deel 3 Muzikale gevels een gevelrij als partituur voor een muziekstuk Een gevel is de voorzijde van een huis. Een rij gevels zorgt voor het straatbeeld. Een dergelijke rij huizen vormt vaak een structuur; de huizen zijn twee aan twee gelijk of de straat is symmetrisch opgebouwd of er zit een huis bij dat qua vorm anders is dan de rest van de huizen. Dit straatbeeld gebruiken we in deze activiteit als partituur voor een muziekstuk. Enerzijds ontdekken de kinderen dat een gevelrij een structuur kan bevatten. Anderzijds ontdekken ze de vorm van een muziekstuk en leren ze spelen met grafische partituren. Stap 1: het orkest warmt zich op Opwarmingsoefening, verkennen van instrumenten en eenvoudige ritmeoefening. Stap 2: huizen als partituur Een huizenrij (met een duidelijke structuur) als partituur gebruiken. Stap 3: straatbeeldmuziek De kinderen maken zelf een partituur met de foto’s van de huizen. Stap 4: het gevelorkest presenteert Presentatie van de eigen partituren. ontwikkelingsdoelen OD muzische vorming (muziek) 2.2. ritme in beluisterde muziek en liedjes ervaren, herkennen en nabootsen. OD muzische vorming (muziek) 2.5. met plezier een toenemend vermogen tot experimenteren en improviseren ontwikkelen met klank, stem of instrument. OD muzische vorming (attitudes) 6.2. ervan genieten bezig te zijn met de dingen die hen omringen om hun expressiemogelijkheden te ontdekken. OD wiskundige initiatie (ruimte) 3.4. vanuit een patroon een rij of een reeks dingen voortzetten. In het patroon kunnen aantallen en/of kwalitatieve kenmerken voorkomen.
eindtermen ET muzische vorming (muziek) 2.2. improviseren en experimenteren, klankbronnen en muziekinstrumenten uittesten op hun klankwaarde en in een muzikaal samenspel daarvan gebruik maken. ET muzische vorming (muziek) 2.4. genieten van zingen en musiceren en dit gebruiken als impuls voor nieuwe muzikale spelideeën of andere aanverwante expressiewijzen. ET muzische vorming (attitudes) 6.3. genieten van het muzisch handelen waardoor hun expressiemogelijkheden verruimen. ET wiskunde (procedures) 3.6. de begrippen symmetrie, gelijkvormigheid en gelijkheid kunnen ontdekken in de realiteit. Ze kunnen zelf eenvoudige geometrische figuren maken.
Lesdoelen: de leerlingen kunnen met ritme-instrumenten een eenvoudig ritme naspelen een grafische partituur (een gevelrij) met stem en instrumenten vertolken de structuur van een eenvoudige partituur verwoorden
Wat heb je nodig voor deze activiteit? Een groot lokaal Foto’s GROEN 1 tot 36 Muziek en cd-speler Plakband of magneten Ritme-instrumenten
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 2
Stap 1: het orkest warmt zich op OPDRACHT 1: instrumenten verkennen
Laat de kinderen in een kring zitten. Leg in het midden de muziekinstrumenten. Vraag aan een kind om een instrument te nemen en er een klank mee te spelen. Vraag of het nog een andere klank kan maken met hetzelfde instrument. Laat verschillende kinderen met verschillende instrumenten aan bod komen. Zoek samen met de kinderen naar lange en korte klanken. OPDRACHT 2: ritmes spelen Vraag aan de kinderen om elk een instrument te nemen. Straks kunnen ze eventueel van instrument wisselen. Laat ze goed kijken naar jou, de dirigent. Klap een eenvoudig ritme voor, de kinderen spelen dit ritme na op hun instrument. Voeg er een zinnetje aan toe • hui-zen-rij, • allemaal huisjes, • straat OPDRACHT 3: meerdere klanken Laat de kinderen opnieuw twee verschillende klanken zoeken die ze kunnen maken met het instrument. Geef als voorbeeld een ritme aan waarin twee verschillende klanken zitten als voorbeeld. Woon-huis Gro-te hui-zen Kom maar in mijn huisje klein …
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 3
Stap 2: huizen als partituur OPDRACHT 4: gevelmuziek
De kinderen leggen de instrumenten even opzij (onder de stoel). Start met foto GROEN 4
Dit is het huis van Jan. Jan heeft aan de voorzijde van zijn huis (de gevel) een raam, een deur en een raam. Duid de onderdelen aan en laat de kinderen verwoorden: ‘raam – deur – raam’. Tel nu drie vooraf. Daarna zeggen de kinderen in dezelfde kadans
‘raam –deur –raam’.
Neem opnieuw dezelfde foto en leg die naast de andere. De buurman van Jan heeft eenzelfde gevel, een raam, een deur en een raam. Tel drie vooraf.
‘Raam – deur –raam
Raam – deur –raam’
Deze partituur staat in de maat van drie, daarom leggen we een accent op het eerste woord. ‘raam – deur –raam’. Herhaal dit maar leg de nadruk op de klemtonen. Leg nu een ander huis (foto GROEN 1) naast de twee andere. In het huis van Els ziet de gevel er ietsje anders uit. Laat de kinderen verwoorden wat de verschillen zijn. Leg het huis van Els naast de twee andere huizen. Geef drie vooraf en vraag aan de kinderen om de gevel te ‘spelen’. Raam – deur –raam
Raam – deur –raam
deur – raam - raam
Zo bouw je verder. Leg telkens een nieuwe foto naast de andere en speel de partituur met de kinderen. Er is een bijzondere kaart waarop een doorgang staat. Er staat geen huis, dus hoeven ze niets te zeggen. Duid aan waar je je bevindt in de partituur zodat alle kinderen kunnen volgen. Ga tot maximaal zes huizen (in dit stadium).
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 4
Een voorbeeld:
OPDRACHT 5: straatbeeldmuziek met instrumenten De kinderen nemen weer hun instrumenten, bij raam spelen de kinderen een klank, bij deur een andere. Speel de partituur nog eens opnieuw, maar nu met de instrumenten. De kinderen kunnen stilletjes raam en deur meezeggen indien nodig. OPDRACHT 6: verdiepingen Elk huis heeft meerdere verdiepingen. Op de eerste verdieping zit geen deur, alleen ramen. Sommige huizen hebben slechts één raam, andere huizen hebben meerdere ramen.
Laat ze eerst de woorden zeggen. Leg twee verschillende foto’s naast elkaar en vraag aan de kinderen hoe ze elk van die foto’s zouden kunnen spelen op hun instrument. OPDRACHT 7: welk huis is het? Raadspelletje. Hang verschillende ‘eerste verdiepingen’ en ‘gelijkvloers’ aan het bord. Laat een kind er een uitkiezen en spelen, de andere kinderen raden over welke foto het gaat. OPDRACHT 8: kleurenspel
Verdeel de groep in vijf. De huizen hebben verschillende kleuren, spreek af welk groepje welke kleur speelt. Laat de leerlingen bij voorkeur per instrumentensoort samenzitten. Begin eerst met het gelijkvloers.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 5
Groep 1 speelt de rode huizen. Groep 2 speelt de witte huizen. Groep 3 speelt het gele huis. Niemand speelt als de witte tunnel er is. Twee groepjes spelen even niets.
Daarna voeg je twee kleuren toe van de eerste verdieping. Groep 4 speelt de rode huizen Groep 5 speelt de zwarte huizen. Speel een aantal keer deze partituur. Zeg dat de kinderen de verschillende instrumentengroepen zijn van het orkest en dat ze de compositie ‘de straat van Jan en Els’ spelen. Laat eventueel de groepjes eens wisselen. Als er niets staat, speelt niemand.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 6
Stap 3: straatbeeldmuziek OPDRACHT 9: verbouwingen Laat een van de kinderen aan het bord de straat aanpassen, sommige mensen verbouwen waardoor de straat er anders uit ziet. Hang de gevelrij terug mooi aan het bord en speel met dezelfde groepen de partituur. Geef als dirigent duidelijk aan waar ze zich in de partituur bevinden. Het verbouwen kun je een aantal keer herhalen. Verwoord de nieuwe partituur voor je ze gaat spelen
OPDRACHT 10: schreeuw het van de daken Elk huis heeft ook een dak. De daken zien er verschillend uit, een schuinoplopend dak, een sierlijk dak, een trapgevel. Maak een eenvoudige begeleiding. Het dak vormt de begeleidingspartij. Laat de leerlingen op de zware tel een klank maken met hun instrument. Je kunt zelf de begeleiding spelen of je kunt dit ook door een paar leerlingen laten doen. Indien een huis een plat dak heeft, heb je geen klank. Indien je voldoende muzikale achtergrond hebt, kun je zelf in functie van de vorm van het dak een aangepaste begeleiding spelen.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 7
Stap 4: het gevelorkest presenteert … OPDRACHT 11: generale repetitie Leg nu de huizen volledig, eerst eenvoudig, en als de groep het aankan, daarna wat moeilijker. Begin met een gevelrij waar herhaling in voorkomt. Bespreek de partituur en speel ze samen met de kinderen. Daarna laat je een kind met de bestaande foto’s nieuwe huizen creëren. Laat ze eerst verwoorden hoe het zal klinken. Daarna speel je opnieuw de gemaakte compositie. OPDRACHT 12: concert Als afsluiting is er een concert waarin je als dirigent aankondigt dat het orkest van … (leerjaar/kleutergroep) de straat van … zal spelen. Vraag concentratie en speel het stukje. Je kan het eventueel ook opnemen zodat de kinderen hun eigen partituur kunnen volgen bij de beluistering. Je kunt ook in twee groepen werken, dan is er een groep publiek bij de andere groep. Tip Hang de partituur in de muziekhoek, misschien kunnen de kinderen nog zelf aan de slag door nieuwe partituren te maken en die te spelen. Nabespreking: - Was dit een moeilijke partituur? - Zou je een echte rij huizen kunnen spelen? Uitbreiding: je kunt met de blokken een huizenrij laten maken en die als partituur gebruiken.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 8
deel 4 Stutten en steunen een bewegingsactiviteit waarin de kinderen met hun lichaam gebouwen vormen. Stap 1: instap Opdrachten waarin de leerlingen hun lichaam opwarmen. Stap 2: stutten en steunen Aan de hand van bewegingsopdrachten staan de kinderen stil bij de krachten die inwerken op een (deel) van een gebouw. Stap 3: het levende gebouw De kinderen maken in groep een gebouw waarbij ze rekening houden met wat in de voorgaande stappen aan bod is gekomen. ontwikkelingsdoelen OD muzische vorming (beweging) 4.2. meedoen met de bewegingen die tijdens het vertellen van een verhaal aan bod komen en belangstelling tonen om het bewegingsinspirerend gegeven nauwkeurig te observeren en na te bootsen. OD muzische vorming (drama) 3.2. zich inleven in personages en dingen uit de omgeving en deze uitbeelden. OD wereldoriëntatie (ruimte) 6.9. verschillen in landschappen en omgevingen door mensen ingericht, kunnen verwoorden.
eindtermen ET muzische vorming (beeld) 1.1. door middel van kunst- en beeldbeschouwing een persoonlijk waardeoordeel ontwikkelen over beelden en beeldende kunst van vroeger, van nu en van verschillende culturen. ET muzische vorming (beweging) 4.2. samenwerken met anderen om al improviserend te reageren op elkaars beweging. ET muzische vorming (beweging) 4.6. kritisch bespreken van het inoefenen en aanwenden van de lichaamstaal, van de voorbereiding en het uitvoering ervan, door henzelf en door anderen. ET wereldoriëntatie (technisch proces) 2.4. van een bestaande constructie en van een constructie die ze zelf willen maken, kunnen zeggen aan welke eisen ze moeten voldoen.
Lesdoelen: de leerlingen kunnen Een eenvoudige houding overnemen. De spanning verwoorden die ze nodig hebben om iemand in evenwicht te houden. Samenwerken om een gebouw in lichaamshoudingen om te zetten. Plezier beleven aan het lichamelijk bezig zijn. De structuur van een gebouw vertalen in houdingen van mensen.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 9
Wat heb je nodig voor deze activiteit? Een groot lokaal Foto’s GEEL 1 tot 16 Muziek en cd-speler (voor stap 1)
Stap 1: instap Je start met een introductie en een korte opwarming om wat los te komen. Vertel aan de kinderen dat ze zelf gebouwen zullen spelen, grote en kleine gebouwen, kastelen en tenten. OPDRACHT 1: groot en klein • •
kringopstelling: iedereen maakt zich groot, nog groter, daarna maakt iedereen zich klein, nog kleiner, zo klein mogelijk. iedereen loopt rond in de zaal, als de muziek stopt, maken de kinderen zich ofwel heel erg groot ofwel heel erg klein. Ze kiezen dit zelf. Doe dit enkele keren.
OPDRACHT 2: allerlei gebouwen •
iedereen staat verspreid in de zaal. Je geeft een gebouw aan, de kinderen maken (afzonderlijk) met hun lichaam dit gebouw. Toon de foto om de leerlingen duidelijk te maken wat ze moeten maken.
een tent (waarmee je gaat kamperen), (foto GEEL1) een iglo uit sneeuw en ijs, (foto GEEL2) een kasteelpoort, (foto GEEL3) een zuil die een gebouw ondersteunt, (foto GEEL4) een klein tuinhuisje, … (foto GEEL5)
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 10
Stap 2: steunen en stutten In deze opdracht spelen we een kort spelletje waarin we met meerdere kinderen een gebouw maken en onderzoeken hoe gewicht ondersteund kan worden. OPDRACHT 3: bouwmeesters Je speelt het spelletje ‘bouwmeesters’. Laat de kinderen kriskras rondstappen in het lokaal. Je zegt na een tijdje ‘bouwmeesters … drie’, dan gaan de kinderen zo vlug mogelijk in groepjes van drie staan. Als je ‘bouwmeesters … twee’ zegt, dan gaan ze per twee staan. Oefen dit enkele keren. Zorg ervoor dat ze altijd terechtkomen bij de personen die het dichtst bij hen staan. Wie eventueel overblijft kan aansluiten bij een groepje.
per twee: een poort, een ingang (van een kasteel) per zes: een tunnel per drie: een iglo per vier: een trap per vijf: een (kerk)toren per twee: een tent
OPDRACHT 4: gewichtig •
De kinderen staan per twee op een afstand tegenover elkaar. Ze nemen elkaars handen vast en zoeken het evenwicht op. Zo proberen ze in evenwicht te blijven.
•
Laat ze ook de voeten op een afstand zetten en elkaar in evenwicht houden
•
Daarna de voeten tegen elkaar en elkaar met de handen in evenwicht houden
•
Vertel aan de kinderen dat ook in gebouwen het ene stuk het andere in evenwicht houdt. Laat de foto zien. (foto GEEL 6 en 7)
OPDRACHT 5: ondersteunen De kinderen blijven in groepjes van vijf. Eén kind staat in een bevroren houding, zo stijf als een plank. De andere vier staan errond. Ze ondersteunen die ene leerling zodat hij of zij niet kan vallen. Ze kunnen een klein beetje bewegen om te zien of ze nog voldoende ondersteunen. Doe dit met de verschillende kinderen die in het midden staan. Probeer op verschilldende middelen te ondersteunen, met je handen, met je rug, enz.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 11
OPDRACHT 6: verschillende gebouwen Verdeel de kinderen deelgroepjes van zes. Toon telkens een foto en vraag aan de kinderen om het gebouw dat erop staat met hun zessen uit te beelden.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 12
Stap 3: het levende gebouw OPDRACHT 8: eindopdracht
jonge kinderen Maak zelf een gebouw met de blokken. Loop langs de maquette en onderzoek samen hoe je met de groep het gebouw kunt maken met het lichaam. oudere kinderen De leerlingen worden in twee groepen ingedeeld. Beide groepen krijgen foto’s van een gebouw (Taj Mahal). Bekijk de foto’s [GEEL 12-16] van het gebouw. Het zijn verschillende foto’s van eenzelfde gebouw. Je kunt het gebouw aan alle kanten zien. Beide groepen onderzoeken hoe ze het gebouw kunnen maken met hun lichamen. Bespreek de volgende vragen met de groep. -
het gebouw bestaat uit verschillende stukken, hoe zal je dit uitbeelden? Welk type gebouw is het?
Ze spreken ook een volgorde af waarin iedereen zijn positie inneemt. In het toonmoment kijken de twee groepen naar elkaars werk. OPDRACHT 9: korte bespreking Laat de kinderen vertellen wat hetzelfde is als op de foto/maquette. Probeer ook te peilen naar de beleving.
Vind je het moeilijk om een gebouw uit te beelden? Heb je goed afgesproken, zijn de taken verdeeld? Heb je zelf een voorstel gedaan? Zijn er nog andere manieren om het gebouw uit te beelden?
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 13
deel 5 Drie biggetjes een verhaal als aanzet om na te denken over verschillende bouwmaterialen. Stap 1: het verhaal van de drie biggetjes Vertel het echte verhaal van de drie biggetjes waarin ze elk een eigen huis bouwen. Stap 2: bouwmaterialen Een gesprek over welk materiaal geschikt is om stevig mee te bouwen. Stap 3: drama ‘de drie biggetjes’ Een les drama waarin je het verhaal dramatisch verwerkt, met aandacht voor inleving en het verzinnen van een spelsituatie.
ontwikkelingsdoelen OD drama 3.2. zich inleven in personages en dingen uit de omgeving en deze uitbeelden. OD drama 3.3. met een creatief stem- en taalgebruik expressief reageren en belevenissen uitbeelden. OD attitudes 6.1. openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving. OD attitudes 6.3. vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun eigen expressiestijl durven tonen. OD Nederlands 1.5. begrijpen van een beluisterd verhaal voor hun leeftijdsgroep,. OD Nederlands 1.6. de bereidheid tonen om naar elkaar te luisteren en om zich in te leven in een boodschap. OD wereldoriëntatie (technologie) 2.1. van voorwerpen uit hun omgeving kunnen aangeven dat ze gemaakt zijn van ijzer, steen, hout, glas, papier, textiel of plastic.
eindtermen ET drama 3.3. geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. ET drama 3.6. een aan de speelsituatie aangepaste en aangename spreektechniek ontwikkelen (articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte) en verschillende verbale en non-verbale spelvormen improviseren. ET attitudes 6.1. blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken ET attitudes 6.4. vertrouwen op de eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. ET Nederlands 2.6. bij een onderwerp dat behandeld werd of iets dat een leerling beleefd heeft, een verbale/nonverbale interpretatie kunnen brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten. ET Wereldoriëntatie (technologie) 2.5. materialenkennis en kennis van constructie- en bewegingsprincipes kunnen aanwenden bij het plannen en maken van een eigen constructie.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 14
Lesdoelen:
Zonder vooroordelen en geconcentreerd luisteren naar een verhaal dat ze in een andere bewerking kennen. Aangeven met welke materialen je stevig kunt bouwen en dit in verband brengen met het verhaal. Zich inleven in de personages van het verhaal. Een spelsituatie kunnen verzinnen die aansluit bij het verhaal.
Wat heb je nodig voor deze activiteit? Stap 1: het verhaal (zie handleiding) Stap 2: enkele bakstenen, wat stro en houten planken 5 foto’s PAARS 1 tot 5 Stap 3: een ruim lokaal Foto PAARS 6
Stap 1: het verhaal van de drie biggetjes Hieronder volgt het originele verhaal van de drie kleine biggetjes. Walt Disney en Studio 100 hebben het verhaal in een film- of musicalscenario gegoten. Het originele verhaal is wat minder romantisch. Het is een volksvertelling uit Engeland met als de titel "The three little pigs". Het is een moraliserend dierenverhaal met als “boodschap”: wie ijverig en slim is, overwint. Drie biggetjes trekken de wereld in. De een bouwt een huisje van stro, de ander een huisje van takken, en het derde biggetje een huisje van steen. Een wolf blaast de huisjes van de eerste twee biggetjes omver en eet ze op. Het derde huisje blijft echter overeind en wanneer de wolf op een listige manier probeert het derde biggetje toch te pakken te krijgen, is dit hem steeds te slim af. Lang geleden was er eens een oude zeug en die had drie biggetjes. En omdat ze niet genoeg had om hun te eten te geven, stuurde ze hen de wereld in om hun geluk te zoeken. De eerste die wegging, ontmoette een man met een bos stro en zei tegen hem: "Alsjeblieft man, geef mij dat stro om er een huisje van te bouwen." Dat deed de man en het varkentje bouwde er een huisje van. Niet lang daarna kwam er een wolf aanlopen die aan de deur klopte en zei: "Varkentje, varkentje, laat mij erin." Waarop het varkentje antwoordde: "Nee, daarin heb ik geen zin, je komt er niet in!" De wolf antwoordde daarop: "Dan blaas ik maar en dan proest ik maar, en zo blaas ik je huisje uit elkaar." En toen blies en proestte hij, blies het huisje uit elkaar en at het kleine varkentje op. Het tweede varkentje kwam een man met een bos takken tegen en zei: "Alsjeblieft man, geef me die takken om er een huisje van te bouwen." Dat deed de man en het varkentje bouwde zijn huisje. Toen kwam de wolf eraan en die zei: "Varkentje, varkentje, laat mij erin." "Nee, daarin heb ik geen zin, je komt er niet in."
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 15
"Dan blaas ik maar en dan proest ik maar, en zo blaas ik je huisje uit elkaar," antwoordde de wolf ook deze keer. En toen blies en proestte de wolf, en hij proestte en hij blies, en ten slotte blies hij het huisje omver en at het varkentje op. Het derde varkentje kwam een man tegen met een vracht stenen en zei: "Alsjeblieft man, geef mij die stenen om er een huisje van te bouwen." De man gaf hem de stenen en het varkentje bouwde er zijn huisje mee. Toen kwam, net als bij de andere varkentjes, de wolf, en die zei: "Varkentje, varkentje, laat mij erin." "Nee, daarin heb ik geen zin, je komt er niet in." "Dan blaas ik maar en dan proest ik maar, en zo blaas ik je huisje uit elkaar." En de wolf blies en proestte, en blies en proestte, en hij proestte nog eens, maar hij kon het huisje niet omver krijgen. Toen hij merkte dat hij met al zijn blazen en proesten het huisje niet omver kon blazen, zei hij: "Varkentje, ik weet een mooi veldje met knollen." "Waar?" vroeg het varkentje. "In de tuin bij het huis van meneer Smit. En als je morgenochtend klaar bent, kom ik je afhalen en gaan we er samen een paar halen." "Heel goed," zei het varkentje. "Ik zal klaar staan. Hoe laat wil je gaan?" "O, om zes uur." Het varkentje stond om vijf uur op en haalde de knollen vóór de wolf kwam. Die kwam om ongeveer zes uur en zei: "Varkentje, ben je klaar?" Het varkentje zei: "Klaar? Ik ben alweer terug en ik heb een mooie pot vol gehaald voor het eten." De wolf werd hier erg boos over, maar hij dacht dat hij het varkentje toch wel op de een of andere manier te pakken zou krijgen. Daarom zei hij: "Varkentje, ik weet een mooie appelboom staan." "Waar?" vroeg het varkentje. "In het grote park," antwoordde de wolf, "en als je wilt, haal ik je morgen om vijf uur af om wat appels te gaan halen." Het kleine varkentje nu repte zich de volgende morgen om vier uur het huis uit en hoopte terug te zijn voordat de wolf kwam. Maar hij moest nu verder lopen en ook nog in de boom klimmen. Zo kwam het dat hij de wolf aan zag komen toen hij net bezig was weer naar beneden te klimmen. En je kunt je voorstellen dat hij erg bang werd. Toen de wolf eraan kwam, zei hij: "Hé, varkentje, was je hier al vóór mij? En zijn het lekkere appeltjes?" "Ja, erg lekker," zei het varkentje. "Ik zal er eentje omlaag gooien." En hij gooide hem zover weg dat, toen de wolf weg was om hem op te halen, het varkentje naar beneden sprong en hard naar huis liep. De volgende dag kwam de wolf weer en zei tegen het varkentje: "Vanmiddag is er jaarmarkt in de stad. Ga je mee er naar toe?" "O ja," zei het varkentje, "ik ga mee. Hoe laat sta jij klaar?" "Om drie uur," zei de wolf. Het varkentje ging zoals gewoonlijk eerder weg en kwam op de markt aan. Hij kocht een regenton, waarmee hij op weg naar huis was toen hij de wolf zag aankomen. Toen wist hij niet meer wat hij moest doen. Hij kroop in de regenton om zich te verbergen, maar toen begon de ton rond te draaien en rolde de heuvel af met het varkentje erin. Hierdoor werd de wolf zó bang, dat hij naar huis holde zonder naar de markt te gaan. Hij ging naar het huis van het varkentje en vertelde hoe bang hij was geweest voor een groot rond ding dat langs hem heen de heuvel was afgerold. Toen zei het varkentje: "Ha, ha, ik heb je bang gemaakt! Ik ben naar de jaarmarkt geweest en heb daar een regenton gekocht, en toen ik jou zag, ben ik erin gekropen en ermee de heuvel afgerold." Toen werd de wolf toch zó vreselijk boos! Hij kondigde aan dat hij het varkentje op zou eten en door de schoorsteen zou komen om hem te pakken. Toen het varkentje begreep wat de wolf van plan was, hing hij een pot vol water op en stak er een groot vuur onder aan. En net toen de wolf door de schoorsteen kwam, nam hij
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 16
het deksel van de pot en de wolf viel erin. Toen deed het varkentje ogenblikkelijk het deksel er weer op, kookte de wolf en at hem op als avondeten. En hij leefde nog lang en gelukkig in zijn stenen huisje.
Stap 2: bouwmaterialen Hou een kringgesprek met de kinderen. •
Welke materialen hebben de biggetjes gebruikt om een huis mee te bouwen? stro, hout en stenen
•
Waarom kon de wolf het strooien en houten huisje omblazen en het stenen huisje niet? Stenen zijn sterker materiaal.
Breng zelf wat stro, stenen en hout mee zodat de kinderen de verschillende texturen kunnen voelen. Toon met de bakstenen hoe ze die stapelen om een stevig huis te bouwen. Vertel dat mensen steeds met andere materialen huizen gebouwd hebben, zoals de drie biggetjes. Toon de foto’s (PAARS 1 tot 5). Toon een huis uit stro (foto PAARS 1) een huis uit doek (tent) (foto PAARS 2) een houten huis (foto PAARS 3) een stenen huis (foto PAARS 4) een huis uit glas en staal (foto PAARS 5) Vraag welke materialen ze nog kennen om huizen mee te bouwen. Vraag hen ook hoe ze een huis zouden bouwen om beschermd te zijn tegen windstormen en wilde dieren indien ze zelf een biggetje zouden zijn.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 17
Stap 3: drama ‘de drie biggetjes’ Dit is een drama-activiteit uit vier opdrachten, de eerste opdracht is de opwarming, daarna verkennen de leerlingen de personages (verkenning) en spelen ze tussen de wolf en de biggetjes. In de laatste opdracht verzinnen de leerlingen zelf een situatie om de wolf om de tuin te leiden. OPDRACHT 1: wolfje, hoe laat is het? De leerkracht speelt de wolf. Hij/zij staat aan de ene kant van het lokaal. De kinderen (de biggetjes) staan aan de andere kant. Ze komen dichterbij en vragen ‘wolfje, hoe laat is het?’. De wolf wordt wakker en zegt ‘tijd om …’. Bv. ‘tijd om eten te maken’. Dan beelden de kinderen ter plaatse uit wat de wolf zegt (hier: eten maken). Zegt de wolf ‘tijd om jullie op te eten’, dan vluchten de kinderen weg tot aan de andere kant van het lokaal waar ze veilig zijn. Geef volgende opdrachten (en af en toe, voor de spanning, tijd om jullie op te eten): - tijd om de vloer te vegen - tijd om een huis te metselen met stenen - tijd om te timmeren - tijd om te schilderen - tijd om jullie te wassen (!) - tijd om te dansen - tijd om … OPDRACHT 2: wolf spelen, biggetje spelen. Iedereen speelt de wolf. Ze stappen grommend door het lokaal. Op het teken staan ze onbewegelijk stil. Idem met volgende opdrachten: -
de wolf verschuilt zich achter een boom om de biggen te bespieden de wolf staat voor het huis van stro en blaast het helemaal omver de wolf heeft zin om een biggetje op te peuzelen, hij maakt zich klaar …
Idem met de biggetjes: -
het biggetje bouwt met hout een huisje, hij timmert. Het biggetje gooit appels uit de boom Het biggetje is bang van de wolf en verstopt zich …
OPDRACHT 3: ontmoeting wolf en big De kinderen staan per twee verspreid in het lokaal, de ene is de wolf, de andere het biggetje. We spelen vier ontmoetingen tussen de wolf en een biggetje. De leerlingen spelen meteen
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 18
de verschillende scenes. • •
De wolf ligt te slapen, het biggetje probeert onopgemerkt voorbij te sluipen. Het biggetje zoekt snel stro om een huisje te bouwen, de wolf komt langs en vraagt wat de big doet.
Wisselen van rollen • •
De wolf komt bij het biggetje dat een houten huis aan het timmeren is, de wolf wil het biggetje pakken, maar doet zich pijn aan een spijker en vlucht weg. De wolf ziet het stenen huis en probeert met allerlei smoesjes het biggetje naar buiten te lokken.
OPDRACHT 4: de wolf misleiden Bedenk samen met de klas manieren om de wolf te slim af te zijn zodat hij de biggetjes niet kan opeten. Schrijf dit alles op het bord of op een flap (of maak tekeningetjes). Deel de leerlingen in groepjes van vier in. Laat ze de scène spelen waarin de biggetjes elk een ander huis maken. Bij elke big komt de wolf langs. Zorg dat ze nog net een oplossing vinden om aan de wolf te ontsnappen. De kinderen kunnen gebruik maken van de misleidingstips die ze bedacht hebben. Op het einde verzinnen ze zelf een manier om de wolf te strikken zodat ze feest kunnen vieren (foto PAARS 6) Criteria: Het is duidelijk wie de wolf speelt, en wie welk biggetje. De wolf wordt telkens misleid door het biggetje. Er is een duidelijk einde verzonnen. OPDRACHT 5: toonmoment en bespreking Laat de verschillende groepen de situaties spelen. De anderen kijken toe en vertellen wat ze gezien hebben. Laat de kinderen vertellen over de scène die ze gespeeld hebben en of het moeilijk was om het einde te verzinnen. Als afsluiter van dit deel kun je eventueel het alternatieve verhaal ‘de suiker was op’ spelen. Dat is het prentenboek waarin het verhaal verteld wordt vanuit het standpunt van de wolf en waarin de biggetjes als dom worden afgeschilderd. Door dit verhaal ‘het echte verhaal van de drie biggetjes’ voor te lezen/te vertellen geef je aan dat het standpunt van waaruit je het verhaal vertelt erg belangrijk is.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 19
deel 6 Huizen bouwen de kinderen ontwerpen en bouwen een eigen huis als afsluiter van het project. Stap 1: even architect (2) Activiteit waarin de kinderen zelf een huis ontwerpen voor bepaalde mensen en een bepaalde plaats. Stap 2: afsluiting van het project Bespreking van het project en afsluiting.
ontwikkelingsdoelen OD beeld 1.2. materiaalgevoeligheid ontwikkelen door exploreren en experimenteren OD beeld 1.4. verschillende beeldende, technische middelen aanwenden en samen gebruiken om tot beeldend werk te komen. OD attitudes 6.5. genieten van fantasie, de originaliteit, de creativiteit en de zelfexpressie in ‘kunstwerken’. OD Nederlands (spreken) 2.12. bereid zijn om eigen gevoelens en verlangens op een persoonlijke manier uit te drukken. OD wereldoriëntatie (technologie) 2.2. met gangbare materialen een eenvoudige constructie kunnen maken, waarbij ze geschikt materiaal, geschikte hechtwijzen en geschikt gereedschap kiezen. OD wereldoriëntatie (ruimte) 6.9. verschillen in landschappen en omgevingen, door mensen ingericht, kunnen verwoorden.
eindtermen ET beeld 1.4. verschillende beeldende, technische middelen aanwenden en samen gebruiken om tot beeldend werk te komen. ET beeld 1.5. beeldende problemen oplossen, technieken toepassen en gereedschappen en materialen hanteren om beeldend vorm te geven op een manier die hen voldoening geeft. ET attitudes 6.4. vertrouwen op de eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. ET Nederlands (spreken) 2.5. vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden. ET Wereldoriëntatie (technologie) 1.4. van een bestaande constructie en van een constructie die ze zelf willen maken, kunnen zeggen aan welke eisen ze moeten voldoen. ET wereldoriëntatie (ruimtebeleving) 6.6. suggesties kunnen geven voor het inrichten van de eigen omgeving. Lesdoelen: aan de hand van criteria (doelgroep, omgeving) een aangepaste woning kunnen bedenken. - een beeldend werk (huis) kunnen creëren vanuit basisvormen. - hun eigen beleving en idee kunnen verwoorden voor de andere leerlingen.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 20
Wat heb je nodig voor deze activiteit? Stap 1: 4 foto’s gezin (ORANJE 1 tot 4) en 4 foto’s omgeving (ORANJE 5 tot 8) tekenpapier en schrijfgerief allerlei kartonvormen (om huizen mee te maken) hechtmateriaal: plakband, lijm, nietjesmachine, … Stap 2: projecttafel
Stap 1: architect De kinderen bouwen zelf een huis. Iedereen is de ontwerper, de architect van een huis. Architecten maken een plan en (soms) een klein voorbeeld van hoe het er in het echt er zou kunnen uitzien (een maquette). Nodig eventueel een architect uit in de klas en stel samen met de kinderen vragen op. Laat de kinderen de vragen stellen. OPDRACHT 1: wie en waar?
Voor de leerlingen beginnen met een huis te ontwerpen, moeten ze enkele vragen oplossen: Voor wie is het huis? Plak de vier foto’s op het bord met een magneet. Laat ze een foto kiezen. De kinderen kunnen gerust dezelfde foto kiezen. Foto’s ORANJE 1 tot 4 Waar staat het huis? Plak de vier foto’s op het bord met een magneet. In een bos, aan het water, in een stad, op het platteland. Foto’s ORANJE 5 tot 8
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 21
OPDRACHT 2: een schets maken Maak een schets van het huis. De kinderen bepalen zelf hoe het huis eruit ziet. Heeft het een grote tuin? Zijn er grote ramen? Bedenk zeker iets bijzonders zodat de mensen waarvoor je het huis tekent, het huis heel graag willen laten bouwen. Je moet de bewoners laten zien wat je bedacht hebt. Teken de gevel (de voorkant van het huis) Maak met papier, karton en andere materialen het huisje in het klein. Plak de voorgevel aan je huisje. OPDRACHT 3: huizenrij Plaats alle gebouwen die op eenzelfde plaats voorkomen samen in de zandtafel of op een tafel: in een bos, aan het water, in een stad, op het platteland, in een dorp. Laat elk kind zijn huis voorstellen. Voor wie hebben ze het gemaakt en wat is er bijzonder is aan het huis?
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 22
Stap 2: afsluiting van het project N ABESPREKING Neem foto’s van de werken, plaats de (zand)tafel centraal in de klas en hou een korte nabespreking over de opdracht.
Denk je dat de mensen tevreden zouden zijn met je ontwerp? Heb je iets speciaals bedacht? AFSLUITING EN EVALUATIE Als afsluiter van het project overloop je met de kinderen nog even wat je allemaal hebt ondernomen in het project bouwmeesters. De projecttafel kan hierbij helpen. Hou een kort afsluitend gesprekje met de kinderen. • • •
Wat was leuk om te doen? Wat heb je geleerd? Wat wil je nog weten?
Je kunt eventueel alle werken en alle materialen van de koffer, samen met het werk van de leerlingen uitstallen in een tentoonstelling waar je de andere klassen en ouders kunt op uitnodigen.
CULTUURKOFFER BOUWMEESTERS
HANDLEIDING P . 23