DEEL 2: Doelgroepspecifieke deel Doven & slechthorenden (D&SH) 2.1 Visietekst Doven en slechthorenden (D&SH) 2.1.1 Uit de missie KOCA beoogt de uitbouw van een uniek en kwaliteitsvol levensproject van elk individu met communicatieve beperkingen. Hierbij is de ondersteuningsbehoefte van elke persoon en zijn omgeving richtinggevend voor het onderwijs- en ondersteuningsaanbod.
2.1.2
We maken werk van handelingsgerichte diagnostiek1, passend onderwijs en ondersteuning op maat
We werken vanuit geloof in elke persoon en zijn omgeving
Elke persoon en zijn omgeving is anders en uniek en heeft een aangepaste ondersteuning nodig om met zijn talenten en beperkingen zichzelf te ontplooien in contact met anderen.
2.1.3
We blijven op een gedifferentieerde manier naar personen kijken. We werken aan passend onderwijs, ondersteuning op maat en flexibiliteit. We werken emancipatorisch vanuit het geloof in mogelijkheden van elke persoon (zie verder punt 4).
Elke persoon is uniek en onlosmakelijk verbonden met zijn gezin en zijn omgeving.
Het unieke van de persoon zien betekent dat we ons inspannen om telkens weer, in samenspraak met de ouders en de omgeving, helder in beeld te krijgen wat de mogelijkheden en beperkingen van de persoon en zijn omgeving zijn en hoe we, aansluitend daarbij een ondersteuning ‘op maat’ bieden. Het betekent dat we de mogelijkheden van elk individu een plaats geven binnen de eigen unieke levenscontext.
1
Voor de begrippen handelingsgerichte diagnostiek en passend onderwijs zie N. Pameijer , Handelingsgericht classificeren in het onderwijs. Tijdschrift voor orthopedagogiek, 47 (2008) 100-116.
Doelgroep D&SH
SCHOOLGIDS
We werken in verbondenheid met en in dialoog tussen de persoon zelf, de ouders, het begeleidingsteam en andere betrokkenen. Hierbij gaan we, elk vanuit zijn eigen deskundigheid, met elkaar om als gelijkwaardige partners. In elke begeleiding vinden we de totale ontplooiing van elk individu belangrijk. We versterken het gezin en de omgeving van de betrokkene (thuis, school, vrije tijd, werk…)
Hierbij is overleg met de ouders (en de bredere context) essentieel.
2.1.4
We werken vanuit een contextueel kader. We maken werk van vroegtijdige (zo mogelijk vanaf geboorte) informatieverstrekking aan de ouders. We betrekken de ouders als partners in het opvoedings- en ondersteuningsproces. We vormen en ondersteunen de ouders en de bredere context op het gebied van communicatie.
We werken aan een inclusieve samenleving.
We werken emancipatorisch door doven en slechthorenden te ondersteunen in hun groei naar eigen identiteit. We werken gedifferentieerd waarbij dove en slechthorende personen mogelijkheden aangereikt krijgen om aan te sluiten bij de horende wereld en de Dovenwereld. Hierbij staat de communicatie centraal. We erkennen de twee werelden en bieden de twee talen (Nederlands en Vlaamse gebarentaal) als evenwaardige talen aan (biculturaliteit/bilinguïsme).
We streven naar een zo hoog mogelijke graad van alfabetisering. We werken aan en met een curriculum Dovencultuur en Vlaamse Gebarentaal. We spelen in op recente technologische evoluties om een goede geluiden spraakwaarneming mogelijk te maken. We brengen permanent competenties op het gebied van communicatie en informatieverwerking in kaart. We werken een methodiek en didactiek uit gericht op taal en communicatie. We waarborgen een aanbod van beide talen afgestemd op mogelijkheden en behoeften van de persoon in zijn context.
Werken aan een inclusieve samenleving betekent dat we aan een communicatie- en interactiebevorderend klimaat werken waarbij de directe en ruimere omgeving dichter bij het potentieel en de vraagstelling van dove en slechthorende personen gebracht worden.
2/8
Doelgroep D&SH 2.1.5
SCHOOLGIDS
We hebben aandacht voor een bijzondere doelgroep: allochtone dove en slechthorende kinderen en jongeren.
We spelen in op de evolutie, i.c. toename van het aantal allochtone kinderen en jongeren én met name vluchtelingen, asielzoekers, ROMA-zigeuners, … met onzeker verblijfsstatuut. We implementeren het alternatief kader2 2.1.6 We hebben bijzondere aandacht voor het welbevinden We werken aan een goede communicatieve afstemming van dove en slechthorende personen en hun omgeving, aangezien dit een belangrijke factor naar welbevinden toe is. Ook het contact met hun ‘peer group’ en contacten met dove en slechthorende volwassenen (identificatie/rolmodel) vinden we belangrijk. Aanvullend op dit basisklimaat kan het belangrijk zijn specifieker rond sociale vaardigheden te werken en/of sociaal-emotionele ondersteuning te bieden. 2.1.7
-
-
-
-
Om dit alles mogelijk te maken streven we naar:
Profilering van KOCA als dé onderwijs- en zorgverstrekker t.a.v. doven en slechthorenden in de Provincie Antwerpen (expertisecentrum), i.c. samenwerking verstevigen tussen ARC, thuisbegeleidingsdienst audiologische dienst, medewerkers scholen en Multi Functioneel Centrum (MFC), inclusief de regionale afstemming van de zorg aan doven en slechthorenden. Behoud van differentiatiemogelijkheden en continuïteit van onderwijs- en zorgaanbod met oog op zorg op maat en aanbieden van een brede waaier van onderwijs- en ondersteuningsvormen, gaande van babyleeftijd tot volwassenheid (continuüm van zorg). Met bijzondere aandacht voor de scharniermomenten (bijv. van gezin naar school, overgang kleuter- en lager onderwijs naar secundair onderwijs, van onderwijs naar wonen, werken, vrij tijd). Blijvende investering in competentieontwikkeling van medewerkers als garantie om adequaat aan de vraagstelling van dove en slechthorende personen tegemoet te komen. Dit is een belangrijk aandachtspunt bij het selectie-, aanwervings- en vormingsbeleid. We werken vanuit wetenschappelijke evidenties (evidence based). Afstemming van middelen (infrastructuur, uitrusting, methoden en technieken) op de ondersteuningsbehoefte van doven en slechthorenden.
Deze tekst is in samenhang te lezen met: - Het beleidsplan KOCA vzw - Synthesetekst proces stuurgroep visie 11.2007 (van Peter Verstraelen en Lies Geeraerts)
2
We bedoelen hier het alternatief kader uitgewerkt door het zorgteam D&SH . 3/8
Doelgroep D&SH
SCHOOLGIDS
2.2 Doelgroep Binnen de doelgroep ‘Doven en slechthorenden’ (verder benoemd als D&SH) begeleiden we kleuters en lagere schoolkinderen met een auditieve beperking. Deze kinderen hebben een gehoorverlies aan één of beide kanten en dragen daarbij in de meeste gevallen gehoorapparatuur: een hoorapparaat, een cochleaire inplant, een bone-anchored-hearingaid (BAHA), … Naast hun gehoorprobleem, kunnen kinderen ook bijkomende problemen hebben.
2.3 Werking van onze doelgroep Zoals aangegeven in de visietekst, werken we gedifferentieerd vanuit de noden van de specifieke kinderen. Centraal staat hierin het uitbouwen van een kwaliteitsvol levenstraject voor elk kind. Voor elk kind gaan we samen met ouders op zoek naar wat hun kind nodig heeft om uit te groeien tot een zelfstandige en gelukkige persoon. De totale ontwikkeling van het kind vinden we zeer belangrijk. De kinderen krijgen mogelijkheden aangereikt om hun communicatieve vaardigheden te ontwikkelen en van hieruit aan te sluiten bij de horende wereld en de Dovenwereld. Het Nederlands en de Vlaamse gebarentaal worden hier als evenwaardige talen benaderd. Naast de communicatie, staan ook auditieve ontwikkeling, schoolse vaardigheden, sociaalemotionele ontwikkeling, motorische ontwikkeling,… op het menu. Om deze brede ontwikkeling van kinderen uit te dagen, benaderen we kinderen ervaringsgericht, op hun eigen niveau. Dit opvoedingsideaal wordt ondersteund door een team van specialisten: kleuterleerkrachten Liesbeth Geussens, Annick Bleyenbergh, Gerlinde Vervoort, Karen Van Beemen, Tina Schauwers, Jasmien Vrints, Karen Bolsens, Katrien Delen en Katrien Onghena leerkrachten lagere school Mart Doms, Kristel Faes, Ann Van den Wijngaert, Elke Voncken, Sofie Scheepers, Julie Van den Putte, Kris De Houwer, Myriam Majeleine, Martine Verschraegen, Myriam Wilms, Dominique Van Den Broeck en Anne-Sophie Todts Leerkrachten van de ambulante vakken Nicole Vertommen, Sophie Hertens, Kristel Bertels, Liesbeth Geussens en Anne-Sophie Todts Muziekleerkrachten Magalie Van Genabeek logopedisten Kristien Dewilde, Ingrid Van Acker, Ilke Van Bogaert, Heidi Beeldens, Kelly Darimont, Kristina Loriers en Griet Adams kinesisten Katrien Dupont, An Janssens, Marleen Vleugels, Kaat Dewitte ergotherapeuten Leen Podevyn en Kristel Scheldeman wiskundebeleid Lieve Vandermueren en Caroline Sebrechts een pedagoog Lies Geeraerts 4/8
Doelgroep D&SH
SCHOOLGIDS
leerkrachten/coach Vlaamse Gebarentaal Kristel Bertels, Ingrid Vanacker, Kirsten Primusz en Evelien Autrique medewerker Dovencultuur Nadia Hendrickx leerlingenbegeleiders Jan Lynen, Walter Hadermann en Tine Blommaert een onderwijscoördinator Elke De Saeger We staan borg voor integraal werken en werken samen met het multifunctioneel centrum (MFC) als onderdeel van KOCA vzw. Bij het uitstippelen van ‘het traject op maat’ trachten we zoveel als mogelijk de ouders te betrekken. Via de bespreking van het individueel handelingsplan (IHP) van hun kind houden we hen op de hoogte van de gemaakte vorderingen en gaan we samen op zoek naar de volgende stap in de ontwikkeling van hun kind. Ze hebben een evenwaardige stem in het individueel handelingsplan. Ons onderwijs is gericht op inclusie. Als school willen wij een steentje bijdragen om kinderen te laten groeien tot een volwaardige deelnemer in de maatschappij. Om dit te verwezenlijken, hanteren wij een ander soort organisatie en andere werkwijze dan die van het gewoon basisonderwijs: 2.3.1
Groepering van leerlingen : leerlingengroepen en fasen
We groeperen de leerlingen in klassen niet enkel op basis van hun leeftijd. De ‘leerlingengroepen’ of ‘pedagogische eenheden’ worden ingedeeld op basis van leeftijd, communicatie, leerniveau en sociaal-emotionele ontwikkeling. Er zitten maximum een 10-tal leerlingen in een leerlingengroep waardoor we meer individuele aandacht kunnen waarborgen en er minder geluidsoverlast in de klassen is. De ontwikkelingsdoelen die worden aangeboden en de werkvormen die hiervoor nodig zijn, worden vastgelegd in een groepswerkplan, opgesteld door de klasleerkracht. Elke leerlingengroep heeft dus zijn eigen specifieke groepswerkplan. 2.3.2
Therapieën
Naast de begeleiding in zijn leerlingengroep kan een kind nog bijkomende individuele therapie krijgen. Ook tijdens de therapieën wordt er nauw aangesloten bij datgene wat er in de leerlingengroepen gebeurt. De klassenraad (het begeleidingsteam) beslist over de noodzaak en frequentie van dit aanbod. 2.3.2.1
Logopedie
Bij dove of slechthorende kinderen staat de communicatie steeds centraal. De logopedisten werken individueel of in groep met de kinderen. Tussen de klas en de therapie is er een uitwisseling, zodat ze elkaar in hun werking met het kind kunnen versterken.
5/8
Doelgroep D&SH 2.3.2.2
SCHOOLGIDS
Psychomotoriek
Naast de aandacht aan de ontwikkeling van de motoriek via de lessen lichamelijke opvoeding, is voor sommige kinderen kinesitherapie of ergotherapie aangewezen. Deze kan plaatsvinden zowel individueel als in groep (bv. Sherborne). De moeilijkheden kunnen zich manifesteren binnen : de visuele waarneming de ruimtelijke oriëntatie de fijne en grove motoriek de schrijfmotoriek 2.3.3
De reflecterende moedertaalmethode
Binnen ons onderwijs ligt de focus op communicatie en taaluitbreiding. We baseren ons hiervoor op de ‘Reflecterende Moedertaal Methode’ (RMM) van Dhr. Van Uden. Deze methode bestaat reeds lange tijd maar is aangepast aan de populatie en de inzichten van vandaag. De kern van de Reflecterende Moedertaal Methode is het tot stand brengen of uitlokken van communicatie bij kinderen wiens taal (nog) niet voldoende is ontwikkeld en die het moeilijk hebben om zich talig te uiten. Via de vangmethode trachten we een intentie tot communicatie (blik, lichaamstaal, wijzen, roepen, woorden, zinnetjes, …) te vangen en om te zetten in taal op een hoger niveau (woorden, gebaren of een combinatie van beiden). Daarnaast zal de begeleider de communicatie ook verrijken. RMM biedt taalarme kinderen een manier waardoor ze zich beter kunnen uiten. Belangrijk hierin is dat we vertrekken vanuit de eigen interesses en ervaringen van de kinderen. Zo zijn de kinderen zelf het uitgangspunt van het leerproces. Naast het verrijken van de communicatie bereid de methode via neerslag van het gesprek ook het vertrekpunt van het leesproces. Ook binnen de lagere school wordt de Reflecterende Moedertaalmethode gebruikt om de communicatie van kinderen uit te breiden en hun leesproces te stimuleren. Afhankelijk van de communicatieve noden van een kind, wordt gesproken Nederlands, Vlaamse Gebarentaal of Nederlands ondersteund met gebaren aangeboden en gebruikt in de communicatie. De communicatieve noden van een kind worden vastgelegd in het individueel handelingsplan van een kind. Naast de klasleerkracht ondersteunen ook de logopedisten de communicatie van een kind. Ook de leerkracht VGT kan ingezet worden in functie van het uitbreiden van de Vlaamse Gebarentaal voor een kind. Naast stimuleren van het Nederlands, is kennismaking met Vlaamse Gebarentaal (VGT) voor elk doof of slechthorend kind van belang. Dit geeft kinderen de kans om zich in de horende en de Dovenwereld te integreren. Dit blijkt ook een positief effect te hebben op de sociaalemotionele ontwikkeling en identiteitsontwikkeling van kinderen. In alle klassen besteden we dan ook veel aandacht aan ‘Dovencultuur’. Een medewerker Dovencultuur ondersteunt het leerkrachtenteam hierbij. Bij de jongste kinderen worden verhaaltjes verteld in Vlaamse Gebarentaal en worden visuele spelletjes gespeeld. Zij leren ook al dat ‘Doof zijn’ ook betekent : bijzondere vriendschappen, een mooie visuele taal, een eigen cultuur, … Voor
6/8
Doelgroep D&SH
SCHOOLGIDS
lagere schoolkinderen komen meer en meer leerinhouden aan bod tijdens de lessen Dovencultuur. Zo leren de kinderen bv. over hoe men vroeger dacht en deed tegenover dove personen, hoe ga je om met een tolk, wat kan ik wel en wat i moeilijk voor mij, … Ook voor ouders worden lessen Vlaamse Gebarentaal aangeboden.
2.4 Samenwerking met ouders Er zijn verschillende contactmomentjes voorzien: - klassikaal bij de aanvang van het schooljaar met de klastitularis en ook ter kennismaking met het team - een individueel oudercontact waarop u iedereen van het team kan bereiken - een contact met het team van begeleiders rondom één kind; dit heet een ‘individuele handelingsplanning’, kortweg ‘IHP-bespreking’ Andere informatieve avonden zijn gepland: - ter voorbereiding op de Eerste Communie - bij overgang naar het eerste leerjaar - of bij oriëntatie naar een andere school
2.5 Eerste Communie De Eerste Communie maakt deel uit van onze christelijke opvoeding en gaat door in het tweede jaar van de lagere school. De school organiseert en bereidt deze viering voor. In de jaarkalender kan u hierover meer informatie terugvinden. Uw kind moet gedoopt zijn om zijn alvorens zijn eerst communie te kunnen doen. Indien uw kind nog niet gedoopt is, vraagt u dit eerst aan uw eigen pastoor.
2.6 Schoolverandering en overgang naar het gewoon onderwijs 2.6.1Overgang naar het gewoon onderwijs Binnen de mogelijkheden van elk individueel kind, streven we ernaar om het kind de best mogelijke onderwijsvorm te bieden die kansen geeft voor de toekomst. We streven ernaar om kinderen op het juiste moment te oriënteren naar het gewoon onderwijs. Het juiste moment van overstap is afhankelijk van verschillende factoren zoals leeftijd, schools niveau, sociaal-emotionele ontwikkeling. Iedere overstap wordt zorgvuldig overwogen en voorbereid met ouders, school en CLB. Kinderen die deze overstap kunnen maken, en daarbij nood hebben aan ondersteuning in het gewoon onderwijs, zullen we dan ook verder begeleiden vanuit onze school. Dit heet geïntegreerd onderwijs, kortweg ‘GON’.
2.6.2 Overgang naar het secundair onderwijs Wanneer kinderen de overgang naar het secundair onderwijs maken, wordt deze stap grondig voorbereid. Ouders krijgen een advies van school en CLB in dit proces. Ouders, school en CLB gaan samen op zoek welke onderwijsvorm, gewoon of buitengewoon onderwijs, het meeste ontwikkelingskansen biedt voor hun kind/ jongere. Binnen het buitengewoon onderwijs maken kinderen de stap naar het secundair onderwijs 7/8
Doelgroep D&SH
SCHOOLGIDS
op 13-jarige leeftijd. Vervroegde oriëntering (12 jaar) of verlenging lager onderwijs (overstap op 14 jaar) zijn mogelijk in overleg. In het buitengewoon onderwijs zijn er verschillende opleidingsvormen mogelijk, afhankelijk van de einddoelstelling van dit onderwijs, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen van de jongeren. Ook in het gewoon onderwijs zijn verschillende opleidingen mogelijk, afhankelijk van het behaalde eindniveau in het lager onderwijs. Meer info over de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs kan u terugvinden in het algemeen gedeelte van de schoolgids.
2.6.3 Heroriëntering naar een ander type van Buitengewoon Onderwijs Soms blijkt het Buitengewoon onderwijs type 7, doven en slechthorenden niet de juiste onderwijsvorm voor een kind te zijn. Een andere onderwijsvorm in een ander type van Buitengewoon onderwijs is dan misschien aangewezen. Deze overstap wordt vooraf grondig met de ouders besproken en mee begeleid door het CLB van onze school.
8/8