Deelbeheerplan Natura 2000 Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek. Hoofdrapport
Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie
Met medewerking van Royal Haskoning
Februari 2009
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4
Achtergrond Natura 2000 Doel van het beheerplan Totstandkoming van het plan Leeswijzer
3 3 3 4 5
2
BESCHRIJVING VAN HET GEBIED 2.1 Geografische en bestuurlijke kenmerken 2.2 Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven
6 6 7
3
STATUS VAN HET NATURA 2000-GEBIED 3.1 Beleidsplannen 3.1.1 Rijksplannen 3.1.2 Provinciale plannen 3.1.3 Gemeentelijke plannen 3.2 Regelgeving en afspraken 3.2.1 Internationale regelgeving 3.2.2 Rijksregelgeving en beleidsregels 3.2.3 Provinciale regelgeving 3.2.4 Gemeentelijk regelgeving en beleidsregels 3.3 Maatschappelijk context 3.4 Juridische achtergronden
9 9 9 10 11 12 12 12 14 15 15 16
4
NATUURLIJKE KENMERKEN 4.1 Geologie en geomorfologie 4.2 Bodem en waterhuishouding 4.3 Chemische invloeden 4.4 Landschappelijke beschrijving 4.5 Huidige natuurwaarden (Natura 2000) 4.5.1 Habitattypen 4.5.2 Habitatrichtlijnsoorten 4.5.3 Vogelrichtlijnsoorten 4.5.4 Waarden van beschermd natuurmonument
18 18 18 19 20 23 23 24 25 30
5
BESTAAND GEBRUIK EN BEHEER 5.1 Militair gebruik 5.1.1 Rijden 5.1.2 Lopen 5.1.3 Vliegen 5.1.4 Varen 5.1.5 Graven 5.1.6 Schieten 5.1.7 Fietsen 5.1.8 Paardrijden 5.1.9 Stationaire activiteiten 5.1.10 Handgranaatwerpen 5.1.11 Gebruik pyrotechnische middelen 5.2 Recreatief gebruik 5.3 Overige vormen van gebruik
31 31 31 32 32 32 32 32 32 33 33 33 33 34 35
5.4 5.4.1 5.4.2 5.5 5.6 5.7 6
7
Natuurbeheer Vegetatiebeheer Faunabeheer Operationeel beheer Gebruik buiten de grenzen van het gebied Toekomstige ontwikkelingen
35 35 37 37 38 42
VISIE EN CONFRONTATIE 6.1 Visie 6.1.1 Uitgangspunten en gewenste ontwikkelingen 6.1.2 Instandhoudingsdoelen 6.1.3 Uitwerking van de bijdrage aan de instandhoudingsdoelen 6.2 Confrontatie 6.2.1 Verstoring en gevoeligheid 6.2.2 Effectbeoordeling 6.2.3 Maatregelen ten behoeve van de instandhouding van de vogelrichtlijnsoorten 6.3 Conclusie 6.3.1 Gebruik en beheer 6.3.2 Externe werking 6.3.3 Cumulatie 6.3.4 Kennislacunes 6.3.5 Vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet
45 45 45 49 51 52 52 57
BORGING 7.1 7.1.1 7.1.2 7.2 7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3
69 69 69 70 71 72 72 73 73
Plannen en voorschriften Dienst Vastgoed Defensie (DVD) Koninklijke Landmacht Toezicht en handhaving Monitoring en registratie Monitoring natuurwaarden Monitoring gebruiksdruk Informatievoorziening abiotische factoren
63 66 66 66 67 67 68
8
COMMUNICATIE EN VOORLICHTING 8.1 Voorlichting 8.2 Media
74 74 74
9
FINANCIERING 9.1 Terreinbeheer 9.2 Monitoring 9.3 Kostenoverzicht additionele maatregelen
75 75 75 76
REFERENTIES
77
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
1 1.1
INLEIDING Achtergrond Natura 2000
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld uiterlijk in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. De Europese Commissie wil dit bereiken door een netwerk van belangrijke natuurgebieden te realiseren, het Natura 2000 netwerk. Alle lidstaten nemen maatregelen die nodig zijn om een gunstige staat van instandhouding te realiseren van soorten en habitattypen waarvoor de aangewezen gebieden van Natura 2000 een belangrijke functie vervullen. De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn zijn twee belangrijke instrumenten om de doelstelling van Natura 2000 te realiseren. In deze richtlijnen is bepaald dat de lidstaten beschermde gebieden voor de kwetsbare soorten en habitattypen aanwijzen. Dit zijn gebieden die het duurzame voortbestaan van deze kwalificerende soorten en habitattypen dienen te verzekeren. Nederland draagt met 162 gebieden bij aan dit Natura 2000 netwerk. Deze gebieden worden zowel door het rijk (Rijkswaterstaat, Defensie, Dienst der Domeinen en Staatsbosbeheer) beheerd, als door grote terreinbeherende organisaties en particuliere beheerders. De wettelijke bescherming van de Natura 2000-gebieden is per 1 oktober 2005 geregeld in de vernieuwde Natuurbeschermingswet 1998. 1.2
Doel van het beheerplan
Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is het opstellen van een beheerplan voor de Natura 2000-gebieden verplicht. Als beheerder van schiet- en oefenterreinen gelegen in Natura 2000-gebieden ziet Defensie het als haar verantwoordelijkheid bouwstenen in de vorm van deelbeheerplannen aan te leveren ten behoeve van deze Natura 2000beheerplannen. Het Natura 2000-beheerplan werkt de instandhoudingsdoelstellingen, die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn voor onderdelen van het plangebied zijn gedefinieerd, verder uit in omvang, ruimte en tijd. Het beheerplan beschrijft de resultaten die bereikt moeten worden om het behoud of het herstel van deze natuurlijke habitats en soorten mogelijk te maken. Het beheerplan geeft een overzicht op hoofdlijnen van de instandhoudingsmaatregelen die in de planperiode (6 jaar) genomen moeten worden om de gunstige staat van instandhouding van de aangewezen natuurlijke habitats en soorten te garanderen. Daarnaast geeft het beheerplan aan onder welke voorwaarden het medegebruik, het militaire- en recreatieve gebruik, kan plaatsvinden zonder nadelige gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. Het beheerplan heeft na goedkeuring een juridische status en fungeert als een afwegingskader voor de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.
-3-
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
1.3
Totstandkoming van het plan
Het Ministerie van Defensie bezit terreinen die in Natura 2000-gebieden liggen. Voor deze terreinen is Defensie bevoegd gezag zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet en stelt zij (deel)beheerplannen op. De beheerplannen worden vastgesteld door de minister van Defensie in overeenstemming met de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De terreinen van het Ministerie van Defensie maken veelal deel uit van een groter Natura 2000-gebied. De deelbeheerplannen van Defensie vormen een beheerplan voor een deelgebied binnen het grotere Natura 2000-gebied. In onderhavig deelbeheerplan betreft het Natura 2000 gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven. Ten opzichte van het op te stellen beheerplan voor het gehele Natura 2000-gebied hebben de deelbeheerplannen van Defensie een eigen tijd- en vaststellingtraject. De deelbeheerplannen worden wel in overleg met de andere bevoegde gezagen uitgebracht. Defensie participeert tevens bij het opstellen van één beheerplan voor het gehele gebied. Adviesbureau Royal Haskoning heeft de fundamenten gelegd voor dit deelbeheerplan. De Dienst Vastgoed Defensie (DVD; belast met het terreinbeheer binnen Defensie) heeft het deelbeheerplan verder uitgewerkt en afgerond. Hoewel Natura 2000-beheerplannen in het kader van de Natuurbeschermingswet als instrument nieuw zijn vanaf 2006, hebben ze ook een duidelijke relatie met andere plannen en processen. Bij het opstellen van het deelbeheerplan is daar terdege rekening mee gehouden door enerzijds overleg te voeren met betrokkenen en anderzijds belangrijke processen en plannen bij het opstellen van dit deelbeheerplan mee te nemen. Voor de totstandkoming van het beheerplan voor de oefenterreinen Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek is overleg gevoerd met de volgende instellingen en organisaties: • Gemeente Weert; • Gemeente Cranendonck; • Provincie Noord-Brabant; • Provincie Limburg; • Brabantse Milieufederatie; • Nystar Budel. Dit overleg was gericht op afstemming, informatie-uitwisseling en creëren van draagvlak voor het beheerplan (bijlage 1). Ook is er overleg gevoerd met diverse medewerkers van de Dienst Vastgoed Defensie, met het betreffende Operationele Commando van het terrein en met de Inventarisatie & Monitoringgroep Natuurwaarden Defensie.
-4-
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
1.4
Leeswijzer
In het voorgaande is ingegaan op de achtergrond, het doel en de totstandkoming van het (deel)beheerplan. Het tweede hoofdstuk “Beschrijving van het gebied” geeft een beknopte beschrijving van de geografische en bestuurlijke kenmerken en de belangrijkste elementen uit het aanwijzingsbesluit voor het betreffende Natura 2000-gebied Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens het beleid in beleidsplannen en regelgeving op het niveau van verschillende overheden. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 “Natuurlijke kenmerken” ingegaan op de fysische en chemische kenmerken van het gebied. Hoofdstuk 5 beschrijft het huidige gebruik in het gebied. Ook is in dit hoofdstuk een beschrijving van het beheer, het gebruik buiten de grenzen van het gebied en toekomstige ontwikkelingen opgenomen. In hoofdstuk 6 “Visie en confrontatie” wordt de bijdrage beschreven die de defensieterreinen kunnen leveren aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor Weerter- en Budelerbergen & Ringselven. Daarna wordt het bestaand militaire gebruik (met uitzondering van de vliegactiviteiten) en beheer getoetst op hun effecten op de beschermde natuurwaarden in het licht van de instandhoudingsdoelen voor Weerter- en Budelerbergen & Ringselven. In hoofdstuk 7 wordt beschreven op welke wijze het hiervoor beschreven deelbeheerplan geborgd wordt in de Defensieorganisatie door middel van toezicht en handhaving en het borgen van processen in diverse voorschriften. Hoofdstuk 8 gaat in op de wijze waarop Defensie communiceert richting belanghebbenden en overige geïnteresseerden met betrekking tot de natuurwaarden op de defensieterreinen en Natura 2000. Tot slot wordt in hoofdstuk 9 een overzicht gegeven van het budget binnen Defensie ten behoeve van terreinbeheer. De bijlagen bij deze rapportage zijn gevat in een separaat document, het bijlagenrapport. Het hoofdrapport kent een vaste hoofdstuk- en paragraafindeling, die gericht is op hoofdzaken. Achtergrond informatie is waar nodig opgenomen in de bijlagen. Het bijlagenrapport is geen zelfstandig leesbare rapportage, maar is onlosmakelijk verbonden met het voorliggende hoofdrapport. Met name ten aanzien van de beschermde natuurwaarden in Weerter- en Budelerbergen & Ringselven en de effectbeoordeling is veel achtergrondinformatie aanwezig. Verwijzingen naar de bijlagen in het hoofdrapport hebben altijd betrekking op het bijlagenrapport. In het bijlagenrapport is ook een lijst met de in deze rapportage veel gebruikte afkortingen opgenomen (bijlage 7).
-5-
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
2 2.1
BESCHRIJVING VAN HET GEBIED Geografische en bestuurlijke kenmerken
De oefenterreinen zijn gelegen tussen Budel en Weert, op de grens van de gemeenten Cranendonck en Weert en daarmee op de grens van de provincies Noord-Brabant en Limburg. De oefenterreinen zijn, zoals veel oefenterreinen, oorspronkelijk op woeste gronden gesitueerd omdat daar nauwelijks ander gebruik was. Vaak waren dit ook grensgebieden. Aan het einde van de negentiende eeuw vestigde zich in dit gebied een zinkfabriek welke oorspronkelijk uit België kwam. Eén van de redenen om zich hier te vestigen was de leegheid van het gebied. Hier zou niemand last hebben van de enorme vervuiling die deze industrie toen ter tijd veroorzaakte. In de huidige context is het gebied al lang niet meer de uithoek van vroeger. Het gebied wordt doorsneden door een aantal lokale verbindingswegen (onder andere Maarheezerhuttendijk en Geuzendijk), een spoorlijn en een kanaal (de Zuid-Willemsvaart). In regionaal perspectief wordt het gebied aan de oost- en westzijde begrensd door stedelijke gebieden. Dit zijn in het westen Maarheeze, Budel en Hamont, in het oosten ligt Weert. Al deze kernen kennen stedelijke, industriële of recreatieve ontwikkelingen richting het plangebied. De relatief afgelegen ligging en de ongeschiktheid voor landbouw heeft het gebied gevrijwaard van agrarische ontwikkeling. Daardoor ontstonden kansen voor behoud en ontwikkeling van natuurwaarden. Deze natuurwaarden zijn nu dusdanig groot in vergelijking met de rest van Nederland en Vlaanderen dat grote delen van het gebied een status hebben gekregen als beschermd gebied. De eigendommen van defensie in het richtlijngebied omvatten drie oefenterreinen: Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek (zie figuur 2.1). Grenzend aan het richtlijngebied ligt aan de noordzijde het kazernecomplex (Nassau Dietzkazerne) en een schietbaan (geëxclaveerd in N2000-gebied). De bossen in de oefenterreinen worden op dit moment gekenmerkt door eenvormige naaldhoutaanplant met een ondergroei van grassen en nauwelijks een struiklaag. In het noordelijke deel van oefenterrein Weerterheide bevinden zich enkele stuifzandcellen, omgeven door naaldbos. Het zuidelijk deel van oefenterrein Weerterheide heeft een meer open karakter, gekenmerkt door heide en open zand. De Boshoverheide bestaat voornamelijk uit open heide gebieden, omgeven door naaldbossen (Swart, 2006). Deze terreinen hebben een droog tot zeer droog karakter. Oefenterrein Kruispeel-Achterbroek is van oorsprong natter, maar door sterke ontwatering verdroogd geraakt. Sinds 2003 worden maatregelen genomen om dit terrein weer te vernatten.
-6-
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
2.2
Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven
Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven omvat van noord naar zuid de volgende deelgebieden (figuur 2.1): Weerterbos (inclusief Hugterheide), Maarheezerveld, Weerter- en Budelerbergen (inclusief Boshoverheide en Loozerheide), Ringselven (inclusief De Hoort), Kruispeel en Laurabossen. Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen en Ringselven ligt in de Provincies Noord-Brabant en Limburg en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Cranendonck, Nederweert, Someren en Weert (LNV, 2008). Het gebied kent verschillende eigenaren, waaronder Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Brabants Landschap, Limburgs landschap, Ministerie van Defensie en verschillende particuliere eigenaren. Het Weerterbos is een oud bosgebied gekenmerkt door een gecompliceerde bodemopbouw met leemarm en lemig dekzand en lokale veenontwikkeling. Soortenarme dennenaanplant bepaalt tegenwoordig in sterke mate het aanzien van het terrein. Op natte delen, in slenken en geïsoleerde laagtes staat relatief zuur berkenbroekbos. In deze laagten liggen vele watertjes, van oudsher veelal zwak gebufferde vennen. De Weerter- en Budelerbergen bestaan uit een aaneengesloten (naald)bosgebied met een centraal gelegen heide- en stuifzandterrein. Het Ringselven en de Kruispeel zijn gelegen aan weerszijden van de ZuidWillemsvaart. Het Ringselven is een ven omgeven door moerasvegetaties. De Kruispeel bestaat uit berken- en elzenbroekbossen, met enkele vennen gelegen langs de Tungelroysche beek (LNV, 2008). In figuur 2.1 is de begrenzing van het gebied weergegeven (zie ook Bijlage 2). Figuur 2.1: Ligging van Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven (Naar LNV, 2008; VR = Vogelrichtlijn; HR = Habitatrichtlijn)
-7-
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
De op oefenterrein Weerterheide aanwezige schietbaan met een omvang van 6,5 hectare vormt geen onderdeel van Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven, maar is geëxclaveerd (zie bijlage 2). Voor een meer gedetailleerd overzicht van de begrenzing van de oefenterreinen zie bijlage 3. Oefenterrein Weerterheide en Boshoverheide wordt gescheiden door een spoortracé. Dit terreindeel is in eigendom van de Staat en in beheer bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De beheerplannen moeten worden opgesteld aan de hand van de geldende instandhoudingsdoelstellingen, zoals bepaald door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV). Voor Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven zijn in concept instandhoudingsdoelstellingen bekend. Deze hebben al ter inzage gelegen. Na vaststelling van de beheerplannen worden de ontwerpbesluiten definitief gemaakt, waarmee de aanwijzing van het gebied is voltooid. In Weerter- en Budelerbergen & Ringselven zijn drie habitattypen, drie habitatrichtlijnsoorten en drie broedvogels beschermd. In tabellen 2.1 en 2.2 zijn deze soorten en hun instandhoudingsdoelstellingen (IHD) samengevat (LNV, 2008). Tabel 2.1: Instandhoudingsdoelstellingen habitattypen Weerter- en Budelerbergen & Ringselven Habitattypen
IHD
Zwakgebufferde vennen [H3130] Galigaanmoerassen [H7210] Veenbossen [H91D0]
Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit
Tabel 2.2: Instandhoudingsdoelstellingen vogel- en habitatrichtlijnsoorten Weerter- en Budelerbergen & Ringselven
1
Soort
Status
IHD
Kleine modderkruiper Kamsalamander
Habitatrichtlijn
Drijvende waterweegbree Nachtzwaluw
Habitatrichtlijn Vogelrichtlijn
Boomleeuwerik
Vogelrichtlijn
Roodborsttapuit
Vogelrichtlijn
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit biotoop voor uitbreiding populatie Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor tenminste 20 paren 1 Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor tenminste 55 paren Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor tenminste 20 paren
Habitatrichtlijn
Het aantal genoemd in de (concept) instandhoudingsdoelen bedraagt 65 paar. In de definitieve versie zal dit
aantal worden bijgesteld naar 55 paar (brief Secretaris Generaal van LNV aan DRMV van Ministerie van Defensie, d.d. 30-07-2007). Met deze correctie wordt in dit beheerplan reeds rekening gehouden.
-8-
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
3
STATUS VAN HET NATURA 2000-GEBIED
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de (beleids)plannen en juridische achtergronden die van toepassing zijn in Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven. 3.1 3.1.1
Beleidsplannen Rijksplannen
Structuurschema Groene Ruimte Het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) geeft de visie van het rijk inzake natuur en landelijk gebied weer. De Ecologische Hoofdstructuur is in deze documenten vastgelegd. Het SGR is een planologische kernbeslissing (PKB). Het rijk verwacht dat provincies en gemeenten het SGR laten doorwerken in hun ruimtelijke plannen, zoals het streekplan en het bestemmingsplan. De in 2000 verschenen nota “Natuur voor mensen, mensen voor natuur” vormt een bouwsteen voor het SGR-2 (LNV, 2000). Met deze nota is de doelstelling ‘ten aanzien van geïntegreerd bosbeheer uit het Bosbeleidsplan’ (LNV, 1993) losgelaten. Nota Ruimte Het kabinet beschouwt militaire activiteiten van nationaal belang. Deze lenen zich niet voor nadere afweging door de decentrale overheden. De ruimtebehoefte voor militaire activiteiten staat in de Nota Ruimte opgenomen. Doel van het ruimtelijk beleid ten aanzien van militaire oefenterreinen is het ter beschikking hebben van voldoende militaire terreinen in Nederland zodat de krijgsmacht haar geoefendheid op gewenst peil kan brengen en houden. Nadere uitwerking is vastgelegd in een aparte Structuurvisie (SV; voorheen planologische kernbeslissing), te weten het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2). Structuurschema Militaire Terreinen II Het SMT-2 bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor militaire terreinen en complexen. Het ligt in het verlengde van het SMT-1 en de Defensienota 2000. Het SMT heeft een geldigheidsduur van tien jaar. De SV is richtinggevend voor het ruimtelijk beleid van provincies en gemeenten. Als militaire terreinen worden onder meer aangeduid de oefenterreinen, schietterreinen, vliegbases, vlootbases, kazernes en logistieke objecten. De aanduiding van militaire terreinen in het SMT-2 betreft zowel de terreinen waarvan Defensie de eigenaar of huurder is, als gebieden waarin als gevolg van het militaire gebruik (schieten, opslag van munitie en dergelijke) beperkingen voor de gebruiksfuncties nabij het terrein gelden (het indirecte ruimtebeslag). In het SMT-2 worden verder laagvliegroutes en laagvlieggebieden vermeld en verder dat oefenterreinen in beginsel opengesteld zijn voor de openluchtrecreatie, voor zover dit uit een oogpunt van veiligheid en draagkracht van de natuur verantwoord is. In het SMT-2 is verwoord dat de oefenterreinen Kruispeel-Achterbroek, Weerterheide, de Nassau Dietzkazerne en schietbaan Weert gehandhaafd blijven. Voor oefenterrein Boshoverheide bestaat het voornemen om een gedeelte af te stoten. De militaire oefenterreinen Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek hebben thans de status ‘Overig Oefenterrein’ (OOT). Een OOT is een oefenterrein dat is ingericht voor het uitvoeren van oefeningen voor individuele militairen en voor groepsoefeningen. Tevens lenen deze oefenterreinen zich bijvoorbeeld voor het inrichten van bivakken, commandoposten,
-9-
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
verzamelgebieden en logistieke installaties. Oefenterrein Kruispeel-Achterbroek is ook in gebruik als handgranaatbaan. De oppervlakte is gerelateerd aan het aantal militairen in de kazernes in de regio (Ministerie van Defensie, 2000). Het militair oefenterrein Weerterheide heeft als status Eenheidsoefenterrein. Een EOT is een oefenterrein dat is ingericht voor het uitvoeren van pelotonsoefeningen van gevechtseenheden en compagnieoefeningen van gevechtssteunende en logistieke eenheden. Het terrein leent zich in een aantal gevallen voor OOT-medegebruik. In het geval van de Weerterheide is sprake van een dubbel areaal waar dezelfde mogelijkheden twee maal aanwezig zijn. Defensie Milieubeleidsnota 2004 In de Defensie Milieunota 2004 (DMB2004) geeft het ministerie van Defensie aan hoe zij op haar terreinen, in haar gebouwen en in haar bedrijfsvoering omgaat met het milieu. Ook de aspecten biodiversiteit en natuur maken onderdeel uit van het milieubeleid. De DMB2004 heeft een looptijd van vijf jaar. Het milieubeleid van Defensie volgt het Rijks-, Europese en NATO-beleid. Voor natuur geldt dat Defensie streeft naar een verantwoorde afstemming tussen de militaire- en natuurfunctie van haar terreinen. Dit gebeurt op zodanige manier dat de krijgsmacht in staat wordt gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken, waarbij tegelijkertijd de natuurwaarden in stand worden gehouden. Waar mogelijk worden natuurwaarden door gericht beheer verder ontwikkeld. Defensie heeft sinds 1996 een uitgebreid monitoringsysteem voor natuurwaarden. Door middel van dit monitoringsysteem kan rekening worden gehouden met de natuurwaarden op de terreinen bij oefeningen en beheer en kan het beheer worden geëvalueerd. Defensie streeft voor haar terreinen naar typen natuur zoals vastgelegd op de Landelijke Natuurdoelenkaart van het Ministerie van LNV. 3.1.2
Provinciale plannen
Streekplan en Provinciaal omgevingsplan De provinciale plannen ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur zijn vastgelegd in het Streekplan (Provincie Noord-Brabant) en het Provinciaal Omgevingsplan (Provincie Limburg). Het gaat hierbij vooral om het realiseren van de EHS voor het jaar 2018. Aankoop van noodzakelijke gronden en het realiseren van de beoogde natuurdoeltypen staan hierbij hoog op de agenda, evenals het realiseren van Robuuste Ecologische Verbindingszones (REVZ). Deze plannen geven op hoofdlijnen het beleid voor de gehele provincie aan. Hierin wordt ook het beleid aangaande archeologische en aardkundige waarden geregeld. De oefenterreinen zijn opgenomen als gebieden met een hoge aardkundige waarde (Swart, 2006). Gebiedsplannen, Reconstructieplannen en Stimuleringsplannen In de zogeheten gebiedsplannen geven de provincies aan waar particulieren subsidie kunnen krijgen en voor welke natuurdoelen (LNV, 2008). Zij doen dit aan de hand van de streek- dan wel provinciale omgevingsplannen.
- 10 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
De gebiedsplannen zijn derhalve een gebiedsspecifieke uitwerking van het streek- dan wel Provinciale omgevingsplan. In deze gebiedsplannen kunnen ook gewenste ontwikkelingen ten aanzien van landbouw en recreatie zijn opgenomen. De Provincie Noord-Brabant heeft het streekplan uitgewerkt in verschillende gebiedsplannen. De oefenterreinen worden gevat in het natuurgebiedsplan ‘DommeldalZuidoost’. Ten aanzien van natuur- en landschap zijn de volgende doelen hierin omschreven (Provincie Noord-Brabant, 2006): • het behouden, versterken, herstellen en ontwikkelen van karakteristieke en/of zeldzame, bedreigde of moeilijk vervangbare natuur- en landschapswaarden; • het vormen van aaneengesloten natuurgebieden, om zodoende negatieve effecten te verkleinen, de beheerbaarheid te vergroten, en om zoveel mogelijk lokale grondwatersystemen, (landschaps)ecologische relaties en gradiënten te kunnen behouden of te herstellen; • het herstellen van droge en natte verbindingszones om hiermee de relaties tussen de gebieden te verstevigen en isolatie van populaties op te heffen. De provincie Limburg heeft het Provinciaal Omgevingsplan op het gebied van natuur en landschap uitgewerkt in het “Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap”. Het Limburgse deel van de oefenterreinen valt binnen het deelgebied “Midden-Limburg West” en is geclassificeerd als Natuur/bos met een belangrijke natuurfunctie. Gestreefd wordt dan ook naar behoud en herstel van de ecologische waarden. 3.1.3
Gemeentelijke plannen
Bestemmingsplan buitengebied Een bestemmingsplan regelt het gebruik van de grond, geeft aan wat de bouwmogelijkheden zijn en geeft aan waarvoor de gebouwen gebruikt mogen worden. Specifiek aan het bestemmingsplan Buitengebied is dat de waarden van natuur en landschap beschermd worden. In het bestemmingsplan buitengebied worden de eisen ten aanzien van het buitengebied die gesteld zijn in het Streekplan dan wel het Provinciaal omgevingsplan in meer detail uitgewerkt. Er wordt bepaald op welke locaties (al dan niet geconcentreerd) gebouwd mag worden, waar landbouw uit kan breiden en waar ruimte voor natuur ligt. Het Bestemmingsplan Buitengebied beoogt een soepel samenspel tussen de functies, landbouw, landschap, natuur en recreatie. Het Bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Weert is in 1998 vastgesteld. Ten aanzien van de oefenterreinen en directe omgeving zijn de functies “Recreatie”, “Bos- en Natuurgebied” en “Militair medegebruik” vastgelegd. Feitelijk betekent dit dat het huidige recreatieve gebruik is toegestaan binnen dit bestemmingsplan. De aanduiding “Bos- en Natuurgebied” betekent dat er gestreefd wordt naar behoud en herstel van de natuurlijke, landschappelijke, culturele en archeologische waarden van het gebied. Het huidige militair gebruik is vastgelegd in het bestemmingsplan. De gemeente Cranendonck beschikt nog niet over een vastgesteld bestemmingsplan buitengebied. Het concept heeft ter inzage gelegen en de verwachting is dat het bestemmingsplan buitengebied in 2009 kan worden vastgesteld. In het concept zijn de oefenterreinen en omgeving opgenomen als “Bos- en Natuurgebied” en “Natuurparel”. Beide aanwijzingen houden in dat de nadruk ligt op het behoud en herstel van de landschappelijke en ecologische waarden. Door middel van de voorwaarden behorend bij deze functies is het huidig militair gebruik toegestaan.
- 11 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
3.2 3.2.1
Regelgeving en afspraken Internationale regelgeving
Vogelrichtlijn De Vogelrichtlijn is in 1979 door de Europese Unie vastgesteld (79/409/EEG) en beoogt de bescherming en instandhouding op lange termijn van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten (exclusief Groenland) (EU, 2007a). De lidstaten moeten zorgen voor de bescherming, de instandhouding en het herstel van de biotopen en leefgebieden van deze vogels door onder andere de instelling van beschermde zones. Voor een beperkt aantal soorten (vermeld op bijlage I bij deze richtlijn en trekvogels) moeten speciale beschermingsmaatregelen worden getroffen (EU, 2007a). Habitatrichtlijn De continue achteruitgang van de natuurlijke habitats en de bedreiging voor het voortbestaan van bepaalde wilde soorten zijn een centrale zorg in het milieubeleid van de Europese Unie (EU). Richtlijn 92/43/EEG, de "Habitatrichtlijn" genoemd, heeft tot doel bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit in de lidstaten (EU, 2007b). In bijlage I bij de habitatrichtlijn (types natuurlijke habitats van communautair belang) en bijlage II (dier- en plantensoorten van communautair belang) wordt aangegeven voor welke types natuurlijke habitats en welke soorten er met het oog op hun instandhouding beschermde gebieden moeten worden aangewezen. Bepaalde daarvan zijn gedefinieerd als types habitats of soorten die "prioritair" zijn (die het gevaar lopen te verdwijnen). In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die een bijzonder strikte bescherming behoeven (EU, 2007b). In de speciale beschermingszones nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om de instandhouding van de habitats te waarborgen en hun achteruitgang te voorkomen. De gebieden van communautair belang beslaan thans ongeveer 12 procent van het grondgebied van de EU (EU, 2007b). 3.2.2
Rijksregelgeving en beleidsregels
Natuurbeschermingswet In 2005 is de Natuurbeschermingswet in Nederland van kracht geworden. Hiermee zijn de verplichtingen ten aanzien van gebiedsbescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vastgelegd in de Nederlandse wetgeving. De Natuurbeschermingswet is gericht op de bescherming van specifieke soorten en habitattypen in speciaal daarvoor aangewezen gebieden, de Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden).
- 12 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
De Vogelrichtlijngebieden zijn reeds aangewezen, de Habitatrichtlijngebieden zijn aangemeld (LNV, 2005). In het kader van de implementatie van de Natuurbeschermingswet zullen de VHR gebieden opnieuw vastgesteld worden als Natura-2000 gebieden. In bepaalde gevallen zal dit leiden tot een aanpassing van de begrenzing en de beschermingsdoelstellingen. Flora- en faunwet De Flora- en faunawet is sinds 2002 van kracht. In 2005 is de wet door middel van het Besluit wijziging Vrijstellingen ingrijpend gewijzigd. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. In deze wet is ook het soortenbeschermingsdeel uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn vastgelegd. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde) (LNV, 2006). Boswet De Boswet is in 1961 van kracht geworden en beoogt het Nederlandse bosareaal in stand te houden. De wet heeft alleen betrekking op het buitengebied en omvat alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan, met uitzondering van enkele soorten. Belangrijkste eis voortvloeiend uit deze wet is de herplantingsplicht. Binnen drie jaar na het uitvoeren van de kap moet een terrein zijn herbeplant. Beleidsregel Recreatie Defensie Het ministerie van Defensie onderkent in de Beleidsregel ‘recreatief medegebruik van defensieterreinen’, van december 2005, dat veel van haar terreinen niet alleen als militair oefenterrein worden gebruikt, maar ook een recreatief gebruik kennen. De recreatieve functie is met name te danken aan de natuurwaarden die de oefenterreinen hebben. Het ministerie van Defensie wil de recreatie de komende jaren meer ruimte bieden, maar verbindt daaraan de volgende voorwaarden: • het militaire gebruik van de terreinen is de hoofdfunctie; natuur en recreatie zijn nevenfuncties; • recreatie mag militaire oefeningen niet hinderen en geen schade toebrengen aan de natuur. Luchtvaartwet In de Luchtvaartwet is het gebruik van het Nederlandse luchtruim en grondgebruik door vliegverkeer geregeld. Landen en opstijgen mag alleen op daarvoor aangewezen luchtvaartterreinen. In het Besluit Inrichting Gebruik Niet Aangewezen Luchtvaarttereinen (BIGNAL) is een uitzondering gemaakt voor militaire helikopters om buiten deze terreinen te mogen starten en landen. Defensie heeft de Boshoverheide, Weerterheide en KruispeelAchterbroek aangewezen als terreinen waar dit mogelijk moet blijven.
- 13 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Wet Milieubeheer De Wet milieubeheer is op 1 januari 1993 ontstaan uit de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Wabm). De Wet milieubeheer (Wm) is de belangrijkste milieuwet. In deze wet zijn de gemeenschappelijke elementen van een aantal milieuwetten samengevoegd. De wet bepaalt welk (wettelijk) gereedschap kan worden ingezet om het milieu te beschermen. Een belangrijke basis voor de Wet milieubeheer is dat iedereen die weet of kan vermoeden dat zijn of haar gedrag nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen die de gevolgen zoveel mogelijk beperken of ongedaan maken (VROM, 2007). Alleen voor de Nassau Dietzkazerne, de schietbaan en voor de handgranaatbaan op oefenterrein Kruispeel-Achterbroek en de raketwerperbaan op de Boshoverheide zijn vergunningen verleend. Dit geldt niet voor de oefenterreinen zelf (hiervoor worden nooit vergunning in het kader van de Wet milieubeheer afgegeven). 3.2.3
Provinciale regelgeving
Zoals in paragraaf 3.1.2 reeds is vermeld, is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) verder uitgewerkt op provinciaal niveau als de Groene Hoofdstructuur (GHS). In de streek- en omgevingsplannen zijn de plannen ten aanzien van de EHS vastgelegd. De EHS natuurbeschermingsdoelen zijn per onderdeel van de EHS vastgelegd in een Natuurdoeltypenkaart. Hierin wordt aangegeven waar welk Natuurdoeltype gerealiseerd moet worden. Het ‘Handboek Natuurdoeltypen’ (EC-LNV, 2001) beschrijft die natuurdoeltypen. De Natuurdoeltypenkaart is niet van toepassing op de oefenterreinen, omdat deze onder afspraken tussen LNV en Defensie vallen en als zodanig buiten de provinciale regelgeving. Het Ministerie van Defensie overlegt direct met het Ministerie van LNV over de (percentages) te realiseren natuurdoeltypen. Deze afspraken kunnen in overleg met LNV worden gewijzigd. Voor de oefenterreinen zijn de volgende natuurdoeltypen van toepassing: • natte heide en hoogveen; • droge heide; • zandverstuiving; • bos van arme gronden; • multifunctioneel bos. Volgens afspraak met het Ministerie van LNV moeten de volgende percentages gerealiseerd worden binnen de oefenterreinen: • Boshoverheide: Droge heide = 15%; Bos van arme gronden = 30%; Multifunctioneel bos = 10%; • Weerterheide: Droge heide = 25%; Zandverstuiving = 10%; Bos van arme gronden = 40%; Multifunctioneel bos = 20%; geen type = 5%; • Kruispeel: Natte heide en hoogveen = 39%; Droge heide = 13%; Bos van arme gronden = 41%; Multifunctioneelbos = 6%; geen type = 1%. In tegenstelling tot de Natuurdoeltypenkaart van de provincie, is in de afspraken met LNV de ruimtelijke ligging van de Natuurdoeltypen niet vastgelegd en kunnen deze dus gerealiseerd worden waar dat uitkomt. Dit biedt een zekere vrijheid bij de invulling ervan.
- 14 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
2
Aardkundige waarden In de provincie Noord-Brabant is beleid inzake aardkundige waarden uitgewerkt in de Provinciaal Aardkundige kaart. De provincie wil deze aardkundige waarden behouden vanwege de ecologische en cultuurhistorische betekenis, ook omdat zij onvervangbaar zijn. Vanuit die gedachte heeft de Provincie 40 gebieden van provinciale of nationale betekenis opgenomen in het streekplan en voorzien van aanvullende ruimtelijke bescherming. De Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart is de concrete uitwerking van die 40, tot nu toe alleen globaal begrensde, gebieden en bestaat uit een kaartatlas (schaal 1:25.000) en een toelichting. De Weerterheide is als één van de waardevolle gebieden aangegeven. De kaart is dan ook bedoeld om de kennis over aardkundige waarden te vergroten en om te inspireren tot verankering van dit thema in planvorming, uitvoering en beheer. 3.2.4
Gemeentelijk regelgeving en beleidsregels
Voor zover bekend hebben de gemeenten Weert en Cranendonck geen regelgeving ten aanzien van de oefenterreinen opgesteld in de vorm van bijvoorbeeld een Algemeen Plaatselijke Verordening. 3.3
Maatschappelijk context
In de jaren zestig zijn de Weerterheide, de Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek in gebruik genomen door Defensie. In het plangebied wordt sinds eind jaren negentig samengewerkt op het gebied van recreatie- en natuurontwikkeling door diverse Nederlandse en Vlaamse overheden. Dit samenwerkingsverband genaamd het Grensoverschrijdende Landschap Kempenbroek is mede tot stand gekomen door Europese subsidies. Het samenwerkingsverband heeft als doel om alle sociaal economische ontwikkelingen in een bredere (grensoverschrijdende) context op een verantwoorde wijze samen te laten gaan met de aanwezige natuur- en cultuurhistorische waarden. Het samenwerkingsverband bestaat uit onder meer: provincies Noord-Brabant en (Belgisch) Limburg, de betreffende Nederlandse en Belgische gemeenten, Natuur- en milieucentrum Weert, Agentschap voor Bos en natuur, terreineigenaren zoals Natuurmonumenten, Limburgs landschap, Vlaamse landmaatschappij, Waterschap Peel en Maasvallei, particulieren en Defensie. Ook belangenverenigingen worden regelmatig uitgenodigd om deel te nemen aan overleggen. Het gebied heeft naast publieke (defensie) en commerciële (Kempen airport/DIC) functies een belangrijke regionale functie voor recreatie (Weerterbergen, uitloop woonkernen Budel en Weert, Blaakven aan de Nederlandse zijde). Door de vele veranderingen in het gebied in de afgelopen tientallen jaren is de vroegere uithoek veranderd in een gebied waar veel samenkomt en met een groot aantal ontwikkelingen.
2
Dit betreft de provinciale uitwerking van het landelijk beleid dat gericht is op het op gang brengen van een
bewustwordingsproces waarin duidelijk wordt dat aardkundige waarden onlosmakelijk verbonden zijn met een “mooie” en diverse leefomgeving.
- 15 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
3.4
Juridische achtergronden
Zoals reeds eerder aangehaald zijn vergunningen in het kader van de Wet Milieubeheer afgegeven voor; • Nassau Dietzkazerne; • Handgranaatbaan Kruispeel-Achterbroek; • Schietbaan oefenterrein Weerterheide; • Raketwerperbaan Boshoverheide. Deze vergunningen regelen de toegestane geluidsbelasting voor grondgebonden geluid. Geluidsbelasting kan potentieel verstorend zijn voor allerlei diersoorten gedurende de gevoelige perioden (voortplantingsseizoen). Binnen de oude vergunningen (voor inwerkingtreding van de Wet Milieubeheer) van de handgranaatbaan en de raketwerperbaan is geen geluidsruimte en daarmee samenhangend geluidsonderzoek vastgelegd zoals thans is voorgeschreven. Ten aanzien van medegebruik zijn alleen de vergunningen met een permanent karakter (tot wederopzegging) weergegeven. Er zijn vergunningen aangegaan voor medegebruik door de dienst domeinen met: • Scouting Nederland voor het gebruik van bivakken en wegen en paden op KruispeelAchterbroek en Weerterheide; • Motorcrossvereniging voor het hebben en gebruiken van een crossterrein op Weerterheide; • het hebben, gebruiken en onderhouden van recreatieve routes (5x) (wandelen, ATB, ruiters) op alle drie de oefenterreinen; • het gebruiken van een gedeelte van oefenterrein Boshoverheide ten behoeve van modelvliegen • het houden en bemonsteren van peilbuizen ten behoeve van grondwateronderzoek (3x) op alle drie de oefenterreinen; • het onderhouden van kabels en masten hoogspanningsnet op de Weerterheide (2x); • het hebben van een schuilhokje en springschutting en gebruik van een grasveldje op Weerterheide; • het vegetatiebeheer (begrazing) door runderen op Kruispeel-Achterbroek. In het kader van de monumentenwet voert Dienst Vastgoed Defensie periodiek verplicht werkzaamheden uit aan het urnenveld op de Boshoverheide. Hierbij worden de grafvelden boomvrij gehouden (afzetten opslag), wordt de grasvegetatie op de graven gemaaid en worden al te rigoureuze ingravingen van konijnen in de grafheuvels weer hersteld. Verder mogen geen activiteiten worden ondernomen die het monument schade kunnen berokkenen. Op dit terreindeel zijn militaire voertuigen niet toegestaan (zie bijlage 3). Mogelijk worden er in de toekomst beperkingen gesteld aan een terreindeel, aansluitend aan het urnenveld waar in 2003 een oud (mogelijk prehistorisch) wegenpatroon is ontdekt (zie figuur 3.1; Ancker & Jungerius, 2003). Het Ministerie van defensie is voornemens om militaire vliegactiviteiten onder te brengen in een landelijke vergunning. Deze (mogelijke) vliegactiviteiten worden in dit deelbeheerplan buiten beschouwing gelaten.
- 16 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Figuur 3.1: Historisch wegenpatroon (Naar Ancker & Jungerius, 2003) Tussen de pijlen de tracés van de oude (variabel liggende) weg naar Weert. De inzet laat het wegenpatroon tussen de twee moerasgebieden (smalle doorgangen) schematisch zien.
- 17 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
4
NATUURLIJKE KENMERKEN
In onderstaande paragrafen worden de huidige waarden van het gebied, de ecologische samenhang en het internationaal belang van het gebied in kaart gebracht. 4.1
Geologie en geomorfologie
In Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven bevinden de Pleistocene afzettingen zich op minder dan 3 meter beneden maaiveld. Het gaat hier om de formatie van Twente, die voornamelijk bestaat uit dekzand met plaatselijk löss en/of verspoeld zand en leem. Vooral eolische processen speelden hierbij een voorname rol. Hieronder bevindt zich de Formatie van Eindhoven, bestaand grof en fijn zand met leem van lokale oorsprong. De ondergrond bestaat uit grove, grindhoudende zandige afzettingen van de grote rivieren (Formatie van Sterksel) (Swart, 2006; Atlas van Nederland, 2007). Het resultaat is een landschapsbeeld dat wordt gekenmerkt door een relatief groot reliëf, veroorzaakt door de hoog opgewaaide heuvels en uitgestoven laagtes (Swart, 2006). De dekzandruggen komen niet alleen tot uiting in maaiveldhoogte, maar ook in de grondwaterstanden. 4.2
Bodem en waterhuishouding
De bodem in dit gebied wordt gekenmerkt door een complex van, al dan niet lemig, fijn (dek)zand (Swart, 2006; Atlas van Nederland, 2007; LNV, 2008). De bodemkaart laat zien dan het hele gebied bestaat uit een complex van podzolgronden (veld- en haarpodzolgronden) en vaaggronden (vlak- en duinvaaggronden). De voorkomende 3 bodemtypen bestaan allen uit leemarm en (zwak) lemig fijn zand , hetgeen volledig verklaard kan worden vanuit de ontstaansgeschiedenis (Swart, 2006; Atlas van Nederland, 2007). Een uitzondering hierop vormt de bodem onder het Ringselven. Hier komen lokaal vlierveengronden (in het westelijke deel) en moerige podzolgronden voor (Bodemkaart van Nederland, 2007). De Weerter- en Budelerbergen is gelegen op een dekzandrug waardoor het gebied fungeert als infiltratiegebied. Het Ringelselven ligt in een laagte op de dekzandrug . Hier stroomt lokale kwel vanuit de flanken toe. Het ven wordt omringd door de hoger gelegen Laurabossen en de Weerter- en Budelerbergen. De grondwaterstand in het gebied varieert tussen de grondwatertrappen III en VII. Dit betekent dat de grondwaterstand varieert tussen de 40 (III GHG) en >120 (VII GLG) centimeter benden maaiveld. De bodemvorming heeft dan ook buiten het bereik van het grondwater plaatsgevonden (Swart, 2006). Grondwatertrap II (GLG 50-80 cm –mv; GHG aan of boven maaiveld) komt in het Ringselven voor.
3
Dit betekent dat de leemfractie 10 tot 50 procent bedraagt en het substraat korrels kent van 50 tot 210 µ.
- 18 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
De grondwaterkaart van Nederland (1:100.000) laat zien dat het water uit het eerste watervoerend pakket (Formatie van Sterksel en Veghel) in noordwestelijke richting stroomt. Aangezien het plangebied voornamelijk infiltratiegebied is, vindt nauwelijks afvoer van oppervlaktewater plaats. Er zijn dan ook weinig sloten en watergangen in het gebied aanwezig. Uitzondering vormt Kruispeel-Achterbroek. De Kruispeel is een heide- en bosterrein. De Kruispeel heeft in de middeleeuwen aan de rand van het grote aaneengesloten hoogveengebied gelegen. Het oefenterrein is waarschijnlijk echter nooit een met veen overdekt gebied geweest, maar bleef een droge, hoger gelegen droge zandkop. Volgens de bodemkaart kende het gebied grondwatertrap VII (GHG grondwaterstand >80, GLG >120). Toch was het gebied vroeger erg nat, met name in de wintermaanden. Het militair gebruik was de belangrijke reden om het gebied vrijwel geheel van rabatten en ontwateringsgreppels te voorzien. Door de aanleg van talloze rabatten, de diep gegraven ontwateringsgreppels in het gebied en de snelle waterafvoer in het omringende agrarische gebied is het gebied sterk ontwaterd en is de grondwaterstand sterk gedaald (DWG&T, 2002). De oefenterreinen worden onder andere gescheiden door de Zuid-Willemsvaart. Dit kanaal is gegraven door het in het gebied aanwezige reliëf van zandruggen. Hierdoor heeft het kanaal langs sommige tracés een drainerende werking, terwijl langs andere tracés (vooral nabij de Tungelroyse beek) kwel vanuit het kanaal optreedt. 4.3
Chemische invloeden
De depositie van vermestende en verzurende stoffen in Nederland vertoont een gestaag dalende trend dankzij inspanningen van verschillende overheden en de agrarische en industriële sector zelf. De Nederlandse agrarische sector levert met 44 procent de grootste bijdrage aan de totale stikstofdepositie op Nederland. Deze depositie bestaat vrijwel alleen uit ammoniak. In oostelijk Brabant, waarin het gebied gelegen is, is sprake van een relatief hoog aandeel intensieve veehouderij. Dit valt af te lezen aan de productie van vermestende stoffen in de regio. In de regio wordt gemiddeld circa 301 tot 516 kilogram stikstof (N-totaal in dierlijke mest exclusief gasfase) per hectare geproduceerd en circa 121 tot 257 kilogram fosfaat (P2O5 in dierlijke mest). Omdat de bodem in deze regio voornamelijk bestaat uit goed doorlatend zand, spoelt een groot deel van de stikstof uit naar het grondwater (MNC, 2007). Dit heeft een grote invloed op de voedselrijkdom van het water in het Ringselven. De 4 atmosferische depositie in dit ven is ook circa 1 tot 2 keer hoger dan de critical load (MNC, 2007). De verzurende depositie in het gebied bedraagt circa 2300 tot 3500 mol zuur per hectare per jaar (SOx, NOx en NHx). De vermestende depositie (stikstof) bedraagt circa 1650 tot 2500 mol per hectare per jaar (MNC, 2007). In 2004 heeft de Stichting Natuur en Milieu laten berekenen wat de overschrijding van de critical load voor de Nederlandse Habitatrichtlijngebieden is in termen van vermestende depositie. Hieruit komt naar voren dat de maximale depositie in het jaar 2000 38 en 60 kg/N/ha per jaar bedroeg in respectievelijk het Ringselven en het Weerterbos. Dit betekent een overschrijding van de critical load van respectievelijk 21 en 38 kg/N/ha per jaar (Stichting Natuur en Milieu, 2004).
4
Dit is de maximale depositie die op mag treden voordat het ecosysteemtype hier nadelige gevolgen van
ondervindt.
- 19 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Naast verzurende en vermestende depositie zal er in het gebied rondom het Ringselven ook sprake zijn van water- en bodemvervuiling met zink, als gevolg van de lange aanwezigheid van de Zinkfabriek. In de huidige situatie heeft de zinkfabriek een zogeheten grondwaterbeheerssysteem, vooral om te voorkomen dat mobiel zink in het omringende grondwater terecht komt. Hierbij wordt door middel van putten, welke in een ruime cirkel rondom de fabriek liggen, grondwater opgepompt en vervolgens gezuiverd. Dit gezuiverde water wordt geloosd op de Tungelroyse beek. Hierdoor wordt voorkomen dat vervuild grondwater uit de directe omgeving van de zinkfabriek afstroomt naar de omgeving (Pruijn et al., 2003). Voor de terreinen van defensie is dit systeem nauwelijks van belang omdat deze hoger liggen dan de Zinkfabriek en er toch geen grondwater die kant op afstroomt. 4.4
Landschappelijke beschrijving
Het gebied maakt deel uit van de hoge zandgronden, waarin naast het typische heidelandschap ook stuifzand aanwezig is (Swart, 2006). Vermoedelijk heeft als gevolg van de vestiging van de zinkfabriek begin twintigste eeuw een zodanige toxische belasting van het gebied plaatsgevonden dat bestaande stuifzanden lang in stand konden blijven omdat vegetatieontwikkeling in sterke mate werd geremd. Aanplant van bos op grote delen van het gebied was nauwelijks mogelijk. In de prehistorie lijkt het gebied niet bewoond te zijn geweest. Er liepen wel wegen doorheen en er werden doden begraven. Aan de noordoostzijde van de Boshoverheide ligt een urnenveld dat tussen 1100 en 700 v Chr (de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd) is aangelegd. In deze periode werden de doden gecremeerd, waarna hun as werd begraven in aardewerken potten (urnen). Boven elk graf werd een laag heuveltje opgeworpen, dat extra werd geaccentueerd met een greppel rondom (kringgreppel). In de loop van enkele eeuwen ontstond op die wijze een aaneengesloten veld van ronde heuveltjes. Veel urnenvelden zijn in de negentiende en twintigste eeuw verdwenen als gevolg van ontginning van heidevelden. Op de Boshoverheide krijgt men een goede indruk hoe een dergelijk urnenveld er oorspronkelijk uitzag. Tegen het einde van de negentiende eeuw waren er nog ruim 200 grafheuveltjes zichtbaar, maar het oorspronkelijke aantal was nog groter. In de afgelopen jaren is een groot deel van het urnenveld archeologisch onderzocht. De heuveltjes zijn daarna gerestaureerd. Tot de negentiende eeuw was het gebied vooral van belang voor het houden van schapen op de uitgestrekte heidevelden. De mest van de schapen en heideplaggen werden gebruikt voor de bemesting van bouwland langs de beken in de omgeving, maar het gebied zelf bestond hoofdzakelijk uit ‘woeste gronden’. Het gebruik van de zandgronden (als wegen en het plaggen van de heide) hebben geleid tot zandverstuivingen die nu in belangrijke mate bepalend zijn voor het karakter van het gebied. Eind jaren vijftig zijn de Weerter- en Boshoverheide door defensie als oefenterrein aangekocht (Swart, 2006). In de jaren zestig tot begin jaren zeventig werd de Weerterheide zeer intensief gebruikt voor gemechaniseerde oefeningen. Dit gebruikt zal in combinatie met de toxische belasting ongetwijfeld een belangrijke rol hebben gespeeld in het voorkomen van grootschalige stuifzanden.
- 20 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Na midden jaren zeventig nam de dynamiek sterk af door het verminderde gebruik, de aanplant van bosjes (in de jaren zeventig tot in de jaren tachtig zijn in het gebied tussen de spoorlijn en de Geuzendijk door defensie haaks op de heersende windrichting bosjes aangeplant om enerzijds überhaupt militair oefenen mogelijk te maken en anderzijds te voorkomen dat de geuzendijk en het spoor volledig overstoven zouden raken) en de verminderde uitstoot van de zinkfabriek en begon het terrein te verbossen. Bijzonder is dat zandverstuivingen in oefenterrein Weerterheide in de loop der tijd drie keer zijn ontstaan. In de Bronstijd zijn als gevolg van de brandcultuur voor het eerst stuifzanden ontstaan. Gedurende de middeleeuwen neemt het areaal stuifzand, als gevolg van het intensieve gebruik van de heide, behoorlijk toe. Na de middeleeuwen neemt het areaal stuifzand wederom toe als gevolg van de intensieve plaggenlandbouw (Swart, 2006). Op de Boshoverheide zijn de zandverstuivingen ontstaan door het vertrappen van de bovengrond op lokale wegen. Na de introductie van kunstmest nam het belang van het gebied voor de productie van mest en plaggen af. Het gebied raakte begroeid door bosopslag en aanplant. In figuur 4.1 is het “verbossingsproces” in de tijd geïllustreerd. Het is de wens van Defensie het stuifzand waar mogelijk te herstellen binnen de oefenterreinen Weerterheide en Boshoverheide. In Kruispeel-Achterbroek zijn nooit stuifzanden aanwezig geweest. Dit terrein bestaat voor circa zestig procent uit heide en voor circa veertig procent uit bos. Momenteel vindt er peilbeheer plaats om het water langer vast te houden zonder dat dit ten koste gaat van het militaire gebruik. Het terrein is samen met de Weerterheide en Boshoverheide in de jaren vijftig in eigendom en gebruik genomen door defensie. Van de oorspronkelijke militaire inrichting zijn alleen de handgranaatbaan en het bivakterrein gehandhaafd. In de jaren zeventig zijn twee schietbanen en een hindernisbaan opgeheven.
- 21 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Figuur 4.1: Verbossing oefenterreinen Weerterheide en Boshoverheide (Swart, 2006)
- 22 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
4.5 4.5.1
Huidige natuurwaarden (Natura 2000) Habitattypen
Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven is aangewezen ter bescherming van drie habitattypen (zie ook tabel 4.1): • oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea (zwakgebufferde vennen); • kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davalianae (Galigaanmoerassen); • Veenbossen. Hieronder wordt beschreven welke habitattypen in de oefenterreinen voorkomen. Voor een uitgebreide beschrijving van de habitattypen wordt verwezen naar bijlage 4. Vegetatiekarteringen in de oefenterreinen (Pahlplatz & Haveman, 1999; Pahlplatz & Ravensberg, 2002) laten zien dat geen van de voor de drie habitattypen kenmerkende soorten in de oefenterreinen zijn aangetroffen. Ook tonen zij aan dat soorten die gerekend worden tot een gedegradeerde vorm van deze habitattypen niet voorkomen. In tabel 4.1 zijn de bevindingen samengevat. De in deze tabel weergegeven trend betreft de trend in de oefenterreinen. Recente inventarisaties door Gilissen & Ronde (2006, 2008) geven geen aanleiding tot wijzigen van het bovenstaande. Uit het bovenstaande blijkt dat geen van de habitattypen die beschermd zijn in Natura 2000gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven voorkomen in delen van dit gebied die onder het beheer van het Ministerie van Defensie vallen. Omdat er geen basis aanwezig is die zou kunnen leiden tot de ontwikkelingen van deze typen binnen de terreinen die beheerd worden door het Ministerie van Defensie (rompgemeenschappen) is het zeer onwaarschijnlijk dat deze habitattypen zich hier laten ontwikkelen. Het (zeer) droge karakter van de oefenterreinen Weerterheide en Boshoverheide maakt dit voor deze terreinen alleen maar onwaarschijnlijker. Tabel 4.1: Habitattypen in de oefenterreinen
Habitattype
Oppervlakte
Kwaliteit
Naam en nummer Zwakgebufferde vennen [H3130]
ha 0
+/-
Galigaanmoerassen [H7210]
0
-
Veenbossen [91D0]
0
-
+: relatief goed; -: relatief slecht; = : geen verandering; ? : Onbekend
- 23 -
Uitleg Kwaliteit Komt niet voor Komt niet voor Komt niet voor
Trend +/-/= Nvt Nvt Nvt
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
4.5.2
Habitatrichtlijnsoorten
In Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven zijn drie soorten van belang: • Kleine modderkruiper; • Kamsalamander; • Drijvende waterweegbree. Hieronder wordt beschreven welke habitatrichtlijnsoorten in de oefenterreinen voorkomen. Voor een uitgebreide beschrijving van de habitattypen wordt verwezen naar bijlage 4. De Kamsalamander is in Kruispeel-Achterbroek niet aangetroffen (Pahlplatz en Haveman, 1999). Bij de inventarisatie van de Weerter- en Boshoverheide (Pahlplatz en Ravensberg, 2002) is niet specifiek naar amfibieën gezocht. Het is niet onmogelijk dat de Kamsalamander in het ven aan de noordoost kant van de Weerterheide voorkomt. Er is hier echter nooit een Kamsalamander aangetroffen en de kans dat de soort hier voorkomt wordt als uiterst gering geacht. Door de beperkte omvang en de geïsoleerde ligging van het ven is hier zeker geen belangrijke populatie aanwezig. Drijvende waterweegbree is in de oefenterreinen niet waargenomen (Pahlplatz & Haveman, 1999; Pahlplatz & Ravensberg, 2002). Binnen de oefenterreinen zijn geen geschikte standplaatsen voor deze waterplant aanwezig. Uit het bovenstaande blijkt dat de Kleine modderkruiper en Drijvende waterweegbree niet voorkomen in de oefenterreinen. Recente inventarisaties door Gilissen & Ronde (2006, 2008) geven geen aanleiding tot wijziging van het voorgaande. Het voorkomen van de Kamsalamander in de oefenterreinen Weerterheide en Boshoverheide kan niet worden uitgesloten. In tabel 4.2 zijn de bevindingen samengevat. De in deze tabel weergegeven trend betreft de trend in de oefenterreinen. Tabel 4.2: Habitatrichtlijnsoorten in de oefenterreinen
Habitattype Naam en nummer Kleine modderkruiper [H1149] Kamsalamander [H1166]
Aant al aant al 0
Kwalitei t +/-
Uitleg Kwaliteit
Tren d +/-/=
-
Komt niet voor.
N.v.t .
?
-
Aanwezige habitats marginaal geschikt voor deze soort. Potentieel geschikte gebieden liggen bijzonder geïsoleerd. Komt niet voor.
?
Drijvende 0 waterweegbree [H1831] +: relatief goed; -: relatief slecht; = : geen verandering; ? : Onbekend
- 24 -
N.v.t .
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
4.5.3
Vogelrichtlijnsoorten
Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven is vanuit de Vogelrichtlijn aangewezen ter bescherming van een drietal broedvogels: • Nachtzwaluw; • Boomleeuwerik; • Roodborsttapuit. Hieronder wordt beschreven welke vogelrichtlijnsoorten in de oefenterreinen voorkomen. Voor een uitgebreide beschrijving van de vogelrichtlijnsoorten wordt verwezen naar bijlage 4. Overigens blijkt uit de meest recente inventarisatie (Gilissen & Ronde, 2008) dat alle ecologische groepen een toename laten zien; slechts een handvol soorten neemt af. Voor de soorten van open landschappen is een duidelijke toename te zien (Wulp-groep, Geelgors-groep, Roodborsttapuit-groep). Overigens wordt de Roodborsttapuit gerekend tot de Roodborsttapuitgroep en de Boomleeuwerik en de Nachtzwaluw tot de Geelgors-groep. Er hebben zich geen grote veranderingen in verspreiding van de vogelgroepen voorgedaan, met uitzondering van de holenbroeder-groepen. Deze groep ontbrak in het zuidwesten van het gebied in 2001, maar heeft dit terreindeel nu volledig gekoloniseerd. Wel laten de vogelrichtlijnsoorten een lichte verplaatsing in zuidelijke richting zien (zie ook bijlage 4).
- 25 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Nachtzwaluw Uit inventarisaties van Pahlplatz & Haveman (1999) en Pahlplatz & Ravensberg (2002) blijkt dat de Nachtzwaluw als broedvogel alleen voorkomt in de oefenterreinen Weerterheide en Boshoverheide. Gegevens voor Kruispeel-Achterbroek ontbraken toen. Uit de inventarisatie van Gilissen & Ronde (2006, 2008) blijkt dat het aantal territoria van de Nachtzwaluw in Weerter- en Boshoverheid tussen 2001 en 2007 is gestegen van 13 naar 16 stuks. In Kruispeel-Achterbroek is het aantal gestegen van 0 naar 5 territoria. Hierbij moet opgemerkt worden dat met name in Kruispeel-Achterbroek in 2006 véél intensiever is geïnventariseerd in voorgaande jaren. Resultaten zijn hierdoor minder vergelijkbaar. Het aantal territoria van de Nachtzwaluw in de oefenterreinen gedurende 2005-2007 bedroeg daarmee 21 stuks. Net iets meer dan het instandhoudingsdoel van 20 paren voor het hele Natura 2000 gebied. De ruimtelijke verspreiding van de territoria is niet noemenswaardig veranderd, hoewel nu ook Kruispeel-Achterbroek gekoloniseerd lijkt te zijn door deze soort. Wel lijkt een toename van het aantal territoria ten noorden van de Geuzendijk aan de orde. De Nachtzwaluw komt voornamelijk tot broeden in de terreinen waar de laagste gebruiksdruk verwacht wordt. Figuur 4.2: Verspreiding van Nachtzwaluw in 1999 in Weerterheide en Boshoverheide
Nachtzwaluw
1999
- 26 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Boomleeuwerik De Boomleeuwerik komt voor in zowel Weerter- en Boshoverheide als KruispeelAchterbroek (Pahlplatz & Haveman, 1999; Pahlplatz & Ravensberg, 2002). De recente inventarisaties van Gilissen & Ronde (2006, 2008) laten zien dat het aantal territoria van de Boomleeuwerik in de oefenterreinen is gestegen van 59 naar 64 stuks gedurende de periode 2001-2007. Over de drie oefenterreinen laat deze soort een stijgende trend zien, maar in Kruispeel-Achterbroek is het aantal territoria gedaald van 4 naar 3 stuks. De ruimtelijke verspreiding van de Boomleeuwerik is niet significant veranderd gedurende 2001-2007. Wel lijkt een verschuiving in zuidelijke richting aan de orde binnen oefenterrein Weerterheide. Het aantal territoria ten noorden van de Geuzendijk lijkt te zijn afgenomen, terwijl het aantal territoria ten zuiden van deze weg en in Boshoverheide juist lijkt te zijn toegenomen. Figuur 4.3: Verspreiding van Boomleeuwerik in 1999 in Weerterheide en Boshoverheide (links) en Kruispeel-Achterbroek (rechts)
Boomleeuwerik
1999
- 27 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Roodborsttapuit Ook de Roodborsttapuit komt voor in alle drie de oefenterreinen. Binnen de oefenterreinen zijn de territoria van de Roodborsttapuit steeds gebonden aan heideterreinen. Gilissen & Ronde (2006, 2008) laten zien dat het aantal territoria van de Roodborsttapuit in de drie oefenterreinen is toegenomen van 21 naar 41 gedurende de periode 2001-2007. Een spectaculaire stijging, die vooral toe te schrijven is aan de oefenterreinen Weerter- en Boshoverheide. Dit aantal ligt bovendien ook ruim boven het gestelde instandhoudingsdoel van 20 paar voor het hele Natura 2000 gebied. De Ruimtelijke verspreiding van de soort binnen de oefenterreinen is nauwelijks veranderd. Wel is de dichtheid in met name oefenterrein Boshoverheide sterk toegenomen. Ook net ten noorden van de Geuzendijk is een verdichting van het aantal territoria te zien. In de meest intensief gebruikte terreinen is de dichtheid nagenoeg gelijk gebleven. Geschiktheid van de habitats in de oefenterreinen De spectaculaire toename van de Roodborsttapuit in de oefenterreinen kan duiden op een verruiging van de open habitats. Van de drie vogelrichtlijnsoorten is de Roodborsttapuit de soort die het minst behoefte heeft aan korte vegetatie. De soort is immers ook bekend uit oeverhoekjes in extensief agrarisch gebied. Deze ontwikkeling is potentieel nadelig voor de Nachtzwaluw en de Boomleeuwerik. De trend van vergrassing en verruiging is overigens ook op te maken uit Gilissen & de Ronde (2008). Figuur 4.4: Verspreiding van Roodborsttapuit in 1999 in Weerterheide en Boshoverheide (links) en Kruispeel-Achterbroek (rechts)
1999
- 28 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Figuur 4.5: Verspreiding van de vogelrichtlijnsoorten in 2006 in Weerterheide en Boshoverheide (boven) en Kruispeel-Achterbroek (onder)
- 29 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
In tabel 4.3 zijn de resultaten van de inventarisaties voor de drie vogelrichtlijnsoorten samengevat. De weergegeven trend betreft de trend binnen de oefenterreinen. Tabel 4.3: Vogelrichtlijnsoorten in de oefenterreinen Habitattype Naam en nummer Nachtzwaluw [A224]
Aantal Broedparen
Kwaliteit +/-
21
+
Boomleeuwerik [A246]
64
+
Roodborsttapuit [A276]
41
+
Uitleg Kwaliteit
Trend +/-/=
De voor deze soort geschikte habitattypen zijn in de oefenterreinen aanwezig en worden door middel van beheer verder ontwikkeld waar mogelijk. Verruiging vormt een bedreiging. De voor deze soort geschikte habitattypen zijn in de oefenterreinen en daarbuiten aanwezig en worden door middel van beheer verder ontwikkeld waar mogelijk. Verruiging vormt een bedreiging. De voor deze soort geschikte habitattypen zijn in de oefenterreinen aanwezig en de autonome ontwikkeling van de vegetatiestructuur (ondanks de beheersinspanningen) zijn gunstig voor deze soort. Het areaal geschikt habitat neemt toe, hetgeen nadelig is voor de overige twee soorten.
+
+
+
+: relatief goed; -: relatief slecht; = : geen verandering; ? : Onbekend 4.5.4
Waarden van beschermd natuurmonument
Het Natura 2000-gebied -of delen daarvan- waartoe de oefenterreinen behoren zijn niet aangewezen als Beschermd- dan wel Staatsnatuurmonument. Overigens komt de aanwijzing als Beschermd- dan wel Staatsnatuurmonument te vervallen wanneer een gebied wordt aangewezen als Natura 2000-gebied.
- 30 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
5
BESTAAND GEBRUIK EN BEHEER
De oefenterreinen Weerter- en Boshoverheide worden voornamelijk gebruikt voor activiteiten als bivakkeren, veldoefeningen en oefeningen met militaire voertuigen (zowel rups- als wielvoertuigen) (Swart, 2006). Wat in gebieden binnen een oefenterrein wel en niet is toegestaan is opgenomen op de Standaard Oefenkaarten (bijlage 3). Naast een aantal algemene gebruiksregels (onder andere: voorkom schade aan natuur, gebruik geen levend groen als camouflage materiaal, gooi na afloop van oefeningen kuilen weer dicht), kunnen hierop ook terreinspecifieke gebruiksvoorwaarden worden vastgelegd. In aanvulling op de Standaard Oefenkaarten is er het voorschrift “Gebruik Oefen- en Schietterreinen”. Dit voorschrift bevat per terrein de algemene gebruiksregels en de specifieke voorschriften (Swart, 2006). Het gebruik van de terreinen kan bestaan uit: • rijden; • lopen; • vliegen; • varen; • fietsen; • paardrijden; • graven; • schieten; • stationaire activiteiten; • handgranaatwerpen; • gebruik pyrotechnische middelen. Hieronder worden de bovengenoemde gebruiksvormen en de daaraan gelieerde verstoringscomponenten afzonderlijk besproken. Militair en recreatief gebruik worden afzonderlijk behandeld. 5.1 5.1.1
Militair gebruik Rijden
Onder rijden wordt verstaan het rijden met wielvoertuigen (auto’s vrachtwagens en motoren) dan wel rupsvoertuigen. Voertuigen maken voornamelijk gebruik van de zandbanen, zandwegen en de zogenaamde Free-For-All terreinen. Tijdens oefeningen verplaatsen de voertuigen zich veelvuldig. Het gaat hierbij merendeels om vrachtauto’s en jeeps. Bospaden worden voornamelijk bereden door vrachtauto’s en jeeps. In de praktijk blijkt dat vooral de zandbanen en de kale zandplekken (zandverstuivingen) binnen het vrije terrein worden gebruikt bij rupsvoertuigmanoeuvres. Ook worden de bivak- en verzamelterreinen aangedaan door rijdende voertuigen, waardoor het rijden zowel overdag als ’s nachts plaatsvindt. De meeste voertuigbewegingen vinden echter overdag plaats.
- 31 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Wielvoertuigen zijn toegestaan in alle drie de oefenterreinen. Oefeningen met rupsvoertuigen mogen alleen plaatsvinden binnen oefenterrein Weerterheide. Dergelijke voertuigen maken hier gebruik van enkele grotere zandbanen en zandwegen, alsmede van een deel van de zandverstuivingen. Oefeningen met voertuigen vinden hoofdzakelijk plaats in het gebied tussen Geuzendijk en de spoorlijn. 5.1.2
Lopen
Tijdens de oefeningen wordt veelvuldig, regelmatig door grote groepen mensen, in de daarvoor bestemde terreinen gelopen dan wel gerend. Lopen dan wel rennen vindt zowel overdag als ‘s nachts plaats en kan overal in het terrein voorkomen. 5.1.3
Vliegen
Voor de drie oefenterreinen bestaat de mogelijkheid om met hefschroefvliegtuigen te mogen starten en landen. De laatste jaren zijn er geen helikopters meer geland in deze terreinen. Andere militaire vliegactiviteiten zijn niet aan de orde binnen de drie onderhavige oefenterreinen. 5.1.4
Varen
In de oefenterreinen Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek is geen sprake van activiteiten die vallen onder varen. 5.1.5
Graven
In het kader van militaire oefeningen is het toegestaan handmatig dan wel machinaal te graven. Graven is alleen in de daarvoor aangewezen terreinen toegestaan. Wanneer er sprake is van handmatig graven wordt het graven van ligsleuven dan wel schuttersputjes bedoeld. Deze zijn doorgaans niet dieper dan 1 meter. Machinaal graven is toegestaan tot een diepte van 2 meter beneden maaiveld. Aan het eind van de oefeningen worden de gegraven gaten weer gedicht met het eerder uitgegraven materiaal. In oefenterrein Weerterheide zijn machinale ingravingen tot een diepte van 2 meter toegestaan in het vrije terrein. Handmatige ingravingen zijn toegestaan in de bivakterreinen en de verzamelgebieden. In de oefenterreinen Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek zijn alleen handmatige ingravingen toegestaan in het pioniersterrein (Boshoverheide) en de bivakterreinen (Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek). 5.1.6
Schieten
Het gebruik van vuurwapens is onlosmakelijk verbonden met het militair gebruik van terreinen. Schietoefeningen kunnen plaats vinden binnen daarvoor aangewezen schietbanen. In oefenterrein Weerterheide is een schietbaan aanwezig. Tijdens oefeningen worden veelvuldig met oefenmunitie (blancs) schietactiviteiten tijdens gevechtshandelingen gesimuleerd. Deze activiteit kan door het gehele oefenterrein plaatsvinden. 5.1.7
Fietsen
Voor zover bekend worden bij de militaire oefeningen geen fietsen gebruikt in de oefenterreinen Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek.
- 32 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
5.1.8
Paardrijden
Voor zover bekend worden bij de militaire oefeningen geen paarden gebruikt in de oefenterreinen Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek. 5.1.9
Stationaire activiteiten
Onder stationaire activiteiten wordt vooral bivakkeren verstaan. In de daarvoor aangewezen terreinen worden (kleine) kampementen opgeslagen bestaande uit een aantal tenten en opstellingen van enkele voertuigen zoals jeeps of vrachtwagens. Bivakterreinen zijn in alle drie de oefenterreinen aanwezig. 5.1.10 Handgranaatwerpen Granaatwerpen vindt plaats op een handgranaatbaan op de Kruispeel. Deze baan is ingericht om (scherpe) granaten te gooien vanuit een (veilig) werppunt naar een doelengebied. Voor het veilig werpen is een bouwwerkje opgericht. De handgranaatbaan wordt regelmatig gebruikt. De onveilige zone (zie bijlage 3) is omrasterd zodat de koeien uit dit terreindeel kunnen worden geleid en het terrein kan worden afgesloten voor onbevoegden wanneer de baan in gebruik wordt genomen. Hierover zijn met Natuurmonumenten afspraken gemaakt. 5.1.11 Gebruik pyrotechnische middelen Regelmatig worden vervangers voor bestaande wapensystemen gebruikt tijdens het oefenen van gevechtshandelingen. Het gebruik van deze ‘vuurvoorstellingsmiddelen’ bestaat uit het oefenhandgranaten (thunderflash), kanonnabootsers (artillerie), licht- en sein patronen, struikeldraadlichtsein (voorwaarschuwingsmiddel) en rookmunitie. Deze middelen kunnen door het gehele terrein worden gebruikt, meestal overdag. Licht en seinpatronen echter ook ‘s nachts.
- 33 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
5.2
Recreatief gebruik
Onder rijden wordt rijden met wielvoertuigen bedoeld, voornamelijk crossmotoren en auto’s. Crossen in een georganiseerde vorm vindt plaats op een crossbaan op de Weerterheide. Defensie is voornemens deze activiteit te beëindigen. Verder wordt voornamelijk op de Weerterheide regelmatig illegaal gecrost met motoren en illegaal gereden met terreinauto’s. Recreatief rijden is een activiteit die overwegend overdag plaatsvindt. Over de defensieterreinen lopen wandelroutes. Wandelen is alleen toegestaan op wegen en paden al dan niet met aangelijnde honden. Recreanten die hun honden niet aangelijnd hebben, komen met zekerheid ook voor. Routes op de defensieterreinen maken onderdeel uit van het regionaal recreatief netwerk en fungeren voornamelijk als verbindingsroute. Recreatieve routes (TRAP-route op de Boshoverheide en natuurwandelroute op de Weerterheide GR-route en OLAT route) zijn uitgezet in oefenterreinen Weerterheide en Boshoverheide. Aan de zuidwestzijde is Kempen Airport gelegen. Vanaf dit burgerluchtvaartterrein worden (naast zakelijk vliegverkeer) recreatieve rondvluchten boven en in de nabijheid van onder meer de drie oefenterreinen verzorgt. Vliegbewegingen van andere activiteiten vinden ook plaats boven het richtlijngebied. Incidenteel wordt ook gevlogen met modelzweefvliegtuigjes op oefenterrein Boshoverheide. In principe is fietsen alleen toegestaan op de daarvoor bedoelde paden, maar het is niet uitgesloten dat (vooral mountainbikers) zich ook buiten de aangegeven routes begeven. Fietsen (recreatief) is alleen overdag toegestaan. Naast de Maarhezerhuttendijk, aansluitend aan de Weerterheide, is een verhard fietspad aanwezig. Er is een mountainbikeroute in de regio aangelegd die deels op de drie oefenterreinen is gesitueerd. Paardrijden, met of zonder aanspanning, is toegestaan op de daarvoor aangewezen wegen en paden. Recreatieve routes zijn uitgezet in oefenterreinen Weerterheide en KruispeelAchterbroek. Routes op de defensieterreinen maken onderdeel uit van het regionaal recreatief netwerk en fungeren voornamelijk als verbindingsroute. Er is een route voor zowel ruiters als aangespannen paarden aanwezig. Op de Weerterheide is in het gebied tussen de Geuzendijk en de spoorlijn een lokale ruiterroute uitgezet die aansluit op het regionale netwerk. Het lokale circuit wordt het meest intensief gebruikt, voornamelijk door ruiters van de van Horne manege, gelegen aan de westzijde van de Weerterheide. Vaak wordt rijden buiten de aangegeven route geconstateerd, zeker in het ‘stuifzandgebied’ ten zuiden van de Geuzendijk. Meerdere malen hebben zich conflicten voorgedaan met het militair gebruik. Nabij de urnenvelden in oefenterrein Boshoverheide zijn voorzieningen aanwezig die picknicken mogelijk maken. In de overige oefenterreinen zijn dergelijke voorzieningen niet aanwezig. In de Boshoverheide vinden deze activiteiten uitsluitend overdag plaats. Nabij de Boshoverheide zijn parkeervoorzieningen voor bezoekers (begin TRAP-route en direct daarnaast ten behoeve van bedrijven). Op de Weerterheide is een gedeelte van het oefenterrein aanwezig dat regelmatig wordt gebruikt als parkeerplaats door bezoekers.
- 34 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
5.3
Overige vormen van gebruik
Naast de bovengenoemde gebruiksvormen is er binnen de drie oefenterreinen ook sprake van zogenoemd vergund medegebruik (zie paragraaf 3.4). Hieronder wordt het vergund gebruik in meer detail besproken. Scouting Nederland Defensie heeft een raamcontract met Scouting Nederland. De activiteiten van de scouting kunnen worden beschouwd als natuurgerichte recreatie. Hierbij wordt, voornamelijk in de zomer, ook gebruik gemaakt van kampementen. Verschillende scoutinggroepen maken regelmatig gebruik van de terreinen voornamelijk voor de inrichting van bivakterreinen. Nachtelijke wandelingen komen ook voor. Crossvereniging In het noordwestelijk deel van oefenterrein Weerterheide, nabij het zandpad in het verlengde van de Schoordijk, bevindt zich een crossbaan die in de weekenden door MAC de Kempenrijders gebruikt wordt. Hier wordt nagenoeg elk weekend geoefend en worden ook zeer regelmatig wedstrijden gehouden. Sommige wedstrijden trekken enkele honderden mensen. Vrijwel alle bezoekers komen per auto, camper, caravan of motor en parkeren deze langs paden in het bos. Hondentraining Op zondagen traint politiehondenvereniging "Ons Genoegen Gastel" haar honden binnen oefenterrein Weerterheide. Zij maken hierbij gebruik van een schuilhokje en een springschutting. Incidenteel medegebruik Naast medegebruik dat voor langere tijd is vergund, vindt ook incidenteel medegebruik plaats in de vorm van wandeltochten, mountainbike tochten, oriëntatielopen, training van sledehonden en de training van bloedhonden (ROM-lijst). Deze activiteiten concentreren zich in de zomer, komen incidenteel voor en zijn van korte duur (circa 1 dag per keer). 5.4 5.4.1
Natuurbeheer Vegetatiebeheer
Het beheer van het oefenterreinen Weerter- en Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek is vastgelegd in beheerplannen. Het beheer van de oefenterreinen Weerter- en Boshoverheide is georganiseerd aan de hand van zogenoemde beheereenheden. Deze eenheden omvatten een beheerscyclus van vijf jaar waarbinnen het planmatig beheer gestalte wordt gegeven. Daarnaast vinden onregelmatige beheerswerkzaamheden aan militaire en recreatieve voorzieningen plaats, dat als niet planbaar beheer wordt aangemerkt. Hieronder worden doelstelling en uitvoering van het cyclische beheer van bossen, stuifzanden, heide en van recreatieve voorzieningen besproken (Swart, 2005). Bosbeheer Tot in de jaren 1990 was het beheer van de bospercelen op de oefenterreinen gericht op houtproductie. Inmiddels is het bosbeheer gericht op het verhogen van natuurwaarden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bosbeheersvormen zoals natuurtechnisch
- 35 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
omvormingsbeheer en geïntegreerd bosbeheer. Binnen het geïntegreerd bosbeheer kan, afhankelijk van de situatie, worden gekozen om het beheer af te stemmen op het militair gebruik of, indien mogelijk, het versterken van de natuurfunctie. Ten aanzien van oefenterreinen Weerterheide en Boshoverheide is gekozen voor een gecombineerde aanpak van natuurtechnisch bosbeheer en geïntegreerd bosbeheer met accent op de natuurfunctie. Bij dunningen waarbij geïntegreerd bosbeheer uitgangspunt is, wordt sterk het accent gelegd op het vergroten van structuurvariatie door bosrandbeheer, het maken van open plekken en het vrijstellen van inheems loofhout. Staand en liggend dood hout wordt niet geoogst. Exoten die de bosontwikkeling van inheems loofhout verhinderen worden verwijderd. Lokaal is in 2003 en 2004 geëxperimenteerd met het maken van kleinschalige plagplekken in bossen om de vaak zeer dikke zode van Bochtige smele en ruwe humus te doorbreken. Dit om verticale structuurontwikkeling in deze zeer eenvormige bossen te bevorderen. De resultaten hiervan zijn nog moeilijk te beoordelen. Op geplagde plekken vindt inderdaad vestiging van zaailingen plaats. Op veel plekken zijn dit vooral zaailingen van Grove den. In een deel van de Weerterheide wordt natuurtechnisch bosbeheer toegepast (methode Koop). Over een oppervlakte van circa 40 hectare zijn binnen de bospercelen groepen gekapt met een straal van ongeveer één tot maximaal drie maal de boomhoogte. In ongeveer de helft van de groepen zijn de gevelde bomen achtergelaten. Op oefenterrein de Kruispeel is gekozen voor een inleidend natuurtechnisch bosbeheer in combinatie met integrale begrazing met runderen – in dit geval Schotse hooglanders - met 5 een vooralsnog lage bezetting van 12 GVE . De Kruispeel is opgenomen in een integrale begrazingseenheid samen met de omringende Laurabossen van circa 260 hectare. In de bossen moet dit procesmatige beheer leiden tot een meer diverse ondergroei en meer natuurlijker overgangen tussen bos en de open terreinen. Stuifzandbeheer Tot in de jaren zeventig werd geprobeerd verstuivingen op de oefenterreinen vast te leggen. Ondanks deze inspanningen is er nog steeds actief stuifzand aanwezig in de oefenterreinen (Swart, 2006). Defensie acht het van belang het stuifzand in de onderhavige oefenterreinen actief te houden en waar mogelijk te herstellen. Hiertoe is een vooronderzoek uitgevoerd naar de “ontwikkelingsmogelijkheden van stuifzanden op de Weerter- en Boshoverheide” (Ancker & Jungerius, 2003). Op basis van dit onderzoek zijn de zandverstuivingen in de oefenterreinen opgedeeld in vijf terreindelen en zijn in Swart (2006) per deelgebied maatregelen uitgewerkt om het stuifzand actief te houden dan wel te reactiveren. De belangrijkste maatregelen zijn het kappen van bossen, het verwijderen van opslag en het verwijderen van de aanwezige vegetatie door plaggen. De maatregelen zijn gebaseerd op de situatie van omstreeks 1964. Vooral het kappen van de dwars op de windrichting geplaatste aanplanten uit de jaren zeventig is essentieel voor herstel van actief stuifzand (Swart, 2006). Heidebeheer Op de Weerter- en Boshoverheide worden periodiek geringe oppervlaktes heide kleinschalig geplagd. Hierbij worden de meest vergraste delen aangepakt zodat de heide zich kan verjongen. Plagsel wordt aangebracht langs de randen van de centrale tankbaan. 5
1 GVE= groot vee eenheid, komt overeen met één volwassen koe.
- 36 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
In de Kruispeel is in 2004 eenmalig op grotere schaal geplagd (een plek van circa 2 1.000 m ontstaan als gevolg van brand). Het beheer is primair gericht op instandhouding van de heide door middel van begrazing. Incidenteel zal, indien daar aanleiding voor is, ingegrepen worden om bosvorming tegen te gaan door het afzetten van bosvormers. Indien begrazing met Schotse Hooglanders niet het gewenste effect oplevert (monitoring) zal overwogen worden om aanvullend kleinschalig te plaggen of drukbegrazing met schapen uit te voeren. Aanvullend vindt sinds 2008 drukbegrazing met schapen plaats op de sterkst vergraste open terreindelen gedurende enkele weken in juni en september. Samen moeten deze maatregelen leiden tot een herstel van de oorspronkelijk voorkomende vochtige heidetypen. Waterbeheer Op oefenterrein Kruispeel-Achterbroek is in 2003 een stuw geplaatst om het waterpeil in dit voormalig vochtige gebied beter te kunnen regelen. Uitgangspunt is om meer gebiedseigen water vast te houden zodat terreincondities voor herstel van kwetsbare vochtige vegetaties en de daarbij behorende fauna wordt verbeterd. Verder kunnen de ontsluitingswegen voor militair verkeer beter beschikbaar worden gehouden. Voorheen werd het gebied sterk gedraineerd door een intensief stelsel van greppels en afwateringssloten. Dit stelsel zal vooralsnog in stand worden gehouden om de drainerende werking werkbaar te houden. In de toekomst zal worden bezien (afhankelijk van de ervaringen met het peilbeheer) in hoeverre (delen van) het stelsel kunnen worden opgeheven zodat een systeem ontstaat dat zichzelf beter door natuurlijke processen in stand kan houden. Op de Weerterheide zijn slechts enkele kleine oppervlaktewateren aanwezig. Hier zijn de laatste jaren geen beheermaatregelen genomen. Ontwateringssloten ten behoeve van de instandhouding van militaire zandbanen zijn de laatste jaren grotendeels drooggevallen. Drooggevallen ontwateringssloten worden daar waar mogelijk gedempt. 5.4.2
Faunabeheer
In de oefenterreinen Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek is op dit moment geen sprake van actief faunabeheer. Dat wil zeggen dat de stand van bijvoorbeeld Ree niet actief wordt gereguleerd. Het ligt ook niet in de lijn der verwachting dat dit gezien de beheersdoelstellingen en instandhoudingsdoelstellingen noodzakelijk zal zijn. In het kader van de verkeersveiligheid en schadebestrijding zou faunabeheer wellicht in de komende jaren gewenst zijn. 5.5
Operationeel beheer
In de onderhavige oefenterreinen worden relatief weinig beheermaatregelen uitgevoerd ten behoeve van het militaire en recreatieve gebruik. Bivakterreinen en installaties De bivakterreinen worden vrij gehouden van ondergroei. Met een cyclus van enkele jaren worden struiken en boomopslag verwijderd. Indien noodzakelijk wordt een lichte dunning uitgevoerd. Aan de gebouwen vindt normaal onderhoud plaats (dakreparaties, schilderwerk en dergelijke).
- 37 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
In Kruispeel-Achterbroek staat een barak die bij oefeningen en voor scoutingkampen wordt gebruikt. Daarnaast is ook een constructie bij de granaatwerperbaan aanwezig. Bebording en markeringen In het terrein worden toegangsregels op borden bij de ingangen weergegeven. Recreatieve routes zijn aangeduid met kleine palen met kleurmarkeringen. De grenzen van bivakterreinen zijn in het terrein gemarkeerd met kleine groenwitte palen. Onveilige zones bij de handgranaatbaan zijn gemarkeerd met borden waar een rode vlag op kan worden gestoken tijdens oefeningen. Wegen In de terreinen zijn geen verharde wegen aanwezig. In de onverharde zandbanen ontstaan diepe sporen door het gebruik van zware (rups)voertuigen. Eens per jaar worden de zandbanen (tankbanen) daarom geschaafd en tonrond gelegd. Aan de onverharde wegen (bospaden) vindt in principe geen onderhoud plaats. Wel worden daar waar nodig wegen af en toe vrijgesnoeid of gevallen bomen verwijderd. Beheer van cultuurhistorische en archeologische elementen Het beheer van het urnenveld op de Boshoverheide verdient speciale vermelding. Er zijn recreatieve voorzieningen zoals verharde paden, (picknick-) banken en borden met uitleg over de grafheuvels. Deze voorzieningen worden door de gemeente Weert onderhouden. Onderhoud van de grafheuvels wordt uitgevoerd door DVD, in samenwerking met de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Het gras op de grafheuvels zelf worden jaarlijks gemaaid. Ze blijven daardoor vrij van bomen en struiken zodat de structuren van de grafheuvels als zodanig herkenbaar blijven. Boomvormers tussen de grafheuveltjes worden verwijderd om verbossing tegen te gaan. Tenslotte zorgt deze beheersvorm voor het ontstaan van een kleinschalig mozaïek van open en meer gesloten delen. 5.6
Gebruik buiten de grenzen van het gebied
Onder meer delen van de militaire activiteiten, vliegveld Kempen Airport, Nystar Budel en het spoortracé bevinden zich allen buiten de oefenterreinen waarop dit beheerplan betrekking heeft, maar kunnen van invloed zijn op het al dan niet behalen van de instandhoudingsdoelstellingen binnen het plangebied. Hetzelfde geldt voor enkele toekomstige ontwikkelingen (paragraaf 5.7). In figuur 5.1 is de globale ligging van de belangrijkste van de hieronder benoemde gebruiksvormen weergegeven.
- 38 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Figuur 5.1: Gebruiksvormen buiten het gebied (Naar LNV, 2008) Gele contour: Begrenzing Natura 2000-gebied. Begrenzing eigendom defensie niet weergegeven.
Militair gebruik Het militaire gebruik grenzend aan het Natura 2000-gebied bestaat uit de schietbaan (geëxclaveerd) en de Nassau Dietzkazerne. De schietbaan wordt intensief gebruikt. Ook in de avonden kan sprake zijn van schietactiviteiten. Van en naar de schietbaan vindt vervoer van personen plaats naar de Nassau Dietzkazerne of openbare weg. Openbare wegen Het Natura 2000-gebied wordt doorsneden door de Geuzendijk, een drukke weg met een regionale functie. Ook de Maarhezerhuttendijk, gelegen aan de oostzijde van de Weerterheide kenmerkt zich door druk lokaal verkeer, met name ook van vrachtverkeer afkomstig van het industrieterrein Cranendonk. Ook militair vrachtverkeer maakt regelmatig gebruik van deze weg. De Kuikensvendijk wordt veel minder gebruikt, in hoofdzaak door militair verkeer van en naar de Nassau Dietzkazerne en de schietbaan. Verder wordt ook de kanaaldijk tussen het Ringselven en de Kruispeel intensief gebruikt. Spoorlijn en snelwegen Het Natura 2000-gebied wordt ten noorden van de Nassau Dietzkazerne doorsneden door een spoorlijn (Weert-Eindhoven) en de Rijksweg A2. Beiden worden zeer intensief gebruikt. Passages door treinverkeer vinden iedere paar minuten plaats. Tussen de Boshoverheide en de Weerterheide wordt het Natura 2000-gebied doorsneden door een spoortracé. Dit tracé behoort tot het hoofdspoorwegennet waarover goederenvervoer mogelijk is. Momenteel is er geen sprake van treinverkeer op dit tracé. Er is mogelijk sprake van het opnieuw in gebruik nemen van het spoor. Het eerder beschreven spoortracé maakt deel uit van de oude verbindingsroute van de haven van Antwerpen naar het Rurhgebied; “de IJzeren Rijn”. De spoorlijn is lange tijd buiten gebruik geweest, maar het spoor zelf is altijd vrij van vegetatie geweest. De bomen en heesters langs het tracé en de afwisseling van lage kruidvegetaties met kale steenslag lijkt in
- 39 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
dezelfde mate als broedhabitat te kunnen fungeren als de afwisselende structuren van zandverstuivingen. Uit de trajectnota MER van de IJzeren Rijn (Ministerie V&W, 2001) blijkt dat bij een geringe toename van het aantal treinpassages al sprake kan zijn van behoorlijke effecten als gevolg van geluidsbelasting. Gezien het voorkomen van een deel van de populatie van met name Nachtzwaluw en Boomleeuwerik in de directe nabijheid van het tracé en de veronderstelde zuidwaarts gerichte verplaatsing van alle drie de vogelrichtlijnsoorten zijn gevolgen voor met name deze soort vermoedelijk groot bij ingebruikname van het spoor. Parkeervoorzieningen Bij het begin van de TRAP-route en in de directe nabijheid daarvan (ten behoeve van het tegenovergelegen bedrijventerrein) zijn parkeerplaatsen voor auto’s aanwezig. Deze voorzieningen worden intensief gebruikt. Verblijfsrecreatie Onder verblijfsrecreatie wordt hier verstaan het bungalowpark Weerterbergen en de horecagelegenheid Blaakven. Hoewel deze complexen redelijk geïsoleerd liggen ten opzichte van de natuurterreinen kan sprake zijn van extra verkeersbewegingen en inloop van bezoekers in de speciale beschermingszone.
- 40 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Agrarische activiteiten Aan de westzijde en deels aan de oostzijde sluit een landbouwgebied aan op de Weerterheide. Aan de oostzijde bestaat het agrarisch gebruik uit voornamelijk akkerbouwactiviteiten, aan de westzijde graslanden ten behoeve van veeteelt. De Kruispeel grenst aan de zuidzijde aan landbouwgebied (veeteelt en akkerbouw). De achtergrondconcentraties van verzurende en vermestende stoffen zijn de laatste jaren als gevolg van allerlei inspanningen en het geformuleerde beleid afgenomen (zie paragraaf 4.3 voor details). Vliegveld Kempen Airport Aan de zuidwestzijde is Kempen Airport gelegen. Deze vliegbasis verzorgt (naast zakelijk vliegverkeer) recreatieve rondvluchten boven en in de nabijheid van onder meer de drie oefenterreinen. Industriële activiteit Aan de zuidzijde van de Boshoverheide is een industriegebied gelegen dat is omgeven door een raster. Particuliere schietbaan Ten noorden-oosten van de Weerterheide ligt een particuliere schietbaan. Nystar Budel Ten westen van de Boshoverheide ligt een uitgestrekt complex van zinkindustrie. Dit bedrijf, voorheen Budelco, Pasminco, Zinifex en nu Nystar Budel, produceert zink uit zinkerts. Sinds 1892 bevindt zich hier zinkindustrie waardoor gedurende vele tientallen jaren ernstige zink(en cadmium-) verontreiniging in bodem, grond- en oppervlaktewater terecht is gekomen. Vervuilde zinkassen werden tot in de wijde omgeving gebruikt ondermeer om wegen op te hogen. In de jaren negentig zijn de ernstigste verontreinigingen rondom de fabriek gesaneerd en is een grondwaterbeheerssysteem opgezet dat grondwater oppompt en zuivert om te voorkomen dat verontreinigd grondwater afstroomt en elders voor nieuwe verontreiniging zorgt. De huidige fabriek voldoet aan de meest recente normen en van nieuwe verontreiniging is geen sprake meer. Een groot deel van de schadelijke afvalproducten van vorige productieprocessen zijn permanent opgeslagen in zogenaamde jarosietbekkens, ten oosten van de fabriek. In 2006 is door Dienst Vastgoed Defensie in samenwerking met Projectbureau Actief Bodembeheer de Kempen van de Provincie Noord-Brabant onderzoek gedaan naar het mogelijk voorkomen van zware metalen afkomstig van de fabriek in de bodem. Directe aanleiding was de mogelijke verspreiding van verontreiniging door het verplaatsen van plagsel in het terrein. Ook mogelijk vrijkomen van verontreiniging door activering van stuifzanden zou mogelijk een probleem kunnen veroorzaken. Er zijn echter geen aanwijzingen gevonden dat sprake is van het voorkomen van verontreiniging. Op de terreinen van de zinkfabriek is na de grootscheepse sanering natuurontwikkeling opgetreden. Hierbij is de kwaliteit van het leefgebied voor ondermeer broedvogels en amfibieën buiten het Natura 2000-gebied aanzienlijk toegenomen.
- 41 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
5.7
Toekomstige ontwikkelingen
Introductie Edelherten Met het zogenoemde Edelhertenproject wordt een nieuw grensoverschrijdend leefgebied voor Edelherten beoogd. Door de aaneenschakeling van natuurgebieden in Brabant, Limburg en Vlaanderen ontstaat een gebied dat voldoende groot is om een levensvatbare populatie te huisvesten. Er moeten daarvoor wel een aantal knelpunten in de versnippering van het gebied opgelost worden. Aan de Nederlandse zijde zijn de A2, het spoortracé, de Geuzendijk en de Zuid-Willemsvaart belangrijke obstakels binnen het nieuwe leefgebied. Ecoduct In het kader van het Meerjarenprogramma Ontsnippering is op initiatief van Rijkswaterstaat een locatie vastgesteld voor de bouw van en ecoduct over de Rijksweg A2 die de Weerterheide en het Weeterbos met elkaar verbindt. Bij de voorkeursvariant sluit het ecoduct over de A2 aan de zuidzijde aan op oefenterrein Weerterheide. Defensie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel het ecologisch functioneren van het ecoduct als de toepassing van (inter)nationale wetgeving moet leiden tot het beste alternatief waarbij er geen netto afname plaats mag vinden van de militaire infrastructuur. Stuifzandontwikkeling Gezien de hoge aardkundige waarden die samenhangen met de stuifzandgeschiedenis van het terrein (Ancker & Jungerius, 2003) is Dienst Vastgoed Defensie (DVD) voornemens beheermaatregelen te nemen voor stuifzandherstel. Er is door DVD een plan (Swart, 2006) uitgewerkt op basis van de basisstudie met betrekking tot de aardkundige waarden van het terrein (Ancker & Jungerius, 2003), dat hier invulling aan geeft. Met de vogelrichtlijnsoorten is rekening gehouden door het verlies aan (kwaliteit van) habitats zo veel mogelijk op te vangen door een aangepast beheer (bosrandbeheer, natuurtechnisch bosbeheer) dat aansluit bij de habitateisen. Dit rapport kan beschouwd worden als onderdeel van dit deelbeheerplan. Natuurcompensatie de Peel In 2008 is in overleg met de provincie Limburg de natuurcompensatieverplichting van defensie voor de kap van een aantal hectaren bos op Vliegbasis de Peel ingevuld op de voormalige landbouwgronden, ingeklemd tussen het Habitatrichtlijngebied Ringselven en de Boshoverheide. Hierbij is rekening gehouden met de verbetering van de landschappelijke overgang tussen beide gebieden (aanleg plas-dras situaties en aanplant van bosjes en instandhouding van open terreindelen). De verwachting is dat zowel natuurwaarden van Ringselven als die van de Boshoverheide hiervan zullen profiteren. Duurzaam Industrie terrein Cranendonck (DIC) Voor een ruim gebied ten noorden van de huidige fabriek bestaan plannen om het DIC in te richten. Het project omvat naast het inrichten van ongeveer 109 hectare bedrijventerrein, het verbeteren van de kwaliteit en ten behoeve van natuur herinrichten van een aanzienlijk deel van de overige gronden die in eigendom van Nystar Budel zijn. Het grootste deel van deze terreinen ligt in de GHS en een flink deel ligt ook in de Natura 2000-gebieden. Deze grenzen ook aan het militaire oefenterrein. Dit gebied bestaat grotendeels uit gesaneerde voormalige stortplaatsen van de zinkassen en fabrieksterreinen. Omdat de bodem uit zand en leemlenzen bestaat zijn de laatste jaren lokaal heischrale graslanden en ondiepe, vaak tijdelijke, moerasvegetaties ontstaan. De provincie heeft daarom een groot deel van dit gebied als onderdeel van de Groene Hoofdstructuur bestempeld.
- 42 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Voor de ontwikkeling van het DIC is een concept MER en een oplegnotitie opgesteld (Royal Haskoning, 2004). Sindsdien is een compensatieplan opgesteld en is door breed maatschappelijk overleg tot een compromis gekomen tussen enerzijds de ontwikkeling van het bedrijventerrein en anderzijds het versterken van de natuurwaarden. Het industrieterrein zal gerealiseerd worden zonder significant negatieve effecten te veroorzaken; de rode draad die voor het hernieuwd opgestarte MER-traject leidend is. Vliegveld Kempen Airport Het gebruik van dit vliegveld is de laatste jaren sterk gegroeid. Een verdere groei wordt verwacht. Naar mate er meer gebruik wordt gemaakt van het vliegveld neemt ook de mate van verstoring door gebruik toe, omdat het aantal vliegbewegingen onherroepelijk toe zal nemen. In overeenstemming met Kempen Airport en in samenspraak met het ministerie van LNV is besloten om het bos dat in de invliegfunnel groeit om te vormen naar open heide terrein. Deze maatregel zorgt er enerzijds voor dat er geen obstakels meer de funnel ingroeien. Anderzijds ontstaat er door deze ingreep extra geschikt habitat voor de doelsoorten. In januari 2009 is een aanvang gemaakt met de werkzaamheden. Verandering militair gebruik (Nassau Dietz kazerne, Free-For-All terrein/handgranaatbaan) De Nassau-Dietz kazerne bevindt zich ten noorden van oefenterrein Weerterheide. Na het vertrek van de Duitsers als hoofdgebruiker moet het Ministerie van Defensie nog een besluit nemen welke betekenis de kazerne in de toekomst voor haar bedrijfsvoering gaat krijgen. De kazerne is overigens nog steeds in gebruik. Door het operationeel commando (RMC) is een verzoek aan DVD gedaan om het Free-ForAll terrein in het gebied tussen de Geuzendijk en het spoor beter geschikt te maken voor gebruik. Hiervoor is door Jungerius (2008) in opdracht van DVD een voorstel uitgewerkt om dit mogelijk te maken zonder dat dit ten koste gaat van de hoge aardkundige waarden in dit gedeelte van het terrein. Dit heeft geleid tot een voorstel voor verplaatsing van het vrije terrein naar het oosten waarbij zowel de militaire gebruiksmogelijkheden als de mogelijkheden voor stuifzandontwikkeling zijn verbeterd. Met de vogelrichtlijnsoorten is rekening gehouden door te investeren in de kwaliteit van het leefgebied elders in het terrein voorafgaand aan de ingreep (aanpassing beheer). Dit rapport kan beschouwd worden als onderdeel van dit deelbeheerplan. Het voorstel sluit aan bij de voorgestelde maatregelen in het beheer en inrichtingsplan van DVD (Swart, 2006). De raketwerperbaan is thans niet in gebruik maar heeft nog steeds een geldige vergunning (Wet Milieubeheer). De raketwerpbaan staat weer in de belangstelling voor hernieuwd gebruik. Hiervoor zijn nog geen concrete plannen uitgewerkt. Een behoefte aan de ingebruikname behoort nog tot de mogelijkheden. De handgranaatbaan is wel in gebruik, maar zal in de toekomst mogelijk vaker gebruikt worden. Ook deze baan heeft een vergunning. Sluipende toename recreatief gebruik Een toename van het recreatieve gebruik van de oefenterreinen wordt op dit moment niet formeel beperkt. Uitbreiding van recreatieve voorzieningen rond het gebied kan echter wel leiden tot een grotere belasting van het gebied. SOVON heeft onderzoek gedaan naar de effecten van uitbreiding van circa 15.500 bezoeken van recreanten op het vakantiepark de Weerterbergen. Zij schatten het totale aantal bezoekers aan het Natura 2000-gebied op 600.000 per jaar waarvan één vijfde uit het vakantiepark zou komen. De beperkte uitbreiding van het aantal wandelaars en mountainbikers blijkt volgens dit rapport niet tot schade aan
- 43 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Boomleeuweriken, Nachtzwaluwen en Roodborsttapuiten te leiden. Dat is mede te danken aan het feit de recreatieve routes zo gekozen zijn dat zij tot relatief weinig verstoring leiden (Vogelbescherming, 2004). Hoewel geen significante effecten zijn gevonden is aangegeven dat ten aanzien van de autonome ontwikkeling van recreatief gebruik met een toename van het terreinbezoek van 5% per jaar rekening moet worden gehouden. Deze ontwikkeling is grotendeels toe te schrijven aan de uitbreidingsplannen van de gemeente Weert. Ook met een toename van verkeersbewegingen op wegen in de nabijheid van het Natura 2000-gebied als gevolg hiervan moet rekening worden gehouden. Wanneer echter nieuwe routes worden gecreëerd zijn effecten op de drie vogelsoorten mogelijk. Dat geldt ook voor recreanten met honden, vooral wanneer die loslopen (SOVON, 2005). Toename verkeer Als gevolg van uitbreiding DIC, groei van Kempen Airport en de kern van Weert is de kans op toenemende verkeersintensiteit groot. In hoeverre hier in de praktijk sprake van is, is vooralsnog niet duidelijk. Kap ten behoeve van funnel Door het Ministerie van V&W zijn twee zogenaamde invliegfunnels (driedimensionale obstakelvrije ruimte) vastgesteld voor Kempen Airport, die gedeeltelijk aan de westzijde over oefenterrein de Weerterheide is gesitueerd. Het gaat hier om de funnel ten behoeve van de grasbaan (zie ook beschrijving beheer onder Vliegveld Kempen Airport).
- 44 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
6 6.1
VISIE EN CONFRONTATIE Visie
Dit beheerplan beoogt voortzetting van de bestaande militaire activiteiten naar omvang en aard op de oefenterreinen binnen het Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven zonder aantasting van de eisen ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen vanuit Natura 2000 en de overige karakteristieke natuur en landschapswaarden. Dit betekent dat bij de uitvoering van militaire activiteiten en beheersmaatregelen in het kader van instandhouding van militaire infrastructuur en/of natuurwaarden zorgvuldig moet worden afgewogen of deze activiteiten al dan niet in combinatie met elkaar of met elders bestaande activiteiten buiten de militaire terreinen de instandhoudingsdoelstelling voor dit gebied niet in de weg staat. Faciliteren van medegebruik is een afgeleide functie die slechts zal worden toegestaan indien dit niet de militaire bedrijfsvoering in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen belemmert. 6.1.1
Uitgangspunten en gewenste ontwikkelingen
De instandhoudingsdoelstellingen die voor het Natura 2000-gebied worden vastgesteld, zijn leidend voor de uitwerking van dit deelbeheerplan in ruimte en tijd. Dit betekent dat duurzame instandhouding van zowel de kwaliteit als omvang van de leefgebieden van de relevante soorten moet worden gewaarborgd. De mate waarin defensie hier invulling aan kan geven is sterk afhankelijk van de mate van aanwezigheid en kwaliteit van (potentieel) habitat dat zich op haar terreinen bevindt. Verder is het van belang in het achterhoofd te houden dat defensie niet alleen verantwoordelijk is voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen gezien het feit dat ook op terreinen van andere eigenaren (potentieel) geschikt habitat voorkomt. Gezien het relatief grote aandeel van geschikte biotopen van de kwalificerende soorten Boomleeuwerik, Nachtzwaluw en Roodborsttapuit binnen het Natura 2000-gebied dat op defensieterreinen is gelegen zal extra aandacht moeten worden gegeven aan de waarborging van vooral de kwaliteit van de leefgebieden voor deze soorten. Het Ministerie van Defensie kiest ervoor om deze doelen in relatie met het gebruik uit te werken in de context van de wezenlijke natuur en landschappelijke waarden (meest complete zandverstuivingslandschap van Nederland (Ancker & Jungerius, 2003) van haar terreinen. Uit bovenstaande wordt de volgende algemene visie afgeleid: Een robuust, grootschalig en dynamisch stuifzandgebied op basis van een halfnatuurlijk landschap, waarin duurzaam militair gebruik en extensief (natuurgericht) recreatief medegebruik is gewaarborgd. Uitgangspunt hierbij is dat alle successiestadia van stuifzand, via heide naar open bos aanwezig dienen te zijn. (Swart, 2006). De volgende uitgangspunten en gewenste ontwikkelingen kunnen worden gedefinieerd vanuit de algemene visie (Swart, 2006): Militair gebruik Het duurzaam faciliteren van het huidige militair ruimtegebruik ten behoeve van een goed opgeleide en geoefende krijgsmacht.
- 45 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Landschap en cultuurhistorie Het creëren van half-natuurlijk landschap met behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden gebaseerd op het voormalige open landschap. Uitgangspunten hierbij zijn de kenmerken van de eeuwenlange (over)exploitatie van het gebied door de mens. Natuur Het herstellen en verder ontwikkelen van de aanwezige natuurwaarden en natuurdoeltypen Zandverstuiving, Droge heide en Schrale graslanden inclusief bosranden, door middel van inrichting en procesgericht en patroonmatig beheer, in het bijzonder ten behoeve van de instandhoudingsdoelstellingen vanuit Natura 2000. Recreatie Het faciliteren van het gebied voor extensief (natuurgericht) recreatief medegebruik, in samenhang met militair gebruik en het verhogen van de natuur- en landschappelijke waarden. Stuifzand Er wordt gestreefd naar een mozaïek van open en onbegroeide, dynamische zandverstuivingen afgewisseld met mos- en korstmosbegroeiing en pioniersvegetaties van in het bijzonder Buntgras. Heide Een mozaïek van een open en begroeide heide, bestaande uit volwassen en oude struikheide en heischrale graslanden afgewisseld met mos- en korstmosbegroeiing, met sporadisch opslag van een gevarieerd sortiment en leeftijdsopbouw wordt nagestreefd. Zoom- en mantelvegetatie (bosrand) Het doel is het creëren van een geleidelijke overgang van kruidenbegroeiing via struiken naar opgaande bomen. Dit type is meestal te vinden op de grens van open terrein bestaande uit heide of grasland en bos. Bos Bos met een gevarieerde open structuur (met verjongingsplekken) waar tevens zoom- en mantelvegetaties voorkomen wordt nagestreefd.
- 46 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Uitgangspunt aanwezigheid geschikt habitat Voor het bepalen van haalbare en realistische doelstelling is het van belang om, naast aantallen, inzicht te krijgen in het areaal geschikt habitat dat voor de doelsoorten aanwezig is. Analoog aan eerdere studies in dit gebied, waarbij hetzelfde probleem speelde, is besloten een grove schatting van de aanwezige habitats te maken op basis van topografische kaarten (Royal Haskoning, 2008). Dit geeft het volgende beeld voor Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven (Bewerking van LNV, 2008).
Het totale Natura 2000-gebied beslaat 3179 hectare (LNV, 2008). De oefenterreinen Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek beslaan respectievelijk circa 915, 200 en 100 hectare, hetgeen circa 38 procent van het totale oppervlak bedraagt. Echter, het Ringselven (ca 318 ha) is als broedbiotoop voor de doelsoorten niet van belang. Het potentieel geschikt areaal voor de vogelrichtlijnsoorten gezamenlijk binnen het gehele
- 47 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
Natura 2000-gebied komt daarmee op 3179 –318 = 2861 ha. Het theoretisch percentage potentieel geschikt gebied in eigendom van defensie komt hiermee op ruim 42 procent. In de huidige situatie, uitgaande van autonome ontwikkeling, laat de bovenstaande figuur zien dat het daadwerkelijk geschikte broedbiotoop voor de drie doelsoorten (struweel, heide/paden/open terrein) nu met name aanwezig is binnen de terreinen van defensie. Het percentage wordt geschat op circa 80 tot 90 procent voor Boomleeuwerik en Nachtzwaluw. Voor Roodborsttapuit zal dit percentage lager liggen. Hierbij is uitgegaan van de onderstaande eisen voor de drie vogelrichtlijnsoorten (zie ook bijlage 4).
In de praktijk betekent dit dat het ministerie van defensie in de huidige situatie de grootste verantwoordelijkheid kent voor de drie doelsoorten.
- 48 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
6.1.2
Instandhoudingsdoelen
In hoofdstuk 4 is inzichtelijk gemaakt welke van de in Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven beschermde natuurwaarden op dit moment voorkomen binnen de oefenterreinen en in paragraaf 6.1.1 is een beeld geschetst in welke mate defensie verantwoordelijk kan zijn voor het behalen van deze doelstellingen. In deze paragraaf zal worden bepaald op welke manier defensie binnen de oefenterreinen kan bijdragen aan deze doelstellingen. Dit is samengevat is tabel 6.1 en wordt daaronder verder onderbouwd. Tabel 6.1: Instandhoudingsdoelstellingen Habitattype/soort
Voork
Oppervlakte
Percentage
Bijdrage aan
Bijdrage aan
Bijdrage
omen
(aantal)
oppervlakte/aa
Natura 2000-
Natura 2000-
Natura 2000-
plang
plangebied
ntal van Natura
gebied
gebied
gebied aan
2000-gebied
Kwalitatief
Kwantitatief
Staat van
ebied
instandhoud ing Nederland Nummer en naam Zwakgebufferde
Ja/Ne
Hectare/
e
stuks
%
+/-
+/-
+/-
Nee
0
0
-
-
+
Nee
0
0
-
-
++
vennen [H3130] Galigaan-moerassen [H7210] Veenbossen [H91D0]
Nee
0
0
-
-
+
Kleine modderkruiper
Nee
0
0
-
-
?
?
?
?
-
?
-
Nee
0
0
-
-
?
[H1149] Kamsalamander [H1166] Drijvende waterweegbree [H1831] Nachtzwaluw [A224]
Ja
16
80
+
++
+
Boomleeuwerik [A246]
Ja
55
100
+
++
+
Roodborsttapuit [A276]
Ja
20
100
+
++
+
(+)+: relatief groot; ?: onbekend; -: relatief klein
Habitattypen Uit zowel hoofdstuk 4 als tabel 6.1 kan geconcludeerd worden dat de habitattypen zwakgebufferde vennen, Galigaanmoerassen en Veenbossen niet voorkomen in de oefenterreinen. Kensoorten maar ook soorten behorend tot de rompgemeenschappen van deze habitattypen (bijlage 4) zijn in de oefenterreinen niet aangetroffen. Op basis hiervan mag niet verwacht worden dat deze typen spontaan in het plangebied zullen of kunnen ontstaan. Ook de abiotiek is ongeschikt voor het realiseren voor van deze habitattypen binnen de oefenterreinen.
- 49 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
De beschermde habitattypen zijn immers kenmerkend voor vochtige omstandigheden, terwijl de oefenterreinen (zeer) droog van karakter zijn. Ook Kruispeel-Achterbroek, dat van nature natter is geweest, biedt in de huidige situatie onvoldoende potentie (kan niet voldoende nat worden gemaakt) om deze habitattypen hier te realiseren. De habitattypen zullen niet worden ontwikkeld binnen de oefenterreinen. Habitatrichtlijnsoorten Ook de Kleine modderkruiper en Drijvende waterweegbree zijn niet binnen de oefenterreinen aangetroffen (hoofdstuk 4, tabel 6.1). Van nature zijn de oefenterreinen (zeer) droog en zijn er weinig oppervlaktewateren aanwezig. De oefenterreinen hebben dan ook geen potentie om geschikt habitat voor deze watergebonden soorten (bijlage 4) te ontwikkelen. De Kamsalamander is bekend uit het Ringselven. Daar bevindt zich een kleine, geïsoleerde en daarom kwetsbare populatie. In de oefenterreinen kan het voorkomen van de soort niet worden uitgesloten (hoofdstuk 4). De oefenterreinen zijn ongeschikt om het voor deze soort geschikte habitat te ontwikkelen ten behoeve van een stabiele populatie. Voldoende aansluiting op de regionale populatie kan niet worden gerealiseerd. Het is daarom weinig zinvol om op vestiging dan wel uitbreiding van de Kamsalamanderpopulatie binnen de oefenterreinen te sturen. Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven levert bovendien nauwelijks een bijdrage aan de staat van instandhouding van deze soort in Nederland. De populaties van de habitatrichtlijnsoorten zullen niet worden ontwikkeld binnen de oefenterreinen. Vogelrichtlijnsoorten Met betrekking tot de Vogelrichtlijnsoorten Nachtzwaluw, Boomleeuwerik en Roodborsttapuit kan worden geconcludeerd (hoofdstuk 4 en tabel 6.1) dat de instandhoudingsdoelstellingen voor deze soorten nu al volledig worden gerealiseerd binnen de oefenterreinen. De aantallen in het richtlijngebied kunnen zelfs nog hoger zijn, omdat alleen gegevens voor de terreinen in eigendom van defensie beschikbaar waren voor deze rapportage. Dit is verklaarbaar vanuit het feit dat geschikt habitat voor deze soorten binnen Natura 2000gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven op dit moment voor het grootste gedeelte voorkomt binnen de oefenterreinen. De doelstellingen ten aanzien van de Defensieterreinen zullen dan ook met name op deze soorten gericht zijn. Delen van de Laurabossen, Weerterbos en de Hugterheide herbergen ook geschikt broedhabitat voor deze soorten.
- 50 -
Deelbeheerplan Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek
6.1.3
Uitwerking van de bijdrage aan de instandhoudingsdoelen
Volgend uit de voorgaande paragraaf zijn de volgende doelen geformuleerd. Nachtzwaluw In Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven wordt een minimum van 20 broedparen van deze soort nagestreefd. Geschikt broedhabitat komt voor het grootste gedeelte binnen de oefenterreinen voor. Echter, gebruiksdruk is voor deze gevoelige soort een belangrijke factor. Andere terreindelen waar de gebruiksdruk minder ((delen van) Weerterbos, Laurabossen en Hugterbos) is ten opzichte van defensieterreinen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de instandhouding van de populatie. Doelstelling is behoud van 16 paar op de oefenterreinen (en 20 paar in het richtlijngebied) omdat het merendeel van de habitats hier is gelegen maar dat de huidige stand (21) mogelijk op de lange termijn niet handhaafbaar is als gevolg van gebruiksdruk. Op basis van het voorkomen van (potentieel) geschikt habitat op andere terreindelen wordt een minimum van 5 broedparen daar minimaal haalbaar geacht om aan de IHD te voldoen. Boomleeuwerik In Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven wordt een minimum van 55 broedparen van deze soort nagestreefd. Doelstelling is behoud van 55 paar op de defensieterreinen omdat het merendeel van de habitats op oefenterrein is gelegen maar dat de huidige stand (64) mogelijk op de lange termijn niet handhaafbaar is als gevolg van gebruiksdruk (zie ook hierboven; tav andere terreindelen geldt hetzelfde voor deze soort). Roodborsttapuit In Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven wordt een minimum van 20 broedparen van deze soort nagestreefd. Geschikt broedhabitat voor deze soort is binnen het Natura 2000 gebied zowel binnen als buiten de oefenterreinen in ruime mate aanwezig. Deze minst kritische soort komt ruimschoots binnen defensieterreinen voor (205% van het streefgetal van de IHD). Daarom zal de doelstelling zich richten op instandhouding van het minimum streefaantal voor het gehele N2000 terrein.
- 51 -
6.2
Confrontatie
In paragraaf 6.1 zijn de doelen ten aanzien van de in Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven beschermde natuurwaarden in detail uitgewerkt. In deze paragraaf zullen deze doelen afgezet worden tegen het huidig gebruik en de verstoring die dit oplevert. 6.2.1
Verstoring en gevoeligheid
Om verstoring toetsbaar te maken is het de wens van Defensie de activiteiten uit te splitsen tot de kleinst mogelijke component, om zo tot in detail te kunnen achterhalen welke componenten toelaatbaar zijn en welke teveel verstoring opleveren. Vervolgens is de invloed van de verschillende vormen van verstoring op de soorten ten aanzien waarvan doelen zijn gesteld bepaald. Dit is weergegeven in tabel 6.2. Hierbij is naast de effectenindicator zoals ontwikkeld door Alterra en het Ministerie van LNV gebruik gemaakt van algemene ecologische kennis en expert judgement. De gevoeligheid van de soorten (Gevoelig, Zeer Gevoelig of onbekend) ten aanzien van de verstoringscomponenten in relatie tot het voorkomen van deze componenten op en in de nabijheid van de oefenterreinen binnen het Natura 2000-gebied levert een tabel op van de aanwezig verstoringsbronnen voor de soorten.
52
53
NG NG NG
G G G
O O O
NG NG NG
G G G
G G G
Versnippering
NG NG NG
Barrière werking
NG NG NG
Mechanische effecten
NG NG NG
Verontreiniging
Vermesting
Verzuring
Oppervlakteverlies G G G
Vernatting
ZG G G
Verdroging
G G G
Silhouet werking
Luchtdruk
Downwash O O O
Verzilting
ZG G G
Verzoeting
Nachtzwaluw NG G G NG G NG Boomleeuwerik NG G G NG G NG Roodborsttapuit NG G G NG G NG NG: Niet gevoelig; G: Gevoelig; ZG: Zeer gevoelig; O: Onbekend
Menselijke aanwezigheid
Warmte
Bodemverstoring
Bodemverdichting
Trilling
Geluid
Doelsoort
Licht
Tabel 6.2: Gevoeligheid doelsoorten (LNV, 2007 aangevuld met expert-judgement) Verstoringscomponent
G G G
Versnippering
Barrière werking
Mechanische effecten
Vernatting
Verdroging
Verontreiniging
Verzilting
Verzoeting
Vermesting
Verzuring
Silhouet werking
Luchtdruk
Downwash
Menselijke aanwezigheid
Warmte
Bodemverstoring
Bodemverdichting
Trilling
Geluid
Activiteit
Licht
Verstoringscomponent
Oppervlakteverlies
Tabel 6.3: Verstoringsmatrix
Militair gebruik Rijden Lopen Vliegen Graven Schieten Stationaire activiteiten Handgranaatwerpen Pyrotechnisch
X M M M X X X X
X X X M X X X X
X X M M X X X X
X X M X M M
X X M X X X X
X X X M
M X X X X X X X
-
M M X X X
X X X X X X X X
M X X M M
M M -
M M -
-
-
M M M X M X X
-
-
X M X M X X X
M X -
X X M X -
Recreatief gebruik Rijden Lopen Vliegen Fietsen Paardrijden Stationaire activiteiten
M M -
X X X X X X
X M M M M X
M M M M M
M M M X M
X -
M X X X X
-
-
X X X X X X
M
M
M
-
-
M X
-
-
X M M
M
X X X M M
X: Zeker aanwezig; M: Mogelijk aanwezig; - Zeker niet aanwezig
54
Versnippering
Mechanische effecten Barrière werking
Vernatting
Verdroging
Verontreiniging
Verzilting
Verzoeting
Verzuring
Oppervlakteverlies
Silhouet werking
Luchtdruk
Downwash
Menselijke aanwezigheid
Warmte
Bodemverstoring
Bodemverdichting
Trilling
Activiteit
Geluid
Licht
Verstoringscomponent
Vermesting
Tabel 6.3: Vervolg
Overig vergund gebruik Scouting Crossbaan Hondentraining Incidenteel gebruik
M -
X X X X
X X -
M X M
M X M
M M -
X X X X
-
-
X X X X
X M -
M M -
M M -
-
-
M M M M
-
-
X X -
X M -
M M M
Natuurbeheer Bosbeheer Stuifzandbeheer Heidebeheer Waterbeheer
-
X X X X
X X X X
X M X M
X X X M
-
X X X X
-
-
X X X X
M M M M
M M M M
M M M M
M
M
M
M M M M
M M M
X X X -
M M M M
M M M M
Operationeel beheer M M M M X X: Zeker aanwezig; M: Mogelijk aanwezig; - Zeker niet aanwezig
-
-
M
-
-
-
-
-
M
-
-
M
-
-
55
Gebruik buiten gebied Militair gebruik X X M Infrastructurele werken M X M Verblijfsrecreatie M M Agrarische activiteiten M Vliegveld Kempen X M Nystar Budel IJzeren Rijn X X X: Zeker aanwezig; M: Mogelijk aanwezig; - Zeker niet aanwezig
M -
-
M M M M M M
56
-
M -
M -
-
-
M M M
M -
M -
-
X
Versnippering
Mechanische effecten Barrière werking
Vernatting
Verdroging
Verontreiniging
Verzilting
Verzoeting
Vermesting
Oppervlakteverlies
Silhouet werking
Luchtdruk
Downwash
Menselijke aanwezigheid
Warmte
Bodemverstoring
Bodemverdichting
Trilling
Geluid
Activiteit
Licht
Verstoringscomponent
Verzuring
Tabel 6.3: Vervolg
X
6.2.2
Effectbeoordeling
De effectbeoordeling wordt aan de hand van tabel 6.3 en 6.4 kwalitatief en kwantitatief verder uitgewerkt. Deze tabellen vormen slechts een generieke inschatting maar zeggen weinig over de situatie in Weerter- en Budelerbergen & Ringselven. Uit tabel 6.3 valt af te leiden dat nagenoeg alle activiteiten in of buiten de oefenterreinen nu of in de toekomst mogelijk leiden tot een negatief effect op één van de 21 parameters waarvoor de verstoringsgevoeligheid van de vogelrichtlijnsoorten Nachtzwaluw, Roodborsttapuit en Boomleeuwerik is ingeschat. Het is van belang hierbij te kijken naar de ordegrootte van de verstoring en de waarschijnlijkheid dat dit effect ook van toepassing is in Weerter- en Budelerbergen & Ringselven. Een uitgebreide beoordeling van de effecten van de activiteiten in en om de defensieterreinen is weergegeven in bijlage 6. Vanwege de leesbaarheid van dit document, dat voor het hoofdrapport een vooraf vastgestelde hoofdstuk- en paragraafopbouw kent, is besloten deze tekst niet in het hoofdrapport op te nemen. Samenvattend worden de effecten (per soort) hieronder meer globaal beschreven (zie bijlage 6 voor een gedetailleerde effectenbeschrijving en voor verdere onderbouwing van het onderstaande). Uit tabel 6.2 blijkt dat de soorten met name gevoelig zijn voor oppervlakteverlies, mechanische effecten, geluid, trillingen en menselijke aanwezigheid. Barrièrewerking en versnippering hebben uiteraard betrekking op de bereikbaarheid en connectiviteit van geschikt habitat. Als zodanig zijn deze effecten gelijk aan oppervlakteverlies. Onlosmakelijk hiermee verbonden is de kwaliteit van de aanwezige habitats, waarvoor de soorten ook gevoelig worden geacht (zie bijlage 6 voor uitgebreide achtergronden). De mate van menselijke aanwezigheid en de kwaliteit van de habitats zijn waarschijnlijk de belangrijkste factoren op de oefenterreinen die van invloed zijn op de populatie van de defensieterreinen (bijlage 6). Het verstorende effect van geluid ligt voor de hand gezien de onderzoeken, maar dosis-effect relaties zijn onduidelijk. Gezien de min of meer constante aanwezigheid van militair en recreatief gebruik door het gehele jaar kan gewenning aan een bepaald verstoringsniveau een belangrijke rol spelen. Structurele verhoging van de gebruiksdruk door de jaren heen kan wel grote gevolgen hebben voor de populaties (Bijlsma, 2006, Vogelbescherming, 2004). Momenteel is de staat van instandhouding van de populaties van Boomleeuwerik en Roodborsttapuit op de defensieterreinen gunstig. De oefenterreinen herbergen het grootste gedeelte van de habitats van deze soorten, maar ook van de Nachtzwaluw, binnen het Natura 2000-gebied. De afgelopen periode (7 jaar) is de stand voor Roodborsttapuit, Boomleeuwerik en Nachtzwaluw toegenomen met respectievelijk 20, 5 en 3 territoria (Let wel: Nachtzwaluw is in Kruispeel-Achterbroek niet geteld tijdens basisinventarisatie). Tegelijkertijd zijn er in en in de nabijheid van de drie oefenterreinen vele verstoringsbronnen aanwezig (zie hoofdstuk 5) die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor vogelrichtlijnsoorten. De keuze van een vogel voor een bepaalde broed- of foerageerplek is het resultaat van een afweging tussen kosten (onder andere predatierisico, vliegkosten om er te komen) en baten (broedsucces, voedselopname). Deze ‘kosten-batenanalyse’ bepaalt de verstoringsgevoeligheid van een vogel.
57
Hoe groter de baten zijn van een bepaalde locatie, hoe minder de vogel geneigd zal zijn de plek te verlaten en hoe meer hij verstoring zal verdragen (Smit, 2001; Vogelbescherming, 2004). Onduidelijk is wat de mate van verstoring is die de hierboven beschreven verstoringsbronnen veroorzaken, maar kennelijk zijn de baten op defensieterreinen hoger dan de kosten voor de drie vogelrichtlijnsoorten. De verstoringsbronnen hebben er niet toe geleid dat de populaties van de soorten een negatieve trend laten zien, in integendeel zelfs. Mogelijk kan ook sprake zijn van gewenning. In gebieden waar een bepaalde verstoringsbron geen werkelijke dreiging vormt en daarnaast ook voorspelbaar is, kan het voorkomen dat vogels steeds minder reageren op de verstoringsbron (Smit, 2001; Vogelbescherming, 2004). Kruispeel-Achterbroek en Boshoverheide zijn terreinen waar de laatste jaren relatief weinig is veranderd ten aanzien van beheer en militair en recreatief gebruik. Het gebruik is op deze terreinen behoorlijk plaatsgebonden. Op de Weerterheide is het gebruik naar verwachting veel dynamischer (zowel in tijd, intensiteit als ruimte). De kans op invloed op de populatie van de vogelrichtlijnsoorten is hier naar verwachting het grootst. Mogelijk is de verschuiving van de territoria van Boomleeuwerik naar het gebied ten zuiden van de Geuzendijk hierdoor veroorzaakt (zie bijlage 6). Vermoedelijk is de hoge gebruiksdruk aan de noordzijde (schietbaan, bivak, kazerne, hoofdingang militaire oefeningen, toegang recreanten) enerzijds en het opvoeren van de beheersinspanning (open houden) de afgelopen jaren in het gebied ten zuiden van de Geuzendijk anderzijds hierop van invloed geweest. Een rol kan ook spelen dat het zwaartepunt van het gemechaniseerd oefenen in het ‘stuifzandgebied’ ligt. De aanwezigheid van militairen (personen) is waarschijnlijk lager dan ten noorden van de Geuzendijk. Ook is de recreatiedruk mogelijk minder doordat sommige zandige gebieden niet erg aantrekkelijk zijn om te wandelen. Nachtzwaluw De ruimtelijke opbouw van de populatie van Nachtzwaluw is min of meer ongewijzigd gebleven gedurende de periode 2001-2006. Opvallend is dat de populatie van deze soort grotendeels gebonden is aan die terreindelen waar de minste menselijke aanwezigheid verwacht kan worden. Een bevestiging dat deze soort het meest verstoringsgevoelig is. De soort broedt hier voornamelijk op de overgang van bos naar heide en wordt niet of nauwelijks aangetroffen nabij grote stuifzanden. Van de drie soorten baart alleen het huidige niveau van de populatie van de Nachtzwaluw zorgen. In 2005-2006 werd alleen al op de oefenterreinen aan het gestelde instandhoudingsdoel voor het gehele Natura 2000 gebied (20 paren) voldaan. De negatieve effecten van operationeel beheer op deze soort zijn naar verwachting nauwelijks relevant omdat het steeds kort durende, lokale verstoring betreft die zeer incidenteel optreedt. Het open houden van de bivakterreinen is voor deze soort netto zelfs gunstig. Het huidige natuurbeheer kan potentieel negatief uitpakken voor deze soort. Zo is het op grote schaal creëren van actieve stuifzanden ongunstig. Het huidige bos- en heidebeheer zijn niet negatief, omdat dit beheer bijdraagt aan het behoud van de overgang bos- structuurrijke openheid, waar deze soort van afhankelijk is. Gebruik buiten het gebied heeft geen invloed op de populatie van de Nachtzwaluw binnen de oefenterreinen. Met betrekking tot toekomstig gebruik worden alleen negatieve effecten verwacht van het in gebruik nemen van de goederenspoorlijn en een toename (ook autonome ontwikkeling) van recreatie binnen het gebied.
58
De populatie van de Nachtzwaluw in de oefenterreinen heeft zich ontwikkeld bij de huidige gebruiksdruk in het terrein, waaruit blijkt dat de aanwezige individuen het huidige gebruik niet als excessief verstorend ervaren. Verwachting is dan ook dat op dit moment het aantal geschikte broedlocaties voor deze soort limiterend is en niet de gebruiksdruk. Bovendien zorgt het huidige militaire gebruik dat de successie in de stuifzanden niet te snel vordert en dat de vergrassing beperkt blijft. Dit is in potentie gunstig voor deze soort, mits geen grote stuifzanden ontstaan. In de huidige situatie is dit overigens niet het geval. De kwaliteit van de habitats van de soorten hangt nauw samen met de stuifzandgebieden. Afnemende dynamiek zorgt voor versnelde successie in deze gebieden richting bos waardoor de door de soorten noodzakelijk openheid verdwijnt. Stikstofbelasting kan dit proces nog versnellen. Als gevolg van successie is met reguliere natuurbeheersmaatregelen nauwelijks het stuifzand open te houden. Dienst Vastgoed Defensie heeft een inrichtings en beheersvisie uitgewerkt waarin de successie in de snel dichtgroeiende stuifzanden wordt teruggezet. Extra dynamiek als gevolg van rijden draagt bij aan het open houden van stuifzand. Wanneer stuifzanden vast komen te liggen kan middels berijding van met name rupsvoertuigen algenkorsten waarmee de vastlegging vaak begint tegen worden gegaan (LNV 2003, Jungerius 2003). Intensiever tankgebruik binnen deze gebieden om de stuifzanden duurzaam in stand te houden wordt voorzien (Jungerius 2008). De huidige spreiding van de militaire en recreatieve activiteiten binnen de oefenterreinen en het uitgevoerde beheer geven voldoende garanties voor het behoud van de populatie Nachtzwaluwen in de oefenterreinen. Een hogere gebruiksdruk, zowel militair als recreatief, leidt mogelijk tot een achteruitgang van de populatie Nachtzwaluwen in de oefenterreinen. Dit sluit echter niet uit dat een toename haalbaar is, al dan niet buiten de eigendommen van defensie. Het is echter onbekend bij welke gebruiksdruk dit op zal treden of hoeveel ruimte er nog is om én de populatie toe te laten nemen én de gebruiksdruk te verhogen. Boomleeuwerik Het zwaartepunt van de populatie van de Boomleeuwerik ligt nabij de stuifzandrelicten op de Weerterheide. Ondanks de beheersinspanningen neemt de oppervlakte van dit habitat snel af als gevolg van vastlegging van stuifzand en uiteindelijk verbossing. De kwaliteit van de habitats van de Boomleeuwerik is in belangrijke mate afhankelijk van de duurzame instandhouding van het zandverstuivingslandschap dat op de Weerterheide aanwezig is. Grootschaliger ingrijpen om deze successie te voorkomen en het habitat duurzamer te waarborgen (natuurlijke dynamiek – wind- in combinatie met militair gebruik – berijden) zijn van groot belang. Het lijkt er op dat zich een verschuiving van de populatie heeft voorgedaan van deze soort binnen de Weerterheide. Met name aan het meest noordelijke gedeelte zijn veel territoria verlaten. Dit is ook het meest intensief gebruikte deel van de oefenterreinen. Verstoring in de vorm van geluid, trillingen en menselijke aanwezigheid is hier het hoogst. Overigens is deze soort minder gevoelig voor de aanwezigheid van mensen en silhouetwerking dan bijvoorbeeld de Nachtzwaluw. De Boomleeuwerik is broedend waargenomen in alle oefenterreinen, waarbij de grootste aantallen zich in de oefenterreinen Weerterheide en Boshoverheide bevinden.
59
De soort broedt hier voornamelijk aan de rand van open terreinen zoals stuifzanden (maar ook kaalslagen en brandgangen). De negatieve effecten van operationeel beheer op deze soort zijn naar verwachting nauwelijks relevant omdat het steeds kort durende, lokale verstoring betreft die zeer incidenteel optreedt. Het huidige natuurbeheer sluit goed aan bij de wensen van deze soort. Een verdere intensivering hiervan kan mogelijk tot een kleine toename van de populatie Boomleeuweriken in de oefenterreinen leiden, omdat zo nieuwe potentieel geschikte broedlocaties kunnen ontstaan. Gebruik buiten het gebied heeft geen invloed op de populatie van de Boomleeuwerik binnen de oefenterreinen. Met betrekking tot toekomstig gebruik worden alleen negatieve effecten verwacht van het in gebruik nemen van de goederenspoorlijn en de (autonome) toename van de recreatiedruk. De populatie van de Boomleeuwerik in de oefenterreinen heeft zich ontwikkeld bij de huidige gebruiksdruk in het terrein, waaruit blijkt dat de aanwezige individuen het huidige gebruik niet als excessief ervaren. Verwachting is dan ook dat op dit moment het aantal geschikte broedlocaties voor deze soort limiterend is en niet de gebruiksdruk. Bovendien zorgt het huidige militaire gebruik dat de successie in de stuifzanden niet te snel vordert en dat de vergrassing beperkt blijft. Dit is in potentie gunstig voor deze soort. De huidige spreiding van de militaire en recreatieve activiteiten binnen de oefenterreinen en het uitgevoerde beheer geven voldoende garanties voor het behoud van de populatie Boomleeuweriken in de oefenterreinen. Een hogere gebruiksdruk, zowel militair als recreatief, leidt mogelijk tot een achteruitgang van de populatie Boomleeuweriken in de oefenterreinen. Dit sluit echter niet uit dat een toename haalbaar is, maar vooralsnog is onbekend waar het omslagpunt ligt. Roodborsttapuit De populatie van de Roodborsttapuit heeft haar zwaartepunt in de afgelopen periode in de Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek gekregen. Deze soort is binnen de oefenterreinen vooral gebonden aan de heideterreinen. De soort broedt hier voornamelijk in open tot halfopen terreinen waarin voldoende opslag aanwezig is die gebruikt kan worden als zangpost. De negatieve effecten van operationeel beheer op deze soort zijn naar verwachting nauwelijks relevant omdat het steeds kort durende, lokale verstoring betreft die zeer incidenteel optreedt. Het huidige natuurbeheer sluit goed aan bij de wensen van deze soort. Het huidige waterbeheer heeft nauwelijks invloed op deze soort. Gebruik buiten het gebied heeft geen invloed op de populatie van de Roodborsttapuit binnen de oefenterreinen. Met betrekking tot toekomstig gebruik worden negatieve effecten met name verwacht als gevolg van de (autonoom) toenemende recreatiedruk. De populatie van de Roodborsttapuit in de oefenterreinen heeft zich ontwikkeld bij de huidige gebruiksdruk in het terrein, waaruit blijkt dat de aanwezige individuen het huidige gebruik niet als excessief ervaren. Verwachting is dan ook dat op dit moment het aantal geschikte broedlocaties voor deze soort limiterend is en niet de gebruiksdruk. De huidige spreiding van de militaire en recreatieve activiteiten binnen de oefenterreinen geven voldoende garanties voor het behoud van de populatie Roodborsttapuit in de oefenterreinen.
60
Een hogere gebruiksdruk, zowel militair als recreatief, leidt mogelijk tot een achteruitgang van de populatie Roodborsttapuit in de oefenterreinen. Dit sluit echter niet uit dat een toename haalbaar is, met name buiten de oefenterreinen. In tabel 6.5 is het bovenstaande en bijlage 6 samengevat, waardoor de tabel de mogelijke gevolgen van de huidige activiteiten op de beschermde natuurwaarden in de drie oefenterreinen laat zien.
61
Nachtzwaluw Boomleeuwerik Roodborsttapuit Rood
Mogelijk significant negatief effect bij grote wijzigingen
Groen
Oranje
Mogelijke cumulatieve bijdrage aan significant effect bij grote wijzigingen
Geen significant negatief effect (beperkt lokaal negatief effect wel mogelijk)
62
Versnippering
Barrière werking
Mechanische effecten
Vernatting
Verdroging
Verontreiniging
Verzilting
Verzoeting
Vermesting
Verzuring
Oppervlakteverlies
Silhouet werking
Luchtdruk
Downwash
Menselijke aanwezigheid
Warmte
Bodemverstoring
Trilling
Geluid
Doelsoort
Licht
Verstoringscomponent
Bodemverdichting
Tabel 6.4: Mogelijke effecten huidig gebruik oefenterreinen
6.2.3
Maatregelen ten behoeve van de instandhouding van de vogelrichtlijnsoorten
Ontwikkeling van natuurwaarden blijft zeker mogelijk, ook binnen de terreinen van defensie, en is ten aanzien van de Nachtzwaluw zeker ook wenselijk. De populatie voldoet weliswaar aan het instandhoudingsdoel, maar is kwetsbaar voor Nachtzwaluw en in mindere mate voor Boomleeuwerik (zie bijlage 6). Huidige maatregelen op defensieterreinen Het open houden van gebieden wordt momenteel voornamelijk gerealiseerd door het verwijderen van opslag, plaggen en begrazen. Deze activiteiten zullen na uitvoering van het beheers- en inrichtingsplan (looptijd tot 2010) worden voortgezet in de oude frequentie. Aanvullend op de ‘natuurlijke’ zonering zal op de Weerterheide de inloop vanaf de zijde van vakantiepark Weerterbergen worden verminderd. Dit gebeurt door afspraken te maken over het gesloten blijven van de poortjes aan de achterzijde van het park en het beter geleiden van de inloop in het gebied vanaf deze zijde (opheffen van paden). Ook zal in navolging van het advies van SOVON (2005) en conflicten tussen het militaire en recreatieve gebruik in het verleden het lokale ruiterroutenetwerk in het ‘stuifzandgebied’ worden opgeheven. Tevens is aansluitend hierop een wijzigingsvoorstel voor het militaire gebruik (Free-For-All terrein) uitgewerkt (Jungerius, 2008) dat enerzijds de militaire gebruiksmogelijkheden van het terrein verbeterd en anderzijds meer recht doet aan de instandhouding van de aardkundige en vogelkundige waarden van het gebied. De verwachting is dat als gevolg van de vergroting van het oppervlakte stuifzand de toegankelijkheid van het gebied voor mensen (met vaak onaangelijnde honden) afneemt en daarmee de kans op verstoring evenredig afneemt. Hiermee wordt een min of meer een natuurlijke zonering bereikt die de kwaliteit van de habitats voor met name Boomleeuwerik en Nachtzwaluw sterk kan verbeteren. Bij de uitvoering van maatregelen wordt rekening gehouden met al te grote beïnvloeding van de leefgebieden van beide soorten. Daarom worden maatregelen gezoneerd in de tijd en ruimte doorgevoerd (Swart, 2006; Jungerius, 2008). Het gebruik van tanks mag in het Free-For-All terrein toenemen ten opzichte van het huidige niveau (zie bijlage 5, registratie RMC 2006/2007) om een voldoende dynamisch milieu te kunnen waarborgen zodat de openheid in stand blijft Verder zal, conform de beleidsregel recreatie op defensieterreinen, het gebruik van de crossbaan op de Weerterheide op termijn worden opgeheven. Dienst Vastgoed Defensie is thans in overleg met de gemeente Cranendonk om dit te effectueren. De ambitie is om dit in de komende planperiode van het SMT 2 te realiseren. Er moet echter naar een goed alternatief worden gezocht om te voorkomen dat illegaal crossen op de oefenterreinen toeneemt. Daarnaast verdient de aanwezigheid van honden extra aandacht. In diverse studies (Bijlsma, 2006, Vogelbescherming, 2004) is aangetoond dat de aanwezigheid van honden, zeker als ze niet zijn aangelijnd, sterke verstoring kunnen veroorzaken die verlating van het nest tot gevolg hebben. Loslopende honden komen veelvuldig op de oefenterreinen voor. Meer aandacht hiervoor zal door DVD aan de handhaver op defensieterreinen, de Koninklijke Marechaussee, worden gevraagd. Verder zal, conform de beleidsregel, binnen de planperiode, de hondentrainingsfaciliteit op de Weerterheide worden beëindigd. Huidige maatregelen in de overige terreinen Naast de inspanningen op defensieterreinen kunnen ook maatregelen in andere terreindelen van het Natura 2000-gebied genomen worden om het leefgebied van vooral de
63
Boomleeuwerik, Roodborsttapuit en Nachtzwaluw te verbeteren (Laurabossen en droge terreindelen Weerterbos). Deze terreindelen hebben ten opzichte van militaire terreinen in ieder geval het voordeel dat verstoring door militair gebruik afwezig is. Natuurmonumenten heeft in de Laurabossen sinds enkele jaren een verandering van het dunningsregime in de bossen (gaten kappen) ingezet ter bevordering van het leefgebied voor Boomleeuwerik en Nachtzwaluw. In de ecosysteemvisie van het Kempenbroek (Bosgroep Zuid Nederland, 2007) wordt voorgesteld om dit beheer verder te versterken met het open maken van verbindend bosgebied tussen Kruispeel en Ringselven. Indien hier in voldoende mate invulling aan wordt gegeven wordt de kans groter dat een duurzame populatie voor met name de Nachtzwaluw is gewaarborgd.
64
Toename van verstoring als gevolg van gebruiksdruk kan dan beter worden opgevangen. Met name ten aanzien van Nachtzwaluw kan dit van belang zijn omdat deze soort het meest verstoringsgevoelig is en het populatieniveau (en dus kennelijk ook de kwaliteit van de habitats) relatief de minste waarborgen biedt om de instandhoudingsdoelstellingen duurzaam in stand te houden. In tabel 6.5 is een en ander samengevat. Tabel 6.5: Toekomstige maatregelen in relatie tot natuurwaarden Maatregel
Positief effect habitatkwalit eit
Positief effect aanwezigheid mensen
X X
X
Huidige maatregel defensie Verleggen Free-For-All terrein Open houden gebieden Zoneren/Beperken inloop Uitplaatsen crossbaan Controle loslopende honden Huidige maatregelen overige terreinen Verandering dunningsregime Verbinden gebieden
X X
X X
X X
65
6.3 6.3.1
Conclusie Gebruik en beheer
Momenteel wordt aan de instandhoudingsdoelstelling voor Boomleeuwerik, Nachtzwaluw en Roodborsttapuit voldaan op de defensieterreinen. Voor Nachtzwaluw wordt voldaan aan de doelstelling, maar deze relatief verstoringsgevoelige soort kan als gevolg van gebruiksdruk wel beneden dit niveau zakken. Zeker de toenemende recreatieve druk, al of niet in combinatie met militair gebruik, kan voor deze soort gevolgen hebben. Maatregelen zoals verwoord in dit plan in ten aanzien van beheer, gebruik en inrichting op defensieterreinen moeten voorkomen dat de populatie onder druk komt. De andere soorten zullen ongetwijfeld meeprofiteren. Ook maatregelen bij andere terreineigenaren met (potentiële) habitats binnen de speciale beschermingszones kunnen van betekenis zijn voor de duurzame instandhouding van de soort. 6.3.2
Externe werking
Van externe werking van militaire activiteiten binnen de oefenterreinen op de rest van het Natura 2000-gebied dan wel andere Natura 2000-gebieden is geen sprake. De verstorende effecten zijn niet nadelig voor de instandhoudingsdoelstellingen van de doelsoorten en andere Natura 2000-gebieden liggen te ver weg om nog een invloed van de militaire activiteiten te mogen verwachten. Ook de huidige militaire activiteiten buiten het Natura 2000 (kazerne en schietbanen) blijken geen (significante) negatieve effecten te bewerkstelligen gezien in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen. De geluidsbelasting van de geëxclaveerde schietbaan in het noorden van het terrein kan weliswaar een verstoring teweegbrengen maar ondanks deze verstoring worden de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen vogelsoorten (Boomleeuwerik, Roodborsttapuit en Nachtzwaluw) geheel behaald op het deel van het N2000-gebied dat als defensieterrein in gebruik is. Het is aannemelijk dat gewenning aan de geluidsverstoring optreedt. Ter vergelijking: de hoogste dichtheden van de Nachtzwaluw in richtlijngebied Veluwe worden behaald op het intensief gebruikte Infanterie Schietkamp Harskamp. Een negatieve invloed van nieuwe projecten buiten de oefenterreinen op de natuurwaarden zoals het opnieuw in gebruik nemen van de spoorlijn wordt wel verwacht, maar het is niet duidelijk wat de ordegrootte hiervan zal zijn. Zeker is echter dat deze ontwikkelingen een potentieel risico vormen ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen. Onduidelijk is in hoeverre Kempen Airport thans invloed heeft op de populatie van betreffende soorten. Wel is in eerder onderzoek rond andere vliegvelden aangetoond dat verstoring door vliegen een aantoonbaar effect heeft op verspreiding van vogels (diverse onderzoeken in Smit, 2001 en Vogelbescherming, 2004). Toename van het aantal vluchten kan negatieve gevolgen hebben. Zeker voor een kritische soort als Nachtzwaluw die zich voornamelijk aan de westzijde van de Weerterheide ophoudt (bijvoorbeeld verstoring door silhouetvorming en geluid). Vogelbescherming (2004) geven aan dat verstoring van vogels door (sport)vliegtuigen wordt veroorzaakt door een complex van factoren, samengesteld uit visuele en auditieve componenten. Verstoring langs wegen door gemotoriseerd verkeer is vastgesteld in diverse onderzoeken (Reijnen et al., 1995, 1996 en andere). De verstoring uit zich in verlaging van de aantallen
66
broedende vogels. Hierbij zijn de effecten groter naarmate de weg drukker is (Vogelbescherming, 2004), waarbij de aanliggende habitats (bos, weide, struweel) een belangrijke rol spelen bij de uiteindelijke verstoring. Vooral de Geuzendijk heeft gezien zijn ligging in de nabijheid van geschikt habitat mogelijk de meeste invloed op het netto leefgebied. Er wordt echter geen significant effect gevonden (SOVON, 2005) voor dit terrein voor de benodigde populatiegrootte. Voorstelbaar is dat de spoorlijn Eindhoven - Weert, de Rijksweg A2 en de particuliere schietbaan ook invloed hebben op de totale geluidsbelasting aan de noordzijde van de Weerterheide en het Weerterbos (ten noorden van A2). 6.3.3
Cumulatie
Momenteel is geen sprake van significante effecten als gevolg van een cumulatief effect. Cumulatieve effecten die negatieve gevolgen hebben, kunnen zich onder meer onder de volgende omstandigheden voordoen: • toename recreatief gebruik in combinatie met militair gebruik; • toename van gebruiksdruk zowel binnen als buiten het Natura 2000-gebied. Zeker bij grote, structurele veranderingen in gebruiksdruk in de nabijheid van habitats van vogelrichtlijnsoorten op de oefenterreinen kunnen de gevolgen groot zijn. Bijvoorbeeld ingebruikname van de spoorlijn gelegen tussen Weerterheide en Boshoverheide (historische IJzeren Rijn tracé) zou in combinatie met de voorgenomen (beheers)activiteiten grote gevolgen kunnen hebben. Ook de groei van Kempen Airport kan van groot belang zijn. In het beheerplan wordt met het bovenstaande zo goed mogelijk rekening gehouden. Het Ministerie van Defensie wil voorkomen dat natuurwaarden en landschappelijke waarden binnen haar terreinen aangetast worden én zij wil voorkomen dat ontwikkelingen buiten de terreinen het gebruik van de terreinen voor militaire activiteiten op termijn negatief beïnvloeden.
6.3.4
Kennislacunes
De veronderstelde toename van het recreatieve gebruik als gevolg van uitbreiding van de gemeente Weert is een aanname (SOVON, 2005). Momenteel is onduidelijk of deze aanname reëel is, nog afgezien van het door de gemeente Weert opgegeven bezoekersaantal van 600.000 voor Weerter- en Boshoverheide op jaarbasis. Gezien het grote veronderstelde belang van menselijke aanwezigheid dient beter gemonitord te worden wat het recreatieve terreinbezoek is (zowel hoeveelheid als ruimtelijk gebruik).
67
6.3.5
Vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet
Er zijn geen activiteiten van blijvende aard die momenteel in aanmerking komen voor een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet. Voor vliegactiviteiten zal het ministerie van defensie een landelijke vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet aanvragen. Helikoptergebruik binnen de oefenterreinen Boshoverheide, Weerterheide en Kruispeel- Achterbroek zal hier deel van uitmaken. Mogelijke gevolgen van deze activiteiten zullen in het kader van deze vergunning worden getoetst en derhalve in de effectanalyse van dit plan buiten beschouwing worden gelaten.
68
7 7.1
BORGING Plannen en voorschriften
In onderstaande paragraaf wordt beschreven op welke wijze restricties en voorwaarden ten aanzien van beheer en gebruik geborgd zijn in plannen en voorschriften binnen de Dienst Vastgoed Defensie (verantwoordelijk voor het beheer), de Koninklijke Landmacht, Koninklijke Marine, Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee. (de militaire gebruikers van de terreinen). De Ministeriële Publicatie 40-21 “opslag en behandeling gevaarlijke stoffen Defensie” wordt hier apart genoemd daar deze van toepassing is op alle defensieonderdelen binnen en buiten Nederland. Dit voorschrift is bedoeld om de risico’s verbonden aan het gebruik van milieugevaarlijke stoffen bij Defensie zoveel mogelijk te beperken door het stellen van interne regels ter zake binnen de kaders van de wetgeving. 7.1.1
Dienst Vastgoed Defensie (DVD)
De DVD is verantwoordelijk voor het terreinbeheer. In de volgende subparagraaf wordt beschreven op welke wijze (natuur)beheer geborgd is binnen de bedrijfsvoering. Kwaliteitsmanagementsysteem De wijze waarop het terreinbeheer binnen de DVD wordt uitgevoerd is vastgelegd in het kwaliteitsmanagementsysteem (KMS). Dit systeem bevat een handboek kwaliteitszorg waarin afspraken en werkwijzen over het beheer staan opgenomen en de kwaliteit van natuurbeheer op defensieterreinen wordt hiermee geborgd. Bovendien zijn in het KMS de primaire bedrijfsprocessen vastgelegd in procesbeschrijvingen. Binnen deze procesbeschrijvingen zijn richtlijnen opgenomen waarin wordt verwezen naar de wetgeving die aan deze richtlijn ten grondslag ligt. Dit kan bijvoorbeeld Europese wetgeving zijn, nationale- of juist defensiespecifieke wetgeving. Beheerplannen Bos- en natuur De DVD stelt naast Natura 2000 beheerplannen ook beheerplannen op ten behoeve van het reguliere terreinbeheer. De hoofddoelstelling van deze beheerplannen Bos- en Natuur is het beschrijven van de gewenste kwaliteitsniveaus ten behoeve van het functioneel militair gebruik, het recreatief medegebruik en de natuur- en cultuurhistorische waarden op het object. Tevens wordt op basis van de huidige situatie in kosten en tijd aangegeven welke beheersmaatregelen nodig zijn om de gewenste kwaliteitsniveaus in relatie met elkaar te realiseren. De opgenomen doelstellingen met betrekking tot natuur zijn gebaseerd op de met LNV overeengekomen landelijke natuurdoelen (vastgelegd in de Natuurdoelenkaart). In de toekomst zal in het Bos- en natuur beheerplan het vastgestelde Natura 2000 beheerplan nader worden uitgewerkt indien het schiet- en oefenterreinen binnen Natura 2000 gebieden betreft.
69
7.1.2
Koninklijke Landmacht
De Koninklijke Landmacht kent ten aanzien van het gebruik van haar terreinen een belangrijk instrument dat ervoor moet zorgen dat gebruik in overeenstemming met de bestaande natuurwaarden plaatsvindt. Voorschrift Gebruik Oefen- en schietterreinen (VS2-1014) Het doel van dit voorschrift is enerzijds het verstrekken van een compleet overzicht van de in Nederland beschikbare oefen- en schietterreinen en anderzijds het geven van informatie over de gebruiksmogelijkheden en -beperkingen van deze terreinen. Dit voorschrift wijst de commandanten op hun verantwoordelijkheid bij de voorbereiding en het verloop van de oefening. Eerder genoemde gebruiksbeperkingen kunnen voortkomen uit het rijksbeleid ten aanzien van de “groene ruimte” en de wetgeving zoals de Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en de Wet Milieubeheer. Voor het gebruik gelden een aantal algemene gebruiksbepalingen: 1. 2. 3. 4. 5.
Voorkom schade aan natuur en milieu. Gebruik geen levend groen als camouflagemateriaal. Gooi na afloop alle kuilen, gaten en sleuven weer dicht. Afval niet achterlaten maar meenemen. In droge perioden dient eerst contact te worden opgenomen met de terreinopzichter alvorens losse munitie of vuurvoorstellingsmiddelen te gebruiken, open vuur aan te leggen, te koken in natura, te roken en andere vormen van open vuur toe te passen. 6. Houd rekening met recreanten. 7. Het is verboden aan de roodgeschilderde zijde van de palen ingravingen te doen of er zich met motorvoertuigen te bevinden. Aan de groen geschilderde zijde van de palen is bijzonder terreingebruik toegestaan. Het soort gebruik is op de Standaard Oefenkaart aangegeven. 8. De terreintypen bos, heide/buntgras, grasland, zand en water zijn, tenzij anders aangegeven, verboden voor wiel- en rupsvoertuigen. Het voorschrift VS2-1014 bestaat enerzijds uit bovenstaande algemene richtlijnen ten aanzien van gebruik en anderzijds uit standaard oefenkaarten ingedeeld per RMC (Regionaal Militair Commando). Voor nagenoeg alle militaire oefenterreinen zijn thans Standaard Oefenkaarten beschikbaar. Hierop staan de gebruiksmogelijkheden en – beperkingen van het betreffende terrein. Deze Standaard Oefenkaarten kunnen gebruikt worden bij de voorbereiding van de oefening. Bij de aanvraag van (een deel van) het oefenterrein worden gegevens gevraagd die op een SOK vermeld staan. Dit betreft onder andere de terreinindeling en de gebruiksmogelijkheden en/ of beperkingen van het oefenterrein. Op de Standaard Oefenkaart wordt duidelijk aangegeven wat waar mag en kan. Daarnaast is door de terreinconfiguratie reeds snel duidelijk wat wel en wat niet mag. Palen worden geplaatst daar waar onduidelijkheden voor de gebruiker ontstaan. Ook het gebruik van schietbanen is gereguleerd in het VS2-1014. Het gebruik van schietkampen, zoals het Infanterie- en Artillerieschietkamp, is gereguleerd in andere handboeken en voorschriften. (Voorschrift VS7-600 resp. Handboek 6-751)
70
7.2
Toezicht en handhaving
Vele opengestelde militaire terreinen zijn gelegen binnen de Ecologische hoofdstructuur en binnen de grenzen van aangewezen Natura 2000-gebieden. Hiermee heeft Defensie een grote verantwoordelijkheid inzake toezicht en handhaving. De voor recreatief medegebruik opengestelde terreinen zijn voorzien van bebording, waarop de voorwaarden van toegang zijn aangegeven. In algemene zin zijn deze voorwaarden als volgt ingevuld: 1. 2. 3. 4.
Wandelen en fietsen slechts toegestaan op wegen en paden. Geen loslopende honden. Gebruik van motorvoertuigen is verboden. Geen toegang van zonsondergang tot zonsopgang.
Per terrein worden deze voorwaarden aangevuld, bijvoorbeeld voor mountainbike- en ruiterroutes. Daarnaast is er zogenaamd vergund medegebruik. Dit is gebruik door particulieren, clubs of verenigingen met speciale toestemming, voor gebruik van zowel opengestelde defensieterreinen als terreinen die zijn afgesloten voor het publiek. Het betreft incidenteel medegebruik (kampementen, natuuronderzoek, trimlopen, hondentraining, parkeerruimte bij evenementen e.d.) en structureel medegebruik (bijen houden, zweefvliegen door clubs, het vliegen met modelvliegtuigjes e.d.). Voor dit gebruik worden de privaatrechtelijke vergunningen verleend door tussenkomst van de Dienst der Domeinen. De eventueel noodzakelijke publiekrechtelijke vergunningen, bijvoorbeeld ontheffing op grond van de Luchtvaartwet, moeten door Defensie zelf worden verleend. Het beleid van Defensie ten aanzien van recreatief medegebruik is verwoord in de Beleidsregel “Recreatief medegebruik van defensieterreinen”. De belangrijkste aandachtspunten bij het uitoefenen van toezicht en handhaving zijn het voorkomen van verstoring van oefeningen, het voorkomen van schade en het voorkomen van het ontstaan van strijdigheden met wet- en regelgeving, in het bijzonder de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet. Bij het gebruik en beheer van terreinen zijn drie vormen van toezicht te onderscheiden, te weten: 1. Toezicht en handhaving in het kader van de wetgeving, juridisch toezicht genoemd, dat wordt uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee. 2. Toezicht en handhaving in het kader van militair gebruik, dat wordt uitgevoerd door of namens de commandant van het object. Zo is deze vorm van oefenterreinen neergelegd bij de terreinopzichter van de Regionaal Militair Commandant. Voor schietterreinen is het toezicht vaak gescheiden naar veiligheidsaspecten (veiligheidsofficieren en onderofficieren) en terreingebruik (terreinopzichter). Voor kazernes en vliegbases ligt dit toezicht veelal bij de Lokale Facilitaire Dienst (LFD) of bij personeel van de basiscommandant. 3. Het toezicht op het beheer van de terreinen ligt bij de Dienst Vastgoed Defensie, de terreinbeheerder. Het betreft toezicht op de uitvoering van projecten, maar ook op nietprojectgebonden beheeraspecten.
71
7.3 7.3.1
Monitoring en registratie Monitoring natuurwaarden
Defensie heeft ten behoeve van het beheer van haar terreinen een monitoringsysteem waarmee de natuurwaarden blijvend worden geïnventariseerd en bewaakt. Ongeveer zes jaarlijks wordt een herhaling van de inventarisatie (monitoring) uitgevoerd. Jaarlijks wordt een monitoringprogramma opgesteld en de resultaten van de monitoring worden verwerkt in monitoringrapporten. Met monitoring kan een beeld worden verkregen van eventuele veranderingen in een terrein, die het gevolg (kunnen) zijn van het gevoerde beheer en het gebruik. De belangrijkste redenen voor het gebruik van monitoring in het natuurbeheer zijn: • bewijsvoering bij ingrepen; • de mogelijkheid tot bijsturing van het beheer door het nauwkeurig volgen van veranderingen; • het voorspellen van toekomstige ontwikkelingen; • vaststellen van trends van soorten of van de toestand van gebieden in het kader van beleid; • het geven van adviezen ten behoeve van het beheer. Inventarisatie en Monitoringgroep Defensie Sinds 2001 maakt een Monitoringgroep deel uit van de Defensieorganisatie. De in samenwerking met het Expertisecentrum van LNV (EC-LNV) opgezette Monitoringgroep werd voorheen door het EC-LNV aangestuurd. Deze groep bestaat op dit moment uit vijf vegetatiekundigen en twee faunaspecialisten. In 1995 is voor het eerst begonnen met het uitvoeren van basisinventarisaties en in 2001 werd er voor het eerst een monitoring uitgevoerd. De Monitoringgroep voert de volgende taken uit: • het inventariseren van de natuurwaarden op alle relevante defensieterreinen (nulmeting); • het periodiek monitoren van de natuurwaarden op alle relevante defensieterreinen; • het evalueren van het gevoerde beheer op en gebruik van defensieterreinen; • het geven van adviezen ten aanzien van het beheer, het gebruik en de inrichting van defensieterreinen; • het binnen en buiten Defensie overdragen van kennis en ervaring. Monitoringplan In 2006 is een uitgebreide monitoringronde door de inventarisatie en monitoringgroep verricht naar de natuurwaarden van de Weerterheide en Boshoverheide. In 2005 is dit gebeurd voor Kruispeel-Achterbroek. Op basis van de analyse van de gevonden natuurwaarden is in de betreffende rapportage een monitoringplan opgesteld. De monitoring behelst zowel het volgen van de vegetatiestructuur als de vogelkundige waarden. De eerstvolgende monitoringronde zal plaatsvinden in 2012. Dit plan zal worden gevolgd. Er is geen reden om de monitoring van natuurwaarden te intensiveren. Effecten van beheermaatregelen zijn vaak slechts met enige jaren vertraging zichtbaar in de vogelstand. Vogels moeten na wijziging van de vegetatiestructuur nieuwe habitats bezetten of zullen oude habitats verlaten.
72
Wel zal de monitoring van de Kruispeel-Achterbroek in het zelfde jaar plaatshebben als de overige oefenterreinen. Dit om vergelijkingen tijdens analyses beter mogelijk te maken. 7.3.2
Monitoring gebruiksdruk
Registratie van militaire activiteiten voor de betreffende oefenterreinen en de schietbaan vindt plaats bij het Regionaal Militair Commando Zuid via een planningsoverzicht van oefenende eenheden die toestemming hebben gekregen om gebruik te maken van een terrein. Deze registratie geeft in combinatie met de Standaard Oefenkaarten voldoende informatie over aard, intensiteit en locatie van oefenende eenheden om waardevol te kunnen zijn voor nadere analyses in relatie tot natuurwaarden. Monitoring van recreatief medegebruik met betrekking tot terreinbezoek in relatie tot de openstellingsregeling vindt momenteel niet plaats. Om de betekenis van recreatieve gebruiksdruk ten opzichte van de militaire gebruiksdruk in relatie tot de Natura 2000 waarden te kunnen duiden dient een betere registratie van terreinbezoek te worden geïnitieerd. Deze monitoring kan samen lopen met de monitoring van natuurwaarden. Door gegevens over zowel natuurwaarden als gebruiksdruk uit hetzelfde jaar te kunnen analyseren winnen ze enorm aan waarde. Defensie ziet het primair niet als haar taak om monitoring van recreatieve gebruiksdruk uit te voeren. Bezien zal worden in hoeverre mogelijkheden bestaan om in samenwerking met andere actoren binnen Grenspark Kempenbroek een passend monitoringsysteem in te richten. 7.3.3
Informatievoorziening abiotische factoren
Het kan voor bepaalde vegetatietypen waardevol zijn om abiotische factoren zoals grondwaterstand en atmosferische depositie van bijvoorbeeld stikstof en sulfaat te monitoren. Voor dit beheerplan, dat uitsluiten betrekking heeft op de oefenterreinen Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek, is het monitoren van abiotische factoren niet van belang.
73
8
COMMUNICATIE EN VOORLICHTING
Defensie hecht grote waarde aan draagvlak voor het beheer dat zij uitvoert op haar terreinen. Dit geldt zowel richting de (militaire) gebruikers van het terrein als externe partijen zoals bevoegd gezagen, omwonenden en recreatieve gebruikers van het terrein. Richting belanghebbenden dient informatie te worden verstrekt over het belang van het gebied, de waarde vanuit internationaal perspectief, de natuurwaarden die aanwezig zijn in het gebied en wat Defensie als beheerder in het gebied wil realiseren. In het kader van de Natura 2000 is het van belang om de instandhoudingsdoelen die voor het gebied gelden, en de daaruit voortkomende instandhoudingsmaatregelen, toe te lichten. 8.1
Voorlichting
De voorlichting over beheerplangebied vindt thans plaats via bebording. De functie van voorlichting over het beheerplangebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven heeft een tweeledig doel. Enerzijds dient de voorlichting om de bezoeker te informeren over de bezienswaardigheden in het gebied. Daarnaast is de voorlichting erop gericht om de bezoeker te wijzen op de regels die gelden binnen het gebied. De combinatie van wetenswaardigheden en (gebruiks)regels vormen voor Defensie de uitgangspunten van voorlichting. 8.2
Media
Algemene informatie over natuurbeheer bij Defensie kan men terugvinden in de brochure ‘Defensie in natuur en landschap’, ‘Natuur, aardkunde, cultuurhistorie en recreatie op militaire terreinen’ uit 2002. Hierin wordt onder andere de omvang en aard van het ruimtebeslag van de defensieterreinen beschreven, ingegaan op de (specifieke) natuurwaarden en het gebruik en beheer dat voor Defensieterreinen specifiek is. Voor algemene vragen met betrekking tot de nieuwe natuurbeschermingswet en Natura 2000 kan men terecht op de website: www.minlnv.nl/natuurwetgeving. Vragen met betrekking tot Defensie in relatie met Natuur en landschap (Natura 2000) kan men stellen bij het Defensie Voorlichtingscentrum. (www.mindef.nl/service/voorlichtingscentrum). Informatie over beheerplangebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven vindt u terug op de website http://www.kempenbroek.be.
74
9
FINANCIERING
Het Ministerie van Defensie is verantwoordelijk voor de financiering van het beheer van de eigen terreinen. De Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is de vastgoedbeheerder van Defensie. De DVD is één van de baten-lastendiensten van het Commando Diensten Centra en bestaat uit een Centrale Directie met drie Regionale Directies. De DVD is verantwoordelijk voor de nieuwbouw, het instandhouden en het beheer van defensievastgoed. 9.1
Terreinbeheer
Voor de instandhouding van werken en terreinen wordt een dienstverleningsovereenkomst (DVO) afgesloten tussen de verschillende opdrachtgevers (Landmacht, Luchtmacht, Marine en Marechaussee) en de Directeur DVD. In deze DVO zijn de kwaliteitsniveaus en bijbehorende gebruiksvergoeding (GBV) vastgelegd. Dit wil zeggen dat de verschillende krijgsmachtdelen voor het beheer van hun terreinen een vast bedrag betalen dat afhankelijk is van de hoeveelheid te beheren oppervlak en het gewenste kwaliteitsniveau. De financiële consequenties als gevolg van de toepassing van het beleid inzake het recreatief medegebruik op defensieterreinen, worden door de Operationele Commandanten opgenomen in de exploitatiebudgetten. Op basis van de gebruiksvergoeding is een bedrag beschikbaar voor de drie oefenterreinen van €367.140,= per jaar. Het bedrag dekt alle kosten die samenhangen met het beheer van de drie oefenterreinen (natuurbeheer, operationeel beheer en overhead -excl. zakelijke lasten). 9.2
Monitoring
De DVD adviseert, als baten-lastendienst, tevens de Bestuursstaf van het Ministerie van Defensie. In een dienstverleningsovereenkomst (DVO Expertise en Advies) met de Directie Ruimte, Milieu en Vastgoedbeleid (DRMV) zijn deze diensten vastgelegd. De DVD adviseert de klant (DRMV) over de mogelijkheden tot realisering en ontwikkeling van het defensievastgoed en de mogelijkheden van gebruik op basis van een actueel inzicht van de regelgeving en het geldende beleid van lagere overheden op het gebied van de fysieke leefomgeving en het gevoerde overleg. Ook het monitoren van natuurwaarden is een onderdeel van het dienstenpakket dat de DVD voor de Bestuursstaf verzorgt. De DRMV beoogd hiermee het gebruik en beheer van de defensieterreinen te kunnen evalueren en eventueel bijstellen. Ten behoeve van het monitoren van natuurwaarden op defensieterreinen zijn zeven ecologen in vaste dienst bij Defensie.
75
9.3
Kostenoverzicht additionele maatregelen
Er zijn geen additionele kosten voor beheersmaatregelen aan te wijzen. De kosten voor stuifzandontwikkeling (zie specificatie, Swart 2006) kunnen worden gezien als regulier beheer (plaggen, kappen, verwijderen boomopslag). De maatregelen worden uitgevoerd naast de andere natuurbeheermaatregelen begrazing en dunning. Al deze maatregelen hebben een relatie met de instandhoudingsdoelstellingen. Het gemiddelde kostenniveau van de afgelopen drie beheerjaren is €65.332,= geweest. Voorgestelde additionele maatregelen ( opheffen ruiterpaden, wandelpaden) kunnen zonder kosten worden uitgevoerd. De overige voorgestelde maatregelen zijn generiek ten behoeve van het uitvoeren van de beleidsregel. De bestaande budgetten binnen de onderhoudsprogrammering (zie paragraaf 9.1) bieden hiervoor voldoende dekking. De kosten van recreatieve monitoring zijn thans moeilijk in te schatten. Financiële dekking wordt gezocht binnen het platform van het Grenspark Kempenbroek.
76
REFERENTIES • • • • • • •
• • • • • • • •
•
•
•
•
• • •
Ancker, J.A.M. van den, Jungerius, P.D.; 2003; De ontwikkelingsmogelijkheden van stuifzanden op de Weerterheide/Boshoverheide; Rapport Bureau G&L; Ede. Bijlsma, R.G.; 2006; Effecten van menselijke verstoring op grondbroedende vogels van Planken Wambuis; De Levende Natuur; 107(5); 191-198. Bosgroep Zuid-Nederland; 2007; Bouwstenen voor ontsnippering van Grenspark Kempen~Broek; Bosgroep Zuid-Nederland; Heeze. DGW&T; 2002; Beheersplan Bos- en Natuurterreinen OT Kruispeel-Achterbroek (57H06); Dienst Vastgoed Defensie; Tilburg. EC-LNV; 2001; Handboek Natuurdoeltypen; Expertisecentrum LNV; Wageningen. Gilissen, N., Ronde, I. de; 2006; Kruispeel/Achterbroek - Monitoring Natuurwaarden 2005; Dienst Vastgoed Defensie (DVD) Directie Noord; Afdeling Terreintechniek. Gilissen, N., Ronde, I. de; 2008; Oefenterrein Weerter- en Boshoverheide - Monitoring Natuurwaarden 2006; Dienst Vastgoed Defensie (DVD) Directie Noord; Afdeling Terreintechniek. Jungerius, P.D., Ancker, J.A.M. van den; 2008; Wijzigingsvoorstel militair gebruik in relatie tot instandhouding stuifzand op oefenterrein Weerterheide; In voorbereiding. LNV; 1993; Bosbeleidsplan - regeringsbeslissing; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. LNV; 2000; Natuur voor mensen, mensen voor natuur - nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. LNV; 2005; Algemene handreiking Natuurbeschermingswet 1998; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. LNV; 2006; Handreiking Flora- en faunawet – werkdocument; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. Ministerie V&W; 2001; Trajectnota MER IJzeren Rijn; Ministerie van Verkeer en Waterstaat; Den Haag. Ministerie van Defensie; 2000; Voorschrift gebruik oefen- en schietterreinen (VS- 21014); Ministerie van Defensie; Den Haag. Pahlplatz, R, Haveman, R.; 1999; Inventarisatie en Monitoring van Natuurwaarden op Defensieterreinen: Kruispeel/Achterbroek; Adviesgroep Vegetatiebeheer/IKC Natuurbeheer i.s.m. het Ministerie van Defensie. Pahlplatz, R., Ravensberg, M. van; 2002; Inventarisatie en Monitoring van Natuurwaarden op Defensieterreinen: Weerterheide en Boshoverheide; Adviesgroep Vegetatiebeheer/IKC Natuurbeheer i.s.m. het Ministerie van Defensie. Provincie Noord-Brabant; 2006; Natuurgebiedsplan ‘Dommeldal-Zuidoost’ Streefbeelden en subsidies voor natuur en landschap; Provincie Noord-Brabant; ’sHertogenbosch. Pruijn, M., Brummeler, E. ten, Temminghoff, E., Gerards, B.M.L., Janssen, G.; 2003; Insitu metaalprecipitatie -Beheersing van mobiele zinkverontreiniging in de bodem met behulp van ISMP; Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem; Gouda. Reijnen, R., Foppen, R., Braak, C. ter, Thissen, J.; 1995; The effects of car traffic on breeding bird populations in woodland III – reduction of density in relation to the proximity of main roads; The journal of applied ecology; 32(1); 187-202. Reijnen, R., Foppen, R., Meeuwsen, H.; 1996; The effects of traffic on the density of breeding birds in Dutch agricultural grasslands; Biological conservation; 75; 255-260. Royal Haskoning; 2004; M.e.r. Duurzaam Industrieterein Cranendonck; 9M0678.03/R005/BVM/Nijm; Royal Haskoning B.V; Nijmegen. Royal Haskoning; 2008; Voortoets Duurzaam Industrieterrein Cranendonck; Concept rapport; Royal Haskoning B.V; Nijmegen.
77
•
•
•
• • •
Smit, C.; 2001; Effecten van militair gebruik en recreatie op flora en fauna - Een literatuuronderzoek; Expertisecentrum LNV, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; Rapport EC-LNV nr. 2001/037; Ede/Wageningen SOVON; 2005; Passende beoordeling in het kader van de Vogelrichtlijn met betrekking tot realisatie en exploitatie familievilla’s in recreatiepark Weerterbergen; SOVONonderzoeksrapport 2005/02; Beek-Ubbergen Stichting Natuur en Milieu; 2004; Te veel van het goede – Stikstofneerslag op Habitatrichtlijngebieden; Stichting Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties; Utrecht. Swart, J.; 2005; Overzicht beheermaatregelen OT Weerter- en Boshoverheide; Interne notitie DGW&T; dienstkring Oirschot. Swart, J.; 2006; Herstel van levend stuifzand – Inrichtings- en beheerplan voor militair oefenterrein Weerter- en Boshoverheide; Dienst Vastgoed Defensie; Tilburg. Vogelbescherming; 2004; Verstoringsgevoeligheid van vogels - Literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie; Vogelbescherming Nederland; Zeist.
Websites • • • • • • •
Atlas van Nederland; 2007; http://avn.geog.uu.nl/index.html Bodemkaart van Nederland; 2007; http://www.bodemdata.nl EU; 2007a; http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l28046.htm EU; 2007b; http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l28076.htm LNV; 2008; http://www.minlnv.nl MNC; 2007; http://www.milieuennatuurcompendium.nl VROM; 2007; http://www.vrom.nl
78
Deelbeheerplan Natura 2000 Weerterheide, Boshoverheide en Kruispeel-Achterbroek. Bijlagenrapport
Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie
Met medewerking van Royal Haskoning
Februari 2009
INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN 1. Gespreksverslagen 2. Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven 3. Standaard oefenkaarten 4. Factsheets 5. Gebruiksdruk 6. Effectbeoordeling 7. Afkortingenlijst
Bijlage 1 Gespreksverslagen
Ten behoeve van dit beheerplan is gesproken met: • Gemeente Weert (Mevrouw L. Koopmans); • Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (De heer C. Teunissen); • Stichting Ark (De heer F. Zanderink); • Provincie Noord-Brabant (De heer W. Poelmans). Hieronder worden de conclusies volgend uit deze gesprekken weergegeven. Gemeente Weert • Blijvende openstelling van de terreinen voor recreatief medegebruik is voor de gemeente van belang. Wel is er begrip voor de opstelling van Defensie inzake mogelijke knelpunten ten aanzien van militair gebruik. • De tweedeling die optreedt als gevolg van het weer in gebruik nemen van de IJzeren Rijn acht de Gemeente onwenselijk. • De ontsnippering die door middel van het Edelhertenproject wordt beoogd, wordt ondersteund door de gemeente Weert. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit • Het Ministerie van LNV ziet graag een minimum areaal stuifzand in het gebied. Ook wordt een vergroting van het areaal geschikt habitat voor de Boomleeuwerik en de Nachtzwaluw wenselijk geacht. • Ontheffing op grond van de Boswet zal worden verleend, mits hier een goede motivatie aan ten grondslag ligt. Hierbij moet gedacht worden aan de internationale waarde van een gebied. Ook is ontheffing mogelijk wanneer elders weer wordt gecompenseerd. • Ten aanzien van het Edelhertenproject moet in eerste instantie geleerd worden van de pilot Hughterheide-Weerterbos. Op termijn kunnen de defensieterreinen hier ook bij betrokken worden. De relatieve openheid past in het biotoop van het Edelhert. Stichting Ark • Ten aanzien van het Edelhertenproject vormt recreatie in de oefenterreinen voor Stichting Ark geen probleem, mits deze niet ’s nachts plaatsvindt. Ook de variant die voorziet in een passage nabij de schietterreinen lijkt haalbaar, mist deze niet continu worden gebruik. Het realiseren van zandverstuivingen binnen de oefenterreinen is goed te combineren met de wensen vanuit het Edelhertenproject. Wel kan een barrière ontstaan wanneer de stuifvlakten te breed worden. Provincie Noord-Brabant • De provincie Noord-Brabant acht ontheffing op grond van de Boswet mogelijk, maar voorziet dat compensatie noodzakelijk is. Mogelijk kunnen hier combinaties gezocht worden met projecten in de omgeving. • Goede afstemming met de beheerders is gewenst. Bij het opstellen van het beheerplan moet ook rekening worden gehouden met provinciale plannen.
Bijlage 2 Kaart Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringselven
Bijlage 3 Standaard oefenkaarten
Bijlage 4 Factsheets
Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren [H3130] (Zwakgebufferde vennen) Algemene beschrijving Dit habitattype betreft enerzijds water- en oeverbegroeiingen van de klasse Littorelletea, die voorkomen in oligotrofe tot mesotrofe, zachte (weinig bicarbonaat bevattende) wateren, en anderzijds begroeiingen van de klasse Isoëto-Nanojuncetea, die in de hogere oeverzone van vennen worden aangetroffen. Het habitattype is in Nederland vertegenwoordigd door vier verschillende verbonden: het Potamion graminei, Hydrocotylo-Baldellion en Eleocharition acicularis uit de klasse Littorelletea en het Nanocyperion flavescentis uit de klasse IsoëtoNanojuncetea. Tot het Potamion graminei behoren gemeenschappen van naar verhouding wat dieper water. Hierin spelen planten met drijvende bladeren een belangrijke rol, zoals Ongelijkbladig fonteinkruid (Potamogeton gramineus) en Kleinste egelskop (Sparganium natans). In het bijzonder begroeiingen met de laatste soort zijn in ons land sterk achteruitgegaan, vooral als gevolg van verdroging. Kleinste egelskop is minder dan de andere soorten uit de klasse bestand tegen frequent droogvallen. Het verbond Hydrocotylo-Baldellion is juist gebonden aan wat ondieper water. Kenmerkende soorten zijn Ondergedoken moerasscherm (Apium inundatum), Witte waterranonkel (Ranunculus ololeucos), Pilvaren (Pilularia globulifera), Moerashertshooi (Hypericum elodes), Vlottende bies (Eleogiton fluitans) en Moerassmele (Deschampsia setacea). De Habitatrichtlijn Annex II-soort Drijvende waterweegbree (Luronium natans) kan in begroeiingen van dit verbond grote populaties vormen. Het verbond Eleocharition acicularis komt voor in vennen en visvijvers, waar de zandige bodem bedekt is met een laagje organisch materiaal. Het omvat begroeiingen met Naaldwaterbies (Eleocharis acicularis) en Gesteeld glaskroos (Elatine hexandra). Verder heeft de ook elders in Europa zeldzame Kruipende moerasweegbree (Echinodorus repens) in deze gemeenschap haar zwaartepunt. Veel voorkomende begeleiders zijn Grote waterweegbree (Alisma plantago-aquatica) en Gewone waterbies (Eleocharis palustris). De kensoorten zijn gespecialiseerd in het opnemen van voedingsstoffen die door mineralisatie uit het dunne, humeuze toplaagje vrijkomen. De open pionierbegroeiingen van het Nanocyperion flavescentis zijn behalve in vennen aan te treffen op plagplekken, in karresporen en op paadjes, bij voorkeur in de natte heide. De gemeenschappen, die rijk zijn aan eenjarige plantjes, vormen vaak een inslag in begroeiingen van overblijvende soorten. Kenmerkende soorten zijn onder meer Draadgentiaan (Cicendia filiformis), Dwergrus (Juncus pygmaeus), Wijdbloeiende rus (Juncus tenageia), Koprus (Juncus capitatus), Dwergvlas (Radiola linoides) en Dwergbloem (Anagallis minima). Kenmerken van een goede structuur en functie • periodiek wisselende waterstanden; • zandige of venige bodem; • geen of weinig dominantie van veenmossen (< 20%); • aaneengesloten oppervlakte van het type tenminste 1 ha.
Abiotische vereisten Zwak gebufferde vennen. Het venwater is zacht tot matig hard en het bevat weinig bicarbonaat. De standplaatscondities variëren van zeer voedselarm (oligotroof) tot voedselarm (mesotroof), van aquatisch tot vochtig, langdurig tot zeer kortstondig overstroomd enzovoort. Een deel betreft systemen die zijn ontstaan uit uitgeveende hoogveenvennen. Kenmerkende soorten Kensoorten van dit habitattype zijn samengevat in tabel B4.1. Tabel B4.1: Differentiërende soorten oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren Vegetatietype Oeverkruid-orde Littorelletalia uniflorae)
Dwergbiezen-klasse (Isoëto-Nanojuncetea)
Kensoorten Littorella uniflora, Echinodorus ranunculoides, Potamogeton polygonifolius, Juncus bulbosus, Luronium natans, Eleocharis multicaulis, Lobelia dortmanna, Isoetes echinospora, Isoetes lacustris Rompgemeenschappen • Littorella uniflora: Littorella uniflora, Sphagnum denticulatum; • Potamogeton polygonifolius: Potaqmogeton polygonifolius, Drepanocladus fluitans, Sphagnum sp., Utricularia minor; • Eloecharis multicaulis – Sphagnum: Eloecharis multicaulis, Sphagnum cuspidatum, Sphagnum denticulatum; • Juncus bulbosus – Sphapgnum: Jucus bulbosus, Sphagnum cuspidatum, Sphagnum denticulatum Drepanocladus fluitane. Juncus bufonius, Gnaphalium uliginosum, Lythrum portule, Pohlia bulbifera, Blasia pusila, Pohlia camptotrachela, Ephemerum serratum * serratum, Fossombronia foveolata, Fossombromia wondraczekii, Pohlia annotina Rompgemeenschap Isoeto-Nanojunccetea: Gnaphalium uligunosum, Eleocharis acicularis, Eleocharis palustris uniglumis. Plantago major pleiosperma
Gevoeligheid • vermesting; • verzuring; • verdroging. Voorkomen in plangebied Vegetatiekarteringen in de oefenterreinen (Pahlplatz & Haveman, 1998; Pahlplatz & Ravensberg, 2002) laten zien dat geen van de kenmerkende soorten of soorten behorend tot de rompgemeenschap hier voorkomt. Ook gedegenereerde vormen van dit habitattype komen niet voor in de oefenterreinen. De conclusie kan dus alleen maar zijn dat het habitattype oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren niet voorkomt op de terreinen die defensie beheert en waarvoor dit beheerplan wordt opgesteld. Oppervlakte in plangebied Dit habitattype komt niet voor in het plangebied.
Kenmerkende soorten plangebied Kenmerkende soorten flora en fauna behorend bij dit habitattype komen niet voor in het plangebied. Trend ontwikkeling in plangebied Dit habitattype komt niet voor in het plangebied. Toekomstperspectief plangebied De abiotiek binnen het plangebied is van nature ongeschikt voor het ontwikkelen van dit habitattype. Het is daarom onwaarschijnlijk dat dit habitattype binnen het plangebied ontwikkeld kan worden. Staat van instandhouding plangebied Aspect Verspreiding Oppervlakte Typische soorten Structuur Toekomst perspectief Beoordeling SvI (totaal)
Huidige situatie Komt niet voor Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Geen ontwikkelingsmogelijkheden binnen het plangebied Zeer ongunstig
Galigaanmoerassen [H7210] Algemene beschrijving Dit habitattype heeft betrekking op begroeiingen die volledig worden gedomineerd door Galigaan (Cladium mariscus). Galigaan is een grote, vlijmscherpe moerasplant die uitgestrekte begroeiingen kan vormen aan de oevers van laagveenplassen, duinplassen en heidevennen, onder basenrijke en niet al te zuurstofarme omstandigheden. Galigaan, die wereldwijd voorkomt in de warmere gematigde streken, is in Nederland een zeldzame soort. Vaak zijn het soortenarme gemeenschappen met als begeleiders algemene rietlandplanten. Het habitattype betreft in ons land alle Galigaan-begroeiingen die gerekend worden tot de associatie Cladietum marisci van het verbond Phragmition australis. Binnen dit habitattype worden geen subassociaties onderscheiden. Kenmerken van een goede structuur en functie • aanwezigheid van kensoorten van het verbond Caricion davallianae; • een infrequent maaibeheer; • hoge waterstanden; • oppervlakte van het type omvat ten minste 1 are. Abiotische vereisten Basen en (relatief) zuurstof rijk water op zandige tot venige bodems. Kenmerkende soorten In tabel B4.2 zijn de kensoorten samengevat. Tabel B4.2: Differentiërende soorten kalkhoudende moerassen Vegetatietype Knopbies-verbond (Carcion davallianae).
Kensoorten Cladium mariscum Hydrocotyle vulgaris, Ranunculus flammula, Juncus articulatus, Pedicularis palustris, Epilobium palustre, Calliergonella cuspidata, Potentilla palustris, Agrostis canina, Carex nigra, Menyanthes trifoliata, Stellaria palustris, Hammarbya paludosa, Scorpidium revolvens s.l., Scorpidium lycopodioides, Parnassia palustris, Carex oederi oederi, Epipactis palustris, Dactylorhiza incarnata, Liparis loeselii, Eleocharis quinqueflora, Taraxacum palustre, Bryum pseudotriquetum, Campylium stellatum, Campylium polygamum, Fissidens adianthoides, Aneura pinguis, Riccardia chamedryfolia, Riccardia multifida, Schoenus nigrans, Equisetum variegatum Rompgemeenschap Ophioglossum vulgatum – Calamagrostis epigejos: Calamagrostis epigejos, Calliergonella cuspidata, Carex hartmanii
Gevoeligheid • verzuring; • vermesting; • verdroging.
Voorkomen in plangebied Vegetatiekarteringen in de oefenterreinen (Pahlplatz & Haveman, 1998; Pahlplatz & Ravensberg, 2002) laten zien dat geen van de kenmerkende soorten of soorten behorend tot de rompgemeenschap hier voorkomt. Ook gedegenereerde vormen van dit habitattype komen niet voor in de oefenterreinen. De conclusie kan dus alleen maar zijn dat het habitattype kalkhoudende moerassen niet voorkomt op de terreinen die defensie beheert en waarvoor dit beheerplan wordt opgesteld. Oppervlakte in plangebied Dit habitattype komt niet voor in het plangebied. Kenmerkende soorten plangebied Kenmerkende soorten flora en fauna behorend bij dit habitattype komen niet voor in het plangebied. Trend ontwikkeling in plangebied Dit habitattype komt niet voor in het plangebied. Toekomstperspectief plangebied De abiotiek binnen het plangebied is van nature ongeschikt voor het ontwikkelen van dit habitattype. Het is daarom onwaarschijnlijk dat dit habitattype binnen het plangebied ontwikkeld kan worden. Staat van instandhouding plangebied Aspect Verspreiding Oppervlakte Typische soorten Structuur Toekomst perspectief Beoordeling SvI (totaal)
Huidige situatie Komt niet voor Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Geen ontwikkelingsmogelijkheden binnen het plangebied Zeer ongunstig
Veenbossen [H91D0] Algemene beschrijving Dit prioritaire habitattype betreft in Nederland loofbossen op venige ondergrond met een constant hoge grondwaterstand. Berkenbroekbos is in Nederland een zeldzaam bostype dat in verschillende landschappen wordt aangetroffen. Op de pleistocene zandgronden komt het type voor in kwelzones aan de randen van hoogvenen, op veendijken en in beekdalen. In de boomlaag van de veenbossen domineert Zachte berk (Betula pubescens), terwijl in de ondergroei diverse veenmossoorten voorkomen. De veenbossen worden gerekend tot het verbond Betulion pubescentis, waarbij twee vormen worden onderscheiden: DopheiBerkenbroek (associatie Erico-Betuletum pubescentis) en Zompzegge-Berkenbroek (Carici curtae-Betuletum pubescentis). De eerstgenoemde gemeenschap ontwikkelt zich op zeer zure, uitsluitend door neerslagwater gevoede standplaatsen (in hoogveengebieden), terwijl de tweede gebonden is aan matig zure, iets voedselrijkere standplaatsen (in het laagveengebied, in afgesneden beek- en riviermeanders en op de overgang van hoogveen naar beekdalen). Kenmerken van een goede structuur en functie • ontwikkelde boomlaag met Zachte Berk; • ondergroei van veenos. Abiotische vereisten Zure tot zeer zure voedselarme tot matig voedselrijke omstandigheden op veenbodems. Kenmerkende soorten In tabel B4.3 zijn de kensoorten samengevat. Tabel B4.3: Differentiërende soorten veenbossen (LNV, 2007) Vegetatietype Dophei-Berkenbroekbos (Erico-Betuletum pubescentis) Zompzegge-Berkenbroekbos (Carici curtae-Betuletum pubescentis)
Kensoorten Erica tetralix, Andromeda polifolia, Calluna vulgaris, Vaccinium myrtillus, Vaccinium vitis-idaea, Vaccinium uliginosum Carex curta, Agrostis canina, Lycopus europaeus, Lysimachia vulgaris, Calamagrostis canescens, Peucedanum palustre, Phragmites australis
Gevoeligheid • vermesting; • verdroging. Voorkomen in plangebied Vegetatiekarteringen in de oefenterreinen (Pahlplatz & Haveman, 1998; Pahlplatz & Ravensberg, 2002) laten zien dat geen van de kenmerkende soorten of soorten behorend tot de rompgemeenschap hier voorkomt. Ook gedegenereerde vormen van dit habitattype komen niet voor in de oefenterreinen. De conclusie kan dus alleen maar zijn dat het habitattype veenbossen niet voorkomt op de terreinen die defensie beheert en waarvoor dit beheerplan wordt opgesteld.
Oppervlakte in plangebied Dit habitattype komt niet voor in het plangebied. Kenmerkende soorten plangebied Kenmerkende soorten flora en fauna behorend bij dit habitattype komen niet voor in het plangebied. Trend ontwikkeling in plangebied Dit habitattype komt niet voor in het plangebied. Toekomstperspectief plangebied De abiotiek binnen het plangebied is van nature ongeschikt voor het ontwikkelen van dit habitattype. Het is daarom onwaarschijnlijk dat dit habitattype binnen het plangebied ontwikkeld kan worden. Staat van instandhouding plangebied Aspect Verspreiding Oppervlakte Typische soorten Structuur Toekomst perspectief Beoordeling SvI (totaal)
Huidige situatie Komt niet voor Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Geen ontwikkelingsmogelijkheden binnen het plangebied Zeer ongunstig
Kleine modderkruiper [H1149] Algemene beschrijving De Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) is een vis die wijd verspreid in Nederland voorkomt. Hij komt voor in stilstaand tot langzaam stromend water dat zwakbrak mag zijn. Zowel in kleine slootjes, greppels, beken en kanalen als in de oeverzone van grote meren en in zandwinputten en overstroomde rivieroevers kan deze soort aangetroffen worden (Nie, 1996). De Kleine modderkruiper is door zijn manier van voedsel zoeken aangewezen op gebieden met een fijnkorrelige bodem (zanderig). Ondiepe plekken met een rijke begroeiing van hogere waterplanten en een zandbodem of een laag van zacht, los slib hebben de voorkeur. Grove kiezelbodems worden gemeden. De paaitijd is van april tot en met juli. Het paaisubstraat bestaat uit een zandige bodem. De Kleine modderkruiper komt daarom ook in beken voor. Kenmerken van een goede structuur en functie Niet van toepassing. Abiotische vereisten • stilstaande en langzaam stromende wateren; • zandige tot modderige bodems; • onderwatervegetatie aanwezig. Kenmerkende soorten Niet van toepassing. Gevoeligheid • verzuring; • vermesting; • verontreiniging; • verdroging; • verandering stroomsnelheid; • verandering dynamiek bodemsubstraat; • barrièrewerking en versnippering. Voorkomen in plangebied De soort komt niet binnen de oefenterreinen voor omdat daar nauwelijks oppervlaktewater aanwezig is en het aanwezige oppervlaktewater geïsoleerd is of er slechts in natte perioden is. Oppervlakte in plangebied Niet van toepassing. Kenmerkende soorten plangebied Niet van toepassing. Trend ontwikkeling in plangebied Niet van toepassing. Toekomstperspectief plangebied De abiotiek van het plangebied is ongeschikt voor het ontwikkelen van een populatie van deze soort.
Staat van instandhouding plangebied Aspect Verspreiding Oppervlakte Typische soorten Structuur Toekomst perspectief Beoordeling SvI (totaal)
Huidige situatie Komt niet voor Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Zeer ongunstig
Kamsalamander [H1166] Algemene beschrijving De Kamsalamander (Triturus cristatus) is de grootste inheemse watersalamander. Het is een salamander die voorkomt in kleinschalige, deels agrarische, landschappen vooral bij overgang van bos naar grasland: gebieden met hagen, houtwallen, rijen knotbomen, rietkragen, vochtige bosjes en poelen. In de voortplantingsperiode (april-juni) verblijven de volwassen dieren in het water. De metamorfose (van larve tot jonge salamander) vindt twee tot vier maanden later plaats (meestal augustus en september). De Kamsalamanders zijn na twee of drie jaar geslachtsrijp. De volwassen Kamsalamander verblijft doorgaans van maart tot in juli in het water. Een klein percentage van de volwassen dieren blijft het gehele jaar in het water; de meeste gaan vanaf juli tot in september het land op en trekken naar de overwinteringplaats in de nabijheid (<400 m). De voortplantingshabitat wordt gevormd door vrij grote, geïsoleerde, stilstaande, half beschaduwde, voedselrijke wateren (poelen, vennen, sloten) met een goed ontwikkelde water- en oevervegetatie. De wateren moeten bovendien vrij zijn van vissen en watervogels, die anders de eieren en larven opeten. De wateren moeten een groot deel van het jaar water bevatten, maar incidenteel droogvallen kan gunstig zijn voor de Kamsalamander, omdat daarmee vissen uit het water verdwijnen. De landhabitat wordt gevormd door kleine landschapselementen waarin voldoende vorstvrije plaatsen aanwezig zijn zoals bosjes, hagen, struwelen, houtwallen, overhoekjes en bosranden. Kenmerken van een goede structuur en functie Niet van toepassing. Abiotische vereisten • grote, geïsoleerde, stilstaande, half beschaduwde, voedselrijke wateren; • goed ontwikkelde water- en oevervegetatie; • geen vissen en watervogels; • kleine landschapselementen met vorstvrije plaatsen. Kenmerkende soorten Niet van toepassing. Gevoeligheid • verzuring; • vermesting; • verontreiniging; • verdroging; • verandering stroomsnelheid; • verandering overstromingsfrequentie; • barrièrewerking en versnippering. Voorkomen in plangebied In het terrein Kruispeel werd de soort niet aangetroffen (Pahlplatz en Haveman, 1998). Bij de inventarisatie van de Weerter en Boshoverheide (Pahlplatz en Ravensberg, 2002) is niet specifiek naar amfibieën gezocht. Het is niet onmogelijk dat de Kamsalamander in het ven aan de noordoost kant van de Weerterheide voorkomt. Door de beperkte omvang en de geïsoleerde ligging van het ven is hier zeker geen belangrijke populatie aanwezig.
Door de geïsoleerde ligging van dit ven (in de omgeving is geen vergelijkbaar habitat en is kolonisatie in potentie alleen mogelijk via één ontwateringssloot) is het bijzonder slecht bereikbaar voor deze soort, waardoor het weinig zinvol is hierop te sturen. Oppervlakte in plangebied Niet van toepassing. Kenmerkende soorten plangebied Niet van toepassing. Trend ontwikkeling in plangebied Niet van toepassing. Toekomstperspectief plangebied De abiotiek van het plangebied is ongeschikt voor het ontwikkelen van een populatie van deze soort. Staat van instandhouding plangebied Aspect Verspreiding Oppervlakte Typische soorten Structuur Toekomst perspectief Beoordeling SvI (totaal)
Huidige situatie Komt niet voor Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Zeer ongunstig
Drijvende waterweegbree [H1831] Algemene beschrijving Drijvende waterweegbree (Luronium natans) is een zeldzame waterplant uit de waterweegbreefamilie (Alismataceae). De drijvende waterweegbree groeit in uiteenlopende stilstaande of zwak stromende wateren, zoals heide- en veenplassen, duinplassen, meren, afgesloten rivierarmen, laaglandbeken, kanalen, sloten, watervoerende greppels en vijvers. De soort kan ondergedoken groeien, maar ook op droogvallende oevers staan. Een belangrijk kenmerk van Drijvende waterweegbree is haar geringe concurrentiekracht. Pas gegraven of regelmatig geschoonde poelen en vennen bieden een geschikt vestigingsmilieu. Tegenover het lage concurrentievermogen staat een groot verspreidingsvermogen. Kenmerken van een goede structuur en functie Niet van toepassing. Abiotische vereisten • helder, fosfaatarm, kalkarm en voedselarm of matig voedselrijk water; • in voedselrijkere omgeving staat de soort het meest op plaatsen waar regenwater mengt met kwelwater. Kenmerkende soorten Niet van toepassing Gevoeligheid • verzuring; • vermesting; • verontreiniging; • verdroging; • verandering stroomsnelheid; • verandering overstromingsfrequentie; • barrièrewerking en versnippering. Voorkomen in plangebied Drijvende waterweegbree is in de oefenterreinen niet waargenomen (Pahlplatz & Haveman, 1998; Pahlplatz & Ravensberg, 2002). Binnen de oefenterreinen zijn geen geschikte standplaatsen voor deze waterplant aanwezig. Oppervlakte in plangebied Niet van toepassing. Kenmerkende soorten plangebied Niet van toepassing. Trend ontwikkeling in plangebied Niet van toepassing.
Toekomstperspectief plangebied De abiotiek van het plangebied is ongeschikt voor het ontwikkelen van een populatie van deze soort. Staat van instandhouding plangebied Aspect Verspreiding Oppervlakte Typische soorten Structuur Toekomst perspectief Beoordeling SvI (totaal)
Huidige situatie Komt niet voor Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Zeer ongunstig
Nachtzwaluw [A224] Algemene beschrijving De Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) is een vogel van doorgaans droge, halfopen tot open terreinen. Het nest bevindt zich op de grond, maar de aanwezigheid van enig geboomte als schuil- en zangplaats is gewenst. Bovendien houdt zich in die bomen een flink deel van het voedsel op, dat bestaat uit grote insecten (vooral nachtvlinders en kevers, die in de vlucht worden gevangen). Het zijn zomervogels, die de winter doorbrengen in tropisch Afrika. Deze soort is van april tot september in Nederland aanwezig. Nachtzwaluwen volgen, zo blijkt uit ringonderzoek, vooral een zuidwaartse trekroute vanuit Nederland. Rond het begin van de eeuw broedden enkele duizenden paren Nachtzwaluwen in ons land, met name op de oostelijke en zuidelijke zandgronden en in de duinstreek. Vooral op droge, halfopen gronden als heide en duinvalleien. Met het ontginnen van veel van die gronden nam de stand navenant af. Rond 1975 waren er minder dan duizend paren over en was het westen des lands vrijwel ontvolkt. Sindsdien zijn de laatste bolwerken in het noordoosten op het Bargerveen na - ook vrijwel verlaten. Begin jaren negentig broedden 450 tot 600 paar Nachtzwaluwen in ons land, het leeuwedeel daarvan op de Veluwe en in Noord-Brabant en Limburg. Sinds het midden van de jaren negentig is er sprake van een licht herstel van de Nachtzwaluwpopulatie: zowel op de Veluwe als in Noord-Brabant namen de aantallen weer toe, tot 950-1100 paren. In optimaal geschikte gebieden (open bos, bosrand met kale plekken en rust) zijn territoria van 2-3 ha. waargenomen (Sierdsema, 1995). Kenmerken van een goede structuur en functie Een gevarieerde omgeving bestaande uit structuurrijke (oude) heide met een geleidelijke overgang naar bos vormt een goede foerageer- en broedbiotoop Abiotische vereisten Niet van toepassing. Kenmerkende soorten Niet van toepassing. Gevoeligheid • verandering van vegetatie; • aanwezigheid van prooidieren. Voorkomen in plangebied Onderstaand is de verspreiding van de ecologische groep waartoe de Nachtzwaluw gerekend wordt in 2001 en 2007 weergegeven voor de oefenterreinen Weerter- en Boshoverheide (Gilissen & Ronde, 2008).
Oppervlakte in plangebied Niet van toepassing. Kenmerkende soorten plangebied Niet van toepassing. Trend ontwikkeling in plangebied Alles duidt op een lichte toename van de populatie in het plangebied. Toekomstperspectief plangebied De abiotiek van het plangebied is geschikt voor het behouden en verder ontwikkelen van een populatie van deze soort. Staat van instandhouding plangebied Aspect Verspreiding Oppervlakte Typische soorten Structuur Toekomst perspectief Beoordeling SvI (totaal)
Huidige situatie Gunstig Niet van toepassing Niet van toepassing Gunstig Gunstig Gunstig
Boomleeuwerik [A246] Algemene beschrijving De Boomleeuwerik (Lulla arborea) is veeleisend in de keuze van zijn biotoop. Samen met Nachtzwaluw, Duinpieper (Anthus campestris) en Tapuit (Oenanthe oenanthe) is de Boomleeuwerik kernsoort van heide en zand. Boomleeuweriken broeden in een "karakteristiek losvast kolonieverband" (SOVON Atlas, 1979). De Boomleeuwerik is een plaatselijke, schaarse broedvogel in Nederland en België. Het aantal broedparen in Nederland werd in 1979 geschat op 800 - 900 en in 1987 op 2.500 - 3.000. Al vanaf half februari arriveren gepaarde vogels op de broedplaatsen. Vooral mannetjes kunnen in een geschikte biotoop heel plaatstrouw zijn. De Boomleeuwerik broedt van eind maart tot eind juni. De broedduur bedraagt circa 13 - 15 dagen. Beide ouders verzorgen de jongen. De jongen verlaten het nest al na 8 - 11 dagen. Ze kunnen pas 10 dagen later vliegen. Ze leggen twee, soms drie broedsels per jaar. Het nest wordt op de grond gemaakt, goed verborgen en beschut door vegetatie. Het is goed afgewerkt, gevoerd met halmpjes, mos, draadjes, wol en paardenhaar. Enkele Boomleeuweriken overwinteren in West-Europa. Wellicht is een klein deel van onze broedvogels standvogel. Het winterverblijf is vooral in de landen aan de Middellandse Zee, de noordrand van Afrika en het Midden-Oosten. Weg- en doortrek gebeurt van half september tot in december. De trek wordt gestimuleerd onder invloed van koud weer, maar zelfs bij strenge vorst zijn nog Boomleeuweriken aanwezig. De trekrichting is zuid en zuidwest. De terugtrek start vanaf eind februari en treedt vooral op in maart tot in april. De Boomleeuwerik is een dag- en nachttrekker. De territoriumgrootte hangt nauw samen met de kwaliteit van het gebied en eventueel aanwezige verstoringen. Uitgebreid onderzoek in Groot-Brittanië (Mallord, 2005) geeft een gemiddelde territoriumgrootte van 2,5 ha/paar in optimale habitats. Er zijn duidelijke relaties gevonden tussen ondermeer territoriumdichtheid en grootte van de legsels (bij een hogere dichtheid zijn de legsels kleiner) en territoriumdichtheid en verstoring door mensen. Bij een gemiddelde verstoringfrequentie van 8 gevallen per uur werd niet meer gebroed. Kenmerken van een goede structuur en functie Droge, begroeide zandstreken, schrale heidevelden met losse boompjes en boomgroepen, aan de rand van zandverstuivingen en in schrale duinen. Ook op kaalslagen, langs brandgangen en in jonge aanplant van naaldhout. De verhouding tussen de verschillende vegetatie-eenheden luistert nauw, en moet bovendien binnen een aantal opeenvolgende jaren weinig veranderen. Het optimale habitat bestaat voor 40-50% uit kaal zand of vegetatie lager dan 5 cm. Het voedsel van de Boomleeuwerik bestaat uit insecten en zaden welke ze op de grond en laag in de vegetatie zoeken. Abiotische vereisten Niet van toepassing.
Kenmerkende soorten Niet van toepassing. Gevoeligheid • verandering van vegetatie; • plotselinge verandering van structuur. Voorkomen in plangebied Onderstaand is de verspreiding van de ecologische groep waartoe de Boomleeuwrik gerekend wordt in 2001 en 2007 weergegeven voor de oefenterreinen Weerter- en Boshoverheide (Gilissen & Ronde, 2008).
Oppervlakte in plangebied Niet van toepassing. Kenmerkende soorten plangebied Niet van toepassing. Trend ontwikkeling in plangebied Monitoringsresultaten van SOVON laten zien dat de populatieomvang van de Boomleeuwerik op de Weerterheide gedurende de laatste jaren min of meer constant is. Toekomstperspectief plangebied De abiotiek van het plangebied is geschikt voor het behouden van een populatie van deze soort. Verder ontwikkelen van de populatie is beperkt mogelijk. Staat van instandhouding plangebied Aspect Verspreiding Oppervlakte Typische soorten Structuur Toekomst perspectief Beoordeling SvI (totaal)
Huidige situatie Gunstig Niet van toepassing Niet van toepassing Gunstig Gunstig Gunstig
Roodborsttapuit [A276] Algemene beschrijving De Roodborsttapuit (Saxicola torquata) is in ons land een vogel van heidevelden, open duinen, zandige cultuurlandschappen en dijken. In de eerste helft van de eeuw broedden hier naar schatting enkele duizenden paren, maar de aantallen konden van jaar op jaar sterk wisselen. Na 1960 lijkt in grote delen van het land een afname te zijn ingezet, met name op de zandgronden. De afname is het grootst in Midden-Nederland, Oost-Brabant, Limburg, Texel en de Achterbroek. Elders is eerder sprake van stabilisatie en in Zeeuws-Vlaanderen zelfs van een toename (vooral veroorzaakt door de relatief warme voorjaren en de milde winters in het wat noordelijker gesitueerde overwinteringsgebied). De afname van de Roodborsttapuit is vrijwel beperkt tot het agrarische gebied. Daarmee staat de soort model voor de steeds verdere verarming van het landelijk gebied. Veelbetekenend is dat de soort vaak meteen na uitvoering van een herverkaveling verdween. Als belangrijkste oorzaken worden genoemd: het verdwijnen van overhoekjes, het spuiten en branden van sloten, greppels en akkerranden, de groeiende populariteit van zwaar bemeste - maïsakkers en de verarming van agrarische graslanden. Vanaf het begin van de jaren negentig is er weer sprake van een sterke groei van het aantal broedparen, zowel in de agrarische gebieden als in heide- en duingebieden. Het goed verborgen nest wordt op of net boven de grond gebouwd. Vanaf een uitkijkpost in het territorium wordt het grootste deel van het uit insecten en ander klein gedierte bestaande voedsel opgespoord. Onze Roodborsttapuiten brengen de winter veelal door in ZuidwestEuropa. Aantal broedparen in Nederland bedroeg in 1987 circa 1.600-2.300 paren. Kenmerken van een goede structuur en functie Roodborsttapuiten zijn vogels van open tot halfopen, vaak droge terreinen met enige struweelopslag of hoog opschietende kruiden. Noodzakelijk voor het voorkomen van de soort is de aanwezigheid van zangposten (bomen, struiken of andere opgaande elementen) en de aanwezigheid van overjarige verdroogde vegetatie voor de nestbouw, ter beschutting, en om te foerageren. Abiotische vereisten Niet van toepassing. Kenmerkende soorten Niet van toepassing. Gevoeligheid • verandering van vegetatiestructuur. Voorkomen in plangebied Onderstaand is de verspreiding van de ecologische groep waartoe de Boomleeuwrik gerekend wordt in 2001 en 2007 weergegeven voor de oefenterreinen Weerter- en Boshoverheide (Gilissen & Ronde, 2008).
Oppervlakte in plangebied Niet van toepassing. Kenmerkende soorten plangebied Niet van toepassing. Trend ontwikkeling in plangebied De populatie in het plangebied is stabiel. Toekomstperspectief plangebied De abiotiek van het plangebied is geschikt voor het behouden van een populatie van deze soort. Verder ontwikkelen van de populatie is beperkt mogelijk. Staat van instandhouding plangebied Aspect Verspreiding Oppervlakte Typische soorten Structuur Toekomst perspectief Beoordeling SvI (totaal)
Huidige situatie Gunstig Niet van toepassing Niet van toepassing Gunstig Gunstig Gunstig
Bijlage 5 Gebruiksdruk
Weerterheide
mandagen
Mandagen 2004 5000 4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 01
03
05
07
09
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
week
Wielvoertuigdagen 2004
wielvoertuigdagen
250 200 150 100 50 0 01
03
05
07
09
week
Rupsvoertuigdagen 2004
rupsvoertuigdagen
100 80 60 40 20 0 01
03
05
07
09
11
week
Aantal eenheidsdagen is een waarde die wordt bepaald door het aantal eenheden (manschappen of voertuigen) en het aantal oefendagen. 100 manschappen die één dag verblijven levert dus dezelfde waarde als 20 manschappen die 5 dagen oefenen.
Boshoverheide Mandagen 2004 1000
mandagen
800 600 400 200 0 01
03
05
07
09
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
week
Wielvoertuigdagen 2004
wielvoertuigdagen
250 200 150 100 50 0 01
03
05
07
09
week
Aantal eenheidsdagen is een waarde die wordt bepaald door het aantal eenheden (manschappen of voertuigen) en het aantal oefendagen. 100 manschappen die één dag verblijven levert dus dezelfde waarde als 20 manschappen die 5 dagen oefenen.
Kruispeel-Achterbroek
mandagen
Mandagen 2004 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 01
03
05
07
09
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
week
Wielvoertuigdagen 2004
wielvoertuigdagen
250 200 150 100 50 0 01
03
05
07
09
week
Aantal eenheidsdagen is een waarde die wordt bepaald door het aantal eenheden (manschappen of voertuigen) en het aantal oefendagen. 100 manschappen die één dag verblijven levert dus dezelfde waarde als 20 manschappen die 5 dagen oefenen.
Bijlage 6 Effectbeoordeling
Notitie
Van
:
J.W.F.M. Schippers; Ministerie van Defensie – Dienst Vastgoed Defensie Tilburg
Betreft
:
Verstoringscomponenten
VERSTORINGSCOMPONENTEN Indien naar het voorkomen van verstoringscomponenten waar de soorten minstens ‘gevoelig’ voor zijn op de defensieterreinen wordt gekeken, en die het meest voorkomen, dan zijn geluidsbelasting, trilling, menselijke aanwezigheid, mechanische schade en oppervlakteverlies van belang. De overige verstoringscomponenten komen niet of slecht is zeer beperkte mate voor op de oefenterreinen of zijn afgeleide effecten van bovengenoemde verstoringscomponenten. Deze worden hieronder dan ook buiten beschouwing gelaten. Oppervlakteverlies Oppervlakteverlies kan optreden als open terreinen dichtgroeien met bos of geschikte habitats worden gecultiveerd of van functie veranderen. Hierdoor neemt de kwaliteit van de habitats voor bepaalde soorten af. Door de sterke afname van de dynamiek sinds de jaren zeventig is de oppervlakte stuifzand sterk afgenomen (Swart, 2006). Ook de hoge belasting met stikstof heeft hieraan bijgedragen (vermesting). Als gevolg van successie zijn de grootschalige stuifzanden verdwenen en zijn enkele relicten overgebleven met veel randsituaties tussen bos, gras, heide en open zand. Hiervan hebben de vogelrichtlijnsoorten geprofiteerd en zijn de soorten die aan grootschaliger stuifzanden zijn gebonden, zoals Duinpieper en Tapuit langzaam verdwenen uit het gebied in de 90-er jaren (van Turnhout, 2004). Het meeste beheergeld voor deze terreinen wordt momenteel besteed aan het tegengaan van verbossing van de heide- en stuifzandterreinen en het plaggen van vergraste heideterreinen. Bovendien ligt in de terreindelen met stuifzanden de nadruk op gemechaniseerd oefenen. Ondanks deze inspanning en de militaire dynamiek lijkt de oppervlakte open terrein en daarmee het areaal voor de vogelrichtlijnsoorten kwalitatief geschikt habitat nog steeds af te nemen (onder andere Gilissen & de Ronde, 2008). Mechanische schade De verstoringscomponent bodemverstoring kan in het verlengde gezien worden van mechanische schade. Het broedmilieu van de deze vogels is immers op of direct boven de grond. Door rijden met voertuigen kan sprake zijn van het vernielen van nesten en habitats. Dit kan zich vooral voordoen in het Free-For-All terrein op de Weerterheide waar voertuigen vrij mogen bewegen over de open gebieden (open zand, gras, bos). In vergelijking met 2001 valt de spectaculaire toename van het aantal territoria van de vogelrichtlijnsoorten voor dit terreindeel op (van 31 naar 45).
Ook bij territoria van de vogelrichtlijnsoorten ten noorden van Geuzendijk in de nabijheid van Free-For-All terreinen is in 2006 ten opzichte van 2001 geen vermindering te zien. Het valt op dat binnen of in de nabijheid van de bivakken weinig territoria van de vogelrichtlijnsoorten worden waargenomen (zie bijlage 4). Dit kan deels te maken hebben met het feit dat het merendeel van de bivakken in beboste omgeving zijn gesitueerd; een minder geschikt biotoop voor de vogelrichtlijnsoorten. Ook de relatief hoge verstoring (menselijke aanwezigheid) als gevolg van veelvuldig gebruik van deze locaties kan een rol spelen. De kans op schade als gevolg van rijden op deze locaties is daarmee klein, temeer omdat vaak slechts een klein vast gedeelte vaak wordt bereden. Mechanische schade als gevolg van rijden wordt verwaarloosbaar geacht. Verder kan mechanische schade ontstaan bij beheersmaatregelen (plagwerk) uitgevoerd met machines, met name in het broedseizoen. Dergelijke activiteiten worden dan ook altijd buiten het broedseizoen uitgevoerd. Bovendien zijn dergelijke maatregelen noodzakelijk voor de instandhouding van de populaties van de vogelrichtlijnsoorten. Onderhoudsmaatregelen aan militaire infrastructuur (schaven wegen) beperkt zich altijd tot slechts het rul gereden zand op de tracés van de tankbanen. Als gevolg van successie (zie voorgaande) is met beheersmaatregelen nauwelijks het stuifzand open te houden. Extra dynamiek als gevolg van rijden draagt bij aan het open houden van stuifzand. Wanneer stuifzanden vast komen te liggen kan door middel van rijden door met name rupsvoertuigen algenkorsten waarmee de vastlegging vaak begint tegen worden tegengegaan (Ancker & Jungerius, 2003). Wel is het van belang voldoende randzone over te houden voor de vogelrichtlijnsoorten. Stuifzand alleen is voor deze soorten immers ongeschikt. Trilling Over schade door trilling is nog vrijwel niets bekend in de beschikbare literatuur. Trilling wordt veelal veroorzaakt door voertuigen en wellicht bij granaatgooien (ontploffingen) op de handgranaatbaan. Met name bij rijdende tanks is trilling voelbaar in de directe nabijheid. Bij lichtere (wiel)voertuigen lijkt dit veel minder het geval. Gelet op het voorgaande kan gesteld worden dat de grootste kans op het voorkomen van trillingen in het gebied tussen de Geuzendijk en de spoorlijn aanwezig is, omdat daar netto de grootste oppervlakte tankbaan en Free-For-All terrein is gelegen. Bovendien wordt hier thans ook het meest mechanisch geoefend. Er wordt echter maar sporadisch met rupsvoertuigen gereden. Wielvoertuigen lijken gezien de toename van het aantal territoria van de vogelrichtlijnsoorten geen of weinig invloed te hebben op het broedsucces. Uit onderzoek (Bijlsma, 2006) blijkt dat hoe langer directe verstoring voor een grondbroeder aanhoudt, hoe kleiner de kans is dat deze terugkeert op het nest. Er kan gezien de manoeuvres die tanks maken van uit worden gegaan dat slechts sporadisch een locatie langdurig zal worden blootgesteld aan trillingen van tanks (stilstaan met draaiende motor). Meestal zullen tanks kortdurende verstoring veroorzaken bij het voorbijrijden van nestlocaties.
Ook binnen de bivakken kan er, gezien het voorgaande (mechanische schade) van uit worden gegaan dat de kans op directe verstoring klein is. Tanks zullen in bivakken bovendien meestal niet lang met draaiende motor aanwezig zijn. Onduidelijk is of bij een toename van gemechaniseerd gebruik veel schade zal ontstaan als gevolg van trillingen veroorzaakt door met name rupsvoertuigen. Gezien het voorgaande ligt dit niet voor de hand. Granaatgooien op de handgranaatbaan vindt onregelmatig gedurende het gehele jaar plaats (in 2006 bijv. 9 x, in 2007 6x) en voor maximaal een dag. De activiteiten zijn plaatselijk en hebben kennelijk de vestiging van een drietal territoria (in 2006) in de directe nabijheid niet in de weg gestaan. De vraag is of en in hoeverre intensiever granaatgooien leidt tot verlaten van de huidige territoria. Hoeveel territoria zullen worden beïnvloed is onduidelijk maar zal gezien het plaatselijke karakter naar verwachting beperken tot enkele territoria. Afgelopen 2 jaar is slecht 2x geoefend gedurende het broedseizoen. Zeker voor een kritische soort als Nachtzwaluw kan intensivering naar verwachting gevolgen hebben. Menselijke aanwezigheid Uit onderzoek (Bijlsma, 2006) blijkt dat menselijke aanwezigheid (recreatie) zeer negatieve gevolgen kan hebben voor grondbroeders. Effecten als betreding, verstoring en predatie werden als belangrijke factoren aangewezen gedurende langjarig onderzoek. Smit (2001) geeft samenvattende conclusies in zijn literatuuronderzoek naar het effect van beweging: • De volgende negatieve effecten zijn in de literatuur gevonden, een afname van de dichtheid, afname van het aantal jongen of nestsucces, vluchtgedrag, verzwakking, verkorting foerageertijd, verschuiving van dag naar schemer of nachtactiviteit. • Grote zoogdieren reageren het heftigst op menselijke verstoring. Wellicht hangt een en ander samen met de vergemakkelijkte waarneming. • Gewenning kan optreden, minder gemakkelijk dan bij verstoring door geluid, wederom afhankelijk van de soort, het habitat, de continuïteit en de voorspelbaarheid van de verstoring. • Veel effecten zijn nog niet goed bekend (kleine (zoog)dieren, lange termijn effecten). Van der Zande (in Smit, 2001) vond bijvoorbeeld significante effecten van openluchtrecreatie op de dichtheid en het broedsucces van enkele zangvogelsoorten van vogels in bos en duin (waaronder de Boomleeuwerik). Verder vond Van der Zande dat doordeweekse intensiteit belangrijk is voor verstoring, dat het gelijktijdig in de tijd en in ruimte voorkomen van broedvogel en recreant de kans op negatief effect verhoogt en dat onder slechte voedselomstandigheden het recreatie-effect groter is. Hij stelde tevens een semi-logaritmisch verband vast tussen de recreatiedruk en negatieve effecten op broedvogels. Bij een tien maal zo grote drukte nemen de negatieve effecten slechts 2 maal toe. Een toename van het aantal recreanten in die gebieden die reeds druk bezocht zijn heeft volgens van der Zande daarom relatief weinig effect. Verder geeft Vogelbescherming (2004) en Smit (2001), afgeleid uit diverse onderzoeken, aan dat factoren als voorspelbaarheid grote invloed kunnen hebben op de mate van negatieve effecten voor vogels.
Militaire aanwezigheid in de oefenterreinen Menselijke aanwezigheid in de oefenterreinen doet zich voor tijdens militaire oefeningen, recreëren en ten behoeve van onderzoek, beheer en handhaving. Militaire oefeningen kunnen zich overal voordoen, ook buiten wegen en paden. Oefeningen kunnen gelijktijdig plaatsvinden over meerdere terreindelen, zowel overdag als ‘s nachts en gedurende het gehele jaar. Groepsgrootten variëren van 10 tot meer dan 500 personen. Met name tijdens het oefenen van gevechtshandelingen kan dit gepaard gaan met rennen, roepen, schieten en granaatgooien. Verder zijn het de bivakken locaties waar veelvuldig mensen aanwezig zijn (ook ‘s nachts). Er kan van uit worden gegaan dat dagelijks sprake is van menselijke aanwezigheid. In 2006 zijn 19.500 en in 2007 12.225 militairen in de drie oefenterreinen aanwezig geweest. Bijlage 5 laat voor 2004 een beeld zien van de perioden van gebruiksdruk gedurende een jaar. Dit varieert per jaar. Op de Boshoverheide is militaire aanwezigheid sterk gebonden aan het bivak in het noordelijk deel. Ook grote delen van de oostzijde van dit terrein zijn minder interessant voor oefeningen vanwege de grote inloop van recreanten. Op de Kruispeel is het gebruik buiten de wegen, bivak en handgranaatbaan extensief. Grote delen zijn omrasterd vanwege de begrazing met runderen. Soms wordt dit terrein gekruist door kleine groepjes mensen ten behoeve van kleinschalige activiteiten zoals navigatieoefeningen. Opvallend is dat in de directe nabijheid van druk bezette locaties (bivakken en uitloopgebied kazerne aan de noordzijde) zelden territoria aanwezig zijn. Dit kan ook te maken hebben met de kaartweergave (mond. med. Hornman) of zoals al eerder gesteld het ontbreken van geschikt habitat. Menselijke aanwezigheid mag echter niet worden uitgevlakt. Ook opvallend is de afname met 9 territoria van de vogelrichtlijnsoorten in 2006 ten opzichte van 2001 voor het terreindeel ten noorden van de Geuzendijk. Dit gaat gepaard met een toename in deze periode van 15 territoria in het terreindeel ten zuiden van de Geuzendijk. De Boomleeuwerik laat de grootste verschuiving zien. Het lijkt er op dat zich een verschuiving van de populatie van deze soort heeft voorgedaan binnen de Weerterheide. Met name in het meest noordelijk gedeelte van de noordzijde zijn veel territoria verlaten. Bijzonder is daarentegen wel dat de Nachtzwaluw in deze periode met 3 territoria is toegenomen in dit gebied. Het beheer is in deze periode sterk gericht geweest op het open houden van de open zanden en heiden. Aangenomen mag worden dat de kwaliteit van de habitats voor deze soorten in dit terreindeel zeker niet achteruit is gegaan. Ook de Boshoverheide geeft een spectaculaire toename van territoria te zien. Dit wordt vooral veroorzaakt door de Roodborsttapuit. Op het terreindeel ten noorden van de Geuzendijk ligt het accent op niet-gemechaniseerde oefeningen. Er mag worden aangenomen dat de kans op verstoring door menselijke aanwezigheid (militairen) hier het grootst is. Mogelijk heeft de menselijke aanwezigheid een verschuiving van de bezetting van de habitats teweeggebracht. De laatste jaren is de gemiddelde oefenintensiteit op de Weerterheide wel behoorlijk toegenomen.
Wellicht heeft 2006 een piek te zien gegeven gezien de afname van 37% van de aanwezigheid een jaar later. Dit zal moeten blijken in 2008 en latere jaren. Recreanten Bij recreanten kunnen de routegebonden groepen (ruiters en fietsers) worden onderscheiden van de wandelaars op wegen en paden. Wandelaars hebben vaak honden bij zich (al of niet aangelijnd). Niet aangelijnde honden kunnen een belangrijke factor zijn voor verstoring (Bijlsma, 2006, Vogelbescherming, 2004). Er kan van uit worden gegaan dat dagelijks sprake is van menselijke aanwezigheid als gevolg van recreëren. Meestal betreft het wandelaars uit Weert en Budel. Er wordt niet vaak tot diep het gebied in gelopen. De verblijfsduur is daardoor vermoedelijk betrekkelijk kort. Uit een opgave uit onderzoek van SOVON (2005) blijkt dat rekening moet worden gehouden met 600.000 bezoekers op jaarbasis op de Weerterheide en Boshoverheide. Dit getal lijkt echter een overschatting van de werkelijkheid. De terreindelen die het meest intensief worden gebruikt door recreanten zijn vooral de toegangen aan de Kuikensvendijk, Geuzendijk, plaatselijk de Maarhezerhuttendijk (nabij een terreindeel dat veel wordt gebruikt als parkeervoorziening) en in de nabijheid van het grafveld op de Boshoverheide). Verder kunnen paden en routes worden gebruikt en vind vrij veel uitloop plaats in het ‘stuifzandgebied’ vanuit recreatiepark Weerterbergen en manege Van Horne (ruiters). In de nabijheid van deze toegangen zijn vaak vanaf 150 meter geen territoria van de drie soorten aanwezig. Behoudens de toegang vanaf de Nassau Dietzkazerne aan de noordzijde van de Weerterheide worden deze terreindelen niet extra intensief gebruikt door militairen. Onduidelijk is in hoeverre recreanten gebruik maken van de routes. De indruk bestaat dat dit extensief is, zeker de routes die niet lokaal zijn. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de hoogste recreatieve druk van de defensieterreinen aan de oostzijde van de Weerterheide en Boshoverheide ligt omdat daar de inloop het grootst is. Als we naar de (wellicht overschatte) aantallen recreatieve bezoeken (600.000) kijken in relatie tot het militaire terreinbezoek (ca.10.000-20.000) dan vormt de militaire menselijke aanwezigheid slechts een fractie van de recreatieve gebruiksdruk. Anderzijds leveren de militaire activiteiten relatief gezien meer verstoring op en is de kans op menselijke aanwezigheid in de habitats zelf groter (buiten de paden). Militaire activiteiten kunnen wel jaarlijks fluctueren in intensiteit, maar de aard en de relatieve gebruiksdruk bevindt zich binnen een bepaalde bandbreedte vanwege de draagkracht van de voor militairen belangrijke ruimtelijke infrastructuur (ruimteclaim en ‘bezettingsgraad harde militaire infrastructuur zoals zandbanen en bivakken) voor het oefenen door meerdere eenheden tegelijkertijd (EOT). De recreatieve gebruiksdruk kent echter geen limiet. De voorspelde autonome ontwikkeling in combinatie met het huidige gebruiksniveau kan een zodanige druk teweeg brengen dat de populaties hierdoor significant negatief beïnvloed worden (SOVON, 2005). Om meer grip te krijgen op recreatieve ontwikkelingen neemt DVD sinds 2000 deel aan het Grenspark Kempenbroek. Hierin worden in breder verband afspraken gemaakt over de inrichting en het recreatieve gebruik in relatie tot cultuurhistorische en natuurwaarden van een gebied dat zich uitstrekt over enkele duizenden hectaren. Onlangs heeft dit geresulteerd in een rapport: Bouwstenen voor ontsnippering van Grenspark Kempenbroek (Bosgroep Zuid Nederland, 2007).
Eerder al zijn maatregelen genomen om de recreatieve gebruiksdruk te zoneren door middel van het aanleggen van een routestructuur voor wandelaars, fietsers en ruiters (zie bijlage 3). Geluid Onderzoek naar verstoring van schietactiviteiten of anderszins militair geluid is slechts beperkt voorhanden (Smit, 2001) en hebben veelal betrekking op watervogels, al of niet in buitenlands onderzoek. Smit (2001) geeft samenvattende conclusies in zijn literatuuronderzoek voor geluidsverstoring: • De effecten zijn afhankelijk van het geluid, de soort, de grootte van de groep, de periode/het seizoen. • Er zijn negatieve effecten van geluid aangetoond waaronder een afname in dichtheid, aantal jongen of nestsucces, habitatkwaliteit, foerageertijd, verplaatsing of vergroting van leefgebied. • Er kan afhankelijk van de soort gewenning optreden indien geluiden continu zijn, niet onverwacht en geen associatie met gevaar oproepen. • Dosis-effect zijn beperkt onderzocht. • Korte termijn effecten zijn met name onderzocht. Lange termijn effecten zijn vrijwel geheel onbekend. Vogelbescherming (2004) geeft aan dat geluid tot verstoring kan leiden wanneer het binnen het gehoorbereik valt. In een onderzoek aan Mexicaanse gevlekte bosuilen (Strix occidentalis lucida) werd vastgesteld dat geluid van frequenties buiten het gehoorbereik vrijwel niet tot verstoringsreacties leidden. Indien de frequentie van de onderzochte geluidsbron binnen het gehoorbereik van de soort valt, kunnen bij lagere geluidssterktes juist sterkere verstoringsreacties worden gevonden (Delaney et al. 1999). Het gehoorbereik van vogels lijkt grotendeels overeen te komen met dat van zoogdieren (Counter, 1985). Informatie over het specifieke gehoorbereik van verschillende soorten vogels is echter maar heel beperkt beschikbaar. Bijlsma (2006) toont een negatief effect van recreanten op de Veluwe aan maar de vraag is welke rol geluid hierin heeft gespeeld; geluidsverstoring hangt samen met menselijke aanwezigheid en speelt een wellicht een additieve rol. Het ligt voor de hand dat additieve geluidsbelasting door militair gebruik extra verstorend werkt. In vergelijking met recreatie en oefenactiviteiten speelt het geluid dat samenhangt met beheersactiviteiten slechts een kleine rol. Om bovengenoemde redenen is het niet mogelijk om een algemeen geldend niveau van geluidbelasting voor soortgroepen aan te geven waarboven verstoring op zal treden. Geluid in de oefenterreinen wordt veroorzaakt door schieten, granaatgooien, gebruik van pyrotechnische middelen, vuurvoorstellingsmiddelen, vliegtuigen, voertuigen, motoren, onderhoudsmachines, en menselijk geluid (spreken, roepen). Oefenen met scherpe munitie vindt plaats op de daarvoor ingerichte faciliteiten (schietbaan en handgranaatbaan). De schietbaan wordt zeer intensief gebruikt terwijl de handgranaatbaan weinig wordt gebruikt. Opvallend is de verdwijning van zeker drie territoria van Boomleeuwerik in de afgelopen periode nabij de schietbaan. Aan dezelfde zijde is ook nog een frequent gebruikt particuliere schietbaan gelegen. Deze kan wellicht in de weekenden voor extra geluidsbelasting zorgen. Alle andere geluiden die samenhangen met oefenen kunnen overal plaatsvinden en op elk tijdstip.
Schieten, het gooien van oefenhandgranaten komt dagelijks en gedurende het gehele jaar door voor. Deze geluiden zijn echter meestal kort en onregelmatig. Kwaliteit van de habitats De kwaliteit van de habitats is zoals eerder gesteld, naast menselijke aanwezigheid, waarschijnlijk een van de belangrijkste factoren op de oefenterreinen die van invloed zijn op de populatie van de defensieterreinen. Mede voor een betere borging van de habitats is een inrichtings- en beheersvisie voor Weerterheide en Boshoverheide opgesteld (Swart, 2006). Tevens is aansluitend hierop een wijzigingsvoorstel voor het militaire gebruik (Free-For-All terrein) uitgewerkt (Jungerius, 2008) dat enerzijds de militaire gebruiksmogelijkheden van het terrein verbeterd en anderzijds meer recht doet aan de instandhouding van de aardkundige en vogelkundige waarden van het gebied. De verwachting is dat als gevolg van de vergroting van het oppervlakte stuifzand de toegankelijkheid van het gebied voor mensen (met vaak onaangelijnde honden) afneemt en daarmee de kans op verstoring evenredig afneemt. Hiermee wordt een min of meer een natuurlijke zonering bereikt die de kwaliteit van de habitats voor met name Boomleeuwerik en Nachtzwaluw sterk kan verbeteren. Bij de uitvoering van maatregelen wordt rekening gehouden met al te grote beïnvloeding van de leefgebieden van beide soorten. Daarom worden maatregelen gezoneerd in de tijd en ruimte doorgevoerd (Swart, 2006; Jungerius, 2008). Het gebruik van tanks mag in het Free-For-All terrein toenemen ten opzichte van het huidige niveau (zie bijlage 5, registratie RMC 2006/2007) om een voldoende dynamisch milieu te kunnen waarborgen zodat de openheid in stand blijft (zie hiervoor gestelde over dichtgroeisnelheid). Momenteel is al begonnen om vooral in het beheersregime van de bossen meer nadruk te leggen op het bosrandenbeheer. Ook binnen de bestaande bosopstanden wordt met name in de oudere Grove dennen opstanden zodanig gedund dat meer open bosstructuren ontstaan. De verwachting is dat de mogelijke negatieve effecten die een afname van de netto lengte aan bosranden als gevolg van de kap van bosjes zo veel mogelijk voorafgaand aan deze ingreep worden gecompenseerd.
Bijlage 7 Afkortingenlijst
DVD: LNV: IHD: SGR: PKB: SMT: OOT: EOT: EHS: GHS: REVZ: EU: Wm: Wabm: GLG: GHG: GVG: TRAP: OLAT: GVE: RACM: RMC: DIC: MER: KMS: LFD: EC-LNV: SOK: DVO: GBV: DRMV:
Dienst VAstgoed Defensie Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Instandhoudingsdoelstelling Structuurschema Groene Ruimte Planologische KernBeslissing Structuurschema Militaire terreinen Overig Oefenterrein Eenheidsoefenterrein Ecologische Hoofdstructuur Groene Hoofdstructuur Robuuste Ecologische Verbindingszone Europese Unie Wet Milieubeheer Wet algemene bepalingen milieuhygiëne Gemiddeld Laagste Grondwaterstand Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Gemiddelde VoorjaarsGrondwaterstand Toeristisch Recreatief Archeologisch Project Ollandse Lange Afstand Tippelaars Groot Vee Eenheid Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Regionaal Militair Commando Duurzaam Industrieterrein Cranendonck Milieu Effect Rapport Kwalitietsmanagementsysteem Lokale Facilitaire Dienst Expertise Centrum-LNV Standaardoefenkaart Dienstverleningsovereenkomst Gebruiksvergoeding Directie Ruimte, Milieu en Vastgoedbeleid
REFERENTIES BIJLAGENRAPPORT • • • • •
• •
• •
•
•
•
• •
Ancker, J.A.M. van den, Jungerius, P.D.; 2003; De ontwikkelingsmogelijkheden van stuifzanden op de Weerterheide/Boshoverheide; Rapport Bureau G&L; Ede. Bijlsma, R.G.; 2006; Effecten van menselijke verstoring op grondbroedende vogels van Planken Wambuis; De Levende Natuur; 107(5); 191-198. Bosgroep Zuid-Nederland; 2007; Bouwstenen voor ontsnippering van Grenspark Kempen~Broek; Bosgroep Zuid-Nederland; Heeze. Counter, S.A; 1985; Brain-stem evoked potentials and noise effects in seagulls; Comparative Biochemistry and Physiology; 81; 837-845. Delaney, D.K., Grubb, T.G., Beier, P., Pater, L.L., Reiser, M.H.; 1999; Effects of Helicopter Noise on Mexican Spotted Owls; The Journal of Wildlife Management; 63 (1); 60-76. Gilissen, N., Ronde, I. de; 2006; Kruispeel/Achterbroek - Monitoring Natuurwaarden 2005; Dienst Vastgoed Defensie (DVD) Directie Noord; Afdeling Terreintechniek. Gilissen, N., Ronde, I. de; 2008; Oefenterrein Weerter- en Boshoverheide - Monitoring Natuurwaarden 2006; Dienst Vastgoed Defensie (DVD) Directie Noord; Afdeling Terreintechniek. Jungerius, P.D., Ancker, J.A.M. van den; 2008; Wijzigingsvoorstel militair gebruik in relatie tot instandhouding stuifzand op oefenterrein Weerterheide; In voorbereiding. Pahlplatz, R, Haveman, R.; 1999; Inventarisatie en Monitoring van Natuurwaarden op Defensieterreinen: Kruispeel/Achterbroek; Adviesgroep Vegetatiebeheer/IKC Natuurbeheer i.s.m. het Ministerie van Defensie. Pahlplatz, R., Ravensberg, M. van; 2002; Inventarisatie en Monitoring van Natuurwaarden op Defensieterreinen: Weerterheide en Boshoverheide; Adviesgroep Vegetatiebeheer/IKC Natuurbeheer i.s.m. het Ministerie van Defensie. Smit, C.; 2001; Effecten van militair gebruik en recreatie op flora en fauna - Een literatuuronderzoek; Expertisecentrum LNV, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; Rapport EC-LNV nr. 2001/037; Ede/Wageningen. SOVON; 2005; Passende beoordeling in het kader van de Vogelrichtlijn met betrekking tot realisatie en exploitatie familievilla’s in recreatiepark Weerterbergen; SOVONonderzoeksrapport 2005/02; Beek-Ubbergen. Swart, J.; 2006; Herstel van levend stuifzand – Inrichtings- en beheerplan voor militair oefenterrein Weerter- en Boshoverheide; Dienst Vastgoed Defensie; Tilburg Vogelbescherming; 2004; Verstoringsgevoeligheid van vogels - Literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie; Vogelbescherming Nederland; Zeist.