Kinderleerhuis vo o r k i n d e re n v a n 8 e n 9 j a a r
De doop
Jikke Spoelstra
deel 2
Kinderleerhuis deel 2 vo o r k i n d e re n v a n 8 e n 9 j a a r
De doop
Jikke Spoelstra
Colofon
De doop Kinderleerhuis, deel 2 Voor kinderen van 8 en 9 jaar
GCO Katechetisch Centrum Sixmastraat 2 8932 PA Leeuwarden tel. (058) 289 02 22 Tekst en samenstelling: Jikke Spoelstra Illustraties: Luuk Klazenga Vormgeving: Visser & De Graef bv, Leeuwarden Leeuwarden, 1996 ISBN 90-74022-58-8
Inhoud
Voorwoord
5
Hoe dit materiaal te gebruiken
7
Geraadpleegde bronnen
7
Achtergrondinformatie
8
1 Thema: Een wonder, een naam
13
2 Thema: God en mensen bijelkaar
16
3 Thema:Water
18
4 Thema: Het doopritueel
20
Bijlagen
23
Voorwoord Deze werkmap over de doop maakt deel uit van een kinderkatecheseproject voor de leeftijdsgroep van 7-12 jaar en is ontstaan vanuit een plaatselijke situatie. In Leeuwarden-West is er voor het jeugdwerk in Samen-op-Weg verband een beleidsplan voor kinderkatechese ontwikkeld. In plaats van kinderkatechese wordt het kinderleerhuis genoemd. Hiermee wordt uitgedrukt dat er iets nieuws aan de orde is en dat er onderscheid gemaakt wordt met andere vormen van katechese binnen de kerk. Het plan voor het kinderleerhuis ziet er als volgt uit: THEMA
LEEFTIJDSGROEP
1. 2. 3. 4. 5.
7/8 jaar 8/9 jaar 9/10 jaar 10/11 jaar 11/12 jaar
avondmaal doop bijbel avondmaal kerk
TIJD 4 4 5 2 4
keer keer keer keer keer
in september in november in januari/februari rond Pasen in maart/april
De kinderen komen voor een kortdurend project door de week een uur bij elkaar. Het kinderleerhuis wordt geleid door vrijwilligers uit de gemeente die ervaring hebben in het werken met kinderen. Ieder leerhuis heeft haar eigen katecheet/katechete. De katecheten krijgen instructie en ondersteuning van de pastoraal werk(st)er/predikant(e) die de eindverantwoordelijkheid draagt voor het geheel. Alle kinderen worden persoonlijk per brief uitgenodigd. De ouders van een betreffende leerhuisgroep kunnen voorafgaand aan het project, op een avond, uitleg en informatie krijgen over het betreffende kinderleerhuis. De groep van de 11-jarigen vormt echter een uitzondering in deze opzet. Het kinderleerhuis over het avondmaal bestaat niet uit vier bijeenkomsten zoals de andere leerhuizen, maar uit twee.Voor de ouders is er geen aparte informatie-avond; zij worden samen met de kinderen uitgenodigd om het leerhuis te volgen. De leiding berust in dit geval niet bij een vrijwilliger, maar bij de pastoraal werk(st)er of predikant(e). Redenen voor deze afwijkende opzet: 1. Een variatie leek ons zinvol om dit kinderleerhuis over het avondmaal aantrekkelijk te maken. Het is namelijk een vervolg op en verdieping van het leerhuis dat de kinderen op 7/8 jarige leeftijd hebben gevolgd. 2. Rond het elfde levensjaar gaan kinderen anders denken en voelen. Een gevolg van die ontwikkeling is dat ze hun ouders kritisch gaan bevragen, ook betreffende geloofszaken. Daarom leek het ons zinvol dat de ouders samen met hun kind een leerhuis gaan volgen. De onderlinge communicatie over het geloof zou hierdoor bevorderd kunnen worden. Zowel de ouders als de kinderen worden zich er van bewust dat ieder mens ongeacht zijn/haar leeftijd een levenslangdurend leerproces doormaakt. 3. Dit kinderleerhuis kan een aanleiding zijn voor een pastorale ontmoeting tussen de pastoraal werk(st)er/predikant(e) en gemeenteleden.
KINDERLEERHUIS
2
5
In het kinderleerhuis wordt gewerkt met werkbladen (bijlagen), die achter in deze uitgave zijn opgenomen. Deze bijlagen met o.a. liederen en verhalen kunnen voor de kinderen gekopieerd worden en in de loop van het kinderleerhuis verzameld worden in een plastic mapje (snelhechter), dat de kinderen mee naar huis krijgen. Het is de bedoeling dat dit kinderleerhuis zo breed mogelijk door de gemeente wordt gedragen.Vandaar dat er regelmatig informatie in het kerkblad verschijnt. Tijdens of na afloop van een bepaald kinderleerhuisproject wordt er in de kerkdienst aandacht aan besteed. De predikant geeft een korte uitleg bij de gemaakte werkstukjes die voor deze gelegenheid in de kerk hangen. Tevens kan aan dit leerhuismateriaal een handreiking ontleend worden voor participatie van kinderen bij vieringen van b.v. avondmaal en doop. In dit voorwoord wil ik mijn dank uitspreken aan Henk Kuindersma (godsdienstpedagoog) en Jik Leistra (documentaliste). Beiden zijn werkzaam bij het GCO Katechetisch Centrum in Leeuwarden. Hun deskundige adviezen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze uitgave.
6
DE DOOP
Hoe dit materiaal te gebruiken Voorafgaand aan de uitwerking van de thema’s is achtergrondinformatie over de doop opgenomen voor de katecheet. De volgende punten komen aan de orde: de naam, dopen met water, het doopgebed en symbolen. Ieder thema over de doop is volledig uitgewerkt. De beschrijving hiervan kan gevolgd worden. De genoemde liederen, verhalen en teksten vindt u in de juiste volgorde achter in de uitgave (bijlagen), alsmede een literatuuropgave. Bij dit kinderleerhuisproject wordt gebruik gemaakt van het prentenboekje De man die gedoopt werd uit de serie Wat de bijbel ons vertelt (Kees de Kort, uitg. NBG).Wij adviseren u dit boekje van te voren aan te schaffen.
Geraadpleegde bronnen R. Bijlsma, De doop, Gemeente van Christus nu, Kok, Kampen 1977 Wim van Beek, Weg van de doop, Boekencentrum BV, Zoetermeer 1992 Käti van Bergen, Op de drempel, Boekencentrum BV, ‘s-Gravenhage 1986 Nico ter Linden, Naam, Rubriek Kostgangers,Trouw 1993 Orden van Dienst voor de GKN, Katern bij het Liedboek, Generale Synode van de GKN, Leusden 1981 Dienstboek der Nederlandse Hervormde Kerk Cees Glashouwer, Op zoek naar een gelovige levenskunst, gespreksthema’s voor volwassenenkatechese en belijdenisgroepen, GCO Katechetisch Centrum, Leeuwarden 1992 Arda de Boer-van Veen, God verbindt zijn Naam aan mensen-namen, uit: Praten met de ander, een katechetische ontmoeting bij de woorden van het Onze Vader, GCO Katechetisch Centrum, Leeuwarden 1994 J. van der Schaar, Woordenboek van voornamen, Utrecht 1964
KINDERLEERHUIS
2
7
Achtergrondinformatie De naam Tijdens het doopritueel klinken namen: ‘Willemijn, ik doop je in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’. De naam van een mensenkind wordt in één adem uitgesproken met de naam van God. Die twee horen bij elkaar en die twee begeleiden de mens op de levensweg. Bijbels gesproken begint het leven niet bij de eerste ademhaling. Het leven begint bij het roepen van de naam. Temidden van de gemeente klinkt de naam van een kind.Vanaf dat moment leeft het kind voor de gemeente en in de gemeente. Men kan het roepen om het iets te zeggen, te vertellen of te vragen. Tegelijkertijd worden de gemeenteleden herinnerd aan hun eigen doop. Wie gedoopt is wordt geroepen om iets met de doop te doen. De doop is een gave maar ook een opgave. De naam van God wordt verbonden met de naam van een mens. Dat betekent dat God de mens wil begeleiden tijdens het leven en dat de mens zeker mag zijn van Zijn trouw. Dat is een geschenk, een gave. Met die gave moet je iets doen. Het is tegelijkertijd een opgave. De opgave houdt in dat je het verhaal van God moet doorvertellen zowel binnen als buiten de kerk. 8
Met betrekking tot het gedoopte kind houdt de opgave in dat zowel de ouders als de gemeente de opdracht krijgen ervoor te zorgen dat het kind een opvoeding ontvangt die overeenstemt met het christelijk geloof. Zo wordt van de ouders gevraagd het kind in woord en daad voorgaan op de weg die God hen wijst. Bij de doop wordt de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest verbonden met de naam van het kind. De Vader, dat is God, de Schepper en Verlosser. God heeft zich aan Mozes bekend gemaakt met de naam JHWH. Deze Hebreeuwse naam betekent: Ik zal er bij zijn. De bijbel staat vol met verhalen die vertellen over mensen die God ervaren als Schepper van een nieuw begin en als een Verlosser uit noodsituaties. Zo wil God er ook in onze tijd bij zijn als Schepper en Verlosser. De Zoon, dat is Jezus Christus. De naam Jezus betekent: God redt. Christus is de titelnaam die aan Jezus is gegeven. Deze naam betekent ‘Gezalfde’, ‘Messias’. Tijdens zijn leven was Jezus beelddrager van God. Hij liet zien wie God is. In Jezus zien zijn volgelingen de Messias die ze verwachtten. Ook na zijn dood leefde hij voor hen verder. Ze hebben het verhaal over
DE DOOP
Jezus de Zoon van God verteld aan anderen. De Heilige Geest, dat is de kracht die van God uitgaat en mensen in beweging zet. Op het Pinksterfeest werden Jezus’ volgelingen aangeraakt door de Geest van God. Ze werden in beweging gezet en aangemoedigd om het verhaal van de opgestane Heer te vertellen zowel binnen als buiten Israël. Alle eeuwen door, tot in de twintigste eeuw, zijn er mensen geweest die geraakt door die Geest de weg van Jezus zijn gegaan. De gelovige gemeente van vandaag probeert ook die weg te volgen.
Dopen met water Bij dopen wordt water gebruikt. Vroeger werden de dopelingen ondergedompeld in een rivier. Ze gingen even onder het water door en werden er weer uitgetrokken. Bekend zijn bijvoorbeeld de bijbelverhalen over de doop van Jezus door Johannes de Doper en de doop van de kamerheer uit Ethiopië door Filippus. Tegenwoordig vindt de doop door onderdompeling nog plaats in de Oosterse kerken. In ons land kennen de Baptisten en de Pinkstergemeente deze vorm van dopen. In de protestantse kerken wordt er gedoopt door besprenkeling met water uit het doopvont (vont betekent fontein). Dopen met water is een ritueel, een symbolische handeling. Het doopritueel wil duidelijk maken dat een mensenkind een nieuw begin mag maken. Het hoeft nooit in de diepte van het kwaad ten onder te gaan. Water heeft in dit ritueel twee betekenissen. Ten eerste is water symbool voor verdrinkwater. In het leven komen mensen dat tegen. Zij dreigen soms ten onder te gaan in wanhoop en verdriet. De doop beeldt uit dat de mens uit de diepte van het water getrokken wordt en weer mag leven. Ten tweede is water symbool voor reinigen, schoonmaken. De mens mag weten dat hij niet in het kwaad hoeft te blijven. Schoongewassen door het water mag hij een nieuwe start maken.
Het doopgebed U moeten wij danken, Heer onze God, Omdat Gij U met ons verbonden hebt op leven en dood. Gij hebt de aarde tot aanzijn geroepen uit de wateren van de oervloed. Gij hebt met uw schepping een nieuw begin gemaakt door het water van de zondvloed. Gij hebt uw volk Israël uit de slavernij gered
KINDERLEERHUIS
2
9
en geleid naar het land van belofte door het water van de Schelfzee. Gij hebt ons uw Zoon aangewezen, toen Hij ondergedompeld werd in het water van de Jordaan. Gij hebt Hen opgewekt uit de dood als eerstgeborene van uw toekomst. Gij brengt door Hem een gemeente bijeen, met Hem gedoopt, gestorven en opgestaan, levend door zijn Geest, op weg naar zijn toekomst als eersteling van de hele schepping. Wij bidden u voor ... en ..., die de doop zullen ontvangen: noem hen uw kinderen, red hen door Jezus uw Zoon, wil hen leiden en bewaren door uw Geest, geef hun mensen die hen voorgaan in trouw aan U en aan de gemeente, doe hen groeien in geloof en hoop en liefde, zodat zij bondgenoten blijken te zijn, levende lidmaten van het lichaam van Jezus Christus onze Heer Hem zij de lof in eeuwigheid! Amen. 10 uit: Bediening van de heilige doop Orden van dienst voor de GKN, Katern bij het Liedboek
In het doopgebed wordt de gemeente herinnerd aan verhalen uit de bijbel die vertellen van ondergang en opstanding. Het doopgebed vertelt over: - God die de aarde uit de chaos van de wateren heeft geschapen. - God die voor Noach een nieuw begin mogelijk maakte toen de aarde bijna aan het kwaad ten onder ging. - God die het volk Israël uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd. - God die het slavenvolk door het water van de Schelfzee heeft geleid. - God die Jezus als zijn Zoon heeft aangewezen toen hij gedoopt werd in het water van de rivier de Jordaan. - God die zijn Zoon heeft opgewekt toen hij er onderdoor ging en aan het kruis was gestorven. Het zijn allemaal verhalen die vertellen over God, die redt en bevrijdt en nieuw leven mogelijk maakt. Niet de dood maar het leven heeft het laatste woord. Later hebben Jezus’ vrienden in zijn geest gehandeld nadat ze op het Pinksterfeest vervuld waren geraakt met de Heilige Geest. Er is toen een gemeente ontstaan die Jezus wilde volgen. De gelovigen voelden zich verbonden met Jezus Christus en lieten zich dopen.
DE DOOP
De doopbelofte of doopgelofte Opdat het dan openbaar worde, dat gij de doop in het geloof ontvangt, zult gij met ons belijdenis doen van het christelijk geloof: (de gemeente belijdt haar geloof met de apostolische geloofsbelijdenis) Geliefden in Jezus Christus, ik vraag u, of gij in dit geloof de doop van uw kind begeert en belooft uw kind zo op te voeden, dat het zijn doop lere verstaan? uit: Dienstboek voor de Nederlandse Hervormde kerk
Gelooft u in God de Vader, onze Schepper en Verlosser? Gelooft u in Jezus Christus, zijn Zoon, onze gekruisigde en opgestane Heer? Gelooft u in de Heilige Geest? Verlangt u, dat uw (dit) kind gedoopt wordt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest? Belooft u uw (dit) kind in woord en daad voor te gaan op de weg ons gewezen door de Heer en het te onderwijzen in het Woord van God? uit: Bediening van de heilige doop Orden van dienst voor de GKN, Katern bij het Liedboek
Symbolen De doop is een eeuwenoud kerkelijk ritueel dat verwijst naar het verbond tussen God en mensen. Symbolen die dat uitbeelden, zijn de witte doopjurk en de doopkaars. Het dragen van een witte doopjurk bij de doop is een heel oud gebruik. Het wil zeggen dat de dopeling schoon gewassen is en een nieuwe start mag maken.Wit is de kleur van reinheid. De brandende doopkaars die de doopouders ontvangen voor het kind, is aangestoken aan de paaskaars. Met deze symbolische handeling wordt de verbondenheid met het Licht van de opstanding van Jezus Christus uitgebeeld. Het is de bedoeling dat de kaars aangestoken wordt bij hoogtepunten maar ook bij dieptepunten in het leven van het kind. De gedoopte mens wordt eraan herinnerd dat hij/zij blijde gebeurtenissen maar ook verdrietige in verband mag brengen met God. God mag je danken voor alle goeds dat je overkomt. Wanneer je echter geconfronteerd wordt met ellende, verdriet en dood, dan mag je God ook aanroepen. Dan wil God bron van troost en bemoediging zijn. De kaars is symbool van opstaan en verder gaan, symbool van TOEKOMST. Verder is er nog de doopkaart die de ouders als herinnering aan de doop mee krijgen voor het kind. Er zijn verschillende kaarten in omloop. Alle kaarten willen echter hetzelfde uitdrukken: de relatie, het verbond tussen God en mensen.
KINDERLEERHUIS
2
11
Voorop de kaart staan symbolische afbeeldingen gedrukt. Ze verwijzen naar de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Aan de binnenkant staan de namen geschreven van het kind en van de gemeente waarin het kind is gedoopt. Door middel van de kaart zijn ze met elkaar verbonden: God en mensen. Zo kun je de kaart zien als een symbool van de relatie tussen God en mensen.
12
DE DOOP
1
Thema: Een wonder, een naam Doel De kinderen gaan zien, dat ieder kind bijzonder is: een kind is een wonder, en dat ook de naam bijzonder is: de naam is een verhaal.
Inleiding Bij de geboorte krijgt een kind een naam. Het kind dat verwacht werd, wordt verbonden met de naam die bedacht is. Vanaf dat moment horen naam en kind bij elkaar: een leven lang. Die twee zijn zo nauw met elkaar verbonden dat het kind de naam wordt. In het vervolg zal bij het uitspreken van de naam de mens die erbij hoort in beeld komen. Ouders geven het kind een naam die bij hen past. Ze hopen dat het kind in de toekomst de naam kan waarderen. Het moet een naam zijn die goed klinkt, een naam die zal aanspreken in de leefwereld waarin het kind zal opgroeien. Als het kind later vraagt naar het waarom van die naam, dan zullen de ouders uitleggen waarom ze juist voor die bepaalde naam hebben gekozen. Het kind zal ontdekken dat de naam een verhaal heeft. De naam zal voor het kind iets gaan betekenen. De naam is meer dan een klank. Soms geeft een naam aan dat het kind in een gezin is geboren dat veel waarde hecht aan de traditie om de familienaam door te geven. Door de naam herinnert het kind zich dat het een plaats heeft binnen de familiekring. In een ander geval kiezen de ouders ervoor hun kind een bijbelse naam te geven. In de bijbelse traditie wordt in namen een levensprogramma uitgedrukt. Het gebeurt niet zelden dat een persoon uit de bijbel een andere naam krijgt tijdens zijn leven. De naam wordt aangepast aan de nieuwe situatie die is ontstaan in de loop van de tijd.Voorbeelden van naamsveranderingen vinden we bijvoorbeeld bij Abram en Sarai. Abram wordt Abraham en Sarai wordt Sara. Het komt ook voor dat een kind vernoemd wordt naar een persoon uit bijvoorbeeld een film of een roman. Het is meestal een persoon die diepe indruk heeft gemaakt op de ouders. Wat ook wel gebeurt, is dat een naam wordt gegeven op grond van de klank die erg aanspreekt. Pas later vraagt men zich af welke betekenis de naam heeft. Een naam is dus niet zomaar iets. Een naam is een kostbaar geschenk dat een mens tot persoon maakt. Je hebt een naam en je bent je naam, je leven lang en nog langer. Zelfs als je er niet meer bent, wordt je naam nog genoemd.
KINDERLEERHUIS
2
13
Uit geboortekaartjes is af te lezen hoe ouders de geboorte van hun kind ervaren. Ze zijn blij en gelukkig met dit kind. Het is uit liefde geboren. Veel ouders brengen de geboorte in verband met God. Ze zijn God dankbaar. Ze zien het kind als een wonder van God en als een Godsgeschenk. Voor de betreffende kinderen is het fijn om te weten dat hun ouders hen met blijdschap en dankbaarheid hebben verwelkomd. Het geeft hun een gevoel van bevestiging: ik mag er zijn! In de eerste bijeenkomst van het kinderleerhuis over de doop gaat het over: - verwondering die ervaren wordt bij de geboorte; - namen en de betekenis ervan. Bij deze beide thema’s wordt gebruik gemaakt van geboortekaartjes. Het verhaal Jouw naam is een verhaal geeft verdieping van de thema’s.Tevens wordt hiermee de link gelegd naar de bijbelse traditie van naamgeving. Door middel van het ‘tekenen’ van de eigen naam kunnen de kinderen op een creatieve manier de stof verwerken.
Introductie 14
In de uitnodiging voor het kinderleerhuis is gevraagd of de kinderen hun eigen geboortekaartje willen meenemen. De kinderen maken kennis door elkaar de namen te vertellen die op het geboortekaartje staan: de officiële naam, de roepnaam, de achternaam, maar ook de namen van de ouders, broers en zussen. De roepnamen van de kinderen worden op een flap-over geschreven. Bij het noemen van de namen laten de kinderen hun geboortekaartje aan de groep zien. Uit de lay-out kun je opmaken dat de ouders het kaartje met zorg hebben gekozen. Weten de kinderen dat namen een betekenis hebben? Kennen ze de betekenis van hun eigen naam? (zie: Dr. J. van der Schaar, Woordenboek van voornamen) Vinden de kinderen dat de naam die ze dragen bij hen past? Aan één van de kinderen wordt gevraagd of hij/zij de tekst op het geboortekaartje wil voorlezen. Waar gaat het over in de tekst? Alle kinderen lezen nu de tekst van hun eigen kaartje en vertellen elkaar waar het over gaat. Woorden als bijvoorbeeld verwondering, dankbaarheid, vreugde en blijdschap worden op een flap-over geschreven.
DE DOOP
De kinderen ontdekken dat hun ouders blij en dankbaar waren met hun komst. Zingen
Jouw leven staat aan het begin (zie bijlage 1).
Leskern Het verhaal Jouw naam is een verhaal van Baukje Offringa wordt verteld (zie bijlage 2). Dat de namen van de kinderen ook een verhaal hebben, laat de tekst Een naam zien (zie bijlage 3). Deze tekst wordt gelezen en de kinderen kunnen hun eigen naam invullen.
Verwerking De kinderen schrijven hun naam in sierletters op een strook papier. Suggestie
De versierde namen worden aan de slinger gehangen die de volgende keer gemaakt zal worden (zie: de verwerking onder het tweede thema: God en mensen bij elkaar). Tot besluit wordt er op beschuit met muisjes getrakteerd. Opdracht
De kinderen vragen aan hun ouders of ze over de doop van het kind willen vertellen. Misschien mogen de voorwerpen die aan de doop herinneren meegenomen worden naar het kinderleerhuis. Te denken valt aan bijvoorbeeld de doopkaars, de doopkaart en foto’s.
KINDERLEERHUIS
2
15
2
Thema: God en mensen bij elkaar Doel De kinderen gaan inzien dat God kiest voor de mensen en met hen meetrekt door het leven.
Inleiding Door middel van symbolische voorwerpen zoals bijvoorbeeld de doopkaars en de doopkaart zien de kinderen dat God en mensen bij elkaar horen (zie: Achtergrondinformatie: Symbolen). Het verhaal Ik ben bij jullie (zie bijlage 4) vertelt dat God partij kiest voor het slavenvolk Israël. Hij wil het bevrijden uit Egypte. Hij wil meegaan naar een land waar vrijheid is. De Godsnaam luidt: Ik ben bij jullie. De kinderen beelden uit dat God meetrekt met de mensen, ook in deze tijd en ook met hen. Ze doen dat door met de doopkaarsen die aangestoken zijn aan de paaskaars, een rondje door de kerkzaal te lopen. In de verwerking wordt uitgebeeld dat er een band, een relatie bestaat tussen de gemeente en het gedoopte kind. 16
Introductie De kinderen hebben voorwerpen meegenomen die herinneren aan hun eigen doop: bijvoorbeeld foto’s, doopkaarsen en doopkaarten. Foto’s: Aan de hand van de foto’s vertellen de kinderen over hun doopzondag. Doopkaars: Hoe ziet de kaars eruit? Wanneer mag de doopkaars thuis branden? Waar denk je aan bij de brandende kaars? Wat betekent het symbool dat op de kaars staat afgebeeld? Doopkaart: De doopkaart wordt bekeken. De kinderen lezen wat er binnenin de kaart staat geschreven. Op de voorkant van de kaart staan symbolen afgebeeld.Wat betekenen die symbolen? Je kunt zeggen dat jouw naam die in de kaart staat geschreven verbonden is met de naam van God of de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest die op de voorkant is afgebeeld.
De beschrijving van enkele veel voorkomende symbolen De Griekse letters alpha en omega betekenen dat God aan het begin en aan het eind van de geschiedenis staat. Het kruis is het symbool voor het lijden, de dood en de opstanding van Jezus. De duif is het symbool voor de Heilige Geest.
DE DOOP
Het Chi-rho teken bevat de eerste twee letters van de naam Christus. De Griekse letter X is ch. De Griekse letter P is de r. Het Chi-rho teken wil zeggen: Jezus is de Christus. Het anker is het symbool van de hoop. In de figuur van het anker is duidelijk het kruis te zien. Dat betekent dat Jezus Christus onze hoop is. De kaarsvlam verwijst naar het licht van de opstanding.
Leskern De kinderen bekijken in de kerkzaal de grote paaskaars die iedere zondag brandt. De brandende kaars verwijst naar de opstanding van Jezus. De symbolen verwijzen naar God en Jezus. Als de kinderen in een kring rond de paaskaars staan, wordt de kaars aangestoken. Het verhaal Ik ben bij jullie (zie bijlage 4) wordt verteld. Dan worden de doopkaarsen van de kinderen aangestoken aan de paaskaars. Met de brandende doopkaars lopen de kinderen in een rij een rondje door de kerkzaal. Terug bij de paaskaars maken de kinderen weer een kring en zingen: Kijk eens om je heen (zie bijlage 5).
Verwerking De kinderen maken een slinger van mensenfiguren. Ze knippen jongens- en meisjesfiguren uit gekleurd papier (zie bijlage 6). De slingers worden aan elkaar bevestigd met lijm of met een nietje. De namen die de vorige keer zijn gemaakt worden nu aan de figuren bevestigd. Suggestie
De slinger wordt op een geschikte plaats bijvoorbeeld rond het doopvont gehangen in de kerk. Tijdens de kerkdienst zou de predikant uitleg aan de gemeente kunnen geven.
KINDERLEERHUIS
2
17
3
Thema:Water Doel De kinderen ontdekken dat het doopwater symbool staat voor een nieuw begin.
Inleiding De verschillende aspecten van water worden aan de orde gesteld: door middel van foto’s uit kranten en tijdschriften en door middel van een verhaal. In de leskern waarin het doopverhaal van de kamerheer uit Ethiopië wordt verteld, ontdekken de kinderen dat doopwater uitbeeldt dat je een nieuw begin mag maken. Via het uitbeelden van de doop door onderdompeling, in de verwerking, zijn de kinderen zelf bezig met de symbolische werking van het doopwater. (zie: Achtergrondinformatie, Dopen met water).
Introductie
18
Foto’s bekijken. Voor deze werkvorm worden foto’s uit kranten en tijdschriften gebruikt. Deze foto’s laten verschillende aspecten van water zien. Water heeft een positieve werking als het de dorst lest, plezier geeft (zwemmen, spelen), groeikracht geeft (planten) en reinigt (schoonmaken en douchen). Water is negatief als het werkt als verdrinkwater. Ieder kind krijgt een foto. De kinderen vertellen aan elkaar wat er op de foto staat. Gaat het over leuke dingen op de foto of over dingen die niet leuk zijn? Op de flap-over wordt een indeling gemaakt in twee kolommen: leuk - niet leuk. De kinderen vatten de inhoud van de foto samen in één woord. Dat woord wordt in de juiste kolom gezet, bijvoorbeeld zwemmen in de kolom ‘leuk’ en kopje onder water in de kolom ‘niet leuk’. Suggestie
Kinderen met een foto die iets positiefs uitbeeldt, gaan bij elkaar staan en kinderen met een foto over dingen die niet leuk zijn vormen ook een groepje. Ze vertellen aan elkaar waarom de foto positief is of negatief. Voorlezen
Een verhaal over water (zie bijlage 7). Hebben de kinderen de leuke en de niet leuke dingen gehoord? Zingen
We zingen een liedje over water (zie bijlage 8).
DE DOOP
Leskern De afbeelding over het doopritueel bekijken (zie bijlage 9). De kinderen zien dat er water wordt gebruikt. Hoort deze afbeelding in de kolom ‘leuk’ of in de kolom ‘niet leuk’? Na het vertellen van het verhaal, zullen we zien welk antwoord goed is. Verhaal
De man die gedoopt werd, uit de serie Wat de bijbel ons vertelt wordt voorgelezen, terwijl de kinderen meekijken naar de tekeningen. Hoe denken de kinderen nu over het doopwater? Hoort het bij ‘leuk’ of bij ‘niet leuk’? Conclusie: De man die gedoopt werd heeft even gevoeld wat verdrinkwater is, maar hij is gered. Hij kan als nieuw mens verder leven.
Verwerking Uitspelen van het verhaal
Vroeger werden de mensen die gedoopt werden, ondergedompeld in een rivier. Dat gebeurt ook nog bij sommige groepen in onze tijd. De kinderen hebben het gezien in het verhaal. De doop door onderdompeling gaan we uitbeelden door een pop in een badje met water onder te dompelen. We zeggen tegen de pop: ‘Je gaat even kopje onder. Het lijkt erop dat je zult verdrinken. Als de pop weer boven water is:‘Je was bijna verdronken, maar je bent gered’ en: ‘Het water heeft je schoon gewassen. Je krijgt nieuwe kleren aan. Je mag weer leven!’ Suggestie
Laat de kinderen een witte doopjurk zien en praat met hen over de betekenis (zie: Achtergrondinformatie, Symbolen).
KINDERLEERHUIS
2
19
4
Thema: Het doopritueel Doel Door middel van het spelen van het doopritueel gaan de kinderen zien dat God en mensen bij elkaar horen en dat de mensen die met elkaar de gemeente vormen ook bij elkaar horen.
Inleiding Je zou deze bijeenkomst als één grote verwerking van het kinderleerhuis over de doop kunnen zien.
20
Jonge kinderen tot een jaar of 10/12 hebben veel gevoel voor rituelen en tradities. Ze leven zich gemakkelijk in in verhalen en beelden. Al spelend maken ze zich de dingen eigen. Hun denkwereld is heel concreet. Ze kunnen nog niet los van de dingen, abstract, denken. Met deze kenmerken moeten we rekening houden als we de kinderen wat over de doop willen leren. We maken daarom gebruik van verhalen en liederen die de kinderen aanspreken. Door middel van het uitbeelden van een doopverhaal en het doopritueel kunnen ze zich door zich in te leven in een rol de nieuwe stof eigen maken. (zie voor de inleiding ook: Achtergrondinformatie, Het doopgebed en De doopbelofte of doopgelofte).
Introductie Het is aan te bevelen deze kinderleerhuisbijeenkomst in de kerkzaal door te brengen. Het gaat deze keer over het doopritueel. Welke dingen heb je nodig om te kunnen dopen? (het doopvont met water, de paaskaars en de doopkaars). De kinderen bekijken het doopvont van dichtbij.Vont doet denken aan een fontein waar water uit komt. En een fontein doet denken aan een rivier waar water door stroomt (denk aan de mensen die vroeger in een rivier werden gedoopt zoals in het verhaal De man die gedoopt werd). Weten de kinderen nog wat doopwater wil zeggen? (verdrinkwater en water dat reinigt). De kinderen zoeken een plaats op in de banken voorin de kerk.
Leskern Wat gebeurt er als er een kindje wordt gedoopt. De punten die genoemd worden door de kinderen worden in de juiste volgorde op een flap-over geschreven en tevens per punt uitgebeeld, om alvast te oefenen voor straks als de doop in zijn geheel zal worden uitgebeeld.
DE DOOP
-
De punten zijn: De dominee vertelt dat - naam - zal worden gedoopt (degene die de leiding heeft, zegt dat). De baby wordt binnengebracht (een van de kinderen doet dat). De ouders staan op van hun plaats (idem). De dominee stelt vragen aan de vader en de moeder en de ouders geven antwoord (zie bijlage 10) (idem). Aan de gemeente wordt een vraag gesteld en de gemeente antwoordt (zie bijlage 10) (idem). De ouders lopen naar het doopvont, terwijl één van hen de baby draagt (idem). Alle kinderen mogen erbij komen staan (idem). De dominee gaat de baby dopen (zie bijlage 10) (idem). Alle mensen in de kerk, de gemeente, zingen een dooplied (zie bijlage 11) (idem). De dominee overhandigt de doopkaars die hij heeft aangestoken aan de paaskaars aan één van de ouders (idem). De predikant of de ouderling van dienst geeft de doopkaart (idem). Als de kinderen in de kindernevendienst een tekening hebben gemaakt voor de baby mogen ze die aan de ouders geven (idem). Iedereen gaat terug naar zijn plaats (idem). Na de dienst worden de ouders gefeliciteerd (idem). N.B. Een speelpop is de baby. Suggestie
Bij het punt: zingen van het dooplied Verbonden met vader en moeder wordt ruim de tijd genomen voor het instuderen van het lied.
Verwerking Uitbeelden van het doopritueel
De punten die in de leskern zijn genoemd en in de juiste volgorde zijn opgeschreven, worden aangehouden. De rollen worden verdeeld. Degene die de leiding heeft, krijgt de rol van de predikant(e) toebedeeld om zo de zaak in goede banen te leiden. Suggestie 1
Wanneer de kinderen de doop nog een keer willen spelen is het aan te bevelen een andere rolverdeling te nemen. Deze bijeenkomst, die de laatste is van het kinderleerhuis over de doop, kan afgesloten worden met een nagesprekje over alles wat er is gebeurd. Het komt de sfeer ten goede er iets bij te drinken. De werkmap wordt aangevuld met het laatste materiaal zoals het dooplied en de doopvragen. Als de tijd het toelaat zou de map in zijn geheel nog even doorgenomen kunnen worden zodat de kinderen zich herinneren waar het over ging
KINDERLEERHUIS
2
21
in het kinderleerhuis over de doop. Suggestie 2
Als afsluiting van het project over de doop krijgen de kinderen de tekst Dopen uit het boekje Allemaal feestdagen van Bart Robbers (zie bijlage 12). Thuis kunnen ze dan over de doop lezen in een taal die verstaanbaar is en daardoor verhelderend kan werken (ook voor de ouders).
22
DE DOOP
Bijlage 1 Dooplied
2.
Jij weet nog niet wat leven is, wat liefde is en wat gemis. Jij weet nog niet van nee en ja van ondergang en gloria. Refrein
3.
Je huilt nog van verwondering, maar jij hoort hier, in onze kring. Het water wacht, de diepe zee geeft jou een taal, een teken mee. Refrein
4.
Dat teken is een heilgeheim: God wil met jou verbonden zijn. Hij is nabij waar jij ook bent, omdat Hij je bij name kent. Refrein
5.
Zo komt jouw leven aan het licht, zo krijgt het zin, zo krijgt het zicht. Gods adem heeft je aangeraakt en jou tot bondgenoot gemaakt. Refrein tekst: Hanna Lam muziek:Wim ter Burg uit: Alles wordt nieuw III, 29 © Callenbach, Nijkerk
KINDERLEERHUIS
2
23
Bijlage 2 Jouw naam is een verhaal
24
Het is de eerste dag van de grote vakantie. Ies is al vroeg wakker. Hij hoort de douche, zijn vader is dus al op. ‘Zou de baby vandaag komen?’ denkt Ies. Dat zou leuk zijn, want hij is nu de hele dag thuis. Kan hij mooi alles meemaken. Hij springt zijn bed uit en gaat naar de badkamer. ‘Fijn dat je wakker bent,’ zegt zijn vader die juist klaar is.‘Ga je gauw wassen en aankleden. Je mag vandaag naar opa en oma. Ik heb ze opgebeld en opa is al onderweg om je op te halen. Mamma ligt nog in bed. Stoor haar maar niet.’ Vader gaat naar de slaapkamer en doet de deur achter zich dicht. Ies krijgt niet eens de kans om te zeggen dat hij niet naar opa en oma toe wil. Ja, anders gaat hij er graag naar toe, maar nu niet. Stel je voor dat het kindje vandaag komt. Daar wil hij bij zijn. Als zijn vader al aangekleed uit de slaapkamer komt, staat Ies nog in de badkamer. ‘Kom op, jò, ben je nog niet klaar? Kleed je vlug aan. Ik ga het ontbijt klaarmaken,’ zegt vader, terwijl hij de trap afloopt. Als Ies beneden komt, zit zijn vader haastig een boterham te eten. Hij heeft niet eens op hem gewacht. ‘Komt de baby vandaag?’ vraagt Ies. ‘Dat hoop ik wel!’ zegt zijn vader. ‘Maar dan wil ik thuisblijven, dan kan ik helpen. Ik weet waar de kleertjes liggen, ik heb mamma geholpen om alles klaar te maken.’ Vader kijkt Ies aan en zegt: ‘Ik vind het fijn dat je mamma zo geholpen hebt en ik hoop dat je dat ook zult doen als de baby er is, maar nu help je ons het beste door straks met opa mee te gaan. Eet nu gauw je boterham op. Daar gaat de bel al, dat zal opa zijn.’ Ies heeft zijn boterham nog niet op en laat zijn melk staan, maar niemand let erop. Het gaat allemaal zo vlug. Het lijkt wel of zijn vader en opa haast hebben. Als Ies bij opa achter op de fiets zit, bedenkt hij dat hij zijn moeder niet eens gedag heeft kunnen zeggen. Nu komt de baby eindelijk en nu is het alsof ze hem niet meer nodig hebben. Net of hij er niet meer bij hoort. Ies wordt steeds bozer. Oma doet de deur al open, als ze van de fiets stappen, en zegt:‘Leuk dat je er bent, Ies!’ ‘Ik vind het helemaal niet leuk,’ moppert Ies. ‘Ik wilde vandaag liever thuisblijven.’ ‘Kom, jongen,’ zegt opa. ‘Ik ga knutselen, wil je me helpen?’ Ies loopt met een boos gezicht mee naar de schuur.Anders vindt hij het altijd leuk, maar vandaag heeft hij geen zin in knutselen. Hij ziet niet eens wat opa maakt. ‘Geef me de houtlijm eens aan, jongen,’ zegt opa. ‘Ik heet geen jongen, ik heb een naam!’ ‘Oh, ja?’ Opa staat op, pakt zelf de lijm en gaat rustig verder.‘Wat is jouw naam?’ vraagt hij. ‘Dat weet je best,’ zegt Ies. ‘Ik heet Izaak, net als jij.’ ‘Ja,’ zegt opa, ‘weet je - jouw naam is een verhaal.’ Ies vergeet zijn boosheid en vraagt nieuwsgierig: ‘Wat voor verhaal dan, opa?’ ‘Het is een verhaal dat in de bijbel staat,’ zegt opa en hij vertelt: Er was eens een man die veel van zijn vrouw hield. En die vrouw hield veel van haar
DE DOOP
man. Ze waren gelukkig samen. Toch waren ze ook vaak verdrietig. Ze wilden zo graag een kind hebben. Ze hadden er al heel lang naar verlangd, maar ze werden ouder en ouder. En ze dachten: nu krijgen we geen kindje mee. Op een nacht droomde de man. Hij hoorde een stem die zei: ‘Je vrouw zal een zoon krijgen.’ De man werd wakker en dacht:‘Zullen wij nu nog een zoon krijgen?’ Daar moest hij om lachen. En toen zijn vrouw dat hoorde dat ze nog een zoon zou krijgen, lachte ze ook.‘Dat kan toch niet!’ riep ze uit.‘Daar zijn we al veel te oud voor. De mensen zullen om me lachen als ze horen dat ik, een oude vrouw, nog een zoon zal krijgen.’ Ze kon het niet geloven, totdat ze merkte dat er een kindje in haar buik ging groeien. En toen hun zoon geboren werd, lachten ze van blijdschap. Daarom kreeg hun zoon de naam Izaak. Dat was in hun taal het woord voor lachen, want ze zeiden: ‘Hij doet ons lachen.’ ‘Leuk dat mijn naam ‘lachen’ betekent,’ zegt Ies. ‘Vind jij het ook een leuke naam, opa? Daarom lach je zeker zo vaak.’ ‘Misschien wel,’ zegt opa glimlachend.‘Als je altijd sjagrijnig bent, past zo’n naam niet bij je.Vind je ook niet, Izaak?’ ‘Ja, opa Izaak!’ zegt Ies lachend. Dan komt oma in de schuur. Zij lacht ook al en zegt: ‘Ies, je pappa is aan de telefoon.’ Ies rent naar de telefoon en hoort zijn vader zeggen: ‘Je hebt een zusje! Over een uurtje komt ik je met de auto halen.Wil je intussen een tekening maken voor het geboortekaartje?’ ‘Doe ik,’ zegt Ies. ‘Tot straks, pap!’ Ies tekent een kinderwagen en schrijft daarop de naam Joke. ‘Mijn zusje heet Johanna,’ zegt hij tegen oma, ‘maar dat is zo’n grote naam voor zo’n piepklein kindje en daarom noemen we haar Joke.’ Als de tekening klaar is, laat Ies hem aan opa zien, die weer is gaan knutselen in de schuur. ‘Mooi,’ zegt opa,‘het is weer eens wat anders dan een ooievaar of een wieg. Ik ben ook klaar met mijn werkstuk. Kijk, dit is voor de grote broer van Joke.’ ‘Wauw!’ roept Ies, ‘een bootje! En mijn echte naam Izaak staat erop!’ Hij geeft opa een dikke zoen. Daar hoort hij vaders auto al en hij holt naar buiten met zijn bootje en de tekening. ‘Ik moet nu gauw naar mijn zusje!’ roept hij. En even later staat Ies bij de wieg waar nu zijn zusje in ligt. ‘Ik ben het, je broer Izaak,’ zegt hij en daar moet hij zelf om lachen.
uit: Baukje Offringa, Jouw naam is een verhaal © Baukje Offringa, Amersfoort
KINDERLEERHUIS
2
25
Bijlage 3 Een naam
26
Ik heb een naam, die heb ik gekregen, van mijn ouders, zij vonden hem mooi. En ik? Vind ik hem ook mooi? Ben ik er blij mee?
Ik heb een naam, ik kan er niet zonder. Ik neem hem mee mijn leven lang, als kind en als tiener en ook als ik oud ben. En als ik er niet meer ben, dan noemen ze nog mijn naam.
Ik heb een naam, gelukkig wel. Het is een naam die bij mij hoort. Soms vind ik hem mooi en ben ik er blij mee, soms vind ik hem lelijk en wil ik een andere naam, één die mooier klinkt.
Ik heb een naam, ik kan er niet zonder. Ik neem hem mee, overal waar ik ga,
Toch wil ik mijn naam niet missen, want hij hoort bij mij.
de hele wereld over. Ik heb een naam, gelukkig maar. Als ze vragen: wie ben je? dan zeg ik: .....
Ik heb een naam, gelukkig wel. Ze kunnen mij roepen: ..... , kom je eten! Ze kunnen mij vragen: ..... , kom je op mijn feestje? Ze kunnen mij zeggen wat ik moet doen: ..... , ruim jij je kamer op?! Ze kunnen over mij praten: ..... is ziek en komt niet op school. Ze leren mij kennen, als ik zeg wie ik ben: ..... Ik heb een naam, gelukkig wel. Als ik mijn naam niet had, wie was ik dan? Hans? Peter? Maaike? Christa?
DE DOOP
Bijlage 4 Ik ben bij jullie ‘Het lijkt wel of ik heb gedroomd’, dacht Mozes. Maar het was geen droom. Het gebeurde op klaarlichte dag. Hij was wakker. ‘t Was zo iets bijzonders. Het liet hem niet los. Mozes bleef er maar aan denken. Ik moet er iets mee doen’, dacht hij. Hij moet naar Egypte gaan. Daar wonen de mensen bij wie Mozes hoort: zijn familie en zijn volk. Die mensen hebben geen leven! Ze zijn slaaf van de farao. Die is de baas in Egypte. Het werk dat de mensen voor hem moeten doen is heel zwaar. Ze gaan eronder gebukt. Als ze niet hard genoeg werken worden ze geslagen. Ze worden ziek van ellende.Veel mensen gaan dood van pijn en verdriet. Mozes moet zijn volk helpen om te vluchten uit dat slavenland. Maar dat is gevaarlijk........! Wat is er gebeurd? Mozes was in de woestijn met zijn kudde schapen. Mozes is herder. Hij was op zoek naar gras voor de schapen. Opeens zag hij iets vreemds! Mozes zag een vuur. Hij ging er naar toe. Hij zag een braamstruik die in brand stond. Maar wat zo vreemd was: die struik verbrandde niet. Mozes wilde nog dichterbij gaan maar toen hoorde hij een stem: Mozes! Mozes! Mozes bleef staan en keek om zich heen. Hij zag niemand. Wie had hem bij zijn naam geroepen? ‘Hier ben ik!’ riep Mozes terug. Toen zei die stem: ‘Ik ben de God van Abraham, Isaak en Jakob. Ik heb mijn volk in Egypte horen huilen en roepen. Ik heb hun verdriet en ellende gezien. Ik wil de mensen bevrijden. Daarom stuur ik jou naar Egypte, Mozes. Jij moet het volk uit dat slavenland weghalen.
KINDERLEERHUIS
2
27
Wat? Heeft Mozes dat goed verstaan? ‘Moet ik naar Egypte gaan?’, vraagt Mozes.‘Moet ik naar die slechte farao gaan? Moet ik het volk daar weghalen? Maar dat durf ik niet! Dat is veel te gevaarlijk! Ik ben heel bang voor die farao!’ ‘Je hoeft niet alleen te gaan’, zegt God. ‘Ik ga met je mee’. Mozes denkt na...... ‘Als de mensen vragen, wie heeft jou gestuurd, wat moet ik dan zeggen?’ ‘Zeg dan dat de God van Abraham, Isaak en Jakob jou heeft gestuurd’. ‘Maar als ze vragen, hoe heet die God? Wat is de naam van die God? Wat moet ik dan zeggen?’ Zeg dan: ‘Zijn naam is Jahweh’. ‘Ik ben bij jullie’ betekent die naam. ‘Ik ben bij jullie’ heeft mij gestuurd. Hij wil jullie bevrijden uit Egypte. Hij wil met jullie meegaan. En Hij wil jullie naar een land brengen waar het goed is, een land waar jullie vrij zijn. ‘Ik ben bij jullie’ wil voor altijd bij jullie horen.
28
DE DOOP
Bijlage 5 Samen spelen
29
2. Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen, wij zijn in de wereld niet alleen. God kent ieder kind bij name, zeg maar ja en zeg maar amen. Ook al zijn we nog maar klein, God wil onze Vader zijn. tekst: Hanna Lam muziek:Wim ter Burg uit: Alles wordt nieuw II, 28 © Callenbach, Nijkerk
KINDERLEERHUIS
2
Bijlage 6 Een slinger van jongens en meisjes
30
DE DOOP
Bijlage 7 Een verhaal over water Vandaag is het een heel bijzondere dag. Vandaag is haar moeder jarig. Ze heeft zelf een cadeautje gekocht van geld uit de spaarpot en mama vond het heel mooi. Maar dat is niet het enige waarom deze dag zo bijzonder is. Vandaag moet ze afzwemmen. Als het goed gaat kan ze het overlevingsdiploma halen. Ze heeft al twee zwemdiploma’s en nu komt er weer een bij misschien. ‘t Is jammer dat haar moeder niet mee kan naar het zwembad. Die moet thuis blijven voor de visite. Maar ‘t is natuurlijk ook leuk om haar straks te verrassen met het diploma. Dan is het dubbel feest deze dag.
31
Aukje heet ze. Ze is acht jaar en ze houdt van zwemmen.Vooral als het warm weer is in de zomer. Dan gaat ze met haar ouders en twee grote broers van tien en twaalf jaar in de boot het water op. Als het heel warm is mogen ze van de boot afspringen zomaar in het diepe water. Dolle pret hebben ze dan! Misschien mag ze zonder zwemvest deze zomer! Voor ze naar bed gaat die avond, bekijkt ze samen met mama het diploma. Ze heeft het gehaald! Dan zegt Aukje met een diepe zucht: ‘Wat ben ik blij dat er water is! Want als er geen water was dan had ik geen zwemdiploma en dan zouden we niet kunnen varen en ook niet in het water plonzen’. ‘Je hebt gelijk,’ zegt mama,‘water geeft veel plezier. Maar water is soms ook heel gevaarlijk. Weet je nog dat Anneloes met haar vader en moeder bij ons logeerde? Anneloes was toen niet zo blij met water.’ ‘O ja, dat is waar ...’
KINDERLEERHUIS
2
Ineens weet ze alles weer. Er was toen een overstroming van de rivieren; ook waar Anneloes woont. De tv stond de hele dag aan. Alles stond onder water! De mensen konden niet meer in hun huizen wonen. Dat was veel te gevaarlijk! Maar het was wel leuk met Anneloes! Vooral ‘s avonds in bed! Dan vertelden ze elkaar spookverhalen. Dat was heel eng! En dan kropen ze diep onder het dekbed.
32
Gelukkig was Anneloes niet de hele tijd verdrietig. Maar soms toch wel eventjes. Toen ze een keer met de poppen speelden zei Anneloes: ‘Mijn poppen en al mijn speelgoed staan op zolder.We hebben alles naar boven gebracht. Ik hoop dat het water daar niet komt, want mijn poppen kunnen niet tegen water. Ze zullen verdrinken! En hoe zou het met Boefje zijn? Boefje is haar poes. Ze was nergens te vinden toen ze weggingen. Papa zei: ‘Boefje kan goed klimmen. Ze zoekt wel een veilig plekje. En als de waterpolitie haar vindt geven ze haar te eten. Wij kunnen echt niet langer wachten want het water stijgt. Je ziet het omhoog komen’. Als Aukje daarover nadenkt, beseft ze dat water heel gevaarlijk kan zijn. Je kunt erin verdrinken! Dan komt haar vader binnen. ‘Zo meid, alweer een diploma! Wat een feest vandaag!’ ‘Ik hoorde jou zopas zingen: ‘Water, water wat ben ik toch blij!’ ‘Ik ben ook blij met water nu het een poos niet heeft geregend. Ik heb alle plantjes in de tuin water gegeven met de gieter.Wat mij betreft mag er een regenbui komen. Dan kan alles weer groeien en dan kunnen wij over een poosje groente uit de tuin halen, sla en boontjes. Mijn dochter moet daar van groeien en sterk worden en dan kan ze nog meer diploma’s halen!’ ‘Ga nu je handen wassen, dan brengen we jou naar bed!’ ‘Alleen mijn handen?’ ‘Ja, je bent toch al schoon geworden in het zwembad?’ ‘O ja, is dat even makkelijk!’
DE DOOP
Bijlage 8 Water
2.
Water in beken en in rivieren. Water in meren voor dorstige dieren. En al die zeeën vol zwemmende vissen, wat moest je doen als je water zou missen?
3.
Wassen met water, spelen met water, spatten en plenzen, geplas en geschater. Maar in het diepe daar kun je verdrinken! Leer maar gauw zwemmen, dan zul je niet zinken.
4.
Hoor je het water? ‘t Lied van het water? ‘t Zingt en het klinkt met zo helder geklater. God heeft de aarde water gegeven, zodat we allemaal hier kunnen leven.
tekst en muziek: Eveline Stern uit: Leven stap voor stap © Callenbach, Nijkerk
KINDERLEERHUIS
2
33
Bijlage 9 Kleurplaat
34
DE DOOP
Bijlage 10 De vragen bij de doop De dominee stelt vragen aan de vader en moeder van het kind dat gedoopt wordt. Vraag: Geloven jullie in God de Vader, in Jezus de Zoon en in de Heilige Geest? (de Heilige Geest is de kracht die van God uitgaat en die het kindje zal ontvangen). Antwoord: Dat geloven wij (of: Ja). Vraag: Beloven jullie dat je dit kindje over God en over Jezus zult vertellen? Antwoord: Dat beloven wij (of: Ja). Vraag: Beloven jullie dat je dit kindje zult voorgaan op de weg van Jezus? Antwoord: Dat beloven wij (of: Ja).
Soms stelt de dominee aan de gemeente ook een vraag. Vraag: Gemeente, nemen jullie dit kindje op in jullie midden en beloven jullie de vader en de moeder te helpen om het kindje op een goede manier voor te gaan op de weg van Jezus? Antwoord: Dat beloven wij (of: Ja).
35
De doop De dominee giet wat water over het hoofdje van de baby en hij zegt daarbij: - naam -, ik doop je in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.
KINDERLEERHUIS
2
Bij het overhandigen van de doopkaars zegt de dominee: Het licht van de paaskaars doet ons denken aan God en aan Jezus de Zoon van God die is opgestaan. - naam - mag dit Licht zijn/haar leven lang meedragen.
36
DE DOOP
Bijlage 11 Lied bij de doop
2.
Je bent al een tijdje bij de mensen, je naam is bij ons al vertrouwd en dus is het tijd om te vieren, dat God die je kent van je houdt. Refrein 37
3.
Je bent een begrip aan het worden; steeds meer mensen noemen je naam; ook God begint jouw naam te roepen en dus zijn wij hier nu tezaam. Refrein
4.
Nu mag je gaan leven met mensen verbonden in liefde en trouw omdat zij vandaag bij dit dopen Gods Naam legden naast die van jou. Refrein tekst: Hans Peters jr./Theo Kersten muziek: Hans Peters jr. uit: Geestelijke liederen voor kinderen, 4: Jouw wereld, mijn wereld © Gooi en Sticht, Baarn
KINDERLEERHUIS
2
Bijlage 12 Dopen Soms brengen vaders en moeders héél kleine kinderen mee naar de kerk, baby’s nog, want ze willen dan dat die gedoopt worden. Hebben jouw vader en moeder dat ook gedaan met jou? Vóór in de kerk staat een doopvont. Dat is een bak of schaal met water, op een pilaar, of op een tafeltje, of helemaal van steen. ‘Vont’ - wat is dat dan, zul je zeggen. Denk dan maar een ‘fontein’ dat is ongeveer hetzelfde woord, en dat heeft er ook mee te maken. 38
Met dat beetje water in die schaal spelen we dan met de hele kerk ‘riviertje’. Dat water was dan de rivier, en wij stonden erbij. En dan kind ging dan kopje-onder, zogenáámd, we speelden dat dan, en dan riepen we zijn naam, en het stond op, want het lééfde, en was bij ons. Zo spelen we dat met zijn allen. De dominee speelt ook mee door een beetje water over het hoofd van dat kind te laten lopen. Want het gaat natuurlijk niet echt kopje-onder, maar we doen samen alsof. De dominee vertelt waarom: we dopen, omdat Jezus gezegd had dat we dat moesten doen
DE DOOP
(Hij is trouwens zelf ook gedoopt). We noemen de Naam van God omdat Hij onze Vader wil zijn. En de Naam van de Zoon want dat is de Heer Jezus, die van de kinderen houdt. En de Naam van de Heilige Geest want die helpt dat kind dicht bij God te leven en bij de mensen die van hem houden. De moeder en de vader, of wie er nog meer speciaal voor dat kind zorgen, beloven dat ze dat kind later zullen uitleggen waarom en het veel verhalen zullen vertellen, en het zullen helpen een vrolijk en gelukkig kind te worden, dat dicht bij God en de mensen die van hem houden leeft. Soms wordt er dan een kaars speciaal voor dat kind aangestoken als die er is, aan de Paaskaars. Er zijn kinderen die elk jaar op de verjaardag van hun doop juist díe kaars aansteken en op een ereplaats in huis branden. Zo heb je soms gewoon twéé verjaardagen per jaar! Dan zingen we natuurlijk nog een vrolijk lied voor dat kind en voor die ouders, want de hele kerk is blij dat er weer een kind bijgekomen is. En we zullen het niet in de steek laten, nu niet, en niet als het groot is.
Overgenomen met toestemming uit: Bart Robbers, Allemaal feestdagen, week- en zondagboek voor kinderen. Dit unieke boekje is in 1983 uitgegeven en helaas al vele jaren uitverkocht. Zomer 1996 wordt Allemaal feestdagen opnieuw uitgegeven bij uitgeverij Kok te Kampen. Het geeft op verhalende wijze in korte hoofdstukken informatie over de feesten, gedenkdagen en gebruiken binnen de protestantse traditie. De heldere en speelse benadering spreekt kinderen erg aan. Dit boekje is dat ook van harte aan te bevelen voor ouders en werkers in de kerk die kinderen willen inleiden in de kennis en betekenis van kerkelijke hoogtijdagen.
KINDERLEERHUIS
2
39
DE DOOP
De doop Kinderleerhuis, deel 2 voor kinderen van 8 en 9 jaar
Het katechesemateriaal voor dit kinderleerhuis is samengesteld en uitgewerkt door Jikke Spoelstra, pastoraal medewerkster voor het jeugdwerk in Samen-op-Weg verband in de kerken van Leeuwarden-West. Zij studeerde HBO-Theologie aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden: leraren- en pastorale opleiding, is lange tijd werkzaam geweest in het basisonderwijs en heeft ervaring in het geven van huiskatechese aan 13-17 jarigen.
GCO Katechetisch Centrum Sixmastraat 2 8932 PA Leeuwarden telefoon: (058) 289 02 22 Tekst en samenstelling Jikke Spoelstra Illustraties Luuk Klazenga Vormgeving Visser & de Graef bv Leeuwarden
In de serie Kinderleerhuis zijn verschenen: Deel 1: De maaltijd van de Heer Deel 2: De doop Deel 3: De bijbel Deel 4: Het avondmaal Deel 5: De kerk
Leeuwarden, 1996 ISBN 90-74022-58-8