Literair internettijdschrift
CIRCUMPLAUDO
nummer 66 | november/december 2013 | 8e jaargang
CIRCUMPLAUDO nummer 66 november/december 2013 8e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platformAd van der Zwart Marijke Scholten Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl Webadres
www.facebook.com/Circumplaudo Facebook
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart Vormgeving website
Marijke Scholten Eindredactie
Eric Peterse Omslagfoto Vormgeving omslag en binnenwerk
Rob den Boer
Beheer facebookpagina
© 2013 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
2
CIRCUMPLAUDO
Inhoud
Marijke Scholten - Deelnemen 5
Argibald - Cartoon 13
Arenda Huijsen - Onvoorziene omstandigheden 14
Kees Engelhart - Waarom zou iets dat geen fundament bezit 18
Karen van Soomeren - De waarneming voorbij 20
Rabin Gangadin - De reis naar Suriname fragment 30
Kees Engelhart - Ongeacht de werking van het apparaat 39
Arenda Huijsen - Het wonderlijke spel der zinnen 42
Kees Engelhart – Misschien ook niet 46
CIRCUMPLAUDO
3
4
CIRCUMPLAUDO
Marijke Scholten
Deelnemen
Meester Van der Roer, strafrechtadvocaat, fronste zijn donkerblonde wenkbrauwen en kneep z’n mond samen, “het ziet er niet best voor u uit, Couzijn; heterdaad, het beste is om gewoon maar te bekennen.” Karel Couzijn, heftruckchauffeur, zat tegenover de advocaat aan een vrijwel lege tafel in het kale vertrek, een beetje beduusd nog van de gebeurtenissen. Hij, gemiddelde lengte, enigszins gezet, was net bezig geweest zijn vader, klein, schriel en beweeglijk, los te maken uit de Zweedse band toen er ineens politieagenten in voor- en achtertuin hadden gestaan. Met veel misbaar waren ze binnengedrongen, twee hadden er zelfs een pistool in de aanslag gehad. Hij had zich om moeten draaien, handen tegen de muur, benen gespreid. Ze hadden hem gefouilleerd en afgezien van wat giechelen – sinds z’n scheiding was hij aanrakingen ontwend geraakt – had hij het gelaten ondergaan. Andere agenten hadden zijn vader losgemaakt, die had nog met z’n meest gedragen stem gezegd dat dit louter cumulatief was. Van der Roer zei dat wederrechtelijke vrijheidsberoving een ernstig delict was. Zijn stem klonk nog jong, paste bij zijn gezicht en tengere postuur. Karel bekeek zijn toestand eens. Het viel hem mee, hij was niet geboeid en had ook geen oranje ketelpak aan, zoals CIRCUMPLAUDO
5
je soms op tv zag. “Wat gaat er nou gebeuren?” vroeg hij aarzelend. “Laten we niet op de dingen vooruitlopen,” antwoordde de advocaat. Hij legde zijn handen op tafel, spreidde zijn vingers en keek peinzend. “Waarom hebt u het eigenlijk gedaan?” “M’n vader is dement…” begon Karel, Van der Roer hief zijn linkerhand op, precies zoals één van de agenten had gedaan toen Karel over zijn vaders dementie was begonnen. “Hoho,” zei de advocaat, “bent u soms arts? Psychiater? “ Karel schudde het hoofd, schuldbewust, dementie was natuurlijk een diagnose die je als leek niet zomaar stellen kon. Waar zou het dan heen moeten met de wereld? “Dan zou ik maar niet over dementie beginnen in de rechtszaal, alleen gediplomeerde en ervaren artsen mogen zo’n diagnose stellen.” Karel bleef stil. Buiten z’n vaders dementie en Karels financiële noodzaak om toch naar zijn werk te gaan, was er geen reden geweest de oude man vast te binden. Maar symptomen opnoemen was geen diagnose stellen, besloot hij en hij begon ze op te noemen: “Zwerfgedrag, het gas aanlaten, plassen op de bank, de agressie als hij z’n zin niet kreeg.” De advocaat schudde het hoofd. “Ze zullen de oorzaak voor dat soort gedrag zoeken in een slechte behandeling van uw vader. Hebt u nooit met iemand over uw problemen gesproken, maatschappelijk werk misschien?” Dat had Karel, men had toen gesproken over hoe heerlijk het toch was om voor iemand te kunnen zorgen die immers zoveel voor hem had gedaan en dat het toch zo’n dankbare plicht was voor je ouders te zorgen. “Wat moet ik nu?” 6
CIRCUMPLAUDO
“Bekennen, er zit niets anders op, te veel mensen hebben het gezien. En dan flink berouw tonen, beloven dat u het nooit meer zult doen. Misschien dat het dan bij zes weken blijft, vier na aftrek voor goed gedrag.” Karel sloeg zijn vermoeide ogen op. “En anders?” “Zes maanden tot een jaar.” Ze zaten op de derde verdieping, hoog in de muur zat een raampje. Karel zag een ekster tegen de eerst herfststorm van het jaar optornen. “Dat is best lang,” zei hij zachtjes. Terug op z’n cel voor voorlopige hechtenis zette Karel alles eens op een rijtje. Vier dagen zat hij hier nou. Tot z’n verbazing had hij z’n mobieltje mogen houden, er zat namelijk geen internet op. De eerste dagen en nachten was hij nog veel gebeld door buren, verre familieleden en vage kennissen. Dan hadden ze zijn vader ergens verdwaasd zien zwerven of stond hij in een winkel te schelden en te tieren om niks. Of Karel niet even kon komen om het op te lossen. Maar opsluiting in een politiecel kon zelfs de meest drammerige bellers ervan overtuigen dat dat niet ging. Na twee dagen was het bellen opgehouden omdat de batterij leeg was. Voor het eerst in jaren sliep Karel hele nachten door, de vermoeidheid in z’n rug en knieën was al veel minder geworden. Bij het tweede gesprek met Van der Roer zaten ze in een andere kamer, op de achtste verdieping en met een groot raam op het Noordwesten. Je kon prachtig de regenbuien over zee zien aankomen. Het psychiatrisch onderzoek had gunstig uitgepakt, Karel Couzijn werd erin beschreven als een zachtmoedig en evenwichtig mens. Het rapport, samen met CIRCUMPLAUDO
7
een bekentenis en diepgemeend berouw, zou de rechter heus wel gunstig stemmen. “Het is niet de bedoeling van ons rechtssysteem om kinderen te verhinderen hun plicht jegens hun ouders uit te voeren, iedereen wil u en uw vader zo snel mogelijk weer herenigen. Een officiële diagnose zou overigens wel helpen, is er echt geen artsenverklaring over de dementie van uw vader?” Karel dacht aan de keren dat hij naar de huisarts van z’n vader was gegaan om haar zijn zorgen voor te leggen en uit te leggen dat zijn vader soms zomaar tegen voorbijgangers begon te schreeuwen, of tegen hemzelf. Ze had hem telkens afgepoeierd, een man moest zelf aangeven bij een arts dat hij aan dementie dacht, een zoon had zich daar maar niet mee te bemoeien. Zijn vader had hooguit wat extra aandacht en zorg nodig, en die moest Karel gewoon maar leveren en verder niet zeuren. Karel had nog gezegd dat zijn vader niet at als Karel niet naast hem zat, maar de huisarts had gezegd dat hij zijn baan dan maar op moest zeggen en er naast moest gaan zitten. Er was dus geen artsenverklaring, de advocaat vond dat dat de zaak toch wel wat compliceerde. “Waarom hebt u uw vader eigenlijk in huis genomen?” wilde de advocaat weten. Karel vertelde over hoe zijn vader een jaar geleden uit z’n huis was gezet. De oude Couzijn had een huurachterstand gehad van bijna een jaar omdat hij de automatische betalingen stop had gezet. Uit achterdocht, niet uit geldgebrek. Karels broers en zus woonden alledrie ver weg, in andere provincies. “Nou ja, u begrijpt het wel,” zei Karel. Van der Roer knikte. Karel haalde een hand door z’n grijzende haar, de advocaat ging wat verzitten en herhaalde zijn raad om te bekennen en 8
CIRCUMPLAUDO
vooral veel berouw te tonen. Een vlotte bekentenis, diep berouw en het psychiatrisch rapport zouden z’n kansen op een lage straf vergroten. “U zult snel weer een nuttig lid van de maatschappij kunnen zijn.” Karel wist niet goed of hij echt nog een nuttig lid van de maatschappij wou zijn, maar het leek hem niet handig dat te zeggen. Uitgerust stapte Karel Couzijn veertien dagen later de rechtbank in. Hij was goed blijven slapen tijdens de voorlopige hechtenis en hij merkte dat hij weer helder kon denken. De spieren in zijn schouders waren langzaam uit de knoop geraakt en het brandende gevoel in zijn maag en ogen was weg. Zijn vader was ook bij de rechtszaak, Karel was even verbaasd, hij had er niet bij stilgestaan dat zijn vader het slachtoffer was van de misdaad die nu behandeld zou worden. Het viel hem op dat z’n vader dezelfde kleren droeg als op de dag van Karels arrestatie. Ze leken in de tussentijd niet gewassen, waren misschien zelfs ’s nachts niet uit geweest. Karel dacht aan al die keren dat hij had moeten vleien, dreigen en soebatten om zijn vader in schone kleren te krijgen, en de stank die in het huis hing als dat al te lang niet lukte. Prompt was de vermoeidheid terug in zijn rug en knieën. De zitting begon. De rechter vroeg naar de reden van de vrijheidsberoving. Karel dacht aan de adviezen van z’n advocaat, aan de stank in z’n huis, de eindeloze telefoontjes op alle momenten van de dag en de nacht. Hij zei: “Ik deed dat omdat m’n vader dement is en er geen land met hem te bezeilen is.” De rechter keek strak en streng en vroeg of er een artsenverklaring was. Toen die er niet bleek te zijn, CIRCUMPLAUDO
9
vroeg de rechter de oude Couzijn op de man af of hij soms dement was. Pa Couzijn ontkende. Daarop herhaalde de rechter zijn vraag aan Karel naar het waarom van zijn misdrijf. Karel herhaalde de reden. De rechter sprak hem toen vaderlijk toe “Mijnheer Couzijn, ik snap wel dat u in een vlaag van verstandsverbijstering geen uitweg zag, maar u hebt vast erg veel berouw. Ik begrijp uit het psychiatrisch rapport dat u een zachtmoedig en evenwichtig mens bent, ook heeft u een blanco strafblad. De officier van justitie eist vier maanden gevangenisstraf, ik vind dat vrij veel. Het kan dus minder worden, maar dan moet u wel meewerken.” Karel overlegde even met zijn advocaat, die zei dat hij er wel zes weken van kon maken. “Als u meewerkt, kunt u snel weer uw familieleden in uw armen sluiten, inclusief uw vader.” Karel voelde plots dat hij last kreeg van brandend maagzuur. De rechter herhaalde zijn vraag naar het waarom nog maar weer eens. Karel strekte zijn rug en zei: “Mijn vader is dement en ik wou even mijn handen vrij hebben voor een bezoek aan een prostituee. Ik heb geen spijt van mijn daden en zou het zo weer doen.” De advocaat, de rechter en de officier van justitie keken ineens heel ijzig, de griffier moest nodig diep in zijn papieren duiken. Pa Couzijn nam het woord en zei: “Alles is hier zeer palliatief, mijn complimenten.” De rechter vroeg Karel wat zijn vader daar mee kon bedoelen en Karel verklaarde, “Als mijn vader niet dement is en u een intelligent man bent, zult u hem toch wel begrijpen? Ik ben maar een leek en een hoerenloper, ik begrijp er niks van.” Hij hoopte dat men niet zou vragen om bewijzen voor zijn hoerenbezoek; bonnetjes, 10
CIRCUMPLAUDO
ooggetuigenverklaringen, dat soort dingen. Het vonnis werd zes maanden. De traagheid der dagen in de gevangenis maakte van Karel een modelgevangene, medegevangenen zowel als bewakers droegen hem op handen. Eind februari zou hij vervroegd vrij komen. Half februari kwam Karels zus hem opzoeken. Ze had zich fleurig uitgedost en chocolaatjes voor hem meegenomen. Ze zaten ontspannen te babbelen, haalden jeugdherinneringen op. Karel zei dat hij zich verheugde op de vrijlating. Hoezeer de sleur en de verveling van het gevangenisbestaan hem ook tot rust brachten, hij wou toch weer graag als vrij man, op eigen gelegenheid, bij mensen langsgaan, in het bos wandelen, een café bezoeken. Bij het afscheid zei zijn zus tegen hem, “Je zult wel blij zijn dat je snel weer voor pap zult kunnen zorgen. Jullie hadden het zo gezellig samen.” Ondanks de spanning die in zijn schouders schoot, knikt hij kalmpjes, bijna sereen. Hij dacht aan alle keren dat hij bij nacht en ontij zijn vader had lopen zoeken in donkere straten waar de wind guur doorheen woei. Het vooruitzicht van boswandelingen en cafébezoek leek weer ongrijpbaar ver weg. Zijn zus draaide zich bij de deur nog even om en zwaaide. Karel zwaaide terug. Kalm en weloverwogen nam hij een besluit. Zijn schouders ontspanden zich. Die avond sloeg hij het meubilair in de eetzaal kort en klein en bedreigde hij een bewaker met een lepel. Hij werd in de isoleercel geplaatst. De vervroegde invrijheidsstelling was van de baan. Toen hij veertien dagen later uit de isoleercel kwam, hoorCIRCUMPLAUDO
11
de hij dat zijn vader was overleden. Hij was onderkoeld in een portiek gevonden, om 3 uur ’s nachts, en naar het ziekenhuis gebracht. Zeven uur later was hij dood. De directeur van de gevangenis kwam Karel condoleren en zei nog dat het hem zo speet dat Karel niet bij de begrafenis had kunnen zijn. Karel hoorde het knikkend en hoofdschuddend aan, wist niet goed wat een gepaste reactie zou zijn. Hij wist wel dat een baan, boswandelingen en cafébezoek na zijn vrijlating weer tot de mogelijkheden zouden behoren maar dat hij daar nu maar even niks over zeggen moest. Tot zijn eigen opluchting gleden er een paar tranen langs zijn neus in de snor die hij in de isoleercel had laten staan toen de directeur vertelde dat er niemand bij zijn vader was geweest toen die stierf. Men had Karels broers en zus niet snel genoeg kunnen bereiken. De directeur bood hem geroerd een papieren zakdoekje aan. De rest van zijn dagen in de gevangenis was Karel weer een modelgevangene. Hij had een luisterend oor voor zijn medegevangenen, en ook de bewakers konden hun nood bij hem klagen. Om zich beter voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij, begon hij aan een schriftelijke cursus boekhouden, hij besloot zijn snor weer af te scheren en dacht erover een hobby op te pakken, postzegels verzamelen misschien, of beter nog; hardlopen. Hij had eigenlijk een erg grote behoefte aan buitenlucht gekregen.
12
CIRCUMPLAUDO
Argibald
CIRCUMPLAUDO
13
Arenda Huijsen
Onvoorziene omstandigheden
‘Goedenavond, heren. - Ober, het gewone recept graag!’ De diepe, sonore stem brengt een schok van herkenning teweeg en ik weersta ternauwernood de sterke aandrang een blik over mijn schouder te werpen. Mijn ogen houd ik angstvallig op de tafel voor me gericht, terwijl heel mijn wezen het uitschreeuwt: Hier zit ik! Zie je niet hoe erg ik eraan toe ben? Wat het met me heeft gedaan? Kijk dan toch! Ik stel me voor hoe Twan zijn ogen door het restaurant laat dwalen, over de schaars bezette tafeltjes en hoe zijn blik enkele seconden op mij blijft rusten. Die gewaarwording is zo intens dat ik bijna de aanraking van zijn hand op mijn schouder voel. Mijn hart roffelt in mijn borstkas en ik duw de kraag van mijn jasje hogerop in mijn nek om herkenning te voorkomen. Zijn stem heeft door de jaren heen niets aan kracht en dominantie ingeboet. Een confrontatie is vooralsnog afgewend. Ik tracht me te concentreren op het tijdschrift dat opengeslagen voor me ligt, maar de letters dansen een onstuimige polka en weigeren zich tot een samenhangende reeks van woorden aaneen te schakelen. Vanuit de bar dringt zijn stem in onverstaanbaar gemompel tot me door. Ik laat me als vanouds meevoeren met dat donkere, bronzen timbre. 14
CIRCUMPLAUDO
Destijds was zijn zware stem in volstrekte harmonie met zijn postuur. Hij scheen zich er nauwelijks van bewust hoe groot het effect daarvan op vrouwen was. Ik voelde me immens bevoorrecht boven hen die vruchteloos hun charmes op hem loslieten. Nochtans bekroop me met regelmaat de vrees dat hij me ooit zou verlaten en die heilloze gedachte liet mij nooit geheel los. De pijn in mijn been neemt gestaag toe en zuchtend ga ik verzitten. Ik kan het onmogelijk veel langer uithouden op deze stoel. Ik schrik hevig wanneer de ober plotseling naast me opdoemt. ‘Heeft het gesmaakt, mevrouw?’ Hij stapelt het serviesgoed op en hopelijk trekt het geluid niet Twans aandacht. ‘Ja, zeker.’ Ik tracht mijn stem zoveel mogelijk te dempen. ‘Mag ik afrekenen, alstublieft?’ Na dit intermezzo verlies ik me opnieuw in overpeinzingen. Zijn stem kon zowel liefdevol strelen als genadeloos kwetsen en dat laatste sloeg diepe wonden in mijn ziel. Desondanks verzon ik allerlei verzachtende omstandigheden voor zijn gedrag. Mijn liefde voor hem deed mij steeds vaker en verder de grenzen verleggen van hoe hem te behagen. Ik gaf en hij nam: mijn lichaam, mijn energie, mijn geld, mijn identiteit. Alles. Hij was mijn enige behoefte, ik at, dronk en ademde hem. Meer dacht ik niet nodig te hebben. De ober is bezig de tafeltjes in mijn buurt af te ruimen en ik merk dat ik de enig overgebleven gast ben in dit gedeelte CIRCUMPLAUDO
15
van het restaurant. Ik vang nog steeds flarden op van het gesprek tussen Twan en zijn gesprekspartners. Helaas leidt de weg naar de uitgang langs de bar en ik zal de voorzienigheid prijzen als het me zo dadelijk gelukt ongezien weg te sluipen. Het keerpunt diende zich abrupt aan op een bedrijfsfeestje. Twan had een verse megaopdracht in zijn portefeuille, hetgeen gepaard ging met een royale salarisverhoging. We waren even uitgelaten als tieners en genoten volop van de heerlijke cocktails die op grote dienbladen werden aangeleverd. Het leven had ons lief. Al gauw vertroebelde ons beneveld brein een helder zicht op het gevaar dat een trap kan opleveren. Vanuit de tot feestzaal omgebouwde kelderruimte begaven we ons naar boven om buiten wat verkoeling te zoeken: hij luidkeels zingend, een arm om een vrouwelijke collega geslagen, beurtelings twee treden op en één neer. Ik volgde enkele treden lager. Plotseling raakte hij me door een maaiende beweging van zijn arm waardoor ik het evenwicht verloor en met een smak onderaan de stenen trap belandde. Ondanks de hevige pijn, ontwaarde ik tot mijn ontzetting het tafereel dat haarscherp en onuitwisbaar in mijn geheugen staat gebeiteld. Zijn opgetrokken schouders en gespreide armen kenschetsten ondubbelzinnig de woorden: sorry liefje, in de gegeven omstandigheden kan ik je onmogelijk te hulp komen, waarna hij zijn arm in die van het meisje haakte en zwalkend de laatste, opwaartse treden liep. Daarna zonk ik weg in een genadige bewusteloosheid. In het ziekenhuis constateerde men, afgezien van een gapende hoofdwond, een zeer gecompliceerde beenbreuk. 16
CIRCUMPLAUDO
Sindsdien is mijn stok een onmisbare metgezel. Het werd me pijnlijk duidelijk dat ik me vrijwillig door deze man naar de afgrond had laten leiden. Met het laatste restje gevoel van eigenwaarde maakte ik een einde aan onze relatie. Ik sta moeizaam op en kom slechts stapvoets vooruit. De stok volgt het trage ritme van mijn voetstappen. Mijn blik is strak gericht op de brede deur naar buiten, evengoed zie ik vanuit mijn ooghoeken een gedaante naderbij komen. ‘Ben jij het echt? Hanneke? Meisje toch...’ Die stem, die bronzen stem! Ik tracht Twan te negeren, maar hij grijpt mijn arm en houdt me staande. Onwillig sla ik mijn ogen naar hem op en ineens lijkt geen macht sterk genoeg om me te pantseren tegen zijn overweldigende aantrekkingskracht. Ik trek me los uit zijn greep en doe een stap achterwaarts. Mijn stok raakt hard de zijkant van zijn hoofd. Bloed sijpelt in straaltjes door zijn baardharen en vormt grillige patronen op zijn witte overhemd. Hij staart me aan, zijn blik vol ongeloof. Zijn stem, die in mijn hoofd nimmer zal verstommen, zwijgt. Ik strompel naar buiten, de avond in.
CIRCUMPLAUDO
17
Kees Engelhart WAAROM ZOU IETS DAT GEEN FUNDAMENT BEZIT 1 Waarom zou iets dat geen fundament bezit Waardevol zijn Is dat een vraag Kan daarmee iets gemeten worden Verborgen worden Weggegooid Is het mogelijk Wit verleden te maken Kalmer dan water Is dat het geval Begin met een boomhut Iets dat al lang verdwenen is Buig voor aanbevelingen Bespied naakte feiten Zeg er niets over Wind is er langs gegaan Regen viel er Onwrikbaar op neer Valt daar iets te wegen Iets te beamen Flinterdun ijs zeggen we IJs van een enkele nacht Niet iets om overheen te gaan Prairies zijn woestijnen En woestijnen de zee
18
CIRCUMPLAUDO
2 Die almaar roept en wenkt Geen magistratuur kent Van zonde vrij is Waarop geen enkele misdaad Aanspraak maken kan Als vanzelf ontstond Ons achterliet Gekoesterd Uiterst kwetsbaar Alle aantijgingen onschadelijk makend Is de vloot Met een verrekijker Nog juist te zien De avond valt het is warm Het eiland links Waarvan men zegt Dat het ijdel is Tuigt zich op en Laat haar schittering ontluiken Een soort ziekenhuis Om heen te gaan In geval er niemand is Die weet heeft van hetzelfde Ook dierentuinen zijn geschikt Mits het winter is En dat het regent
CIRCUMPLAUDO
19
Karen van Soomeren
De waarneming voorbij
In het schijnsel van de lantarenpalen wist de voorgevel van het zwembad zich te onderscheiden van de overige donkere schimmen. Alles daarachter werd opgeslokt door de duisternis. Het kleine tl-balkje boven de voordeur veranderde daar niets aan. Hoewel hij gemakkelijker uit bed kwam wanneer het buiten al licht was, maakte de herfst het hem eenvoudiger. Rustig liep hij naar het met stenen gevulde gaas dat een siermuur langs de oprit van het zwembad vormde. Hij zette zijn handen op de schouderhoge muur en duwde zichzelf omhoog. Soepel wisten zijn voeten zich onder zijn lichaam te voegen. Hij liep over de siermuur naar de omheining die haaks op de siermuur stond en twee keer zo hoog was. Net zoals hij op de siermuur geklommen was, klom hij ook op de omheining. De architect had het te gemakkelijk gemaakt. Voorzichtig liet hij zich aan de andere kant zakken voordat hij het laatste stukje sprong. Hij plofte op het grasveld. Door het raam aan de zijkant zou pas licht gaan branden wanneer de eerste medewerker via de voordeur naar binnen was gekomen en de lichten aandeed. Dit zou over een paar minuten gebeuren. Daarna zou deze medewerker de zijdeur en branddeuren openen. Tien minuten later zou het zwembad daadwerkelijk open gaan. De eerste zwemmers zouden al voor de deur staan te wachten totdat 20
CIRCUMPLAUDO
ze naar binnen mochten. Hij leunde tegen de muur aan, zijn gedachten dwaalden af naar de sollicitatiebrieven die hij later die dag wilde schrijven. Een weeïg gevoel kroop vanuit zijn buik omhoog. Wanneer was zijn laatste sollicitatiegesprek geweest? Vier maanden geleden? Of waren het er vijf? Het licht in het zwembad ging aan en even later hoorde hij een sleutel in het slot ronddraaien. Nog een paar minuten geduld en daarna was het zijn uur. Een uur waarin zulke gedachten niet bestonden. Tegen zijn vrouw zei hij altijd dat hij ’s ochtends ging wandelen. Ook al wist hij dat zij wel beter wist. Maar ze zei er niets van. Er waren nu eenmaal perioden in het leven waarin je het je niet kon permitteren om bepaalde normen te hanteren. Hij liet zijn benen over de rand bungelen. Het water voelde fris aan, precies zoals hij het liefste had. Hij liet zich vallen en ging kopje onder. Eenmaal boven spoelde hij de shampoo uit zijn brilletje, zette het op en zette zich tegen de kant af. Door zijn stroomlijn gleed hij soepel door het water heen. Zijn aandacht ging slechts nog uit naar de manier waarop hij zwom. De doorhaal van zijn armen, de stand van zijn handen, de voortstuwing vanuit zijn voeten en de rompstabiliteit traden op de voorgrond. De zwarte T onder hem liet hem weten dat het na twee slagen tijd was voor het keerpunt. Tijdens de koprol voelde hij hoe hij iets teveel naar links helde. Daar moest hij echt aan werken. Na tien banen ingezwommen te hebben, bleef hij aan de kant staan om wat water uit zijn bidon te drinken. Door de grote glazen wand langs het bad zag hij hoe het licht begon te worden. Roze en CIRCUMPLAUDO
21
paarse strepen maakten plaats voor een paar oranje schapenwolken. De kleine gezette badmeester die langs de rand van het bad slenterde, knikte naar hem. Hij stak zijn hand op. De medewerkers waren kennelijk geen ochtendmensen. Niemand herinnerde zich ooit dat hij niet via de ingang naar binnen was gekomen. Hij had de afgelopen jaren nu eenmaal tot de vaste club zwemmers behoord. Vorige week had de baliemedewerker zelfs opgemerkt dat hij er duidelijk frisser uitzag in vergelijking met hoe hij die ochtend binnen was gekomen. Het menselijk brein volgde zijn eigen regels. Een vrouw van een jaar of dertig kwam binnenlopen en liep doelgericht op baan vijf af. Ze ging op de rand zitten, deed haar haar in een knot en zette haar badmuts met de tekst ‘first in the pool’ op. Haar brilletje volgde, ze liet zich in het water zakken en begon met inzwemmen. Hij richtte zich weer op het water voor hem. De mannen in de baan naast hem zwommen breeduit een oude wijvenschoolslag waardoor ze hun gesprek konden voortzetten. Ze bleven echter uit zijn baan, waardoor hij vlinderslag kon zwemmen. Hij haalde diep adem en dook het water in. Na zijn onderwaterfase schoot hij vlak over het water heen en dook weer onder het oppervlak. De eerste zonnestralen schenen het bad in. De lichtbundels zochten hun weg naar de bodem. Met een flinke vaart zwom hij door de gouden waterstralen heen. Hij tikte aan en keerde om. Plotseling zag hij een dagpauwoog boven het water fladderen. Het moest een van de laatste van dit jaar zijn. Het diertje was kennelijk op zoek naar een plek om te landen, want iedere keer naderde het het wateroppervlak om vervolgens weer omhoog en daarna een andere kant op te vliegen. Zijn hoofd dreunde tegen de 22
CIRCUMPLAUDO
kant aan. Hij was er al. Een pijnscheut resoneerde door zijn schedel. Het zwembad draaide, vervaagde en werd weer scherper. ‘Gaat het wel met u?’ een van de drie jonge mannen, die in baan vier hadden rondgecirkeld, was gestopt. De andere twee volgden zijn voorbeeld en staarden hem aan. ‘U klapte flink tegen de muur op. U kunt het zwembad maar beter uit gaan,’ de langste van het stel, die ondanks zijn mannelijke voorkomen een zandloperfiguur had, stond nu naast hem en duwde hem richting de kant. Zonder na te denken liet hij hem zijn gang gaan. Bij het trappetje klom hij uit het water. ‘Bedankt.’ ‘Zal ik u naar een dokter brengen?’ Resoluut schudde hij zijn hoofd, iets waar hij direct spijt van had. ‘Het gaat wel. Even wat drinken en dan ga ik rustig naar huis.’ De man haalde zijn schouders op en ging weer terug naar baan vier. Gelukkig maar. Een doktersbezoek kon hij nu niet gebruiken. Niet nu zijn vrouw en hij besloten hadden om het eigen risico van de zorgverzekering te verhogen omdat ze zelden wat hadden. Voorzichtig liep hij het zwembad uit. Bij iedere beweging dreunde het in zijn hoofd. De manier waarop zijn omgeving draaide gaf het geheel een nieuwe dimensie. Hoewel hij het liefste direct naar huis zou zijn gegaan, liep hij de andere kant op. Hij moest in het ritme blijven. Hij mocht niet opgeven, hij zou maar net die ene keer een uitnodiging krijgen. Zo snel als zijn hoofd het toeliet, wandelde hij naar het cenCIRCUMPLAUDO
23
trum. De grote gele M zwaaide boven zijn hoofd heen en weer, terwijl hij probeerde te ontdekken welke deurklink hij vast moest pakken. Eenmaal beet duwde hij de deur open. Bij de tweede deur had hij geluk, er kwam net iemand naar buiten. Binnen was het rustig. Achterin zat een stelletje koffie te drinken uit kartonnen bekers. Het blonde meisje met de knalrode lippenstift dat achter de balie stond, speelde verveeld met haar smartphone. Hij hoefde geen moeite te doen om ongezien naar de wc’s te gaan. In het toilethokje liet hij het deksel vallen. Het viel vandaag mee. De vloer plakte een beetje, maar het stonk er bijna niet. Hij haalde zijn oude abonnementloze mobiel uit zijn jas. Het kostte hem moeite om zich op het kleine schermpje te concentreren. Hij maakte verbinding met Wi-Fi en controleerde zijn e-mail. Op wat spam na, was er geen nieuwe e-mail. Zuchtend zette hij zijn telefoon weer uit. Eerst nog even langs het uitzendbureau om te kijken of er nieuwe vacatures bij waren gekomen. Daarna eindelijk naar huis. De deur kreunde terwijl hij hem openduwde. Het was fris in de ruime hal. Hij schopte zijn schoenen uit, gooide zijn tas in een hoek en liet zijn jas van zijn schouders glijden. Verbaasd keek hij om zich heen. De kapstok was van hout in plaats van roestvrij staal, de reproductie van ‘Caféterras bij nacht’ aan de muur had hij nog niet in zijn eigen huis gezien en de wanden leken wel geel. Hoe hard was die klap wel niet geweest? Hij deed de deur naar de woonkamer open. Daar was het hetzelfde verhaal. Het oranje behang waar de zon op viel, straalde warmte uit. Er hingen diverse reproducties. Van Picasso tot Monet. Een beige suède hoekbank vulde een 24
CIRCUMPLAUDO
groot deel van de kamer, een koloniale eikenhouten tafel nam een ander deel voor zijn rekening. Aan die tafel zat zijn vrouw. Verstopt onder een zwarte hoody waarvan ze de capuchon over haar hoofd had getrokken. Hij keek tegen haar rug aan. ‘Schat? Hoefde je niet te werken?’ Hij ging naast haar zitten. Ze prikte met een vork in een stukje brood, haalde de vork eruit en prikte de vork er weer in. De oude kaas die op het brood lag brokkelde steeds verder af en kwam op het bord terecht. Hij ving een glimp op van de zijkant van haar gezicht. Haar blonde steile haar was verdwenen, hij zag alleen maar huid. Haar linker wenkbrauw was opgetekend met lichtbruin oogpotlood en haar ooglid was wimper loos. ‘Wat is er gebeurt? Waar is je haar? Langzaam draaide ze haar hoofd zijn kant op. Hij wist niet of ze hem nu aankeek of langs hem heen staarde. Haar blik was leeg. Ze richtte zich weer op het bord. Hoewel haar hand beefde, begon ze steeds sneller in het brood te prikken. Totdat het uit elkaar viel. De punten van het eetgereedschap vlogen omhoog en schoten vervolgens weer naar beneden. Een koude metalen scheut trok door zijn hand. Zij schoof haar stoel naar achteren en verliet de kamer. Zijn blik bleef op de deur hangen, totdat hij een stroompje over zijn rechterhand voelde lopen. De vork zat in zijn hand. Zonder erbij na te denken, trok hij het stukeetgerei uit zijn hand. Het bloed gutste nu uit de vier gaatjes. Hij stond op en probeerde zonder teveel te druppelen de keuken te bereiken. Hij greep naar de keukenrol en wond een paar vellen om zijn hand. Hij schrok op van het geluid van de voordeur die dichtviel. ‘Heleen...’ Hij wankelde naar de deur die toegang gaf tot CIRCUMPLAUDO
25
de hal, maar botste tegen een ladekastje. Haar agenda viel op de grond. Er vielen losse papieren en een folder uit. Hij schoof alles bij elkaar en wilde het terug stoppen toen zijn blik op de medische informatiefolder viel. Hij draaide de agenda om. De letters CK stonden bij vanmiddag. Hij bladerde door. Over twee weken stonden de letters er weer en twee weken daarop weer. Zijn lichaam negerend sprong hij op, rende de gang in, schoot in zijn schoenen en vloog de deur uit. ‘Heleen!’ Het was donker. Zijn stem vervaagde in de wind. Het huizenblok voor hem brokkelde voor zijn ogen af. Van de muren bleven randen van één a drie stenen hoog over. Overal lagen dakpannen, versplinterde planken en bakstenen. De wind striemde in zijn gezicht, trok aan zijn kleding en rukte de vellen keukenrol los. Hij opende zijn hand en liet ze gaan. Het schijnsel van de enige lantarenpaal die nog enigszins overeind stond, knipperde. De tussenpozen werden steeds langer. Hoe moest hij Heleen hier vinden? Of moest hij nu juist op bed gaan liggen? Rusten? Deed zijn hersenschudding hem dingen zien die er niet waren? Net zoals tien jaar terug toen hij midden op straat een vrouw zag die er niet was. De volgende dag had hij met 40 graden koorts op bed gelegen en wist hij niet eens meer wie hij zelf was. Alleen was dit anders. Te echt. Hij voelde de wind, het kippenvel stond op zijn armen, het bloed sijpelde uit zijn hand en de blik in Heleens ogen had hij zich nooit zo kunnen voorstellen. Niet alleen duizelde zijn hoofd, hij voelde de onrust door zijn neuronen knetteren. Dan maar lopen. Alles beter dan niets doen. Voorzichtig begon hij zich een weg door de 26
CIRCUMPLAUDO
duisternis te banen. Af en toe zag hij de contouren van iets dicht naast hem. Hij hoopte maar dat het puin was. Omdat hij het ook niet wist, riep hij af en toe Heleens naam. Zag hij nu ook een lichtje in de verte? Het was een houvast, die kant ging hij op. Ineens werd hij bij zijn arm gegrepen. ‘Ben je helemaal gek geworden?’ De lippen raakten bijna zijn oor. De persoon trok hem mee. Hij liet het gebeuren. Ze sloegen rechtsaf en wisten redelijk snel door een labyrint van brokstukken te manoeuvreren. Slechts twee keer stootte hij met zijn voeten ergens tegenaan. De gedaante begeleidde hem met zachte dwang een trap af. Daarna trok de persoon aan iets waarvan hij vermoedde dat het een grendel was. Langzaam duwde hij iets opzij en hem naar binnen. Nadat de persoon ook binnen was en de deur vergrendeld had werd het rustig. De gierende wind was verdwenen. Hij zag verderop een paar lichtbundels. ‘Pas op.’ Nu hoorde hij dat het een mannenstem was en herkende deze. Het licht ging aan. Hij knipperde met zijn ogen. Zijn buurman schudde zijn hoofd en keek hem aan. Ze stonden in de hal van iets wat van binnenuit op een bunker leek. In de grote ruimte die aan de hal grensde, stonden tien stretchers. Slechts vijf werden in gebruik genomen door een vrouw, een man, twee jongens en een meisje. Ze knipten hun zaklantaarns uit en keken even om. Kennelijk was het niet erg interessant, want de man en vrouw draaiden zich weer om en de kinderen kropen bij elkaar op een stretcher. Het meisje pakte een doos die onder de stretcher lag en haalde er een mens-erger-je-niet-bord uit. ‘Waar was je mee bezig? Wat doe je midden op de dag buiten? Hoofd gestoten of gewoon levensmoe?’ CIRCUMPLAUDO
27
‘Nou, ja. Ik heb mijn hoofd wel gestoten.’ ‘En dat was genoeg om de oorlog te vergeten? Om naar buiten te gaan wanneer het donker is?’ ‘Maar wat deed jij dan buiten?’ Zijn buurman kneep zijn blauwe ogen tot spleetjes en trok hem aan zijn arm dichterbij: ‘Niet hier. We mogen dan wel een schuilkelder delen, maar we bespreken hier geen tactieken.’ ‘Waar is Heleen?’ ‘Wie?’ ‘Heleen. Mijn vrouw?’ ‘Ga even liggen. Rust uit.’Hij ging op de dichtstbijzijnde stretcher liggen en sloot zijn ogen. Het leek alsof zijn lichaam draaiend in een diepte gegooid werd. In de verte hoorde hij de stem van de buurman: ‘Hij is het kwijt. Ik denk dat het hem teveel is geworden. Hij is volledig doorgedraaid.’ ‘Schat?’ De druk op zijn schouder nam toe. Langzaam deed hij zijn ogen open. Heleen keek hem aan. Haar lange blonde haar raakte bijna zijn gezicht zoals ze nu over het bed heen hing. Haar volle zwarte wimpers vormden een krans om haar grijze ogen. Ze had haar witte werkbroek en –shirt aan. ‘Waar kan ik je voor wakker maken?’ ‘Wat? Je maakt me wakker.’ ‘Zo ken ik je weer. Eigenlijk bedoelde ik waar ik je mee zou kunnen verrassen. Maar ik geloof dat je ieder uur wakker maken al voldoende verrassing is. Ik moet alleen zo naar mijn werk, dus je moet nu wel opstaan. Ik kom tussen de middag wel langs. En ik zal je sowieso ieder uur even bellen. 28
CIRCUMPLAUDO
Hier is je mobiel, ik leg hem op het nachtkastje. Ik had ook al ontbijt gemaakt. Kan ik nog wat voor je pakken?’ Hij keek om zich heen. Het was hun eigen vertrouwde slaapkamer met de bij elkaar passende kledingkast en nachtkastjes. ‘Maar je haar, de woonkamer en gang, de buurman.’ Had hij alles gedroomd? ‘Rustig aan schat. Je hebt een hersenschudding. Ik heb je vannacht ieder uur wakker gemaakt. Waarom denk je anders dat ik nu wat meer make-up nodig heb dan normaal? Maar het geeft niets. Blijf vandaag lekker thuis. Dan komt het goed.’ Moeizaam probeerde hij omhoog te komen. Het duizelde hem nog steeds.
CIRCUMPLAUDO
29
Rabin Gangadin
De reis naar Suriname Fragment
Direct nadat het blauwe KLM-toestel met ca. 265 passagiers in haar pens, bijna allemaal Surinamers, haar neus omlaag drukt, vervolgens haar driewielige poten uit haar buikschacht tevoorschijn tovert om ermee het stukje Surinaamse gepolijste maankrater dat voor een internationale landingsbaan mag doorgaan een reeks robuuste tikken te geven, beginnen handen met beringde vingers ongeveer op dezelfde maat extatisch te klappen. Een paar zouden bij het aanschouwen van de snel voorbijtrekkende bruine watermassa, die vanuit deze hoogte op een modderige streep, zich een kromme weg banend tussen de stroken groene vegetatie, lijkt het liefst met een betraand gezicht land in zicht willen uitgillen. Donos Juanos vraagt Suzette die gedurende de hele reis als reiziger naast hem heeft gezeten en zich geen ogenblik van haar plek losweekte, zelfs toen anderen dat wel deden om even van hun zithouding af te kicken, naar haar gegevens voor een mogelijke ontmoeting in Paramaribo ten tijde van zijn verblijf. Hij had met haar de hele reis door een prettige conversatie die van het zakelijk-informatieve afgleed naar een zakelijk-persoonlijke en tegen het einde van de vliegreis die acht uur geduurd heeft, transformeerde tot een amoureuze woord- en blikuitwisseling. Voor Donos Juanos was het duidelijk dat Suzette voor hetzelfde doeleind 30
CIRCUMPLAUDO
naar Suriname reisde als hijzelf, namelijk het in levenden lijve ontmoeten van een imaginaire internetpartner, die beiden hopen in vleselijke gedaante te kunnen downloaden. Opmerkelijk was dat allebei het erover hadden maar er niet enthousiast en hartstochtelijk over uitweidden. Bij Donos Juanos was er ten aanzien van deze reis echter nog één ding extra bijgekomen namelijk het verzamelen van indrukken tijdens zijn verblijf in Suriname die hij in zijn roman zou willen verwerken en het doen van archiefonderzoeken voor zijn essay waarin hij wil aantonen dat de Surinamer eigenlijk niet bestaat. Suzette had er verrukt en verbaasd naar geluisterd toen Donos Juanos het met haar over dit onderzoek had. Ze zei zelf antropologe te zijn maar ondanks haar specialisatie in Niet-westerse culturen er nooit bij te hebben stilgestaan dat de Surinaamse bevolking een verzameling passanten zou zijn zoals Donos Juanos stelt en dat Suriname bijgevolg een vertrekhal zou zijn voor bijna al de Surinamers die zich het liefst heel gecultiveerd elders in de wereld zouden willen vestigen. Suriname zouden zij nooit uit hun geest verbannen en het met vakantie blijven aandoen, enerzijds uit een gesublimeerde vorm van nostalgie en anderzijds om hun gemaltraiteerde ego tengevolge van de miskenning in het vreemde land, een boost te geven. De Surinamer zou volgens Donos Juanos lijden aan een zelfkoloniserende inborst doordat die de neiging heeft economische asielzoekers die er de boel komen overnemen te bejegenen met een slaafse onderdanigheid, ongeveer op dezelfde wijze zoals Indiërs dat met blanke West-Europeanen en Amerikanen doen terwijl zij strebers uit het eigen gelederen het liefst meteen zien sneuvelen met het ondernemingsplan in de CIRCUMPLAUDO
31
hand. Volgens Donos Juanos zou de gemiddelde Surinamer er als de dood voor zijn wanneer een buitenstaander met betrokkene het over de verworvenheid en faam van een andere Surinamer zou hebben. Hij zakt liever door zijn eigen geraamtestelsel dan zoiets verschrikkelijks te moeten aanhoren. Hierdoor zou er nooit een basis zijn ontstaan voor een Surinaams volk dat zich de tijd en ruimte zou gunnen om één volksgevoel, één volksideaal, één volkstaal en één volksmentaliteit te doen verwezenlijken. Het Nederlands is weliswaar een taal waar een ieder in weet te gillen maar is er tegelijk één waar men geen enkel ideaal naar hogere regionen mee heeft weten te tillen. Ten aanzien van het romantische gedeelte liet Suzette zich tussen neus en lippen door ontvallen dat Donos Juanos haar gevoelens ietwat in de war had gebracht en dat zij daardoor plotseling er wat moeite mee begon te krijgen om vol overgave op haar internetdate te willen afstormen. Ze zou iemand zijn die erg veel waarde zou hechten aan een potige conversatie met kwaliteitsinhoud en humor en uiteraard zou daarbij het voorkomen ook een belangrijke rol spelen. Donos Juanos stelde haar gerust dat haar absoluut een kanjer van een date zou staan te wachten en waar ze nimmer spijt van zou krijgen. Op zijn vraag of een date in Suriname op toevalligheid berustte zei ze dat haar moeder, een Nederlandse, zich erg veel verdiepte in de literatuur over Suriname die zij die dan ook haar ter lezing in de handen drukte. Haar Surinaamse vader zou zoals de meeste Surinamers niet van lezen houden en was meer bezig te swingen op een Surinaams nummer dat hij graag opzette en dat opgebouwd 32
CIRCUMPLAUDO
was uit een monotone herhaling van de regel: “Zullen wij maar weer een potje dansen…” Enkele Nederlandse pestkoppen die toevallig over de galerij liepen en zich ergerden aan deze opzwepende tropische geluidsmassa begonnen parodiërend ook luid mee te zingen maar verhaspelden de regel in: “sille oewwe maar oewweer een potje nikkerbol boewwegen…” Nadat Donos Juanos een meewarige blik op al de enthousiastelingen heeft geworpen, schaart hij zich netjes tussen de stoethaspelige menigte om vervolgens in de ontvangsthal van luchthaven Zanderij persoonlijk getuige te mogen zijn van de aanschouwelijke demonstratie van de wet der traagheid uit de natuurkunde. Vanaf het vliegtuig is het een hele expeditie om naar de ontvangsthal van de luchthaven toe te lopen met bagage en al. Het Surinaamse wegennet op zich is verstoken van een behoorlijk openbaar vervoer laat staan dat men voor deze transfer een trolley zou kunnen inzetten. Degenen die slecht ter been zijn moeten maar rekenen op de begenadiging van een passagier die voor deze reis net niet te overdadig is bevracht om wat extra’s met zich te kunnen meezeulen. De luggage handling in de luchthaven verloopt via een enkele automatisch draaiende loopband, juister een tracktor band die binnenstebuiten is gekeerd en in een ovaalvormige structuur boven op een draaiding is bevestigd. Als passagier moet je uit een opeenstapeling van bagages die je voor je ogen in een iets sneller tempo voorbij ziet trekken dan dat waarmee de dienstverleners op de luchthaven met hun handen wapperen, je eigendom als een geluksnummer er tussenuit zien te grissen. Donos Juanos moet zijn blote armen die uit zijn mouwloze, luchtige shirt met een Miami CIRCUMPLAUDO
33
Beach print erop steken telkenmale bij herhaling met handgel reinigen omdat de bezwete lichamen van zijn ellendegenoten er steeds tegen aan kleven hetgeen hij als ijdele heer als zeer onaangenaam ervaart. Hij vindt het ook zonde van de speciale body lotion en body creams waarmee hij zijn huid vóór vertrek heeft behandeld. Tussen de zich verdringende menigte en de paspoortcontroleurs is er een enorm geplaveid gebied dat begrensd is door kettingen. Vanaf die afstand kan men de passagiers kritischer observeren waaronder te verstaan dat men zich veel ostentatiever kan aanstellen en interessant kan doen. Toch maant de redelijkheid hem echter tot enige gelatenheid in de bestaande situatie omdat dezelfde redelijkheid hem zachtjes influistert dat in het zogeheten keurige, gave Nederland, de proletarisering en hufterigheid dusdanig heeft toegeslagen dat zowel Nederland als Suriname op het gebied van klantgerichtheid en klant- vriendelijkheid het temperament hebben van een verongelijkte pitbull terriër. Het is best gloeiend heet in Suriname. Langs de harde zandwegen waar de taxi met Donos Juanos erin met knetterende banden hobbelt, verrijzen naaldbomen en unieke palmen die met de overige vegetatie in een bepaalde geometrische formatie lijken te zijn gerangschikt. Het zand van een open gekapt vlak met enige schamele bouwwerken erop, deze laatste dienst doend als een tribaal gehucht, is door de weerkaatsing van de zonnestralen oogverblindend wit terwijl passerende auto’s wolken brandend stof in het gezicht jagen. Een enkele keer ziet hij van de pick-ups, torenhoog opgetast met koopwaar en een paar joelende mensen ertussen alsof ze van de ene dierentuin naar de andere worden 34
CIRCUMPLAUDO
overgebracht. Boven de straten van Paramaribo bungelen de verkeerslichten aan restjes scheepskabels waaronder lange rijen verkeersdeelnemers ongeduldig staan te wachten tot één van hen iets groenigs meent te kunnen ontwaren. Meteen beginnen de weggebruikers obsceen scheldend, bevelend en verwensend te claxonneren. Daar waar het om gaat is dat de weggebruiker in Suriname het met een karige lichtgevende uitrusting moet doen en verder tijdens het furieuze optrekken maar onderling moet zien te regelen hoe men elkaar voorbijstreeft. Frontale aanrijdingen met dramatische gevolgen zijn in dit land een vereenvoudiging van het omslachtige codicil waarvoor er zoveel kostbare campagnes gevoerd zouden moeten worden. Zijn eerste nacht vergruist in het klassieke hotel Thorarica, dat ondanks de beste wil en inzet van buiten- en binnenhuisarchitecten nog lang niet de allure en ambiance heeft kunnen meepikken van zelfs een lager gegradueerd hotel uit een willekeurig omliggende Caraibisch gebied. Het personeel is bepantserd met dezelfde klantvriendelijkheid als die welke Donos Juanos een dagdeel tevoren had mogen trotseren bij de medewerkers op de luchthaven Zanderij en als hij onaardig zou willen zijn, bij de drugshonden van de Marechaussee. Enkel de dames van de clean-and roomservice maken een totaal andere indruk omdat zij bij het voorover buigen hun rokjes extra panoramisch omhoog trekken met de hoop kordaat te kunnen mogen reageren op een onbeduidende vingerwijzing van een hotelgast, die hen tegen enige amoureuze zorgverlening wat euro’s zou kunnen offreren. CIRCUMPLAUDO
35
Donos Juanos zit bevangen in de imaginaire tedere omhelzing met zijn Surinam beauty die hij uitsluitend van het internet kent en dus de volgende dag voor het eerst zal mogen bevoelen en bewonderen. Zijn eerste ontmoeting met deze ultieme bezienswaardigheid vindt plaats op het terras VAT, schuin gelegen tegenover zijn hotel zelf alwaar alle opzichtige Surinaamse Nederlanders zijn samengedromd alsof ze bang zijn niet gezamenlijk te zullen mogen terugkeren naar Nederland. De meeste hebben in hun houding graag de uitdrukking dat ze afkomstig zijn uit Nederland hoewel velen van hen na terugkeer onverwijld zullen terugvallen in de leegte die ze op een afstand van 8000 km achter zich hebben gelaten. Deze amusante opflakkering bij hen is maar van zeer korte duur tot men het gevoel krijgt genoeg gespaard te hebben voor een herhaling van dit luxueus ostentatieve vertoon. Donos Juanos ziet de schoonheid met wie hij op deze plek heeft afgesproken uiteindelijk komen aanlopen met een gracieuze move, een lach die associaties oproept met alles wat subliem is afgewerkt terwijl hij zich haast opgeslokt voelt in de tedere fluwelige ogen van haar. Haar haast doorzichtige dunne jurk die zij ruim boven haar knieën draagt terwijl de welgevormdheid van haar welvende lichaam door de jurk heen schijnt, verhevigt bij hem de vulkanische activiteit achter zijn gulp. Hij strijkt neer op een houten stoel, vervaardigd met een design dat eerder lijkt voort te vloeien uit een Surinaams ambacht van willekeur en onverschilligheid dan uit een ontwerp op een tekentafel. De uitstekende spaanders die je kleding genadeloos doorboren, verraden dat men er geen flauw benul heeft van precisiewerk. De erbij behorende 36
CIRCUMPLAUDO
tafel lijkt eerder als een houten match ertegenaan geschoven te zijn dan als een exquis meubelstuk dat uitsluitend daarbij zou kunnen horen. Donos Juanos hoopt bij Sonali een even goede match te hebben gevonden als deze stoelen en de aangeschoven tafel. Sonali is absoluut een vrije praatster waardoor haar conversatie iets weg heeft van een dialoog in een goedgeschreven roman, waarin iedereen een afgepaste rol toebedeeld heeft gekregen. Er ligt een gewoonlijk verzadigd glimlachje op haar bekoorlijk gezicht terwijl zij tijdens haar vragenvuur haar spitse kin tegen haar hals drukt alsof ze zichzelf berispt waarna ze Donos Juanos met haar eerlijke, lichtbruine ogen opneemt, kennelijk om zich ervan te vergewissen dat de man die tegenover haar zit, absoluut dezelfde is als op de foto’s en uiteraard ook blijkend uit talloze brieven en e-mails, gelardeerd met zoetgevooisde, lyrische en aandoenlijke woorden. “Hoe had jij je me werkelijk voorgesteld. Was dat overeenkomstig de internetpresentatie of hield je toch een slag om de arm omdat jij je tevens voorbereidde op onaangename verrassingen,” met welke vraag Donos Juanos de verslindende sluikse observatie van elkaar doorklieft. Sonali stoot gelijktijdig met een slok die zij via haar rietje uit haar glas opslurpt, haast rochelend uit: “Dat laatste.” Hierna vervolgt zij: “Weet je, je moet proberen me goed te begrijpen. Die kerels in Nederland meten zich kennelijk een meerwaarde toe omdat ze in Nederland wonen en daardoor ervan uitgaan dat hun beurswaarde ook vorstelijk is gestegen. Ze sturen foto’s op voor je waar ze nog minstens tien jaar jonger op lijken en al het gewas nog op hun schedel gekleefd hebben. Hoe zijn ze zo naïef om te denken dat ze met hun kennelijk inmiddels aftandse uiterlijk voor mij CIRCUMPLAUDO
37
denken te kunnen verschijnen en dat ze daarbij misschien als excuus durven gebruiken dat ze het de laatste tijd erg zwaar en druk hebben gehad waardoor hun uiterlijk tijdelijk aan kwaliteit moest inboeten. Zoals je begrijpt heb ik in zulk een mutant volkomen geen fiducie.” Donos Juanos zit met een ingehouden goedkeurende lach en met een tedere fonkeling in zijn ogen naar het ongedwongen cynisme van Sonali te luisteren. Hij vraagt zich af of hij mentaal sterk genoeg is een spel met haar te kunnen spelen. Zij lijkt hem niet kneedbaar en erg evenwichtig in de alerte zin. Zij weet bliksemgoed wat zij wil en wat haar begeerte is. Zij komt speels en gemakkelijk over maar haar geestelijke uitrusting is daar het tegendeel van. Maar hetzelfde beeld is van Suzette in hem blijven hangen waardoor hij zich realiseert dat hij elke pret met deze twee dames beter uit zijn hoofd kan halen. Het wordt voor hem kiezen of verliezen. Donos Juanos drukt met een korte wijngolf uit zijn glas de zich opdringende droogte in zijn keel weg en vraagt Sonali voorzichtig: “Ben jij tijdens een surfing op het internet een datingprocedure ingestapt of heb je het bewust en gemotiveerd gedaan. Naar jouw uiterlijk te oordelen zou je kerels van je af moeten meppen in plaats van hen uit eigener beweging opzoeken en dan uitgerekend via een datingsite waar iedere kerel zijn gefacelifte muilkorf als een bezienswaardige kanis tussen alle andere kiekjes op het screen plet.” Sonali weet op dat moment niet of zij zich even de tijd moet gunnen om op haar gemak te moeten lachen om de formulering van de vraag of dat zij meteen op de vraag ingaat.
38
CIRCUMPLAUDO
Kees Engelhart ONGEACHT DE WERKING VAN HET APPARAAT 1 Ongeacht de werking van het apparaat Ongeacht de snijdende pijn die het toe kan brengen Ongeacht de prijs ervan Het wordt begeerd Aanbeden Veracht In beginsel wordt erover gedroomd Meegenomen op lange wandelingen Die ieder voor zich Een Op zijn zachtst gezegd Opmerkelijke kijk op de zaak ten beste geven Afgestoft Opgepoetst Het wordt er niet schoner of mooier van Verandert niet Slaapt met een vijand Een geliefde Soms drie dagen achtereen Bij nacht wanneer het zingen gaat Sluiten ramen zich Openen ramen zich Is er leven op straat Zijn uiterst lage stenen muren Vrijwel onzichtbaar geworden Kortom er gebeurt iets Dingen vinden plaats Die zonder deler zijn
CIRCUMPLAUDO
39
2 Volmaakt stil houdt het Zich achteloos voorbereidend op het lied Neemt grote Noch kleine stappen Wenkt niemand Het is laat Tot de orde roepen maakt geen onderdeel uit Van het decreet Volkomen vrij in doen en laten Weigert het plotseling De zang aan te vangen Gedurende vijf seconden Begint daarna gewoon Alsof er niets heeft plaatsgevonden Maak daar geen misbaar over Over dat wachten Het zal geen enkel nut dienen Behalve ontlading van ergernis Zo genoemd misschien Vanwege onze onbeholpenheid Het bijvoorbeeld drie dagen najagen Volstrekt zinloos Vast staat dat het dan slaapt Onvindbaar is Dat is een wet Ongeschreven weliswaar Maar een wet Evenzogoed
40
CIRCUMPLAUDO
3 Kostbaar aangezien het zeldzaam is Enig in feite Nog nooit vertoond Onbrandbaar Diamant Verkoold hout Niet voor rede vatbaar Ligt het kalm Meestal zomers Op onoverzichtelijke buro's In zwaar gekoelde magazijnen Onder jonge berkjes Dobbert voort op een rivier Genietend Zonder naam Die uiterst traag naar zee glijdt Aangezien er niet veel reliëf in het landschap Te bespeuren is Vandaar waarschijnlijk dat dobberen genietend Het stelt geen belang In de waarde die het kennelijk bezit Van hand tot hand gaan Verguisd worden Het lacht er niet eens om Voor het snijden dat het toebrengt Kan het zich niet verontschuldigen Zou dat nooit gedaan hebben Ook al had het die gave bezeten Nooit en te nimmer
CIRCUMPLAUDO
41
Arenda Huijsen
Het wonderlijke spel der zinnen
Het afscheid van Eva verliep buitengewoon kil. Fedor, het afdelingshoofd, had een kus op haar wang gedrukt. Haar mond wendde ze juist op tijd af. Haar handen waren droog en koel, evenals haar ogen. Dit was het dan. Voorbij de spannende uurtjes na werktijd wanneer de afdelingen waren leeggelopen en zij al treuzelend wachtten op de stilte die zou volgen na de laatste dichtgeslagen deur. Fedor dacht na over zijn affaire met die afstandelijke, mooie vrouw die hem nauwelijks een kijkje in haar privéleven had gegund. Ze had steeds bijna zakelijk haar seksuele honger gestild. Zijn gedachten die de ganse dag om haar heen cirkelden, vonden een houvast zodra hij haar in zijn armen sloot. Nu voelden ze ontheemd. Uit hun verband gerafeld. Toch kon hij het plotseling opkomend besef niet negeren dat hun louter op seks gerichte dates weinig met romantiek en al helemaal niets met liefde te maken hadden gehad. Twee maanden had hun verhouding geduurd. Plotseling had ze haar vertrek aangekondigd. Zonder verklaring. Zomaar. Enkele dagen later deed Eva’s opvolgster haar intrede. Een groter contrast was nauwelijks denkbaar. Sanne was vrij gezet en droeg een strak T-shirt dat haar weelderige boezem 42
CIRCUMPLAUDO
accentueerde, maar eveneens de vetrol om haar middel. Een kuitlange rok en schoenen met een klein hakje maakten haar outfit compleet. Haar gelaat met onregelmatige trekken werd omlijst met een wilde bos peper-en-zoutkleurige krullen. Fedor kreunde. Visioenen van de slanke, langbenige Eva trokken aan zijn geest voorbij. Haar dansende haren als ze op stelten van hakken kittig door het kantoor stapte. De ultrakorte rokjes. Zijn gedachten waren zodanig met hem aan de haal gegaan, dat hij schrok van de lage stem naast hem. Hij keek op naar het vriendelijke gezicht van de nieuwe secretaresse, die herhaalde: ‘Wilt u hier uw handtekening zetten?’ Hij gromde heel even, tekende en staarde naar haar deinende achterste toen ze zich verwijderde. Haar stem zou het aan de sekstelefoon goed doen, bedacht hij zich plotseling. Enkele weken later realiseerde Fedor zich dat het beeld van Eva vervaagde en dat dat van Sanne steeds vaker in zijn gedachten opdoemde. Ze was lief, innemend en geestig. Eigenschappen die hij niet direct associeerde met Eva. Sanne wist hem dikwijls met kleine attenties te verrassen, zoals een bonbon bij de koffie of een boek uit de bibliotheek over het onderwerp dat een discussie tussen hen had losgemaakt. Bij tijd en wijle, maar die gedachte durfde hij nauwelijks toe te laten, stelde hij zich voor dat hij met Sanne de liefde bedreef. Dat beeld werd steeds vertrouwder en toen zij samen over de laptop gebogen naar het beeldscherm tuurden, raakte zijn hand als bij toeval haar borst aan en bleef daar even dralen. Ze keek hem ernstig aan, pakte zijn hand en legde CIRCUMPLAUDO
43
die terug. Er sprak afwijzing noch boosheid uit het gebaar. Ze ging rustig door met hetgeen ze bezig was. Zijn blikken gleden steeds vaker naar de plaats waar hij haar aanwezig wist. En zijn verlangen om met zijn handen door die wilde haren te woelen en met zijn vingertoppen de verborgen plekjes van haar lichaam te beroeren, groeide. Tijdens een pauze viel zijn vraag ineens tussen hen in. ‘Ben je getrouwd of heb je een vaste relatie?’ ‘Nee.’ Het kleine lachje deed haar ene mondhoek iets naar boven krullen. ‘De ware Jacob heeft zich nog niet aangediend.’ Op een wonderlijke manier stelde dat hem gerust. Terug op de afdeling achter zijn bureau trachtte hij zich Eva voor te stellen, maar het enige beeld dat verscheen was van een droomvrouw zoals afgebeeld op billboards langs de snelweg: ondoorgrondelijk en ongenaakbaar. Op zekere ochtend meldde Sanne zich ziek. Hij miste haar intens, met inbegrip van al haar imperfecties. Haar hele wezen zette zijn zinnen op scherp. En ze wist het. Hij las het in haar ogen, in haar lichaamstaal, in de wijze waarop ze zich tegenover hem gedroeg, hoewel niet in het minst uitdagend. Hij zocht diepgravend in zijn ziel naar een verklaring voor het feit dat Sanne zoveel gevoelens in hem losmaakte, hoewel ze, strikt genomen, geenszins aan het thans geldende schoonheidsideaal beantwoordde. Wat maakte haar voor hem zo onweerstaanbaar? Was het omdat Eva geen gêne kende en Sanne daarentegen, althans naar buiten toe, de indruk wekte haar eer te 44
CIRCUMPLAUDO
bewaken, waardoor ze moeilijker te veroveren scheen? Hij was van één ding rotsvast overtuigd: ooit zou zij zich aan hem overgeven. Met heel haar liefdevolle wezen. Toen Sanne hersteld op de afdeling terugkeerde, trok het grote boeket bloemen op haar bureau direct haar aandacht. Het kaartje vermeldde eenvoudig: ‘Ik heb je gemist. Fedor.’
CIRCUMPLAUDO
45
Kees Engelhart MISSCHIEN OOK NIET 1 Het is ontegenzeggelijk een nazomeravond De stilte die heerst bezit dat zuivere Ontsprongen uit het onzuivere Een andere verklaring valt niet te geven Verder reikt onze kennis van het zuivere niet De merel is al voor weken stilgevallen Of er voor dit alles een bepaalde noodzaak is Lijkt onwaarschijnlijk Echter daarvan overtuigd te zijn Zou hoogmoed zijn en voor de val komen Indien nodig Rust is hoorbaar in het wegrijden van Een verre auto Dat zeggen ze altijd Te veronderstellen valt dat Dat wat wordt gezegd Geen tegenspraak op zou moeten leveren De stelling alleen maar duidelijker maken zou Wat van tegenspraak Nooit de bedoeling kan zijn Kom Het is beter een sigaret te roken In de stoel bij het raam te zitten Van tijd tot tijd Rook de lucht in te blazen Zwijgend Niets te voelen Dat voelbaar is Kom Geef mij eens vuur
46
CIRCUMPLAUDO
2 Op zo'n ontegenzeggelijke zomeravond Waarin Als het raam openstaat Al dat geluid te horen is Kan niet veel bewegen Hoewel het heel bewegelijk is Wat veroorzaakt wordt Door afwezige wind Wat de verklaring is Voor wat algemeen als regel geldt Zonder iets te weten Daar te zitten Duister nader zien tredend Zoekend naar vergeten namen Niet te weten wat de noodzaak daarvan is Zoekend naar haar naam Die zoekgeraakt is Kom Blijf zitten in die stoel bij dat raam Rook nog eens een sigaret Volg de aanwijzingen die tussen de bevelen Staan Volg ze niet Protesteer Maak amok Of zwijg en reageer nergens op Misschien is dat wel het beste
CIRCUMPLAUDO
47
Titel: Een zee van sneeuw Auteur: R. DuBois Aantal pagina’s: 110 ISBN 978-94-91409-16-5 Uitgeverij Nieuwe Druk Prijs: € 15,00 48
CIRCUMPLAUDO
Titel: Brieven, 1985-1986 Auteurs: Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte Aantal pagina’s: 220 ISBN 978 9079 430 000 Verkrijgbaar bij Pumbo.nl Prijs: € 16,00 CIRCUMPLAUDO
49
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald Aantal pagina’s: 106 Uitgever: Xtra Bestel bij de webshop van Zone 5300 of Bol.com Prijs: € 9,90 50
CIRCUMPLAUDO