DEEL 1: WAARNEMEN
Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
1
WAARNEMEN
INLEIDING Bij feedback staat de waarneming centraal. Feedback gaat immers over gedrag en gedrag moet je eerst waarnemen voor je er iets over kunt zeggen. Andere zaken, zoals timing, goed kunnen luisteren, en zacht zijn op de relatie, zijn natuurlijk ook belangrijk, maar zonder waarneming kan er niet gesproken worden over gedrag en is er geen feedback. De wijze waarop je over gedrag spreekt, is van groot belang. We hebben al gezien dat feedback precies dient te zijn. Een potentiële feedbackgever moet dus goed kijken, luisteren en voelen om precieze feedback te kunnen geven. Daarnaast moet de feedbackgever zijn waarneming ook in de juiste bewoordingen overbrengen. Het kiezen van die woorden wordt voor een groot deel bepaald door de manier waarop er gekeken wordt. Als je iemand waarneemt vanuit de overtuiging dat hij een geweldig debater is, is de kans groot dat je allerlei gedrag ziet dat die overtuiging in stand houdt. Of de feedbackontvanger daar nu zo mee geholpen is, mag betwijfeld worden. Kortom, iemand die feedback geeft, moet over een goede waarnemingstechniek beschikken. In dit hoofdstuk gaan we in op de kunst van het waarnemen. We bespreken het verschil tussen de bewuste en de onbewuste waarneming. Vervolgens gaan we in op de waarneembaarheid van gedrag: wat is er eigenlijk allemaal te zien, te horen en te voelen aan gedrag?
ONBEWUST WAARNEMEN Waarnemen doen we elke seconde dat we wakker zijn, en zelfs als we slapen is ons waarnemingssysteem niet helemaal uitgeschakeld. Als er mensen in de buurt zijn, nemen we voortdurend gedrag waar. Alleen worden we ons die waarnemingen niet allemaal bewust, we brengen ze niet allemaal naar ons bewustzijn. Het overgrote deel van wat we waarnemen filteren we weg. Dat is overigens noodzakelijk: als we ons bewust zouden zijn van alles wat we zien, zouden we waarschijnlijk overspannen raken vanwege de energie die het verwerken van al die informatie kost. Het feit dat we onbewust en bewust waarnemen, veronderstelt dat we ons bewustzijn bij het observeren ergens op kunnen richten. In het domein van bewust en onbewust waarnemen zijn vier regio’s te onderscheiden: •
onbewust waarnemen: signalen komen binnen, geen registratie;
•
automatisch waarnemen: signalen komen binnen, onbewuste registratie;
•
bewust waarnemen: signalen worden gezocht, onbewuste en bewuste registratie;
•
verscherpt waarnemen: signalen worden systematisch gezocht, bewuste registratie.
Een voorbeeld: Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
2
Automatisch waarnemen Je loopt op straat en ziet een man zitten in een bushuisje. Je objectieve waarneming noteert gedachtes. Je geeft daaraan onbewust betekenissen als ‘man zit in bushuisje’, ‘bruine regenjas’, ‘boodschappentas’, en wellicht associeer je dat met ‘een alleenstaande weduwnaar’. Onbewust waarnemen Je onbewuste systeem neemt waar dat de romp van de man enigszins onregelmatig en met een heel kleine amplitude heen en weer beweegt, en dat zijn pupillen iets vergroot zijn. Het signaal dat deze waarnemingen aan je onbewuste systeem doorgeven, is bijvoorbeeld ‘onrust’. Van bewust naar verscherpt waarnemen Het signaal ‘onrust’ zou een reactie op je bewuste systeem kunnen veroorzaken, waardoor je waarnemingssysteem verscherpt. Je ziet de heen en weergaande beweging, en je ziet nu plotseling ook dat de man speeksel in beide mondhoeken heeft. Je ziet ook dat één oog bloeddoorlopen is en dat zijn hoofd scheef hangt. Je stopt, draait je om en je kunt de man nog net opvangen voordat hij van het bankje valt. De ‘vage gevoelens’ die door je onbewuste werden doorgezet, zul je achteraf beschrijven als voorgevoelens. Je zegt dan tegen een vriend aan wie je je verhaal doet: ‘Ik liep langs dat bushuisje en ik kreeg zo’n vreemd gevoel, dat ik even stil bleef staan en naar die man keek. Precies op dat moment begint hij te vallen, zodat ik hem nog net kon opvangen.’ Of je vergroot je waarnemingen in je verslag: ‘Hij ging helemaal heen en weer met zijn lijf en had schuim op z’n mond. Ik zag ‘m voorover kiepen en ik kon ‘m nog net opvangen.’ Als je je niet bewust zou worden van je waarnemingen, is je verslag anders: ‘Ik loop langs het bushuisje en er zit een man in. Hij wacht gewoon op de bus. Ik ben nog niet gepasseerd of ik hoor een klap. Ik draai me om en zie de man bewusteloos op de grond liggen.’
BEWUST EN VERSCHERPT WAARNEMEN Als je je bewust wordt van wat je ziet (en hoort en voelt), dan verandert je model van de wereld. Je gaat meer dingen preciezer bekijken. In het voorbeeld van de man in het bushuisje werden gedragingen gezien die te maken hebben met lichaamsdelen: •
de vergrote pupillen;
•
het speeksel uit de mond;
•
het heen en weer bewegen van de romp.
Wie echt goed zou kijken, zou nog meer kunnen zien: •
kin links van het midden ten opzichte van de nek;
•
hoofd horizontaal iets gedraaid naar links beneden;
•
romp licht voorover;
•
linkerschouder opgetrokken;
Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
3
•
zitvlak voor op zitting;
•
onderarmen rusten op dijbenen;
•
handen op knieën, armen gebogen, ellebogen naar binnen;
•
hoek onderbenen/bovenbenen meer dan 90 °;
•
benen gekruist, linker knie op rechter bovenbeen.
Dat is aanzienlijk meer informatie. En deze informatie betreft eigenlijk alleen de lichaamshouding. Aan het gezicht is ook van alles te zien: •
bloeddoorlopen ogen;
•
wenkbrauwen laag;
•
lichtbleke gelaatskleur;
•
goed geschoren huid;
•
hangende rechter mondhoek;
•
mond geopend;
•
wondje op onderlip, rechts;
•
grote neus, licht verkleurd, roze;
•
rimpels in het voorhoofd;
•
licht bezwete wangen en voorhoofd;
•
zwart haar met grijs;
•
kort geknipt haar;
•
haarlijn hoog.
Om zo te kunnen kijken, heb je observatiecategorieën nodig. Je moet van tevoren weten, wat er allemaal te zien is. Hetzelfde geldt voor wat je kunt horen en voelen. Maar waarom zou je dat nu allemaal moeten kunnen? Het is natuurlijk op z’n zachtst gezegd nogal overdreven om bij feedback geven met dit soort minutieuze observaties te komen. Wat we ermee willen laten zien, is dat je je van veel bewust kunt zijn. En als je je focus ook maar een beetje verlegt in de richting van deze vorm van waarnemen, zul je preciezere waarnemingen doen die weer leiden tot het nauwkeuriger weergaven van gedrag. Je zegt dan niet meer dat je vond dat iemand er wel lekker ontspannen bij zat, maar je kunt een scherp beeld terugkoppelen dat de feedbackontvanger van rijke informatie voorziet. Tevens wordt het makkelijker om de juiste, neutrale bewoording te vinden als je op deze manier kijkt.
Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
4
OBSERVATIECATEGORIEËN De lijsten die je kunt aanleggen van mogelijke observaties van gedrag zijn oneindig. Ter illustratie staan hieronder twee lijsten van observaties van lichaamshouding: één over staan en één over zitten. Die lijsten bevatten samen meer dan 150 observatiepunten, maar zijn verre van compleet. Er valt dus veel te zien. Voor de overzichtelijkheid, brengen we observatiecategorieën aan die de waarneming kunnen focussen, ze kunnen je aandacht richten (zie figuur 2). Hoe werkt het schema? Stel dat je iemand observeert die in gesprek is met één persoon. Je hebt geen expliciete opdracht gekregen om op iets speciaals te letten. Dan kun je kijken (visueel) naar de manier waarop hij zit (stand) en de manier waarop hij beweegt (beweging). Je ziet bijvoorbeeld dat hij als volgt zit: Zijn hoofd staat redelijk recht op zijn nek en neigt iets naar voren. De hoek die de heup met de romp maakt, is groter dan 90 °. Zijn ademhaling is rustig, lage frequentie, kleine amplitude. De hoek die zijn bovenbenen met zijn onderbenen in de knieën maakt, is kleiner dan 90 °.
figuur 1: zitten
De armen vallen op; die zijn gevouwen achter het hoofd. Er is weinig spanning in schouders, armen en benen. Het gelaat is rustig, er is bijna voortdurend een glimlach aanwezig. De ogen zijn normaal geopend en de gelaatskleur is normaal. Zo er al beweging is, kun je bijvoorbeeld vaststellen dat hij regelmatig knikt met zijn hoofd, met een kleine amplitude. De snelheid waarmee hij knikt kun je rustig noemen. Je ziet wel zijn voeten bewegen. Heen en weer, asynchroon, hoge frequentie. De totale indruk die je krijgt, is dat deze persoon er rustig bijzit. Hij luistert kennelijk naar wat de ander zegt. De voeten zijn wat onrustig, wat een beetje in strijd lijkt met het totale beeld. Misschien is hij toch niet zo relaxt als het zich aanvankelijk laat aanzien. Je kunt ook luisteren (auditief). Als de persoon zou spreken, zou je kunnen vaststellen dat (non-‐verbaal) zijn stem een lage frequentie heeft, met weinig afwisseling. Zijn volume is wat te hoog voor de ruimte waarin hij zich bevindt. Hij articuleert niet echt scherp, maar is goed verstaanbaar. Hij praat wat achterin de keel, waardoor er soms wat lange ehh-‐klanken zijn te horen. Je hoort (en ziet) hem tijdens het gesprek ook een paar keer wat dieper zuchten. Dat laatste geeft weer voeding aan de indruk dat zijn relaxte houding niet helemaal congruent is.
Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
5
Figuur 2: Observatiecategorieën.
gelaat hoofd
ogen
nek
stand
mate van spanning
voorhoofd wenkbrauwen
neus
schouders
buik
wangen
romp
borst
mond
rug
kaak
heupen knieën voeten elleboog pols
visueel hand vingers
frequentie lengte van klinker amplitude van frequentie volume volumewisseling heesheid articulatie smakken klikken
waarneming beweging
mate van spanning
snelheid
tikken
amplitude
frequentie
acuratesse
amplitude
vloeiendheid frequentie
pauzes kuchen kreunen snuiven
non-verbaal
stem
zuchten
mond
complexiteit
ademhaling
auditief
variatie lengte
verbaal
woordkeus zinsbouw structuur
complexiteit grammaticaliteit indicatoren verbanden
Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
6
Er zijn nog veel meer categorieën denkbaar, eenvoudigweg omdat er veel valt te zien en te horen. Bij deze manier van observeren gaat het echter niet om volledigheid, het gaat om focus en precisie. Door gericht en precies te observeren kun je als feedbackgever een goede spiegel voorhouden. In overeenstemming met de regels van feedback, is het aan de feedbackontvanger om op basis van dit beeld wel of niet iets te veranderen. Scherpe observatoren hebben natuurlijk gezien dat in dit schema slechts twee van de vijf waarnemingssystemen zijn verwerkt. Dat olfactorische en gustatorische informatie niet zijn verwerkt, heeft te maken met het feit dat dit zelden voorkeurs-‐waarnemingssystemen zijn. Over kinesthetisch waarnemen willen we wel iets zeggen.
KINESTHETISCH WAARNEMEN Als je kinesthetisch waarneemt, gebruik je je gevoelssysteem om waarnemingen te doen. De makkelijkste en meest concrete manier van kinesthetisch waarnemen is tasten, aanraken. Bij het waarnemen van gedrag in een professionele context is het niet gebruikelijk om elkaar aan te raken om waarnemingen te doen. Toch gebeurt het soms. We geven elkaar aan het begin of einde van gesprekken een hand, wat onmiddellijk (tactiele) gevoelsinformatie geeft. Soms zie je iemand wel eens een hand op de schouder van zijn gesprekspartner leggen; vaak is dat een vriendelijk, enigszins bemoedigend gebaar. Het is denkbaar dat dit gebaar is ingegeven om spierspanning in de schouder vast te stellen en/of een beetje weg te nemen. Er zijn nog wel een paar voorbeelden te noemen, maar aanraken om waar te nemen komt niet vaak voor. Hoe neem je dan kinesthetisch waar? Als je die vraag aan iemand stelt die voelen als voorkeurssysteem heeft, zal het antwoord zoiets zijn als: ‘Nou, heel simpel, je voelt gewoon wat er aan de hand is.’ Voor hen die minder gevoelsmatig begiftigd zijn, is zo’n antwoord niet verhelderend, maar het toont wel aan dat het niet eenvoudig is om uit te leggen hoe gevoelsmatig waarnemen werkt. Om er enig inzicht in te geven, gaan we even terug naar de man in het bushuisje. Er gebeurt iets en dat valt op. Een man valt zomaar om. De eerste indruk van een visuele waarnemer is een beeld: hij ziet vooral eerst wat er gebeurt. Daarna handelt hij wellicht, of misschien wordt hij zich eerst nog bewust van een geluid (de klap van de val, of van de kreun van de vallende man) en komt dan tot handelen. Een auditieve waarnemer heeft vooral eerst iets gehoord en komt dan in actie. En de kinestheet, de gevoelsmatige waarnemer, handelt omdat hij iets voelt: schrik, verbazing, medelijden. Je zou kunnen zeggen dat het primaire waarnemingssysteem vooral ook functioneert als waarschuwingssysteem: het bepaalt welke prikkels als eerste doorkomen: beeld, geluid of gevoel. Net zoals een visueel waarnemer zijn plaatjes interpreteert en er betekenis aan geeft, interpreteert de gevoelswaarnemer zijn gevoel. Het verschil is alleen dat de plaatjes van de visuele waarnemer ook door anderen zijn te zien en te herkennen. En hoewel we misschien wel begrijpen dat je schrik of verbazing kunt voelen als iemand zomaar valt, zullen we er niet zoveel beeld en geluid bij hebben. Dat gevoel speelt zich namelijk in ieders binnenkant af en is dus niet eenvoudig te controleren of te objectiveren. In feedback speelt het gevoel of de indruk die gedrag op iemand maakt een belangrijke rol. Nadat de feedbackgever het gedrag heeft beschreven, vertelt hij wat het effect van het gedrag op hem is of is geweest. Dat effect is vaak een indruk, een gevoel. Als een feedbackgever zijn gevoel goed kan benoemen, verrijkt hij daarmee de feedback aanzienlijk. Niet alleen krijgt de ontvanger van de feedback een nauwkeurige spiegel voorgehouden, hij krijgt ook nog te horen wat zijn gedrag voor indruk achterlaat, wat voor gevoelens zijn gedrag bij een ander teweegbrengt. Als de feedbackontvanger later overweegt om op basis van de feedback iets aan te passen, zal vaak die indruk een belangrijke rol spelen. We willen Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
7
immers allemaal graag die indruk achterlaten die we van plan waren te maken. Als uit feedback blijkt dat dat niet zo is, is dat reden tot overdenking. Als gevoelsmatig waarnemen niet je voorkeur heeft, kan het zijn dat je het geven van indrukken niet makkelijk of wellicht nutteloos of soft vindt. Natuurlijk kun je altijd als indruk een gedachte meegeven, daar is niets mis mee: ‘Ik zag dat je glimlachte en hoe vervolgens je gesprekspartner ontspande. En ik dacht: dat doet hij goed, nou gaat het goed.’ Zo klonk de feedback voor een collega die een slechtnieuwsgesprek oefende. Prima feedback en waardevol. Als de feedbackgever er een gevoelsindruk bij had kunnen geven, was de feedback nog scherper geweest. Een kinesthetisch waarnemer zou bijvoorbeeld het volgende kunnen zeggen: ‘Toen je begon aan het gesprek vond ik het spannend. Ik zag hoe jij een paar keer je lippen aflikte en ik dacht: een droge mond, zou ik ook hebben. Maar toen je die glimlach inzette, voelde ik al waar het heen ging; ze (de gesprekspartner) ging accepteren wat je zei.’ Om gevoelswaarnemingen te kunnen geven in feedback, moet je eerst weten wat je voelt. Vervolgens moet je een woordenboek ontwikkelen om die gevoelens te communiceren. Een goede manier om dit te leren, is het maken van een gevoelsstaalkaart. Deze aanpak gaat er vanuit dat gevoel vooral een fysieke sensatie is. Dat betekent dat je vreugde ergens in je lijf voelt, net als irritatie, opwinding of stress. Voor de meeste mensen geldt dat die gevoelens zich altijd op eenzelfde fysieke manier manifesteren. Kun je vaststellen wat je voelt in je lijf als je geïrriteerd bent, dan kun je de volgende keer al vaststellen dat je geïrriteerd bent vóór je dat bedenkt en vóór het iemand anders opvalt. Als je bij het geven van feedback op zoek bent naar het weergeven va de juiste indruk, is het benoemen van die indruk niet zo moeilijk meer. Figuur 3 toont een gevoelsstaalkaart. Die kun je zelf ook maken.
Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
8
Figuur 3: Gevoelsstaalkaart.
Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
9
SAMENVATTING Waarnemingen spelen een belangrijke rol bij feedback. Goede waarnemingen zijn bepalend voor de kwaliteit van feedback. We zijn goed in waarnemen, want dat doen we ons hele wakende leven. Alleen nemen we veel onbewust waar. Om goed te kunnen waarnemen, moet je je aandacht kunnen richten, een waarnemingsfocus ontwikkelen. Categorieën waarin je gedragingen kunt verdelen, kunnen daarbij helpen. Visuele en auditieve observaties zijn, mits goed geregistreerd, makkelijk te communiceren. Hoe preciezer je hebt waargenomen, des te rijker je feedback. Gevoelsinformatie is lastiger te communiceren, ook al omdat de gevoelswaarneming zich in het lijf van de waarnemer afspeelt. Gevoelswaarnemingen zijn daardoor veel minder objectiveerbaar. Het is dus extra belangrijk om gevoelswaarnemingen precies en zorgvuldig te kunnen benoemen. Vooral ook omdat een gevoelswaarneming vaak belangrijke informatie bevat voor een feedbackontvanger. Een gevoelsstaalkaart kan helpen om gevoelswaarnemingen goed over te brengen. Daarnaast moet je soms ook wat nieuwe (gevoels)woorden toevoegen aan je woordenboek.
Oostvoorn Coaching,Serie Handige Artikelen, Deel 1 Waarnemen
10