Gids persoonlijke professionaliteit Beroepstakenbekwaam
Majorfase Voltijd / Deeltijd Hogeschool iPabo September 2012
Nuttige adresgegevens Website www.ipabo.nl Decanaat / Vertrouwenspersonen Amsterdam: Christiaan Ravensbergen e-mail:
[email protected] Alkmaar : e-mail:
Elisabeth van Welij
[email protected]
Examencommissie e-mail:
[email protected]
2
Inhoud 1. Programmagebied persoonlijke professionaliteit................................................................ 4 1.1 Persoonlijke professionaliteit ........................................................................................ 4 1.2 Onderwijsprogramma ................................................................................................... 5 1.3 Toetsing ........................................................................................................................ 6 2. Programmalijnen ................................................................................................................ 8 2.1 Basale professionele vaardigheden en houdingen......................................................... 8 2.2 Basale onderzoeksvaardigheden en onderzoekende houding ..................................... 10 2.3 Reflectie op eigen handelen ........................................................................................ 11 2.4 Reflectie op eigen professionele ontwikkeling ............................................................ 12 3. Studiehandleiding ............................................................................................................. 14 3.1 Rijke opdrachten ......................................................................................................... 14 3.2 Portfolio ...................................................................................................................... 14 3.3 Leerverslag.................................................................................................................. 15 3.4 Competentie 5 en 6..................................................................................................... 15 3.5 Programma slb-bijeenkomsten ................................................................................... 16 Bijlage 1 Beoordelingsformulier leerverslag BT3 - studiejaar 2012-2013 ............................... 17 Bijlage 2 Beoordelingsformulier leerverslag BT4 - studiejaar 2012-2013 ............................... 19
Gids Persoonlijke Professionaliteit beroepstakenbekwaam 2012-2013
1. Programmagebied persoonlijke professionaliteit
1.1 Persoonlijke professionaliteit Bij persoonlijke professionaliteit gaat het om het samenspel tussen de professionele identiteit van een leerkracht en haar of zijn persoonlijke identiteit. Wanneer iemand zich bewust is van dit samenspel en reflecteert op het eigen handelen en de eigen ontwikkeling, dan kan hij of zij zichzelf verbeteren als leerkracht. Hetzelfde gebeurt ook door het verwerven van de professionele vaardigheden en houdingen die horen bij een leerkracht. In dit programmagebied gaat het om het ontwikkelen van een persoonlijke professionaliteit. Professionele identiteit Een leerkracht is een professional. Dat betekent dat iedere leerkracht over bepaalde competenties beschikt. Dit zijn de SBL-competenties (te vinden op de site van de Hogeschool iPabo, onder Studiegidsen en Beoordelingsformulieren). Alle leerkrachten in het basisonderwijs beschikken over deze competenties en zijn hierop aanspreekbaar. Het bezitten van deze competenties vormt de professionele identiteit van de leerkracht in het primair onderwijs. Zo heeft iedere beroepsgroep zijn eigen professionele identiteit. De professionele identiteit kun je zien als een grijze olifant. Olifanten zijn grijs, hebben een slurf, twee ogen en vier poten. Op die punten zijn alle olifanten hetzelfde. Zo is dat ook bij leerkrachten, zij beschikken allen over dezelfde competenties. In die zin zijn alle leerkrachten gelijk.
Persoonlijke identiteit Een leerkracht is ook een uniek persoon. Hij of zij verschilt van alle andere mensen. Daardoor verschillen ook alle leerkrachten van elkaar. Hoe iemand is als leerkracht, wordt gekleurd door tal van factoren. Zo verschilt een juffrouw in China van een meester in Marokko. De juffrouw is misschien goed in sport, terwijl de meester goed kan vertellen. Van de ene leerkracht mag je tijdens rekenen eigen rekenmanieren gebruiken, van de andere niet. Iedere leerkracht heeft zijn eigen mix van opvattingen, voorkeuren, talenten, beperkingen, gevoeligheden, enz. Dat wat de ene leerkracht onderscheidt van andere leerkrachten wordt de persoonlijke identiteit genoemd. In onderwijsland bestaat de kleur grijs niet. Je zou kunnen zeggen dat iedere leerkracht een eigen kleur heeft. Die kleur bepaalt de eigenheid van de leerkracht. Door het bezitten van een eigen kleur verschillen alle leerkrachten van elkaar. 4
Persoonlijke professionaliteit Als de professionele en persoonlijke identiteit van een leerkracht samenkomen, dan is er sprake van persoonlijke professionaliteit. Iedere leerkracht geeft op een geheel eigen wijze vorm aan het leraarschap. Wie iemand is, heeft invloed op zijn of haar functioneren als leerkracht. Iemands persoonskenmerken, zijn of haar opvattingen en levensbeschouwing bepalen voor een deel hoe iemand is als juffrouw of meester. (Het omgekeerde is trouwens ook het geval. Als iemand juffrouw of meester is, dan doet dit ook iets met hem of haar als persoon.) Een professionele leerkracht is zich bewust van het samenspel tussen zijn of haar professionele en persoonlijke identiteit en kan dit onder woorden brengen. Daarom ziet iedere olifant er anders uit. Je herkent ze wel als olifant, want iedere olifant heeft een slurf, twee ogen, vier poten, enzovoorts, maar zij zijn ook allemaal verschillend. Zij hebben een eigen kleur. Zo is het ook met leerkrachten. Alle leerkrachten beschikken over dezelfde competenties, de SBL-competenties, maar tegelijkertijd verschillen zij van elkaar. Iedere leerkracht is een uniek persoon en dat kleurt zijn of haar onderwijs. Daarom is geen juffrouw of meester hetzelfde.
1.2 Onderwijsprogramma Het onderwijs binnen het programmagebied persoonlijke professionaliteit wordt in hoofdstuk twee beschreven in vier programmalijnen: a. Basale professionele vaardigheden en houdingen b. Basale onderzoeksvaardigheden en onderzoekende houding c. Reflectie op eigen handelen d. Reflectie op eigen professionele ontwikkeling In deze vier lijnen zijn twee kernen te ontdekken: 1. basale vaardigheden en houdingen, en 2. eigenheid. De basale vaardigheden en houdingen hebben met de professionele identiteit van de leerkracht te maken. De tweede kern houdt verband met de persoonlijke identiteit van de leerkracht. Het samenspel tussen persoonlijke en de professionele identiteit komt bijvoorbeeld duidelijk naar voren in het reflecteren op het eigen handelen of op de eigen professionele ontwikkeling. Kunnen Gids Persoonlijke Professionaliteit beroepstakenbekwaam 2012-2013
reflecteren is een vaardigheid waar iedere professional over moet kunnen beschikken. Door te reflecteren op dat wat direct verbonden is met de persoon van de leerkracht, het eigen handelen, de eigen ontwikkeling, worden de twee dimensies van het persoonlijke en het professionele met elkaar verbonden. Binnen het onderwijsprogramma is daarom veel aandacht voor reflectie. De rijke opdrachten zijn daar het middel voor. Bij de basale vaardigheden en houdingen moet onder andere gedacht worden aan activiteiten als reflecteren, presenteren, overleggen, communiceren, onderzoeken. Deze maak je eigen tijdens vakbijeenkomsten, in de stage of tijdens slb-bijeenkomsten. Aandacht voor de eigenheid van de leerkracht, voor haar of zijn persoonlijke identiteit, is er ook in de genoemde onderwijsactiviteiten. Die zit namelijk in de uitdaging aan iedere student, aan iedere leerkracht, om zijn of haar professionele handelen te verbinden met zijn of haar persoonlijke identiteit, om als juffrouw of meester iets van zichzelf te laten zien. Het zit ook in de uitdaging om theoretische concepten te toetsen aan eigen opvattingen.
1.3 Toetsing In de majorfase wordt het programmagebied persoonlijke professionaliteit op verschillende manieren getoetst. In de beoordelingsformulieren staan bij de criteria altijd codes vermeld (K, T, O en L), die naar de zogenaamde Dublindescriptoren verwijzen. Die Dublindescriptoren zijn verbonden met de bovengenoemde SBL-competenties en brengen onder woorden wat een leerkracht allemaal in huis moet hebben. De genoemde codes zijn verbonden met het programmagebied persoonlijke professionaliteit en worden als volgt getoetst: Code K
Dublindescriptor Kennis
T1-4
Toepassen van kennis en inzicht (competentie 1-4)
T5
O
Communicatie; toepassen van kennis en inzicht (competentie 5: samenwerken met collega’s) Communicatie; toepassen van kennis en inzicht (competentie 6: samenwerken in en met de omgeving) Oordeelsvorming
L
Leervaardigheden
T6
Toetsing Wordt elders getoetst. Niet binnen programmagebied persoonlijke professionaliteit, maar bijvoorbeeld in de wintoetsen. Wordt elders getoetst. Niet binnen programmagebied persoonlijke professionaliteit, maar bijvoorbeeld in het werkplekassessment en de vakdossiers. Leerverslag Leerverslag
Vakdossier, leerverslag en werkplekassessment Leerverslag en werkplekassessment
In de toetsing van het programmagebied persoonlijke professionaliteit neemt het leerverslag een centrale plaats in, omdat dit toetsinstrument de beste mogelijkheid biedt om het samenspel tussen 6
de persoonlijke en professionele identiteit aan te tonen. De studiepunten voor het onderdeel leerverslag zijn in 2012-2013 aldus verdeeld (zie 1-2-use): Tweede studiejaar Beroepstaak 3 Competentie 5 en 6 Cultuurweek: workshops Studentcoaching en events BT3 Studentparticipatie BT3 Vieringen BT3 Stageopdrachten ICT BT3
Beroepstaak 4 Competentie 5 en 6 Cultuurweek: intercultureel onderwijs Cultuurweek: sporen in het land Studentcoaching en events BT4 Studentparticipatie BT4 Stageopdrachten ICT BT4
Gids Persoonlijke Professionaliteit beroepstakenbekwaam 2012-2013
2. Programmalijnen
2.1 Basale professionele vaardigheden en houdingen 2.1.1 Basale professionele vaardigheden en houdingen De programmalijn basale professionele vaardigheden en houdingen bestaat uit de volgende onderdelen: presentatievaardigheden, overlegvaardigheden, specifieke vakvaardigheden en een inspiratie- en integratieprogramma (identiteit). Het gaat dus in de eerste plaats om professionele vaardigheden en houdingen. Dit zijn de vaardigheden en houdingen waar iedere leerkracht over moet kunnen beschikken. Welke specifieke invulling je aan deze vaardigheden en houdingen geeft, dat hangt van jou zelf af. Dat behoort namelijk tot je persoonlijke identiteit. Hieronder staat kort aangegeven wat de genoemde vier inhouden. Presentatievaardigheden Als leerkracht ben je in staat om een boodschap (informatie, ideeën en oplossingen) over te brengen op andere mensen. Daar heb je communicatieve vaardigheden voor nodig. Presentatievaardigheden maken daar deel van uit. In je rol van leerkracht presenteer je niet alleen aan kinderen, maar ook aan collega’s, ouders/verzorgers en de schoolomgeving. Wat werkt goed als je voor een groep mensen staat? Dit zijn professionele vaardigheden. Hiernaast leer je ook je eigen stijl van presenteren herkennen en verder ontwikkelen. Die eigen stijl houdt verband met je persoonlijke identiteit. Overlegvaardigheden Naast presentatievaardigheden maken ook overlegvaardigheden onderdeel uit van jouw communicatieve vaardigheden. Overlegvaardigheden zijn de vaardigheden die je nodig hebt om op een open en constructieve wijze professionele contacten te onderhouden. Dit zijn communicatieve vaardigheden waar iedere leerkracht over moet kunnen beschikken, bijvoorbeeld als het gaat om het stellen van vragen. Het zijn professionele vaardigheden. Overlegvaardigheden heb je nodig om aan zoiets als intervisie mee te kunnen doen. Omdat ieder persoon op een geheel eigen wijze communiceert, worden deze overlegvaardigheden gekleurd door jouw persoonlijke identiteit. Specifieke vakvaardigheden Iedere leerkracht beschikt over een aantal algemene vaardigheden. De presentatie- en overlegvaardigheden maken daar onderdeel van uit. Daarnaast is er een aantal vaardigheden, die bij bepaalde vakken horen. Daarom worden zij in een apart onderdeel geclusterd: de specifieke vakvaardigheden. Denk hierbij aan zoiets als bordschrijven. Dat is iets wat iedere leerkracht moet kunnen en behoort dus tot de professionele identiteit van de leerkracht. Ook vaardigheden op het gebied van ICT, muziek en beeldende vorming behoren hiertoe. Bij deze vakken is ook altijd ruimte voor een persoonlijke invulling van de leerkracht, voor iemands persoonlijke identiteit. Bij dit onderdeel moeten ook de eigen vaardigheden voor de vakken rekenen, Nederlands, aardrijkskunde, geschiedenis en natuur&techniek genoemd worden. Dit zijn vaardigheden waar studenten over moeten kunnen beschikken voordat zij aan hun studie aan de Hogeschool iPabo beginnen. Aan het begin van de majorfase wordt door middel van CITO-toetsen gekeken of studenten wel over deze specifieke vakvaardigheden beschikken. Identiteit: inspiratie- en integratieprogramma 8
Ten slotte zijn er de vaardigden die verband houden met waarden die door een professionele gemeenschap gedeeld worden. De Hogeschool iPabo is zo’n gemeenschap. Deze waarden bepalen voor een groot deel de identiteit van deze gemeenschap. Het is daarom belangrijk dat iedere leerkracht beschikt over vaardigheden om die gedeelde waarden te ontdekken en daar vorm aan te geven. Bijvoorbeeld in vieringen of excursies. Daarin is hij of zij een professionele leerkracht. Welke waarden voor hem zelf belangrijk zijn, houdt verband met zijn persoonlijke identiteit. Cultuur is een terrein waarop waarden een belangrijke rol spelen. Iedere leerkracht zal over een cultureel bewustzijn moeten beschikken. Hoe verhoudt hij zich tot culturele uitingen? Het is belangrijk dat een leerkracht zich hier bewust van is, want hij of zij is ook cultuuroverdrager. Als leerkracht weet je hoe je cultuuraanbod aan kinderen op de basisschool overdraagt. 2.1.2 Onderwijsprogramma Presentatievaardigheden In het onderwijsprogramma van het tweede jaar komen de presentatievaardigheden tijdens de slbbijeenkomsten (rijke opdrachten) aan de orde. Hiernaast wordt er ook bij de verschillende vakken aandacht gegeven aan presentatievaardigheden. De vakken Nederlands en drama kunnen dan zeker genoemd worden. Overlegvaardigheden De slb-bijeenkomsten zijn tijdens de majorfase de plaats waar er gewerkt wordt aan overlegvaardigheden. Op de opleiding en in de stage worden de vaardigheden eigen gemaakt waarmee er op een open, constructieve wijze gecommuniceerd wordt. Deze vaardigheden worden onder meer geoefend in de kwaliteitspanels, tijdens het werken aan de rijke opdrachten en in gesprekken met ouders en externen. Ook bij intervisie maak je gebruik van overlegvaardigheden. Specifieke vakvaardigheden De bijeenkomsten waarin studenten specifieke vakvaardigheden verwerven hebben het karakter van training, van oefenen (skill labs), zoals atelier en fluiten. Dit zijn de bijeenkomsten die je helpen bij het verwerven van de specifieke vaardigheden. Bij het vak ict worden studenten begeleid om de opdrachten voor ict te kunnen maken. Identiteit: inspiratie- en intergratieprogramma Om een cultureel bewustzijn te ontwikkelen komen studenten in de majorfase in aanraking met verschillende cultuuruitingen. Dat gebeurt onder meer in het programma ‘broodje cultuur’. Hierin wonen studenten een lunchvoorstelling bij uit de wereld van de film- of podiumkunsten. Daarnaast bezoek iedere student minimaal twee professionele kunstuitingen in de vorm van een museumbezoek, een concert, een film, een voorstelling of podiumkunst. De cultuurweken zijn vooral gericht op het overdragen van cultuuraanbod. In het tweede jaar zijn dit de cultuurweken Sporen in het land, en de ICO cultuurweek. Op een paar momenten in het jaar wordt er bewust aandacht geschonken aan het ontdekken en beleven van gedeelde waarden. Dat gebeurt bijvoorbeeld tijdens bijeenkomsten/vieringen rondom kerstmis, Sinterklaas en het einde van het studiejaar. Ook (het organiseren van) events en het coachen van eerstejaars studenten zorgen er voor dat studenten zich meer bewust worden van het belang van sociale verbanden. Ondertussen leren studenten ook hoe zij op de basisschool allerlei activiteiten kunnen ondernemen die de sociale cohesie bevorderen. Het organiseren van de introductieweek maakt onderdeel uit van dit programma.
Gids Persoonlijke Professionaliteit beroepstakenbekwaam 2012-2013
2.1.3 Toetsing Presentatievaardigheden In het tweede jaar worden de presentatievaardigheden getoetst tijdens de bijeenkomsten studieloopbaanbegeleiding waarin een actieve, collegiale en constructieve bijdrage van jouw gevraagd wordt. Jouw bijdrage aan deze bijeenkomsten moet als voldoende beoordeeld zijn. Het is mogelijk om de leerverslagen door middel van een presentatie af te ronden. Overlegvaardigheden Een actieve, constructieve en collegiale bijdrage aan kwaliteitspanels, intervisiebijeenkomsten en gesprekken met ouders en externen is verplicht. Hetzelfde geldt voor de slb-bijeenkomsten en studentcoaching. De overlegvaardigheden zijn verbonden met de volgende codes: T5.1: Open communiceren met collega’s in de school. T5.2: Leveren van een constructieve bijdrage de schoolontwikkeling. T6.1: Professionele contacten onderhouden met ouders/verzorgers. T6.2: Professionele contacten onderhouden met zorginstellingen. Specifieke vakvaardigheden Voor alle bijeenkomsten in het kader van de specifieke vakvaardigheden de verplichting om een actieve, constructieve en collegiale bijdrage te leveren. Jouw bijdrage aan deze bijeenkomsten als voldoende zijn beoordeeld; de toetsing van de vakvaardigheden voor ict vindt plaats door middel van opdrachten die onder het leerverslag vallen. Identiteit: inspiratie- en integratieprogramma Voor de bijeenkomsten identiteit wordt een actieve, collegiale en constructieve bijdrage gevraagd.
2.2 Basale onderzoeksvaardigheden en onderzoekende houding 2.2.1 Basale onderzoeksvaardigheden en onderzoekende houding Het doen van onderzoek is in het HBO-onderwijs een belangrijk instrument om je eigen handelen te beoordelen en te verbeteren. De Hogeschool iPabo kent een leer- en onderzoekslijn. In de majorfase ligt de nadruk op de leerlijn, in de minorfase wordt expliciet aandacht besteed aan de onderzoekslijn. De onderzoekslijn staat in het verlengde van de leerlijn, waarin reflectie centraal staat. Wat reflectie inhoudt is hieronder beschreven in de paragraaf over reflectie op het eigen handelen (reflectie als leervaardigheid en reflectie als persoonlijk interpretatiekader). Zowel door onderzoek als reflectie leren studenten relevante gegevens te verzamelen, systematisch vast te leggen en te interpreteren. Hiermee kunnen zij een gefundeerd oordeel vormen over hun eigen handelen en/of de situatie waarin zij werkzaam zijn. 2.2.2 Onderwijsprogramma Het onderwijsprogramma bestaat in de majorfase uit het aanleren van enkele specifieke vaardigheden. In het tweede studiejaar zijn dit het raadplegen van (literatuur)bronnen, het uitvoeren van een gestructureerde observatie. Het raadplegen van bronnen wordt steeds belangrijker. Binnen de bijeenkomsten van het vak pedagogiek leer je een gestructureerde observatie uit te voeren. Bij de verschillende vakken wordt dan aandacht gegeven aan verdiepend literatuuronderzoek. Hiernaast zijn er verschillende activiteiten binnen de opleiding die verband houden met de onderzoekslijn. Deze activiteiten dragen namelijk bij aan de verdere ontwikkeling van onderzoeksmatige vaardigheden. In het tweede studiejaar gaat het om deze activiteiten: - Confrontatie eigen leerverslag met professionele leerdoelen 10
-
Op basis van systematische sterkte-/zwakste-analyse professionele leerdoelen formuleren Keuze stagesuggestie passend bij het professionele leerdoel Specifieke vaardigheden vertalen naar de context in de stagegroep Les- of activiteitenvoorbereiding op basis van stagesuggestie Uitvoering les of activiteit Evaluatie tegen de achtergrond van het professionele leerdoel, reflectie op verklarende factoren
2.2.3 Toetsing De onderzoeksvaardigheden en de onderzoekende houding worden op drie manieren getoetst: door middel van een vakdossier, een leerverslag en het werkplekassessment. Wanneer er in een beoordelingsformulier de code O1 genoemd wordt, dan worden er onderzoeksvaardigheden getoetst. O1 staat namelijk voor het vermogen om relevante gegevens te verzamelen, systematisch vast te leggen en te interpreteren. Dit gebeurt in de majorfase in meerdere vakdossiers. Het aanwijzen van leerkrachtgedrag valt onder de onderzoeksvaardigheden en wordt door middel van het leerverslag op het niveau beroepstakenbewaam aangetoond. De toetsing van de basale onderzoeksvaardigheid observeren gebeurt in het tweede studiejaar plaats door middel van de opdracht voor pedagogiek bij het leerverslag.
2.3 Reflectie op eigen handelen 2.3.1 Reflectie als leervaardigheid Een professionele leerkracht kan nadenken over zijn opvattingen en wijze van handelen. Hij kan zijn denken en handelen verantwoorden en/of bijstellen. Een belangrijk middel om na te denken over je eigen handelen en eigen opvattingen is reflectie. Onder reflectie verstaan wij nadenken over wat je op wat voor manier gedaan hebt en waarom. Net zoals bestuderen van literatuur, oefenen in de praktijk en samenwerken is reflectie ook een middel om te leren. Het ene middel is niet beter dan het andere, elk leervaardigheid heeft zijn waarde en moet om die reden ook kunnen worden ingezet. Reflectie is een leervaardigheid die sommigen als vanzelf toepassen, anderen hebben meer oefening nodig. Het eigen maken van de leervaardigheid 'reflectie' wordt op meerdere plaatsen in de opleiding geoefend. Door middel van reflectie leer je om jouw handelen te verbinden met de theorie, met je stage-omgeving en met jouw persoonlijke professionaliteit. De drie programmagebieden (kennisbasis, competent handelen en persoonlijke professionaliteit) komen hier bij elkaar. In de majorfase ligt het accent vooral op reflecteren op concreet waarneembaar gedrag. Het eigen maken van de SBL- en vakspecifieke competenties vormt hierbij het uitgangspunt (zie hoofdstuk 1 van deze gids). In de loop van de tijd richt het reflecteren zich steeds meer op het achterhalen van de onderliggende persoonskenmerken, levensbeschouwelijke- en cultureel-maatschappelijke ideeën die je handelen kleuren en vormgeven. 2.3.2 Reflectie als persoonlijk interpretatiekader Een persoonlijk interpretatiekader kun je de bril noemen waarmee jij de wereld waarneemt. Iedereen die de opleiding binnenkomt heeft al een bepaalde bril op waarmee hij de werkelijkheid waarneemt. Die bril is gevormd door je omgeving, ervaringen en aanleg. Vaak zijn mensen zich niet bewust welke bril zij dragen en welke invloed dat heeft op zijn voelen, denken en handelen. Een professionele leerkracht heeft inzicht hoe zijn handelen wordt beïnvloed door persoonskenmerken en door levensbeschouwelijke, culturele en maatschappelijke opvattingen. Waarom doe je de dingen zoals je ze doet? En is dat bij nader inzien wel professioneel? Gids Persoonlijke Professionaliteit beroepstakenbekwaam 2012-2013
2.3.3 Onderwijsprogramma Op drie plaatsen binnen het studieprogramma bestaat er aandacht voor reflectie op eigen handelen. In de eerste plaats is dit je stage. Hier word je voortdurend uitgedaagd om na te denken over je eigen handelen in de klas. Hiernaast zijn er de vakken. In de vakbijeenkomsten leer je namelijk een verband te leggen tussen vaktheorie en je eigen handelen in je stage. Ten slotte zijn er de slb-bijeenkomsten. In deze bijeenkomsten leer je tijdens het werken aan de rijke opdrachten om je eigen handelen te verbinden met jouw persoonlijke professionaliteit. Om jouw eigen handelen in verband te brengen met je persoonlijke professionaliteit, maak je gebruik van een persoonlijk werkconcept. Dit ontwikkel je door middel van reflectie. Een persoonlijk werkconcept is een concrete verwoording van jouw persoonlijke professionaliteit. In de slbbijeenkomsten word je begeleid bij ontdekken en verwoorden van dit werkconcept. Dit gebeurt tijdens het werken aan de rijke opdrachten. Dan gaat het zoals gezegd om het samenspel tussen je professionele identiteit en je persoonlijke identiteit. Wie ben jij als professional? Hoe kleurt jouw persoonlijke identiteit jouw professionele handelen? Welke persoonskenmerken van jou (kwaliteiten, talenten, e.d.) hebben invloed op jouw functioneren als leerkracht? Welke invloed hebben je opvattingen op cultureel en maatschappelijk terrein op jouw professionele handelen? Of vanuit levensbeschouwelijk perspectief: welke inspiratiebronnen zijn van invloed op jouw beroepspraktijk? In de slb-bijeenkomsten word je begeleid bij het ontdekken van jouw eigen antwoorden op deze vragen. Wanneer je bewust antwoord hebt gegeven op deze vragen, dan kun met behulp van dit werkconcept je eigen handelen en dat van anderen beoordelen. 2.3.3 Toetsing Op drie plaatsen in het onderwijsprogramma ben je bezig met reflectie je op jouw eigen handelen. De toetsing vindt ook op drie manieren plaats. Jouw vermogen om een verband te leggen tussen jouw eigen handelen en jouw stage-omgeving wordt met name getoetst in het werkplekassessment (competentie 7). Het verbinden van theorie aan jouw eigen handelen vindt voornamelijk in de vakdossiers plaats. Het derde onderdeel van het reflecteren op eigen handelen, het leggen van een verband tussen dit handelen en jouw persoonlijke professionaliteit wordt beoordeeld met behulp van een leerverslag. In deze programmalijn worden de volgende codes getoetst: O2: Evalueert en verantwoordt eigen handelen vanuit theoretische kennis, kennis over de leeromgeving waarin het handelen plaatsvindt en eigen professionele identiteit. O3: Beoordeelt eigen opvatting in relatie tot opvattingen van anderen.
2.4 Reflectie op eigen professionele ontwikkeling In de majorfase komen reflectievaardigheden overeen met onderzoeksvaardigheden en het reflecteren op het eigen handelen. Zie paragraaf 2.2 en 2.3. 2.4.1 Onderwijsprogramma Reflectie op eigen ontwikkeling vindt plaats in de stage en tijdens slb-bijeenkomsten. Hier ben je bewust bezig met je eigen ontwikkeling en op deze plaatsen word je hierin ook begeleid. Je mentor helpt je in je stage om te reflecteren op lesactiviteiten die je daar hebt verzorgd. Zo ontdek je op welke punten jij je nog moet ontwikkelen. Ook de slb-bijeenkomsten en de activiteiten die daar plaatsvinden (rijke opdrachten) helpen daarbij. Een belangrijk onderdeel van het slb-programma vormt het bespreken van ervaringen uit de stage. In het tweede jaar zijn dat met name de intervisiebijeenkomsten, bij voorkeur verbonden met de rijke opdrachten.
12
2.4.2 Toetsing De toetsing van leervaardigheden gebeurt door middel van een leerverslag. Wat er getoetst wordt in deze programmalijn heeft de volgende codes gekregen: L1: kan eigen leerdoelen formuleren en beargumenteren. L2: brengt een beargumenteerde rangorde van de eigen leerdoelen aan op basis van reflectie op eigen ontwikkeling. L3: kan op basis van een rangorde van de eigen leerdoelen een leerweg inrichten.
Gids Persoonlijke Professionaliteit beroepstakenbekwaam 2012-2013
3. Studiehandleiding
3.1 Rijke opdrachten Om het leerverslag te kunnen maken, werk je per beroepstaak aan een rijke opdracht. De rijke opdracht heeft als doel een gezamenlijke betekenisvolle context te creëren, waarop je kunt reflecteren. De rijke opdracht vormt de aanleiding voor het bespreekbaar maken van de drie domeinen van je persoonlijk werkconcept, te weten persoonskenmerken, cultureel-maatschappelijk en levensbeschouwing. Deze drie domeinen bepalen het persoonlijke van jouw professionele identiteit (zie 1.1). De drie domeinen vind je ook terug in de beoordelingsformulieren. De rijke opdracht is een vorm van samenwerkend leren. Je werkt aan een groepsopdracht met als doel te reflecteren op jouw persoonlijk handelen en onderliggende aannames. Bij de rijke opdrachten horen ook enkele subopdrachten. Als de subopdracht individueel van aard is, wordt gewerkt met een critical friend. Een critical friend stelt kritische vragen bij jouw werk om je bewust te maken van onderliggende aannames. Middels samenwerkend leren dagen jullie elkaar uit kennis te nemen van elkaars standpunten en je horizon te verbreden. De rijke opdracht en de subopdrachten vind je door de te klikken op de hyperlink. Rijke opdracht beroepstaak 3 (hyperlink) Rijke opdracht beroepstaak 4 (hyperlink)
3.2 Portfolio Het portfolio is een digitale verzamelmap, waarin producten opgenomen moeten worden waarmee je kan laten zien dat je voor het programmagebied persoonlijke professionaliteit beroepstakenbekwaam bent. Het verzamelen vindt plaats op basis van een programma van eisen, geformuleerd in een aftekenlijst portfolio (hyperlink). Er zijn richtlijnen voor het inrichten van je portfolio. De inhoudsopgave en de aftekenlijst van het portfolio zorgen ervoor dat het zinvol materiaal bevat. Dit betekent dat al het materiaal eigen reflecties bevat. Een document in het portfolio zonder reflectie is in principe niet geschikt voor het portfolio. Deze inhoudsopgave wordt door alle studenten van de major gehanteerd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Titelblad Inhoudsopgave Lesbeschrijvingsformulieren (in beroepstaak 3 en 4 voorafgegaan door een POP en PAP) Materiaal van de rijke opdracht en eventueel de subopdrachten Materiaal van het inspiratie- en integratieprogramma Materiaal van competentie 5 en 6 Aftekenlijst portfolio
14
De meeste onderdelen van het portfolio kun je gebruiken bij het samenstellen van je leerverslag. De opdrachten bij competentie 5 en 6 worden apart beoordeeld. Je bent eigenaar van jouw portfolio. De slb’er kan je vragen om materiaal uit het portfolio te tonen of uitgeprint mee te nemen met het oog op de criteria van de aftekenlijst. De inhoudsopgave is een minimale eis aan de inrichting van het portfolio. Dit betekent dat het portfolio mag worden aangevuld met materialen die voor jou relevant zijn, maar niet aan de slb’er getoond hoeven worden. Aan het einde van de beroepstaak moet aan alle criteria van de aftekenlijst voldaan zijn.
3.3 Leerverslag Het leerverslag is een authentiek verhaal waarin jouw persoonlijke professionaliteit tot uiting komt. Je schrijft/presenteert een navolgbaar persoonlijk verhaal waarin zowel je professionele als je persoonlijke ontwikkelingsproces tot uiting komt. In beroepstaak 3 en 4 kies je zelf de wijze waarop je jouw leerverslag vormgeeft. (hyperlink beoordelingsformulier beroepstaak 3) (hyperlink beoordelingsformulier beroepstaak 4)
3.4 Competentie 5 en 6 Om aan te tonen dat je over competentie 5 en 6 beschikt, schrijf je in beroepstaak 3 en 4 een verslag dat aan de onderstaande criteria voldoet. Beroepstaak 3 Code T5.1
Criteria De student communiceert met collega’s in de school.
Beoordeling 0 1 2
T6.1
De student onderhoudt contacten met ouders/verzorgers.
Prestatie-indicatoren De student toont middels notulen van een overleg aan dat hij een overleg heeft bijgewoond. + Uit de notulen blijkt dat de student actief deel heeft genomen aan het gesprek.
0 1 2
De student toont middels een verslag aan dat hij heeft geparticipeerd in activiteiten waar ouders bij betrokken zijn. + Uit het verslag blijkt dat de student een constructieve bijdrage heeft geleverd.
Beroepstaak 4 Code T5.2
Criteria De student toont aan medewerking te hebben verleend bij een ‘buiten de les’ activiteit.
Beoordeling 0 1 2
T6.2
De student toont aan op welke wijze de basisschool samenwerkt met zorginstellingen.
Prestatie-indicatoren De student toont middels een verslag aan dat hij deeltaken van ‘buiten de lesactiviteiten’ heeft bijgewoond. + De student toont aan dat hij hierbij een constructieve bijdrage heeft geleverd.
0 1 2
De student toont middels een verslag aan hoe de zorgstructuur van de school in elkaar zit. + De student toont aan middels een verslag dat hij bij een gesprek tussen een vertegenwoordiger van de school en een vertegenwoordiger van een zorginstelling is geweest.
Gids Persoonlijke Professionaliteit beroepstakenbekwaam 2012-2013
3.5 Programma slb-bijeenkomsten Beroepstaak 3 1 Algemene introductie – nieuwe werkwijze 2 POP en PAP 3 4 5 6 7 8 9 10
Rijke opdracht – thema diversiteit Opdracht competentie 5 en 6 Rijke opdracht – opdracht groepsfoto Rijke opdracht – presentatie- en overlegvaardigheden Rijke opdracht – Intervisie/presentatie Rijke opdracht – Intervisie/presentatie Rijke opdracht – Intervisie/presentatie Rijke opdracht – Intervisie/presentatie Persoonlijk werkconcept
Beroepstaak 4 1 Bijstellen POP en PAP 2 Rijke opdracht – thema omgevingsonderwijs Opdracht competentie 5 en 6 3 Rijke opdracht – overlegvaardigheden (vergaderen) 4 Rijke opdracht – intervisie/presentatie 5 Rijke opdracht – intervisie/presentatie 6 7 8 9 10
Rijke opdracht – intervisie/presentatie Rijke opdracht – intervisie/presentatie Rijke opdracht – intervisie/presentatie Rijke opdracht – intervisie/presentatie Persoonlijk werkconcept
Bij alle onderdelen van het programmagebied persoonlijke professionaliteit laat je zien dat jij het belangrijk vindt om samen met medestudenten een leerproces aan te gaan. Je levert tijdens deze bijeenkomsten namelijk een actieve, collegiale en constructieve bijdrage. Dit komt overeen met het samenwerken met collega’s binnen je toekomstige taak als leerkracht .
16
Bijlage 1 Beoordelingsformulier leerverslag BT3 - studiejaar 2012-2013 Goedgekeurd door de toetscommissie, 7 september 2012 Voorwaardelijke criteria Algemene voorwaardelijke criteria Schriftelijk materiaal omvat maximaal 4 A4 (ca. 2000 woorden). Dit materiaal voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het taalbeleid van de Hogeschool IPABO. Of: Een presentatie heeft een totale lengte van maximaal 10 minuten. Het schriftelijke materiaal of de presentatie bevat de verhaalelementen situatie, gebeurtenis, personages, plaats en tijd. Voorwaardelijke criteria professionele houding Criterium De student vertoont tijdens de bijeenkomsten persoonlijke professionaliteit een actieve, constructieve en collegiale houding. Reflectie en vaardigheden op vergelijkend niveau Code Criteria Beoordeling O1 De student kan een betekenisvolle 0 situatie met betrekking tot diversiteit 1 selecteren en deze koppelen aan een competentiekern. 2 O2
L2
O2
O2
O3
L3
O2
De student kan aantonen dat hij bij het omgaan met diversiteit gebruik heeft gemaakt van theoretische concepten ten aanzien van actief luisteren. De student kan een leerdoel ten aanzien van diversiteit in de klas formuleren en dit leerdoel verbinden met zijn persoonlijk werkconcept. De student kan onder woorden brengen hoe zijn persoonlijke opvattingen zijn omgaan met diversiteit in de klas kleuren. De student kan aangeven wat hij geleerd heeft van een intervisiebijeenkomst, als het gaat om zijn omgaan met diversiteit in de klas. De student kan kwaliteiten bij mentor/medestudenten bij het omgaan met diversiteit herkennen en beargumenteren op welke punten hij zichzelf nog moet ontwikkelen. De student kan aangeven waar hij zich in beroepstaak vier nog in wil gaan ontwikkelen als het gaat om professioneel omgaan met diversiteit in de klas. De student kan aangeven welke inspiratiebronnen zijn professionele handelen/denken ten aanzien van diversiteit kleuren en deze verbinden met theoretische concepten.
Voldaan Ja
Nee
Ja
Nee
Voldaan Ja
Nee
Normering Noemt een betekenisvolle situatie met betrekking tot diversiteit. + Onderbouwt de koppeling tussen de betekenisvolle situatie en de competentiekern.
0 1 2
Benoemt een concreet moment van actief luisteren bij het omgaan met diversiteit in de klas. + Maakt duidelijk dat hij hierbij gebruik heeft gemaakt van theoretische concepten.
0 1 2 0 1 2
Formuleert een concreet leerdoel met betrekking tot diversiteit. + Verbindt dit leerdoel met zijn persoonlijk werkconcept. Benoemt welke persoonlijke opvattingen van invloed zijn op zijn omgaan met diversiteit in de klas. + Geeft aan welke consequenties deze opvattingen hebben voor zijn leerkrachtgedrag. Geeft een concreet voorbeeld uit een intervisiebijeenkomst. + Benoemt op welke manier deze intervisiebijeenkomst hem geholpen heeft bij zijn omgaan met diversiteit in de klas.
0 1 2
Benoemt twee kwaliteiten van mentor/medestudenten bij het omgaan met diversiteit. + Beargumenteert waarom hij zichzelf ten aanzien van een van deze kwaliteiten nog moet ontwikkelen.
0 1 2
Benoemt op concrete wijze het punt waarop hij zich in de volgende beroepstaak wil gaan ontwikkelen ten aanzien van diversiteit in de klas. + Geeft aan op welk punt op zijn leerweg hij zich bevindt als het gaat om omgaan met diversiteit in de klas.
0 1 2
Legt een verbinding tussen een inspiratiebron en zijn handelen ten aanzien van diversiteit. + Verbindt zijn inspiratiebron aan theoretische concepten.
Gids Persoonlijke Professionaliteit beroepstakenbekwaam 2012-2013
L1
De student kan zijn handelen en denken met betrekking tot diversiteit in de klas herzien met behulp van theoretische bronnen en daar een leervraag bij formuleren.
Beoordeling leerverslag BT3 beroepstakenbekwaam Codes Maximaal te behalen aantal punten L O Totaal
6 12 18
0 1 2
Maakt bij de formulering van een leervraag gebruik van theoretische bronnen. + Maakt duidelijk wat de meerwaarde is van het gebruik van theoretische bronnen bij het formuleren van een leervraag. Behaalde puntenaantal
Cesuur ligt op 50% van het maximaal te behalen aantal punten ≥3 ≥6 ≥9
Indien is voldaan aan de cesuur en aan alle voorwaarden wordt het eindcijfer als volgt berekend: Cijfer = 1 + ( 9 x behaald aantal punten : 18)
18
Bijlage 2 Beoordelingsformulier leerverslag BT4 - studiejaar 2012-2013 Goedgekeurd door de toetscommissie, 7 september 2012 Voorwaardelijke criteria Algemene voorwaardelijke criteria Schriftelijk materiaal omvat maximaal 4 A4 (ca. 2000 woorden). Dit materiaal voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het taalbeleid van de Hogeschool IPABO. Of: Een presentatie heeft een totale lengte van maximaal 10 minuten. Het schriftelijke materiaal of de presentatie bevat de verhaalelementen situatie, gebeurtenis, personages, plaats en tijd. Voorwaardelijke criteria professionele houding Criterium De student vertoont tijdens de bijeenkomsten persoonlijke professionaliteit een actieve, constructieve en collegiale houding. Reflectie en vaardigheden op vergelijkend niveau Code Criteria Beoordeling O3 De student kan zijn persoonlijke visie 0 op ontwikkeling, leren, onderwijs, 1 opvoeding en de rol van de leerkracht verbinden met zijn handelen tijdens het dagdeel omgevingsonderwijs en 2 deze visie vergelijken met die van medestudenten. O2 De student kan bij de organisatie van 0 het dagdeel omgevingsonderwijs 1 gebruik maken van overlegvaardigheden. 2 O2
L2
O2
L3
O2
De student kan duidelijk maken welk gedrag van anderen hij tijdens het dagdeel omgevingsonderwijs lastig vond en waarom dit het geval was.
0
De student kan aangeven welk professionele leerdoel hij naar aanleiding van een betekenisvol moment tijdens het dagdeel omgevingsonderwijs geformuleerd heeft. Maakt duidelijk hoe een intervisiebijeenkomst naar aanleiding van het dagdeel omgevingsonderwijs hem geholpen heeft in zijn ontwikkeling. De student maakt duidelijk aan welk professioneel leerdoel hij gewerkt heeft tijdens het dagdeel omgevingsonderwijs en kan aangeven welke plaats dit leerdoel innam in zijn leertraject. De student kan duidelijk maken dat hij zich bij de organisatie/uitvoering van het dagdeel omgevingsonderwijs bewust is geweest van de verschillen tussen zijn eigen leefwereld en die van medestudenten.
0
1 2
1 2 0 1 2
Voldaan Ja
Nee
Ja
Nee
Voldaan Ja
Nee
Normering Legt een verband tussen een concreet moment tijdens het dagdeel omgevingsonderwijs en zijn persoonlijke visie. + Noemt hierbij een punt waarop zijn persoonlijke visie verschilde van die van een medestudent.
Toont aan dat hij gebruik heeft gemaakt van vergadertechnieken. + Geeft een waardering van het samenwerken tijdens de vergaderingen. Maakt duidelijk welk effect het lastige gedrag van anderen op hem had. + Legt een verband tussen zijn reactie op het lastige gedrag van anderen en zijn persoon. Benoemt het betekenisvolle moment en het professionele leerdoel. + Beargumenteert waarom hij voor bepaalde vervolgacties gekozen heeft. Benoemt hoe deze intervisiebijeenkomst is verlopen. + Maakt duidelijk hoe de bespreking tijdens de intervisiebijeenkomst hem verder heeft geholpen in zijn ontwikkeling.
0 1 2
Formuleert het professionele leerdoel op concrete en realistische wijze. + Beargumenteert waarom hij op dit moment voor dit leerdoel gekozen heeft.
0 1 2
Geeft twee verschillen tussen zijn eigen leefwereld en die van medestudenten. + Maakt duidelijk welke invloed het bewustzijn van deze verschillen had op de organisatie/uitvoering van het dagdeel omgevingsonderwijs.
Gids Persoonlijke Professionaliteit beroepstakenbekwaam 2012-2013
Beoordeling leerverslag BT4 beroepstakenbekwaam Codes Maximaal te behalen aantal punten L O Totaal
4 10 14
Behaalde puntenaantal
Cesuur ligt op 50% van het maximaal te behalen aantal punten ≥2 ≥5 ≥7
Indien is voldaan aan de cesuur en aan alle voorwaarden wordt het eindcijfer als volgt berekend: Cijfer = 1 + ( 9 x behaald aantal punten : 14)
20