7e
28 APRIL
Jaargang.
No. 18.
1900.
DE YMTrV
T
Vaaïtieaiiaaisca l i l , pwijil aan ile oaflerliaie opaal! der vronwea. W i j v r o u w e n v a n den n i e u w e n tijd zijn v e r p l i c h t elkander bij te s t a a n . Yereenigd konden w i j de wereld overwinnen. Redactie en Administratie:
Hoofdagente voor België: EMILIE CLAETS. Kleistraat 95, Gent. H E B T
N. VAN KOL. Prinsenhage bij Breda.
TIZELF H E T L A A T S T Mrs.
LIEF.
MASSINÖBERD.
Inhoud: Naklanken van de Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. - Een bureau voor Vrouwen-arbeid. Een dag. - Geestdrift. - Briefwisseling enz.
Naklanken der Tentoonstelling van Vrouwen-arbeid. De vindingrijke Marie J u n g i u s , aan wier talent van organiseeren wij voor onze Tentoonstelling en h a a r Gebouw zooveel te danken hadden, heeft alweer iets bedacht dat alle aandacht verdient: een blijvende vrucht der Tentoonstelling. Liefst laat ik haar zelve aan 't woord. En waar Eoolutie en Belang en Recht benevens het „pleidooi" ook de teekeningen opnamen, neemt De Vrouw gaarne naast dat pleidooi de „bijlagen" op, waaraan de ontwerpster een groot gewicht hecht. Het woord is dus aan Mej. J u n g i u s : De Nationale Tentoonstelling van Vrouwen? arbeid, permanent als NATIONAAL B U R E A U VOOR V R O U W E N A R B E I D .
L. S. De Tentoonstelling, als beeld, is verdwenen. Zij behoort tot het verleden. Hare gevolgen, de wijdstrekkende en veelvuldige nawerkingen, te veel om op te noemen onnaspeurbaar als bovendien de meeste zijn, zij behooren aan de toekomst! Onvernietigbaar zijn ze gelijk de resultaten van iedere beweging, van iedere kracht! Doch één zeer zichtbaar resultaat, het financieële, moet ergens vastgelegd, ergens overgebracht worden, en wel zóó dat voldaan zij aan de Statuten, art. 15, l u i d e n d e : „Een mogelijk voordeelig saldo zal komen aan een eventueel uit deze Vereeniging ontstane of aan andere reeds bestaande Vereenigingen of inrichtingen, die de bevordering van uitbreiding van den werkkring der vrouw in Nederland 1) ten doel hebben." W a a r van verschillende zijde reeds denkbeelden aan de hand gedaan werden ten einde te geraken tot een allen bevredigend besteden der gelden, daar wil ook ik gaarne hieromtrent mijn denk1)
„en zijne koloniën", is natuurlijk sous-entendu.
Drukkers-Hoofdagenten v. Holland MASEREEUW & BOUTEN. Binnenrotte. 50, Rotterdam.
Prijs per jaar f 1 , 5 0 = fr. 8,00, bij vooruitbetaling, Voor Indië en Buitenland f 2,00. Losse nummers 3 ct.
beeld geven. W a t ik in gedachte voor mij zie als uitvloeisel van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid is een Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid, een instelling zoo nauw mogelijk verwant aan de moederinstelling, waaruit ik haar in gedachte zie geboren worden. Bijna ówveranderd zou ik dan ook kunnen overnemen mijn propagandawoord 1), nu j u i s t drie jaar geleden door ons land uitgesproken om de gëwenschtheid der Tentoonstelling te bepleiten, ten einde thans de gëwenschtheid van het Nationaal Bureua voor Vrouwenarbeid aan te toonen. Met slechts enkele wijzigingen heb ik dan ook tot uitwerking van mijn denkbeeld kunnen overnemen de verschillende voorbereidende plannen, schema's en ontwerpen, die ik drie jaar geleden voor de instandzetting onzer Tentoonstelling mocht samenstellen. (Zie teekeningen, schema's, bijlagen en lijst van A N A LOGIEËN.) W a n t het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid zal in hoofdzaak moeten werken overeenkomstig aan onze Tentoonstelling in 1897. Een permanentwording alzoo v. d. T. zonder de zichtbare „illustratie", maar als blijvend middelpunt van bijeenzameling, navraag, hulp en voorlichting voor de vrouwen, die arbeiden moeten en die arbeiden willen, gelijk onze Vereeniging „Nat. Tentoonst. van Vrou wen arbeid" in facto deze drie jaar is geweest. Aanvang '97 reeds kwamen tal van particulieren tot ons, om inlichtingen en hulp voor het groot aantal vrouwen, dat arbeiden moet of wil, zelfs ook een enkele afdeeling van „Tesselschade" richtte zich toen reeds tot ons, om inlichting en opgaven, voornamelijk voor extensieve uitbreiding van den werkkring der vrouw. En dit is in toenemende m a t e het geval geweest tot aan het einde der Tentoonst. en daarna, schoon in mindere mate, doorgegaan tot op den huidigen dag. Ons Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid d u s : middelpunt van kracht en licht in de duistere warnis van der vrouwen arbeid en moeiten, middelpunt van kracht en licht in de donkerheid van onze zielverwoestende sleur en conventiën, waarmee vooral de arbeidende vrouw bijna dagelijks te worstelen heeft. Ze zijn tot 1) Waarvan nog een tweehonderdtal in den handel verkrijgbaar zijn. Drukkerij „Vrede", 's Gravenhage voor die belang mochten stellen in het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid.
138
HOE HOOGER ONZE I D E A L E N STIJGEN, D E S T E HOOGER STIJGEN W I J ZELF.
ons gekomen de jonge vrouwen, uit allen rang en stand, die vroegen om onmiddellijke hulp aan arbeid, 't zij hoofd-, 't zij handenarbeid; die vroegen om gelegenheden en voorwaarden ter opleiding om werk naar krachten, om werk naar lust, om hulp tot het stichten van Vakvereenigingen, om werk als bijverdienste, om werk als vulling van haar leege leven, om hulp tot ontheffing van overmatig werk, die vroegen om gezonden en geen levensverwoes tenden arbeid; om arbeid, geëigend aan haar jonge jaren, die toch voor ieder mensch mee brengen het recht op wat levensvreugde en n a t u u r g e n o t ; om ontheffing van tusschenpersonen, die zich stelden tusschen haar arbeid en 't arbeidvragend publiek; om voorlichting tot verzekering van haren ouden dag. Ze zijn tot ons gekomen de moeders uit allen rang en stand, w a t te doen m e t haar meisjes van 10 a 12 jaar, 't zij om ze ree is loontrekkenden arbeid te laten verrichten (denk u in: kinderen, verrichtende loontrekkenden arbeid, en zeer zwaren en langdurigen vaak, in plaats van leerende, en spelende als jonge veulens in de zonnige wei), 't zij om ze eenige opleiding te geven tot de vrij veelvuldige beroepen, die nu reeds eenigszins als geijkt worden be schouwd. Ze zijn tot ons gekomen, de ouden van da gen, die niet meer werken konden en nooit zooveel hadden mogen verdienen, dat over sparing voor den ouden dag mogelh'k was, en n u vroegen, hoe en w a t ? — Wijs ons een plaats waar wij rusten kunnen op onzen ouden dag, waar nu eens voor ons gewerkt wordt, terwijl wij ons heele leven hard hebben ge werkt voor anderen. Ze zijn tot ons gekomen die velen, die nieuwe wegen zochten maar niet vonden, die intelli gentie bezaten zonder een uitweg voor haar kracht te weten of een afzet voor haar vin ding of werk. Ze zijn tot ons gekomen de bladen en tijd schriften om illustraties en artikelen over der vrouwenarbeid en zijn omstandigheden, ten einde het publiek voortdurend in aanraking en belangstelling te houden met dezen gewichtigen maatschappelijken factor. We hebben deze allen vaak niet, vaak ook slechts onvoldoende kunnen helpen. Waar wij als persoon slechts over beperkte middelen en invloed beschikten, voelden wy, hoezeer daar ontbreek' een blijvend centrum, een nationaal middelpunt van voorlich ting en daadwerkelijke hulp, wijder omvattend dieper ingrijpend in 't sociale leven, dan de nu reeds bestaande en zeer waardeerbare instel lingen op kleiner schaal kunnen doen. Zulk een b'ijvend centrum zou, als het natuurlijk uit vloeisel der tentoonstelling, m.i. 'kunnen wor den het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid. Maar ook hier, gelijk drie jaar geleden om trent de tentoonstelling „kan ik niet met wis kundige juistheid en volkomen doorzichtige klaarheid u doen zien, hoe en hoezeer de toe stand van de Ned. vrouw gunstiger zal wor den dóór het Nationaal Bureau v. Vrouwen arbeid, en hoe, in alle details uiterst precies, het Bureau zal w e r k e n ; toch wil ik ook nu trachten, u zoo duidelijk mogelijk het plan van ons Nationaal Bureau v. Vrouwenarbeid schetsen, de voorbereidende maatregelen tot de in werking stelling aan te geven, de gunstige gevolgen, bij benadering uit te wijzen, en den mogelijk gezegenden invloed van dit alles voor
de vrouw, en dus voor gansch het volk, aan te toonen." — Het meest rationeele is wel, om daarbij uit t e gaan van art. 3 van de Statuten der Ten toonstelling, aldus gewijzigd: „Het Nat. Bu reau v. Vr. stelt zich ten doel: de uitbreiding van de werkkring der vrouw te bevorderen.^' Men zal mij wel niet ten kwade duiden, dat ik nu en dan mezelf citeeren moet, omdat in grond en wezen ons Nat. Bureau », Vrouwen arbeid en onze Nat.Tentoonst. één zijn! — De werkkring nu der vrouw, t h a n s in bijna vollen omvang aan ons bekend geworden, hij heeft ongetwijfeld uitbreiding noodig; doch ge bleken is, dat die behoefte nog meer bestaat in intensieve dan in extensieve versterking. De tallooze vrouwen in ons land van allen stand en levenssfeer, die arbeiden willen, 't zij uit economischen nooddwang, hetzij uit aan drang der ziel alleen, zij weten veelal niet waarheen en hoe? Noch de bindende steun der publieke opinie, noch eenige instinctieve arbeidssolidariteit, noch ook overgeleverde gewoonte houdt de voor eigen of anderer levensonder houd werkende vrouwen tot een soort van afgerond geheel bijeen. Het onderwijzend, ziekenverplegend en huisdienst verrichtend gedeelte der vrouwen maakt hierop ongeveer de eenige uitzondering (schoon ook zij nog vaak missen die steunende kracht der openbare meening, die nog alles behalve naar verdienste haren arbeid eert). De rest der arbeidende vrouwen zijn vaak nog als geheel losse atomen, zwervende hiel en ginds door de groote maatschappij in chao tische verwarring en gebrek aan vastheid en gedegenheid. En evenals nu de Tentoonstelling, zoo wil ook weer het Nationaal Bureau v. Vrou wenarbeid zijn een „hechtsel te midden'' van al de arbeidende vrouwen in ons land, een rast heid en kernpunt, waarin haar aller denken en zorgen, haar vragen en wenschen zich zal k u n n e n concentreeren, ten einde voor allen waarneembaar te worden en alzoo weer anderen ten steun en voorlichting te strekken. Het Nationaal Bureau v. Vrouwenarbeid is dus ook een soort spiegel om alle de uiterst veelvuldige stralen van arbeidsbeweging op te vangen, ten einde die door herhaalde weer kaatsing in allerlei richting weer saam te voegen, te ontbinden, en uit te zenden, daar waar ze licht en kracht kunnen brengen. (Dit althans is het ideaal, en op de vervulling hier van aan te werken, zeker een waardige opdracht van de scheidende Vereeniging aan haar op volgster). Om dit Nat. Bureau heen zijn onmiddellijk geschaard de correspondenten uit de verschil lende (wij hopen eenmaal al de 1123 gemeenten van ons land, die het Nat. Bureau v. Vrouwen arbeid voor hare gemeente steunen in zijne veelvuldige navraag en hulpverleening. Deze correspondenten zijn dus gelijk aan de plaatse lijke Comité's der Tentoonstelling, waarvan er zeer zeker nog wel eenige zijn, die als zoodanig tegenover het Nat. Bureau v. Vrouwenarbeid zouden willen optreden, gelijk ook wellicht de afdeelingen van Tesselschade en andere der gelijke vereenigingen zouden willen doen. Maar één ding schijnt mij bij den forschen, krachtigen tred der tijden hoogstnoodzakelijk! Naam en toenaam van alle a-beidenden, wie het ook zijn mogen, ruiterlijk genoemd. Hoe zal ooit de arbeid op de hem eenig toekomende waarde
HOE HOOGER ONZE IDEALEN STIJ GEN, DES TE HOOGER STIJGEN WIJ ZELF. worden geschat, als m e n h e m wil verbergen en doen plaats grijpen in donker, ver van h e t aangezicht der m e n s c h e n ! Der menschen, die hem juist
zien
en kennen
beteekenis leeren moeite
zijn
moeten,
om zijn k r a c h t en
harmonie en schoonheid te
waardeeren, m a a r ook om te zien zijn en worsteling, zijn onnoodige u i t p u t t i n g
en teleurstelling, zijn vaak schrijnende digheden,
omstan-
om te zien alzoo de arbeidenden
zeioen,
die gezond en gelukkig konden zijn en het nochtans niet zijn! Aan ons de schuld, aan ons, die den arbeid
niet achten en in 't volle licht plaat-
sen. Aan ons de schuld, die achter allen arbeid niet zien de motoren, de arbeidenden, menschen m e t recht op vrijheid en levensvreugde, eerbied en ontzag. Laten we toch eindelijk eens komen tot dien alleen waren en gezonden toestand, waarbij arbeid slechts waarachtigen grond en reden geeft om maatschappelijk iemand te achten *). Het is iets, dat ons verstand toch eigenlyk te boven gaat, iets waar onze denkende geest niet bij k a n : dat niet arbeiden voor anderen, dat leven uitsluitend voor eigen gemak en genoegen, meer respect, meer eerbewijzen zou afdwingen, dan arbeid voor anderen, leven voor anderer g e m a k en genoegen. Dit alles gaat allengs veranderen. Daar is een uitworstelen van het
altruïsme uit het egoïsme! Maar h e t gaat langzaam e n moeilijk, en ons Nat. Bureau v. Vrouwenarbeid m e t zijn krachtige activiteit, m e t zijn volle zon en frisschen levensadem zou zoo gaarne die vreugdige toekomst helpen
rerhnasten.
W e staan op den drempel van een nieuwe aera, waarin h e t „arbeid eert" waarachtig werkelijkheid
gaat
worden.
Het gemakkelijk en egoïstisch sleur- en ^chitterleven, dat ongevoelig heengaat' over anderer arbeid en lijden, za>- niet langer de bewondering van den komenden tijd gaande maken. Maar dan is daarnaast ook eerste voorwaarde
en eisch, d a t de arbeid zich zelf eere en
hoog h o u d e ! ! Gevoel van eigenwaarde, zelfvertrouwen en zelfbewustzijn moet hij overal en ten allen tijde m è t zich dragen, zooals h e m dit natuurmatig arbeid eenmaal
toekomt, wil de zaak van den zegevieren! Evenzeer als een
hoofdpunt in de vrouwenkwestie is, gebrek aan gevoel van eigenwaarde bij de vrouw, zoo is ook een hoofdpunt in de arbeidskwestie, gebrek aan gevoel van eigenwaarde
bij den
arbeid.
Doch, nog eens, w e staan op den drempel van een nieuwe sera! Reeds hebben sommigen dien al overschreden en zien het zonnig rijke, ruime vergezicht van een vreugdige, alzijdige arbeidsuitwisseling
van
allen
aan
allen;
een
vergezicht van vreugdige gezonde levensvoorwaarden voor allen
gelijkelijk.
Ons Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid zal kunnen medewerken aan de mooie en waardig», taak om den arbeid, van een schuchteren bedelaar, te doen worden tot een glorierijk zonnevorst, vullend
de samenleving
met
blijdschap!
Dit is geen utopie, maar een toestand deiverwezenlijking nabij. Werkelijkheid gaat hij w o r d e n ; alle lijnen der historie wijzen er naar heen. En de vinger der geschiedenis duidt machtiger vooruitgang, dan de looden a r m van sleur en onwetendheid kan tegenhouden. Echter terug naar inrichting en werking van *) Zeer vele van onze maatschappelijke waardeeringen zijn chimerique, deze niet, zij is de levensvoorwaarde.
139
het Nat. Bureau v. Vrouwenarbeid. De rubriekcommissiën, wier speciale taak h e t was de rubrieken op h e t Tentoonstellingsterrein zelf, de lokaliteiten van h e t gebouw, m e t haar exposities en gegevens t e voorzien en in orde te brengen en voor hare congressen te zorgen, zijn uit den aard
der zwk
vervallen.
Wel zal in het Bureau *) zelf bij de ordening en rangschikking van boeken, klappers, lijsten, registers, brieven, papieren enz. enz. een strenge rubriceering van de soorten van arbeid in ' t leven geroepen en in stand gehouden worden, voor de orde en den gemakkelijken gang van den bureau arbeid zeiven. Dit is echter een zaak, die
directrice en secretares hebben te behartigen en uit te voeren! En de congressen ?! Die behoeven ni»t te vc-vaUen.
Om de 3 of 4 j a a r b.v.
zou h e t Nationaal Bureau v. Vrouwenarbeid of eenig analoog lichaam het initiatief daartoe kunnen nemen, al naar gebleken wenschen of behoeften. W a a r d u s de rubriek-Commissiën vervallen zijn, daar zal de graphiscfye voorstelling van de organisatie der werkzaamheden van h e t Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid, wel in hoofdtrekktn
m a a r nie> geheel overeenkomen m e t
de graphische voorstelling, gelijk ik die driejaar geleden van de organisatie der werkzaamheden van de Tentoonstelling gaf. Middelpunt is het Bureau, waarbinnen zich de rangschikking in rubrieken, d. i. in soorten van arbeid, voordoet, eenvoudig alsadminUtratieve zaakregeling. Echter zal h e t aantal rubrieken in het B u r e a u grooter moeten zijn, dan het aantal rubrieken op de Tentoonstelling. Dit is noodig gebleken. Deze rubriek- of soortverdeeling van den arbeid, met al zijn vele eigenaardige omstandigheden, bijlage 1 en 2.
is aangegeven
in
Daarop uit loopen natuurlijk de analoge werkzaamheden omtrent dezelfde rubrieken of arbeidssoorten van de correspondenten uit de verschillende gemeenten van ons land, die hare resultaten voor hare gemeente zenden naar h e t Bureau, dat door vaste, wel omschreren vragen
en juute
kenschetsing
van hetgeen het wil
en beoogt, het werk der correspondenten zooveel mogelijk moet vergemakke ijken, en eenheid moet trachten te brengen in zijne bemoeiingen door heel h e t land. Persoonlijke, schriftelijke, telegrafische en telefonische verbinding v a n het Nat. Bureau v. Vrouwenarbeid m e t correspondenten of particulieren uit verschillende gemeenten van ons land zal natuurlijk hoogst noodzakelijk zijn. Genoemde bemoeiingen n u loopen over pl. m . 4 5 0 beroepen en bedrijven, te verdeelen wellicht in ongeveer 30 rubrieken van
arbeid
met
al de eigenaardige
omstandig-
heden daaraan verbonden. (Zie bijlage 1, 2 en 3). Een geregeld bijhouden ook van studiën **), arbeidswetgeving, arbeidsconditiën enz. betreffende, zal voor h e t Nat. Bureau v. Vr. aangewezen zijn! De Tentoonstelling nu, dat is de aanschouwing van veel van dezen arbeid, is er geweest; m a a r zeer zeker zullen de inwoners van Nederland, waarvan er ongeveer een 9000 onze Tentoonstelling bezochten, niet alleen interesse hebben • ) Zie schema van inrichting van Bureaulokaliteit, waar de kasten nü ziju, wat op de Tentoonstellingde vertrekken der verschillende rubrieken waren. **) Zie voorwoord Beroepsklapper (H. Amsterdam).
J.
POITSMA,
HOE HOOGER ONZE IDEALEN STIJGEN, DES TE HOOGER STIJGEN WIJ ZELF. gehad voor de zichtbare illustratie, doch zeker ook en nog meer voor het veel grootscher en dieper doel, dat achter onze Tentoonstelling l a g : de kennis, belangstelling, waardeering en uitbreiding van den werkkring der vrouw te bevorderen, te doen toenemen vootèl in diepte. W e behoeven toch niet telkens te zien om toch te weien! Ook zonder die aanschouwing k u n n e n wij blijven meeleven en medevoelen m e t die tallooze vrouwen, die arbeiden moeten of arbeiden zwaren.
willen,
vaak
onder
gebrek
zoo groote be-
A M d u s onze volle kracht gegeven aan h e t onzichtbare! Aan de meestomvattende voorlichting en steun en hulp tot verwezenlijking van
arbeidsvreugde
voor
haar,
die arbeiden en
die gearbeid hebben. En n u nog één punt, schijnbaar prozaïsch m a a r van het grootste gewicht voor het welslagen van h e t Nat. Bureau v. Vrouwenarbeid. Waardoor zal h e t inkomm van het Bureau gevormd worden, dat zeker groote uitgaven in het belang der zaak zal moeten doen. Ik kan hier niet treden in eene gespeculeerde begrooting, m a a r herinner slechts aan de allernoodzakelijkste posten: installatiekosten, salaris voor directie en administratie, b u r e a u h u u r en onderhoud, drukloon, loopende bureaukosten, boek- en papiergeld, porto s. Om een voorbeeld van h e t aanmerkelijk bedrag van deze laatste te geven, zij terloops vermeld, dat de beide secretaressen van „Handel en Industrie" alleen in '97 en '98 6000 brieven schreven. Dit aantal echter zal u i t den aard dei zaak voor het Bureau v. Vrouwenarbeid minder zijn. De inkomsten n u , om al die onkosten te dekken, stel ik mij aldus voor: 1.
Allereerst
als grondkapitaal
het saldo
der
Tentoonstelling (waarvan de rente over de 2 laatste jaren wellicht in kleine schenkingen zou k u n n e n gegeven worden a a n de u i t de Tentoonstelling ontstane vereenigingen). 2. Een j aarlij ksche contributinnkomste, indien alle leden der Tentoonstelling lid van het Nat. Bureau v. Vrouwenarbeid zouden willen blijven voor slechts fl ' s j a a r s ! 3. Toevallige baten door schenkingen, hooge contributiën, giften enz. 4. Een geringe
tegemoetkoming
in de portkosten
voor elke hulpvraging en verleening, (25 ets. b.v. in postzegels, tenzij er volslagen onmacht is). Dit beginsel schijnt mij ook voor de hulpvragenden gezonder. En als dan eenmaal het Nat. Bureau voor Vrouwenarbeid ineen is gezet en werkt, flink en krachtig, zooals de zaak dit verdient, dan zal allengs h e t publiek, telken jare meer, de waarde ervan
leeren
inzien
en schatten
en de zaak ook
financieel gaan steunen. Ik ben hier welhaast zeker van, evenals ik steeds een onwankelbaar geloof behield in h e t slagen onzer Tentoonstelling, ondanks het ongeloof en den spot, die zij in den aanvang
moest,
verduren.
Tentoonstelling en Bureau v. Vrouwenarbeid liggen in de geaardheid der tijden! Met onze Tentoonstelling hebben wij voldaan aan een inwendige roeping, m a a r de zedelijke verplichting
tevens
op ons genomen,
aan
ernst,
volharding
en leiding
vooral
bleek een groote factor voor veler niet slagen. En ook n ü . . . . , hoe zal h e t samenstreven van velen en velen tot dit waardige doel opnieuw vastheid aan menig leven kunnen geven en krachtig medewerken tot het spoediger be-
blijft voort-
bestaan ! Meer dan ooit is h e t noodig, d a t de arbeidende vrouwen, de honderd duizenden, worden voortgeholpen door ons allen! Gebreken en bezwaren in haren arbeidstoestand zijn duidelijk aan het licht getreden en uitgewezen ;
reiken van een hooger gemeenschapsgevoel
der men-
schen ondetling. Opnieuw zal dit samenwerken tot onderlinge hulp zijn „als een machtig trillende beweging, die n a a r alle zijden haar stralen uitzenden zal om te bereiken de vele ongeziene doeleinden, verruiming van geest en hart, belangstelling in anders levenden, verjaging van vrees en valsche schaamte, toenoeming van zelfvertrouwen, het wegdoen v a n vooroordeelen en conventies, verhooging v a n ons innerlijk gehalte in 't algemeen!" *) W a a r wij de krachten zullen vinden, om h e t schoon en moeilijk werk te volvoeren? Zeer zeker een ernstige vraag, die we echter vertrouwend onder de oogen kunnen zien, w a n t ook
hier
zullen, als de tijd maar
etnmaal
riaar
t», wel energieke en bezielde vrouwen voor die taak gevonden worden, en een voorbereidende tijd v a n anderhalf j a a r ligt nog vóór ons, terwijl de ineenzetting van dit Nat. Bureau v. Vrouwenarbeid
uit
den
aard
der zaak
een
werk k a n zijn van rustigen optouw. Vreezen wij d u s ook hiervoor niet, en werken wij allen mede a a n dien opbouw! Het denkbeeld van een flink Nat. Bureau v. Vrouwenarbeid ingang t e doen vinden bijhet publiek, zij in dezen tijd van voorbereiding de taak ditmaal niet van enkelen, maar van allen, die voor h e t idee mochten gevoelen!! MARIE JUNGIUS.
Gewezen lid v. h. Hoofdbest. v. d. Ver. „Nat. Tent. v. Vrouwenarbeid". 10/3 1900. BIJLAGE 1. Arbeidssoorten
(Rubrieken) eu
(alphabethisch
Arbeidenden,
gerangschikt.)
1. Apotheeksters en chemici (in proefstations, laboratoria, fabrieken, culturen; kruidverzamelaars, plantendroogsters, electiciens, vervaardigsters var microscopische en natuurk. preparaten). 2. Arbeidsinspectie en -opzicht (zie arbeidswet, veiligheidswet, ongevallenwet enz. . 3. Artsen (assistenten, doctoren in rechts- en geneeskunde, tandheelkunde, en andere academisch gegradueerden). 4. Atelierindustrie (confectie-, mode-, horloge- eu haarwerkersvak, wasch- en strijkarbeid, kunstnijverheid, kleinere werkplaatsen). 5. Bureau- en kantoorarbeid (klerken, boekhoudsters, correspondenten, stenografisten , typewriters, copiisten, caissières, ambtenaars aanministeriën). 6. Fotografen (particulier of in laboratoria, ateliers, fabrieken, observatoria, Retoncheurs). 7. Grootindustrie (zie arbeidswetten, beroepsklapper, inspectieverslagen enz.>. 8. Handel- en Winkelwezen (directiemagazijnen, reizigsters, winkeljuffrouwen, boek- en kunsthandel, drogisten, winkeliersters, kioskjuffrouwen, collectant staatsloterij, commissionnairs, makelaars, kassiers, betrekkingsbureaux, advertentieplaatsters enz.). 1
*) Voorwoord „Beroepsklapper". Een nieuwe officieele Beroepstelling is bjj het Centraal Bureau voor de t-tatistiek in bewerking. Echter zullen vermoedelijk nog een paar jaren verloopen, eer de uitkomsten daarvan volledig het licht kunnen hebben gezien. In 1896, toen het Tentoonst. werk aanving, was deze dus, die van '89, pas een paar jaar oud.
HOE HOOGER ONZE IDEALEN STIJGEN, DES TE HOOGER STIJGEN WIJ ZELF. 9. Hotel-. Pension-, Restauratie-.
10. Huisdienst
Koks-,
Buffetwezen.
termijnen
(dienstboden, werkvrouwen, huisbe 1
waarsters) (intern en extern . 11. huishoudsters
(gezelschapsjuffrouwen, kinderjuf
frouwen, voorlezeressen) 'intern en extern). 12. Huisindustrie (confectie-, mode-, strijkarbeid, lin nen- en wollenuaaivak, borduur- en kantwerk, kunstnijverheid, aanhang van velerlei groot industrie.) 13. Huisnaaisters (linnen- en wollennaaisters). 14. Huisvlijt (zie le jaarverslag en archief Tentoon
stelling en Congresverslagen). 15. Kleinindustrie
18. Letterkundigen (journalisten, vertaalsters, correctrices, dagbladcorrespondenten, uitgeefsters, archivaris, bibliothecaris, amanuensis.) 19. Loop- en boodschappenmeisjes, kindermeisjes
(jeug
1
dige dienstboden . 20. Maatschappelijk
sparen (gelegenheden, vergemakkelijking; fooien, boeten, emolumenten;
vergoedingen v. overwerk, extra arbeid; contante vergoeding of credietverleening van arbeidsuitgifte, invloed van klooster-, gestichts- en gevangenisarbeid;
4. Eigenlijke beroeps- of arbeidsvoorwaarden. gezondheids-
en
organisatiën
(vakvereenigen
Werk Czie Maatsch. Werk, archief
Tentoonst., congresverslagen). 21. Massage en heilgymnastie
en andere
natuurtherapie
arbeidscontracten,
arbeidenden en hare conditiën; vak- en beroepsbladcn
't algemeen); consumentenbonden lijsten enz.); arbeidsdtmr,
rustgelegenheden,
secretaressen, administratrices
(van
particulieren en instellingen en gestichten; gestichtsdirectrices, weesmoeder). 25. Vakondencijs
(industrie-, ambachts-, kook- en
huishond-, teeken, muziek-, tooneel-, godsdienst-, handwerk- en slöjdonderwijs) (doofstommen- en blindenonderwijs). 26. Verkeerswezen,
post-, telegraaf-, telefoondienst
(ambtenarenbij spoorweg-en tramdienst,klerken, commiezen, surnumerairs, telegrafisten, telefo nisten, directeurs, loketdienst, wegwachteressen, haltechefs, gids voor reizigers in stad en land). 27. 28.
Verloskundigen. Verzekerings- en assurantiewezen
(spaarkassen, be
grafenisfondsen) (klerken, agenten, directrices, inspectrices, adviseurs). 28.
Wasch-, bleek-, strijkstersvak
(appréteuses, opdoen-
sters, mutsenmaaksters) (particulieren). 30. Zieken-
en Wijkverpleging.
Verpleging van ver
waarloosde kinderen en weezen. 31. Verder die niet meer werken kunnen niet werken kunnen. 26/2
'00.
MAKIE
en die nog JUNGIUS.
BIJLAGE 2. Eigenaardige omstandigheden van Arbeid en Arbei denden, waarover de bemoeiingen van het Nat. Bureau v. Vrouwenarb. gaan. 1. Leeftijd (voor opleiding voor loontrekkenden arbeid, voor pensioneering, voor rust enz. enz.); gehuwd- of ongehuwden staat.
2. Beroep- en Beroepsopleiding (theoretische, practische en vakopleiding); opleidingsvoorwaarden.
eischen, bekwaamheden,
getuigen, gelegenheden, personen; bijstudiën,
herhatingsonderricht,
onderhoud van
vak- of beroepsbekwaamheden; vastheid
of tijdelijkheid
van het beroep of den
arbeid; regelmatigheid
of afwisselendheid
loonstandaard,
jaarwedden
arbeidsmoeite en duur; wijze van
betaling;
in verhouding tot
(openbare loon- en conditievoor het
voor ouden dag, ziekte, ongelukken,
bevalling enz.; hennes, voor ouden en zieken
uit allerlei arbeidscategoriën; (zie Bijlage 1) maatschappelijke toestanden en conventiën, die denarbeid bemoeilijken;
Arbeidskleeding, Zondagsrust
gezonde en doelmatige;
en andere rusttijden, vacantiën, verlof
dagen, maatsch. feestdagen enz.; arbeidsmateriaal,
vereenvoudiging, verbetering,
vergemakkelijking; werkloosheid, onderzoek, onmiddellijke voorziening of allengsche verbetering; arbeidsproducten, navraag, behoefte, verbetering enz. 5. Omgeving (naar plaats van woning en arbeid en inwoning en naar tijd); huiselijke bijplichten; maatschappelijke bijplichten; famil ieomstandigheden; woningtoestand: aantal kinderen of'anderepersonen ter verzorging; wediucschap, ongehuwde moederschap; ontspannings- en ontwikkelingsgelegenheden; besteding v. d. vrijen tijd; huisvesting; afdraging van loonsgedeelten in eigen tehuis; gebondenheid in huis (huiswerk voor bijverdienste of vulling van 't leven). Deze opgaaf zal allengs verbeterd en aangevuld worden door den voortgang van liet werk zelf. Een mooie en machtige taak heeft het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid, indien het ernstig, volhar dend, vast en gestadig, en practiscli tracht te werken voor onmiddellijke, daadwerkelijke plaatsing en , g » . aanhoudend onderzoek \ ^ h s § aanhoudend aansturen op langzame ver- 1 "§ 2 -2 ^§ betering j c ^ | vcortdurende publiceering ' * 'S
Dit kan een lichaam zooveel makkelijker dtn een particulier. 28/2
'00.
MARIE
JUNGIUS.
BIJLAGE 8.
of den arbeid;
3. Loon of bezoldiging (in geld, naturalia, of maat schappelijke erkenning alleen);
der pers in
beroep, extra arbeid;
van het beroep
leerlingschap, kweekelingschap, volontairschap; practische hulp tot onmiddellijke plaatsing in eenig beroep of arbeid;
(hulpzoeking
overwerk, huisbezighede)i
23. Opzichterschap 24. Rentmeesters,
ontslagredenen, termijnen, be
moreele verhouding tusschen werkgever en werk neemster; moreele verhouding tusschen publiek en arbeid; contract van arbeid en publiek (omzet, afzet) (tusschenpersonen); publieke belangstelling en deelneming in arbeid,
verzekeringen
(van woningen, in' fabrieken en
van vrouwen alleen
voegdheden ;
(assistent of directie, of particulier'. 22. Onderwijs (fröbel-, lager, middelbaar, hooger) (huis- en schoolonderwijs) (gouvernantes). werkplaatsen, gestichten, publieke instellingen, musea).
veiligheidsconditiën;
of mannen en vrouwen beide, coöperaties, copartnership, winstparticipatie enz.);
(zie Beroepsklapper).
17. Land- en tuinbouw, vruchten-, zaad-, groente nteelt, bloemen-, bijenteelt, zuivelbereiding.
(budgets voor levenson
derhoud);
•
16. Kunstnijverheid (hout-, koper-, staal-, steengravure, decorators, illustrators, boetseersters, beeld houwsters, boekbindsters, teekenaarsters, pa troonontwerpsters).
van betaling
141
A. Taak van Plaatselijke Correspondenten. B. Opgaaf van Informatiegelegenheden. A. Taak van Plaatselijke Correspondenten. 1. Trachten zoo volledig en getrouw mogelijk te be
antwoorden
de vragenlijsten
of losse vragen
door het Hoofdbureau eventueel haar te zenden. 2. Trachten gegevens te verzamelen
in hare gemeente
142
HOE HOOGER ONZE IDEALEN STIJGEN.DES TE HOOGER STIJGEN WIJ ZELF. omtrent vrouwenarbeid
met allen aanhang van
dien (volgens de door het Bureau aangegeven indeeling. Bijlage 1 en 2). 3. Trachten
naar opwekking tot organisatie en andere
gunstige
handelingen
der arbeidende vrouwen
iu hare gemeente. 4. Trachten
naar het verstrekken
van
verschaffing. naar
het opwekken
van
4. 5. 6. 7.
onmiddellijke
practische hulp tot plaatsing of andere arbeids5. Trachten
2. 3.
8. 9.
belangstelling
der publieke opinie voor vrouwenarbeid in hare
gemeente door locale bladen als anderszins. 6. Indiening
van een kort maandverslag harer werk-
zaamheden
en van den toestand van localen 12.
vrouwenarbeid bij het Hoofdbureau. Dit is veel en moeilijk, maar 't groeit langzaam aan van klein op tot omvangrijker. Inlichtingen en voorlichting van Hoofdbureau moeten en zullen die taak zooveel doenlijk vergemakkelijken. B. Opgaaf van Informatiegelegenheden. (Deze
zullen zich als van zelf door het werk uitwijzen i. 1. Archief v. verslagen.
10. 11.
Tentoonstelling,
Congres en
andere
Verslagen van de Inspecteurs v. d. arbeid. „ n u Inspectie van andere takken van arbeid. Burgerlijke Stand, Stadhuis. Beroepstellingen, bedrijfsbelastingsopgaven. Tesselschade en andere dergelijke vereenigingen. Vakvereenigingen, vakbladen, enquêtes en bestaande werken over vrouwenarbeid. Kamers van Koophandel en Fabrieken. Kamers van Arbeid en andere Commissiën en Vereenigingen in 't belang van arbeid, hygiëne, zedelijkheid. Bureau v. Sociale Adviezen en Statistisch Bureau. Informatién van scholen, instellingen, examencommissièn, particulieren. Wetten en reglementen op arbeid, veiligheid, ongevallen, alle soorten van onderwijs, handel enz. Het Hoofdbestuur zelf, dat voor ieder speciaal geval moet traéhten bij zijn vragen en verzoeken en plannen aan de Correspondenten onmiddellijk zooveel mogelijk informatiebronnen te noemen.
28/2
'00.
MARIE
JDNGIÜS.
Lijst van A n a l o g i ë n met Tentoonstellingsarbeid. Tentoonstelling.
Bureau. Pleidooi voor het Bureau v. Vrouwenarb.
Analoog aan
Propagandawoord v. d. Teutoonst. v. Vr.
Inrichting van Bureaulokaliteit.
Gebouwplan
Graphische Voorstelling v. d. Organisatie
Graphische Voorstelling v. d. Organisatie der werkzaamheden v.d. Tentoonst.v.Vr.
der werkzaamheden v. b. Bureau v. Vr. Schema
voor
de werking van rubriek
„
„
„ „
Schema voor de werking van rubriek „Maatschappelijk Werk". *)
„Maatschappelijk Werk". *) Bijlage 1. Arbeidssoorten (rubrieken) en arbeidenden. Bijlage 2. Eigenaardige omstandigheden van Arbeid en Arbeidenden.
Bubriekverdeeling v. Tentoonstelling (en Beroepsklapper * *) Bubrieks- en Congreswerkzaamheden, bronnenstudiën (zie voorwoord Klapper.) Taak van Plaatselijke Comité's en vragen-
Bijlage 3. Taak van correspondenten en informatiebronnen. Vragenlijsten, enz. Langzaam, als van zelf ontstaande, kaarten en andere graphische statistische overzichten.
lijsten, enz. Vragenlijsten, prijsvragen enz. Industriekaart * *) en graphische en statistische overzichten en andere rubrieken. * * )
*)
H i e r v a n
r u s t e n d
liij
bestaat
slechts
h e t B e s t u u r
e e n e x e i n p l a a i A b e -
v . ü. N a t , T e n t .
v . \
dus
W e r d
slechts
u
10
i n d e r t i j d
stuks.
g e z o n d e n .
MARIE
U
o n t v a n g t J U N G r U S .
r.
Hooger, altijd hooger steeg h e t — lichter altoos lichter werd het, lichter en w a r m e r . Overal vol-licht en vol-leven, woelig druk leven, Bij h e t opruimen van papieren vond ik frisch en krachtig. Nu k o m t er stilstand, n u volgende twee juweeltjes, die ik mijn lezenu k o m t er rust, een wakende rust. ressen geef als aanvulling van al h e t ongeDan wéér leven, wéér arbeid, wéér strijd. woon-zakelijke in dit n u m m e r : Een loopen, een draven, een jagen naar die lichtstip die d a a r ' d a l e n d voortschrijdt, langEen Dag. zaam, langzaam, m a a r onverstoorbaar. Een dag. Wijder, wijder wordt de afstand, en toch De morgen w a s gekomen, gekomen op de d u u r t het voort, het zwoegen om het bij te vleugelen van het licht en zijn wiekslag had blijven, h e t dalend licht. doen vluchten w a t daar zwart en donker was. Verder schrijdt het, verder zinkt h e t en De morgen was gekomen, m a a r nog w a s h e t daar trilt iets, allerwegen, iets dat fluistert, niet dag, niet vol-licht. iets dat ruischt — m e t een grondtoon dof en Langzaam, langzaam rees daar als een bloemdiep: het rusteloos woelen van die daar slaafden, knop uit het groote bladerenbed ontloken, het zwoegden, die daar achter bleven bij h u n arbeid. groote licht, het al-verwarmend, het al-koesteZij slaafden en zij zwoegden en zij hoopten, rend licht. De schemering vervlood, de nevelen gelijk zouden zij zijn aan den eindpaal, zij en ontweken ; blij en vroolijk gloorde de dag die het licht. Dan zouden zij rusten, rusten zouden daar komen ging, als één lichtpunt m e t een zij m e t den dag, die daar slapen ging, m e t langen, langen lichtstraal achter zich.
Twee juweeltjes.
HOE HOOGER ONZE I D E A L E N STIJGEN, D E S T E HOOGER STIJGEN W I J ZELF.
het licht dat daar scheiden ging als zijn taak volbracht was. Toen zijn er wolken gekomen, wolken grauw en grimmig, en h e t lichtpunt is verduisterd nog eer het zijn weg ten einde was. De trilling is aangezwollen, krachtig als de hartslag der n a t u u r , zwaar en onrustig, en de fluisteringen zijn geworden geluiden, r u w en scherp, en de ruischingen zijn verklonken tot één zucht, één k r e e t : om rust, om licht. De avond is daar en de nacht komt nader. De morgen w a s gekomen helder en z o n n i g . . . Een dag staat daar heen te gaan om in te sluimeren en een ander gereed om te komen . . . En dan, en dan ? *
*
Samen zaten zij daar, zij beiden, innig gelukkig. Koud, vroolijk scheen daar buiten de morgen zon, m a a r binnen w a s h e t warm, behagelijk w a r m . Zij keek door de vriendelijk glinste rende r u i t e n ; geen nijdig gevallen gordijn, dat h e t h a a r belette. Nieuwsgierige! Ze snuffelde in verborgen hoekjes, ze keek en ze tuurde, ze flikkerde en glansde, m e t een m a t glimlachje. Ze glimlachte om het kleine kousje dat fijne vingertjes daar breiden, vlug-zenuwachtig. Ze glimlachte om al die andere kleine kousjes, om die mutsjes en die rokjes, die lintjes en die strikjes die daar lagen, wachtend, wachtend m e t ongeduld, glurend uit h e t mystiek donker van een gapende kastdeur. En het blonde vrouwtje aan de ontbijttafel breide voort, breide voort, totdat kloeke handen haar hoofdje pakten, zacht, voorzichtig. Zij blikten elkaar in de oogen, ze lazen elkaar in de ziel: geluk, klimmend geluk, hoop — zalig, ongekend. Toen w a s hij heengegaan, heengegaan om te werken als eiken dag. En hij had gewerkt, hard en m e t l u s t ; geluk had hij gehad, ook bij zijn werk. Het uurtje van twaalf w a s geslagen en hij w a s geloopen, hard geloopen naar huis om nog eens te zien en te zeggen hoe gelukkig zij waren — hij en zijn vrouwtje. O, zij waren zoo gelukkig, zoo gelukkig! en de wereld w a s zoo licht, zoo zonnig, zoo goed . . . Maar lang kon hij niet blijven; hij moest voort, voort om gedaan te hebben als de avond viel en d a n . . . O, die avonden — heerlijke winteravonden, zoo tintelend w a r m . Weer ging hij, en zij breide, breide aan het kleine kousje, haastig, zonder rusten — dra zou het klaar zijn, het laatste steekje, en dan . . . De avond w a s daar, de nacht k w a m nader, en nog zou haar taak niet af zijn. Sombere wolken, dik en zwart, waren er saamgepakt toen het licht daar wijken ging, zoo kalm en zoo v r e e d z a a m . . . Daar steeg een zucht, een bede om licht, om licht in h e t donker van de k a m e r der smarte. De morgen w a s gekomen, licht en zonnig. Een dag stond daar heen te gaan, zwart, akelig zwart, en een ander stond gereed om te komen — en dan en dan ? . . . . Daar lag zij, het blonde vrouwtje; geen blank vlug vingertje roerde zich meer. Bleek, bleek lag zij daar, zoo mooi, zoo mooi als uit mar m e r gebeiteld, bleek en mooi — mooi m a a r koud.
143
En de kousjes en de mutsjes, ze wachtten niet langer en h u n rustig gluren w a s uit. Daar lag een klein, klein popje, mollig en blozend lag het daar, mollig en warm. Een andere dag w a s gekomen, er w a s leven gewekt, er w a s leven gaan sluimeren: een stipje in de eeuwigheid. (R. Nb.)
Geestdrift. Zonder geestdrift geen liefde — zonder liefde, geen waarachtig-hoog leven. Ik houd niet van kalme nuchtere menschen, die over alles heel bezadigd redeneeren; die zonder eenige beroering over zich laten heen gaan ellende en onrecht van een gansche maatschappij, en zoo allerakeligst koud en verstandig zijn; — maar houden doe ik van de m a n n e n en vrouwen, geheven tot groot machtige daden door één spontane opwelling van geestdrift, — wier leven is één brandende gloed van hoog oplaaiende overtuigingsalmacht, die tot ons spreken in woorden van vuur, die aan ons schrijven in volzinnen, — beukend en striemend, die ons aanzien m e t óogen van vlammende bezieling en groote zielewijding. Wie nog w a r m kan worden voor een goede zaak, is nooit slecht. Ik heb ze lief, die geestdriftigen van alle richtingen en partijen en godsdiensten, — en al waren het mijn felste tegenstanders, ik zou op hen toe willen gaan, en danken — w a n t zij dragen de wereld tot haar volmaking, — niet de slappen en laf hartigen, niet de ijskegels en Droogstoppels, die minachtend lachen om ons vuur, onze geestdrift, om onze vlammende liefde voor een volk, voor een religie, voor een Idee zelfs; — en wij, wij beklagen hen, w a n t in ons hoog jubelend Idealisme, zijn wij de rijkeren. Ik heb ze lief m e t een begrijpende liefde, ook al is de zaak waardoor ze w a r m zijn, in ons oog onheilig of verkeerd — in h u n zielen is het geloof, in h u n handen de moed, en eerbiedwaardig zijn ze steeds. Ik zou niet kunnen ademen in een wereld van materialisme — ik zou me gepijnigd en geschroefd in een doodkist vinden, als ik moest leven onder enkel menschen, gaande h u n klein smal paadje van niet-voelen en niet-denken, tevreden en zoet, misschien zonder hoogstijgend verdriet, maar zeker zonder waarachtig uitjubelend geluk; — zonder almachtige zonneliefde, levende h u n duf en plat „Alitagsleben" zonder één groote verrukking; m e t zijn eten en drinken en slapen, en weer eten Neen. ,,'k Wil stijgen tot een Hemel van genieten, Of dalen in een hel van brandend lijden, Maar leven zal ik, heerlijk, oppermachtig." Ik heb ze lief, die helden uit onze historie, die martelaren voor de vrijheid, vermorzelend de tyrannie door de geweldige stooten van h u n willende handen — hartstochtelijk strijdend voor een onderdrukt volk. En als het grootste gedeelte van ons volk pas geleden zyn koningskind toegejuicht heeft in jubelende geestdrift, dan was dit vooral omdat het in haar zag leven dat oude voor geslacht, omdat het in haar voelde bruisen dat oude vrijheidsbloed. Ik heb ze lief, die geloofshelden van alle
144
HOE HOOGER ONZE IDEALEN S T I J G E N , D E S T E HOOGER STIJGEN W I J ZELF.
eeuwen, die mannen van heilige kracht voor h u n ééne schoone zaak, fier zich heffende in hoogen strijdersmoed, lofzingend onder pijnbanks gruwelijkste martelingen lofzingend tot op den brandstapel en nog heb ik eerbiedige liefde voor de vervolgden om h e t geloof, als de mishandelde, half al uitgeroeide Duchoboren in Rusland, geestdriftig zich scharend onder de witte vaan v a n vrede en liefde — die niet willen haten op bevel van een regeering, die niet willen dooden een medemensch in militairen dienst, — lijdend en stervend, — omdat ze weigeren dat ééne: den krijgsdienst. En als ik ook in ons land hoor bespotten h u n geestverwanten, de Tolstoianen, die apostelen der liefdeleer van h e t Evangelie... hoor belasteren de zachtmoedigen, de zuiveren van leven, die gewetenstrouw weigeren te gehoorzamen den christelijken dwangstaat — dan noem ik hen geen dwepers of utopisten, w a n t zoodoende zou ik verloochenen mijn Christus. Als ik Zola zie staan, alleen tusschen het hatende, opgeruide volk, alléén in een gerechtszaal, waar „'t recht is Onrecht, en het onrecht — Macht", alléén niet buigend voor een legerschittering, zoo eerloos en misdadig, slingerend zyn wereldberoerend heerlijk —hoog „J'accuse!" als een Multatuli zijn „Max Havelaar", — dan gloei ik van blijdschap dat er nog zulke helden zijn in ons egoïsten-wereldje. En als ik zie opgaan m e t bekkenslag en tromgeroffel het Heilsleger, dat m e t zijn Blijde Boodschap der menschenverlossing en alvergevende Goddelijke liefde is gegaan tot de armen der gansche wereld, tot de afzichtelijken en uitgeworpenen der steden, niet vreezend de bezoedeling van eigen blankheid; — dat uit goten en holen heeft'opgericht de gevallenen, hen voedend en kleedend, hen reddend voor h e t Koninkrijk der Hemelen waar plaats is voor allen, — hen sprekend van een verzoenenden Christus, gevend de blijde redding aan zondaren — dan buig ik eerbiedig mijn hoofd, niet lachend om h u n „poppespel" of „kermis-godsdienst", want die jubelenden in vreugd-extaze m e t h u n alles offerend liefdegeven — zijn oneindig meer dan ik. Zie ze daar gaan op den lsten Meidag, de socialisten, hoogwapperend de banieren der Toekomst; — hoor ze spreken op h u n meetings, de m a n n e n die brengen willen geluk en rechtvaardigheid in een wereld van ellende en onrecht, — waar m a n n e n omloopen zonder werk, zonder brood, zonder al het levensmooi der rijken; — waar kinderen opgroeien in vieze krotten zonder licht, zonder lucht, hongerig, ziekelijk en gekleed in lompen, — waar vrouwen worden vergiftigd in f a b r i e k e n . . . . terwille van wat luxe. En 't is de geestdrift, die opvonkt in h u n woorden van ijzer, waarmee ze néér willen halen dat oude gebouw v a n egoïsme, en haat en heerschzucht — waarmee ze bouwen óp dat nieuwe huis, dat een tehuis zijn zal voor a l l e n . . . . waar liefde zal zijn en geluk en welvaart — en lief heb ik die „oproerkraaiers", en zegenen doe ik hun levenswarm Idealisme, w a n t h u n doel is heilig, h u n liefde groot, h u n geloofskracht machtig, en zuiver h u n getuigenis v a n w a a r h e i d . . . . Ik heb ze lief, al die geestdriftigen, om 't even of ze Booth, Zola of Tolstoï heeten, — hoe verschillend h u n levensopvatting of richting — 't is dezelfde brandende
geestdrift. Lach ze niet u i t de Geheelonthouders, de strijders tegen prostitutie, die vol geestdrift u wenken op h u n w e g — ze willen niets dan onze mooie aarde w a t gelukkiger en reiner te maken. En zij allen heffen hoog h u n glanzend Idealisme, .dat door alle pessimisten niet neergehaald worden k a n , — dienend een heilige zaak in pure, belangelooze toewijding. O, laat de mooie, waarachtige geestdrift doortintelen de ziel en doorjubelen u w bestaan tot de diepste diepten; — laat ze wijden u w werk en brandende in u zijn, zoodat ze niet voelt de teleurstellingen en h e t r u w e aanraken van een kleinzielige, egoïste wereld — en u w leven zal mooier en rijker worden. JEANNETTE
{Uit de „Hollandsche
NIJHUIS.
Lelie", Nov. '98).
De Vergadering v. d. Nat. Vrouwenraad op 20 dezer, ontving volgend telegram:' Office of the President, F A N N I E H U M P H R E Y S G A F F N E V , 4 1 Riverside Drive, N. Y. City. 30 Maart 1900.
Aan den Nationalen Vrouwenraad can Nederland, Groet. De Nationale Vrouwenraad der Vereenigde Staten van Amerika, vertegenwoordigende zeventien nationale Vereenigingen en vele Staats- en plaatselijke raden, zendt zijn groet aan den Raad te 's Gravenhage en zal, zoo niet persoonlijk, toch in den geest met u allen zijn gedurende de zitting. Vol vertrouwen op de toekomst, moed en vriendschappelijke gevoelens, bidt de Nationale Raad der Vereenigde Staten, dat de zegen van succes, eendracht en geloof in uwe goede zaak op de werkzaamheden moge rusten van den Nationalen Vrouwenraad van Nederland. Deze vergadering, die ik door huiselijke omstandigheden niet kou bijwonen, is naar luid van alle berichten schitterend afgeloopen. Ben kort verslag werd mij door een der aanwezenden beloofd. N.
Briefwisseling. Dr. E te Rott. Boekje in dank ontvangen. Zal er binnen kort over schrijven.
Rott. Leeskabinet. Catalogus ontvangen. Zal ook dat boekje vermelden. Mej. M. G. K. te Rott. Neen, 't was zeker niet uit onverschilligheid; maar door een samenloop van omstandigheden zat ik verstoken van alle huiselijke hulp en toezicht op de kinderen. Mej. v. M. Uw adres, dat reeds gezet staat, kon er alwéér niet in, en er was met de andere stof geen schikking te treffen. Volgend nummer dus.
Honni soit qui mal y pense. Behalve dat ik uw stuk niet gaarne plaats, daar het onderwerp in een vorigen jaargang reeds zoo goed als uitgeput is, diende ik toch ook den naam van den steller te weten.
Postwissels ontvangen v a n : Mevr.-1. C. IJ. te Bovenknijpe; — Mevr. E. P., te Weltevreden.
Tour de Ter. tot Ond. Tronwenbescta.: Overdracht f 43.50 Van Mevr. M. v. d. K. te Buitenzorg.
. .
. - 5.—
Totaal . .
f48.50
Welke som aan de Pres., Mevr. Bosman—Frank te Rotterdam is overgemaakt.
Toor de Nederlandsche Slachtoffers van den Transvaal-oorlog: Overdracht f26.40 Van tien ab. die te veel betaalden . . . . Van een lezeres te Almelo
- 7.00 - 2.—
Totaal . . f36.— AVelke som is overgemaakt aan den Heer Henri Polak.