FFR) <80%.
Myocardinfarct Stijging en/of daling van een of meerdere cardiale biomarkers (bij voorkeur troponine) met ten minste één waarde boven het 99e percentiel van de bovengrens waarbij tenminste één van de volgende: · symptomen passende bij ischemie (pijn op de borst; misselijkheid/braken/transpiratie; kortademigheid t.g.v. linker kamer falen; duizeligheid/lichthoofdigheid/syncope), en/of · nieuwe significante ST-segment of T-golf afwijkingen of bundel tak blok, en/of · ontwikkelen van pathologische Q-golven op het elektrocardiogram, en/of · met beeldvorming aangetoond nieuwe verlies van viabel myocardinfarct of nieuwe wandbewegingsstoornissen, en/of · identificatie van intracoronaire trombus bij angiografie of autopsie. Speciale situaties (waaronder het periprocedurele infarct) zijn: · myocardinfarct binnen 48 uur na PCI (type 4 myocardinfarct): (voor diagnose van een myocardinfarct ná 48 uur is de algemene definitie van toepassing) De waarde van het troponine moet >5 keer de bovengrens van normaal (99e percentiel) zijn (indien de uitgangswaarde van het troponine normaal was) óf de waarde van het troponine moet >20% stijgen ten opzicht van de uitgangswaarde (indien de uitgangswaarde van het troponine verhoogd is) waarbij tevens één van volgende: a. pijn op de borst gedurende ≥20 minuten b. ST-segment afwijkingen passende bij ischemie of nieuwe pathologische Q-golven c. angiografisch bewijs voor verminderde flow in één der kransslagaders d. met beeldvorming aangetoond nieuwe verlies van viabel myocardinfarct of nieuwe wandbewegingsstoornissen
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
10
·
· ·
myocardinfarct binnen 48 uur na CABG (type 5 myocardinfarct): (voor diagnose van een myocardinfarct ná 48 uur is de algemene definitie van toepassing) e De waarde van het troponine moet >10 keer de bovengrens van normaal (99 percentiel) zijn (indien de uitgangswaarde van het troponine normaal was) waarbij tevens één van volgende: a. nieuwe pathologische Q-golven of linker bundeltak blok b. angiografisch bewijs voor nieuwe occlusie van graft of natieve kransslagader c. met beeldvorming aangetoond nieuwe verlies van viabel myocardinfarct of nieuwe wandbewegingsstoornissen overlijden zonder beschikbare biomarkers: nieuwe pijn op de borst of nieuwe ST-elevatie volstaat voor de diagnose van myocardinfarct. herinfarct: heeft betrekking op een acuut myocardinfarct binnen 28 dagen na een eerder acuut myocardinfarct. Indien de uitgangswaarde van het troponine verhoogd is, dient er een stijging van >20% plaats te vinden. Voor wat betreft de electrocardiografische bevindingen, gelden enkel ST-elevatie ≥0.1 mV of nieuwe pathologische Q-golven als criterium (en dus niet ST-depressie of nieuw linker bundeltak blok).
Bronvermelding: · Cannon CP, Battler A, Brindis RG et al. American College of Cardiology key data elements and definitions for measuring the clinical management and outcomes of patients with acute coronary syndromes. J Am Coll Cardiol 2001; 38: 2114-2130. PMID 11738323. · Thygesen K, Alpert JS, Jaffe AS et al. Third universal definition of myocardial infarction. Eur Heart J 2012; 33: 2551-2567. PMID 22922414.
Nierinsufficiëntie De aanwezigheid voorafgaand aan de ingreep van verminderde geschatte glomerular filtration rate (eGFR) <60 ml/min/1,73 m2 zoals gemeten door middel van de Modification of diet in renal disease (MDRD) formule. De GFR mag geregistreerd worden in de 3 maanden voorafgaande aan de interventie, waarbij de laatst gemeten waarde wordt gebruikt. Bij acute patiënten mag ook serum kreatinine tot 24 uur na behandeling geregistreerd worden. Bronvermelding: · Stevens PE, Levin A et al. Evaluation and management of chronic kidney disease: synopsis of the kidney disease: improving global outcomes 2012 clinical practice guideline. Ann Intern Med 2013; 158: 825-830. PMID 23732715.
NYHA functionele classificatie Classificatie opgesteld door de New York Heart Association (NYHA) gebaseerd op het inspanningsvermogen van patiënt. De volgende categorieën worden onderscheiden: Klasse I: Geen beperking van het inspanningsvermogen. Voor leeftijd normale lichamelijke activiteit veroorzaakt geen overmatige vermoeidheid, palpitaties of dyspnee. Klasse II: Enige beperking van het inspanningsvermogen. In rust geen klachten maar voor leeftijd normale lichamelijke inspanning veroorzaakt overmatige vermoeidheid, palpitaties of dyspnee. Klasse III: Ernstige beperking van het inspanningsvermogen. In rust geen of weinig klachten maar lichte lichamelijke inspanning veroorzaakt overmatige vermoeidheid, palpitaties of dyspnee. Klassse IV: Geen enkele lichamelijke inspanning mogelijk zonder klachten; ook klachten in rust.
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
11
Overgewicht en obesitas De definitie van overgewicht en obesitas wordt afgeleid van de body mass index (BMI). De BMI is het quotiënt van het gewicht (in kg) en het kwadraat van de lengte (in cm). Afhankelijk van de waarde van het BMI is de door de WHO voorgestelde classificatie: · · · ·
ondergewicht – BM <18,5 kg/m2 normaal gewicht – BMI ≥18,5 tot 24,9 kg/m2 2 overgewicht – BMI ≥25,0 tot 29,9 kg/m 2 obesitas – BMI ≥30 kg/m
Bronvermelding: · Obesity: preventing and managing the global epidemic. Report of a WHO consultation. World Health Organ Tech Rep Ser 2000; 894: 1-253. PMID 11234459.
Perifeer vaatlijden De aanwezigheid van één of meer van volgende: · claudicatio intermittens · amputatie wegens arteriële insufficiëntie · vasculaire reconstructie, bypassoperatie of percutane interventie van extremiteiten · gedocumenteerd aorta aneurysma Bronvermelding: · Cannon CP, Battler A, Brindis RG et al. ACC Key data elements for measuring the clinical management and outcome of patients with acute coronary syndromes. J Am Coll Cardiol 2001; 38: 2114-2130.
Reanimatie Hartstilstand welke cardiorespiratoire reanimatie (tenminste 2 borstcompressies, of open hart massage) en/of urgente defibrillatie vereist. De reanimatie vindt of vond plaats in de periode tussen het begin van de klachten en het transport naar de operatiekamer, ongeacht de plaats waar de reanimatie gestart is (dit wil zeggen binnen of buiten het ziekenhuis). Bronvermelding: · NCDR USA – Data elements CathPCI Registry (www.ncrd.com/webncdr/cathpci/home/datacollection)
Target vessel revascularisatie Revascularisatie (gedefinieerd als behandeling door PCI of CABG) die heeft plaatsgevonden in hetzelfde vat (of vaten) die behandeld zijn bij de PCI.
Transient Ischaemic Attack (TIA) Door een neuroloog vastgestelde transiente neurologische dysfunctie als gevolg van focale ischemie van hersenen, ruggenmerg of retina veroorzaakt door een acuut infarct van het neurologische weefsel ten gevolge van trombose, embolie, systemische hypoperfusie of bloeding. Bronvermelding: · Sacco RL, Kasner SE, Broderick JP et al. An updated definition of stroke for the 21st century: a statement for healthcare professionals from the American Heart Association/American Stroke Association. Stroke 2013; 44: 2064-2089. PMID 23652265.
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
12
Trombo-embolie Plotse vasculaire insufficiëntie geassocieerd met klinische, radiologische en/of pathologische aanwijzingen voor occlusie van een bloedvat in afwezigheid van andere verklarende aandoeningen zoals atherosclerose. Bronvermelding: · McNamara RL, Brass LM, Drozda JP et al. ACC/AHA Key data elements and definitions for measuring the clinical management and outcomes of patients with atrial fibrillation. J Am Coll Cardiol 2004; 44: 475-495. PMID 15261958.
Vasculaire complicaties Grote vasculaire complicaties · Elke aortadissectie, aortaruptuur, annulus ruptuur, linker ventrikel perforatie, of een nieuwe apicale aneurysma / pseudoaneurysma OF · Incisie of incisie gerelateerde vasculaire schade (dissectie, stenose, perforatie, ruptuur, arterioveneuze fistel, pseudoaneurysma, hematoom, onomkeerbaar zenuwletsel, compartiment syndroom, falen van het apparaat waarmee geprobeerd wordt de bloeding percutaan tot staan te brengen) die tot de dood, levensbedreigende of ernstige bloedingen, viscerale ischemie, of neurologische stoornissen leidt OF · Distale embolisatie (noncerebraal) van een vasculaire bron waarbij operatie noodzakelijk is of resulterend in amputatie of onomkeerbare schade van een eindorgaan OF · Het plaatsvinden van een niet-geplande endovasculaire of chirurgische ingreep geassocieerd met de dood, grote bloedingen, viscerale ischemie of neurologische stoornissen OF · Elke nieuwe ipsilaterale onderste extremiteiten ischemie gedocumenteerd door de symptomen, lichamelijk onderzoek en / of verminderde of afwezige bloedtoevoer op het onderste extremiteiten angiogram OF · Chirurgie voor incisie gerelateerde zenuwschade OF · Permanente door een incisie locatie-gebonden zenuwletsel Kleine vasculaire complicaties · Incisie of incisie gerelateerde vasculaire schade (dissectie, stenose, perforatie, ruptuur, arterioveneuze fistel, pseudoaneuysma, hematoom, falen van het apparaat waarmee geprobeerd wordt de bloeding percutaan tot staan te brengen) niet tot de dood, levensbedreigende of grote bloedingen, viscerale ischemie, of neurologische stoornis leidt OF · Distale embolisatie behandeld met embolectomie en / of trombectomie en die niet leidt tot amputatie of onomkeerbare schade van een eindorgaan OF · Elke niet-geplande endovasculaire of chirurgische interventie die niet aan de criteria voor een belangrijke vasculaire complicaties voldoet OF · Vasculaire reparatie of de noodzaak voor vasculaire reparaties (via chirurgie, ultrasoundguided compressie, transkatheter embolisatie, of stent-graft) Bronvermelding: · Kappetein AP, et al. Updated standardized endpoint definitions for transcatheter aortic valve implantation: the Valve Academic Research Consortium-2 consensus document. J Thorac Cardiovasc Surg 2013;145:6-23.
Definitieboek Meetbaar Beter - versie 16 mei 2014
13