Hogeschool Zeeland Opleiding: Locaties: Croho: Varianten:
PABO Zeeland, hbo-bachelor Vlissingen en Terneuzen 34808 voltijd/deeltijd
Visitatiedata:
4 en 5 september 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2008
2/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 29 32 35
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
41 42 47 50 53 57
3/60
4/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
5/60
6/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de PABO-opleiding van Hogeschool Zeeland heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juni 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 4 en 5 september 2008. Het panel bestond uit: de heer drs. J.J.M. Kok (domeinpanellid, voorzitter); de heer J.W. Timmermans MES (domeinpanellid); de heer B.C.R. Koekkoek (studentpanellid); de heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de panels voor de visitaties van de PABO-opleidingen. In verband daarmee heeft voorafgaand aan de visitaties overleg plaatsgevonden met de NVAO over de samenstelling van de panels voor deze visitaties. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling van de panels en de kwaliteit van de panelleden besproken. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
7/60
1.2
Inleiding
De Hogeschool Zeeland heeft haar bacheloropleidingen ondergebracht in acht Departments. Het Department of Education bevat één opleiding, de Pabo-opleiding. Vanaf september 2008 maken de departments plaats voor vijf academies. Aan de Hogeschool Zeeland studeren 3600 studenten. De hogeschool heeft 300 medewerkers, waarvan 150 een docententaak hebben. De Pabo-opleiding wordt aangeboden in een voltijdse en een deeltijdse variant. Beide varianten worden volledig aangeboden in Vlissingen, de eerste twee leerjaren van de voltijdvariant worden tevens aangeboden in Terneuzen. Bij de voltijdvariant staan 523 studenten ingeschreven, bij de deeltijd 42 (2007-2008). Het onderwijs wordt verzorgd door 39 docenten met een formatieomvang van 25 fte. De docent-student ratio is 1:27. Overeenkomstig het hogeschoolbeleid heeft de opleiding met ingang van september 2004 het Koersbepalend leren ingevoerd, waarin een sociaal-constructivistische visie wordt gecombineerd met competentiegericht onderwijs. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode augustus/september 2008 inhoudelijk voor op het bezoek. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
8/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Specifieke werkwijze PABO-visitaties 2008 Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op het hbo-niveau, door middel van intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen, portfolio’s et cetera. Bovendien zijn er extra afstudeerproducten bestudeerd. Er zijn extra gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten, docenten en externe begeleiders/beoordelaars. Tevens is er een extra gesprek gevoerd met docenten en externe begeleiders/beoordelaars over het gerealiseerde afstudeerniveau (zie bijlage 3: bezoekprogramma). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken op beide dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de vorige visitatie. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in oktober 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
9/60
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. Hetzelfde geldt voor de argumentatie/beoordeling van de uitvoeringslocatie in Terneuzen. Alleen als deze afwijkt van die voor Vlissingen, wordt dit vermeld.
10/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau PABO Zeeland Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Voltijd Vlissingen
Voltijd Terneuzen
Deeltijd Vlissingen
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Voldoende Goed Voldoende Positief
Voldoende Goed Voldoende Positief
Voldoende Goed Voldoende Positief
Goed Goed Positief
Voldoende Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Voldoende
Goed Voldoende
Goed Voldoende
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
11/60
Doelstellingen opleiding Het facet 1.1 is beoordeeld als voldoende, de facetten 1.2 en 1.3 als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief voor beide varianten en locaties. Programma De facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5 en 2.7 zijn beoordeeld als goed, het facet 2.8 als voldoende, het facet 2.6 als voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief voor beide varianten en locaties. Inzet van personeel De facetten 3.1 en 3.3 zijn beoordeeld als voldoende, facet 3.2 als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief voor beide varianten en locaties. Voorzieningen Het facet 4.1 is voor de locatie Vlissingen, voor beide varianten, beoordeeld als goed; voor Terneuzen als voldoende. Het facet 4.2 is voor beide varianten en locaties als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief voor beide varianten en locaties. Interne kwaliteitszorg Facet 5.1 is beoordeeld als goed, de facetten 5.2 en 5.3 als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief voor beide varianten en locaties. Resultaten Facet 6.1 is beoordeeld als goed. Facet 6.2 is voor de voltijdvariant beoordeeld als goed, voor de deeltijd (Vlissingen) als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief voor beide varianten en locaties. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
12/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
13/60
14/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
voldoende
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het curriculum van de opleiding is gebaseerd op de eindkwalificaties die landelijk zijn vastgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (In Bekwame Handen, SBL, oktober 2004). De eindkwalificaties zijn tot stand gekomen in overleg met vertegenwoordigers van het beroepenveld. • De opleiding heeft er voor gekozen de zeven basiscompetenties SBL in gewijzigde vorm over te nemen. De aanpassing is tot stand gekomen binnen Educom, een samenwerkingsverband tussen enkele Pabo’s van scholen in Zuid-Holland en Zeeland. Vanwege de gedeeltelijke overlap zijn de SBL-competenties ‘pedagogisch competent’ en ‘interpersoonlijk competent’ samengenomen onder de term pedagogische en interpersoonlijke competentie. De competenties ‘competent in samenwerking met collega’s’ en ‘competent in samenwerking met de omgeving’ zijn samengevoegd tot samenwerken met collega’s en omgeving. Dat resulteert in de volgende vijf startcompetenties: - pedagogisch en interpersoonlijk competent; - vak- en didactisch competent; - organisatorisch competent; - samenwerken met collega’s en omgeving; - reflectie en persoonlijke ontwikkeling. • Met de invoering van de wet BIO (Beroepen In het Onderwijs) zijn in augustus 2006 landelijk de bekwaamheidseisen voor de leraar basisonderwijs wettelijk vastgelegd. De opleiding houdt zich met de bovenstaande, van de SBL afgeleide, competenties aan de wettelijke eis. Daarnaast conformeert de opleiding zich met het integraal doorvoeren van het bestuurscharter lerarenopleidingen (2006) aan de aanvullende eisen die landelijk binnen de HBO-raad zijn gesteld. • Naast de domeinspecifieke competenties zijn de eindkwalificaties van de opleiding gebaseerd op twee niet-domeinspecifieke categoriën van competenties. De eerste categorie wordt gevormd door de HZ-specifieke competenties. Deze gelden voor alle opleidingen van de Hogeschool Zeeland en zijn vertaald in drie thema’s: ‘duurzaamheid in de beroepspraktijk’, ‘oriëntatie op veiligheid’ en ‘ethiek van de beroepspraktijk’. De tweede categorie betreft de algemene beroepsvaardigheden (HBO-generieke competenties), zoals vastgesteld in het Cursusaanbod Department of Professional Core. Het betreft vaardigheden op de volgende drie gebieden: communicatieve vaardigheden, moderne vreemde talen en wiskunde, statistiek en onderzoek.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
15/60
•
•
•
•
•
Enkele secties binnen de opleiding maken gebruik van vakspecifieke competenties, ontworpen door landelijke vakgenoten en uitgegeven door de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO). De competenties zijn uitgewerkt in een competentiebreakdown volgens het onderwijsconcept van de Hogeschool Zeeland (HZ-Onderwijskompas, april 2005). De breakdown is opgenomen in het document Startcompetenties & Breakdown (précompetenties), juni 2003. In deze breakdown is elk van de vijf competentiegebieden (de Educom competenties) uitgewerkt naar precompetenties per fase van de opleiding (zie 2.2), uitmondend in de startcompetentie (eind 4e studiejaar). De precompetenties zijn verder uitgewerkt in deeltaken. De opleiding maakt geen specifieke keuze met het oog op regionale inkleuring. De studie leidt in brede zin op tot leraar basisonderwijs. Alle studenten volgen een LIO-stage, er zijn geen andere specifieke afstudeerrichtingen. De opleiding heeft weinig contacten in internationaal verband. Wel zijn er enige contacten in Vlaanderen. Van een gerichte vergelijking van de doelstellingen van de opleiding met die van buitenlandse lerarenopleidingen voor het primair onderwijs is geen sprake. De opleiding verantwoordt zich naar het oordeel van het panel in voldoende mate ten opzichte van de landelijke eisen. De oriëntatie in internationaal verband vraagt nadere aandacht. Dat is de reden voor het oordeel voldoende in plaats van goed.
Facet 1.2
Niveau bachelor
goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de competentiebreakdown zijn per precompetentie deeltaken, indicatoren voor kennis, vaardigheden en persoonskenmerken en niveaus van reflectie beschreven. Er is sprake van een concentrische opbouw van de competenties. Per competentiegebied geven de precompetenties (per studiefase) een beschrijving naar niveau, oplopend naar de startcompetentie. In het curriculum is er op die manier een opbouw in moeilijkheidsgraad naar studiefase, zowel in de beroepssituaties (context) als in de ondersteunende kennis, vaardigheden en persoonskenmerken. De startcompetenties beschrijven het hbobachelor niveau, dat wordt bereikt aan het eind van het vierde jaar. • De competenties van de opleiding zijn direct afgeleid van de SBL-competenties, die het niveau van de Dublin descriptoren weerspiegelen. • De opleiding hanteert de Dublin Descriptoren voor het vaststellen van de HBO-niveau. Ze gebruikt daarvoor het document Royaal het HBO-niveau bereiken (HZ, Vreugdenhil, 2006). Daarin zijn de Dublin descriptoren ‘vertaald’ naar zes aspecten van het hboniveau die vervolgens zijn geoperationaliseerd in een toetsbaar niveau. De aspecten, en daarmee de Dublin descriptoren, zijn naar niveau toegedeeld aan de studiejaren.
16/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
In de competenties komen de Dublin descriptoren duidelijk naar voren. Zo komen in competentiegebied 2: ‘vakinhoudelijk en (vak)didactisch bekwaam’ de descriptoren ‘kennis en inzicht’ en ‘toepassen van kennis en inzicht’ aan bod; in competentiegebied 5: ‘competent in reflectie en professionele ontwikkeling’ de descriptoren ‘toepassen van kennis en inzicht’, ‘oordeelsvorming’ en ‘leervaardigheden’; en in competentiegebied 4: competent in samenwerken met collega’s en de omgeving’ de descriptor’communicatie’.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De competenties van de opleiding zijn direct afgeleid van de SBL-competenties die tot stand zijn gekomen in overleg met vertegenwoordigers van het beroepenveld. • De opleiding heeft geparticipeerd in het opstellen van het document Functiebouwwerk voor het primair onderwijs in de regio West-Brabant en Zeeland waarin onderwijsgevende functies, onderwijsondersteunende functies (mbo), middenkaderfuncties en managementfuncties (hbo+) zijn uitgewerkt. De onderwijsgevende functies zijn onderverdeeld in ondersteunende functies op mbo-niveau (klassenassistent, onderwijsassistent en leraarondersteuner) en die van het beroep van leraar (hbo-niveau). Het beroep van leraar basisonderwijs is op drie verschillende niveaus beschreven: de startbekwame leerkracht (startcompetent), de ervaren leerkracht (startcompetent + signalerende, diagnosticerende, begeleidende, structurerende en coördinerende taken) en de excellente leerkracht (startcompetent + leidinggevende en/of adviserende middenkaderverantwoordelijkheden). • De opleiding heeft zelf een aanvullende startcompetentie op het niveau van middenmanagement geformuleerd. Deze startcompetentie is optioneel voor studenten en ligt op het gebied van zorg, advies en leidinggeven. Deze competentie wordt binnen een minor aangeboden. • Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding hechte relaties onderhoudt met het omringende werkveld en intensief communiceert over de richting en de inhoud van het onderwijs (vergelijk 5.3).
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
17/60
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de cursusbeschrijvingen, beschikbaar via Infonet, wordt vermeld welk studiemateriaal en welke vakliteratuur wordt gebruikt. De vakliteratuur bestaat uit handboeken aangevuld met readers en actuele artikelen. Daarnaast verschaffen docenten links voor verdere achtergrondinformatie. Het panel vindt de gebruikte literatuur van goede kwaliteit en upto-date. Het betreft voornamelijk Nederlandstalige literatuur. Het aantal verwijzingen naar internetsites is beperkt, naar de mening van het panel terecht. Studenten schaffen alle literatuur zelf aan. Er wordt gebruik gemaakt van recente tijdschriftartikelen. • De opleiding beschikt over een eigen OnderwijsWerkPlaats (OWP) waarin voor studenten verschillende en ook recent uitgebrachte methoden en andere onderwijsmaterialen beschikbaar zijn die in de basisscholen worden gebruikt. • De stage speelt een belangrijke rol en vormt door de jaren heen de spil van de opleiding. Van het eerste tot het derde jaar lopen studenten minimaal één dag per week stage op een basisschool, aangevuld met drie weken stage per semester (blokstage), elk jaar een andere school. Studenten lopen op die manier 27 dagen per semester stage. Vorderingen op het gebied van beroepsvaardigheden worden in kaart gebracht door middel van een werkplekassessment (WPA, vergelijk 2.8). Studenten doen in het vierde jaar een LIO-(afstudeer)stage (30 EC). Tijdens deze stage hebben studenten de volledige verantwoordelijkheid voor een groep. Tijdens de voorbereiding op de LIOperiode formuleert de student minimaal vijf doelen waar hij aan gaat werken. Deze doelen zijn ontleend aan de competenties op hbo-bachelorniveau. Via een sterkte/zwakte analyse gaat de student zelf na welke competenties in het vierde jaar nog extra aandacht nodig hebben. • De opleiding heeft in de periode 2005-2008 deelgenomen aan een eigen pilot ‘Opleiden in de School’. 80% van de stagescholen is bij het daaruit resulterende samenwerkingsverband betrokken. Het samenwerkingsverband is gericht op een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het opleiden van leerkrachten basisonderwijs. De opleidingsmentoren van de stagescholen worden in OidS-bijeenkomsten uitgenodigd mee te denken over de opzet, ontwikkeling en evaluatie van het curriculum en de individuele cursussen en om input te leveren voor de gebieden ‘actualiteit en kwaliteit’. Alle betrokkenen – studenten, docenten en opleidingsscholen – zijn zeer tevreden over
18/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
•
de samenwerking in OidS-verband en de kwaliteit van de stages. Voor de begeleiding van stage op de andere scholen (20%) wordt extra begeleiding vanuit de opleiding ingezet. Een beperkt aantal studenten doet een stage in het buitenland. De studenten komen tevens in aanraking met de beroepspraktijk door middel van excursies. Voorbeelden van excursies zijn het bezoek aan een moskee, “Methode+” en “Visies op wereldoriënterend onderwijs voor het oudere kind”. De opleiding gebruikt ook gastcolleges om studenten in aanraking te brengen met actuele ontwikkelingen uit de beroepspraktijk, bijvoorbeeld gastlessen over rouwverwerking bij kinderen (van de GGD). In het eerste jaar wordt een begin gemaakt met het doen van onderzoek in de cursussen ‘Systematische probleem aanpak’ en ‘Inleiding presenteren en rapporteren’ uit de Professional Core (vergelijk 1.1). In het tweede en derde jaar worden deze onderzoeksvaardigheden verder ontwikkeld door onderzoeksopdrachten in de Pabospecifieke cursussen. In de minor ‘cultuureducatie’ kan de student meewerken aan een onderzoek. Naar de mening van het panel is er sprake van een duidelijke onderzoeksleerlijn. Hoewel onderdeel van de Professional Core van de HZ sluit de leerlijn qua thematiek goed aan bij de beroepspraktijk van de leraar basisonderwijs. In het vierde jaar doen studenten een afstudeeronderzoek op basis van een educatieve bedrijfsopdracht voor een basisschool of een andere (overheids)instelling. Daarmee maken ze een keuze voor een leergebied als onderdeel van het uitstroomprofiel. Ze verdiepen zich in een bepaald vak (bijvoorbeeld rekenen, muziek), waarbij ze ook toegepast onderzoek doen. Ze ontwikkelen onderzoeksmatig een onderwijsproduct (bijvoorbeeld een leerlijn meten en wegen voor zwakke rekenaars) en presenteren dit aan het schoolteam en aan de opleiding. Een andere manier waarop studenten te maken krijgen met onderzoek is meewerken aan een identiteitsadviestraject op de Openbare scholen van Walcheren. Onderzoek onder leerkrachten maakt hier deel van uit. Ook op christelijke scholen loopt een meerjarig onderzoek naar levensbeschouwelijk onderwijs en identiteit, waar studenten in participeren. In iedere cursus staan enkele beroepssituaties centraal, die zoveel mogelijk aansluiten bij de actuele ontwikkelingen in het beroep. Ze vormen het uitgangspunt voor de vormgeving van het onderwijs en de zelfstudietaken. Het panel is van mening dat het studiemateriaal de actuele beroepspraktijk goed weerspiegelt. De praktijk staat zeer centraal. De actualiteit van het programma wordt onder meer bevorderd via de regelmatige contacten van docenten met het beroepenveld tijdens de stagebegeleiding. Ontwikkelingen worden via secties en/of via het cursusoverleg in het opleidingsprogramma verwerkt. Op managementniveau zijn er vergaderingen van de stuurgroep OidS met betrekking tot het onderwijsprogramma. Voorts is de opleiding gestart met het ter beoordeling voorleggen van cursussen aan vakgenoten/experts uit de beroepspraktijk. Op die manier wordt de actualiteit in de programma’s nog beter geborgd. De opleiding besteedt binnen het programma expliciet aandacht aan de basiskennisvakken (vakinhoud). Tijdens de propedeuse is er veel aandacht voor de basisvakken Nederlands en rekenen. Ook voor de vakken aardrijkskunde, geschiedenis en
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
19/60
•
•
•
•
natuuronderwijs worden zogenaamde basiskennistoetsen afgenomen. Deze maken geen onderdeel uit van de propedeuse maar zijn gepositioneerd in de hoofdfase. De opleiding heeft een duidelijke plaats gegeven aan de levensbeschouwelijke vakken. Er zijn drie parallelle cursussen ontwikkeld die veel overeenkomsten hebben, waaronder een meerdaags bezoek aan een klooster of buitencentrum. Tijdens de cursussen wordt aandacht besteed aan het thema ‘wat leeft in de samenleving’. Daarbij is uitdrukkelijk aandacht voor multiculturele aspecten. Ook zijn er onderzoeksprojecten naar identiteit en levensbeschouwelijk onderwijs waar zowel het Openbaar als het Christelijk onderwijs in participeren. In het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 scoort de opleiding een 8,4 op ‘ik heb tijdens de opleiding voldoende contact met de beroepspraktijk’ en 7,2 op ‘het studiemateriaal is van voldoende inhoudelijke kwaliteit’. De ‘voorbereiding van de opleiding op de beroepspraktijk’ scoort een 7,8. Uit de HBO-Monitor van 2006 blijkt dat de opleiding een 7,2 scoort op ‘inbedding in de beroepspraktijk‘ (landelijk gemiddelde 7,0) en eveneens een 7,2 op ‘aansluiting op actuele ontwikkelingen in het vakgebied’ (landelijk gemiddelde 7,1). Het panel heeft extra aandacht gegeven aan de bestudering van werkstukken die door studenten zijn gemaakt en heeft deze met hen en met docenten besproken. Het is op grond daarvan van oordeel dat studenten goed in staat worden gesteld om actuele kennis en beroepsvaardigheden te ontwikkelen.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Vanaf september 2008 draait het Koersbepalend Leren (KBL) programma voor alle jaren. Het programma kent vier verschillende typen cursussen: - Majorcursussen, welke bijdragen aan het verwerven van de beroepsspecifieke competenties; - Minorcursussen, waarin de student de mogelijkheid heeft om zich te verdiepen of te verbreden; - Professional Core-cursussen, waarin de student generieke vaardigheden verwerft, zoals de Engelse taal, systematische probleemaanpak of communicatieve vaardigheden; - Keuze- of vrije (VCC) cursussen, die door de student naar wens ingevuld kunnen worden.
20/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
Het studieprogramma is opgebouwd uit semesters en verdeeld in zes fasen: Propedeuse 1 (semester 1), Propedeuse 2 (semester 2), Kern Taak (semesters 3 en 4), Kern Leerling (semesters 5 en 6), Kern Organisatie (semester 7) en de Integratiefase (semester 8). Deze fasen hangen samen met de fasen van het betrokkenheidsmodel (vergelijk 2.3). Het curriculum van de deeltijdopleiding is identiek aan dat van de voltijdopleiding. Deeltijdstudenten volgen echter lessen in de avonduren. Ze plannen hun stage zelf, maar wel voor het zelfde aantal dagen. In het Koersbepalend Leren wordt het programma expliciet uitgewerkt vanuit de eindkwalificaties en het beroep. Alle cursussen worden uitgewerkt volgens een standaard schema. Per vakgebied worden de precompetenties geconcretiseerd in kennis-, vaardigheids- en persoonskenmerkaspecten. Vervolgens zijn er per semester drie arrangementen geformuleerd. Voor ieder arrangement zijn de deeltaken omschreven en is per vakgebied een passende beroepssituatie beschreven, die het uitgangspunt vormt voor de lessen en de stageopdrachten. Voor alle cursussen zijn deeltaken en leerdoelen geformuleerd. De wijze waarop de deeltaken van cursussen bijdragen aan het ontwikkelen van competenties bij studenten is vastgelegd in een Dekkingsmatrix. In deze matrix worden de cursussen afgezet tegen de te bereiken competenties (voor de propedeuse en de Kt-fase afgerond, voor de Kl-fase en de Ko-fase in ontwikkeling en vrijwel afgerond). Uit de HBO-Monitor 2006 blijkt dat studenten van mening zijn dat het programma hen voldoende voorbereidt op het realiseren van de eindkwalificaties (score 7,1 tegen een landelijk gemiddelde van 7,0). Op basis van materiaalbestudering en gesprekken stelt het panel vast dat het programma inhoudelijk van voldoende niveau is en voldoende breed om studenten in staat te stellen de kwalificaties te halen. De competenties, de deeltaken en de niveaus in Dublin descriptoren zijn in de cursusbeschrijvingen zichtbaar via de Virtual Learning Desktop (VLD). De vertaling van de eindkwalificaties in het programma is op systematische wijze tot stand gebracht.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
goed
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De wijze waarop het programma in het KBL is afgeleid van de competenties (vergelijk 2.2) zorgt voor samenhang in het curriculum. Met de invoering van het KBL is het oude modulair opgebouwde curriculum vervangen door een nieuw geïntegreerd curriculum dat volledig uitgaat van beroepssituaties. • De verticale samenhang komt als volgt in het programma tot uiting. De eerste twee studiejaren zijn gericht op een brede bekwaamheid. Studenten verwerven competenties om in alle groepen op elementair niveau te kunnen lesgeven. Daarna kiest de student zijn specialisatie: ‘het jonge kind’ of ‘het oudere kind’ (semester 5), gevolgd door een
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
21/60
•
•
•
•
•
•
•
minor (semester 6). Het zevende en achtste semester zijn gereserveerd voor de afstudeerfase. Deze bestaat uit de LIO-stage (op basis van de specialisatie) en uit een aantal cursussen waarin de student werkt aan competenties die nodig zijn om te kunnen functioneren in de totale organisatie van een school. De verticale samenhang wordt tevens vormgegeven in het ‘betrokkenheidsmodel’. In dit model worden verschillende fasen van betrokkenheid onderscheiden tijdens de diverse fasen van de opleiding. Vanaf de eerste fase (P1) gaat het om ‘gewenning met nadruk op betrokkenheid op zichzelf’. Vanaf fase 2 (P2) komt daar de ‘taak in de groep (didactiek) met nadruk op de betrokkenheid op de taak’ bij, gevolgd door ‘oog hebben voor kinderen (pedagogiek) met nadruk op betrokkenheid op de ander’ (Kl-fase), het ‘zicht hebben op de organisatie’ (Ko-fase) en ‘integratie van kennis, vaardigheden en attitudes’ (I-fase). De horizontale samenhang wordt vormgegeven door per semester een bepaalde ‘bouw’ (onder-, midden- of bovenbouw) als uitgangspunt te nemen. Leergebiedcursussen en bouwcursussen worden daarbij op elkaar betrokken. Leergebiedcursussen zijn gericht op essenties van een schoolvak of een leergebied. Ze hebben betrekking op de doelen, de doorgaande leerlijnen, de passende werkvormen, de manier waarop een schoolvak in een lesmethode is verwerkt en op een visie op het schoolvak (vakconcepten). De leergebiedcursussen worden afgewisseld met bouwcursussen, die zich concentreren op de precompetenties van het lesgeven in een bepaalde bouw. Ze bevatten altijd het onderdeel onderwijskunde. De samenhang tussen theorie en praktijk komt tot uiting in de stageopdrachten. Doordat de stage in ‘lint’ is geprogrammeerd, op een vaste dag in de week, zijn de stageopdrachten altijd direct gekoppeld aan de cursussen die de student op dat moment volgt. Studenten houden een logboek bij, waarin ze deze relatie tussen de opleiding en de praktijk vastleggen. De student heeft een aantal keuzemogelijkheden. Bij aanvang van de opleiding kiest hij voor een levensbeschouwelijke richting (PC, RK of Openbaar), aan het eind van het tweede jaar voor een specialisatierichting (jonge of oudere kind). Vanaf het derde jaar zijn er keuzemogelijkheden ten aanzien van de invulling van de vrije ruimte (cursussen uit de Professional Core en/of vrije compositie-cursussen), voor een minor en voor een leergebied tijdens de afstudeerfase. De competentiebreakdown zorgt er samen met de dekkingsmatrix voor dat studenten de juiste competenties verwerven voor het behalen van de bachelor degree. Communicatieve vaardigheden, onderzoeksvaardigheden, presenteren en dergelijke worden in een parallelle leerlijn aangeboden. Studenten trainen deze vaardigheden via de Professional Core-cursussen ‘systematische probleemaanpak’ en ‘inleiding presenteren en rapporteren’. Deze vaardigheden worden verder getraind door ze toe te passen in vakinhoudelijke opdrachten. Uit cursusevaluaties 2008 blijkt dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over de cursussen. Zij waarderen de cursussen in hun totaliteit (inhoud, lesmateriaal, opdrachten, werkvormen, studieactiviteiten et cetera) gemiddeld met een 6,8. Uit de HBO-Monitor 2006 blijkt dat de opleiding op ‘inhoudelijke samenhang’ een 6,7 scoort (tegenover 6,4 landelijk).
22/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
Het panel heeft het studiemateriaal bestudeerd en stelt vast dat het programma zorgvuldig en consequent is opgebouwd. De (pre)competenties zijn daarbij leidend. Studieonderdelen hangen met elkaar samen op basis van beroepssituaties (zie ook 2.2). Op die wijze worden de verticale, horizontale en inhoudelijke samenhang gewaarborgd. Door de directe koppeling van het onderwijs aan de stages is tevens sprake van samenhang tussen theorie en praktijk. In de bouwcursus worden didactiek en vakinhoud met elkaar gecombineerd. In gelijktijdig aangeboden leergebiedcursussen staat de vakdidactiek centraal. Door het onderscheid in deze cursussen wordt gegarandeerd dat zowel de vakinhoud als de didactiek in voldoende mate aan de orde komen.
Facet 2.4
Studielast
goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de HZ-brede regeling betreffende het BSA (Bindend StudieAdvies), aangevuld met Pabo-specifieke eisen (zie hierna: (b) en (c)). Om de studie te mogen voortzetten moet een student in het eerste jaar van inschrijving (a) minimaal 37,5 EC behalen, (b) de onderwijseenheden ‘stage’ met een voldoende afsluiten en (c) voldoen aan de landelijke norm voor de eindtoets reken- en taalvaardigheid. Daarnaast (d) dient de student binnen twee jaar alle verplichte onderdelen van de propedeuse te behalen. Er wordt eventueel rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de student. De regeling is beschreven in de OER. • Naast het BSA heeft de opleiding een drempel met betrekking tot de specialisatiefase (semester 5) en de LIO-fase (semester 7) aangebracht. Een student mag pas aan de specialisatie beginnen als de propedeuse afgerond is en alle onderdelen van basiskennis uit het tweede studiejaar zijn behaald. Voor de LIO geldt dat de student zijn werkplekassessment van de Kl-fase met tenminste een voldoende heeft afgerond en als tenminste 85% van de verplichte onderdelen van het studieprogramma van het tweede en derde jaar zijn afgerond. De drempels staan beschreven in de OER. • Het aantal ingeroosterde contacturen per week is in het eerste jaar 27,5 (waarvan 19,5 lessen). In het tweede jaar zijn er 24,5 contacturen per semester (waarvan 16,5 lessen zijn). In het derde jaar (in semester 5) zijn er 21,5 contacturen, waarvan 13,5 lessen. In het vierde jaar (in semester 7) zijn er 42 contacturen (waarvan 2 lessen). In de eerste drie jaar zijn steeds 8 contacturen voor stage gereserveerd, dit is in het vierde jaar 40. Daarnaast is er per semester (voor de voltijd opleiding) ook nog 120 uur stage tijdens blokweken. In de deeltijd opleiding mogen studenten deze tijd zelf inplannen. Het aantal contacturen in semester 6 (minor) en semester 8 (differentiatie) is moeilijk aan te geven. Dat is afhankelijk van de gekozen minor en differentiatie. • In de Onderwijs- en Examenregeling zijn termijnen opgenomen met betrekking tot de bekendmaking van tentamencijfers, tentamen- en lesroosters.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
23/60
•
• •
•
• •
•
Studieresultaten van studenten worden bijgehouden via InfoNet. Studenten kunnen door middel van SMS op de hoogte gehouden worden van nieuwe resultaten. De docenten zijn verantwoordelijk voor het invoeren van de cijfers. Docenten werken in de directe nabijheid van de leslokalen en studentenwerkruimtes, zodat studenten makkelijk binnen kunnen lopen. Ook is e-mail een veelgebruikt middel. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat de opleiding een 6,8 scoort op de bereikbaarheid van docenten. Uit opmerkingen blijkt dat slechts een enkele docent moeizaam bereikbaar is. Hogeschoolbreed is recentelijk afgesproken dat de eerste twee leerjaren van de opleidingen als “standaardpakket” (zonder keuze mogelijkheden) worden aangeboden. Op basis hiervan worden de roosters in een vroegtijdig stadium gereed gemaakt. Deeltijd studenten ervaren de opleiding als erg zwaar. Het combineren van privé-, werken opleidingssituatie (stage) blijkt niet altijd even makkelijk. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten tevreden (cijfer 6,4) zijn over de tijdige bekendmaking van het lesrooster. De tijdigheid van wijzigingen in les- en tentamenroosters scoort 5,0 respectievelijk 5,4. De termijn waarop toetsresultaten bekend zijn scoort 5,2. Blijkens de gesprekken met het management heeft het maatregelen getroffen om op deze punten verbeteringen te realiseren. De tevredenheid over de studielast scoort 6,4. 28% besteedt 36-40 uur aan de studie, 30% besteedt meer tijd en 30% besteedt 21-35 uur. Uit cursusevaluaties van 2008 blijkt 46% de studielast precies goed te vinden, 28% ervaart de studielast als zwaarder en 12% als veel zwaarder. Uit de HBO-Monitor 2006 komt een 7,5 voor de opleiding (tegenover 7,3 landelijk).
Facet 2.5
Instroom
goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De toelatingsprocedure voor alle categorieën studenten is beschreven in de (opleidingsspecifieke) Onderwijs- en Examenregeling. De toelating is hoofdzakelijk gebaseerd op landelijke afspraken en wet- en regelgeving voor toelating van mbo’ers, havisten en vwo’ers. Aspirant-studenten kunnen, indien zij daarvoor in aanmerking komen, in het kader van een colloquium doctum gebruik maken van de 21+ regeling. • Zij-instromers kunnen instromen door middel van een officieel toelatingsassessment (het landelijk Stoas-assessment). Op basis van de uitkomst wordt met de student een individueel traject afgesproken. Zij-instromers kunnen zowel in de voltijd als in de deeltijd variant instromen. • De opleiding is in regionaal verband bezig met het opzetten van een EVC-centrum dat in de toekomst gebruikt kan worden, voor zij-instromers en voor andere instromers.
24/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
• •
•
Om de aansluiting tussen vooropleiding en hogeschool te bevorderen, worden studenten vanaf het begin van de studie begeleid door de SLC (StudieLoopbaanCoach) (vergelijk facet 4.2). De SLC heeft in de eerste maand een kennismakingsgesprek met elke student van zijn groep. Als studenten daar behoefte aan hebben, kunnen ze voor aanvang van de studie een intakegesprek vragen. Om qua vorm een goede aansluiting te bieden zijn de werkvormen afgestemd op de beginsituatie(s) van de studenten. In de propedeusefase wordt vooral gebruik gemaakt van begeleide werkvormen, zoals hoorcollege, instructiecollege en brainstorming. In hogere jaren is gekozen voor meer studentgestuurde werkvormen, zoals groepswerk, individuele opdrachten en projectwerk. Qua inhoud is gekozen voor een ordening van het programma volgens het betrokkenheidsmodel (vergelijk 2.3). Binnen de PABO worden de volgende fasen gehanteerd: ik – taak – ander. Het model gaat ervan uit dat een student (steeds opnieuw) eerst betrokken is op zichzelf. De opleiding beschikt over een MHBO-route. Dit is een traject specifiek gericht op de mbo-instroom. In onderling overleg tussen ROC en HZ is de overlap zoveel mogelijk uit de programma’s gehaald. Doordat deelnemers van het mbo al tijdens hun opleiding hbocursussen volgen, kunnen zij hun studie met maximaal een jaar verkorten. Om de kennis van rekenen en taal op te halen wordt er bij aanvang van het studiejaar een ‘opfriscursus’ voor de basiskennis georganiseerd. Hiermee worden studenten voorbereid op de verplichte basistoetsen rekenen en taal. Om de aansluiting tussen vooropleiding en hbo-opleiding te bevorderen zet de hogeschool de volgende voorlichtingsinstrumenten in: brochures en website, meeloopdagen en voorlichtingsdagen op de hogeschool, op VO-scholen en ROC’s. Voor het geven van voorlichting worden ook studenten van de opleiding ingeschakeld. De voorlichting is niet alleen gericht op werving, maar ook op de afstemming van de verwachtingen van scholieren op de realiteit van de opleiding, zowel wat inhoud als aanpak betreft. Uit evaluaties naar aanleiding van de meeloopdagen blijkt dat aspirant studenten positief zijn. Om de aansluiting inhoudelijk goed te laten verlopen is er HZ-breed een aansluitingcoördinator aangesteld. Eén van zijn taken is de inhoudelijke afstemming tussen VO en HBO. De hogeschool participeert hiertoe in een Zeeuws aansluitingsnetwerk, dat tweemaal per jaar een uitwisselingsmiddag organiseert om informatie tussen VO en HBO uit te wisselen. De studenten waarderen in het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 de aansluiting op de vooropleiding met een 6,8. Studenten geven tegenover het panel te kennen dat zij goed worden begeleid bij de overgang naar het hbo-onderwijs. Er wordt vooral meer zelfstandigheid verwacht dan in de vooropleiding. Studenten van de MHBO-route ervaren deze als vrij zwaar. Het niveau van het hbo ligt volgens hen flink hoger. Studenten noemen geen specifieke struikelvakken. De Hogeschool Zeeland heeft de Code of Conduct getekend in verband met (eventuele) buitenlandse studenten.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
25/60
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studieduur van beide varianten van de opleiding is 240 studiepunten. De wijze van verdeling (over de studiejaren) is vermeld in de Onderwijs- en Examenregeling. • Het opleidingsprogramma is opgebouwd uit cursussen van 7,5 EC (major- en minorcursussen), 2,5 EC (PC-cursussen) en 1,25 EC (vrije-compositiecursussen).
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool Zeeland hanteert een didactisch concept dat uitgaat van een sociaalconstructivistische visie op leren, van de constructie van kennis in een sociale setting (HZ-Onderwijskompas, 2005). In het Koersbepalend Leren worden de sociaalconstructivistische visie en competentiegericht onderwijs gecombineerd. Tijdens de studie verschuift de verantwoordelijkheid voor het leerproces van de docent naar de student, neemt de begeleiding af en wordt de zelfstandigheid groter. Zo maken studenten in het vierde jaar zelf een selectie uit vakspecifieke en algemene competenties en formuleren ze LIO-doelen. • Aansluitend op het sociaal-constructivisme gebruikt de opleiding het ISP-model: informatie-student-praktijk. In de cursussen worden deze drie componenten afgewisseld. De stage vormt de kern van het model. Vanaf het begin van de opleiding wordt op iedere maandag een stage geprogrammeerd. De beroepssituaties in de stage (P) zijn het uitgangspunt voor het bespreken van de ervaringen van de studenten (S) en de koppeling met de theorie (I). Vanaf het tweede jaar werken studenten zelf ook met dit model in hun lesvoorbereidingen voor de stages. • Deeltijdstudenten volgen inhoudelijk hetzelfde programma, maar volgen lessen in avonduren. Ze lopen ook vanaf het begin van de studie ieder semester stage, maar plannen die zelf. Deeltijdstudenten lopen evenveel dagen stage als de voltijdstudenten. • Docenten in de rol van studieloopbaancoach, docentcoaches, stagebegeleiders en de programmacoördinator bewaken de keuzen van de student aan de hand van de opleidingsdoelen. • De opleiding heeft in een matrix de gebruikte werkvormen afgezet tegen de cursussen. Voorbeelden van werkvormen zijn: casuïstiek, probleemgestuurd leren, individuele en groepsinstructie, werk- en hoorcolleges, groepsopdrachten voor kleine groepen.
26/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
De werkvormen zijn vastgelegd in de Virtual Learning Desktop (VLD, de digitale leeromgeving). Volgens de cursusevaluaties 2008 zijn de studenten van mening dat de werkvormen passen bij de leerdoelen/competenties (score 6,4). Uit gesprekken van de opleiding met studenten blijkt voldoende gevarieerdheid van het onderwijs. De afwisseling van één dag stage en vier dagen les per week werkt zeer motiverend. Ze waarderen het tevens dat er veel gewerkt wordt met opdrachten en interactieve werkcolleges. Dit wordt bevestigd in het gesprek van het panel met studenten. Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 ervaren ze voldoende afwisseling in werkvormen. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat het competentiegerichte onderwijs consequent wordt doorgevoerd. De gekozen werkvormen passen bij de leerdoelen en zijn gevarieerd. De werkvormen worden in de cursusbeschrijvingen vermeld.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
voldoende
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert het Toetskader van de Hogeschool. De regelgeving over de toetsing is beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling. • De opleiding gebruikt verschillende toetsvormen, afhankelijk van de aard van de leerdoelen: toetsen van gedrag (bijvoorbeeld werkplekassessments); toetsen van kennis en vaardigheden (bijvoorbeeld integratietoets); en toetsen van reflectievaardigheden (bijvoorbeeld logboek). Verder zijn er toetsen ten aanzien van de kennis en vaardigheden van verschillende leergebieden op tenminste het niveau van de betere leerling uit groep 8, de kennis- en vaardigheidstoetsen van de basisschoolvakken op niveau 8+. • Per cursus zijn de (pre)competenties, deeltaken, kennis, vaardigheden, persoonskenmerken en reflectieniveaus uitgewerkt. Daarvan worden deeltaken en leerdoelen afgeleid die het uitgangspunt zijn voor het construeren van de toetsen. Voor iedere cursusbeschrijving is er een toetsmatrijs die informatie geeft over de toetsvormen en de onderwerpen. Die bevat tevens een indicatie van de weging en de volgorde van de toetsafname. Alle toetsonderdelen van een cursus moeten voldoende zijn. Er is geen mogelijkheid tot compensatie binnen een studieonderdeel en tussen studieonderdelen. • Het panel heeft uitvoerig het toetsmateriaal bestudeerd. Het stelt op grond daarvan vast dat de toetsing in de cursusbeschrijvingen goed is uitgewerkt. Ook de kwaliteit van de toetsen zelf is goed: ze sluiten aan op de leerdoelen en de lesstof, er zijn goede toetsmatrijzen en de beoordelingen zijn adequaat. Dat geldt zowel voor de kennistoetsen (multiple choice en open vragen) als de vaardigheidstoetsen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
27/60
•
•
•
•
•
• •
•
Het WPA speelt tijdens de opleiding een belangrijke rol. Vorderingen op het gebied van beroepsvaardigheden worden daarmee in kaart gebracht. Gedurende de opleiding krijgt de student met verschillende WPA’s te maken. Deze richten zich op dezelfde beroepsvaardigheden, de criteria zijn afgestemd op de specifieke fase van de opleiding. Elk arrangement (vergelijk 2.2) wordt afgesloten met een formatief werkplekassessment. Aan het eind van het semester is er een summatief WPA. Het panel is positief over de WPA’s. Ze vervullen een zinvolle rol in de beoordeling van de ontwikkeling van de student, zowel in formatieve als in summatieve zin. De beoordelingslijsten weerspiegelen de competenties en worden goed gebruikt door (opleidings)mentoren en docenten. De beroepssituaties binnen een cursus zijn leidend bij het construeren van de toetsen. Kennis en vaardigheden worden nooit op zichzelf staand (buiten de context van het beroep) getoetst. Toetsen worden formatief en summatief ingezet: de kans op een onvoldoende summatieve toets wordt zo verkleind. De student krijgt tijdens het onderwijsproces inzicht in zijn sterke en zwakke kanten. Zo wordt het WPA per semester minimaal eenmaal formatief afgenomen voordat de summatieve afname plaats vindt. Van een integratietoets wordt een deel tussentijds afgenomen. De uitkomst en de aanpak van de student wordt onder leiding van de docentcoach besproken. De beoordeling van de stages is vastgelegd in stagegidsen per semester. Daarvoor wordt het WPA gebruikt. Per LIO-stage worden drie WPA’s afgenomen. De mentor van de stageschool c.q. de opleidingsmentor (stageschool OidS) en de opleidingsdocent spelen hierin een rol. Het summatieve WPA wordt afgenomen door de opleidingsdocent. De afstudeerfase wordt getoetst door een onderzoeksopdracht binnen de differentiatie – meestal voor een school, soms voor een bedrijf of instelling (bedrijfsopdracht) – en door de beoordeling van de LIO-stage. De onderzoeksopdracht wordt gepresenteerd en verdedigd voor de afstudeerbegeleider en externe betrokkenen. De LIO-stage wordt beoordeeld op basis van geformuleerde gedragsomschrijvingen van de eindkwalificaties van het beroep, omgezet in te observeren gedragsvariabelen met daarbij aangegeven de criteria en de weging bij de eindbeoordeling. Ook een eindgesprek op basis van een portfolio maakt deel uit van de LIO-beoordeling. Het panel merkt daarbij op dat hier strikt genomen geen sprake is van een portfolio. Het betreft een stageverslag. De beoordeling van de bedrijfsonderzoeken en de LIO-stages geschiedt volgens het panel op zorgvuldige wijze. Er zijn goede criterialijsten die goed worden gehanteerd. De beoordeling is bovendien adequaat. Studenten krijgen feedback op gemaakte toetsen via inzagemomenten. De wijze van beoordelen en de criteria staan in de beoordelingsmodellen en -protocollen, die via HZ Infonet ook bekend zijn bij studenten. Zo zijn voor de WPA’s de criteria voor onvoldoende, voldoende, ruim voldoende en goed duidelijk beschreven. Daarbij is ook de weging aangegeven. Ook voor bijvoorbeeld de kennis- en vaardigheidstoetsen van de basisschoolvakken zijn de beoordeling en de criteria bekend. Om de kwaliteit van de toetsen te bevorderen worden deze gemaakt door twee of meer collega’s, bijvoorbeeld door het cursusontwikkelteam. De betrouwbaarheid van de beoordeling wordt bevorderd door het gebruik van eenduidige beoordelingsmodellen en protocollen (via HZ Infonet ook bekend bij studenten) en door trainingen in het
28/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
beoordelen. Dat laatste gebeurt nu alleen voor de WPA’s. Het voornemen is ook voor andere toetsvormen trainingen te organiseren, zoals toetsing van reflectievaardigheden het gebruik en het beoordelen van portfolio’s. De opleiding heeft recent een toetsplan ontwikkeld (Toetsbeleid PABO Hogeschool Zeeland 2008-2009), waarin een overzicht is opgenomen van de toetsvormen en de inzet van beoordelingsvormen per fase van de opleiding. Het bevat tevens de procedure voor toetsconstructie, de opbouw van de toetsmatrijzen, checklisten voor de kwaliteit van de toetsen en de procedure voor het aanleveren van toetsen. De kwaliteit van de toetsen wordt tot nu toe bewaakt door de programmacommissie, met ingang van september 2009 door de dan te installeren toetscommissie. De examencommissie stelt onder meer de regels vast met betrekking tot de gang van zaken tijdens tentamens en examens en stelt de uitslagen vast. Volgens de HBO-Monitor 2006 zijn scoort ‘voldoende getoetst op inzicht’ een 5,8 (landelijk 5,6). Op de vraag of tentamens en opdrachten voldoende pittig zijn scoort de opleiding 5,2 (landelijk 5,0). Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 vinden studenten dat vooraf duidelijk is waarop wordt beoordeeld (score 7,0). Dat wordt bevestigd in de uitvoerige gesprekken die het panel met studenten heeft gevoerd. Zij melden tevens dat de toetsen goed aansluiten bij de lesstof. De WPA’s worden daadwerkelijk formatief en summatief gebruikt. Ze vinden dat de competentieontwikkeling hiermee goed wordt gevolgd en getoetst. In de doelen en criteria zit voor hen een duidelijke opbouw. Het panel is van oordeel dat de toetsing de beoordeling van voldoende kwaliteit is. De systematische bewaking van de kwaliteit is echter nog niet sterk ontwikkeld. Het recent opgestelde toetsplan biedt echter wel perspectief op een systematische verbetering ervan.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
voldoende
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Van de 39 docenten heeft 30% de laatste drie jaar relevante werkervaring in de beroepspraktijk. • Docenten onderhouden op diverse manieren contacten met het werkveld. Door bezoeken aan stage- en afstudeerscholen komen zij in contact met nieuwe ontwikkelingen in de praktijk. Daarnaast houden ze zich op de hoogte van ontwikkelingen door middel van vakliteratuur, nieuwsbrieven en dergelijke. Verder zijn er contacten met collega’s bij ROC’s en geven docenten van de PABO nascholing aan mensen uit het veld en het
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
29/60
•
•
•
•
vakgebied. Een aantal docenten neemt deel aan landelijk overleg van hun vaksectie. Ook door het inzetten van gastdocenten onderhouden docenten contacten met de beroepspraktijk. De verbinding van de opleiding met de praktijk wordt tevens gelegd door de inzet van opleidingsmentoren, die werkzaam zijn in de onderwijspraktijk maar voor een deel van hun tijd zijn vrijgemaakt voor de begeleiding van Pabo-studenten tijdens hun stage. De opleiding participeert in Educom, een samenwerkingsverband met vier andere Pabo’s in het land, en in het Landelijk Overleg Opleidingen Basisonderwijs. De opleiding neemt jaarlijks deel aan de internationale ETEN-conferentie (European Teacher Education Network). Volgens de HBO-Monitor 2006 waarderen afgestudeerden de praktijkkennis en -ervaring met een 7,1. Werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden laten het panel in het gesprek weten dat de praktijkkennis op onderdelen (bepaalde onderwijsconcepten, zoals Meervoudige intelligentie) soms te weinig is, maar dat daarin de laatste jaren verbetering is gekomen door het aantrekken van nieuwe docenten. Volgens het Scholingsplan 2008 gaan vijf docenten stages doen op scholen. Het panel komt tot het oordeel voldoende, gezien het vrij lage percentage docenten met recente werkervaring en de daarbij aansluitende opmerking van werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden dat de praktijkkennis op onderdelen weinig is.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De hogeschool stelt als norm voor de docent/student ratio 1:30. De huidige ratio voor de opleiding is 1:26,8. De opleiding beschouwt dit als de grens voor de Pabo, in tegenstelling tot het HZ-beleid in dezen. • Het Pabo-team bestaat uit 39 docenten met een formatieomvang van 25 fte. • De docenten maken deel uit van het opleidingsteam en van een sectie: Nederlands, rekenen, natuur & techniek, mens & maatschappij, muziek, beeldende vorming, bewegingsonderwijs, levensbeschouwelijk & vormend onderwijs en onderwijskunde. Vanuit de secties worden de cursussen in de opleidingen verzorgd. Docenten maken daarom ook deel uit van een of meer cursusteams. • Het ziekteverzuim onder docenten is de laatste jaren laag (1,6%). Uit het gesprek met docenten leidt het panel af dat de werkdruk de kwaliteit van het onderwijs niet belemmert. Het team maakt een gemotiveerde indruk.
30/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat de opleiding een 6,8 scoort op de bereikbaarheid van docenten. Uit opmerkingen blijkt dat slechts een enkele docent moeizaam bereikbaar is. Uit cursusevaluaties en gesprekken van de opleiding met studenten blijkt eveneens tevredenheid op dit punt. Zij ervaren geen docententekort. De beschikbaarheid van het personeel scoort in de HBO-Monitor 2006 een 6,5 (landelijk 6,8).
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
voldoende
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Van de 39 docenten heeft 41% een universitaire opleiding en 18% een hbo-opleiding. Daarnaast heeft 33% een eerstegraads en 8% een tweedegraads opleiding. De opleiding streeft ernaar dat 70% van de docenten een masteropleiding heeft of gepromoveerd is. Daaraan wordt nog niet voldaan. Zes docenten (15%) studeren voor een mastertitel. Nieuwe docenten zonder didactische bekwaamheid volgen een didactische cursus van een jaar. • In het najaar van 2008 worden de functioneringsgesprekken, waarvan de laatste ronde is gehouden in het voorjaar van 2008, omgezet in plannings- en evaluatiegesprekken op basis van persoonlijke ontwikkelingsplannen. Daarin worden onder meer scholingsafspraken gemaakt. Deze worden samengebracht in een teamopleidingsplan. • Docenten nemen regelmatig deel aan congressen en symposia, zoals de internationale ETEN-conferentie en die van de VELON. De sectie Onderwijskunde heeft nauwe contacten met de Hogeschool Utrecht en werkt samen met het lectoraat ‘vernieuwende opleidingsmethodiek en -didactiek’. De sectie Levensbeschouwing heeft nauw contact met het lectoraat ‘theologie’ van de Hogeschool Windesheim. • De invoering van het KBL-onderwijsconcept is extern ondersteund door Dr. Kees Vreugdenhil, die ongeveer twintig studiedagen heeft verzorgd. Tevens is er scholing voor docenten georganiseerd op het gebied van studieloopbaancoaching. • Als gevolg van de invoering van KBL was de vakinhoudelijke scholing voornamelijk gericht op het bijhouden van vakliteratuur en minder op het volgen van vakinhoudelijke cursussen. Enkele docenten nemen deel aan een cursus SVIB (School Video Interactie Begeleiding) of aan een cursus bij het Freudenthal Instituut. Binnen de secties wordt vakliteratuur besproken om de cursussen up-to-date te houden. In het Scholingsplan 2008 is scholing van docenten gepland op het gebied van Engels, stages op scholen, onderzoeksvaardigheden, onderwijskunde, SVIB, methodisch ontwikkelen en een promotietraject. • Het panel constateert dat relatief weinig docenten (40%) participeren in activiteiten van landelijke (vak)netwerken en dat geen van de docenten VELON-SRL geregistreerd is.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
31/60
•
•
Alumni van de opleiding geven volgens de HBO-Monitor 2006 de docenten een 7,2 op inhoudelijke deskundigheid en een 6,9 op didactische vaardigheden (landelijk respectievelijk 7,1 en 6,9). Uit de gesprekken van het panel komt een positieve waardering over de docenten naar voren. Het panel is van oordeel dat de opleiding wordt verzorgd door een gemotiveerd docententeam. Het panel is van oordeel dat het docententeam voldoende gekwalificeerd is voor het verzorgen van het onderwijs. Omdat de vakinhoudelijke scholing is achtergebleven en omdat docenten weinig participeren in landelijke (vak)netwerken komt het panel tot het oordeel voldoende in plaats van goed.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Vlissingen: goed Terneuzen: voldoende
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding wordt verzorgd in Vlissingen en in Terneuzen. • Het gebouw van de hogeschool in Vlissingen beschikt over een Onderwijswerkplaats (OWP), een mediatheek, studentenwerkplekken, leslokalen en ict-voorzieningen. • In Terneuzen wordt gebruik gemaakt van voorzieningen van het ROC Westerschelde, zoals leslokalen, vaklokalen, een mediatheek (met onder meer onderwijsmateriaal voor Pabo-studenten, regelmatig geactualiseerd door de mediatheekdienst van Vlissingen) en ict-voorzieningen. • De computer/student ratio in Vlissingen is 1:4,5. In Terneuzen zijn minder computers beschikbaar, maar volgens het management wel voldoende. Studenten kunnen tegen een gereduceerd tarief een laptop kopen. Zowel het gebouw in Vlissingen als dat in Terneuzen beschikken over een draadloos netwerk. • Ongeveer 50% van de lokalen in Vlissingen beschikken over een digitaal schoolbord. Naast de gebruikelijke softwarelicenties beschikt de opleiding over specifieke software die relevant is voor het vakgebied, zoals TAL onderbouw, MILE, Een wereld van verschil, Noten vreten, Toonhoogte en De wereld in getallen. • De opleiding heeft de beschikking over een Pabo-specifieke OWP, een aparte verdieping in de mediatheek. Hierin zijn relevante boeken, tijdschriften en andere materialen voor de Pabo ondergebracht. Naar de mening van het panel is het materiaal adequaat en up-todate. Via de digitale zoekmachine voor literatuur (VUBIS) hebben studenten en docenten toegang tot de catalogus van de Zeeuwse Bibliotheek. De mediatheek attendeert desgewenst per e-mail over de inhoudsopgave van tijdschriften.
32/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
• •
•
Studenten in Terneuzen kunnen gebruik maken van het studielandschap van het ROC. Zij kunnen materiaal in de mediatheek en het OWP raadplegen als zij, één dag in de week, in Vlissingen zijn. Zij kunnen tevens boeken digitaal aanvragen. De toewijzing van lokalen wordt in Vlissingen centraal geregeld via het roosterbureau. Studenten kunnen roostervrije lokalen reserveren voor het werken aan individuele en groepsopdrachten. Daarvoor kunnen ze ook gebruik maken van computerlokalen, de OWP en de mediatheek. Het rooster voor Terneuzen wordt in Vlissingen gemaakt. Daarna vindt afstemming plaats met het ROC Westerschelde. De lesruimtes in Vlissingen zijn geschikt voor groepen tot 30 studenten. De gangen en balkons bieden mogelijkheden voor studenten om in groepjes te werken. De opleiding kan gebruik maken van collegezalen voor ongeveer 120 personen. In Terneuzen kan de opleiding gebruik maken van twee theorielokalen. Daarnaast kan gebruikgemaakt worden van een grote conferentiezaal. Medewerkers delen in Vlissingen vaak een werkruimte met één of twee collega’s. Iedere medewerker beschikt over een eigen computer en internetverbinding. In Terneuzen is één werkkamer met twee computers beschikbaar. Laptops zijn hier niet online. De Studenttevredenheidsonderzoek 2008 geeft de volgende uitkomsten: mediatheek; 7,8; ict-voorzieningen: 7,2; tevredenheid onderwijsruimten: 7,4. Studenten tonen zich in het gesprek met het panel tevreden over de voorzieningen. In Terneuzen is weliswaar minder materiaal beschikbaar, maar doordat zij één dag in de week in Vlissingen zijn levert dat geen problemen op. Docenten delen deze mening. Zij nemen materiaal voor de lessen mee naar Terneuzen. De studenten uiten wel klachten over de beschikbaarheid van vaklokalen, zoals muziek en beeldende vorming. Het panel heeft de voorzieningen in Vlissingen bezichtigd en is van oordeel dat deze voldoen aan de eisen die het onderwijs stelt. Op grond van de informatie van de opleiding en de gesprekken met studenten en docenten beoordeelt het panel de voorzieningen in Terneuzen voldoende. Reden voor de voldoende zijn de opmerkingen van de studenten over de beschikbaarheid van lokalen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studiebegeleiding verloopt voor beide varianten en in beide locaties op identieke wijze. • Voor de binnenschoolse begeleiding is met het KBL het mentorsysteem vervangen door studieloopbaancoach, dat over alle vier leerjaren is ingevoerd. Per klas is er één studieloopbaancoach, dat betekent een verhouding van 1 studieloopbaancoach op
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
33/60
•
•
•
•
• •
maximaal 30 studenten. In het eerste studiejaar zijn per student 8 docenturen beschikbaar voor begeleiding, in het tweede jaar 4 uur, in het derde jaar 3 uur en in het vierde jaar 2 uur (exclusief stage- en afstudeerbegeleiding). De studieloopbaancoach en de student blijven zoveel mogelijk tijdens de gehele studie aan elkaar verbonden. Elke groep heeft ook studieloopbaanuren voor de begeleiding bij het maken van keuzen voor de richting, de specialisatie en de minor. Naast de studieloopbaancoaching begeleiden docentcoaches het leerproces en leggen relaties met de beroepspraktijk. Een belangrijke taak van de docentcoach is de inhoud van de cursus te spiegelen aan de beroepscompetenties en de training van de algemene vaardigheden binnen de Professional Core. Hij koppelt ‘problemen’ uit de beroepspraktijk van de stages aan de theorie van de cursus. Gedurende de stage en het afstuderen worden studenten vanuit de Pabo begeleid door de opleidingsdocent. De protocollen hiervoor zijn vastgelegd in stagegidsen per semester. Voor OidS-studenten is 8 uur per jaar beschikbaar, voor niet-OidS-studenten 11 uur. De opleidingsdocent bezoekt de student minimaal drie keer (OidS) of vier keer (niet-OidS) per jaar. Hij beoordeelt dan een les aan de hand van het WPA. Hij begeleidt alle studenten van het eerste tot en met het vierde jaar. Hij bouwt een band op met de scholen en is het aanspreekpunt daarvoor. De processen worden bewaakt door de coördinator stage en afstuderen. Studenten worden minimaal twee keer per semester op de stageschool bezocht. Dan wordt een WPA afgenomen, formatief of summatief. In Voor OidS-scholen hebben opleidingsdocent en opleidingsmentor nauw contact. Het uitgangspunt is dat één opleidingsmentor te maken heeft met één opleidingsdocent. De laatste heeft primair een beoordelende rol. Werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden vertellen het panel dat de begeleiding en de beoordeling goed van elkaar worden onderscheiden. De klassenmentor ziet de student dagelijks in de praktijk aan het werk. Om grip te krijgen op het verschil in begeleiden is voor alle fasen in de opleiding een WPA te ontworpen (samen met de Educom partners). Daarvan afgeleid zijn bijna alle opdrachten voorzien van vakspecifieke WPA’s. De mentor beoordeelt de gegeven les aan de hand van het vakspecifieke of het algemene WPA. Hij vult wekelijks een evaluatieformulier in met zijn oordeel. Binnen de OidS-scholen is er overkoepelende begeleider, de opleidingsmentor, die deels de taken van de stagebegeleider van de Pabo overneemt. Hij heeft primair een begeleidende rol en heeft daarvoor 15 uur per student beschikbaar. De opleidingsmentoren worden getraind door de Pabo-opleiding in het begeleiden van studenten en in het gebruik van het WPA. Iedere opleidingsmentor krijgt de gelegenheid de tweejarige training School Video Interactie Begeleiding (SVIB) van Hogeschool Utrecht te volgen. De opleiding werkt aan een systeem om de opleidingsscholen te voorzien van een keurmerk en studenten alleen te plaatsen op scholen met zo’n keurmerk. Studenten kunnen voor specifieke vragen en problemen terecht bij de decaan en studentenpsycholoog, die hogeschoolbreed werken. Alle computers bieden toegang tot het internet en tot digitale leerbronnen en studenten en docenten kunnen van buiten de hogeschool inloggen. Via de Virtual Learning Desktop en het Infonet zijn lesmateriaal, roosters, studiegidsinformatie, boekenlijsten, cijfers
34/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
et cetera toegankelijk. Het panel stelt vast dat langs deze weg veel adequate informatie kan worden verkregen. Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 zijn studenten tevreden over de studieloopbaancoaching. Dit wordt bevestigd in de gesprekken van het panel met studenten. Stage-evaluaties laten tevredenheid bij studenten zien over de groepsmentor en de opleidingsmentor. Stagebegeleiders melden het panel dat zij vooraf goed worden geïnformeerd over en voorbereid op hun taken. Afgestudeerden zijn positief over de begeleiding tijdens de LIO-stage. Het panel stelt op basis van gesprekken en materiaalbestudering vast dat het begeleidingssysteem goed is vormgegeven en dat het goed wordt uitgevoerd. Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 zijn studenten tevreden over de informatievoorziening over regels en procedures en over de studievoortgang. Ook over de informatiebalie zijn ze tevreden.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De kwaliteitszorg van de opleiding is afgeleid van het beleid van de hogeschool (Kwaliteitszorg Onderwijs Hogeschool Zeeland 06-07) en vastgelegd in het Overzicht kwaliteitszorg van de lerarenopleiding van Hogeschool Zeeland 2005-2008. Het kwaliteitsbeleid is geoperationaliseerd in het evaluatieplan en de evaluatiekalender. • De opleiding hanteert de volgende evaluatie-instrumenten voor het onderwijs: - cursusoverleg van docenten over ad-hoc aanpassingen naar aanleiding van reacties van studenten - digitale cursusevaluaties door middel van de HBO-spiegel - gestructureerde evaluatiegesprekken met studenten - kwaliteitskring van studenten, docenten en werkveldvertegenwoordigers - overleg met contactstudenten over de ‘kleine kwaliteit’ - resultaatoverzichten van groepen studenten via HZ-Infonet - externe input uit proefaccreditaties (in Educom-verband), de HBO-Monitor en de Keuzegids Hoger Onderwijs - studenttevredenheidsonderzoek van de hogeschool. • De digitale cursusevaluaties worden na afloop van ieder semester afgenomen. • Het Bureau Kwaliteitszorg van de hogeschool zet de enquêtes uit in overleg met de kwaliteitszorgcoördinator van de opleiding en levert de resultaten aan. Het betreft de cursusevaluaties, het jaarlijkse studenttevredenheidsonderzoek, evaluaties onder alumni en werkgevers en stage-evaluaties (minimaal eens per jaar).
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
35/60
•
•
•
•
•
De kwaliteitszorgcoördinator van de opleiding maakt een overzicht van de uitkomsten van de cursusevaluaties. Hij zet deze af tegen de streefnormen van de opleiding: minimaal 3,5 voor een vijfpuntsschaal, minimaal 7 op een tienpuntsschaal. De resultaten worden verstrekt aan de desbetreffende docenten van de cursus en de directeur. Een overzicht van de resultaten wordt teruggekoppeld aan de respondenten. Tijdens de gestructureerde evaluatiegesprekken evalueren de studenten in klassenverband het afgelopen semester aan de hand van een format. Onder meer worden de cursussen, de stage en de begeleiding besproken. De kwaliteitszorgcoördinator bespreekt eens per maand de ‘kleine kwaliteit’ met de contactstudenten per leerjaar (twee per groep). Daar wordt bijvoorbeeld gesproken over de roosters, de tijdige beschikbaarheid van cijfers et cetera. Met de invoering van het KBL is gestart met een departementbreed Intern Accreditatieteam (IATD). Het team beoordeelt de cursussen aan de hand van de criteria van het KBL. In het IATD hebben zitting de kwaliteitszorgcoördinator, een docent en mensen uit het werkveld. De opleiding wil ook studenten hierbij gaan betrekken. Het panel heeft zich op basis van materiaalbestudering en gesprekken een beeld gevormd van het kwaliteitszorgsysteem en de evaluatie-instrumenten. Het is van oordeel dat het systeem goed is vormgegeven en dat de gehanteerde instrumenten passend en van goede kwaliteit zijn.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
voldoende
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het kwaliteitszorgbeleid van de HZ (Kwaliteitszorg Onderwijs Hogeschool Zeeland 06-07) is voor ieder onderdeel van het accreditatiekader, dat de HZ als uitgangspunt neemt voor de beoordeling van de kwaliteit, een verbetercyclus vastgesteld met een tijdpad (pdca-cyclus op onderwerp- en facetniveau). Zo worden de studiegids en de Onderwijs- en Examenregeling eens per jaar geëvalueerd en bijgesteld. • Cursussen en stages worden eens per semester geëvalueerd. De uitkomsten vormen input voor de functioneringsgesprekken (plannings- en evaluatiegesprekken). De kwaliteitscoördinator maakt een geanonimiseerde versie voor studenten en opleidingscommissie. Dit fungeert als input voor het verbeterplan dat door de opleidingscommissie en de kwaliteitscoördinator wordt opgesteld. Het verbeterplan wordt voorgelegd aan de Algemene Docenten Vergadering, die vervolgens een advies uitbrengt aan het management. • De opleiding stelt vast dat het gestructureerd managen van de verbeteracties nog niet altijd goed verloopt. Daarom is er een verbeteractie geformuleerd om de verbetercyclus sluitend te maken.
36/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
Enkele voorbeelden van recente verbetermaatregelen: - de studiecontracten zijn nu tijdig beschikbaar en werkbaar - de roosters zijn eerder klaar - het jaarrooster is evenwichtiger gespreid - de vrije ruimte van studenten is beter opgevuld - de wekelijkse stagedag is verplaatst van donderdag naar maandag. De opleiding is in 2003 voor het laatst gevisiteerd. In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen van de aanbevelingen van de toenmalige visitatiecommissie en een overzicht van de maatregelen die de opleiding naar aanleiding daarvan heeft genomen. De aanbevelingen hadden onder meer betrekking op het beroepsbeeld, het nader specificeren van het hbo-niveau, op het verder uitwerken van een aantal thema’s in het basisschoolonderwijs, op het beter verankeren van het constructivisme in de opleiding, op het nader uitwerken van het toetsbeleid en op het systematiseren van de contacten met het werkveld. Het huidige visitatiepanel is van mening dat de opleiding zich de aanbevelingen in voldoende mate ter harte heeft genomen en dat zij maatregelen heeft getroffen ter verbetering. Het panel is van oordeel dat de opleiding aantoonbaar verbeteringen doorvoert op basis van evaluaties, maar is tevens van mening dat de systematische aanpak van de verbetercyclus en de aansturing daarvan kunnen worden versterkt. Dat is de reden voor het oordeel voldoende in plaats van goed.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
voldoende
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleidingscommissie speelt in de kwaliteitszorg een belangrijke rol. In de commissie zitten studenten, docenten en vertegenwoordigers uit het werkveld. Zij heeft allereerst een adviserende en instemmende taak naar het management. Daarnaast fungeert ze tevens als kwaliteitskring. Resultaten van evaluaties worden besproken en van adviezen voorzien. Met de kwaliteitscoördinator formuleert zij verbeteracties. • Studenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de opleidingscommissie, de cursusevaluaties, het studenttevredenheidsonderzoek, de gestructureerde evaluatiegesprekken, het overleg met contactstudenten en via de kwaliteitskring. • Docenten worden betrokken via het medewerkerstevredenheidsonderzoek, via diverse overlegvormen en, samen met collega’s uit het werkveld, via het systeem van interne accreditatie (IATD). • Via de werkstructuur van OidS zijn er intensieve contacten met het werkveld. Het samenwerkingsverband binnen de Zuidwestelijke regio omvat thans 22 schoolbesturen. Van de Zeeuwse scholen participeert bijna 80% daarin. Ook de beide ROC’s maken er deel uit van uit.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
37/60
•
•
•
Ervaringen van alumni worden in de kwaliteitszorg meegenomen via de HBO-Monitor en eigen periodiek onderzoek. Daarnaast zijn er contacten met enkele afgestudeerden in verband met gastlessen en stagebegeleiding. De terugkoppeling gebeurt in dit verband mondeling en informeel. Op dit moment is geen sprake van een gericht alumnibeleid. Op hogeschoolniveau wordt momenteel gewerkt aan de ontwikkeling en invoering daarvan. Tijdens de gesprekken met het panel tonen studenten zich tevreden over de wijze waarop ze bij de kwaliteitszorg worden betrokken. De gestructureerde evaluatiegesprekken vinden ze zeer zinvol. Alles kan daar volgens hen aan de orde komen. Ook de werkveldvertegenwoordigers zijn goed te spreken over het contact met de opleiding, met name in OidS-verband. Ze spreken van een ‘joint venture’. Het panel is van oordeel dat de opleiding studenten, medewerkers en het werkveld goed bij de kwaliteitszorg betrekt. Alumni kunnen echter meer gericht worden betrokken. Daarom komt het panel tot het oordeel voldoende in plaats van goed.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
goed
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De beoordeling van het eindniveau van de student vindt plaats op basis van de afsluitende LIO-stage en de afstudeeropdracht binnen de differentiatie (vergelijk 2.1). In de LIO-stage functioneert de student gedurende 80 dagen als volwaardig leerkracht in het onderwijs. Binnen de differentiatie maakt de student een keuze voor een leergebied en voert in dat kader een (bedrijfs)opdracht uit in de vorm van een onderzoek. • De student stelt zijn eigen LIO-doelen op met behulp van een sterkte/zwakte analyse op basis van de startbekwaamheden leraar basisonderwijs. Het resultaat wordt omgezet in doelen en wordt vastgelegd in een tripartiet stagecontract, dat wordt afgesloten tussen basisschool, student en Pabo. Alle studenten moeten het summatieve WPA van de LIO met een voldoende afsluiten. Vanaf 2008-09 moeten studenten hun LIO-doelen enten op de Educom-competenties. • De LIO-stage heeft twee afrondingsmomenten. De (opleidings)mentor en de begeleidende docent geven gedurende de LIO-periode drie beoordelingen aan de hand van het specifieke LIO-WPA. De criteria daarvan zijn afgeleid van startbekwaamheden leraar basisonderwijs. Het tweede afrondingsmoment is het eindgesprek met de begeleidende docent over het portfoLIO. Een verslag hiervan wordt vastgelegd in het ‘protocol eindgesprek LIO’. Zowel bij de WPA’s als bij het eindgesprek ligt de verantwoordelijkheid voor de beoordeling bij de begeleidende docent.
38/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
De beoordeling van de differentiatie (bedrijfsonderzoek) gebeurt aan de hand van de vier fasen van de differentiatie: oriëntatie, concept, uitvoering en presentatie/evaluatie. In de oriëntatiefase kiest de student een onderwerp. De conceptfase mondt uit in een ‘startdocument’. Vervolgens wordt het onderzoek uitgevoerd. In de laatste fase wordt het eindproduct op de basisschool en op de opleiding gepresenteerd en geëvalueerd. Voor iedere fase zijn criteria opgesteld. Het afstudeerproces wordt, blijkens gesprekken van het panel met studenten, afgestudeerden en docenten, goed gemonitord. De resultaten van de HBO-Monitor 2006 geven aan dat afgestudeerden van de opleiding voldoende basis hebben om te starten op arbeidsmarkt (score 7,1) en dat de opleiding voldoende zwaar is. Het extern rendement van de opleiding is gestegen van 5,0 naar 5,4 (landelijk een daling van 6,0 naar 5,7). De kwaliteit van de opleiding scoort 5,6 (landelijk 5,2). 82% van de afgestudeerden zou de opleiding opnieuw kiezen. De afgestudeerden vinden dat ze voldoende zijn voorgelicht over het beroep. Mentoren en opleidingsmentoren die een rol spelen bij het (mede)beoordelen van afstudeerders zijn volgens de opleiding over het algemeen zeer positief over het niveau van de uitgevoerde LIO-stages. Mondelinge contacten tussen stagebegeleiders van de Pabo en (opleidings)mentoren van de stagescholen wijzen uit dat afgestudeerden goed functioneren in de beroepspraktijk. Het panel heeft ongeveer 15 portfoLIO’s en 7 bedrijfsonderzoeken bestudeerd en daarover gesproken met afstudeerbegeleiders en beoordelaars. De portfoLIO’s zijn zorgvuldig opgebouwd en geven de ondernomen stageactiviteiten goed weer. Er worden duidelijke en relevante doelen gesteld en deze worden gerealiseerd. De bedrijfsopdrachten zijn zinvolle educatieve opdrachten, die goed worden uitgewerkt. De onderzoeken zijn vooral gericht op het ontwerpen van educatief materiaal. De uitwerking van de opdrachten wordt systematisch en methodisch aangepakt. Het panel is van mening dat zowel de bedrijfsopdrachten als de portfoLIO’s getuigen van het hbobachelorniveau. Het panel kan zich vinden in de beoordelingen. De afstudeeropdrachten zijn in het nieuwe curriculum (afstudeerlichting 2008-2009) meer gericht op onderzoek. Onderzoeksopdrachten van het derde leerjaar, die het panel heeft ingezien, getuigen van een goed niveau dat zich naar verwachting verder zal doorzetten naar de afstudeeropdracht. Het panel is van mening dat de opleiding het eindniveau van de studenten in de afstudeerfase op zorgvuldige wijze beoordeelt. Ze hanteert daarvoor goede methodes, heeft heldere procedures en bewaakt deze goed. Studenten voldoen aan de eindkwalificaties naar niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voltijd: goed Deeltijd: voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
39/60
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De hogeschool heeft streefcijfers geformuleerd ten aanzien van de verblijfsduur van afgestudeerden, de verblijfsduur van uitvallers, het marktaandeel, het propedeuserendement en het diplomarendement na vijf jaar. • Het streefcijfer voor de verblijfsduur van afgestudeerden is 4,5 jaar. Dit is voor de cohorten 2003 tot 2006 zowel voor de voltijd als de deeltijd gerealiseerd. • Het streefcijfer voor de verblijfsduur van uitvallers is 1,35 jaar. Voor de voltijd is over de periode 2003 tot 2007 sprake van een daling van 1,7 naar 1,04. Voor de deeltijd is geen trend waarneembaar. De cijfers variëren van 1,9 tot 2,4 jaar. De voltijd voldoet dus wel, de deeltijd niet aan het streefcijfer. • Het streefcijfer voor het marktaandeel in de hbo-onderwijsmarkt is 2%, dat komt overeen met het aandeel van de Zeeuwse in de totale Nederlandse bevolking. Het gerealiseerde marktaandeel, voltijd en deeltijd samen, over de periode 2003 tot 2006 varieert van 1,7% tot 2,4%. Gemiddeld komt het ongeveer overeen met het streven. • Het streefcijfer voor het propedeuserendement (na twee jaar) is 70%. Voor de cohorten 2003 en 2004 wordt voor de voltijd het streefcijfer gehaald, niet voor de cohorten 2002 en 2005 (= 66%). Voor de cohorten 2002 tot 2004 steeg het rendement van 64% naar 79%. Voor de deeltijd wordt het streefcijfer alleen gehaald voor het cohort 2002, niet voor de cohorten 2003 tot 2005 (= 65%). • Het streefcijfer voor het diplomarendement na vijf jaar is 63%. Het diplomarendement voor de voltijd stijgt van 2001 naar 2002 van 57% naar 70%. Voor de deeltijd stijgt over dezelfde periode van 31% naar 74%. Beide varianten voldoen nu dus aan het streefcijfer. • Op grond van bovenstaande gerealiseerde rendementen komt het panel tot het oordeel goed voor de voltijd variant en voldoende voor de deeltijd variant. Daarbij moet worden opgemerkt dat de aantallen in de deeltijd klein zijn.
40/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
41/60
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
42/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
43/60
44/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
45/60
46/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Panellid: De heer drs. J.J.M. Kok MCM
Panellid: De heer J.W. Timmermans MES
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. L.S. van der Veen
Deskundigheden panelleden
Panellid student: De heer B.C.R. Koekkoek
Bijlage 2:
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer drs. J.J.M. Kok MCM De heer Kok is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, zijn domeindeskundigheid en zijn auditdeskundigheid. De heer Kok is onderwijskundige; hij was leraar scheikunde en natuurkunde en opleidingsadviseur. Ook is hij Emiritus lector “Nieuwe vormen van leren”. Zijn auditdeskundigheid heeft de heer Kok verkregen door zijn ervaring als voorzitter van de 3e visitatiecommissie Pabo’s en projectleider van Q*Primair (kwaliteitszorg primair onderwijs). Voor deze visitatie is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1964 – 1969 1970 – 1976 1984 – 1986 2000 – 2002
Scheikunde en natuurkunde Katholieke Universiteit Nijmegen Onderwijskunde Katholieke Universiteit Nijmegen SIOO Beroepsopleiding Organisatieadviseur Master Change Management
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
47/60
Werkervaring: 1968 – 1975 1974 – 1995 1996 – 2002 2002 – 2006
Leraar Scheikunde en Natuurkunde (Beek-Ubbergen; Vught; Nijmegen) Adviseur en later directeur bij KPC Groep 's-Hertogenbosch Voorzitter Procesmanagement Primair Onderwijs Den Haag Lector aan de Fontys Hogescholen (Pabo’s Eindhoven, 's-Hertogenbosch, Tilburg en Limburg) 2002 – 2007 Projectleider Q*Primair Den Haag 2006 – heden Voorzitter Adviesraad P O Platform Kwaliteit en Innovatie Diversen: Lid Programmacommissie NWO-BOPO (Beleidsevaluatie primair onderwijs) Lid Programmaraad NWO-PROO (Onderwijskundig onderzoek) Lid Programmaraad project Vtb-Pro (Bèta-Techniek) Voorzitter Nationale Auditcommissie Vtb Lid Begeleidingscommissie evaluatieonderzoek Actieplan ICT van Kennisnet ICT Lid Adviesraad SLO Voorzitter Steunpunt Zeer Zwakke Scholen Decaan CDA-Masterclass Jong Politiek Talent
Panellid de heer J. Timmermans MES De heer Timmermans is ingezet als panellid vanwege zijn auditdeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn werkvelddeskundigheid. De heer Timmemans is directeur van meerdere basisscholen geweest en is momenteel voorzitter van het college van bestuur van de Stichting Christophorus, een bestuur met 13 basisscholen onder zich. Hij beschikt over onderwijsdeskundigheid door het volgen van de gespecialiseerde Jenaplanopleiding aan de Pedagogische Academie en zijn werkervaring, auditdeskundigheid heeft de heer Timmerman verkregen door het volgen van een audittraining in 2002. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het Hoger Onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1981 – 1984 1998 – 2000 2002
Pedagogische Academie Steenwijkerwold (specialisatie Jenaplan) Opleiding Bovenschools Management AVS (Master of Educational Superintendency Training “Auditing EFQM Hoger Onderwijs”, Item - Hanze Service
Werkervaring: 1984 – 1985 1985 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1994 1994 – 1999
Militaire dienst Leraar bovenbouw Jenaplanschool Laetare Lelystad Directeur Titus Brandsmaschool Nagele Directeur Titus Brandsmaschool Nagele + Mariabasisschool Marknesse Directeur Titus Brandsmaschool Nagele + Mariabasisschool Marknesse + Oec. basisschool de Ark Espel. 2001 – 2007 Stichtingsdirecteur stichting Christophorus 2007 – heden Voorzitter College van Bestuur stichting Christophorus
48/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Panellid student de heer B.C.R. Koekkoek Student panellid de heer Koekkoek is derdejaars student Pabo aan de PC Hogeschool Marnix Academie. Naast zijn studie is de heer Koekkoek lid van de medezeggenschapsraad, de studentenraad, het college van beroep voor de examens en het promotieteam van de Hogeschool. De heer Koekkoek beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen communicatie. Hij is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van de PABO. Hij is betrokken geweest bij voorbereidingen voor audits en voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1998 – 2004 2004 – 2009
Havo Pabo, leraar basisonderwijs
Werkervaring 2002 – 2005 2005 – 2006 2003 – heden 2004 – heden 2005 – heden 2006 – heden 2007 – heden
Flexwerk tempo team Coördinator Recreatieteam Drumleraar Studentenraadlid Medezeggenschapsraadlid Promotieteammedewerker Marnix Academie Privechauffeur
Panellid NQA de heer drs. L.S. van der Veen De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vele jaren ervaring met visiteren in het hoger onderwijs en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s. Opleiding: 1971 – 1980 1993 – 1997 Cursussen: 1988 – 2003
Sociale Wetenschappen, doctoraal Andragogie, Rijksuniversiteit Groningen Filosofie, Universiteit Utrecht
Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management en organisatie, informatica.
Werkervaring: 1976 – 1977 1978 – 1979 1979 – 1980 1980 – 1983
RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider provinciaal samenwerkingsproject kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening 1983 – 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO 1986 – 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie 1991 – 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie 1995 – 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker 2000 – 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg 2004 – heden NQA: auditor, accountmanager
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
49/60
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Bezoekdag 4 september Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30 – 09.00 uur
(Visitatiepanel), Henk Zielstra
09.00 – 12.00 uur
Ontvangst Presentatie academieplan Materiaalbestudering Materiaalbestudering
12.00 – 12.45 uur
Gesprek opleidingsmanagement
12.45 – 13.30 uur
Lunchpauze
13.30 – 14.15 uur
Gesprek met studenten Er zijn geen eerstejaars studenten uitgenodigd aangezien die te onbekend zijn met de opleiding. De studenten in deze sessie studeren nu in respectievelijk het tweede, derde, vierde jaar of zijn net afgestudeerd.
Studenten: Over het eerste jaar: Kelly Broekhuis, vol/deeltijd, VWO Marloes Vos, voltijd, MBO Over het tweede jaar: Jasper van der Noordt, voltijd, HAVO Annet Vroegop, voltijd, VWO Over het derde jaar: Marlies Goedbloed, deeltijd, VWO Chantal Catseman, voltijd, MBO Over het vierdejaar: Tessa Wisse, voltijd, HAVO Esther Hamelink, voltijd, PHBO
14.15 – 15.00 uur
Gesprek met docenten
Docenten: Henriëtte op den Brouw, docent Nederlands Marjan Glas, docent onderwijskunde Walter Ivens, docent natuuronderwijs en techniek Jos de Jong, docent onderwijskunde en SLC-coördinator Françoise Koole, docent rekenen/wiskunde Marijke ten Kortenaar, docent onderwijskunde Ferdinand Spinnewijn, docent geschiedenis Marjolein Struijs, docent beeldende vorming en drama, LIO-coördinator Margreet Vreman, docent Nederlands
15.00 – 16.00 uur
Pauze Rondleiding door gebouw
Visitatiepanel, 2 studenten, Henk Zielstra
50/60
panel Henk Zielstra, directeur Henk Drayer, coördinator Johan Rietjens, voorzitter programmacommissie
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Tijdstip 16.00 – 16.45 uur
Programmaonderdeel Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Deelnemers Leden werkveld: Cor Kuyvenhoven, bovenschools manager Wim Meulmeester, directeur basisschool Stéphane Cépèro, bovenschools manager Stagebegeleiders: Corrinne Dekker Truus Duijnhouwer Recent afgestudeerden (max. 3 jaar) 2005: Trees Mangnus, deeltijd, VWO 2006: Frans Borgs, voltijd, HAVO Margriet Kesteloo, voltijd, HAVO 2007: Tamara Ritter, deeltijd, HAVO
16.45 – 18.00 uur
Paneloverleg Eventueel extra gesprekken Materiaalbestudering
Visitatiepanel
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
51/60
Bezoekdag 5 september Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 10.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
10.00 – 10.45 uur
Gesprek met studenten over 3 jaars 4 studenten 4 jaar (per 2008-09): toetsing en beoordeling eindkwalificaties Caroline Vollenga, voltijd, MBO Floor Leemans, voltijd, HAVO Larissa van Veldhoven, voltijd, HAVO Marisca Schouten, voltijd MBO
10.45 – 11.30 uur
Gesprek met studenten en docenten over 4e jaars toetsing en beoordeling eindkwalificaties
e
e
4 afgestudeerden (in 07-08): Else Kerkhof, voltijd, HAVO Danitsja van der Veer, voltijd, HAVO Rosanne de Smit, voltijd, VWO Kevin de Jonge, voltijd, HAVO Docenten: Marijke ten Kortenaar, docent onderwijskunde Carlien Nijdam, docent natuuronderwijs en techniek Jos de Jong, docent onderwijskunde Menno van den Hoek, docent geschiedenis
11.30 – 12.15 uur
Gesprek met docenten/ afstudeerbegeleiders over het afstudeerwerk wat het panel heeft bestudeerd
4 docenten/afstudeerbegeleiders Carlien Nijdam, docent natuuronderwijs en techniek Ferdinand Spinnewijn, docent geschiedenis Wim Jansen, docent levensbeschouwing Walter Ivens, docent natuuronderwijs en techniek
12.15 – 13.00 uur
Lunchpauze
13.00 – 14.30 uur
Paneloverleg
(visitatiepanel)
14.30 – 15.15 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
15.30 – 15.45 uur
Terugkoppeling
Opleidingsmanagement en overige belangstellenden
15.45 – 16.00 uur
Afsluitend paneloverleg Einde visitatie
52/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Aandachtspunten vanuit de veldraadplegingen Academieplan Pabo 2008 Activiteitenplan 2007-2008 Adressenbestand Opleiden in de School Afstudeerportfolio's Lio-stage Afstudeerwerkstukken differentiaties Alumni enquête Alumnibeleid HZ Alumnionderzoek Education 2005 Assessment ZIO Balanced Score Card bekwaamheidseisen HBO Bekwaamheidseisen leraren Bekwaamheidseisen primair onderwijs beleidskaders P7OO kerndocument Bestuurscharter Bestuurscharter bijlage Bestuurscharter toelichting Bouwcurssussen: oriëntatie Bouwcursussen: beoordeelde toetsen Bouwcursussen: beoordelingsprotocollen Bouwcursussen: checklist toetskwaliteit Bouwcursussen: lesmateriaal Bouwcursussen: organisatie en inhoud van het onderwijs Bouwcursussen: planning Bouwcursussen: toetsinstrumenten Bouwcursussen: toetsmatrijs Brochure HZ 2007-2008 Cijfers van de HBO-raad Conclusie PGO 2004 Contacten beroepenveld Pabo Course 3198: lesmateriaal Course evaluatie Coursecatalogus Professional Core Cursusevaluaties CV's Beroepenveld Pabo CV's docenten Pabo CV's docenten Professional Core CV's management Pabo
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
53/60
De begeleiding in beeld 2008 De HZ-minor Dekkingsmatrix Dublin descriptoren Educom competenties Eindrapport IAT-D 2008 Enquête werkgevers van afgestudeerden Examencommissie Pabo: leden en verslagen 2007-2008 Format scholingsplan Functiegebouw Functioneren en beoordelen Gezondheidsmanagement: diverse documenten Gids leraarondersteuner HBO-Monitor 2006 HZ Discovery nummer 1,2 en 3 HZ- jaarverslag 2006 HZ magazine HZ SLC docentcoach HZ uitgangspunten toetsbeleid HZ-infonet HZ-toetsbeleid ICT-beleid HZ 2005-2009 In bekwame handen Inter Accreditatie Team Department: verslagen Internationaliseringsbeleid 2006 Jaarplanning Pabo 2008-2009 Keuzegids hoger onderwijs Kloostermeerdaagse Kwaliteitszorg onderwijs Hogeschool Zeeland 2008 Leergebiedcurssussen: orientatie Leergebiedcursussen: beoordeelde toetsen Leergebiedcursussen: beoordelingsprotocollen Leergebiedcursussen: checklist toetskwaliteit Leergebiedcursussen: lesmateriaal Leergebiedcursussen: organisatie en inhoud van het onderwijs Leergebiedcursussen: planning Leergebiedcursussen: toetsinstrumenten Leergebiedcursussen: toetsmatrijs Lesmateriaal Professional Core Literatuur Pabo Literatuurlijst Pabo 2007-2008
54/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Matrix IAT-D oordelen 2008 Mentorbrochure LIO 2007-2008 Minor bewegingsonderwijs Minor cultuureducatie Minor zorg voor kinderen Minorcatalogus Notitie Doorlopende MHBO-leerlijnen Notitie Opleiden in de School O-meerdaagse Onderwijskompas Opgaven minoren Pabostudenten Opleidings- en examenreglement HZ Opleidings- en examenreglement Pabo Opleidingscommissie: agenda's en verslagen Opleidingsstructuur Organisatie zij-instroomtraject 2007-2008 Overzicht aspecten HBO en studiejaren Overzicht SLC's Pabo 2007-2008 Personeelsbeleidskader: diverse documenten Planning voorlichtingsactiviteiten intern en extern Portfolio ZIB 2007-2008 Programmacommissie Pabo: verslagen Projectplan OidS Rapport kwaliteitszorg Rapportage exitgesprek Pabo Rendementen 2008 Resultaten HBO-Monitor 2006 Roosters Royaal het hbo-niveau bereiken Samenvatting functioneringsgesprekken Samenvatting oude programma SLC-handleiding 2006-2007 SLC-uren over identiteit Stage evaluatie directeur Stage evaluatie groepsmentor Stage evaluatie opleidingsmentor Stage evaluatie studenten Stageonderzoek 2008 Startcompetenties & breakdown Studenttevredenheidsonderzoek 2008 Studiecontracten studenten Studiegids 2007-2008 Studiekeuze 123
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
55/60
Studieloopbaanbegeleiding overzicht prpgramma Stuurgroep OidS: verslagen Tevredenheidsonderzoek 2008 Toetsvormen Pabo Veldwerkweek Verzamelde gesprekken evaluatie 2007-2008 VLD Werkvormen en methodieken Wet BIO en bekwaamheidseisen Zelfevaluatierapport 2008
56/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
Opleidingscompetenties: Precompetenties en startcompetenties per competentiegebied Competentiegebied 1 Precompetentie 1 p1 fase (1e semester 1e studiejaar) De leraar kan voor een groepje leerlingen een veilige, betrouwbare leeromgeving inrichten en een leef- en werkklimaat realiseren waarin orde heerst. Precompetentie 1 p2 fase (2e semester 1e studiejaar) De leraar kan voor haar leerlingen een veilige en betrouwbare leeromgeving inrichten en onderhouden en een leef- en werkklimaat realiseren waarin betrokkenheid op elkaar aanwezig is. Precompetentie 1 Kt fase (2e studiejaar) De leraar kan voor zijn leerlingen een veilige, betrouwbare en stimulerende leeromgeving inrichten, onderhouden en systematisch uitbouwen en een leefen werkklimaat realiseren waarin betrokkenheid op elkaar aanwezig is. Precompetentie 1 Kl fase (3e studiejaar) De leraar kan voor zijn leerlingen een veilige, betrouwbare, stimulerende en gedifferentieerde omgeving inrichten en onderhouden en systematisch uitbouwen en een leef- en werkklimaat realiseren waarin op constructieve wijze wordt samengewerkt en betrokkenheid op elkaar aanwezig is. Hij kan op het goede moment de juiste maatregelen treffen en problemen oplossen. Precompetentie 1 Ko fase (4e studiejaar) De leraar kan voor zijn leerlingen een veilige, betrouwbare en gedifferentieerde, stimulerende leeromgeving inrichten en onderhouden en systematisch uitbouwen en een leef- en werkklimaat realiseren waarin op constructieve wijze wordt samengewerkt en betrokkenheid op elkaar aanwezig is die zich kenmerkt door een kritische houding. Hij kan op het goede moment de juiste maatregelen treffen om problemen daarmee met collegiale hulp op te lossen. Startcompetentie 1 (eind 4e studiejaar) De leraar kan voor zijn leerlingen een veilige, betrouwbare en gedifferentieerde, stimulerende leeromgeving inrichten en onderhouden en systematisch uitbouwen en een leef- en werkklimaat realiseren waarin op constructieve wijze wordt samengewerkt en betrokkenheid op elkaar aanwezig is die zich kenmerkt door een kritische houding. Hij kan op het goede moment de juiste maatregelen treffen om problemen daarmee met collegiale hulp op te lossen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
57/60
Competentiegebied 2 Precompetentie 2 p1 fase (1e semester 1e studiejaar) De leraar kan voor een beperkte groep leerlingen een leeromgeving van korte duur en beperkte complexiteit ontwerpen en realiseren en evalueren. De leraar kan daarin op een betrokken wijze instructie geven waardoor de aandacht van de leerlingen gericht wordt op de taak en kan hen daarbij zodanig begeleiden dat ze hun taak uitvoeren. Precompetentie 2 p2 fase (2e semester 1e studiejaar) De leraar kan op basis van kennis van schoolvakken voor een groep leerlingen een leeromgeving van gemiddelde duur en beperkte complexiteit ontwerpen, realiseren, onderhouden en evalueren. Hij kan daarin betrokken en doelgericht instructie geven waardoor de aandacht van de leerlingen gericht wordt op de taak. De leerkracht kan de leerlingen zodanig begeleiden dat ze hun taak blijven uitvoeren in het licht van de doelstelling van de taak. Precompetentie 2 Kt fase (2e studiejaar) De leraar kan op basis van kennis van schoolvakken en de leer- en ontwikkelingsprocessen die daarvoor nodig zijn, voor zijn leerlingen een krachtige leeromgeving van middellange duur en gemiddelde complexiteit ontwerpen, realiseren, onderhouden en systematisch uitbouwen en evalueren. Hij kan daarin betrokken, doelgericht en vakkundig instructie geven en stimulerend en vakkundig begeleiden zodat de leerlingen hun taak betrokken, gemotiveerd en (relatief) zelfstandig uitvoeren en de doelstelling(en) van de taak bereiken. Precompetentie 2 Kl fase (3e studiejaar) De leraar kan op basis van kennis van schoolvakken, de leerprocessen die daarvoor nodig zijn en de leefwereld, voor al zijn leerlingen een passende, krachtige leeromgeving ontwerpen, realiseren en conceptualiseren. Hij kan daarin op gevarieerde, betrokken en vakkundige wijze instructie geven en begeleiden zodat de leerlingen hun taak betrokken, gemotiveerd en (relatief) zelfstandig uitvoeren, en met competentiegevoelens de doelstelling(en) van de taak bereiken. Hij kan belemmeringen alleen en/ of met hulp van collega’s wegnemen. Precompetentie 2 Ko fase (4e studiejaar) De leraar kan op basis van kennis van schoolvakken, de leerprocessen die daarvoor nodig zijn en de leefwereld, voor al zijn leerlingen een passende, krachtige leeromgeving ontwerpen, realiseren, onderhouden, systematisch uitbouwen en conceptualiseren, zowel binnen als buiten de school. Hij kan daarin op gevarieerde, betrokken en vakkundige wijze instructie geven en begeleiden zodat de leerlingen hun taak betrokken, gemotiveerd en (relatief) zelfstandig uitvoeren, en met competentiegevoelens de doelstelling(en) van de taak bereiken. Dit alles in het licht van de identiteit en onderwijsvisie van de school. Hij kan belemmeringen alleen en/ of met hulp van collega’s wegnemen. Startcompetentie 2 (eind 4e studiejaar) De leraar kan op basis van kennis van de schoolvakken, de leerprocessen die daarvoor nodig zijn en de leefwereld, voor al zijn leerlingen een passende, krachtige leeromgeving conceptualiseren, ontwerpen, realiseren, onderhouden en systematisch uitbouwen, zowel fysiek als digitaal, zowel
58/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
binnen als buiten de school. Hij kan op gevarieerde, betrokken en vakkundige wijze instructie geven daarin. Hij kan al zijn leerlingen gevarieerd, betrokken en vakkundig begeleiden om zowel individueel als coöperatief, hun taak gemotiveerd, betrokken en (relatief) zelfstandig met succes af te ronden in het licht van de doelstellingen. Hij kan op het goede moment de juiste maatregelen treffen om problemen met het voorgaande alleen en/ of met hulp van collega’s weg te nemen. Competentiegebied 3 Precompetentie 3 p1 fase (1e semester 1e studiejaar) De leraar kan voor een groepje kinderen een werkomgeving organiseren die voldoende overzichtelijk is. Precompetentie 3 p2 fase (2e semester 1e studiejaar) De leraar kan voor de groep (klas) kinderen een werkomgeving organiseren die voldoende overzichtelijk en ordelijk is. Precompetentie 3 Kt fase (2e studiejaar) leraar kan voor de groep kinderen een leef- en werkomgeving organiseren die voldoende overzichtelijk, ordelijk en flexibel is. Hij kan storingen in de dagelijkse gang van zaken snel en efficiënt oplossen. Precompetentie 3 Kl fase (3e studiejaar) De leraar kan waar mogelijk samen met de kinderen een leef- en werkomgeving organiseren die voldoende overzichtelijk, ordelijk, adaptief en flexibel is. Hij kan storingen in de dagelijkse gang van kan snel en efficiënt oplossen. Precompetentie 3 Ko fase (4e studiejaar) De leraar kan, waar mogelijk samen met de kinderen, een leef- en werkomgeving organiseren die voldoende overzichtelijk, ordelijk, adaptief en flexibel is. Hij kan storingen in de dagelijkse gang van zaken snel en efficiënt oplossen. Startcompetentie 3 (eind 4e studiejaar) De leraar kan waar mogelijk samen met de kinderen een leef- en werkomgeving organiseren die voldoende overzichtelijk, ordelijk, adaptief en flexibel is. Zij kan storingen in de dagelijkse gang van zaken snel en efficiënt oplossen. Competentiegebied 4 Precompetentie 4 Ko fase (4e studiejaar) De leraar kan samen met collega's en externe betrokkenen bijdragen aan een helder beleid in opvoeding en onderwijs, gericht op de ontwikkeling van leerlingen en het halen van de kerndoelen. Hij kan meedoen aan buitenschoolse contacten en activiteiten voor zover ze leerlingen aangaan. Hij kan samen met collega’s en andere betrokkenen bijdragen aan een krachtige identiteit van de school in opvoeding en onderwijs in een hechte samenwerking met elkaar en met instellingen in het maatschappelijk veld rond de school. Zij kan problemen in die samenwerking met hulp van collega's proberen op te lossen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)
59/60
Startcompetentie 4 (eind 4e studiejaar) De leraar kan samen met collega’s en externe betrokkenen bijdragen aan een krachtige identiteit van de school in opvoeding, onderwijs en een hechte samenwerking met elkaar en met instellingen in het maatschappelijk veld rond de school. Hij kan problemen in die samenwerking met hulp van collega’s oplossen. Competentiegebied 5 Precompetentie 5 p1 fase (1e semester 1e studiejaar) De leraar kan zijn subjectief concept waarmee hij de opleiding binnenkwam systematisch en reflecterend beschrijven. Hij kan de eerste stappen in zijn ontwikkeling helder documenteren en verantwoorden. Precompetentie 5 p2 fase (2e semester 1e studiejaar) De leraar kan zijn subjectief concept systematisch en reflecterend bijstellen en kan zijn eigen leerbehoefte bepalen vanuit eenvoudige beroepstaken. Precompetentie 5 Kt fase (2e studiejaar) De leraar kan vanuit ervaringen in een basisschoolgroep zijn subjectief concept systematisch en reflecterend bijstellen en zijn eigen leerbehoefte bepalen. Hij kan een eigen werkconcept ontwikkelen, beschrijven en verantwoorden. Precompetentie 5 Kl fase (3e studiejaar) De leraar kan vanuit ervaringen met verschillen tussen individuele leerlingen en zijn ervaring met onderwijsconcepten zijn subjectief concept systematisch en reflecterend bijstellen en zijn eigen leerbehoefte bepalen. Hij kan daarin zijn keuzes verantwoorden vanuit zijn werkconcept. Precompetentie 5 Ko fase (4e studiejaar) De leraar kan vanuit ervaringen met schoolspecifiek beleid zijn subjectief concept systematisch en reflecterend bijstellen en zijn eigen leerbehoefte bepalen. Hij kan zijn keuzes verantwoorden naar collega’s of anderen vanuit zijn werkconcept. Startcompetentie 5 (eind 4e studiejaar) De leraar kan zijn werkconcept en competenties systematisch en reflecterend ontwikkelen en die groei helder documenteren en verantwoorden. Hij kan belemmeringen in de voortgang van dat ontwikkelingsproces tijdig signaleren en met hulp van collega's of anderen wegnemen.
60/60
© NQA - visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt)