Academiejaar 2013-2014
Deel 1: Fiscale Actualiteit Deel 2: Praktijkcase Scriptie voorgedragen door TAMARA VANDORMAEL Tot het behalen van het diploma van Postgraduaat Fiscaliteit
Promotor: Dhr. L. De Greef
Academiejaar 2013-2014
Deel 1: Fiscale Actualiteit Deel 2: Praktijkcase Scriptie voorgedragen door TAMARA VANDORMAEL Tot het behalen van het diploma van Postgraduaat Fiscaliteit
Promotor: Dhr. L. De Greef
VOORWOORD Aan het eind gekomen blik ik met deze scriptie terug op een fiscaal leerzame ervaring van het Postgraduaat Fiscaliteit. In het kader van deze scriptie wil ik daarom in dit korte voorwoord graag een aantal mensen bedanken. Dit zijn de heer Luc De Greef, mijn promotor en docent Personenbelasting en de heer Arthur De Wachter, docent Vennootschapsbelasting, voor hun advies en nuttige tips die ze mij hebben gegeven om dit eindwerk tot een goed einde te brengen. Graag wil ik ook mijn ouders bedanken omdat ze mij de kans hebben gegeven om deze opleiding te volgen en mij gedurende de hele studieperiode hebben gesteund. Verder wil ik ook mijn vriend bedanken omdat hij mij altijd is blijven steunen en in mij is blijven geloven.
DEEL 1 - FISCALE ACTUALITEIT
Deel 1: Fiscale Actualiteit
1
Inhoud Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw
BTW
BTW: vrijstelling onderwijs
Drempelverhoging kwartaalaangiften
2
1
Inhoud
DIRECTE INKOMSTEN BELASTING
Gelegenheidswerk: artikel 90, 1° WIB ’92 Gemiddelde aanslagvoet art. 171, 5° WIB ’92 Beroepskosten: Kinderopvang Overgangsregeling: liquidatieboni Begrip: KMO vennootschap Forfaitaire dagvergoeding lange dienstreizen BV van bedrijfsleiders in het vizier Belastbaarheid voordeel partner bedrijfsleider Regionalisering: de krachtlijnen 3
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W.Btw BTW
2
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw • 2011: Beslissing E.T. 199.650 • Aftrek beperken ten belope van het beroepsmatig gebruik van: Gemengd gebruik OG Andre bedrijfsmiddelen op grond van art. 48, 2§, Wbtw Goederen die behoren tot de onderneming van de belastingplichtige Goederen die zowel voor de economische activiteit als voor de privé doeleinden worden gebruikt.
• Gevolg privé gebruik niet meer belast met btw, maar ook niet meer aftrekbaar! 5
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Vanaf 2013: • Verplichte aftrekbeperking tot beroepsmatig gebruik • Aankopen van vóór 2011 wel nog privé gebruik • Bij betaling vergoeding? Soort verhuring, dus in hoofde van de onderneming is er geen privé gebruik BTW op privé gebruik
Nota: • In 2011 Oud of nieuw OG verplicht nieuw systeem • In 2012 Oud of nieuw 6
3
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Vaststellen privé- en beroepsgebruik? • Op tijdstip van aankoop of verhuur • Door raming onder toezicht van de administratie • Reden? Het vaststellen van recht op aftrek De gedane uitgaven berekenen voor belaste privégebruik De normale waarde berekenen bij ter beschikkingstelling bij vergoeding
Probleem? • Vervoermiddelen hoe beroepsmatig gebruik bepalen? 7
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Op basis van 4 methoden 1. 2. 3. 4.
De Rittenmethode Semi forfaitaire formule Forfait 35% Forfait 85%: fiscale lichte vrachtwagens
Beoogde vervoermiddelen •
Vervoermiddelen uitgerust met een motor – – –
met een cilinderinhoud van minimum 48 cc of met een vermogen van minimum 7,2 kilowatt en is bestemd voor het vervoer van personen en/of goederen 8
4
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Uitgesloten: • Voertuigen: Art. 45, §2 W.Btw Maximaal toegelaten massa > 3 500 kg; Personenvervoer > 8 zitplaatsen, exclusief de bestuurder; Speciaal ingericht voor vervoer zieken, gewonden, gevangenen en lijkenwagen; Speciaal uitgerust om te kamperen; Die omwille van technische kenmerken niet worden ingeschreven in het repertorium van DIV
9
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Bepalen beroepsgebruik van vervoermiddel • Gebruik als werkinstrument of exploitatiemiddel in het kader van de economische activiteit Occasioneel of toevallig gebruik uitgesloten onder toezicht van administratie
Andere vervoermiddelen? • Op basis van feitelijke omstandigheden onder toezicht van administratie
10
5
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Bijkomende bepalingen Woon-werkverkeer = het traject dat de gebruiker van een vervoermiddel aflegt tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling of de plaats waar of van waaruit hij zijn economische activiteit uitoefent
Of verblijfplaats als referentiepunt (indien dichter bij het werk) Valt onder het privégebruik Plaats van tewerkstelling = maatschappelijke zetel of filiaal NIET: werf, adres klant,…
11
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Speciale gevallen plaats tewerkstelling • Woonplaats – verzamelplaats – klant/werf. Verzamelplaats = maatschappelijke zetel of filiaal Afstand woonplaats naar de verzamelplaats = Woon werkverkeer Afstand verzamelplaats naar de werf of klant = beroepsmatig Verzamelplaats ≠ maatschappelijke zetel of filiaal Afstand woonplaats naar de werf of klant = beroepsmatig
• Carpooling Afstand woonplaats naar de werf of klant = woon-werkverkeer Indien collega’s met bedrijfswagen tot carpoolparking rijden ≠ woon-werkverkeer 12
6
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw 1) Methode 1 - de rittenadministratie • •
Bijhouden van de beroepsmatige km Welke gegevens? -
• • •
Dagelijkse beroepsmatige km, datum van de rit Beginadres en eindadres en afgelegde km per rit Totaal aantal km per dag (inclusief privé) Km-stand begin en einde van het jaar
Per voertuig per kalenderjaar Formule : Totaal beroepskm x 100 = Beroeps% (per jaar) Totaal km Beroepsmatig% in jaar X = raming voor beroepsmatig% jaar X+1 13
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw 2) Methode 2 - Semi forfaitaire formule (Woonwerkverkeer x 2 x 200) 6000 x 100 Totaal km Beroeps% 100 - Privé% Privé
• •
• •
Per vervoermiddel Afstand woonwerk = afstand woonplaats en plaats van maatschappelijke zetel of filiaal NIET afstand naar klanten, werven,… 200 gepresteerde werkdagen (forfait) = Vast 6000 Privé-km per kalenderjaar (forfait) = Vast 14
7
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw •
Pro-rata temporis van de vaste waarden 200 en 6000 • •
•
Bij verhuis Bij buitengebruikstelling of ingebruikname in de loop van het kalenderjaar
Woonplaats = werkplaats woonwerk = 0 (0 x 2 x 200) 6000 x 100 50% Aftrekbaar 12000 km
Hoe meer km hoe groter de aftrekbaarheid! • Beroepsmatig% in jaar X = raming voor beroepsmatig% jaar X+1 15
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw •
Voorwaarden: • •
Één vaste gebruiker Één voertuig per gebruiker indien meerdere voertuigen dan is deze methode enkel van toepassing op 1 voertuig.
• Keuze per voertuig en dit het hele jaar toepassen
3) Methode 3 - Forfait 35% • • • •
Toepassen op alle vervoermiddelen Geen combinatie met methode 1 en/of 2 Gedurende minstens 4 kalenderjaren Ook van toepassing voor 2012 16
8
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw 4) Methode 4 – Forfait 85% •
Enkel voor fiscale lichte vrachtwagens zoals opgenomen in artikel 4 WIGB Kwalificatie door DIV speelt geen rol
•
Onderscheid maken tussen: • • •
Uitsluitend beroepsmatig gebruik geen methoden op toepassen Niet of onbeduidend beroepsmatig gebruik geen methoden op toepassen Gemengd gebruik: 1. 2.
Methode 1: de rittenadministratie Methode 4: forfait 85% 17
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw 1. Methode 1 – rittenadministratie • Zie supra 2. Methode 4 – Forfait 85% • Enkel voor de fiscale lichte vrachtwagens die overwegend gebruikt worden in het kader van de economische activiteit • Beoordeling? – aard van de economische activiteit; – type van lichte vrachtwagen; – identiteit van de gebruiker.
18
9
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw •
Niet voldaan aan de voorwaarden (vervoer ≠ hoofdactiviteit) forfait 85% algemeen forfait van 35% toepassen
•
1 kiezen en deze keuze toepassen voor alle lichte vrachtwagens
•
Algemeen forfait gedurende 4 kalenderjaren toepassen
Algemeen • Methode 1 en 2 te combineren met methode 4 • % naar boven afronden 19
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Recht op Aftrek Bij Methode 1 en 2 % toepassen op: – – – –
• •
Aankoop en huur voertuig Aankoop brandstof Uitgaven onderhoud en herstellingen Aankoop van toebehoren
Per vervoermiddel met max. 50% aftrek Keuze globaal gemiddeld aftrekpercentage voor – Personenwagens onder art. 45, §2, eerste lid Wbtw – Lichte vrachtwagens beoogd door art. 45, §2, tweede lid, f) Wbtw (enkel methode 1 mogelijk) – Autovoertuigen bestemd voor bezoldigd personenvervoer (art. 45,§2, tweede lid, j) Wbtw – Bromfietsen en motorfietsen beoogd door art. 45, §2, tweede lid, 20 g) Wbtw
10
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw •
Keuze globaal gemiddeld aftrekpercentage
Som van individuele aftrek% # betrokken vervoermiddelen Afgerond naar hogere eenheid Ieder jaar opnieuw berekenen
21
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Voorbeeld Een bouwonderneming beschikt over 7 autovoertuigen (2013):
personenwagen A uitsluitend voor beroepsdoeleinden; personenwagen B uitsluitend gebruikt voor privéverplaatsingen; 2 personenwagens C en D, gemengd gebruik een lichte vrachtwagen E type (niet beoogd door artikel 45, § 2, tweede lid, f), van het Wetboek) 2 lichte vrachtwagens F en G (beoogd door artikel 45, § 2, tweede lid, f), van het Wetboek).
22
11
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw • • •
Voertuigen C tot E methode 1 & 2 Voertuigen F & G methode 1 Voertuigen A en B uitgesloten (geen gemengd verbruik) Aard vervoermiddel
Methode
%Beroep
%Aftrek
Uitgesloten van een methode: Personenwagen A Personenwagen B
100 % 0%
50 % 0%
Toepassing van een methode: Personenwagen C Personenwagen D Monovolume E Gemiddeld%Aftrek
1 2 1
65 % 26 % 39 %
50 % 26 % 39 % 38,33 % (afgerond 39 %)
Lichte vrachtwagen F Lichte vrachtwagen G Gemiddeld%Aftrek
1 1
83 % 90 %
83 % 90 % 86,50 % (afgerond 87 %) 23
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Bij methode 3 en 4 • Forfait% beroepsmatig = Aftrek%
Nota BTW-eenheid Gezien als 1 belastingplichtige term belastingplichtige = BTW- eenheid Toepassen van de methoden voor heel de eenheid hetzelfde
24
12
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Voorbeeld • Aankoop in 2013 Pw 50 000 btw 10 500 • Brandstof, onderhoud en herstellingen 5 000 btw 1 050 • Beroepsgebruik geraamd 50 % - Aftrekbaarheid 50 % PW: 5 250 Brandst, Onderh en Herst.: 525 20 april 2014 vaststellen van het beroeps% via de methoden Stel het forfait 35% is voordeligst.
25
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Herziening Brandst, Onderh en Herst. : (2013) • 1 050 x 50% = 525,00 Verschil: 157, 50 herzien rooster 61 • 1 050 x 35% = 367,50 Aankoop • 10 500 x 50% = 5250,00 • 10 500 x 35% = 3675,00
Verschil: 1575,00 herzien rooster 61
Bij aankoop in 2012 – Herziening doorvoeren op 1/5de van aankoopprijs
26
13
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Stel nu dat de onderneming een vergoeding aanrekent voor het privégebruik? = Dienst: voor Pw aftrek 50% en art. 45, §1quinquies Wbtw niet van toepassing – Beroepsgebruik < 50% + vergoeding 50% aftrekbaar – Beroepsgebruik > 50% + vergoeding 50% aftrekbaar Beroepsgebruik > 50% geen vergoeding nodig om aftrekbaarheid te verhogen
In voorbeeld: Vergoeding = € 1 210,00 (inclusief BTW: 210) Beroepsgebruik 35% + vergoeding 50% aftrekbaar 27
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Maatstaf van heffing • Art. 33, §2 Wbtw Ter controle Minimum maatstaf van heffing berekenen voor beroepsgebruik ≤ 50% Gedane uitgaven/jaar x (50% - beroeps%) In voorbeeld = ((50 000/5) + 5000*) x (50% -35%) = 2 250 * btw niet herzien gedurende het jaar dus onderhoud en herstellingen ook opnemen.
Btw bovenop tellen : 2 250 x 21% = 472,50 - 210 (reeds betaald) = 252,50 herzien 28
14
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Andere roerende goederen Forfait 75% • •
Van toepassing op alle andere roerende goederen dan vervoermiddelen Die overwegend als werkinstrument of exploitatiemiddel worden gebruikt
•
De belastingplichtige gaat bewijs moeten leveren
Keuze geldt per kalenderjaar
29
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw • Niet voor: • • • •
Roerende goederen uitsluitend voor beroepsgebruik Leveringen van elektriciteit, aardgas, water aardolie enz Onbeduidend gebruik Occasioneel of toevallig beroepsmatig gebruik
Vaststellen onder toezicht van de administratie
30
15
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Niet van toepassing op roerende goederen • die worden geleverd en onmiddellijk op zodanige wijze worden aangebracht aan een onroerend goed zodanig dat het onroerende goederen uit hun aard worden • bedoeld in artikel 20, § 2, tweede lid, 1° en 2 °, van het koninklijk besluit nr 1 van 29 december 1992 die worden geleverd en aangehecht aan een onroerend goed hoewel ze niet de aard van onroerende goederen uit hun aard verkrijgen.
Beroepsmatig karakter onder toezicht van de administratie vaststellen
31
Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W. Btw Circulaires • Addendum 199.650/3 dd. 11.12.2012 • Addendum 199.650/4 dd. 09.09.2013
Wetgeving • Art. 45, 1 Quinqiues Wbtw • art. 33, § 1 Wbtw • artikel 20, § 2, tweede lid, 1° en 2 °, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992
Andere bron • Seminarie Update BTW, Jurgen Opreel 19.03.2014 32
16
Vrijstelling onderwijs BTW
Vrijstelling onderwijs Vrijstelling nog enkel toegelaten voor: 1. School- en universitair onderwijs, ondermeer onderwijs aan kinderen en jongeren; 2. Beroepsopleiding en –herscholing; 3. Lessen die particulier door leerkrachten worden gegeven. 4. Nauw met onderwijs samenhangende diensten en leveringen van goederen => Verstrekt door publiekrechtelijke lichamen of door organisaties met soortgelijke doeleinden voor zover deze geen winsten maken en uitkeren. Alle activiteiten van de organisatie mogen niet tot doel hebben winsten te realiseren.
34
17
Vrijstelling onderwijs 1. School- en universitair onderwijs • •
Systematisch overbrengen van kennis Gedurende een periode, academiejaar of schooljaar –
•
Vb kleuteronderwijs, lager en secundair onderwijs
Muziekacademie niet louter recreatief
2. Beroepsopleidingen en –herscholing •
Beroep aan te leren –
• •
Vb. seminaries
Ongeacht de duur van de periode Geen commerciële ondernemingen 35
Vrijstelling onderwijs 3. Lessen particulier door leerkrachten gegeven • • •
Mbt school- of universitair onderwijs Overdracht van kennis en vaardigheden Particulier = voor eigen rekening en op eigen verantwoordelijkheid
4. Nauw met onderwijs samenhangende diensten en leveringen van goederen •
Als nevenactiviteit bij vrijgesteld onderwijs (hoofdprestatie) –
•
Vb. verschaffen van spijzen en dranken aan lln en onderwijzers, vervoer van de lln
Middelen om de hoofdactiviteit (onderwijs richten) te optimaliseren 36
18
Vrijstelling onderwijs Vb. • Verkoop van handboeken, handleidingen, verkoop van werken van leerlingen (inachtneming decreet VlaamseGemeenschap); • Occasionele activiteiten ter financiering, schoolfeesten, wafelverkopen,…
37
Vrijstelling onderwijs Bijzonder gevallen 1. Instellingen sportonderricht Vrijgesteld als deze in aanmerking komen als beroepsopleiding en – herscholingen en die GEEN winsten maken en uitkeren Uitzondering wel winsten gemaakt: toch vrijgesteld als de ontvangen gelden enkel gebruikt worden voor de dekking van de kosten. Ook van toepassing op de nevenactiviteiten.
2. Taalonderricht Enkel vrijgesteld als deze in aanmerking komen als beroepsopleiding en –herscholingen, GEEN winsten uitkeren.
38
19
Vrijstelling onderwijs 3. Autorijscholen en opleiding tot beroepspiloot →
Vrijgesteld als deze in aanmerking komen als beroepsopleiding en – herscholingen, GEEN winsten uitkeren; Erkend door FOD Mobiliteit; Uitgesloten indien:
→ → •
•
Deze opleidingen gegeven worden door ondernemingen met commerciële doeleinden of; Uit de boekhouding blijkt dat er een winstoogmerk blijkt.
39
Vrijstelling onderwijs Plaats van de dienst Toepassing van de B2B en B2C regels –
–
B2C art. 21bis, §2, 5° Wbtw schriftelijke cursussen PVD = plaats waar de cursist wordt begeleid of plaats waar de dienst materieel wordt verricht B2B art. 21, § 2, Wbtw of art. 21, § 3, 3° Wbtw ‘evenement’ occasioneel of specifiek duur hoogstens 1 volledige dag is plaats van het “recht van toegang” de plaats waar het evenement plaatsvindt
40
20
Vrijstelling onderwijs Recht op aftrek a) Regularisatie historische btw – In het verleden niet in aftrek genomen; – In geval dat de belastingplichtige niet meer voldoet om in aanmerking te komen voor de vrijstelling. – Regularisatie uitoefenen volgens art. 21bis, §1 KB nr. 3 10.12.1969 • Afhankelijk van de indiening van een inventaris op 1.01.2014 van de nog niet gebruikte of verbruikte goederen • Opmaak inventaris gebeurt in 2 exemplaren = gedetailleerde beschrijving van de goederen die in aanmerking komen voor de regularisatie • Ten laatste 20 dagen vóór de indieningsdatum van de periodieke btw aangifte (uiterlijk op 30 juni 2014) 41
Vrijstelling onderwijs Bedrijfsmiddelen • Herziening = 1/5 of 1/15 (OG) voor de jaren van de herzieningsperiode die op 1.01.2014 nog niet verstreken zijn. Andere dan bedrijfsmiddelen • Herziening In het voordeel van de belastingplichtige goederen: – Nog niet verbruikt of gebruikt op 1.01.2014 – Rechtstreeks en duidelijk toewijsbaar zijn aan de verrichte belaste prestatie 42
21
Vrijstelling onderwijs b) Werking
GEEN terugbetaling van de herziene btw Verrekening van de historische btw R71 – R62 met max. R62 = R71 Indien een bedrag door de staat verschuldigd is (R72) aftrek niet mogelijk Indien nog historische btw over= overdraagbaar Btw die nog niet kon toegerekend worden:
Eerste 11 maandenaangiften Eerste 3 kwartaal aangiften
=> In aangifte december ongeacht eindresultaat
43
Vrijstelling onderwijs Bijkomende vaststellingen Algemene kosten niet aftrekbaar! • Vb. Energie, water, telefoon,…
In geval de belastingplichtige door de wijziging nu wel onder de vrijstelling valt, zullen enkel de goederen en diensten vanaf 1.01.2011 recht op aftrek geven
Inwerkingtreding Vanaf 1 januari 2014 • LET OP! Administratieve tolerantie voor taalonderricht: vanaf 1 september 2014 (overgangsregel)
44
22
Vrijstelling onderwijs Circulaire en beslissing • AAFisc Nr. 50/2013 (E.T. 124.537) dd. 29.11.2013 • Beslissing Btw, nr. E.T. 125.077, dd 02.12.2013
Wetgeving • artikel 44, § 2, 4°, Wbtw gewijzigd door artikel 46 van de Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende duurzame ontwikkelingen (B.S. 28 juni 2013)
45
Drempelverhoging kwartaalaangiften BTW
23
Drempelverhoging kwartaalaangiften Voorwaarden: 1. Totale jaaromzet ≤ € 2 500 000 excl. btw, voor het volledige jaar; 2. Totale jaaromzet ≤ € 250 000 excl. Btw, voor de leveringen van: • Energieproducten, art. 415, §1, programmawet 22.10.1997; • Toestellen voor mobiele telefonie, computers + randapparaten, en onderdelen; • Landvoertuigen met motor en onderworpen aan de reglementering van de inschrijving;
3. Niet gehouden tot maandelijkse indiening van de opgave van de intracommunautaire handelingen Gevolg? Meer btw- belastingplichtigen zullen een kwartaalaangifte kunnen indienen. 47
Drempelverhoging kwartaalaangiften Totale jaaromzet ≤ € 250 000 excl. Btw, voor de leveringen van (voorwaarde 2): • wordt uitgebreid vanaf 01.01.2014 door art. 18, §2, 2° K.B. nr. 1 29.12.1992 met o.a. – – – –
Dierlijke en plantaardige vetten bedoeld voor de verwarming of motorbrandstof; Fossiele brandstoffen ( steenkool, aardolie,…); Koolwaterstof en smeermiddelen Dopes, alkylbenzenen, alkylnaftalenen,…
48
24
Drempelverhoging kwartaalaangiften de belastingplichtige die gehouden zijn tot een maandelijkse indiening van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen, zijn uitgesloten voor de kwartaalaangiften • Gelijkstelling btw- aangifte en IC- opgaven IC- opgave in geval de ICL > € 50 000,00 gedurende 1 kwartaal: Verlaging van de drempel 400 000,00 50 000,00 Btw aangifte maandelijks
4 verstreken kwartalen < 50 000,00 Overgaan van maand- tot kwartaalaangifte
49
Drempelverhoging kwartaalaangiften Vrijwillige overgang van maand- naar kwartaalaangifte • Voldoen aan de 3 voorwaarden • Via een gemotiveerd verzoekschrift – Indienen btw- controlekantoor ten laatste voor 14.03.2014 – Onderzocht en antwoord schriftelijk overmaken
• Tijdige aanvraag en aanvaard kwartaalaangifte vanaf 01.04.2014 • Latere aanvragen ten vroegste 01.07.2014 • Maandelijkse vergunning voor teruggaaf gaat verloren
50
25
Drempelverhoging kwartaalaangiften Kwartaal- naar maandaangifte Voor belastingplichtige die: – gehouden zijn tot maandelijkse indiening van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen (door overschrijding drempel) of; – er vrijwillig voor kiezen om hun opgaven van de intracommunautaire handelingen maandelijks in te dienen (zelfs indien geen overschrijding van de drempel)
• Vanaf 01.04.2014 verplichte maandaangiften – Eerste aangifte heeft betrekking tot de handelingen van de maand april indienen op 20 mei 2014
51
Drempelverhoging kwartaalaangiften Beslissing • Btw, nr. E.T. 125.313, dd. 28.01.2014
Wetswijziging • Art. 18, K.B., nr. 1 van 29 december 1992 W.Btw • Art. 5, § 1 K.B., nr. 50 van 29 december 1992 W.Btw
52
26
Gelegenheidswerk horeca Personenbelasting
53
Gelegenheidswerk: 171, 1°, e, WIB ‘92 Situatie: Nood aan arbeid in horecasector zeer variabel waardoor de arbeidskrachten snel wijzigen
Gelegenheidswerk: • Werknemers: max. 50 dagen per jaar • Werkgever: max. 100 dagen per jaar (ongeacht aantal WN) • In de horecasector
54
27
Gelegenheidswerk: 171, 1°, e, WIB ‘92 Voorwaarden: • Onder het Paritair Comité Hotelbedrijf • Contract tussen WG en WN is van bepaalde duur of duidelijk omschreven werk van max. 2 opeenvolgende dagen • Sociaal vlak: bijdragen berekend op basis van – Uurforfait of Dagforfait bepaald door art. 31ter, tweede lid K.B. van 28 november 1969 – Forfaitair loon = € 7,50/ uur en dit met een max. €45,00/dag
Belastbaar: • Gunsttarief: 33% + ACB – Derhalve gezamenlijk belast voordeliger uitkomt.
• Tarief BV: 33,31% (zonder vermindering) 55
Gelegenheidswerk: 171, 1°, e, WIB ‘92 Combinatie met studentenwerk? • Studentenwerk: max. 50 dagen per jaar Progressief Tarief • Gelegenheidswerk horeca: max. 50 dagen per jaar Combinatie mogelijk! Eerst de studentenarbeidsdagen uitputten. • Berekening bestaansmiddelen student: – Studentenwerk
Met vrijstelling 1ste schijf € 2 560,00 Met kostenforafit 20% (min. € 430,00)
– Gelegenheidswerk Zonder vrijstelling 1ste schijf Met kostenforfait 20% (min. € 430,00) 56
28
Gelegenheidswerk: 171, 1°, e, WIB ‘92 Doel: • Meer leefbare en minder fraudegevoelige sector
Inwerkingtreding • 1 oktober 2013
57
Gelegenheidswerk: 171, 1°, e, WIB ‘92 Op de loonfiche en de aangifte • Werknemers: Fiche: 281.10: code 263 Aangifteformulier: code 1263/2263
• Bedrijfsleiders: Fiche: 281.20: code 422 Aangifteformulier: code 1422/2422
58
29
Gelegenheidswerk: 171, 1°, e, WIB ‘92 In voorbereiding: K.B. Tot wijziging van het RSZ- K.B. van 28 november 1969 artikel 31ter, tweede lid: Bepalen uur- en dagforfaits • Reeds goedgekeurd ontwerp door de ministerraad na tweede lezing
Wetswijziging: Artikel 171, 1°, e, Wetboek Inkomstenbelasting ‘92, opgeheven bij de wet van 28 april 2008, wordt hersteld.
Bron: Parlementaire stukken van de Kamer: Parl.Stuk. Kamer 2012-2013 Nr. 53-2990/001 59
Gemiddelde aanslagvoet Personenbelasting
30
Gemiddelde aanslagvoet • Van toepassing op de in artikel 171, 5°, WIB ’92 bedoelde inkomsten: • • • •
Ontslagvergoeding Achterstal Opzegvergoeding Inschakelingsvergoeding
•‘…tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad’ 61
Gemiddelde aanslagvoet • Normale beroepswerkzaamheid wijziging? Vroeger?
‘het meest recente vorige jaar waarin de betrokkene in België of in het buitenland gedurende twaalf maanden belastbare beroepsinkomsten welke ook hun aard is - heeft behaald,….’ (com. IB 92 nr. 171/324)
↓ m.a.w. de belastingplichtige heeft gedurende elk van de twaalf maanden van het beschouwde jaar belastbare beroepsinkomsten heeft verkregen (met inbegrip van vervangingsinkomsten of pensioenen, renten enz.)’ (com. IB 92 nr. 171/325)
62
31
Gemiddelde aanslagvoet Arrest Hof van Cassatie 14.03.2014
‘de gemiddelde aanslagvoet als bedoeld in artikel 171, 5°, WIB 92, rekening houden met het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad.’ Voorbeeld 2009 Bezoldiging
2010
2011
2012
Bezoldiging vervangings inkomsten Ontslag
Bezoldiging Ontslagvergoeding
63
Gemiddelde aanslagvoet Referentiejaar? Voorheen: 2011 Na arrest: 2009 => Geldig referentiejaar = het jaar waarin een normale beroepsactiviteit werd uitgeoefend => Normaal? = Feitenkwestie
64
32
Gemiddelde aanslagvoet Parlementaire vraag (Veerle Wouters) Ambtenaren verplicht om het administratief standpunt te volgen of niet? Principe: de richtlijnen volgen Wet primeert op de richtlijnen!
Inwerkingtreding: Onmiddellijk
65
Gemiddelde aanslagvoet Circulaire • Ci.RH.241/629.863 dd. 13.11.2013
Wetgeving, commentaren en rechtspraak • Art. 171, 5°, WIB ’92 • Com.IB 92, nr. 171/323-325 • Arrest Hof van Cassatie 14.03.2013
66
33
Beroepskosten: Kinderopvang Personenbelasting
Beroepskosten: Kinderopvang Aanslagjaar 2014 1. Globaal kostenforfait 2. Werkelijke beroepskosten
Globaal Kostenforfait • • •
€ 16,50 per kind per opvangdag Alle kosten inbegrepen, behalve de bijdrage van het sociaal statuut van de zelfstandigen. Van toepassing op de zelfstandige onthaalmoeders en instellingen die hoogstens met 2 werken 68
34
Beroepskosten: Kinderopvang Zelfstandige onthaalmoeders •‘Natuurlijke personen die op zelfstandige basis een beperkt aantal kinderen bijhouden in een gezinswoning.’ •Onder toezicht van het Kind en Gezin • Niet voor: – Vennootschappen – VZW – de gesubsidieerde sector
(Com. IB 92, nr. 342/78)
• Gebonden aan een erkende dienst voor opvanggezinnen niet belastbaar
69
Beroepskosten: Kinderopvang Opmerkingen • Niet voor louter buitenschoolse kinderopvang • Opvangdag is minder dan volledige dag forfait beperkt tot ontvangen bedrag
• Gebruik globaal kostenforfait algemene forfaitaire aftrek (art. 51, tweede lid, 4°, WIB ‘92)
70
35
Beroepskosten: Kinderopvang Aanslagjaar 2015 1. Beperkt kostenforfait 2. Globaal kostenforfait 3. Werkelijke kosten => Iedere opvangpersoon de keuzemogelijkheid heeft, ongeacht of hij/zij alleen werkt op zelfstandige basis of in een feitelijke vereniging van twee of meer zelfstandige opvangpersonen.
71
Beroepskosten: Kinderopvang Beperkt kostenforfait •
Forfait van € 7,00 per kind per opvangdag – – – – – – – – –
Voeding; schoonmaak- en wasproducten (opgelet: geen elektrische apparaten!); verzorgingsproducten (zalf, zeep, vochtige doekjes, enz.) en farmaceutische producten (basisapotheek); textiel (beroepskledij, lakens, handdoeken, washandjes, slabbetjes..); klein kookmateriaal (kookpotten, bestek, borden enz.; opgelet: geen elektrische apparaten); klein speelgoed (niet: groot speelgoed zoals bijvoorbeeld buitenspeeltuigen zoals glijbaan enz.); klein kantoormateriaal (papier, postzegels, omslagen);4 representatiekosten (zijnde kleine attenties voor kinderen/ouders/grootouders); allerlei klein materiaal voor knutsel- en versieringswerk. 72
36
Beroepskosten: Kinderopvang •
Allen andere werkelijke kosten bewijsstukken!
•
Beperkt forfait wordt niet opgesplitst indien opvangdag ≠ volledige dag
•
Max. aftrekbaar bedrag van totale kosten (= beperkt forfait + bewezen werkelijke kosten) beperkt tot ontvangen bedrag per opvangpersoon.
73
Beroepskosten: Kinderopvang Globaal kostenforfait • Forfait van € 16,50 per aanwezig kind per opvangdag – Alle beroepskosten behalve de sociale bijdragen als zelfstandige
• Beperkt tot het ontvangen bedrag indien kind minder dan volledige dag
• Max. aftrekbaar bedrag van het globaal forfait beperkt tot ontvangen bedrag per opvangpersoon. • Niet samen met aftrek van de beroepskosten gestaafd met bewijsstukken. 74
37
Beroepskosten : Kinderopvang Algemene voorwaarden voor beide forfaits • • • •
Enkel natuurlijke personen Niet voor de gesubsidieerde sector Louter buitenschoolse opvang komt niet in aanmerking Gebruik globaal kostenforfait algemene forfaitaire aftrek (art. 51, tweede lid, 4°, WIB ‘92)
• Geldig voor 3 jaar – Ingang 01.01.2014 (aj.2015) – 31.12.2016 (aj. 2017)
75
Beroepskosten: Kinderopvang Circulaire en commentaren • nr. Ci.RH.842/629.821 (AAFisc Nr. 33/2013) dd. 04.09.2013 • ADDENDUM aan de circulaire nr. Ci.RH.842/629.821 van 4 september 2013 (AAFisc Nr. 33/2013) • Com. IB 92, nr. 342/76 – 78
76
38
Overgangsregeling: Liquidatieboni Vennootschapsbelasting
Overgangsregeling: Liquidatieboni Achtergrond • Tot 2002 vrijgesteld van belastingen • Vanaf 2002 RV 10% Programmawet 24.12.2002 • Vanaf 01.10.2014 stijging RV 25% voor zowel kleine als grote vennootschappen Programmawet 28.06.2013 • => Overgangsregeling om te vermijden dat vennootschappen massaal zouden overgaan tot vervroegde liquidatie. Programmawet 28.07.2013
78
39
Overgangsregeling: Liquidatieboni Overgangsregeling = tijdelijk en onder voorwaarden het tarief van 10% vastklikken zonder effectief over te gaan tot liquidatie ’…voor de dividenden die overeenkomen met de vermindering van de belaste reserves zoals deze ten laatste op 31 maart 2013 zijn goedgekeurd door de Algemene Vergadering op voorwaarde dat en in de mate dat minstens het verkregen bedrag onmiddellijk wordt opgenomen in het kapitaal en dat deze opneming plaatsvindt tijdens het laatste belastbaar tijdperk dat afsluit voor 1 oktober 2014...’ 79
Overgangsregeling: Liquidatieboni Onduidelijkheden 1. Welke belaste reserves?
2. Inbreng in kapitaal a) Bedoelde periode? b) ‘Onmiddellijke’ inbreng van ‘verkregen‘ bedrag?
80
40
Overgangsregeling: Liquidatieboni 1. De belaste reserves Verwijst naar een fiscaal begrip en niet naar een boekhoudkundig begrip. Het betreft de reserves die voorkomen in de opgave 328R en die kunnen worden uitgekeerd Beoogde belaste reserves • Ten laatste zijn goedgekeurd door AV op 31.12.2013 • De boekhoudkundige beschikbare reserves ; (reserves die de Ven.B hebben ondergaan en waarover de AV bijgevolg vrij kan beschikken, inzonderheid door ze onder de vorm van dividenden uit te keren)
•
Overgedragen winst; 81
Overgangsregeling: Liquidatieboni • Vermindering van het maatschappelijk kapitaal (of van een uitgiftepremie) door opname van de "belaste reserves" die voorheen in het kapitaal (of in de uitgiftepremies) werden opgenomen. "belaste reserves" voldaan aan Venn.b. bestanddeel is niet afkomstig van het volstort kapitaal bijgevolg is het een dividend waarop RV verschuldigd is.
NIET beoogd • Belastbare voorzieningen • Onzichtbare reserves • …. 82
41
Overgangsregeling: Liquidatieboni 2. a) bedoelde periode Dividenduitkering en kapitaalverhoging: ‘.. die ten vroegste op 01.07.2013 wordt verricht en tijdens het laatste belastbaar tijdperk dat ten laatste op 30.09.2014 wordt afgesloten.’
‘De datum van de verrichting is de datum van de authentieke akte van de verhoging van het maatschappelijk kapitaal.’
83
Overgangsregeling: Liquidatieboni • Toekenning van dividend en kapitaalverhoging moeten niet in hetzelfde belastbaar tijdperk gebeuren. Voorbeelden Afsluiten jaarrekening op 31.12 01.07.2013 – 31.12.2013
Afsluiten jaarrekening op 30.09 01.10.2013 – 30.09.2014
84
42
Overgangsregeling: Liquidatieboni 2. a) verkregen bedrag de inbreng moet ten minste gelijk zijn aan het verkregen bedrag Verkregen bedrag = het gedecreteerd dividend – RV (10%) bronheffing per aandeelhouder worden beoordeeld en, voor elke aandeelhouder, per aandeel dat dividenden oplevert Aandeelhouder Niet verplicht alle dividenden aan te wenden voor de kapitaalverhoging • •
Gedeelte niet voor kapitaalverhoging bronheffing 25% art. 269, § 1, 1°, WIB 92 Gedeelte voor kapitaalverhoging 10% 85
Overgangsregeling: Liquidatieboni 2. b) onmiddellijke inbreng Inbreng 1. 2.
In natura vorderingsrecht op het dividend In geld "onmiddellijke opname" is van het verkregen bedrag (per aandeel), in dat de inbreng volledig volstort moet zijn, en dit zonder verwijl, rekening houdend met de uitdrukkelijke bepalingen inzake het vennootschapsrecht. Toepassing RV 10% vastgesteld binnen de 15 dagen na datum van toekenning of betaalbaarheidstelling niet tijdig voldaan: aanvullende RV 15% verhoogd met nalatigheidintresten
86
43
Overgangsregeling: Liquidatieboni Probleem? Wet houdt een zeer strikte periode aan om de overgangsregeling uit te voeren, waardoor sommige vennootschappen moeilijk hadden om binnen deze periode de verrichtingen uit te voeren
Komst: ADMINISTRATIEVE TOLERANTIE 87
Overgangsregeling: Liquidatieboni Administratieve tolerantie Voor de vennootschappen die hun jaarrekening afsluiten vanaf 1.10.2013 tot en met 31.03.2014 voor zover aan volgende voorwaarden: 1. 2.
3.
Toekenning of betaalbaarheidstelling uiterlijk op 31.12.2013 of de laatste dag v/h boekjaar afgesloten 01.01.2014 tem 31.03.2014; De vennootschap en de aandeelhouders verbinden zich er toe, uiterlijk op de datum van toekenning van het dividend om een kapitaalverhoging uit te voeren; de kapitaalhoging en de inbreng moeten geformaliseerd worden uiterlijk op 31.03.2014.
88
44
Overgangsregeling: Liquidatieboni Administratieve tolerantie • De uitkerende vennootschap dient binnen de 15 dagen na toekenning of betaalbaarheidstelling haar verplichtingen betreffende de RV na te komen – Aangifte, inhouding en storting van de RV aan de schatkist – Niet tijdig? Aanvullende RV 15% + nalatigheidintresten verschuldigd
4 jaar
onaangetast blijven van het kapitaal na kapitaalsverhoging
8 jaar
Vennootschappen onder art. 15 W.Venn
onaangetast blijven van het kapitaal na kapitaalsverhoging
Alle andere vennootschappen 89
Overgangsregeling: Liquidatieboni Gevolg? Vennootschappen die afsluiten tussen 01.10.2013 en 31.12.2013 krijgen extra tijd om het dividend te decreteren – Extra tijd tussen 1 dag en 3 maanden
Voorbeelden 1. Afsluiting boekhouding 31.10.2013 Wettelijke termijn = 4 maanden 01.07.2013 – 31.10.2013 Tolerantie tot 31.12.2013 uikering dividend + beslissing kapitaalverhoging tot 31.03.2014 formalisering kapitaalverhoging => Totaal termijn 9 maanden 90
45
Overgangsregeling: Liquidatieboni 2. Afsluiting boekhouding 30.11.2013 Wettelijke termijn = 01.07.2013 – 30.11.2013 Tolerantie tot 31.12.2013 uikering dividend + beslissing kapitaalverhoging tot 31.03.2014 Formalisering kapitaalverhoging => Totale termijn 9 maanden
91
Overgangsregeling: Liquidatieboni Verder: Periode 4 en 8 jaar Gedurende deze periode moet de kapitaalinbreng behouden blijven (supra) = onaantastbaarheidperiode Dag tot dag berekenen begint te lopen vanaf de dag volgend op de datum van de laatste inbreng in kapitaal dat de datum is van de authentieke akte van de verhoging van het maatschappelijk kapitaal
92
46
Overgangsregeling: Liquidatieboni Aanvullende RV Kapitaalvermindering geacht te bestaan uit kapitaal van de overgangsregeling In functie van datum van verrichting • datum authentieke akte tot overgaan kapitaalsvermindering
Toegepast op het netto bedrag van het dividend •reeds 10% ingehouden
Verschillend voor kmo’s en grote ondernemingen
93
Overgangsregeling: Liquidatieboni Vennootschappen: KMO art.537, zesde lid, WIB ’92 Periode kapitaalsvermindering
Aanslagvoet aanvullende RV
Eerste 2 jaren volgend op inbreng
15%
3de
jaar volgend op inbreng
10%
4de
jaar volgend op inbreng
5%
Vennootschappen: niet als KMO beschouwd art.537, zesde lid, WIB ’92 Periode kapitaalsvermindering
Aanslagvoet aanvullende RV
Eerste 4 jaren volgend op inbreng
15%
5de en 6de jaar volgend op inbreng
10%
7de
5%
en
8ste
jaar volgend op inbreng
94
47
Overgangsregeling: Liquidatieboni Vennootschapsbelasting? • Inbreng volgens de overgangsregeling = volstort kapitaal (art.184, Wib ‘92) • Geen Vennootschapsbelasting verschuldigd bovenop de aanvullende RV!
95
Overgangsregeling: Liquidatieboni Bijkomende opmerkingen FAQ • Wettelijke reserve en beschikbare reserves? niet in aanmerking als belaste reserve (geen vrije beschikking hierover) • Aanrekening dividend niet verplicht gebeuren op de belaste reserves van 31.03.2013. • Administratieve tolerantie De beslissing moet ten laatste genomen zijn op 31.12.2013 Enkel de formalisering mag nadien doorgevoerd worden tot 31.03.2014 Bewijs? Schriftelijke verklaring partijen, revisoraal verslag, storting,… 96
48
Overgangsregeling: Liquidatieboni • Overgangsregeling Normaal?
Antimisbruikbepaling ingevoerd
Onderbreken normaal dividendpolitiek
Afzonderlijke aanslag 15%
Minstens in één van de vijf voorgaande belastbare tijdperken moet er een dividend zijn gedecreteerd zoals bedoeld in art. 18, 1ste lid, 1°, WIB ’92 (normaal dividend)
97
Overgangsregeling: Liquidatieboni • Berekening afzonderlijke aanslag (15%) = positief verschil van 2 termen: 1ste term = product a) positief boekhoudkundig resultaat waarin de verrichting plaatsvond b) som dividend 5 vorige jaren som boekhoudkundig resultaat 5 voorgaande jaren 2de term: dividenden die effectief zijn verleend of toegekend als winst v/h belastbaar tijdperk waarin verrichting plaatsvond 98
49
Overgangsregeling: Liquidatieboni • Overgangsmaatregel en verlaagd tarief Venn.b – Vennootschappen onder het verlaagd tarief rekening houden met 13% grens • Dividend dat men zal uitkeren zal altijd hoger zijn dan 13% van het gestort kapitaal bij het begin van het tijdperk
Gebruik maken overgangsregel zorgt niet voor verlies van het verlaagd tarief! • Overgangsregeling ook van toepassing op buitenlandse vennootschappen
99
Overgangsregeling: Liquidatieboni • Vennootschap tijdens sperperiode ontbonden, sanctie? – Onder voorbehoud van art. 344, §1, WIB ‘92 de anti misbruikbepaling zal dit niet het geval zijn. Er is geen sprake van misbruik indien de zaakvoerder komt te overlijden.
• Kapitaalverhoging met zowel de overgangsregeling als met de VVPR- regeling en daarna een kapitaalvermindering – Probleem? • Overgangsregeling kapitaalvermindering eerst toerekenen aan de uitkeringen art. 537, 5, WIB ‘92 • VVPR-regeling kapitaalvermindering toerekenen aan het nieuwe ingebrachte kapitaal art. 269, §2 WIB ‘92
100
50
Overgangsregeling: Liquidatieboni Op welk kapitaal moet de kapitaalvermindering dan worden toegerekend? Fundamenteel verschillend kapitaal Kapitaalvermindering toerekenen ‘bij voorrang op het in het kader van de betreffende regeling ingebrachte kapitaal’ Toepassing van beide regimes dan mag de vennootschap vrij kiezen bij gebrek aan wettelijke voorschriften.
101
Overgangsregeling: Liquidatieboni Aangifte Vennootschapsbelasting
102
51
Overgangsregeling: Liquidatieboni Circulaire • Ci.RH.233/629.295 • Addendum 13.11.2013 op Ci.RH.233/629.295 • Ci.RH.233/630.825
Wetgeving en commentaren • • • •
Programmawet 28.06.2013 Art. 537 WIB ‘92 Art. 269 WIB ’92 Art. 18 WIB ’92 103
Overgangsregeling: Liquidatieboni Stukken • Intergraal verslag, Kamercommissie Financiën en begroting, 8 januari 2014, COM 888, 9-11 • FAQ Liquidatiebonus
104
52
Begrip: KMO vennootschap Vennootschapsbelasting
Begrip: KMO vennootschap Discussie Wettelijke definitie KMO T.e.m. aanslagjaar 2009 KMO = art. 15, §1 W.Venn. Daarna KMO = art. 15 W.Venn.
Probleem? Art.15, §5 W.Venn.
106
53
Begrip: KMO vennootschap Paragraaf 5 ‘Als de vennootschap met één of meer andere vennootschappen verbonden is in de zin van artikel 11, worden de criteria inzake omzet en balanstotaal bedoeld in § 1 berekend op geconsolideerde basis. Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld. ’
Vennootschap die op zich klein is, kan door de consolidatie misschien niet meer voldoen aan de criteria als grote onderneming beschouwd! 107
Begrip: KMO vennootschap Hof van Cassatie beslissing Vennootschap onder art. 15 W.Venn en in een groep zit daar mogen de soepele regels voor KMO niet ontnomen worden. Geen rekening houden met de berekening van de consolidatie
108
54
Begrip: KMO vennootschap Rechtspraak en wetgeving • Cass. 25 Oktober 2013 • Art. 15 W.Venn.
109
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen Personenbelasting
55
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen. Achtergrond Terugbetaling van forfaitaire vergoedingen voor korte buitenlandse dienstreizen in principe en onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van belastingen.
Wijziging Verblijf > 30 dagen in bepaalde omstandigheden wel forfaitaire dagvergoeding
111
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen. Voorwaarden Verblijf in het buitenland > 30 dagen zijn een niet-belastbare terugbetaling indien volgende voorwaarden zijn vervult: –
Maximumbedrag dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoeding ≤ dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoedingen vastgesteld per land voor de ambtenaren ‘op post’ in het buitenland van de FOD Buitenlandse Zaken;
–
Toekenning voor éénzelfde opdracht max. 24 maanden
–
Toekenning wordt onderbroken indien de werknemer of bedrijfsleider zich definitief gaat vestigen in het buitenland
112
56
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen. Bijkomende vaststellingen • Vergoedingen toegekend aan ambtenaren ‘op post’ is bepaald door een Ministerieel besluit (meest recente 27.03.2014) opgenomen in de tabel “categorie 2” • Andere bepalingen zeer gelijklopend met de korte dienstreizen • Toekenning maaltijdcheques? – Forfaitaire dagvergoeding – tussenkomst WG (max. € 5,91)
113
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen. • Geen combinatie van forfaitaire dagvergoeding en uitgaven gestaafd met bewijsstukken mogelijk – Ook niet indien bedrijfsleider van vennootschap A een forfaitaire dagvergoeding krijgt en van vennootschap B terugbetaling adhv bewijsstukken. forfaitaire vergoeding dan als belastbare bezoldiging beschouwd
Aard van verblijven • Langdurige verblijven • Vrijwillig verblijfsverlenging niet meegeteld om de duur te bepalen • Regeling vaste plaats van tewerkstelling (40 dagenregeling) is hier niet van toepassing! Geen vaste plaats van tewerkstelling enkel TIJDELIJK verblijf
114
57
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen. Bedoelde belastingplichtigen • Werknemers (art. 30, 1° en 31 WIB ’92) • Bedrijfsleiders (art. 30, 2° en 32 WIB ‘92)
Inwerkingtreding Onmiddellijk met inbegrip van de hangende geschillen.
115
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen. Voorbeeld 2013
Vertrek naar Spanje 1 mei, ontbijt in huisvestingskosten inbegrepen
Doorreis Portugal op 21 mei, ontbijt niet inbegrepen
Terugkomst op 8 juni
• > 30 dagen
116
58
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen. • 1 mei: dag van vertrek: € 52 x ½ = € 26,00 • 2 mei – 21 mei = 20 dagen: € 44,20 x 20 = € 884,00 – 44,20 = 52 – (52 x 15%) Ontbijt zit in huisvestigingskost
• 22 mei – 7 juni = 17 dagen: € 50 x 17 = € 850,00 • 8 juni : terugkomst België: € 50 x ½ = € 25,00 => Totaal: 1 785,00 euro
117
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen. Circulaire • Ci. RH.241/609.972 van 10 oktober 2013
Wetgeving • Ministrieel Besluit: BS 06.05.2013, blz. 26351 e.v.
118
59
Bedrijfsvoorheffing bedrijfsleiders in het vizier Personenbelasting
Bedrijfsvoorheffing bedrijfsleiders in het vizier Verplichtingen 1. 2.
BV afdragen aan de Schatkist Voorafbetalingen doen (saldo compenseren)
Verleden: bedrijfsleiders storten 1 van beide. Maar het is geen ‘of’ verhaal maar ‘en’. Arrest Hof van Cass. 01.06.2012: Advocaat betaalde geen BV wel VA die even veel waren als de BV. Fiscus, inkohierde zowel in hoofde van de vennootschap (Ebvba) de niet afgedragen BV als in hoofde van advocaat BV belast als VVAA. Hof bevestigde in het voordeel van de fiscus.
120
60
Bedrijfsvoorheffing bedrijfsleiders in het vizier Gevolg? Fiscus gaat vanaf 1 januari 2014 systematisch strenger controleren op de bezoldigingen van bedrijfsleiders! Rechtzetting vóór het einde van het jaar 2013 mogelijk – Sanctie onregelmatigheden: • Administratieve boete + • wettelijke nalatigheidintresten!
121
Bedrijfsvoorheffing bedrijfsleiders in het vizier Bronnen: • MonKEY, http://www.monkey.be/secure/documentview.aspx?id=mnco1250627 4 geraadpleegd op 24 april 2014. • Securex, http://www.securex.eu/be/lexgo.nsf/vwAllDocsRead/1A3DAD1DCA379671C1257C0C002AC765?Ope nDocument#.U1jeG_l_uSo, geraadpleegd op 24 april 2014
122
61
Belastbaar voordeel partner bedrijfsleider Personenbelasting
Belastbaar voordeel partner bedrijfsleider Aanleiding Het terbeschikkingstelling van een wagen aan de echtgenoot van een bedrijfsleider, waarbij ze geen enkele beroepsactiviteit heeft binnen de vennootschap.
Principe Art. 32, tweede lid, 2°, WIB ’92: ‘..de belastbare bezoldigingen van bedrijfsleiders inzonderheid de voordelen van alle aard ongeacht de benaming en de wijze van toekenning, uit hoofde van de beroepswerkzaamheid zijn verkregen.’ 124
62
Belastbaar voordeel partner bedrijfsleider VVAA werknemer of bedrijfsleider: Oorzakelijk verband tussen beroepswerkzaamheid en het verkregen voordeel
Voordeel toegekend aan een derde persoon: naaste persoon van de werknemer of bedrijfsleider bv. Partner, zoon of dochter
geen belastbaar beroepsinkomen
125
Belastbaar voordeel partner bedrijfsleider Belastbaar bij de werknemer of bedrijfsleider 1. rechtstreekse toekenning aan derden: a) Bij persoonlijk gebruik, alleen of gezamenlijk met de derde persoon van een goed dat aan deze ter beschikking werd gesteld, b) het toegekende goed aan de derde verrijkt zijn vermogenstoestand, c) de terbeschikkingstelling van een goed stelt hem in staat om geen uitgaven te moeten doen, dankzij de tussenkomst van de werkgever/vennootschap.
126
63
Belastbaar voordeel partner bedrijfsleider Voorbeelden mbt. de laatste situatie a) De terbeschikkingstelling van een voertuig aan de echtgenote of ander gezinslid De werknemer of bedrijfsleider moet de kosten van aankoop of huur hier niet dragen
b) Het uitoefenen door de zoon van een bedrijfsleider die geen deel uitmaakt van het gezin van deze laatste van een aankoopoptie van een voertuig waarvan de vennootschap titularis was
127
Belastbaar voordeel partner bedrijfsleider Belastbaar bij de werknemer of bedrijfsleider 2. Onrechtstreekse toekenning aan derden • •
Hij doet afstand van het voordeel ALTIJD belast als VVAA
Bijgevolg zal er voor deze gevallen een fiche moeten worden opgesteld: • •
Werknemer: Fiche 281.10 Bedrijfsleider: Fiche 281.20
128
64
Belastbaar voordeel partner bedrijfsleider Geen VVAA in hoofde werknemer of bedrijfsleider Belastbaar bij de vennootschap Conform art. 26, WIB ’92, als abnormaal en goedgunstig voordeel.
129
Belastbaar voordeel partner bedrijfsleider Bijkomende opmerking Onduidelijk: wanneer er een rechtstreeks toekenning? Voorbeeld: Verkoop aandelen beneden de marktwaarde. Administratie moet aantonen dat de bedrijfsleider ook profijt uit de koopovereenkomst tussen zijn echtgenote en de vennootschap haalt. Maar volgens het Hof te Gent was er een gebrek aan dit bewijs ‘enkel het feit dat ze gehuwd zijn is niet voldoende’. Gevolg? Niet belastbaar in hoofde van de bedrijfsleider (Gent, 08.11.2011)
Bewijs- en feitenkwestie Administratie moet zorgvuldig omgaan met haar bewijslast, effectief het voordeel bewijzen 130
65
Belastbaar voordeel partner bedrijfsleider Circulaire • Ci.RH. 241/621.406 dd. 05.11.2013
Rechtspraak • Arrest Hof van Beroep te Gent, 08.11.2011
131
Regionalisering personenbelasting: de krachtlijnen Personenbelasting
66
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN In een notendop De Gewesten kunnen: 1. 2. 3. 4.
Opcentiemen heffen op een deel van de personenbelasting, ook wel de gereduceerde belasting Staat genoemd; Op deze opcentiemen kortingen en belastingverminderingen toestaan zonder dat daaruit een vermindering van de belastbare grondslag ontstaat . Op deze opcentiemen kortingen en belastingvermeerderingen toestaan zonder dat daaruit een vermeerdering van de belastbare grondslag ontstaat . belastingkredieten toestaan.
Deze vormen de Gewestelijke personenbelasting. 133
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN Welk Gewest is bevoegd? De plaats waar de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats heeft op 1 januari van het aanslagjaar • 1 fiscale woonplaats mogelijk: Opmerking: Verhuis tijdens het belastbaar tijdperk van het ene naar het andere Gewest zal het fiscaal regime van het laatste Gewest van toepassing zijn voor het hele jaar! • Toepassing van art. 2, §1, 1° WIB ’92
Geen afbreuk doen aan het recht van de gemeenten om een aanvullende belasting te heffen
134
67
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN Berekening 1. De belasting Staat is de som: Belasting op de afzonderlijke belaste inkomsten Belasting op de gezamenlijke belaste inkomsten na toepassing van BVS belastingverminderingen pensioenen en vervangingsinkomen belastingvermindering voor inkomsten uit buitenland
135
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN 2. Belasting gereduceerde Staat Belasting Staat (supra 1) – (belasting Staat x autonomiefactor) •
Autonomiefactor: - Aj 2015, 2016 en 2017 = 25,990% - Berekeningswijze opgenomen in de financieringswet art. 5/2, §1
Proportionele opcentiemen heffen • Gewestelijke opcentiemenschaal = 35,117% • Vrij te bepalen door de gewesten
(Aj 2015-2017)
136
68
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN 3. Gewestelijke belastingverminderingen Gewesten zijn exclusief bevoegd voor: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
uitgaven voor het verwerven of behouden van de eigen woning; uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand; uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen; uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en voor prestaties betaald met dienstencheques andere dan sociale dienstencheques; energiebesparende uitgaven in een woning; uitgaven voor vernieuwing van woningen gelegen in een zone voor positief grootstedelijk beleid; uitgaven gedaan voor vernieuwing van tegen een redelijke huurprijs in huur gegeven woningen. 137
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN Mbt categorie 1: • Begrip: eigen woning volgens WIB ’92 • Eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker die tijdens het belastbaar tijdperk de woning zelf bewoond of door beroeps of sociale redenen niet zelf kan bewonen • NIET artikel 12 WIB ‘92 = Keuze mogelijkheid eigen woning • Financieringswet fiscale woonplaats = eigen woning
• Beoordeling: tijdens het belastbaar tijdperk • Heeft betrekking tot de financiering van de eigen woning Intresten, kapitaalaflossingen, premies individuele levensverzekering, premie schuldsaldoverzekering, erfpacht- of opstalvergoedingen 138
69
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN • MAAR voor de andere woningen dan de eigen woning blijft de Federale Overheid bevoegd
Geen volstrekt parallellisme tussen de lokalisatie van de personenbelasting en voordelen van de eigen woning! • De lokalisatie gebeurt adhv de fiscale woonplaats op 1 januari van het aanslagjaar maar de eigen woning kan ergens anders liggen. Voorbeeld
Vlaanderen
Beroeps- of sociale redenen
Wallonië
Huur appartement
139
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN Beperkingen Niet lenen tot deloyale fiscale concurrentie (Grondwet art. 143) Grondwettelijk Hof zal hier op toezien Onduidelijk: wat is deloyaal?
Geen afbreuk doen aan de progressiviteit van de personenbelasting • Met 2 uitzonderingen mbt de gedifferentieerde opcentiemen
Gemeenschappen: Uit dezelfde bronnen als voordien met als wijziging: • Dotaties zullen verdeeld worden volgens een federale personenbelastingsleutel 140
70
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN • Blijft nog federaal: – belastingen op intresten, royalty ‘s, dividenden, loten van effecten van leningen en meerwaarden op aandelen die als een divers inkomen worden belast (GEEN opcentiemen door gewesten); – uitgaven voor het behouden of verwerven andere dan de eigen woning; – roerende voorheffing alsook de bedrijfsvoorheffing; – B.N.I.
141
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN – andere belastingverminderingen dan de gewestelijke: • Intresten groene lening • Premies niet- beleende individuele levensverzekering • Uitgaven kinderopvang • ….
– het vaststellen van de belastbare basis in de personenbelasting ;
– inkohiering, inning en invordering van de personenbelasting; – de procedureregels inzake aangifte, bezwaarprocedure, vestiging van de aanslag; – De belastingaangifte.
142
71
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Voorgaande niet mogelijk! • groot deel van de beroepsinkomsten worden niet meegeteld, omdat mensen van andere gewesten daar komen werken; • Minderopbrengsten van vrijstellingen van gebouwen door de vastgoedbelasting • Bijkomende andere lasten zoals, mobiliteit, tweetaligheid, veiligheid en opleiding
Bijkomende financiering door simulatie van NBB • Tegen 2015 een bedrag van 461 miljoen te verwerven en daarvan 50% voorzien aan Brussel • Na 2015 beperkt tot 0,1% van bbp = correcte financiering
143
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN De Correcte financiering ( 2 delen) 1. Verhoging ‘dode handcompensatie’ om de verliezen te compenseren waar zowel het Vlaams als het Waals Gewest minder mee te maken hebben (supra: tweetaligheid,opleiding, mobiliteit en veiligheid) 2. Correctie op de ‘pendelaars’ die de andere gewesten zullen dragen via een verdeelsleutel (gelijkwaardig aan die van de pedelaars)
144
72
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN Inwerkingtreding • Op 1 juli 2014 mbt aanslagjaar 2015 Uitzondering: • toepassing bij de BNI vanaf aanslagjaar 2014 • Uitgaven eigen woning leningen afgesloten vanaf 01.01.2015
145
REGIONALISERING: DE KRACHTLIJNEN Wetswijziging: • Bijzondere wet tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden van 6 januari 2014 (B.S. 31 januari 2014)
Stukken • Verslag, Parl. St., Kamer 2012-2013, Nr. 53-2974/001-007
146
73
Deel 1: Samenvatting onderwerpen
BTW: Gemengd gebruik bedrijfsmiddelen: Artikel 45, §1 Quinquies W.BTW Met de komst van de beslissing E.T.199.650 van 2011 werd de BTW aftrekbaarheid van het gemengd gebruik van de bedrijfsmiddelen onder handen genomen. Deze regeling bleef niet zonder slag of stoot en zat nog vol lacunes. De gemengd gebruikte bedrijfsmiddelen aangekocht vóór 2011 bleven nog onder het oude systeem vallen. Vanaf 2011 kon de belastingplichtige de keuze maken tussen oud of nieuw. Vanaf 2013 is er de verplichte keuze voor de nieuwe regeling. Het probleem zat nu echter bij de vervoersmiddelen. Op welke manier werd bij deze bedrijfsmiddelen het beroepsmatig karakter vastgesteld? Zo is de beslissing E.T. 199.6560/4 op 9 september tot stand gekomen en heeft dit verduidelijking gebracht. De belastingplichtige heeft de keuze uit 4 methoden: de rittenmethode, de semi forfaitaire formule, het forfait van 35% en voor de fiscale lichte vrachtwagens het forfait van 85%. Merk op dat methoden 1 en 2 kunnen gecombineerd worden. Het recht op aftrek bij de methoden 3 en 4 is steeds gelijk aan het beroeps%. Voor methoden 1 & 2 moet de belastingplichtige rekening houden met de 50% aftrekbeperking voor personenwagens (Art. 45, §2 W.BTW). De administratie staat ook toe om een globaal gemiddeld aftrekpercentage te berekenen voor alle vervoermiddelen van eenzelfde categorie die in aanmerking komen voor methode 1 of 2. Dit globaal aftrekpercentage moet ieder jaar door de belastingplichtige opnieuw berekend worden. Het addendum neemt ook op voor welke voertuigen het geldt en welke voertuigen uitgesloten zijn. Voor vervoermiddelen die niet in aanmerking komen voor de methoden, gebeurt het bepalen van het beroepsmatig gebruik op basis van feitelijke omstandigheden en onder toezicht van de administratie. Voor de andere roerende goederen (gemengd gebruik) heeft de belastingplichtige de keuze tussen het werkelijk beroepsmatig gebruik bepalen (mits bewijsstukken) of het wettelijk forfait van 75%. De keuze die hij maakt geldt per kalenderjaar. Bijgevolg kan de belastingplichtige het volgende jaar opnieuw kiezen. Dit forfait geldt niet voor de leveringen van elektriciteit, water, gas en andere energiebronnen en wanneer het goed occasioneel of toevallig beroepsmatig werd gebruikt. Ook hier zal het beroepsmatig gebruik onder toezicht van de administratie worden vastgesteld.
1
Deel 1: Samenvatting onderwerpen
BTW: Vrijstelling onderwijs Vanaf 1 januari 2014 zal de vrijstelling van BTW op onderwijs beperkt worden. Voor de instanties met betrekking tot het taalonderricht zal de nieuwe vrijstellingsregeling pas vanaf 9 september 2014 van kracht zijn. De vrijstelling zal nog enkel toegelaten zijn voor de volgende 4 gevallen. School- en universitair onderwijs, ondermeer onderwijs aan kinderen en jongeren; beroepsopleiding en beroepsherscholing; lessen die particulier door leerkrachten worden gegeven en de instanties die nauw met onderwijs samenhangende diensten en leveringen van goederen verrichten. Bijgevolg is de hoofdactiviteit van de organisatie, het geven van onderwijs en bovendien mogen deze organisaties niet tot doel hebben om winsten te maken die daarna worden uitgekeerd. Met de 4de vrijstelling bedoeld de wetgever dat de nevenactiviteiten die samenhangen met de hoofdactiviteit eveneens zijn vrijgesteld. Ze geeft volgende voorbeelden: occasionele activiteiten ter financiering zoals schoolfeesten, opendeurdagen maar ook het verschaffen van spijzen en dranken aan de leerlingen en onderwijzers… . Om de plaats van de dienst te bepalen worden de regels van B2B en B2C toegepast. Indien de ontvanger van de dienst een BTW-belastingplichtige is, dan wordt de plaats van de dienst bepaald door artikel 21, § 2, of §3, 3° W.BTW. Indien het gaat om een niet-belastingplichtige zal artikel 21bis, §2, 5° W.BTW van toepassing zijn. In geval dat het om een thuiscursus gaat, is de plaats van de dienst daar waar de cursist wordt begeleid of de plaats waar de dienst materiaal wordt verricht. De vroegere misgelopen aftrek van BTW kan nu worden geregulariseerd ten laatste 20 dagen vóór de indieningdatum van de periodieke BTW-aangifte en uiterlijk voor 30 juni 2014. Bovendien is er geen terugbetaling van de BTW mogelijk. Indien er nog overschot is aan geregulariseerde BTW, dan kan deze worden overgedragen tot de aangifte van december. Indien er dan nog overschot zou zijn, dan komt deze, ongeacht het resultaat, in de aangifte van december terecht.
2
Deel 1: Samenvatting onderwerpen
BTW: Drempelverhoging kwartaalaangiften. Met ingang van 1 januari 2014 zullen de drempels en voorwaarden gewijzigd worden met betrekking tot de kwartaalaangiften. Bijgevolg zullen meer BTW-belastingplichtigen een kwartaalaangifte kunnen indienen. Om in aanmerking te komen voor de kwartaalaangiften zal de drempel van de totale jaaromzet kleiner of gelijk moeten zijn aan 2.500.000,00 EUR excl. BTW (vroeger 1.000.000,00 excl. BTW). De totale jaaromzet moet kleiner of gelijk zijn aan 250.000,00 EUR excl. BTW voor de leveringen van de goederen bedoeld in artikel 415, § 1, programmawet van 22 oktober 1997, toestellen voor mobiele telefonie; computers en randapparaten alsook de onderdelen en voor de landbouwvoertuigen met motor die onderworpen zijn aan de reglementering van de inschrijving (vroeger 200.000,00 excl. BTW). Deze belastingplichtigen mogen bovendien niet gehouden zijn tot het maandelijks indienen van de opgave van de intracommunautaire handelingen. Betreffende deze laatste voorwaarde is de drempel van de intracommunautaire leveringen gedaald tot € 50 000,00 (voorheen € 400 000,00). Dit betekent een verplichte overgang naar een maandaangifte bij overschrijding van deze drempel. De belastingplichtigen die nu voldoen aan de 3 voorwaarden zullen via een gemotiveerd verzoekschrift een aanvraag kunnen indienen om kwartaalaangever te worden. Ze moeten dit tijdig indienen en dit ten laatste voor 14 maart 2014. Als deze aanvraag dan ook tijdig wordt aanvaard zal de belastingplichtige zijn eerste kwartaalaangifte kunnen doen vanaf 1 april 2014 (dus 20 april 2014). Bij latere aanvragen is dit pas mogelijk vanaf 1 juli 2014 (dus 20 juli 2014). Merk op dat de maandelijkse vergunning voor teruggaaf vanaf dan ook definitief verloren gaat. Indien de belastingplichtige in de omgekeerde situatie zit, en niet meer voldoet aan de voorwaarden (of 1 van de voorwaarden) dan zal hij verplicht een maandelijkse aangifte moeten indienen. De eerste maandaangifte heeft betrekking tot de handelingen van april 2014 en zal dus op 20 mei 2014 moeten ingediend worden.
Gelegenheidswerk Horeca: artikel 171, 1°, e, WIB ‘92 Tot voor kort viel de arbeid verricht in de horecasector, zowel kort als langdurig werk, onder de progressieve tarieven van de personenbelasting. Omdat de nood in deze sector sterk varieert heeft de wetgever voorzien in een voordeliger tarief indien het gaat om gelegenheidswerk. Dit op voorwaarden dat de werknemer niet meer dan 50 dagen per jaar werkt, niet meer dan 2 opeenvolgende dagen en werkt in de sector die onder het paritair comité hotelbedrijf valt. Indien dit voldaan is zal vanaf 1 oktober 2013 het gelegenheidswerk (in de horecasector) niet meer aan het progressief tarief belast worden, maar wordt het belast als aan het vast tarief van 33% (+ACB), van artikel 171, 1°, e, WIB ’92.
3
Deel 1: Samenvatting onderwerpen
Personenbelasting: De gemiddelde aanslagvoet Zoals reeds geweten zijn de inkomsten bedoeld in artikel 171, 5°, WIB ’92 belast aan de gemiddelde aanslagvoet. De administratie heeft sinds kort de definitie van de berekeningsbasis van de gemiddelde aanslagvoet veranderd. Voorheen werd de gemiddelde aanslagvoet berekend op het jaar waarin de belastingplichtige twaalf maanden belastbare beroepsinkomsten heeft behaald. Bijgevolg kwamen ook de vervangingsinkomsten e.d. in aanmerking om de gemiddelde aanslagvoet te berekenen. Na een arrest van het Hof van Cassatie zou het gaan om het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad. Bijgevolg zullen de vervangingsinkomsten e.d. niet meer in aanmerking komen voor de berekening van de gemiddelde aanslagvoet. Wat dan als normaal wordt beschouwd staat nergens letterlijk geschreven en zal beslist worden aan de hand van feitelijke omstandigheden.
Beroepskosten: Kinderopvang Werkelijke beroepskosten kunnen altijd afgetrokken worden mits er tastbare bewijsstukken aanwezig zijn. Onder bepaalde voorwaarden kan een zelfstandig onthaalmoeder haar kosten ook forfaitair bepalen. Het gaat hier om de zelfstandige onthaalmoeders die niet gesubsidieerd worden maar wel onder toezicht van Kind en Gezin staan (in Vlaanderen). Zo zal de zelfstandige onthaalmoeder voor aanslagjaar 2014 de keuze hebben om haar werkelijke kosten te bewijzen of gebruik te maken van het globaal kostenforfait. Dit kostenforfait is bepaald op 16,50 EUR per kind per opvangdag. Alle kosten zijn inbegrepen exclusief de bijdrage van het sociaal statuut van zelfstandigen. Let op, dit kostenforfait is enkel van toepassing voor de zelfstandige die maximaal met 2 werken. Voor aanslagjaar 2015 kan de zelfstandige onthaalmoeder nog steeds de voorgaande keuze maken, maar de onthaalmoeder heeft dan ook de keuze tussen een beperkt of globaal kostenforfait. Het beperkt kostenforfait is 7,00 EUR per kind, per opvangdag. Het is een beperkt kostenforfait met een beperkt aantal kosten dat hierin begrepen zijn. De kosten die er niet onder vallen dienen altijd gestaafd te worden met bewijsstukken. Het globaal forfait blijft hetzelfde als voor aanslagjaar 2014. Beide forfaits zijn niet van toepassing op buitenschoolse opvang. Indien met één van deze forfaits kiest heeft de onthaalmoeder geen recht meer op het algemeen forfait van artikel 51, tweede lid, 4°, WIB ’92. Beide forfaits zijn beperkt geldig in tijd. Deze zijn geldig voor 3 jaar met ingang van 1 januari 2014 (Aj. 2015) en duurt tot 31 december 2016 (Aj. 2017).
4
Deel 1: Samenvatting onderwerpen
Overgangsregeling: Liquidatieboni Met de Programmawet 28 juni 2013 zal vanaf 1 oktober 2014 de roerende voorheffing op de liquidatiebonus stijgen van 10% naar 25%. Om te vermijden dat vennootschappen massaal zouden overgaan tot vervroegde liquidatie heeft dezelfde wet voorzien in een overgangsregeling. Onder voorwaarden voorziet deze overgangsregeling dat het tarief wordt vastgeklikt op 10% zonder dat er effectief tot liquidatie wordt overgegaan. Het moet gaan om dividenden die voortkomen uit de belaste reserves, goedgekeurd ten laatste op 31 maart 2013 door de AV. Vervolgens moet het verkregen bedrag onmiddellijk worden opgenomen in het kapitaal. Dit moet gebeuren tijdens het laatste belastbaar tijdperk dat afsluit voor 1 oktober 2014. Let op, de dividenduitkering en kapitaalverhoging kunnen ten vroegste gebeuren op 1 juli 2013. Het verkregen bedrag is het gedecreteerd dividend verminderd met de bronheffing van 10%. Dit moet per aandeelhouder worden beoordeeld en dat per aandeel dat een dividend oplevert. Omdat deze overgangsregeling binnen een zeer strikte periode plaatsvindt, kunnen sommige vennootschappen niet mee genieten van deze regeling. Zo kwam er een administratieve tolerantie van 13 november 2013. Vennootschappen die hun jaarrekening afsluiten tussen 1 oktober 2013 en 31 maart 2014 krijgen, onder voorwaarden, extra tijd om de dividenden te decreteren en aan de formaliteiten te voldoen. De kapitaalverhoging moet gedurende een periode behouden blijven, ook wel de onaantastbaarheidperiode genoemd. Voor de kleine vennootschappen is deze periode bepaald op 4 jaar, voor grote ondernemingen is dit 8 jaar. De periode is te rekenen van dag to dag en begint te lopen op de dag volgend op de datum van de authentieke akte. Indien de periode niet wordt aangehouden is de vennootschap een supplement verschuldigd volgens artikel 537, zesde lid, WIB ’92. Om te voorkomen dat vennootschappen geen misbruik zouden maken van deze regeling, heeft de wetgever een anti- misbruikbepaling voorzien. Deze bepaalt dat een vennootschap hiervan enkel kan genieten wanneer deze zijn normale dividendpolitiek niet onderbreekt om te kunnen genieten van de overgangsregeling. Indien de vennootschap dat wel zou doen, wordt er een afzonderlijke aanslag geheven van 15% en nalatigheidsintresten. Indien de kapitaalverhoging volgens deze regeling plaatsvindt, zal dit gezien worden als volstort kapitaal van artikel 184, WIB ’92 en zal er geen vennootschapsbelasting verschuldigd zijn.
5
Deel 1: Samenvatting onderwerpen
Begrip: KMO Vennootschap Om een KMO- ondermening aan te duiden wordt er verwezen naar het volledige artikel 15 Wetboek Vennootschappen. Tot 2009 werd enkel verwezen naar de eerste paragraaf van datzelfde artikel. Het probleem stelt zich echter bij paragraaf 5, dat bepaalt dat verbonden vennootschappen op geconsolideerde basis moeten worden gezien. Dit heeft als gevolg dat sommige verbonden vennootschappen, samen, niet meer als kleine vennootschap kunnen aanzien worden ook al worden de verbonden vennootschap apart als klein beschouwd. Om hieraan een einde te maken, besliste het Hof van Cassatie dat de verbonden vennootschappen geen rekening moeten houden met de berekening van de consolidatie en zo dus kunnen blijven genieten van de soepele regeling van een KMO.
Forfaitaire kostenvergoeding voor lange dienstreizen Het is al langer bekend dat de terugbetaling van forfaitaire vergoedingen voor korte dienstreizen, onder voorwaarden, vrijgesteld zijn van belastingen (kosten eigen aan werkgever). Vanaf heden kunnen ook, onder bepaalde voorwaarden, lange buitenlandse dienstreizen vrijgesteld zijn van belastingen. Het gaat om de buitenlandse dienstreizen van meer dan 30 dagen maar waarvan de duur van eenzelfde opdracht niet meer dan 24 maanden mag duurt. De vergoedingen die in aanmerking komen zijn dezelfde als deze van de ambtenaren ‘op post’ in het buitenland van de FOD Buitenlandse Zaken. In deze vergoedingen (forfaits) zitten alle kosten inbegrepen, behalve de reis- en verblijfskosten. Wat betreft de verdere bepalingen kan volledig verwezen worden naar de korte buitenlandse dienstreizen. Er dient enkel nog opgemerkt te worden dat de 40 dagenregeling hier niet van toepassing is aangezien het hier niet gaat om een vaste plaats van tewerkstelling maar louter om een tijdelijk verblijf.
Bedrijfsvoorheffing bedrijfsleiders in het vizier van de fiscus Al jaar en dag moeten bedrijfsleiders bedrijfsvoorheffing afdragen en voorafbetalingen doen. Het verleden laat zien dat dit meestal niet het geval is. Bedrijfsleiders voldeden veelal slechts één van beide, maar ze hebben niet de keuze. Bedrijfsleiders zijn verplicht de beide betalingen te doen. Zo zag de fiscus inkomsten verloren gaan. Vandaar dat de fiscus heeft laten weten dat ze vanaf 1 januari 2014 strenge en gerichte controles gaat uitvoeren op de bezoldigingen van de bedrijfsleiders. De fiscus geeft hen de kans om tot het einde van 2013 te regulariseren. Indien hij dan nog onregelmatigheden vindt, zullen deze bestraft worden met een administratieve boete met daarbovenop de wettelijke nalatigheidsintresten.
6
Deel 1: Samenvatting onderwerpen
Voordelen van alle aard: Belastbaarheid voordeel partner bedrijfsleider Het betreft hier het probleem wanneer een onderneming een goed ter beschikking stelt aan derden. Bijgevolg wordt er een voordeel toegekend aan deze persoon. Het moet wel gaan om een naaste persoon van de werknemer of bedrijfsleider en deze heeft bovendien geen beroepsactiviteiten binnen de onderneming. Dan rijst echter de vraag bij wie dat voordeel belastbaar is? Het voordeel is belastbaar bij de werknemer of bedrijfsleider wanneer het voordeel rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend aan de derde persoon. Dit zal belast worden als een voordeel van alle aard. Bijgevolg zal de vennootschap een fiche moeten opstellen. Het voordeel zal bij een rechtstreekse toekenning worden belast bij de bedrijfsleider of werknemer wanneer hij het goed, dat ter beschikking wordt gesteld, zelf gebruikt gezamenlijk met de derde of alleen, het toegekend goed de vermogentoestand van de bedrijfsleider of werknemer verrijkt of de terbeschikkingstelling van een goed hem in staat stelt om geen uitgaven te moeten doen dankzij deze tussenkomst. Bijvoorbeeld de terbeschikkingstelling van een voertuig aan de echtgenote of een ander gezinslid. Indien dit het geval is, zal het voordeel belast worden bij de bedrijfsleider of werknemer en zal er een fiche moeten opgemaakt worden door de vennootschap. Wanneer het voordeel eerst werd toegekend aan de werknemer of bedrijfsleider, maar er afstand van nam, is er sprake van een onrechtstreekse toekenning. In dit geval zal dit altijd als een voordeel van alle aard belast worden in hoofde van de bedrijfsleider of werknemer. Wanneer dit geen voordeel van alle aard is in hoofde van de werknemer of bedrijfsleider zal de vennootschap belast worden, tenzij het voordeel zit begrepen in de belastbare basis van de genieter. Dit conform art. 26, WIB ’92, als abnormaal en goedgunstig voordeel. Wat nu onder een persoonlijk voordeel uit een rechtstreekse toekenning wordt verstaan is niet duidelijk. Dit zal een bewijs- en feitenkwestie uitmaken. De bewijslast ligt op de schouders van de administratie en zal er zorgvuldig mee moeten omgaan. Dit bleek al eerder in een arrest van het Hof van Beroep te Gent (08.11.2008).
7
Deel 1: Samenvatting onderwerpen
Personenbelasting: de krachtlijnen Door de bijzondere financieringswet van 6 januari 2014 kunnen de Gewesten opcentiemen heffen op een deel van de personenbelasting en op deze opcentiemen belastingvermindering toestaan en/of belastingvermeerderingen opleggen zonder aan de grondslag van de belastbare basis te komen. Bovendien krijgen de gewesten ook de bevoegdheid om belastingkredieten toe te staan op deze opcentiemen. Dit alles vormt de Gewestelijke personenbelasting. De berekening gebeurt in 2 stappen. Eerst wordt de belasting Staat berekend. Dit is de som van de belasting op de afzonderlijke belaste inkomsten en de belasting op de gezamenlijk belaste inkomsten. Met de gezamenlijke belaste inkomsten wordt bedoeld: na vermindering van de belastingvrije som, de belastingverminderingen pensioensparen, vervangingsinkomsten en inkomsten uit het buitenland. Dit vormt dan de Totale Belasting Staat. De tweede stap is de belasting Staat te verminderen met de belasting Staat vermenigvuldigt met een autonomiefactor. Voor de aanslagjaren 2015 tot 2017 is deze bepaald op 25,990%. Daarna zal deze jaarlijks worden vastgelegd. Die uitkomst hiervan wordt de belasting gereduceerde Staat genoemd. Op dit bedrag worden dan proportioneel de opcentiemen geheven. Deze opcentiemenschaal mogen de gewesten vrij bepalen maar voor de aanslagjaren 2015 tot 2017 is deze vastgelegd op 35,117%. Vervolgens kunnen hier op de belastingverminderingen toegepast worden die exclusief onder de Gewestelijke bevoegdheid vallen. Om te bepalen welk gewest nu bevoegd is, wordt er gekeken naar de fiscale woonplaats van de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar. Dit heeft als gevolg dat wanneer de belastingplichtige tijdens het belastbaar tijdperk verhuist van het ene gewest naar het andere, de belastingplichtige onder het fiscaal regime valt van het laatstgenoemde gewest. Om de fiscale woonplaats te bepalen worden dezelfde voorwaarden gebruikt zoals bepaald in artikel 2, §1, 1°, WIB ‘92. Aan deze regionalisering zijn enkele beperkingen verbonden. De gewesten mogen zich niet lenen tot deloyale fiscale concurrentie en er mag geen afbreuk worden gedaan aan de progressiviteit. Wat de gemeenschappen betreft zullen de inkomsten uit dezelfde bronnen komen, maar zullen deze verdeeld worden volgens een federale verdeelsleutel. Met ingang van 1 juli 2014 zullen de gewesten hun eigen regels kunnen vaststellen.
8
DEEL 2 - PRAKTIJKCASE LENING VERSUS KAPITAALVERHOGING
Case 5
OPGAVE Onderstaand rapport geeft de situatie weer voor de NV Excelsior en de NV Supporter Holding naar aanleiding van hun vraag om fiscaal advies. Dit advies is noodzakelijk aangezien de NV Excelsior op zoek is naar nieuwe financiële middelen, die voortspruiten uit onderstaande situatie: De NV excelsior zit in slechte financiële papieren. De vennootschap is gespecialiseerd in de productie van supportersgadgets van een voetbalploeg, die recentelijk de boeken heeft neergelegd. De vennootschap krijgt bijna geen bestellingen meer binnen. De NV Excelsior is voor 100% in handen van een andere Belgische vennootschap, de NV Supporter Holding, die meerderheidsparticipaties aanhoudt in verschillende gelijkaardige vennootschappen. Nu België eventueel in de running zit voor het WK voetbal van 2018, heeft de groep grootse plannen om het promotiemateriaal voor dit event te gaan produceren. De vennootschap besluit dan ook nieuw geld in de NV Excelsior te pompen en nieuwe activiteiten te ontwikkelen ter voorbereiding van het WK van 2018. Op welke manier wordt dit geld fiscaal gezien best ter beschikking gesteld van de NV Excelsior, via verhoging van het kapitaal door inbreng of door het geld te lenen aan de vennootschap, uiteraard tegen een zeer voordelige rentevoet.
Kevin Driessens
1
Tamara Vandormael
Case 5
Kevin Driessens
2
Tamara Vandormael
Case 5
1 ACHTERGROND Naar aanleiding van de verlieslatende situatie van NV Excelsior wil haar moedervennootschap, NV Supporter Holding, nieuw geld ter beschikking stellen aan haar dochtervennootschap. Met deze middelen zal de dochtervennootschap trachten nieuwe activiteiten te ontwikkelen. NV Supporter Holding neemt twee mogelijke oplossingen in overweging, nl. een kapitaalverhoging bij NV Excelsior of het toestaan van een lening.
2 TERBESCHIKKINGSTELLING 2.1 Kapitaalverhoging 2.1.1 Situering Wetboek Vennootschappen Artikel 581 Wetboek Vennootschappen: De algemene vergadering heeft de bevoegdheid om over te gaan tot een kapitaalverhoging en dit volgens de bepalingen voor de wijziging van de statuten. Onder bepaalde voorwaarden kan dit ook gebeuren door de raad van bestuur. Daaruit volgt dat er een statutenwijziging nodig is wanneer de onderneming beslist om over te gaan tot een kapitaalverhoging. Artikel 558 Wetboek Vennootschappen bepaalt dat enkel de buitengewone algemene vergadering deze bevoegdheid kan uitoefenen. De bijeenroeping van de buitengewone algemene vergadering gebeurt door het bestuursorgaan. Dit orgaan zal op de agenda de punten tot kapitaalverhoging vermelden. Dit artikel zegt ook dat een wijziging alleen wordt aangenomen wanneer de beslissing drie vierden van de stemmen heeft verkregen. Voor de NV wordt een voorkeurrecht voorzien dat enkel van toepassing is voor inbreng in geld. Dit voorkeurrecht geeft de oude aandeelhouders de kans om zich als eerste in te schrijven voor de nieuwe aandelen. Dit heeft als doel de oude aandeelhouders niet te benadelen. Na de beslissing van de buitengewone vergadering start de procedure van dit voorkeurrecht. Dit gebeurt door middel van een bericht geplaatst in volgende documenten: de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad; de krant uit de omgeving waar de vennootschap haar zetel heeft.
Kevin Driessens
3
Tamara Vandormael
Case 5 Het voorkeurrecht kan gedurende ten minste 15 dagen, te rekenen van de dag van de openstelling van de inschrijving, worden uitgeoefend. De ‘oude’ aandeelhouder kan ook afzien van dit voorkeurrecht. Indien er toch nog een overschot aan nieuwe aandelen is, kunnen nieuwe aandeelhouders zich hiervoor inschrijven. De kapitaalverhoging moet worden verleden door een notaris in een authentieke akte. Verder dient de NV een bedrijfsrevisor te contacteren die op zijn beurt een verslag zal opstellen. Dit verslag zal het verslag van de raad van bestuur bevestigen, dat bepaald staat in artikel 596 Wetboek Vennootschappen. In het geval dat de inbreng gebeurt in geld, moet voorafgaandelijk een afzonderlijke rekening worden geopend op naam van de vennootschap. Hierop worden de gelden gestort bij het verlijden van de akte tot kapitaalverhoging. Een bewijs van storting wordt overhandigd aan de notaris.1 Vervolgens worden deze verslagen verplicht neergelegd bij de griffie van de rechtbank van koophandel (artikel 75 Wetboek Vennootschappen).
2.2 Lening In deze situatie staat NV Supporter Holding een lening toe aan haar dochtervennootschap, NV Excelsior. Een tussenkomst van een bedrijfsrevisor of extern accountant is hier niet vereist. Een raamovereenkomst, afgesloten tussen beide vennootschappen, is voldoende om de lening in vast te leggen. Voor vennootschappen die tot eenzelfde groep behoren zijn deze leningen fiscaal beperkt. Indien de NV Supporter Holding voor deze mogelijkheid zou opteren, moet ze met de volgende beperkingen rekening houden. 2.2.1 Overdreven Intresten In principe zijn intresten die een vennootschap effectief betaalt als beroepskost aftrekbaar.2 Om elke vorm van belastingontwijking tegen te gaan is artikel 55 WIB ’92 in het leven geroepen. Dit artikel bepaalt immers dat intresten van leningen enkel als een beroepskost beschouwd worden indien deze niet hoger zijn dan de intresten die conform de marktrente betaald zouden zijn geweest. Indien de NV Supporter Holding een lening zou toestaan zullen bijgevolg de intresten die boven deze grens zijn betaald, fiscaal niet aftrekbaar zijn. Intresten die betrekking hebben op openbaar uitgegeven obligaties of soortgelijke effecten en intresten betaald aan financiële instellingen worden steeds geacht overeen te stemmen met de marktrente.3
1 2 3
Art. 422 W.Venn. Art. 49 WIB ‘92 Art. 56 WIB ‘92
Kevin Driessens
4
Tamara Vandormael
Case 5 Bij het vaststellen van de rentevoet wordt wel rekening gehouden met de omstandigheden van het dossier zoals: de looptijd, de financiële toestand van de ontlener, eventuele waarborgen,…4 De bewijslast rust op schouders van de belastingplichtigen. Zij moeten aantonen dat de betaalde rente niet hoger is dan die van de marktrente. Dit werd eerder in een vonnis van de rechtbank van Antwerpen (2004) uitgesproken. 2.2.2 Thin-cap regeling De Thin-cap regeling vindt zijn wettelijke basis terug in artikel 198, §1, 11° WIB ’92. De Thin-cap is door de Programmawet van 29 maart 2012 aangepast. Voorheen was deze regeling enkel van toepassing op kredietverstrekkers die gevestigd zijn in landen met een lage belastingdruk. Vanaf de Programmawet van maart 2012 is dit niet meer alleen voor de voornoemde groep van toepassing maar ook voor Belgische verbonden vennootschappen. 2.2.2.1
Groep/verbonden vennootschappen
Onder groep worden alle groepen verstaan die onder artikel 11 Wetboek Vennootschappen vallen: de vennootschappen waarover zij een controlebevoegdheid uitoefent; de vennootschappen die een controlebevoegdheid over haar uitoefenen; de vennootschappen waarmee zij een consortium vormt. NV Excelsior is voor 100% in handen van de NV Supporter Holding. Daaruit volgt dat de NV Supporter Holding een volledige en directe controlebevoegdheid uitoefent. Dit heeft als gevolg dat ze als een groep gekwalificeerd worden en dus onder de Thin-cap regeling vallen.
4
Com. IB. 1992, nr. 52/84
Kevin Driessens
5
Tamara Vandormael
Case 5 2.2.2.2
Thin-cap Ratio
De Thin-cap houdt in dat het totaalbedrag van de lening(en) niet hoger mag zijn dan 5 keer het eigen vermogen van de vennootschap-schuldenaar. Onder het eigen vermogen wordt verstaan: het werkelijk gestort kapitaal op het einde van het boekjaar verhoogd met de belaste reserves in het begin van het boekjaar.5 Het gestort kapitaal is de absolute minimumgrens in het geval dat de belaste reserves negatief zouden zijn.6 Kort: (Werkelijk gestort kapitaal (einde BT) + Belastbare reserves (begin BT)) ≤ 5 x leningen
De intresten die de 5/1 ratio overstijgen zullen in de aangifte worden opgenomen in het vak van de Verworpen Uitgaven, waardoor deze dus in de belastbare grondslag staan.
2.2.3 Renteloze of laagrentende lening Wanneer een vennootschap een renteloze lening toestaat aan een andere vennootschap, wordt dit aanzien als een abnormaal of goedgunstig voordeel.7 De problematiek van de abnormale of goedgunstige voordelen wordt behandeld in artikel 26 WIB ’92. Van een voordeel is slechts sprake wanneer de genieter zich verrijkt zonder dat er een gelijkwaardige tegenprestatie bestaat ten voordele van de verstrekker.8 Onder goedgunstig voordeel wordt een prestatie verstaan waarvoor geen tegenprestatie wordt ontvangen. Een abnormaal voordeel is een voordeel dat in normale omstandigheden niet zou worden toegekend tussen onafhankelijke ondernemingen.9 Het is aan de administratie om aan te tonen dat het voordeel een abnormaal of goedgunstig karakter heeft. Indien zij hier niet toe in staat is, kan zij artikel 207 WIB ’92 niet toepassen.
5 6 7 8 9
Art. 198, §1, 11° WIB ‘92 Ruling nr. 2012.462 Com. IB 92, nr. 26/17 Hof van Beroep Antwerpen, 13 mei 1991 Com. IB 92, nr. 26/16
Kevin Driessens
6
Tamara Vandormael
Case 5 Artikel 26 WIB ’92 bepaalt dat als er een abnormaal of goedgunstig voordeel wordt toegestaan, dit voordeel bij de winst van de verstrekker wordt gevoegd, tenzij dit voordeel in aanmerking komt voor het bepalen van de belastbare basis van de genieter. Het voordeel bedraagt het verschil tussen de minimumintrest, zijnde de marktrente, en de effectief betaalde intrest. In hoofde van de genieter vormt dit voordeel de minimaal belastbare basis.10 Dit wil zeggen dat het voordeel wordt belast aan 33,99% vennootschapsbelasting. 2.2.3.1
Rechtmatige bedrijfseconomische redenen
Tussen groepsvennootschappen is het niet abnormaal dat ze elkaar financiële bijstand verlenen, via bv. een renteloze lening of de kwijtschelding van de schuldvordering van deze lening. Artikel 26 WIB ’92 aanziet dit echter als een abnormaal voordeel (zie supra). De rechtspraak aanvaardt dat, wanneer er bedrijfseconomische redenen worden aangehaald, dit voordeel niet moet worden aanzien als een abnormaal voordeel in het kader van artikel 26 WIB ’92. Als bedrijfseconomische reden wordt het nakend faillissement van een verbonden vennootschap aanvaardt. Dit bewijs moet wel voorliggen op het ogenblik van het toestaan van de lening.11 Als bedrijfseconomische redenen kunnen imagoschade, daling kredietwaardigheid, kortere betalingstermijnen bij leveranciers, e.a. worden aangehaald. 2.2.3.2
Voorafgaandelijke beslissing
De rulingcommissie heeft omtrent de problematiek van de kwijtschelding van een schuld een advies gepubliceerd. 12 Hierin stelt zij dat er geen sprake is van een abnormaal of goedgunstig voordeel wanneer er in de overeenkomst wordt bepaald dat de schuld herleeft wanneer de genieter terugkeert naar een betere toestand. Verder moet vermeden worden dat de verstrekker van het voordeel niet onder de voorwaarden van de artikelen 633 en 634 van het Wetboek Vennootschappen valt inzake het verlies van maatschappelijk kapitaal.13
10 11 12
13
Art. 207 WIB ‘92 Hof van Beroep Gent, 31 januari 2012 FOD Financiën – Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken. Kwijtschelding schuld. Geraadpleegd op 4 april 2014, op http://www.ruling.be/Adviezen/20090622-DVBKwijtscheldingSchuld.pdf Voorafgaande beslissing nr. 2012.473 dd. 30.07.2013; Voorafgaande beslissing nr. 2013.211 dd. 30.07.2013
Kevin Driessens
7
Tamara Vandormael
Case 5
3 GEVOLGEN OP KORTE TERMIJN 3.1 Kapitaalverhoging 3.1.1 Dividenden Voor de dividenden die de moedervennootschap zal ontvangen van NV Excelsior, zijn er twee vrijstellingen voorzien. Enerzijds een vrijstelling van roerende voorheffing, anderzijds de DBI-aftrek. Wanneer de schuldenaar een binnenlandse vennootschap is, ten minste een deelneming bezit van 10% in de dochteronderneming en de deelneming gedurende een ononderbroken periode van één jaar heeft aangehouden, is er geen roerende voorheffing verschuldigd.14 Onder dezelfde voorwaarden, met daarnaast de taxatievoorwaarde (zie verder), geven deze dividenden ook recht op de DBI-aftrek. Hierdoor worden de dividendopbrengsten slechts voor 5% belast in de vennootschapsbelasting. Dit voordeel is ook van toepassing bij de terbeschikkingstelling via een lening, omdat de moedervennootschap al 100% deelneming bezit. 3.1.2 Notionele intrestaftrek Ook gekend als de aftrek risicokapitaal. Deze aftrek heeft als doel om vennootschappen te stimuleren om meer te investeren en financieren met eigen middelen. In de vennootschapbelasting vormt de notionele intrestaftrek de 6de bewerking, wat een aftrekpost inhoudt. De notionele intrestaftrek houdt in dat vennootschappen een fictieve rente kunnen aftrekken van hun winst (als deze er bij de 6de bewerking nog is). Een fictief intrestpercentage wordt toegepast op het eigen vermogen dat blijkt uit de boekhouding aan het eind van het vorige belastbaar tijdperk. Van dit eigen vermogen worden een aantal bestanddelen afgetrokken die als “besmet” worden beschouwd.15 Aangezien het kapitaal een onderdeel vormt van het eigen vermogen, zal bij een kapitaalverhoging ook de berekeningsgrondslag voor de notionele intrestaftrek verhogen. De notionele intrestaftrek wordt wel ontzegd aan de moedervennootschap door de deelneming die zij bezit in NV Excelsior te verminderen van de berekeningsbasis.
14 15
Art. 106, §5 en §6 WIB ‘92 Art. 205 ter WIB ‘92
Kevin Driessens
8
Tamara Vandormael
Case 5
3.2 Lening Indien intresten worden betaald, vormen deze voor de dochtervennootschap aftrekbare beroepskosten.16 Dit wil zeggen dat de belastbare basis voor de vennootschapsbelasting wordt verminderd. Voor de moedervennootschap vormen de ontvangen intresten een opbrengst. Hierdoor stijgt de belastbare basis van de moeder. Via een rulingaanvraag zou de moedervennootschap een renteloze lening kunnen toestaan, zodat er geen intresten moeten worden betaald die een negatieve weerslag hebben op het resultaat.
4 GEVOLGEN OP LANGE TERMIJN 4.1 Kapitaalverhoging - Positieve toestand 4.1.1 Meerwaarden op aandelen In het geval dat NV Excelsior positieve cijfers haalt zal de waarde van de aandelen stijgen. Bij verkoop van de aandelen kunnen de gerealiseerde meerwaarden in de vennootschapsbelasting vrijgesteld worden van belastingen indien aan de taxatie- en permanentievoorwaarde is voldaan. De permanentievoorwaarde houdt in dat de aandelen minstens 1 jaar ononderbroken in volle eigendom moeten worden behouden.17 Aan de taxatievoorwaarde is voldaan als de meerwaarden afkomstig zijn van aandelen waarvan de inkomsten in aanmerking komen voor DBI-aftrek.18 De vennootschap waarvan men een deelneming bezit, moet hiervoor onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als de vennootschapsbelasting of gevestigd zijn in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen niet aanzienlijk gunstiger zijn dan in België.19 Europese landen worden niet beschouwd als belastingparadijzen. Aangezien NV Supporter Holding de aandelen van NV Excelsior al geruime tijd voor 100% in handen heeft, en beide onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, zijn de meerwaarden op deze aandelen vrijgesteld van belasting, voor zover ze geen vroeger aangenomen waardeverminderingen compenseren.20
16 17 18 19 20
Art. 49 WIB ‘92 Art. 192, §1 WIB ‘92 Ibid. Art. 203, §1, 1° WIB ‘92 Art. 192, §1, 2de lid WIB ‘92
Kevin Driessens
9
Tamara Vandormael
Case 5 Let op, vanaf aanslagjaar 2014 zullen de meerwaarden voor aandelen belastbaar zijn voor grote ondernemingen. Dit zijn de ondernemingen die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 15 Wetboek Vennootschappen. De aandelen zullen belast worden aan 0,40% (exclusief 3% ACB).21 4.1.2 Negatieve toestand: waardeverminderingen op aandelen Omgekeerd, wanneer de NV Excelsior er toch niet in slaagt om goede cijfers te behalen zullen de aandelen in waarde dalen. In dat geval is er sprake van waardeverminderingen op aandelen beschreven in artikel 198, §1, 7° WIB ’92. Bijgevolg worden deze minderwaarden niet als beroepskosten aangemerkt.
4.2 Kapitaalverhoging - Situatie bij vereffening 4.2.1 Liquidatiebonus Aandeelhouders kunnen bij de vereffening van een vennootschap een liquidatiebonus ontvangen. Deze liquidatiebonus is het positief verschil tussen het balanstotaal en het werkelijk gestort kapitaal van de vennootschap. Deze uitkering wordt aanzien als een dividend22 en wordt onderworpen aan een roerende voorheffing van 10% (Vanaf 1/10/2014 25%).23 De uitkering kan onder bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld van belasting via de DBI-aftrek.24 Hiervoor moeten de taxatie- en permanentievoorwaarde voldaan zijn.25 Op de datum van de toekenning of betaalbaarstelling van deze inkomsten moet de deelneming ten minste 10% bedragen of een aanschaffingswaarde van ten minste 2.500.000,00 EUR vertegenwoordigen.26 Anderzijds moeten deze inkomsten betrekking hebben op aandelen die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom worden of werden aangehouden. Deze periode moet per aandeel worden beoordeeld.27 De liquidatiebonus is onderworpen aan een roerende voorheffing van 10% en vormt een verrekenbare voorheffing.28 Deze verrekening wordt beperkt wanneer de toekenning of betaalbaarstelling van de dividenden gepaard gaat met een waardevermindering of minderwaarde op de aandelen waarop de dividenden betrekking hebben.29
21 22 23 24 25 26 27 28 29
Art. 217, 3° WIB ‘92 Art. 18, 2° WIB ‘92 Art. 269, §1, 1° WIB ‘92 Art. 202, §1, 2° WIB ‘92 Art. 202, §2, 1° en 2° WIB ‘92 Art. 202, §2, 1° WIB ‘92 Ibid. 2° WIB ‘92 Art. 269, §1, 1° WIB ‘92 Art. 282, lid 1 WIB ‘92
Kevin Driessens
10
Tamara Vandormael
Case 5 Deze beperking is niet van toepassing wanneer de aandelen gedurende een ononderbroken periode van 12 maanden in volle eigendom werden behouden.30 Indien deze aandelen, naast een ononderbroken periode van 12 maanden te zijn aangehouden31, een deelneming van minstens 10% vertegenwoordigen32, is er een vrijstelling voorzien van roerende voorheffing. 4.2.2 Liquidatieverliezen Minderwaarden en waardeverminderingen op aandelen zijn in principe niet aftrekbaar.33 Een eerste uitzondering bestaat er voor minderwaarden en waardeverminderingen die naar aanleiding van de verdeling van het maatschappelijk vermogen worden opgelopen. Het verlies is aftrekbaar ten belope van het verlies aan gestort kapitaal dat door die aandelen wordt vertegenwoordigd.34 Voorbeeld:35
NV Supporter Holding bezit 100% aandelen van NV Excelsior Het kapitaal van Excelsior: 100 aandelen x 500 EUR = 50.000 EUR Aanschaffingswaarde: 100 aandelen x 1.000 EUR = 100.000 EUR Holding ontvangt een liquidatie-uitkering van (100 x 400) = 40.000 EUR De holding boekt een minderwaarde = 60.000 EUR Liquidatieverlies: 60.000 EUR Aftrekbaar tot ten hoogste het verlies aan gestort kapitaal dat door de aandelen wordt vertegenwoordigd Gestort kapitaal bedraagt 100 aandelen van 500 EUR = 50.000 EUR Fiscaal aftrekbaar verlies in hoofde van de holding o 100 aandelen x (500-400) = 10.000 EUR o Overig verworpen verlies (60.000 - 10.000) = 50.000 EUR
4.3 Lening - Positieve toestand Bij terugkeer naar een positieve financiële toestand wordt de lening volledig terugbetaald en zal de moedervennootschap de ontvangen intresten als opbrengst blijven verkrijgen. Anderzijds zal de dochtervennootschap de betaalde intresten kunnen afzetten t.o.v. de winsten die zij vanaf dan zal behalen.
30 31 32 33 34 35
Ibid., lid 2 WIB ‘92 Art. 106, §5 WIB ‘92 Art. 106, §6bis WIB ‘92 Art. 198, lid 1, 7° WIB ‘92 Ibid. A., DE WACHTER, Seminarie Fiscale Club KHLeuven, 27 november 2013
Kevin Driessens
11
Tamara Vandormael
Case 5
4.4 Lening - Situatie bij vereffening Voor de aangehouden deelneming door NV Supporter Holding in NV Excelsior kunnen we verwijzen naar de uiteenzetting over de situatie bij een kapitaalverhoging. 4.4.1 Deficitaire vereffening Uitgaande van het feit dat NV Supporter Holding een lening heeft toegestaan aan NV Excelsior tegen een rentevoet die gelijk is aan de marktrente en rekening heeft gehouden met de beperkingen die eerder werden besproken. De aangerekende intresten op deze lening, de gedane uitgaven en het gemis aan inkomsten vanwege het faillissement van de handelspartner, heeft ervoor gezorgd dat NV Excelsior aanzienlijke overdraagbare verliezen heeft. Wanneer wordt overgegaan tot een vereffening, zal dit leiden tot een deficitair saldo. Dit omwille van het feit dat de activa kleiner zijn dan de opgestapelde schulden (passiva). Interessant zou zijn dat in deze situatie, de holding de vordering t.o.v. NV Excelsior zou kwijtschelden. Hieromtrent komen volgende vragen ter orde: Ontstaat er een abnormaal of goedgunstig voordeel in hoofde van NV Excelsior door de kwijtschelding van de schuld?36 Maakt de kwijtschelding van de schuldvordering een aftrekbare beroepskost uit voor NV Support Holding?37 4.4.1.1
Voorafgaande beslissing nr. 2010.252, 21.09.2010
De rulingcommissie aanvaardt dat de vennootschap die de lening heeft toegestaan een kwijtschelding doet ten belope van de overdraagbare verliezen en de investeringsaftrek. Deze kwijtschelding wordt niet aanzien als een abnormaal of goedgunstig voordeel, wat bij NV Excelsior de minimaal belastbare basis zou uitmaken. Op het voordeel zouden dan geen fiscale aftrekken meer mogen worden toegepast.38 In de ongunstige situatie van de dochtervennootschap is het normaal dat de moedervennootschap hulp aanbiedt. Zij kan hierdoor imagoschade, supplementaire kosten (bv. curator) en eventueel het faillissement voorkomen. Onder de opbrengsten van NV Excelsior wordt de kwijtschelding opgenomen, waardoor de overgedragen verliezen (gedeeltelijk) worden geneutraliseerd en de schuldgraad daalt.
36 37 38
Art. 26 en 207, tweede lid WIB ‘92 Art. 49 WIB ‘92 Art. 207, tweede lid WIB ‘92
Kevin Driessens
12
Tamara Vandormael
Case 5 Om een deficitaire vereffening door te voeren moeten de onbetaalde schuldeisers instemmen met de vereffening. NV Excelsior is niet verplicht haar schuld aan te zuiveren, wat betekent dat deze schuld aanwezig blijft op het passief (zie vereffeningstaat). Het deficitair saldo zal dus geen winst uitmaken van de NV Excelsior, aangezien de belaste reserves op geen enkele manier stijgen.39 In hoofde van NV Supporter Holding zullen zowel het kwijtgescholden gedeelte als het deficitair saldo van de vordering een aftrekbaar verlies vormen volgens artikel 49 WIB. Dit is mogelijk omdat er voldoende rechtmatige bedrijfseconomische redenen voor handen zijn (zie eerder).
39
Art. 185, §1 WIB ‘92
Kevin Driessens
13
Tamara Vandormael
Case 5
Kevin Driessens
14
Tamara Vandormael
Case 5
5 ADVIES Dit advies is geschreven, vertrekkende vanuit de financieel slechte situatie waarin NV Excelsior zich bevindt. De terbeschikkingstelling van nieuwe financiële middelen via een kapitaalverhoging zal in se duurder zijn dan het toestaan van een lening. Het inroepen van een bedrijfsrevisor en een notaris zorgt ervoor dat het prijskaartje hiervan hoger ligt. Anderzijds wordt de optimalisatieruimte bij een lening danig beperkt, waardoor de dochtervennootschap in de meest risicoloze situatie een intrest betaald die gelijk is aan de geldende marktrente. Op korte termijn zullen voor de nieuwe aandelen bij een kapitaalverhoging een vrijstelling van de roerende voorheffing en de DBI-aftrek van toepassing zijn op de uitgekeerde dividenden. Dit voordeel is evenzeer aanwezig bij een lening, omdat de holding al een deelneming van 100% bezit. Zowel de notionele intrestaftrek als de betaalde intresten zijn voor de dochtervennootschap op korte termijn geen voordelen. Zij sleept nog overgedragen verliezen mee van de vorige jaren en zal in het huidige boekjaar ook verlies maken, waardoor ze van deze aftrekposten geen optimaal gebruik kan maken (of de situatie in eerste instantie enigszins verslechterd met de intresten). Op langere termijn is de lening fiscaal interessanter. Aangezien de dochtervennootschap in financieel slechte papieren zit, zal bij een eventuele vereffening de moedervennootschap meer verliezen kunnen recupereren bij een lening dan bij een vroegere kapitaalverhoging. Minderwaarden op aandelen zijn namelijk fiscaal niet-aftrekbaar, behalve ten belope van het verlies geleden t.o.v. het fiscaal gestort kapitaal. Bij een lening is door de Dienst Voorafgaande Beslissingen de mogelijkheid gegeven om via kwijtschelding en instemming een deficitaire vereffening te doen waarbij de moedervennootschap alle liquidatieverliezen kan afzetten t.o.v. haar winsten. Gelet op de financieel slechte toestand van NV Excelsior, adviseren wij een lening om geld ter beschikking te stellen. Hierbij werd in rekening gebracht dat de ontwikkeling van nieuwe activiteiten geen onmiddellijke sleutel tot succes is. Hiervoor is de betere afwikkeling bij vereffening een doorslaggevend element.
Kevin Driessens
15
Tamara Vandormael
Case 5
Kevin Driessens
16
Tamara Vandormael
Case 5
6 BIBLIOGRAFIE Wetgeving Wet van 7 mei 1999 Wetboek van Vennootschappen, B.S. 6 augustus 1999. Beghin, P., e.a. (2013). Wetgevingsbundel Fiscaal Recht - Wetboek Inkomstenbelastingen, Herentals: KnopsPublishing. Administratieve richtlijnen en commentaren Commentaar op het Wetboek Inkomstenbelastingen. Voorafgaandelijke beslissingen Voorafgaande beslissing nr. 2012.462 dd. 18.12.2012. Voorafgaande beslissing nr. 2012.473 dd. 30.07.2013. Voorafgaande beslissing nr. 2013.211 dd. 30.07.2013. Rechtspraak Antwerpen, 13 mei 1991. Gent, 31 januari 2012. Elektronische bronnen FOD Financiën – Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken. Kwijtschelding schuld. Geraadpleegd op 4 april 2014, op http://www.ruling.be/Adviezen/20090622DVB-KwijtscheldingSchuld.pdf. Seminaries A., DE WACHTER, Seminarie Fiscale Club KHLeuven, 27 november 2013.
Kevin Driessens
17
Tamara Vandormael