de x-factor van het nova zembla-verhaal
en de remedialiseringsgeschiedenis van gerrit de veers reisdagboek
1598 – heden
masterscriptie begeleider dr. f.r.e. Blom master redacteur / editor 2010-2013 universiteit van amsterdam
roel jansen studentnummer 6347711 juli 2013
INHOUD
INLEIDING / HOOFDSTUK I
3
Spiegel / I.1
3
Verschijningsvormen / I.2
3
Erfgoed / I.3
5
Onderzoek / I.4
8
Hypothesen / I.5
10
Scriptie / I.6
11
METHODEN / HOOFDSTUK II
13
Afbakening – (0.33 seconden) / II.1
13
X-factor / II.2
13
Afbakening en definities / II.3
20
Remedialisering
20
Dagboek versus archeologie
23
Apparaat / II.4
RESULTATEN / HOOFDSTUK III
29
31
Het beginpunt / III.1
31
De remedialiseringsgescheidenis / III.2
33
Gerrit de Veer – 1598
33
Johann Heinrich Campe – 1785
36
Hendrik Tollens – 1819
40
Sleijser – 187(?)
44
Pieter Louwerse – 1873
49
Louis Apol – 1882
54
Pierre L. Cocheret – 1897
58
Piet Visser – 1900
62 1
W.H. Hasselbach & Arnoldus Lijssen – 1904
65
Albert Helman / Eduard Veterman – 1931 / 1934
68
J. van Kesteren / D. Wijnbeek / H.P. Aardweg / S. Franke – 1940 tot 1945
74
H. Kingmans / A.D. Hildebrand / P. de Zeeuw – 1945 / 1947 / 1949
77
Johan Herman Isings – 1951
81
J.W. Heijting – 1955 /// Isings deel 2
85
Dick Walda / R.A.F. Proper LeMaître – 1978 / 1978
87
Piet Prins – 1979
89
Teleac / NTR – 1981 tot heden
91
Vibeke Roeper & Diederick Wildeman – 1996
94
Lieneke Dijkzeul / Hanny van de Steeg-Stolk – 1998 / 2001
97
Reinout Oerlemans – 2011
99 2011 tot heden
CONCLCUSIE / HOOFDSTUK IV
103
105
Selectie
105
Inhoud
109
Maker
110
Context
110
Onderzoek
114
Erfgoed
115
X-factor
118
LITERATUUR
120
2
INLEIDING / HOOFDSTUK I
Spiegel / I.1 Aardwetenschapper Jaap Jan Zeeberg vraagt zich in 2007 in Terugkeer naar Nova Zembla: de laatste en tragische reis van Willem Barentsz f: ‘W t i v d landse geschiedenis? Is het de keten van verhalen en legendes die een samenleving wil doorgeven, van een generatie naar de volgende? Of is het de ontvangst van die verhalen, door een publiek dat eruit haalt wat het wil, buigzaam, meer een spiegel van het h d
d
b ik i
tv
d ?’1
Hoewel Zeeberg de vraag zelf onbeantwoord laat en hem alles behalve wetenschappelijk formuleert, snijdt hij een kernpunt aan als het gaat om geschiedschrijving en de betekenis die dat wat behouden blijft heeft voor nieuwe generaties. Hij filtert deze vraag uit het brede scala aan interpretaties en vertolkingen van het kleine stukje vaderlandse geschiedenis dat ij i zij b k b
ijft: Wi
Het verhaal van Bare t z’ b
mB t
t z’ ti
i
md
d di
m ijk bij it t k
t
dd
p N v Z mb .
pg t k d g b
t i
it
de Nederlandse geschiedenis die door de eeuwen heen op honderden verschillende manieren is weergegeven, ingezet en gewaardeerd. Juist dit heldenepos is het lakmoespapier dat aantoont dat de geschiedenis nooit neutraal is ge(re)presenteerd. De moderne Nederlandse b
dg
i d i
t
k k f i
w
g v
zi
v
B
t z’ mi
kt
i
md
Noord, die alle vergezeld gaan van verschillende motieven, doelen of ideeën. De vraag is d
k i tz z
f, m
pw k m i ( )B
t z’ erfgoed een spiegel is van het
continu veranderende heden.
Verschijningsvormen / I.2 Zeebergs in 2007 verschenen monografie staat in een lange traditie van wetenschappelijke analyses en remedialiseringen van de Nova Zembla-geschiedenis. De basistekst voor deze 1
Zeeberg, Jaap Jan. (2007). Terugkeer naar Nova Zembla. De laatste en tragische reis van Willem Barents. Zutphen: Walburg Pers.
3
multimediale vervormingen, besprekingen en heruitgaven stamt uit 1598. In 1598 gaf Cornelis Claesz Die Waerachtighe Beschrijvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort van Gerrit de Veer uit. Gerrit de Veer was een van de opvarenden van de derde poging die Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck ondernamen om al varende via de noord een handelsroute naar het specerijenrijke Oosten te vinden. Van deze op Nova Zembla gestrande reis hield De Veer een reisdagboek bij, dat drukker-uitgever Cornelis Claesz rijk geïllustreerd en luxe ingebonden aan de man heeft proberen te brengen. Dit in gotische letters gedrukte boek bevatte ook de tevens door De Veer beschreven eerste twee pogingen, evenals een uitgebreide inleiding. Aan die eerste editie lagen naast instrumentele en informatieve, vooral commerciële motieven ten grondslag. Ook in die tijd bestond het boek bij de gratie van de koper en een spannend verhaal als dit zou een gro(o)t(er) z
p bi kk
b
ik .
ijk i
t ti
tm
i z t
t
C
z’
p
op een bestseller avant la lettre. Zowel Gerrit de Veer als Cornelis Claesz heeft echter in 1598 niet kunnen bevroeden hoe groot en langdurig de impact van Die Waerachtighe Beschrijvinghe zou zijn. Het mislukken van de ontdekkingstocht heeft namelijk nooit geleid tot het inboeten van de populariteit van het verhaal. Integendeel, vandaag de dag, meer dan vier eeuwen na het verschijnen van De Veers reisjournaal, wordt de naam Willem Barentsz nog altijd automatisch gekoppeld aan begrippen als Nova Zembla, Behouden Huys en overwintering. Het beeld van stoere mannen die in de sneeuw ijsberen bevechten is op het netvlies van de gemiddelde Nederlander gebrand. Dat producent en regisseur Reinout Oerlemans in november 2011 een 3D-film over Barentsz’2 ijstocht heeft uitgebracht, wekte dan ook minder verbazing bij de Nederlandse bevolking dan de casting van het fotomodel Doutzen Kroes voor een van de hoofdrollen.3 Willem Barentsz en de vaderlandse trots staan kennelijk nog steeds op dezelfde lijn waarop Gerrit de Veer ze in 1598 heeft gezet.
2
Er is gekozen voor Barentsz’ in bezitsvorm in plaats van Barentszs, ter wille van de leesbaarheid en het eren van historisch-getinte spelling van de naam zoals die afgelopen eeuwen in gebruik is geraakt. 3 In De Veers verhaal staan geen vrouwen vermeld. Het terugdenken aan de thuisgebleven geliefde, zoals in Eyeworks’ Nova Zembla, is een dramatische toevoeging. De journalistieke pers liet deze historische discrepantie links liggen en focuste zich op het gegeven dat Doutzen Kroes nog nooit had geacteerd en ineens een (significante) rol in een grote productie kreeg toegewezen. Dergelijke brede acquisitie is sinds enkele jaren, en zeker na Doutzen Kroes, gebruikelijk in de Nederlandse filmtraditie. Denk bijvoorbeeld aan de hoofdrol van Jan Smit in Het Bombardement. Deze
4
En toch is er veel veranderd. De afstand tussen het waarheidsgetrouwe scheepsjournaal4 van Gerrit de Veer en de sensatiebeluste verfilming van Oerlemans is groot. Gerrit de Veers vermeldingen van dieptepeilingen en strategische besprekingen hebben plaatsgemaakt voor beelden van bloederige gevechten met imposante ijsberen, sterk tot de verbeelding sprekende liefdesscènes en wideshots van het mooie Arctische landschap. Gerrit de Veer wordt in Oerlemans Film vertolkt door acteur Robert de Hoog. De saaie en droge bootklerk die Gerrit de Veer in de zestiende eeuw was, heeft De Hoog veranderd in een van weltschmerz doorwrochte, stoere romancier, met een drang naar puurheid, liefde en een eeuwig heldendom.
Erfgoed / I.3 Deze voorlopig laatste5 remedialisering van De Veers reisverhaal in november 2011 toont naast een aanhoudende belangstelling de veranderende vorm waarin het verhaal door de eeuwen heen is gegoten. Van het originele verhaal uit 1598 is in de film naast de naam Barentsz, de boot, het ijs, de ijsberen, alleen het heldendom overeind blijven staan. De andere vorm- en inhoudsaspecten van Gerrit de Veers reisaantekeningen blijken op zijn zachtst gezegd aan de tand des tijds onderhevig. Het de vraag in hoeverre dit kameleontische gedrag van het verhaal verontrustend is. Het belangrijkste is dat het dagboek, of liever de geschiedenis van het in het ijs gestrande zeilschip van de dromende en krachtige, maar toch incapabele schipper-stuurman Willem Barentsz de chronische vergeetachtigheid van de mensheid heeft overleefd. In de canon van de vaderlandse geschiedenis zijn het toch veelal oppervlakkige acteurkeuze krijgt veel kritiek vanuit de media, maar is eigenlijk zo oud als de bioscoop zelf. Het zijn altijd de bekende gezichten geweest die de bioscoopzalen moeten vullen. Grote sterren als Elvis Presley en Cher gingen Kroes voor. Er is echter ook in Hollywood een stijgende lijn merkbaar als het gaat om de verschijning van popsterren en modellen op het witte doek. In 2011 merkte tijdschrift Elle dit ook op: Red. (2011, 31 augustus). Modellen in films [4 alinea’s]. Elle [website]. Beschikbaar: http://www.elle.nl/lifestyle/Lifestylenieuws/Modellen-in-films. 4 Hoe waarheidsgetrouw De Veers werk daadwerkelijk is, is een aspect dat later onder de loep zal worden genomen. Bijvoorbeeld bij het onderscheid tussen feit en fictie in hoofdstuk II.3 en ook verderop in de scriptie, als Gerrits dagboek in de remedialiseringsgeschiedenis wordt opgenomen. 5 ‘Laatste’ is in dit geval een relatief begrip, dat betrekking heeft op het begin van dit onderzoek en daarbij het moment van schrijven. Het verhaal leeft echter voort en remedialiseringen zullen blijven verschijnen.
5
veldslagen en grote vernietigingen die bewaard blijven. Af en toe ontkomt een spionne, een dichter of een wetenschapper aan de guillotine van het collectieve vergeten, maar de meeste levensverhalen en gebeurtenissen worden verpulverd door de menselijke aandrang tot opbouw en progressie. Zeker in tijden van voorspoed is de blik op de toekomst gericht en zullen verhalen over heldhaftige padvinders, arbeiders of zeelieden zonder veel weerstand in de doofpot verdwijnen. Maar het verhaal van Nova Zembla staat nog steeds recht overeind. Het erfgoed van de weerbarstige mannen met hun musketten en ijsberen die door schoorstenen klimmen is behouden. De wisselende en hevig vervormde verschijning waarin het wordt gegoten en het verlies van bepaalde inhoudelijke en vormtechnische aspecten zijn waarschijnlijk juist debet aan deze overlev(er)ing. Ze vormen geen bedreiging voor het verhaal, maar een fundament voor de toekomst. Het aanpassen aan de door de jaren heen veranderende cultuur is in die optiek een minimum vereiste voor behoud en canonisering. Oerlemans adaptatie had vanuit dat oogpunt nog verder over de schreef kunnen gaan, en satelliettelefoons, thermopakken en een kantelkiel kunnen bevatten. Om het verhaal van Nova Zembla als metafoor te gebruiken: het schip van het originele dagboek moet worden geofferd om te overwinteren in de barre omstandigheden van de historische canon; overal liggen ijsberen op de loer. De begrippen canon, vaderlandse geschiedenis en erfgoed plaatsen de spiegel-vraag die Jaap Jan Zeeberg zichzelf stelde in een breder en meer wetenschappelijk perspectief. Onderzoek naar cultureel erfgoed, zoals in 2007 mooi gebundeld in Erfgoed. De geschiedenis van een begrip,6 neemt de laatste decennia sterk toe. Deze opgang houdt gelijke tred met eenzelfde ontwikkeling binnen de maatschappij. Erfgoed: nationaal, Europees, cultureel of met welke toevoeging dan ook, is populairder dan ooit. De reikwijdte van het begrip lijkt oneindig. Van een nog geen vijftig jaar oude kandelaar, via een select groepje schapen op de Veluwe, langs een vergeten heiligenfeest in een Noord-Fries dorpje, via de werken van P.C. Hooft en de films van Theo van Gogh, tot de Waddeneilanden en de rivier de Waal. Erfgoed wordt behandeld alsof het ons dagelijks brood is. Voor behoud van het materiële erfgoed stellen alle niveaus van overheden geld beschikbaar en elke minimale aantasting ervan, al betreft het enkel de bakstenen in een historische gevel, is een overtreding die hoe dan ook bestraft dient te worden. En als het gaat om het meer 6
Grijzenhout, F. et al (red.) (2007). Erfgoed. De geschiedenis van een begrip. Amsterdam, University Press.
6
immateriële erfgoed, zoals gedachtegoed, gebruiken, feesten en gewoontes, al dan niet gekoppeld aan een geloof, is ook de Europese drang naar een gedeeld erfgoed goed voor de stimulering. Met dit onderscheid tussen immaterieel en materieel erfgoed opent Frans Grijzenhout de bundel Erfgoed, als hij in zijn inleiding probeert het begrip te definiëren. Na een uiteenzetting van de geschiedenis van het begrip komt hij vrij snel uit bij de huidige status, waarbij cultureel erfgoed onlosmakelijk verbonden is met dat wat Gerard Rooijakkers i ‘
m m
i
i gv
t d g ijk
v ’7 b
ijft
‘d kw t b
i
i v
vi g’; het ondergeschoven kindje, of zoals Grijzenhout het noemt, de defensieve
insteek van het culturele erfgoed:
‘
p iti v , ff
i v
mg g m t
tg
t ijk
fg d, z ls verwoord door
Seneca, die zich richt op de kracht van een traditie en op de bijdrage die elke nieuwe generatie daaraan moet geven, vinden we vandaag de dag in ons werelddeel nog maar zelden. De houding die we het meest aantreffen in verband met het cultureel erfgoed in de ruime zin des woords is er eerder een van bezorgdheid en verdediging.’
Hij schetst daarna ook gelijk wat geschiedt als er niet voldoende verdedigd wordt, of kan worden:
‘Het erfgoed levend houden, dat is de zware opdracht voor de erfgenamen, die in het nu leven, vorm moeten geven aan hun eigen cultuur en misschien op hun beurt een eigen nalatenschap willen creëren. Soms lukt het om die zorg voor het erfgoed te integreren in de levende cultuur van vandaag. Maar vaak lukt dat niet of na een tijd i tm m
.
w dt
m t k’,
d di p t
i gv
b
fg d, f d t
v
mi g di
v
v
fy i k
fv
p d idt d t
g
t ijk tv
di ,t t‘
w pg p
t ti i
t v g t .’
7
Rooijakkers, G. (2000). De musealisering van het dagelijks leven. In Laarse, Rob van der, et al (red.) (2000). Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering. Amsterdam: Het Spinhuis. Beschikbaar: KNAW.
7
Lisa Kuitert vreest dat dit stadium voor haar tak van het culturele erfgoed, de letterkundige, al is bereikt of in elk geval opdoemt aan de horizon. Zij stelt dat zelfs al is er voldoende financiële ondersteuning voor het erfgoed, het it
t ‘p b i k g
g ’ zal
verdwijnen als er geen breed draagvlak is in de bevolking. Zij sluit haar bijdrage aan Erfgoed af met hetzelfde, ietwat onheilspellende artefact: ‘H t tt k
dig
fg d d igt
voorgoed een museumstuk te worden.’ 8 Het onderzoek naar de Nova Zembla-geschiedenis kan goed een onderdeel zijn van deze erfgoeddiscussie. Zeker is, dat De Veers dagboek (
g) i t
t z g ki dj i d t xt
laat zien dat het moeiteloos wordt pg
d m
t
dig
i ‘d
ft v d
Ey w k ’ filmbewerking t
die Zeeberg zichzelf dan ook naar aanleiding van zijn analyse van B
v
v d g’. De vraag t z’
ontdekkingstocht had moeten stellen om mee te doen aan het erfgoeddebat is: wie maakt het cultureel erfgoed, het erfgoed, of wij?
Onderzoek / I.4 Gerrits verhaal, cultureel erfgoed of niet, staat vandaag de dag nog overeind en de voorzichtige voorspelling is, dat dit ook nog wel enkele decennia, zo niet eeuwen het geval zal zijn. Een dergelijk overlevering alleen al rechtvaardigt verder onderzoek. Erfgoed dat zo hardnekkig en tegelijk ogenschijnlijk moeiteloos vier eeuwen lang zijn bestaansrecht heeft weten te verdedigen – waar tegenstanders nog geen achilleshiel in hebben herkend –, is het waard verder onderzocht te worden. Vandaag de dag verandert elke bekende persoonlijkheid of al dan niet noemenswaardige gebeurtenis in een boek, maar in de zestiende eeuw was dergelijke (al dan niet obscure) geschiedschrijving veel minder frequent. Er zijn weinig verhalen die én zo oud zijn, én waargebeurd zijn, én destijds direct in boekvorm zijn verschenen, én ook nog eens al die eeuwen door op alle soorten manieren bewerkingen hebben ondergaan, van gedicht, tot lied, tot website, tot film. Het Nova Zembla-verhaal heeft veel elementen in zich die het een uitermate interessant onderzoeksobject maken voor cultuurstudies. De vier eeuwen aan verschillende, onafhankelijke bewerkingen van Gerrits
8
Grijzenhout et al, (2007), p. 230.
8
verhaal over het gestrande schip vormen een ideaal onderzoeksinstrument voor de moderne, Nederlandse cultuurgeschiedenis. De bewerkingsgeschiedenis van het verhaal biedt een unieke mogelijkheid om via een vergrootglas de ontwikkelingen in de Hollandse cultuurgeschiedenis, en daarbij de omgang met erfgoed, te bekijken. De onderscheidende remedialiseringen kunnen zelfs een pijlstok zijn voor maatschappelijke veranderingen en cultuurhistorische ontwikkelingen die de Nederlandse burger afgelopen vierhonderd jaar heeft ondergaan. Elke bewerking zal namelijk een product van zijn tijd zijn: De veranderende intenties van de vele auteurs zullen hoogstwaarschijnlijk aansluiten bij of reageren op een verschuivend, in dit geval landelijk paradigma; en historische gebeurtenissen zullen vragen om een ander leesgedrag, dat weer moet worden aangestuurd door een nieuwe maker. Ook als de bewerking puur esthetisch is ingezet, zal deze geen neutraliteit tentoonstellen. Er is sprake van een continue wisselwerking tussen basistekst, intenties en uitvoering. Het onderhavige onderzoek zal voorzichtige stappen zetten deze bewerkingsgeschiedenis in zijn volledigheid in kaart te brengen. Moderne monografieën als die van Zeeberg en (de hierna te bespreken) Gramberg hebben slechts losse en wijdverspreide voorbeelden genoemd die een bepaalde (al dan niet cultuurhistorische) analyse ondersteunen. Voor deze scriptie zullen alle (in het volgende hoofdstuk nog af te bakenen) bewerkingen worden geïnventariseerd en getypeerd. De vraagstelling die de volledigheid en objectiviteit in deze Nova Zembla-canonisering / -geschiedschrijving moet garanderen luidt: Hoe is het verhaal van Willem Barentsz’ overwintering op Nova Zembla in de moderne Nederlandse beeldgeschiedenis weergegeven en met welke doelen en/of ideeën zijn deze (visuele en auditieve) realisaties gemotiveerd? Daarbij wordt verwacht dat de doelen en/of ideeën waarmee de realisaties gepaard gaan, parallellen vertonen met bepaalde aspecten van de cultuurgeschiedenis in zijn geheel; deze al dan niet causale parallellen zullen als onderdeel van de typering worden genoemd. De bewerkingen zullen zodoende in een cultuurhistorische context worden geplaatst. De opgesomde en gedefinieerde remedialiseringen / bewerkingen zullen niet alleen een basis vormen voor verder onderzoek naar het Nova Zembla-verhaal, maar zullen vooral ook als doel hebben om een geschiedschrijving op zich te zijn. De inventarisatie die zo ontstaat, doet op zijn minst recht aan de aanhoudende impact van het verhaal en zal hopelijk verder onderzoek stimuleren naar de verhouding tussen historie, cultuur en identiteit op de Nederlandse bodem, en 9
specifiek naar de wisselwerking tussen remedialiseringen en de basistekst en tussen literatuur en maatschappij. Daarbij zal dit onderzoek hopelijk bijdragen aan het veilig stellen van een stukje cultureel erfgoed en misschien wel het debat over hoe met cultureel erfgoed moet worden omgegaan een andere insteek, of zelfs een nieuwe methode aanreiken.
Hypothesen / I.5 De hier gestelde hypothesen zijn gericht op te verwachten parallellen tussen cultuur, productie en remedialisering.
w
g v v
Wi
mB
t z’ v
i d N d
d
beeldgeschiedenis zal van een eendimensionaal tekstdocument tot een multimediale beeltenis lopen. Dit is een ontwikkeling die gelijke tred houdt met de ontwikkelingen in technische mogelijkheden als het gaat om realisatie en verspreiding. Denk hierbij aan de mogelijkheden van drukpers, fotografie, film en tape, maar ook aan de landelijke organisatie van onderwijs, bioscoop, theater en tot slot het internet. De motieven achter het telkens opnieuw uitbrengen van Barentsz’ overwintering in de Nederlandse beeldgeschiedenis zullen sterke veranderingen en even sterke constanten tonen. Heldendaad, moed en menselijk vermogen zullen daarbij continu sterke peilers zijn geweest. Door de jaren heen zal er echter op verschillende aspecten van het verhaal zijn ingezoomd. Deze verschillende focus zal zijn voortgevloeid uit parallelle ontwikkelingen op gebieden als onderwijs, sociologie, kunstgeschiedenis en wetenschap. Zo zal waarschijnlijk het Bildungsideaal uit de verlichting het educatieve karakter van het verhaal doen uitlichten. De burgeroorlogen rond 1800 zullen van Barentsz een gezamenlijke voorvader maken, met het oog op hereniging door een gedeelde geschiedenis. Hierdoor zal dan de nationalistische inslag het belangrijkst worden – rond T
’ diti i 1822 w d
immers de (Benelux)
natiestaten gevormd. Ten tijde van het fin de siècle zal het misschien rustig zijn, maar de natuurlijke schoonheid van het verhaal zal belangrijker worden. In de jaren zestig, zeventig van de twintigste eeuw zal er wellicht een positivistische wetenschappelijke benadering komen, waaruit expedities en samengevoegde edities voortvloeien. Daarna zal er een diffuse benadering ontstaan die zich focust op de maker van het nieuwe beeld, waarbij het verhaal
10
grotendeels los wordt gelaten. In het begin van de eenentwintigste eeuw komen misschien wel al deze motieven samen. Essentiëler echter dan deze gedetailleerde en grotendeels suggestieve voorspellingen is de verwachting dat in de onderscheidende bewerkingen sporen van verschillende aspecten van de veranderende samenleving zijn te traceren.
Scriptie / I.6 Deze scriptie, die de geschiedenis van het Nova Zembla-verhaal als centraal thema heeft, zal in twee delen worden opgedeeld. Deze ietwat ongebruikelijke tweedeling vindt zijn oorzaak in de met Frans Blom afgesproken opzet voor het afstuderen aan de Master Redacteur / editor van zowel Deru Schelhaas als Roel Jansen. Het eerste deel zal een redelijk gebruikelijk pad volgen en een normale scriptie opleveren. Het eerste hoofdstuk daarvan, dat hier aan zijn einde komt, omvat een inleiding, waarin de aanleiding, de verantwoording en de probleemstelling centraal staan. Het tweede hoofdstuk beschrijft de methode, waar een duidelijke afbakening, inclusief definities, en een gecategoriseerde definiëring van de gevonden remedialiseringen zullen worden geïntroduceerd. Ook aannames en beperkingen zullen hier worden aangestipt. Na de methode volgen in hoofdstuk drie de resultaten. Deze zullen neerkomen op een droge analyse van een twee dozijn bewerkingen en de implicaties die aan hun ontstaan verbonden zijn. Sommige bewerkingen zullen gegroepeerd worden besproken omdat de individuele eigenschappen worden ondergesneeuwd door de functie die ze in hun geheel vertonen. In hoofdstuk vier volgt de samenvattende conclusie. Naast dit vier hoofdstukken tellende eerste deel is er een tweede, hiervan los aangeboden deel. Deru Schelhaas en ik zouden een nieuwe, digitale, met elementen uit de cultuurgeschiedenis verrijkte editie maken van Gerrit de Veers logboek, alsmede kijken welke (multi-)mediale mogelijkheden bij konden dragen aan deze nieuwe editie. Dit zou de jongste remedialisering zijn, welk eindproduct eventueel in het eerste deel van deze scriptie zou kunnen worden opgenomen. Deel twee bestaat uit een weergave van de gedane poging(en) deze (niet uitgegeven) remedialisering te realiseren. Dat komt neer op een gedetailleerd verslag van de ondernomen handelingen, inclusief motivatie en een analyse van het falen. Ook zullen de bijlagen worden toegevoegd die laten zien in hoeverre de 11
poging is geslaagd en die aantonen welke stappen zijn ondernomen. Centraal in de bespreking van het tweede deel zal de overkoepelende opdracht staan die aan dit deel is verbonden, namelijk een eerste proeve in cultureel ondernemerschap binnen een alfafaculteit, waarbij Deru Schelhaas en Roel Jansen de mogelijkheden en beperkingen van een zo vooruitstrevende vorm van afstuderen als pioniers zullen betreden; het academische veld niet met inkt en pixels, maar met hamer en bijtel te lijf gaan. Daarnaast zal gekeken worden in hoeverre de ijdele hoop van Frans Blom, dat de wetenschap van de editietechniek door middel van moderne technieken en multimedia van een wisse dood kan worden gered, bewaarheid kan worden. Dit tweede, losstaande deel zal afsluiten met een terugblik op het editieproject, waarbij het eigen tekortkomen niet zal worden geschuwd en de integriteit van externe partijen zal blijven gewaarborgd.
12
METHODEN / HOOFDSTUK II
Afbakening – (0.33 seconden)9 / II.1 Als je in de zoekmachine Googl ‘G it d V d .V 70.000. E
w j d z z k pd j vi p g mm ’
’ i tikt, k ijg j 516.000 it i 0.33
t m t bijv
f w b it
b
d ‘d gb k’, zij d t
z kt di
i t
g t d
i ti
t tm t
wetenschappelijk meer verantwoorde bevindingen oplevert, bijvoorbeeld WorldCat10, levert d z kt m ‘G Veer’ i
it d V
’
t i tw t p ifi k
g t d 1.173 it i 0.35
d
‘N v Z mb ’
g tijd 866.
t zij
p. Verander ‘Gerrit de z g t
geven een goede indicatie van de wereldwijd geproduceerde bewerkingen van het scheepsjournaal uit 1597. Over de hele wereld, niet alleen in Nederland, maar vooral ook bijvoorbeeld in Engeland en Italië, zijn er de afgelopen eeuwen vele bewerkingen verschenen op de geschiedenis van de mannen die een nieuwe weg naar de Oost probeerden te vinden en strandden op het onherbergzame Nova Zembla. Om een methode te creëren die deze overdaad aan bewerkingen en varianten min of meer probleemloos te lijf kan gaan en die het mogelijk maakt het kaf van het koren te scheiden als het gaat om welke wel en welke niet een vermelding in de canon van Nova Zembla waardig zijn, is een korte analyse van het verhaal zelf in samenhang met de huidige staat van onderzoek onontbeerlijk.
X-factor / II.2 De aanname in het eerste hoofdstuk is dat het eeuwenoude verhaal van Nova Zembla tot op de dag van vandaag springlevend is. Zelfs zo levend dat er onlangs een hypermoderne en 9
Deze 0.33 seconden is een standaardnotering van Google.nl, waarbij de zoekresultaten binnen de gegeven tijd worden opgehaald. Deze tijd schommelt tussen de 0.20 en de 0.40 seconden. De hiergenoemde kwantitatieve noteringen zijn gevonden in maart 2013. 10 Een online catalogus van de meeste, zo niet alle (wetenschappelijke) bibliotheken over de hele wereld. WorldCat is de meest omvangrijke bibliografische databank ter wereld. Het is een online catalogus die de inventaris van meer dan 50.000 bibliotheken uit meer dan 90 landen samenbrengt.
13
vooral miljoenenkostende 3D-film van is gemaakt. Tevens wordt deze mislukte ontdekkingsreis van een dergelijk historisch belang geacht dat een van de meest vooraanstaande universiteiten van ons land, via opdracht van een van de meest vakbekwame editiewetenschappers Frans Blom,11 het niet alleen wetenschappelijk verantwoord maar zelfs noodzakelijk acht dat er een nieuwe editie van het betreffende werk wordt gerealiseerd. Dit betekent niet alleen dat de voorgaande edities niet meer voldoen aan de huidige normen, maar ook dat er vanuit wordt gegaan dat nog lang niet alles over Willem Barentsz en zijn onfortuinlijke scheepscompagnons is gezegd, en het Nova Zembla-verhaal zijn aandeel in de nationale geschiedschrijving dient te behouden. Dit culturele erfgoed dient kennelijk te worden beschermd. In het eerste hoofdstuk werd reeds de flexibiliteit van de Nova Zemblageschiedenis aangehaald als mogelijke oorzaak van canonisering. De aanpassingen en vervormingen die het verhaal door de tijd heen probleemloos is ondergaan, zijn wellicht immanent aan behoud van een verhaal, maar vormen niet de verklaring voor de immer opnieuw oplaaiende aandacht voor specifiek dit verhaal. Ondanks de huidige recessie zie ik nog geen 3D-film gemaakt worden over een jongetje dat zijn vinger in de dijk steekt om Nederland droog te houden. Wat zijn de unieke, en onvervangbare eigenschappen van juist dit culturele erfgoed die het tot op de dag van vandaag aanlokkelijk en belangrijk laten blijven? Wat is, zogezegd, de x-factor van het reisdagboek van Gerrit de Veer? En hoe kan deze eventuele x-factor ons helpen bij het categoriseren en analyseren van de bewerkingen van het verhaal? De eerder aangehaalde onderzoeker Jan Jaap Zeeberg begint in het kader van die constante aandacht over de houdbare koppeling van ontdekkingsreiziger Willem Barentsz aan het ontstaan van de Republiek der Nederlanden en het ontspruiten van de Gouden Eeuw. Willem Barentsz staat in die gedachte aan de basis van het huidige Nederland, hij is even oud als onze natie en daarmee een soort aartsvader van elke Nederlander. Hij noemt Bare t z v v g fig
‘
pt b
ti
d’
w j i t md t ij
‘ it i
immig b ijft’ – hij heeft immers nooit de nieuwe weg naar Indië gevonden. Mocht
Zeebergs lezer willen weten waarom de Nederlander deze acceptabele held continu nieuw 11
Beseffende dat het verklaren van de urgentie van dit onderzoek door de aanwezigheid van hetzelfde onderzoek een cirkelredenering van de bovenste plank is, snijdt dit gegeven wel degelijk hout: Het was Frans Blom die op zoek was naar kandidaten voor deze editiescriptie. Hij was tegen het momentum van het onderwerp opgelopen en zag een verse wetenschappelijke editie in het verschiet.
14
v
i b id b w
b zig
t,
ijdt ij v d ,
i
d .’ ‘B.V. N d
v g
v ti : d’ i
v
dig d
ff ti f d p
t zij t m ’ di d ‘B.V. N d v
d’
i d p iti k i zw g g
poogt Nederland als een bedrijf te typeren.12 M t ‘B.V. N d
f: ‘O g m k, d g tijd akte term die
d’ refereert Zeeberg hier
waarschijnlijk ook aan de VOC-mentaliteit waar Balkenende in 2006 voor de derde maal de Tweede Kamerverkiezingen mee won. Hij legt zo een directe link tussen Willem Barentsz en dat wat wij kennelijk nog altijd als De Nederlander beschouwen; dit zou betekenen dat De Veers dagboek ons rechtvaardiging (bood en) biedt om een Nederlander te zijn in een cultuur van inter- en transnationale identiteiten. Hij koppelt de kracht van het verhaal op die manier direct aan het lastige, populaire en soms riskante concept identiteit en stipt daarmee inderdaad een kernelement van het verhaal aan. Want of het nu gaat om het overbrengen van nationale identiteit bij historieminnende studenten, het culturele vernuft bij politici, of om het inprenten van het doorzettingsvermogen van echt mannen bij de jonge lezer, de bewerkingen van het Nova Zembla-verhaal centreren zich alle rond de vorming, ondersteuning of versterking van een identiteit. Historicus Hans Gramberg gaat in zijn monografie De overwintering op Nova Zembla nog een stap verder als het gaat om de verbinding tussen het Nova Zembla-verhaal en identiteit. Hem valt op dat de oplevingen van aandacht voor het Barentsz-verhaal telkens plaatsvonden als er spraken was van een maatschappelijke identiteitscrisis.13 Als tijdens de verlichting het onderwijs alle mogelijke stimulans zoekt, wordt Gerrits verhaal educatief omgevormd en ingezet door opvoedkundige Johann Heinrich Campe. En rond het creëren van de natiestaten, als de bevolking opzoek is naar nationaal houvast, zet volksdichter Tollens het reisverslag om in een nationalistische lofrede. Als Gramberg het boek nu, 12 jaar later, had geschreven, had hij waarschijnlijk de timing van Oerlemans film gekoppeld aan de
12
Het is een niet nader gedefinieerd begrip, dat volgens sommigen onhandig is gekozen: Normyo. (2009, 15 december). De BV Nederland [9 alinea’s]. Infoyo [website]. Beschikbaar: http://samenleving-enontwikkeling.infoyo.nl/politiek/18854-de-bv-nederland.html. Het is echter een begrip dat wel degelijk gemeengoed is geworden en ook in de dagelijkse berichtgeving wordt gebezigd: Loon, Monique van. (2011, 20 september). ‘BV Nederland verdient bijna 1 miljard als alle werknemers sporten’ [7 alinea’s]. NU.nl [nieuwswebsite]. Beschikbaar: http://www.nu.nl/werk-enprive/2619841/bv-nederland-verdient-bijna-1-miljard-als-alle-werknemerssporten.html. 13 Gramberg, Hans. (2001). De overwintering op Nova Zembla. In Verloren verleden: gedenkwaardige momenten en figuren uit de vaderlandse geschiedenis deel 16. Hilversum: Verloren, p. 73-88.
15
wereldwijde economische recessie. Bij Grambergs analyse is duidelijk een cultuurhistorische benadering zichtbaar. Maatschappelijke (her-)vormingen worden geanalyseerd aan de hand van de geproduceerde (kunst-)producten en diezelfde producten worden vervolgens weer geïnterpreteerd door ze te koppelen aan de maatschappelijke ontwikkelingen. Een product, een identiteit of een wetenschap is een uitvloeisel van een historisch proces. Bij dit proces heeft alles invloed op alles en ligt de waarde van de analyse in het onderzoek naar de wisselwerking tussen twee of meer factoren die van belang waren bij het ontstaan van de (tijdelijke) eindfase.14 Zo heb je bijvoorbeeld bij De Veers verhaal aan de ene kant de hardvochtige, stoere eigenschappen van de overwinterende zeemannen en aan de andere kant de ideale identiteit van de lezersdoelgroep. Deze beide identiteiten beïnvloeden elkaar en zijn continu aan verandering onderhevig. De vier eeuwen hebben zowel de identiteit van de gestrande zeebonken als die van de jonge of oude lezer niet ongemoeid gelaten. Historicus Gramberg en aardwetenschapper Zeeberg15 laten beiden in hun moderne (en jongste Nederlandstalige) monografieën deze verschillende identiteitsconcepten in elkaar overvloeien als het gaat om de x-factor van het Nova Zemblaverhaal. Sterker nog, de bewerkingen van De Veers verhaal lijken (volgens hen) alle te centreren rond de wisselwerking tussen beide identiteiten: die van de lezer en die van de hoofdperso(o)n(en). Het verhaal van het op Nova Zembla gestrande schip bood kennelijk zowel de maker als de lezer keer op keer soelaas in het bestieren van de onvermijdelijk opdoemende werkelijkheid. Het antwoord op de vraag welke eigenschappen van het Nova Zembla-verhaal het zo lang populair hebben weten te houden, moet misschien ook in deze richting worden gezocht. 14
Hier wordt een beschrijving gegeven van de methodologie die in de literatuurwetenschap wel aangeduid wordt met het Engelse begrip ‘Cultural Studies’ en die betrekking heeft op het binnen de productiecontext analyseren van het onderzochte (kunst- / cultuur-)voorwerp. Een voorbeeld van een dergelijke studie zijn de genderstudies in de literatuur. De basis voor de studies werd gevormd door de gedachte dat ‘cultuur’ geen neutraal begrip omvat, maar doorspekt is van machtsverhoudingen en ideologieën die de verhoudingen in stand houden. De analyses onder de noemer Cultural Studies trachten die machtsverhoudingen en de culturele praktijken waarbinnen zij tot stand komen aan het licht te brengen. De ideologiekritische kleuring van deze benadering is echter niet wat in deze scriptie wordt gezocht. Hier is dan ook gekozen voor de meer holle, en definitieloze benaming ‘cultuurhistorische benadering’. Onder andere Mieke Bal heeft een kritische basis gelegd voor de Cultural Studies: Bal, Mieke. (2006). A Mieke Bal Reader. Chicago: University of Chicago Press. 15 Dat beide mannen een naam hebben die eindigt op ‘berg’ is correct en puur toevallig.
16
Een opsomming van identiteitseigenschappen, zoals Zeeberg probeert met zijn B.V. Nederland, sluit echter niet aan bij de variabele verschijning door de eeuwen heen en overschaduwt het cultuurhistorische effect tussen maker, werk en receptie. De kracht van Gerrit de Veers verhaal kan namelijk wel eens heel goed liggen in het feit dat de verhaalmotieven vaag en non-specifiek zijn. De mislukte ontdekkingstocht met de overwintering, waaraan alleen een onleesbaar (en bovenal bijna altijd ongelezen) en saai logboek ten grondslag ligt, biedt alle ruimte tot eigen invulling van de nieuwe (ver-)maker. Het eerste dat dan ook opvalt bij een snelle blik over de vele uitvoeringen, is dat elke onafhankelijke bewerking meer gericht lijkt op zijn mogelijk vormende effect bij de lezer, dan op de inhoudelijke opbouw, historiciteit, esthetiek of congruentie. Nu is dit een eigenschap van vele tot letterkunde verwerkte onderdelen van het culturele erfgoed, maar ijkt B
t z’ geschiedenis uitermate geschikt voor deze intentionele hervorming van het
materiaal. Het verhaal is specifiek genoeg om een collectieve herinnering, of in elk geval een directe herkenning te generen,16 maar bovenal transparant genoeg om met elk vormend of anderszins idealistisch doel te worden ingezet. De x-factor van Gerrits verhaal is dan niet zozeer het nationalistische, de overwonnen tegenslag, het heldendom of de inventiviteit, maar de mogelijkheid al deze eigenschappen als protagonist in het verhaal te laten fungeren. Bij Jan Jaap Zeeberg leidde de (bewerkings-)geschiedenis van het verhaal van Gerrit de Veer tot een methodologisch vraagstuk aangaande geschiedschrijving. Hij vroeg zich af of vaderlandse geschiedenis wellicht meer een spiegel van het heden is dan een blik op het verleden. Een vraagstelling die, zeker in combinatie met het al dan niet nationale identiteitsconcept, goed past in het onderzoek naar de premissen van cultureel erfgoed. In de meer moderne benadering van geschiedenis is het niet zozeer meer de vraag hoe subjectief de geschiedschrijving is, maar hoe deze subjectiviteit valt te implementeren in de vorming van de identiteit van de volgende generaties, met het oog op het in stand houden van (een stabiele) natie, cultuur en samenleving.17 (Vaderlandse) geschiedenis en identiteit worden zo
16
Men zou zelfs kunnen zeggen dat met het hanteren van het verhaalelement Nova Zembla alleen wordt gebruikt om een bepaalde gemoedstoestand bij de ontvanger of lezer te initiëren. De nieuwe maker kan vervolgens alles maken wat hij wil. Die gemoedstoestand bestaat uit een aandachtspunt en een sfeersetting. We lezen nu eenmaal liever een boek over een speedboot die de Titanic heet dan over dezelfde boot met de naam Neeltje Jacoba. 17 Nederlandse literatuur, een geschiedenis is een goed voorbeeld van deze acceptatie van subjectiviteit in de geschiedschrijving. Deze geschiedschrijving van de Nederlandse literatuur proclameert het motto dat
17
min of meer complementair. Exemplarisch voor deze overlap zijn bijvoorbeeld bepaalde initiatieven van de Europese Unie. Een van de speerpunten die er voor moeten zorgen dat een Fransman en een Roemeen zich beiden Europeaan voelen, is het onderstrepen en duiden van een Europese identiteit. Deze (vermeende) collectieve identiteit steunt op verschillende pijlers, een daarvan is het gedeelde verleden, het gedeelde erfgoed. Zo ziet de EU de Shoah als een van de historische gebeurtenissen die alle inwoners van de EU hebben meegemaakt.18 Dat de Polen de Holocaust anders hebben ervaren en bovenal vandaag de dag anders beschouwen dan bijvoorbeeld de Nederlanders, weerhoudt de EU er niet van een enkelvoudige lezing van de Jodenvervolging als standaardelement van alle elementaire scholing te zien en waar mogelijk te vereisen. In deze optiek wordt de collectieve identiteit gevormd door het onderwijzen in en vormen van een gezamenlijk verleden.19 Grijzenhout omschrijft dit Europese, of eigenlijk Joodse probleem van het culturele erfgoed als:20
‘Daarmee zijn we aanbeland bij een van de vele paradoxen die gepaard gaan met het w
d ‘ fg d’. Op
tm m td td g d
t v
g m
pp lijke
Europese erfenis met kracht wordt gepropageerd, wordt diezelfde gedachte ogenblikkelijk vertaald, toegepast en in zekere zin ook direct weer afgegrensd in een nationale context. Want wie spreekt over cultureel erfgoed, spreekt vaak in één ademtocht v
‘ ti
fg d’. i f m
t
fg d’ f,
g i v ,v
‘
ti
t
i g heeft een sterk programmatisch, om niet te zeggen
ideologisch karakter. Er zit een duidelijk element van toe-eigening in, die vooral in de
De geschiedenis niet bestaat en geeft een (misschien wel iets te) fragmentarische en individuele opsomming van de verschenen vaderlandse literatuur door de eeuwen heen. Schenkeveld-Van der Dussen, M.A. & Anbeek, T. (1993). Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Groningen: M. Nijhoff. 18 Lees hierover Jansen, R.J. (2009). Mag de Holocaust een instrument zijn. Groningen: ongepubliceerd. Ook in de media zijn er vele vermeldingen van deze gepushte identiteitsvormer: Red. Volkskrant (2010, 8 mei). Het verdriet van de Holocaust verenigt ons [6 alinea’s]. Presseurop [website]. Beschikbaar: http://www.presseurop.eu/nl/content/article/246671-hetverdriet-van-de-holocaust-verenigt-ons. 19 Tolerantie en behoud zijn twee kernwaarden van de (westerse) samenleving die elkaar lijken te bijten, maar die bij het concept identiteit elkaar lijken te omarmen. De tolerante houding ontstaat uit het aanvaarden van de gedeelde geschiedenis. Het ‘gedeelde’ betekent een vrij flexibele houding ten aanzien van dat wat we niet moeten vergeten en is bedoeld om een mengsel van historisch besef en sociale tolerantie te scheppen. 20 Grijzenhout et al, (2007), p. 12.
18
huidige discussies over de teruggave van geroofde cultuurgoederen een wrange bijsmaak heeft.’
Nu valt er geen parallel te trekken tussen de Shoah en het stranden op Nova Zembla en is de problematiek van de Nederlandse identiteit niet te vergelijken met het 36-koppige monster van de Europese identiteit, maar de bedoelde werking is vergelijkbaar. Ongeacht de internationale context, de interne strubbelingen tussen de gemeentes en provincies, de wereldwijde recessie, de politieke puinhopen en de immigratiekwestie is Willem Barentsz’ verhaal te kwalificeren als een onbetwistbaar stukje gedeeld nationaal erfgoed. Het is Nederlandser dan Vondel, heeft minder lezingen en minder sterfgevallen dan de Shoah en is meer gereformeerd (soberder, dus Hollandser) dan de fabelachtige boekenkist van Hugo de Groot. Daarbij komt nog dat het verhaal waar gebeurd is; anders dan die vinger in de dijk en de Muiderkring heeft er wel degelijk een grote witte ijsbeer bestaan die in het jaar 1597 blank, Hollands mensenvlees nuttigde op het ijsland van Nova Zembla. De beoogde roem, het doorzettingsvermogen van de opvarenden en het overwinnen van het ó zo Hollandse element water, zijn in die zin secundair aan de aspecten die het verhaal universeel inzetbaar maken. Sterker nog, er zijn weinig andere historische verhalen die én waar zijn, én tegen weinig gevoelige schenen schoppen, én eenvoudig aan te passen zijn aan de contemporaine cultuur. De historiciteit, de luchtigheid, de transcendentie en het kauwgomachtige gedrag van het verhaal maken het keer op keer opnieuw geschikt voor de vorming van de op dat moment noodzakelijk geachte collectieve identiteit. Als dat verhaal vervolgens ook nog eens lijkt te draaien rond de vorming en tentoonstelling van het begrip identiteit zelf, blijkt succes (of in elk geval behoud) gegarandeerd.21
21
Hierbij moet niet vergeten worden dat dit een analyse van de staat van onderzoek is, waardoor het een theoretische, meer literatuurwetenschappelijk blootlegging van de werking van de Barentszgeschiedenis is. Dat wat op de lezer aanstekelijk werkt, zijn vanzelfsprekend bijvoorbeeld het ijs, de ontberingen en het doorzettingsvermogen.
19
Afbakening en definities / II.3 De vraag naar de x-factor legt zodoende het meest interessante aspect van Gerrit de Veers logboek bloot en plaatst het midden in de discussie rond het behoud van cultureel erfgoed zoals Grijzenhouts bundeling die heeft neergezet. De x-factor is als het ware de vraag naar wat i B
t z’ g v een positieve houding ten aanzien van cultureel erfgoed heeft
gegenereerd, die pal tegenover de negatieve, beschermende houding staat die Grijzenhout, Kuitert en anderen alom vertegenwoordigd zien. De x-factor is dat wat voor een nagenoeg automatische overlevering heeft gezorgd, waar de verdedigende houding op zoek zou gaan naar elementen die voortbestaan van het erfgoed zouden kunnen veilig stellen. De x-factor ontstaat rondom de begrippen historiciteit, flexibiliteit en identiteit. Daarbij komt dat de xfactor zich manifesteert rondom het kameleonachtige vermogen van het Nova Zemblaverhaal. Deze factoren ondersteunen de in hoofdstuk I gegeven stelling dat het Nova Zembla-verhaal als geen ander in staat is een beeld te geven van de Nederlander op elk gegeven moment in de afgelopen vier eeuwen. B
t z’ g
i d i b
tt td
weinige verhalen die een dergelijk lange bewerkingsgeschiedenis kennen, die ook nog eens op een directe manier gekoppeld zijn aan de representatie en vorming van identiteit. Nu er enigszins inzicht is in deze x-factor(en) van het Nova Zembla-verhaal, en er een dus een soort instrument, of in elk geval kijkrichting is, om vier eeuwen remedialiseringen mee onder de loep te nemen – elke bewerking zal zich immers rondom deze x-factor(en) bewegen – wordt het tijd de onderzochte casus goed af te bakenen. Wat is, om te beginnen, ‘ m di i
i g’,
w k v
d z
m di i
i g
zullen hier worden opgenomen
en welke niet?
Remedialisering E
‘ m di i
i g’ d idt tt
ijk p
t i dp d t d t
tt t
t
m di m i
een ander medium is omgezet. 22 Denk aan het hoorspel dat gemaakt is van de verhalen van 22
Het begrip heeft niets te maken met het de afgelopen jaren steeds frequentere gebruikte ‘medialisering’, dat betrekking heeft op de groeiende invloed van de media op de maatschappij en de mensen in die maatschappij. Dergelijke terminologie heeft betrekking op de vermeende machten van social media, internet en televisie.
20
Olivier B. Bommel (Radio 1), of aan het tegenwoordig synchroon uitgegeven E-book naast een papieren exemplaar van de roman. Zowel het digitaliseren van een bron, als het herschrijven van een boek zodat er op de radio naar geluisterd kan worden, zijn te beschouwen als het omzetten van het ene medium in het andere en daarmee als remedialisering. Om echter het begrip remedialisering te begrijpen zoals het in deze scriptie wordt toegepast, is het noodzakelijk te beseffen dat hoewel de term zo nu en dan in bijvoorbeeld het erfgoeddebat de kop op steekt, het eigenlijk een niet-bestaande term is. Het begrip is noch in de Dikke van Dale, noch in het WNT, noch in enig ander Nederlandstalig handboek opgenomen en zal dus (mede) voor en door dit onderzoek worden gedefinieerd. Een zoektocht op het Wereld Wijde Web geeft een goede indicatie van de mogelijke lezingen van dit begrip. Zo wordt het woord wel frequent in Denemarken gehanteerd, waar het in het literaire onderwijs wordt ingezet, bijvoorbeeld voor opdrachten waarbij de studenten een gedicht over het Kindeke-Jezus in een nieuwsbericht moeten omzetten met behoud van bepaalde inhoudsaspecten en motieven.23 Dit gaat dus om een genrebewerking die in de strikte, hierboven gegeven betekenis niet onder remedialisering zou moeten vallen; het medium is immers nog steeds papier en daarbij komt dat het nog steeds om geschreven tekst gaat. Deze uitbreiding van het begrip vindt waarschijnlijk zijn oorzaak in het bereik van de definitie van het woord medium. In Nederland betekent het begrip medium volgens de Van Dale: ‘ w t di t t t v d
tv
i f m ti ’.24 Dit is een vrij ruime uitleg, die
zoveel zegt als dat elke informatiedrager een medium is, waarbij onderscheid tussen verschillende media niet tot de definiëring behoort. Bij communicatiewetenschappen, welk v kg bi d i f m ti v d
it bij d d fi iti di
i
w dt g z
t, i
m di m
‘ bt
tv
t’,25 waarbij onder andere papier, elektromagnetische golven en
microchips als varianten denkbaar zijn. Echter, het is ook goed mogelijk dat zowel in de wetenschappen als daarbuiten de verschillende media minder onderscheidend van elkaar zijn. Zo is het niet raar om krant en boek als verschillende media te typeren, en ook televisie en film, en muziek en hoorspel. Het is misschien zelfs voorstelbaar dat men verschillende 23
De Deense betekenis is gefilterd uit de vertaling van de volgende websites, beschikbaar: http://nyskriftlighedroskildegymnasium.wikispaces.com/Remedialisering en http://vucfyn-skriftlighed.wikispaces.com/Remedialisering 24 Waargenomen in de online variant van de Van Dale. 25 Red. (2012, November). Medium (communicatiewetenschappen)[2 alinea’s]. Wikipedia [Encyclopediewebsite]. Beschikbaar: http://nl.wikipedia.org/wiki/Medium
21
b k
v
i
d m di b
wt.
zi g v
‘m di ’
‘g
’i ,
g
afgezien van de vertaling, een ook in het Nederlands logische oprekking van het begrip. Maar het internet leert ons nog meer over de reikwijdte van het begrip remedialisering. Het begrip is bijvoorbeeld wel degelijk in losse, Nederlandse teksten terug te vinden. Zo wordt de term in een scriptie gebruikt om de door Tonnus Oosterhoff zelf tot webtekst bewerkte gedichten v t k td
’
ig
tv
ij
dt b
ijv , w
v dwij
d
z
bij d di t d t kt
‘w
d
t.26 Het gaat hier dus om
een eigenhandige bewerking van Oosterhoffs basistekst, waarbij de mogelijkheden van het digitale medium voor toevoegingen zorgen bij de papieren variant. Ten eerste kan dit de vraag oproepen in hoeverre er iets is veranderd aan het origineel – behoren de wijzigingen niet juist tot het origineel? –, en ten tweede in hoeverre er al dan niet iets, buiten de veranderde ervaring, (inhoudelijk) wordt toegevoegd aan het gedicht. Bracht het Deense voorbeeld het probleem van de onderscheidende media naar voren, laten we dat een kwalitatief probleem noemen, dan voegt deze scriptie een kwantitatief probleem toe, waarbij de bewerkingsgraad en het niveau van ingrijpen in en/of overnemen van de basistekst moet worden opgenomen in de definitie. Maar het internet reikt ook oplossing aan voor de definitie, of in elk geval voor de toepassing in dit onderzoek. De derde en tevens laatste plek waar het begrip ‘ m di i
i g’ v g
G
g i
tN d
d
i
t vi d
i , i bij
iv i
die zijn werk en onderzoek verantwoordt in een presentatie die gaat over de invloed van het internet op de volledigheid, betrouwbaarheid en bereikbaarheid van een archief.27 Zonder dat in de spreadsheet exact duidelijk wordt wat hij onder het begrip verstaat, is het citaat w
i
t b g ip t
g i t vi d
recontextualisering i b t k i v
v
z gg d
d i g’. H
i
v ti f. Hij z gt ‘ m di i
g tw
ij ijk g t
t i
v
i gi d
invloed die iemand heeft op toekomstige verzamelaars en archivarissen met een codering bij een verzameling of een archief. Hij koppelt het begrip aan een citaat van informatica- en socialmedia-d k
dig B t Y k : ‘T
d
i
ft
tj t
d . The encoder
26
Schram, Dick. (2008). Literatuur lezen en onderwijzen. Amsterdam: Vrije Universiteit, p. 7. Beschikbaar: http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/12790/oratie.pdf;jsessionid=D8 EB98ACC81A7780BB77C87EEB23F1F7?sequence=1 27 Thomassen, Theo. (2008, 27 oktober). Content genererende archivarissen. Hun identiteit individualiteit en betrouwbaarheid. Slideshare [website]. Beschikbaar: http://www.slideshare.net/cvanderven/content-genererendearchivarissen-presentation#btnNext.
22
is also an author who adds his or her perspective into the collection beyond the process of di g t i t y d fi d’.28 Hoewel Yakel, die een standaardwerk29 over het aanleggen van een archief heeft geschreven, en de archivaris tegenovergestelde motieven hebben deze codering als betekenistoevoeging te zien,30 bieden ze hier samen een handvat voor het probleem van de definitie van het begrip remedialisering. Recontextualisering is namelijk een duidelijke toevoeging. Zodra het werk dankzij de bewerking op het origineel (lees basistekst) in een andere context terecht is gekomen, is er sprake van een andere betekenis van het werk en dus van een remedialisering. Yakels citaat voegt hier nog aan toe dat er altijd scherp gekeken moet worden naar wie wel en vooral wie niet betekenis toevoegt.
Dagboek versus archeologie De definitie van het begrip remedialisering is zodoende gestuurd in de richting van de betekenis, en dan specifiek de betekenistoevoeging. Beth Yakel heeft hier voor ons aan toegevoegd dat niet alleen de actieve bewerkers van het materiaal, zoals de romanschrijvers, de kunstenaars, de musici en de filmregisseurs, betekenis toevoegen, maar ook de verzamelaars, de omzetters en zij die onze bibliotheken en archieven beheren. Om goed te zien wat dit betekent voor de casus van het Nova Zembla-verhaal en welke verantwoorde keuzen tussen de verschillende remedialiseringen gemaakt kunnen worden – welke dus wel en welke dus niet voor deze geschiedschrijving in aanmerking komen – is het volgende schema (Figuur 1.) eerst goed om te bekijken.
28
Idem. Yakel, E. (1994). Starting an archives. Chicago, Society of American Archivists. 30 Yakel had het hier over de (on-)mogelijkheden om aan de hand van online verzamelingen (denk ook aan social media-sites als Facebook) communities (gemeenschappen – en dus trends en doelgroepen) te herkennen. Waar Yakel de onderzoekers (commercieel of wetenschappelijk) juist aanmoedigt communities zelf te scheppen (en dus betekenis toe te voegen), waarschuwt de archivaris voor dergelijke werking van een codering. 29
23
[Figuur 1 van 1] De tweedeling tussen de uitlopers van de reis en de uitlopers van het dagboek.
Het schema is gemaakt op basis van een tweedeling tussen de uitlopers van de reis en die van het dagboek dat Gerrit de Veer ervan heeft gemaakt, met in acht neming dat ook dat dagboek een gevolg van de reis is. 31 Deze (ietwat geforceerde) tweedeling is gemaakt om zichtbaar te maken dat het begrip remedialisering in dit onderzoek gericht is op de bewerkingen van het dagboek, en niet op toepassingen van bijvoorbeeld archeologische vondsten in de reconstructie van de gezonken boot, noch op de brede zeventiende-eeuwse geschiedenisbesprekingen van alle reizen om de noord. Het gevolg van deze tweedeling is vooral ook dat zichtbaar wordt dat uitvloeisels van wetenschappelijk onderzoek, zoals de
31
Het is goed om hier duidelijk aan te stippen dat alleen de derde expedities ten grondslag ligt aan deze scriptie, omdat dat de expeditie is die voor de culturele overlevering heeft gezorgd. Deze strandde immers op Nova Zembla en van de andere twee reizen is weinig tot niets in het collectieve geheugen blijven hangen, noch hebben ze merkbare invloed gehad op de remedialiseringen.
24
monografieën van Gramberg, Zeeberg en Hacquebord,32 de geschiedenisboeken als die van Bor33 en Andriessen en Ronner34, reconstructies van het verhaal zoals die van Rayer Unwin,35 of van de boot in de haven van Harlingen, en exposities van het op Nova Zembla gevonden materiaal geen onderdeel uitmaken van de remedialiseringsgeschiedenis van het verhaal zoals die hier wordt vormgegeven. Dergelijke meer archeologische bronnen en uitlopers komen alleen ter sprake als ze van invloed zijn geweest op de bewerkingen van Gerrits verhaal, of als ze een transitie in deze bewerkingen kunnen helpen verklaren. Ze zullen zelf geen object van onderzoek zijn. Dat betekent dat ze ook niet op wetenschappelijke of anderszins historische waarde zullen worden geschat. De mogelijke i v
dv
d m
f it ijk
f i v
B
t z’
i
pd
m di i
i g ,i v b
d
met een stippellijn. Deze stippellijn symboliseert tevens de lastige tweedeling; zo kan een remedialisering erg wetenschappelijk en historisch gekleurd zijn en de kleuring van een monografie erg fantasierijk en esthetisch. Het schema laat ook zien dat er een onderscheid is gemaakt tussen edities, hertalingen en bewerkingen. Onder de edities vallen alle al dan niet opnieuw geannoteerde en ingeleide heruitgaven die gemaakt zijn van de originele tekst, inclusief de (al dan niet letterlijke)36 vertalingen die door de eeuwen heen in verschillende landen zijn uitgegeven (Frans, Duits, Engels), en ook inclusief de verzamelde uitgaven van bijvoorbeeld verschillende ontdekkingsreizen of vaderlandse verhalen. Onder hertalingen verstaan we het moderne begrip hertalen, waarbij de klassieke tekst aan de moderne verwachtingen en kunde wordt aangepast. Verschillende aspecten van de editietechniek zoals die in Marita Matthijssens 32
Hacquebord, L., & Leunen, P. (1996). Willem Barentsz: 400 jaar. Harlingen: Flevodruk Harlingen. 33 Bor, Pieter Christiaensz, et al. (1679). Oorsprongk, begin, en vervolgh der Nederlandsche oorlogen, beroerten, en borgerlyke oneenigheden. Amsterdam : By de Weduwe van Joannes van Someren, Abraham Wolfgangh, Hendrick en Dirck Boom 1679 T’Amsterdam: By de Weduwe van J. van Someren, et al. 34 Andriessen, P. J., & Bos, G. J. (1873). De zoon van den zeeroover, of Hoe de Nederlandsche Republiek groot werd: Een verhaal uit het tweede tijdperk van den Tachtigjarigen Oorlog, 1584-1609. Amsterdam: G.W. Tielkemeijer. En: Andriessen, P. J., Wetstein, P. J. R. R., & Ronner, A. (1890). De historische verhalen van P.J. Andriessen. Leiden: A.W. Sijthoff. 35 Unwin, R., & Noorman, J. (2011). Overwintering op Nova Zembla: Willem Barentsz en de expeditie om de Noord. Amsterdam: Carrera. 36 Bijvoorbeeld de eerste Duitse vertaling in 1598 door Levinus Hulsius, waarin informatie en gravures zijn toegevoegd. Deze valt, ondanks de nieuwe bewerking en daarmee een betekenisverandering, wel als een vertaling te bestempelen. Hier zal nog uitgebreider over worden verhaald bij de besprekingen van de eerste remedialiseringen.
25
Naar de letter uiteen zijn gezet,37 worden bij een dergelijke hertaling op de spits gedreven en leiden tot verhitte discussies in kleine kring. Denk hierbij aan het niveau van annotatie en de grenzen van de vrijheid van het hertalen van verouderde woorden, of ouderwets taalgebruik.38 De bestaande hertalingen van het Nova Zembla-verhaal zijn letterlijk op een hand te tellen en zullen, hoewel ze niet direct als remedialisering zijn te beschouwen – ze zijn immers waarschijnlijk bedoeld als een moderne editie – maar wel een interessant licht op de werking en verschijning van de remedialiseringen leggen, wel in dit onderzoek worden opgenomen. Deze verwantschap, in elk geval wat betreft ontstaansmotief, is in het schema aangegeven met een gestippelde cirkel. De bewerkingen zijn in het schema opgedeeld in intertextualiteit, interpretatie en remedialisering. Waar het verschil met de edities en hertalingen een kwaliteitseis markeert, stipt deze verdeling een kwantiteitseis voor dit onderzoek aan.39 Er is sprake van i t t xt
it it
t
k
‘typi
’ N v Z mb -elementen, namen of motieven
in een nieuw werk zijn verwerkt. Te denken valt in dit geval aan roman over Lelystad waar de hoofdpersoon de naam Willem Barentsz draagt, of aan romans over reizen naar de Noordpool,40 maar ook aan alle Barentsz-straatnamen in Nederland, de naar Barentsz vernoemde schepen, of de Friestalige band die zich naar de reis vernoemd.41 Dergelijke associaties vallen eerder onder een meer brede intertekstualiteit dan onder een remedialisering. Interpretatie gaat een stap verder. Dit omvat de werken waarbij bepaalde aspecten of hele verhaaldelen zijn gebruikt om een nieuw werk te maken dat eigenlijk niks meer met het Nova Zembla-verhaal te maken heeft. Denk aan een heldendaad op een ijsberg in een zeventiende-eeuwse setting. Of aan een schipper die strandt op een onbewoond eiland en met zijn kornuiten een huis bouwt, maar het eiland ligt in de Indische oceaan. Dergelijke 37
Mathijsen, M., & Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis. (1995). Naar de letter: Handboek editiewetenschap. Amsterdam: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. 38 Te denken valt aan de brede kritiek op de jongste hertaling van Multatuli’s Max Havelaar door Gijsbert van Es. Volgens sommigen is het een briljante aanpassing voor de hedendaagse schooljeugd, volgens anderen een belediging voor Multatuli. 39 Deze kwantiteits- en kwaliteitseisen vormen een antwoord op de eerder besproken definitieproblematiek van het begrip remedialisering. 40 Moderne voorbeelden hiervan worden bijvoorbeeld besproken in: Sierksma, Peter. (2005, 12 november). Nederlanders op de noordpool [sic] [11 alinea’s]. Trouw.nl [website]. Beschikbaar: http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/archief/article/detail/1717695/2005/ 11/12/Nederlanders-op-de-noordpool.dhtml. 41 Om ‘e noard. Beschikbaar: http://www.omenoard.nl/biografie.htm
26
bewerkingen kunnen allengs wel bijgedragen hebben aan de canonisering van het Nova Zembla-verhaal, maar zijn te afwijkend en ook te wijdverspreid om duidelijk aan dit onderz k t k pp d z
. H w ‘i t p t ti ’
i tv w dw d
m t bijv
b
d
d id ijk kw tit it b p ki g i , m t
t p m
v
tw
i
’
v
tg
Nova Zembla-verhaal in een werk, zeg een episch gedicht, dat veel omvangrijker is. Dergelijke bewerkingen kunnen wel degelijk vallen onder de laatste categorie, de categorie die hier wordt onderzocht, namelijk de remedialiseringen. De hier onderzochte remedialiseringen zijn dus de bewerkingen van het gehele verhaal van de derde expeditie in Waerachtige beschrijvinge, waarbij een afdoende hoeveelheid aan verwijzingen naar de basistekst is en waarvan de uitwerking en het belang van dien aard zijn dat ze het canoniseren rechtvaardigen. De hier voorgestelde grenzen tussen interpretatie en remedialisering en tussen monografie en bewerking zijn van glijdende aard. Bedenk bijvoorbeeld dat een remedialisering bijna nooit een rechtstreekse bewerking van de basistekst is en daarbij vaak ook nog terugvalt op vondsten uit de reis zelf. Dit betekent ten eerste dat een remedialisering een uitloper is van een intertextualiteitstraditie. Want afgezien van de keuze van de bron door de vermaker, is die bron ook weer een uitloper van een eerdere bewerking. Ten tweede betekent dit dat veel makers van remedialiseringen een historische notie in hun product zullen hebben willen verwerken en daardoor teruggrijpen op archeologische, of anderszins historische vondsten van de reis. Zo ging Reinout Oerlemans in gesprek met de prof. dr. L. Hacquebord, die de laatste Nova Zembla-expeditie had georganiseerd. Maar het zijn niet alleen de ietwat glibberige grenzen, ook de begrippen zijn soms lastig te concretiseren. Denk bijvoorbeeld aan een expositie in het Rijksmuseum over het verhaal van Nova Zembla. Bevat deze alleen archeologische voorwerpen, dan zou het verhaalelement genegeerd kunnen worden en deze als uitloper van de reis zelf kunnen worden beschouwd. Maar omvat deze expositie ook kunst die geïnspireerd is door de archeologische vondsten, dan kan er sprake zijn van een remedialisering.42 Twijfelgevallen zullen per casus worden beoordeeld. Dergelijke glijdende schalen en rekbare definities maken de selectie van het materiaal dat in deze canon zal worden opgenomen persoonlijk. Hoewel dit onvermijdelijk is en het 42
Een indruk van haar expositie is op de site van het Rijksmuseum te bekijken (http://bowenatrijksmuseum.wordpress.com/#jp-carousel-664) en voorbeelden van haar werk zijn te aanschouwen op de site van een atelier (http://www.lemonstreetgallery.co.uk/refractions-shadows.asp?ExhibitID=93)
27
subjectieve van de uiteindelijke selectie ook niet zal worden betwist, kan gesteld worden dat er alleen remedialiseringen zullen worden opgenomen die van Nederlandse bodem zijn en als ze voldoen aan een of meer van de volgende criteria op de gebieden van invloed op latere remedialiseringen, de biografische gegevens van de maker, en parallelle, culturele ontwikkelingen.
Maker:
Gerenommeerde maker(s)
Maker speelt grote rol in (ander) vakgebied
Invloed:
Opgenomen in navolgende remedialiseringen als brontekst, of een anderszins noemenswaardige invloed op de bewerkingsgeschiedenis
Omvangrijke receptie
Grote oplage (bereik)
Timing:
Productie valt samen met maatschappelijke ontwikkeling
Productie valt samen met een mediale ontwikkeling
Productie valt samen een navenante gebeurtenis of verjaring
Mocht de subjectiviteit van de selectie als belemmering tot geschiedschrijving worden gezien, en zodoende de historiciteit in twijfel trekken, verwijs ik terug naar de vraag die aan de voet van deze scriptie stond: ‘W t i v d
d
g
i d i ?’.
28
Apparaat / II.4 d z kv
g ‘H
i
tv
v
Wi
mB
t z’ overwintering op Nova
Zembla in de moderne Nederlandse beeldgeschiedenis weergegeven en met welke doelen en of ideeën zijn deze (visuele en auditi v )
i ti
g m tiv
d?’ v
gt m
beschrijving van de remedialiseringen en een beschrijving van (een deel van) de context w
i
tw ki
tt
. it ‘
’z w d
d z
t
d
dv
t
losse karakteristieken.
Remedialisator(en) / maker(s) Medium (dat wil zeggen een typering van materiaal, genre en stijl) Omvang (tijd / bladzijden / oppervlakte) Bron (welk materiaal is te traceren als gehanteerde bron / waar lijkt het op) Opdrachtgever / financier (voor zover te achterhalen) Samenvatting (voor zover afwijkend en/of exemplarisch) Protagonisten en/of vocalisten in het verhaal Doelpubliek Opvallende afwijkingen en/of andere kenmerken ten opzichte van Gerrit de Veers beschrijving van de derde en gestrande expeditie in het dagboek
Het contextgedeelte van de onderzoeksvraag gaat zoals eerder beschreven uit van een subjectieve invloedssfeer. Eerder werd dit uitgangspunt hier reeds gekoppeld aan een zogenoemde cultuurhistorische benadering, welke als een rekbare variant van de Cultural Studies kan worden beschouwd. De feitelijke beschrijving van de remedialisering zal dus worden ingebed in een historisch kader. In die beknopte analyse zal de bewerking voor
29
zover mogelijk gekoppeld worden aan de specifieke ontstaansgeschiedenis van elk individueel werk. Met nadruk op de relativering. Deze reconstructie, zoals het woord reeds aanduidt, gebeurt namelijk achteraf, wat bijvoorbeeld betekent dat motieven en functie zullen overlappen of zelfs samenvallen en dat relatieve begrippen als invloed en parallelle v
ij i g (‘ i
m t ti
vid
’)
( xp
i f) m g
v
t v
it it
zullen representeren. Toch zal er gepoogd worden een eerlijke weerspiegeling te geven van de motieven of ideeën die aan het onderscheidende werk ten grondslag (hebben kunnen) liggen. Vooraf vastgesteld kan worden dat bij elke nieuwe remedialisering de inhoudelijke en/of vormtechnische focus anders zal liggen. Er zal telkens op onderscheidende aspecten van het verhaal worden ingezoomd. Deze verschillende focus vindt zijn oorzaak in de motieven en aanleidingen die aan de remedialisering ten grondslag liggen. Dit omvat ook de bepaalde functie of uitwerking bij de door de makers beoogde doelgroep. Om grip te krijgen op dit cultuurhistorische deel zal bij elke remedialisering geprobeerd worden te typeren wat de belangrijkste functie van het werk is, bijvoorbeeld esthetisch, educatief, nationalistisch, of anderszins. De voornaamste functie die uit de tekst spreekt zal het centrum van de bespreking vormen. Een ander handvat voor de contextanalyse zal de maker zijn: is het een kunstenaar, een schrijver, of misschien een wetenschapper. Ook zal er met een scherpe blik naar het medium gekeken worden, in hoeverre deze een uitloper is van een nieuwe, mediale traditie. Het zijn dus de werkimmanente inhouds- en bewerkingsaspecten als functie, maker en medium, die de analyse van de bredere context zullen sturen. Bij een schoolplaat zal het onderwijsgehalte worden onderzocht en bij een jongensboek de jeugdliteratuur in bredere zin. Een handvat om zowel het context- als het inhoudelijke gedeelte te analyseren is de vierdeling die Kuitert aan haar onderzoek naar het letterkundige erfgoed ten grondslag legde, waarin ze de verschillende opdrachtgevers die het erfgoed in leven kunnen houden onderscheidde in onderwijs, instellingen, particulieren en de handel.43 Alle hebben ze verschillende belangen en een verschillende werkwijze. Ook bij de Nova Zemblageschiedenis kunnen deze verschillende opdrachtgevers inzicht geven in dit stukje erfgoed.
43
Grijzenhout et al, (2007), p. 210.
30
RESULTATEN / HOOFDSTUK III
Het beginpunt / III.1 De in deze scriptie beoogde, chronologisch weergegeven remedialiseringsgeschiedenis begint vanzelfsprekend bij de eerste remedialisering van het dagboek van Gerrit de Veer. De eerste echte remedialisering, die binnen de hier gestelde afbakening ligt, is gemaakt in 1785,44 bijna 200 jaar na de reis en ook bijna 200 jaar na de eerste editie van Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort. De bewerking van de Duitser Johann Heinrich Campe is uitgegeven bij In der Heroldschen Buchhandlung in Sammlung merkwürdiger Reisebeschreibungen fur die Jugend.45 Het tweede deel van dit meerdelige werk beschreef . Hoewel reeds deze eerste remedialisering vragen opwerpt aangaande de voorop gestelde definitie en afbakening van dit onderzoek, dit is immers een Duitse bewerking en geen Nederlandse, is er eigenlijk een nog oudere ‘ m di i
i g’ di v
fg
dk td
d
t v di t. I v
m
g fi ë
minder wetenschappelijke verhandelingen wordt namelijk kritiek geleverd op een tekst die eigenlijk als de eerste remedialisering kan worden beschouwd. Deze kritiek begint reeds in Jan Huygen van Linschotens voorrede bij zijn eigen verslag van de twee eerdere expedities om de Noord die ook Gerrit de Veer in zijn editie heeft opgenomen.
‘W t
i d d
ift , di d
v
ytg g v
zij , d
t my, d t
oo de
selve maer aen landt ghesmeet waren, meer tot vermakinghe des Leser, als tot rechte
44
De exacte datum is niet te achterhalen omdat in de drukken het jaartal niet staat vermeld. Het verhaal over Nova Zembla is ergens tussen 1785 en 1789 aan Johann Heinrich Campe’s kinderboekenreeks toegevoegd, na zijn beschrijving van Robinson Crusoë in 1785. Opmerkelijk is dat Jaap Jan Zeeberg in zijn Terugkeer naar Nova Zembla schrijft over het jaartal 1804. Zeeberg, 2007, p. 89. 45 Campe, J. H. (1831). mm e nder- nd end r en r e amm n mer rd er e ebeschreibungen; Theil 1/2. Braunschweig: Verlag die Schulbuchhandlung.
31
k
i
d
N
dt
L d
[…], m
i p
t
v
di ,
i k
m t
eenige versierde Historische figueren waren opgepronckt, dat sy dierhalven, of niet of weynich conden dienen, tot de memorie der selver te behouden, ende veel min om m
i
tt d
.’46
Huygen van Linschoten was ook aanwezig bij de eerste twee reizen en deze kritiek is dan ook (duidelijk) op Gerrit de Veers verslag van de expedities gericht. Huygen van Linschoten was er van overtuigd dat Gerrit zich met het maken van zijn Waerachtigh beschrijvinghe vooral op de lezer had gericht, en dan ook nog op het vermaak, en niet op een gedetailleerd en waarheidsgetrouw reisverslag. Nu bestaat er inderdaad kritiek op de historische waarde van De Veers dagboek. Zo heeft hij de eerste expeditie om de Noord ook in zijn editie beschreven terwijl hij daar helemaal niet bij aanwezig was. En niet alle beschrijvingen zijn exact op de dag van de beleving gemaakt, soms zelfs ervoor; in elk geval vertonen sommige notities een profetische kennis die doet denken aan die van een alwetende verteller. Ook zijn er inconsequenties aangaande de plaats en tijd terug te vinden en is De Veers eigen rol in de bijzondere gebeurtenissen die plaatsvinden tijdens de reis, en dus in het dagboek staan vermeld, op zijn minst opmerkelijk – hij was present bij alle belangrijke momenten, zoals de waarneming van het Nova Zembla-effect47 en alle gevechten met de beren. Er vanuitgaande dat Gerrit de Veer als enige klerk aan boord, met het oog op toekomstige reizen, zijn salariëring en zijn rol aan boord van het schip, wel degelijk een gedetailleerd logboek van de reis heeft bijgehouden, is het bij Cornelis Claesz uitgegeven werk met enige goede wil te beschouwen als een eerste remedialisering van het ware, niet overgeleverde, logboek. Hoewel het bestaan van die basistekst niet aan te tonen is, en het al of niet bestaan ervan ook eigenlijk niet relevant is in deze casus, is het wel vermeldenswaardig dat Gerrit de Veer zelf reeds betekenis aan het toevoegen was bij de opgedane ervaring. Met welk oogmerk, of met welke motieven valt te betwisten, maar De Veer was zich zonder twijfel bewust van een
46
Huygen van Linschoten, J. (1601). Voyagie, ofte schip-vaert van by Noorden om langes Noorwegen. raneker. n editie Linschoten, J. H. L Honor Naber, S. P. (1914). Reizen van Jan Huyghen van Linschoten naar het Noorden (1594-1595). 's-Gravenhage: M. Nijhoff, p. 4. 47 Een polaire luchtspiegeling die ervoor zorgt dat het lijkt alsof de zon eerder opkomt dan astronomisch mogelijk is. Lehn, W.H. 1979. The Novaya Zemlya effect: An arctic mirage. JOSA, 69, p. 776-781.
32
lezersschare en had het doel zijn materiaal voor hen te bewerken. Misschien wel met het d
d t
t bi
t
gt
tt
g
v
t ‘ it
i
i v sl g’ z
v
.48 Hoe
dan ook, vast te stellen is dat hij meer als een romancier dan als een chroniqueur verslag heeft gedaan van de op Nova Zembla gestrande reis.
De remedialiseringsgescheidenis / III.2
Gerrit de Veer – 1598 Om recht te doen aan deze ‘
t
m di i
i g’
m
g df
d m tv
d
hiernavolgende canon te leggen, volgt hier een stapsgewijze beschrijving van de Gerrit de Veers dagboek. De maker is Gerrit de Veer, zoon van bekend pamflettist, boekverkoper , drukker en notaris Ellert de Veer.49 Het medium is papier en de tekst ging vergezeld van meer dan 30 afdrukken van kopergravures, alsmede een aantal kaarten. Het omvatte 142 bladzijden in een kwarto-oblong, liggend formaat en is gezet in Gotisch schrift. Dankzij het opmerkelijke formaat kwamen de kunstprofielen goed tot hun recht. De gehanteerde bronnen zijn (in elk geval voor de derde en hier centraal staande expeditie) zijn eigen ervaringen op en rond Nova Zembla. Goed hierbij te vermelden is, dat Willem Barentsz’ schip niet het enige was dat voor deze expeditie vertrok. Ze vertrokken met twee schepen uit Holland, waarvan het tweede onder leiding stond van Jan Cornelisz. Rijp. Toen Cornelisz. Rijp echter, ongeveer ter hoogte van Spitsbergen, merkte dat hij niks dan ijs om zijn boot zag, besloot hij terug te varen naar Amsterdam. Van de ervaringen op de andere boot heeft Gerrit de Veer logischerwijs niet of nauwelijks verslag gedaan, slechts van de ruzie over de routes tussen de schippers en de uiteindelijke opsplitsing.
48
De eerder voorgestelde tweedeling tussen de gevolgen van de reis en de gevolgen van het dagboek van De Veer krijgt op deze manier meer houvast. 49 Gramberg, (2001), p. 73.
33
[Bron: Veer, (1598).]
De opdrachtgever voor de editie was de drukker-uitgever Cornelis Claesz. Zonder onnodig uit te wijden over deze uitgever, is het essentieel te weten dat hij met zijn fonds mikte op een bredere markt dan de traditionele. Niet meer (alleen) waren de geleerden en financieel goed bedeelden het doelpubliek, maar vooral ook handelaren, koopmannen en bootmensen. Het overgrote deel van zijn fonds bestond uit boeken over zeevaart en handel. En zijn romans, pamfletten en historische beschrijvingen richtten zich, parallel aan de in deze scriptie gepoogde digitale en verrijkte editie, op het vergroten van het leespubliek.50 Gerrit de Veers dagboek was in die zin een begrijpelijke uitgave, gezien het onderwerp en de mogelijkheid met een dergelijk dramatisch (en spannend) onderwerp zijn iets minder welvarende en bredere publiek te bereiken.51 Wat opmerkelijks is, is dat er rond 1600 in Nederland geen traditie bestond met het uitgeven van actuele reisverslagen.52 De verhalen en informatie van de reizen werden enkel op kaarten en in beschrijvingen of kronieken
50
Gramberg, (2001), p. 76-77. Daarbij komt dat de belangen ietwat waren verstrengeld. In de pakketten die later op Nova Zembla werden aangetroffen zaten prenten die afkomstig waren van de uitgeverij van Cornelis Claesz. Deze goederen waren als giften of als handel bedoeld voor het nieuwe of bekende land dat de expeditie zou aantreffen en waarmee ze handel wilden drijven. Cornelisz Claesz had dus waarschijnlijk geïnvesteerd in de reis en zag een mogelijkheid tot terugbetaling. Dit is puur speculatief. Het kan natuurlijk zijn dat de financiers van de expeditie voor deze prenten hebben betaald. 52 Dijstelberge, P., (+/- 1600). De Cost en de Baet. n: ‘Gedrukt in Holland.’ Een speciaal nummer van Holland 26 (1994), p. 217-234. 51
34
vermeld. Cornelis Claesz sloeg dus een nieuwe, onbekende weg in, waarin alleen de Middelburgse uitgever Barent Langenes hem met de uitgave van Cornelis de Houtmans reisverslag van zijn reis naar Indië in 1598 was voorgegaan. Cornelis Claesz probeerde dus niet alleen, waarschijnlijk voor het eerst, een groter publiek aan te spreken met zijn uitgeverij, maar ook nam hij actief deel aan het ontwikkelen van nieuwe genres. Dat De Veers verhaal een van de eerste in dit genre was en ook direct een succesvolle, zal hebben bijgedragen aan de canonisering van het werk. In hetzelfde jaar als de Nederlandse uitgave, 1598, gaf Cornelis Claesz ook een editie in het Frans en in het Latijn uit.53 Een jaar later volgde een Italiaanse.54 Het nagenoeg gelijktijdig veeltalig uitgeven van een dergelijk werk, geeft een goede indicatie van de grote verwachtingen die Claesz van dit werk had en het publiek dat hij hoopte bereiken. In het begin van deze scriptie is dit als hoop op een bestseller avant la lettre beschreven. Qua inhoud van de editie kan gezegd worden dat het een gedetailleerde logbeschrijving is van de ervaringen van de het schip en de bemanning op de drie expedities, waarvan alleen de derde en op Nova Zembla gestrande hier centraal staat. Naast de dieptepeilingen, hoeveelheden sneeuw en troepen ijsberen, draaien de beschrijvingen vooral rond Gerrit de Veers eigen ervaringen met de weerbarstige natuur. Stuurman en expeditieleider Willem Barentsz is een tweede belangrijke persoon in zijn noteringen – dankzij De Veer zijn we enigszins op de hoogte van de statuur en het karakter van de man: kundig en eigenwijs. Daar staat tegenover dat Schipper Jacob van Heemskerck veel minder tot nauwelijks door De Veer wordt beschreven. Deze onbalans tussen Barentsz en Van Heemskerck in de 53
Veer, G. de. (1598). Vraye description de trois voyages de mer tres admirables, faictes en trois ans, a chacvn an vn, par les navires d'Hollande et Zelande, av nord par derriere Norvvege, Moscovie, et Tartarie, vers lea royaumes de China & a a n em e e de o remen d a a o a em a d a o a a e r de de re e e on re me e re roen ande o on e er onne n a e . Plus des ours cruels & ravissans, & autres monstres marin: & la froidure insupportable. mprim a Amstelredam: par Cornille Nicolas, sur l eaue, au livre a crire. En: Veer, G. de & Claesz, Cornelis & Dorp, Jan Claesz van. (1598). Gerardus de Vera Diarium nauticum, seu vera descriptio trium navigationum admirandarum, et nunquam auditar m r on n ann a ar m Hollandicis et Zelandicis navibus, ad Septentrionem, supra Norvagiam, Moscoviam et Tartariam, versus Catthay et Sinarum regna: tum ut detecta fuerint Weygatz fretum, Nova Zembla. Amsterdam: ex off. Cornelii Nicolai. 54 De ook in 1598 door Levinus Hulsius uitgegeven Duitse editie is een vertaling. Hulsius voegde op enkele plekken informatie toe en gaf het geheel meer een verhalend karakter. Ook bevatte zijn vertaling een extra kopergravure, die van het Behouden Huys, welke een van de beroemdste, zo niet de beroemdste zou worden.
35
besprekingen kan te maken hebben met verscheiden factoren als rang, karakter of vriendschap. Ook kan het zijn dat Barentsz’
g
m w ki g
de publicatie
voorkwam. Naar de daadwerkelijke reden kan alleen maar worden gegist. Wat wel gezegd kan worden is dat De Veer zijn eigen rol heeft overgewaardeerd. Als we dat gegeven koppelen aan de functie die de tekst voor de lezer zou moeten hebben, is dat begrijpelijk. Cornelis Claesz zal de dramatisering toch lichtelijk zo niet boven dan in elk geval naast het historische belang hebben willen plaatsen. Debet aan deze verschuiving richting het vermaak en het grotere publiek, die aansluit bij het verwijt dat Van Linschoten plaatste, is het feit dat Cornelis Claesz het niet vervelend zal hebben gevonden dat Gerrit de Veer zichzelf als echte protagonist in het verhaal heeft gerealiseerd.
Johann Heinrich Campe – 1785 J.H. Campe was een Duitse schrijver, pedagoog en uitgever die leefde van 1746 tot 1818. Hij behoorde tot een beweging van pedagogen die onder de naam Philantropijnen55 proclameerden dat niks de mens in de weg stond om volmaakt te worden (of te zijn). Het enige dat nodig was, was een goede opvoeding. De opvoedkundige ideeën vallen het beste te vergelijken met die van filosofen als John Locke en Jean-Jacques Rousseau, die in dezelfde periode het verlichtingsideaal probeerden om te zetten in een degelijke opvoeding.56 Zonder de Verlichting gedetailleerd te beschrijven kan gezegd worden dat onder in elk geval opvoedkundigen het geloof bestond dat de mensheid van eigenschappen als domheid, vooroordelen en bijgeloof kon worden bevrijd. Dit geloof werd bij pedagogen als Campe versterkt door het verzet tegen de naar hun idee steeds toenemende hang naar sentiment 55
Naar de in 1774 gestichte modelschool in Dessau, het Philantropinum. Het is een gymnasium dat tot op de dag van vandaag bestaat en in die tijd het centrum vormde voor een nieuwe pedagogische richting, die onder de naam Philanthropismus bekend staat. 56 Lees bijvoorbeeld over John Locke: Sophocles. (2008, 8 februari). ilosofen over opvoeding: John Locke [28 alinea’s]. Mens en samenleving: filosofie [website]. Beschikbaar: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/filosofie/14736-filosofen-overopvoeding-john-locke.html en over Jean-Jacques Rousseau: Holst, Henriette Roland. (1912). Jean Jacques Rousseau: Een beeld van zijn leven en werken. Amsterdam: Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur.
36
d
v w
. it
tim t w d v mg g v
i
w t C mp ‘m d b k ’
noemt en reikte de nog vatbare jongeling een gevaarlijke fantasiewereld aan. Om de Bildung van die jongeling veilig te stellen en verlichtingsidealen als deugdzaamheid en maatschappelijk nut te kunnen overbrengen op de ontvankelijke nieuwe generaties, schreef Johann Heinrich opvoedkundige kinderboeken. Voor deze boeken achtte hij het reisverhaal uitermate geschikt. Tussen 1785 en 1801 zou hij werken aan zijn Erste Sammlung merkwürdiger Reisebeschreibungen für die Jugend,57 waarin hij onder andere een bewerking van het Robinson Crusoe-verhaal opnam. Een ander deel in die verzameling zou hij baseren op het verhaal van de Hollanders op Nova Zembla, onder de titel: .
‘Tw m
d
dd
d Hollanders ondernomen, deze Noordoostelijke doorvaart
te bewerkstelligen, maar telkens te vergeefs. Thans besloten zij als brave mannen, die zich niet dadelijk door zwarigheden lieten afschrikken, eene derde poging te wagen. En werden twee schepen tot dat einde uitgeru t. […]
i w
b
v
makkelijke lieve kinderen en zij moesten God danken, dat zij zich wederom loswerken t
gv
k
d .’58
De pedagogische boeken met een verlichte, humanistische strekking vonden veelal snel hun weg naar de Nederlandse uitgevers, en daarmee de Nederlandse opvoeding. Dergelijke boekjes vallen te aanschouwen in de kinderboektraditie die begon bij de stichtelijke boekjes van dichter Hieronymus van Alphen – Kleine gedigten voor kinderen (1778)59 is daarvan de bekendste. Van Alphens werkjes zetten de standaard en de toon voor de kinderboeken die in de decennia daarna werden uitgegeven. De eerste, te achterhalen vertaling van Campes jeugdboek stamt uit 1825 en exposeert een breed scala aan opzichtige, opvoedkundige 57
Hij zou deze reeks later bij een andere uitgeverij voortzetten met Neue Sammlung merkwürdiger Reisebeschreibungen für die Jugend (7 Teile, Braunschweig 1802 bis 1806). 58 Campe, (1825), p. 11. 59 Biografische gegevens over Van Alphen uit: Visscher, Hugo & Langeraad, van Lambregt Abraham. (1907). Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1. Utrecht: Kemink & Zoon. Beschikbaar: dbnl.
37
technieken. In Tafereelen uit het noorden: voorgesteld in de noordelijke ontdekkingsreis van Jacob Heemskerk en Willem Barendsz., benevens de merkwaardige lotgevallen van vier Russische bootslieden op Spitsbergen60 wordt de jonge lezer regelmatig aangesproken met ‘ i v ki d
’ f ‘j
g vi d ’
zij w
d
‘b v ’
‘z
d
g t’ i t v
de lucht. Ook worden er rechtstreeks educatieve, retorische vragen aan de jonge lezers g t d, z
i : ‘Ik b gi , mij
j
g vi d
m t
i z
k d
woeste streken,
rond te leiden. Onze reis namelijk, zal naar Spitsbergen en Nova Zembla gaan: gij weet imm
w k
d
dit zij ,
w
d z v igg ?’
De maker van deze remedialisering is dus een pedagoog, wat, zeker in combinatie met het Bildungsideaal, de remedialisering een educatieve en opvoedende functie meegeeft. Het m di m i
i g b
d
b kd ti d N d
d
v t i g 118 p gi ’ t t. Bij d z
remedialisering mag er van worden uitgegaan dat de auteur zelf een belangrijke stimulator en drijfveer achter de uitgave was. De motieven achter de vertaling zijn lastig te achterhalen. Wat gezegd kan worden is dat de Nederlandse uitgever S. de Visser meerdere werken voor de jeugd heeft uitgegeven en gedrukt, zoals Gedichtjes voor de jeugd.61 Inhoudelijk is het werk en de bewerking een mooi mengsel van navolging, interpretatie en verrijking. Campe geeft een gedetailleerde en kroniekachtige beschrijving van de belevenissen van Van Heemskerck en zijn mannen. Ja, inderdaad, van Van Heemskerck en zijn mannen, en niet van Barentsz en zijn mannen. Bij Campe heeft Van Heemskerck een meer centrale positie dan bij Gerrit de Veer. Ook vindt er een zekere verdichting van het verhaal plaats rond het verblijf op Nova Zembla. Campe maakt het verhaal zo meer verhalend en, met een duidelijkere rol voor de verschillende personages als schipper en stuurman, overzichtelijker. De verteller is alwetend en er is geen specifieke antagonist te benoemen. Het is dan wel een jeugdboek, maar de stijl van de jongensboeken waarbij de beleving voorop staat, is bij Campe absoluut nog niet te traceren. Zijn droge, humanistische m i
v
v t
m
t
t
tim t
g b
m t ‘zw
m dig
ty ’ v
k m .
Hij vertelt het verhaal van Nova Zembla dan ook als een onderwijzer aan de kinderen, inclusief uitwijdingen met nuttige weetjes, als over het kruiseiland met de walvisvaarders. 60
Campe, J. H. & Visser, Salomo de. (1825). Tafereelen uit het noorden: Voorgesteld in de noordelijke ontdekkingsreis van Jacob Heemskerk en Willem Barendsz., benevens de merkwaardige lotgevallen van vier Russische bootslieden op Spitsbergen. 's-Gravenhage: S. de Visser. 61 Warnsinck, W. H. & Portman, G. T. L. & Senus, W. van. (1821). Gedichtjes voor de Nederlandsche jeugd. 's Gravenhage: S. de Visser.
38
‘Ik
p, d t mij
m . Ik k
gi ig j
t
Als b
mij ft C mp
g z
z
mij d z k i
i d
g tw
t
itw idi g i t kw ijk z
g.’62
ij ijk (H
i ’ vertaling van) De Veers dagboek
gehanteerd; hoewel hij soms ook letterlijk aangeeft andere bronnen te hebben geraadpleegd. Als hij bijvoorbeeld het Nova Zembla-verschijnsel beschrijft, refereert hij aan het mij b k d d gb k v
Wi
mB
t z: ‘v m d ijk d
vi dt i zij d gb k i t d t ij d z k v
w
d
tB
g
tz v
d
z
; w t ik
ft.’ I di
ij i
wel gewoon het dagboek van Gerrit de Veer refereerde, is het alsnog opmerkelijk, want G
it d V
mt
tv
v
tt
ijk ‘
w
d ’.
Deze Duitse bewerking is in deze Nederlandse remedialiseringsgeschiedenis opgenomen vanwege de Nederlandse vertaling en de internationale werking die dergelijke jeugdboeken hadden of probeerden te bewerkstelligen in de nasleep van de Verlichting. Dat het verhaal van Nova Zembla deel heeft mogen uitmaken van deze onderwijsstrategie maakt deze remedialisering vermeldenswaardig. De opname is tevens onvermijdelijk vanwege het feit dat dit de eerste keer was dat het (gehele) verhaal werd omgezet in een jeugdboek, een traditie die de canonisering van het verhaal zou domineren. De remedialisering, waarvan de v t i gp
d
i
t
N d
db
ikt , i
gi
v
T
’ i
t
bespreken remedialisering geplaatst vanwege de originele Duitse uitgeefdatum en vooral omdat Tollens Campes Duitse werk als bronnenmateriaal voor zijn bewerking heeft gebruikt.63 Tot slot kan het belang van Campes remedialisering worden afgemeten aan het feit dat in 2005 de Vereniging Vrienden van het Nationaal Schoolmuseum een heruitgave heeft gedaan in de serie het Blauwe boekje (Campe is nummer 22).64
62
Campe, (1825), p. 23. Deze chronologische plaatsing zou kunnen worden betwist aangezien we de Nederlandse situatie bekijken, maar Tollens’ gebruik van Campes kinderboek als bron was doorslaggevend in de beslissing. 64 Campe, J. H. (2005). Tafereelen uit het noorden. Rotterdam: Vereniging Vrienden van het Nationaal Schoolmuseum. 63
39
Hendrik Tollens – 1819 Alle idealistische bildungs-pogingen van Campe en bondgenoten ten spijt, was het juist het sentiment dat het meest vruchtbare zaad plantte voor de overwintering van het Nova Zembla-verhaal in de vaderlandse canon. Na een vernederende periode van bijna 20 jaar onder Franse overheersing,65 groeide de behoefte aan nationale trots. De vaderlandse geschiedenis bleek een ideaal middel om deze trots mee te stimuleren. Nationale dichters als C.G. Withuys, J.F. Helmers en H.F.C. Tollens zagen in het verhaal van Nova Zembla een ideale kans om het vaderlandse gevoel te verwoorden. Het is zelfs zo dat de auteurs van die tijd, parallel aan sommige moderne bewegingen,66 het hun taak zagen de medemens trots, moed en zelfvertrouwen bij te brengen.67 Het gedicht dat Tollens in 1819 schreef over Barentsz en zijn manschappen, stipte dan ook juist deze moedige aspecten van het verhaal aan. Aanstippen is een eufemisme voor de overdosis opzwepend sentiment die Tollens in de bootreis wist te pompen. Hendrik Tollens valt te beschouwen als een van de populairste dichters van de eerste helft van de negentiende eeuw.68 Zijn bekendheid hield gelijke tred met de patriottische verzen die hij schreef als reactie op de Franse overheersing. Tegelijkertijd waren het de huiselijke en vaderlandse onderwerpen die hem geliefd maakten bij een breed publiek.69 Vooral zijn in 1817 geschreven versie van het Nederlands volkslied Wien Neerlandsch bloed gaf zijn faam een nationale omvang:
'Wien Neerlandsch bloed in de aders vloeit Van vreemde smetten vrij
65
1799-1815. (http://www.nanweb.org/) Oproep om geëngageerde literatuur, bij woorden van UvA-hoogleraar Vaessens. Ook daar heeft de geëngageerde literatuur het doel de burger te sturen in een bepaalde, meer humane gedachtegang: Boer de, Tom. (2009, 6 juni). Ontmaskeraars van de goede smaak [4 pagina’s]. De Groene Amsterdammer. [Tijdschriftwebsite]. Beschikbaar: http://www.groene.nl/2009/19/ontmaskeraars-van-de-goede-smaak 67 Gramberg, (2001), p. 82. 68 Steen, Paul van der. (2011, 19 november). Nova Zembla, de nationale evergreen [21 alinea’s]. Trouw.nl [website]. Beschikbaar: http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/3042123/2011/ 11/19/Nova-Zembla-de-nationale-evergreen.dhtml. 69 Tollens, Hendrik. (1981). De overwintering der Hollanders op Nova Zembla (inleiding G.W. Huygens). Den Haag: Martinus Nijhoff, p. 9. Beschikbaar: dbnl. 66
40
Wiens hart voor land en koning gloeit Verheff' den zang als wij' 70
Poëzie in die tijd was vooral geschreven om voorgedragen te worden en Tollens opvallende declamatie was alles behalve een obstakel bij zijn groeiende populariteit. In de grote steden werd hij een gewilde genootschapslezer. G.W. Huygens vergelijkt hem in zijn inleiding bij het gedicht zelfs met Willem Bilderdijk. 71 De aanleiding voor het schrijven van Tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova Zembla in de jaren 1596 en 1597 kwam niet van de dichter zelf.72 In 1818 schreef De Hollandsche Maatschappij van Fraaie Kunsten en Wetenschappen een prijsvraag uit. Degene die de beste poëtische beschrijving z
g v
v
‘d
v wi t i g d
H
d
p N v Z mb ’ z
g d
erepenning verkrijgen. Naast Tollens inzending was er nog slechts één andere, van de dichter Withuys. Tollens won deze prijsvraag en kreeg de gouden penning.
[Titelblad Tollens 1822. Bron: Google Books.]
70
Tollens, H. (1855). Gedichten. (Gezamenlijke dichtwerken, 1-3). Leeuwarden: Suringar, p. 184–187. Beschikbaar: dbnl. 71 Tollens, (1981), p. 10. 72 De Nederlandse editie uit 1922 is online in te zien op Google Books.
41
De maker van deze remedialisering is een dichter, de opdracht komt uit een letterkundig genootschap en de insteek lijkt vooral esthetisch en patriottisch. De omvang van het gedicht is 720 versregels lang en de gepubliceerde variant is tientallen of zelfs honderden malen opnieuw en in andere vormen uitgegeven en vertaald. De publicatiegeschiedenis is zonder twijfel even groot of zelfs groter en gevarieerder dan die van het originele dagboek van Gerrit de Veer.73 Zo verscheen er in 1843 een luxe editie met houtsneden van Henry Brown, 74
en werd het reeds in begin 1930 in het Frans vertaald door Auguste Clavareau. Deze
vertaling75 zag in elk geval vier drukken en werd vanaf de derde druk van p
tig it
’
van M. Mourot werd voorzien. Ook is er online een facsimile van een Engelse vertaling uit 1884 van kaft tot kaft te bekijken.76 De invloed van dit werk op de remedialiseringgeschiedenis is enorm. De tallen schoolkinderen die het in die jaren van de meester uit hun hoofd hebben moeten leren zijn daar zonder twijfel debet aan. Ook na de negentiende eeuw zou Tollens’ bewerking in elk geval voor het volwassen publiek het onderwerp van gesprek zijn als het om de lotgevallen van Nova Zembla ging. Het is dan ook niet opmerkelijk dat vele letterkundigen, historici of anderszins opgeleide chroniqueurs zich aan een inleiding bij een heruitgave of een andersoortige bespreking van dit werk hebben gewijd. Dit is vooral gedaan om de bewerking van Tollens in de juiste context te plaatsen en van de juiste waardering te voorzien. Want het werk mag dan wel aan de basis van de plaatsing van het Nova Zembla-verhaal in de Nederlandse historische canon hebben gestaan, het zijn vooral de kritieken op het werk die dit hebben bewerkstelligd. Zijn het bij de kinderen het heroïsche gehalte en het vermogen tot inleven, dan is bij het volwassenenpubliek de historiciteit die de ontvangst van de Vaderlandse geschiedenis in zijn geheel, en de geschiedenis van Nova Zembla in het bijzonder, domineert. Tollens dreef dit historische aspect dan ook op de spits met zijn vrije, gezwollen en bovenal romantische variant van de geschiedenis. Niet alleen voegde hij veel bloed, zweet en tranen toe (het laatste met het historisch hoogstwaarschijnlijk incorrecte terugdenken aan
73
Zelfs zo omvangrijk dat ruim een derde van alle zoekresultaten op de term ‘Nova Zembla’ op het internet verwijst naar Tollens’ versie. 74 Tollens, H., Bergh, J.H.J. & Brown, H. (1843). De Overwintering der Hollanders op Nova Zembla. (Gedicht van Tollens. Met houtsneden van H. Brown, naar teekeningen van J.H.J. van den Bergh.) Leeuwarden. 75 Tollens, H., Clavareau, A. & Murot, M. (1838) L’ ernage des Hollandais a la Nouvelle-Zemble: 1596-1597. Maestricht: F. Bury-Lefebvre. 76 Tollens, H. (1884). The Hollanders in Nova Zembla, 1596-1597: An arctic poem. New York: G.P. Putnam's.
42
vrouw en kinderen), ook nam hij de gegevens zoals Gerrit de Veer ze had opgeschreven met een flinke korrel zout. Zo zette hij de ruzie tussen de stuurlieden van de twee schepen die tot een scheiding leidde, waarbij een van de schepen terugkeerde naar Nederland, om in een afdwalen tijdens de storm, waarbij de een de andere met verheven stem bleef aanroepen. Ook moest volgens Tollens het schip gesloopt worden om het Behouden Huys te bouwen. Dergelijke historische onjuistheden hebben in aanvang zeker bij de maker van de andere, voor de prijsvraag ingestuurde poëtische bewerking van de geschiedenis, C.G. Withuys, veel kwaad bloed gezet. Withuys heeft kostte wat het kost geprobeerd zijn eigen werk, dat wel historisch correct was, boven dat van Tollens te plaatsen.77 Het kwaad was echter al geschied en de opzwepende vertolking van Tollens was gemeengoed geworden.78 Eeuwenlange kritieken van wetenschappers en dichters als Conrad Busken Huet op Tollens gedicht t
pijt: ‘
k m
i d
v wi t i g p N v Z mb
i tz
z
t v
ijsberen, als wel te veel zuchten, te veel ontsteltenissen, te veel benauwdheden, en in één woord, te veel onmanlijke aandoeningen voor.’ De kritiek vindt zijn argumentatie in het brongebruik. Tollens heeft waarschijnlijk nooit het dagboek van Gerrit de Veer onder ogen gehad. Hij baseerde zijn gedicht op wat hij in het werk van koopman en letterkundige J.F. Helmers had gelezen,79 aangevuld met Campes jeugdboek. Maar hoe gefundeerd ook, de brede kritiek heeft eerder bijgedragen aan de canonisering dan ervoor gezorgd dat het in de doofpot verdween. ‘Het leidt geen twijfel dat Tollens de kennis over de overwintering populair gemaakt heeft onder de Nederlandse bevolking en dat het beeld van de historische gebeurtenissen sterk door hem werd bepaald en dus vervormd. […] Hij b ijkt d d d
v
B
tz
V
t
m
zij
H mk
ig
tijd g p t tt
dt
bb
d
d
k.’80 De invloed van Tollens’ versie is
waarschijnlijk niet te overschatten. Dat Viebeke Roeper en Diederik Wildeman het in hun hertaling Om de noord i
t
t mv
d i
idi g p
t
b
m
‘ t
77
Gramberg, (2001), p. 83. De strijd was zelfs zo ineffectief dat Withuys ook weer niet in deze canon is opgenomen. 79 Helmers J.F. (1812). De Hollandsche natie. Amsterdam: Allart. Te lezen in de inleiding van Huygens. Het werk van Helmers is niet los in deze geschiedenis opgenomen omdat het deel van Nova Zembla marginaal is in het gehele werk en de invloed ervan alleen op Tollens editie vast te stellen is. De Hollandsche natie is onlangs opnieuw uitgegeven bij uitgeverij Van Tilt. 80 Maas, Nop. (1996). Tollens’ waarheid. n Spiegel Historiael, 12, p. 227244. 78
43
ti
p ’i d
k i tm
d tt
t. Ik d f z lfs te b w
d t Ey w k ’
filmvariant er niet zo grotesk en romantisch had uitgezien als Tollens zijn bewerking niet had gemaakt.
Sleijser – 187(?)81
[De nieuwe kijkkast: Nova Zembla. Sleijser, (187?), p. 3 & p. 8. / / Bron: dbnl.]82
81
De exacte eerste publicatiedatum is onbekend. 1870 is de datum die in verschillende bronvermeldingen staat genoteerd. Gelet op motivering bij de hierna te bespreken remedialisering van Louwerse is het echter waarschijnlijk dat ook deze uitgave van Sleijser van na de vondsten van kapitein Carlsen is. De publicatiedatum is dus waarschijnlijk op zijn vroegst 1872. 82 Sleijser, J.J. (1870-1880). De nieuwe kijkkast. Nova Zembla. Leiden. Beschikbaar: dbnl.
44
Bij het samenstellen van een remedialiseringgeschiedenis van het Nova Zembla-verhaal moet vooral niet vergeten worden dat naast cruciale bewerkingen als die van Tollens, vooral het visuele aspect van het verhaal de ontvangst heeft gedomineerd en de populariteit heeft gegenereerd. Direct al in de originele publicatie van De Veers dagboek in 1598 waren er de 30 kopergravures. Deze gravures bevatten afbeeldingen van de schepen, het ijs, de ijsberen, de route en de omgeving, het gestrande schip en het Behouden Huys. Deze afbeeldingen waren er ter illustratie en vermaak, maar ook daadwerkelijk om de lezer een kijkje in de keuken van de ontdekkingsreizen te geven. Want dergelijke reizen prikkelden het verbeeldingsvermogen van de Gouden Eeuwse burger nog velen malen meer dan dat van de 21ste eeuwse Whatsapp-er. Vandaag de dag vinden we een gevecht met een ijsbeer spannend en uitdagend genoeg om een film van te maken, maar in de tijd van Gerrit de Veer had bijna nog niemand een beer gezien, laat staan een reusachtige ijsbeer. En van zulke grote bergen kruiend en schuivend ijs kon helemaal niemand zich een voorstelling maken. Drukker Cornelis Claesz nam de gravures dan ook waarschijnlijk op in zijn editie om aan de ene kant zijn uitgave aanlokkelijker en aan de andere kant de impact van het verhaal groter te maken.83 De poolreizen spraken reeds voor de op Nova Zembla gestrande enorm tot de verbeelding, maar dankzij Gerrit de Veer en Cornelis Claesz hadden kunstenaars en schilders meer houvast op de betoverende inhoud. Al voor de geschreven onderdelen van de remedialiseringsgeschiedenis kwam de verbeeldfascinatie voor het Nova Zembla-avontuur op gang. In 1712 bijvoorbeeld maakte Jan Luyken een grafieken voorstelling van een walrus die een sloep aanvalt onder de titel: Scheeps-tocht, in den Jaare 1596, naar Nova Zembla ondernoomen.84 Hoewel Luyken geen idee moet hebben gehad hoe een walrus er daadwerkelijk uitzag, maakte hij een imposante weergave van het avontuur. Uit alle openingen van het wilde beest spuwde water en de voltallige bemanning heeft de grootste moeite de kolos de baas te kunnen. Op de achtergrond zie je wat hoogstwaarschijnlijk de twee schepen van de expeditie moeten zijn. En dan is er uit 1730 een aan de verder vrij
83
Daarnaast kan het zijn dat de gravures een losstaande inkomstenbron vormden. Cornelis Claesz zal ze ook buiten de drukken om aan de man hebben gebracht. 84 Luyken, Jan. (1681-1682). Scheeps-tocht, in den Jaare 1596. naar Nova Zembla ondernoomen. (In bezit van) Amsterdam: Rijksmuseum. Beschikbaar: HetGeheugenvanNederland. Origineel opgenomen in Bor, (1679).
45
onbekende kunstenaar Zacharias Chatelain85 toegewezen vierdelige gravure, opgenomen in de geschiedenis van Pieter Bor.86 Deze gravure is opgenomen in een stuk over de aspecten van de walvisvaart, maar verbeeldt overduidelijk scènes uit de expeditie. Zo is er het gestrande schip, een aanval door een beer, het Behouden Huys en de verplaatsing van proviand vanaf het schip. In 1836 zette schilder Christiaan Julius Lodewyck Portman het door Tollens geïnitieerde sentiment voort met zijn duistere en romantische weergave van De dood van Willem Barentsz op Nova Zembla, 1597.87 Alle manschappen staan geroerd om het levenloze lijf van de stuurman heen en op de achtergrond de Hollandse driekleur, wapperend in de mast: sentiment en vaderlandsliefde, het is bijna alsof Tollens en Portman hebben samengewerkt.
[Scheeps-tocht, in den Jaare 1596. naar Nova Zembla ondernoomen. Luyken, 1681. Bron: GeheugenvanNederland.]88
85
1 plaat met 4 afbeeldingen: Chatelain, Zacherias. (1730). Hoedaanig de Hollanders in de jaaren 1596 en 1597, in Nova Zembla hebben overwintert. Amsterdam. 1 plaat met 4 afbeeldingen. Kan worden bekeken op uva, reeds in 1730 gemaakt en geëxposeerd. 86 Bor, (1679). 87 Portman, C.J.L. (1836). De dood van Willem Barentsz op Nova Zembla, 1597. (In bezit van) het National Maritime Museum in Londen. Beschikbaar: Geschiedenis INNL (http://www.innl.nl/page/206/en) 88 Luyken, (1681).
46
[De dood van Willem Barentsz op Nova Zembla. Portman, 1836. Bron: Geschiedenis INNL.]89
Maar het duurde tot 1870 voor het eerste echte beeldverhaal van de gehele reis werd gemaakt.90 J.J. Sleijser maakte toen een wat wij nu prentenboek zouden noemen van de reis met de titel De nieuwe kijkkast: Nova Zembla.91 En dat is niet zo opmerkelijk, want niet alleen werd er na 1850 anders tegen proza aangekeken, het plaatjesboek kwam ook pas in de tweede helft van de negentiende eeuw tot ontwikkeling. Daarvoor bestonden eigenlijk alleen geïllustreerde boeken als het ging om de toevoeging van beeld aan tekst. Een van de eerste bekende prentenboeken stamt uit 1845 uit Duitsland, maar pas na 1850, en eigenlijk pas rond de eeuwwisseling kwam er een daadwerkelijke brede verspreiding van dit medium.92
89
Portman, (1836). Het beeldverhaal was al rond 1750 als verhalend middel doorgedrongen in Nederland. Toch is het begrijpelijk dat het nog niet alom vertegenwoordigd was en een versie van het Nova Zembla-verhaal op zich liet wachten. 91 Sleijser, (1870-1880). 92 Bodt de, Saskia., Kapelle, Jeroen., et al (2003). Prentenboeken. Ideologie en illustratie 1890-1950. Antwerpen/Amsterdam: Ludion, p. 79-123. 90
47
Het GeheugenvanNederland93 omschrijft Sleijsers versie
: ‘P
t b km t p k
van de acht bladen een handgekleurde litho met vier regels rijmende tekst er onder. De inhoud: ontdekkingsreiziger Jacob van Heemskerck raakt met zijn schip vast in het ijs (1596-1597). Er wordt een hut gebouwd, gevochten met ijsberen, de nood wordt hoog en Willem Barendsz sterft. Met een sloep bereiken ze het Vaderland weer. Op de voorkant is m
m t
kijkk t fg b
d, m t ki d
m
.’ Deze omschrijving laat zien
dat het gehele verhaal is teruggebracht tot acht afbeeldingen met begeleidende vierregelige verzen, dat betekent 32 versregels. Voor de strekking en vooral voor de doelgroep van het prentenboek is dat een grijpbare omvang. Een voorbeeld van een van de coupletten, welke handelt over de gevechten met ijsberen is:
‘E
w
t b
p van roofzucht nooit voldaan
Komt uit hun schuilplaats voort, valt grimmend op hen aan Doch Barends roept: laadt uw geweêr. E
i t
d d' ijk
d d dv
t
t
m
ê .’94
i
v
d t m ’ di
ki d z
m di i
i g
de boventoon voert. Hoewel het duidelijk een kinderrijm betreft en de stichtelijkheid in 1870 nog niet uit de opvoedkunde was verdwenen, lijkt dit prentenboek toch vooral gericht op het vermaak van de jonge lezer. Natuurlijk vallen deugden als moed en doorzettingsvermogen uit de prent te filteren, maar de schoonheid van de afbeeldingen en de losgeschreven verzen lijken ver te staan van de eerder door Johann Heinrich Campe ingezette opvoeddrift. Dit onderscheid wordt in de literatuur omschreven als het onderscheid tussen de
93
Over Het GeheugenvanNederland: ‘Het Geheugen van Nederland is een beeldbank waar u online de collecties van musea, archieven en bibliotheken kunt bekijken. De beeldbank geeft toegang tot het gedigitaliseerde erfgoed van meer dan honderd instellingen en biedt prachtig beeldmateriaal van onder meer foto’s, sculpturen, schilderijen, bronzen beelden, keramiek, moderne kunst, tekeningen, postzegels, affiches en krantenknipsels. Naast beeldmateriaal is er ook video en geluid te bekijken en te beluisteren. Het Geheugen van Nederland biedt een historisch overzicht van bijzondere collecties, waarin u gericht kunt zoeken naar beeldmateriaal over specifieke onderwerpen.’ Beschikbaar: GeheugenvanNederland. 94 Sleijser, (187?), p. 8.
48
Verlichtingstraditie en de Romantische traditie.95 Waarbij de Romantische traditie meer gericht was op de schoonheid van het werk, ten opzichte van de ideële, deugdzame aspecten van de eerder besproken Verlichtingstraditie. Wel moet gezegd worden dat de kinderen, in aansluiting bij de volwassen romantiek, het leed en de duisternis niet werden bespaard in deze prent: het sterven van Barentsz en de hopeloosheid van de reis worden met naam en toenaam genoemd. Dat deze remedialisering eerder voor het esthetische of het vermaak dan voor de educatie is bedoeld, spreekt ook uit de prijsgegeven naam van de maker. Hoewel niet exact is te achterhalen of J.J. Sleijser een uitgever of een tekenaar-schrijver is, sturen andere producten die aan die naam verbonden zijn in de richting van het vermaak, of in elk geval van zaken voor de vrije tijd. Zo is er een bordspel verbonden aan die naam en zijn er ansichtkaarten van rond 1900 te vinden.96 De gehanteerde bron bij deze remedialisering is niet te achterhalen en Barentsz fungeert als hoofdpersoon (naast God).
Pieter Louwerse – 1873 In november 1871 ontdekt de Noorse walrusjager kapitein Carlsen het Behouden Huys, bijna 275 jaar nadat de Nederlandse ontdekkingsreizigers eruit waren vertrokken. Althans hij vindt de restanten van het halfvergane huis en achtergelaten voorwerpen, zoals kandelaars, drinkbekers, een klok, wapens, gereedschappen en boeken. Hij besluit een deel ervan mee te nemen en verkoopt ze aan de Engelsman Ellis Lister Kay. Na wat heen en weer getrek over het belang en de kosten en een daarop reagerende kritiek van de Arnhemsche Courant van 4 maart 1872: 'Een volk dat zoo onverschillig is voor zijn geschiedenis, dat het i tm
t
v
v i g ,
ft zi z f v
fd’, koopt de Nederlandse minister
van Buitenlandse Zaken de voorwerpen. Na nog wat haargetrek over waar de voorwerpen nu 95
Heimeriks, Nettie & Toorn van, Willem. (1989). De hele Bibelebontse berg: de geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden. Amsterdam: Querido, p. 12-27. En: Spelbrink, Hanny., et al. (1997). De wereld van het kinderboek. Groningen: WoltersNoordhoff. 96 Bordspel beschikbaar: http://www.vanstockumsveilingen.nl/veiling/afgelopen/kavels/151?r=5. Ansichten beschikbaar: http://www.postcardsfrom.nl/ht-docs/postcards.php?uitg_no=J.J.%20Sleijser.
49
precies thuishoren, de expeditie was destijds immers door de stad Amsterdam gefinancierd, eindigen ze in het Rijksmuseum, waar ze vandaag de dag nog steeds tot de collectie behoren.97 Eens in de zoveel tijd, vaak tijdens een historische verjaring, of bij een andere parallelle gebeurtenis verwant aan de reis, exposeert het museum de voorwerpen. De laatste expositie was in 2011, ten tijde van het op het witte doek verschijnen van Eyeworks’ 3Dfilm. Pieter Louwers opent Kloek volk met kloeken moed of de overwintering der Nederlanders op Nova-Zembla in de jaren 1596-1597 98 met door G.J. Bos vervaardigde t k i g
v
d ‘v
w p
g v
d
d
d
N
w g
kapitein Carlsen bij zijn
bezoek van Nova Zembla in september 1871’.99 Louwerses educatieve jeugdboek is dus geen gewoon creatief leerboek, maar een directe remedialisering van de vondsten van kapitein Carlsen. Hij opent met tekeningen van de vondsten en sluit af met de door i
gij H
V
itg p k
w
d : ‘Wi d k
k v m d d
v
zij
voorvaderen in eere houdt, wordt groot en machtig, ‒ wie ze vergeet wordt klein en zw k!’100 Welke uitroep nagenoeg een echo is van het bericht uit de Arnhemsche Courant van 1872, waarin de Nederlandse regering hevig werd verweten niet bereid te zijn de voorwerpen aan te kopen. Louwerse zag dus niet alleen, zoals Deru Schelhaas en Roel Jansen in de productie van de Eyeworksfilm over Nova Zembla, een momentum in de gedane vondsten, maar vooral ervoer hij erdoor de urgentie de vaderlandse geschiedenis aan de Hollandse jongeling te onderwijzen, of zelfs op te dringen. Pieter Louwerse was een onderwijzer en schrijver van verhalen voor de jeugd. Hij was (hoofd-)redacteur van meerdere tijdschriften voor kinderen, zoals De Kinderwereld. In de bewierokende en sterk ophemelende beschrijving van zijn leven en werk door L.J.J. Hageraats in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde101 lijkt
97
Alle informatie aangaande de vondst en het overbrengen ervan zijn gevonden in: Jonge de, Jhr. Mr. J. K. J. (1872). Nova Zembla : de voorwerpen door de Nederlandsche zeevaarders na hunne overwintering aldaar in 1597, achtergelaten en in 1871 door kapitein Carlsen teruggevonden. Den Haag: Martinus Nijhoff. 98 Louwerse, P. (1873). Kloek volk met kloeken moed of De overwintering der Nederlanders op Nova-Zembla in de jaren 1596-1597. Leiden: D. Noothoven van Goor. 99 Niet te achterhalen is waarom de ene bron september en de andere november vermeldt. Het verschil heeft hier verder ook geen consequenties. 100 Louwerse, (1873), p. 194. 101 Hageraats, L.J.J. (1909). Levensbericht van P. Louwerse. In Brill, E.J. (1909). Handelingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche
50
Louwerse een man die alles voor iedereen over heeft, geen enkele financiële of andere waardering voor zijn diensten verlangt en het deugdzame leven als het hoogste goed beschouwt. Over de toon waarop Louwerse het kind benadert en over zijn nijvere werkhouding zegt Hageraats:
‘Hij verandert van toon, naar dat de leeftijd verschilt, en altijd toont hij zich meester in de keuze van het juiste woord en altijd weet hij van zijn geest en zijn hart mede te deelen aan zijn jonge lezers. 't Is geen wonder, dat hij tot laat in den nacht moest werken om klaar te komen, wel wonder, dat hij zoo onbezweken dezelfde kracht tot werken behield. Onuitputtelijk was hij in zijn verhalen; hij begon, en zijne rijke verbeelding hielp hem steeds nieuwe verhalen zijn lezertjes aanbieden. Voeg daarbij de werken en werkjes, welke hij afzonderlijk uitgaf, te veel om allen op te noemen, en gij staat verbaasd over zulk een welbesteed leven. Zijne bescheidenheid vond, dat zijn naam te veel zou worden gelezen en daarom ging hij schuil in een overvloed van pseudoniemen.’102
Louwerses remedialisering is een 196 pagina’s tellend, erg fraai ingebonden staaltje boekdrukkunst. Het telt 13 ingekleurde illustraties en de omslag is met ingezonken letters bedrukt. Na de nagetekende vondsten opent het jeugdboek met een aan de eerder genoemde dichter-historicus J.F. Helmers ontleend motto:
‘Mij v d gij, mij
ft m t v dg
zij v d
t! O, z
ik ’t
d b mi d. t m gt d k ,
dat ik één slechts bezield heb door mijn klanken, één ziel ontgloeid heb tot der Vadren moed en kracht, ,d
i
i t v g f mij z g t g b
t.’103
Letterkunde te Leiden, over het jaar 1908-1909. Leiden, p. 55-66. Beschikbaar: dbnl. 102 Hageraats, (1909), p.64. 103 Louwerse, (1873), p. 3.
51
De educatieve inslag, vooral met betrekking tot het historische besef, krijgt hier een nationalistische kleur. Deze vaderlandslievende toon wordt ongeveer elke bladzijde herhaald en versterkt. Prins Maurits wordt meerdere malen aangehaald, alsook het Wilhelmus. Het is zelfs zo dat het volkslied wordt ingezet als verhaalelement;
‘[…] d t k mt md t ik v z ig Wi
N
z
g, i p d
pj
g .T
ik
gi g,
tj : “ ls de vijand op je afkomt, Laurens, dan moet-je altijd maar een m j zi g , d
ik ’t i t g z
g ,
g td zij d b
p j
z f v
d
!”
tz iz ,
b
[…]’ 104
Een interessant aspect dat in alle remedialiseringen terugkomt en ze zelfs kenmerkt, wordt kernachtig vertolkt door dit Wilhelmus-motief. Het gaat hier om het anachronisme: een element dat niet helemaal in de chronologische consistentie van de (aangeboden) handeling past, denk aan beelden van een Apple Ipad in een film over de Titanic. De tekst van het Wilhelmus bestond namelijk weliswaar in 1596 toen de mannen op Nova Zembla strandden – de eerste bekende druk is al van 20 jaar eerder in 1576 –, maar het duurde tot 1871 voor het (weer) volop in de belangstelling stond. In dat jaar nam theoloog A.D. Loman het op in een bundeling liederen die grote bekendheid verkreeg door de bewerkingen van de (opmerkelijk genoeg) Oostenrijkse musicus Eduard Kremser. In deze jaren verdween ook langzamerhand het bezwaar dat de katholieke Nederlanders tegen het Wilhelmus hadden. In de tussenliggende eeuwen is de melodie vooral gebruikt om geuzenliederen op te schrijven en vanaf 1853 was het zelfs helemaal in onbruik geraakt omdat de protestanten het lied in een bewerking doorspekten van papenhaat. Pas in de twintigste eeuw zou het zich tot officieel en erkend volkslied ontwikkelen.105 Dat Louwerse het in 1873 veelvuldig noemt en beschrijft in zijn remedialisering nadat het in 1871 in de belangstelling is geraakt, kan lastig als een volledig toeval worden beschouwd. Het is jammer dat er weinig over de uitgever of financier van dit werk te achterhalen is; het zou niet opmerkelijk zijn als er een subsidie van 104
Louwerse, (1873), p. 38. Grijp, Louis Peter. (2001). De dynamiek van een nationale hymne. In Een Muziekgeschiedenis der Nederlanden. Amsterdam/Kapellen/Utrecht: Meertens Instituut et al, p. 4-9. 105
52
de minister van Buitenlandse Zaken is geweest die zijn investering in Carlens vondsten (van maarliefst 600 pond) een landelijk publiek wilde geven. Vast staat dat dergelijke anachronismen grossieren in remedialiseringen in het algemeen, en in remedialiseringen van deze geschiedenis in het bijzonder. Zoals in de inleiding van deze scriptie al is gezegd, is het verhaal van Nova Zembla juist zo krachtig omdat het aan elke nieuwe tijd kan worden aangepast zonder (de kern van) het verhaal te schaden. Dat ook anachronismen zich in deze flexibiliteit scharen, laat het Wilhelmus in Louwerses Kloek volk met kloeken moed zien. Aan het zelfde citaat is ook te zien hoe romantiserend en creatief Louwerse de geschiedenis heeft vertolkt. Louwerses Nova Zembla is vooral een verhaal van personages geworden, meer dan het gebeurtenissenverslag dat Gerrit de Veer in beginsel optekende. Hij zette
i
gij ‘m
t
H
V ’ neer als protagonist. Deze keuze voor de medicus, over
wiens doktersadviezen hij de jonge lezers nog waarschuwt deze niet op te volgen, is enigszins opvallend. Vooral omdat het eerder in geen enkele andere remedialisering is gedaan. De barbier en chirurgijn meester Hans Vos de Ronde was echter wel degelijk een lid van de bemanning. Hij zou een opgezette beer mee terug willen nemen om voor zijn kapperszaak te zetten en zo de klanten te trekken. 106 Het kan, maar dat is puur speculatief, dat Louwerse de medicus koos omdat ten tijde van het schrijven van Kloek volk met kloeken moed het beroep van arts een meer verheven en tot de verbeelding sprekende occupatie was dan zeeman of scheepjongen. En dit was in dit type bewerking een noodzakelijke eigenschap; dit was de eerste Nova Zembla-remedialisering waar het inlevende gehalte voor de lezer het belangrijkste uitgangspunt was. Het was dan nog wel geen (moderne) vertolking waarbij de lezer zich kon identificeren via een scheepsjongen die zichzelf met ‘ik’ introduceerde, maar het was wel degelijk een poging de geschiedenis meer tastbaar en invoelend te maken. Over de gehanteerde bronnen kan gezegd worden dat Louwerse grotendeels Carlsens vondsten en De Veers vertelling heeft gebruikt. Hij roemt her en der ook over andere bronnen, zoals PC Hoofts dichtregels over Heemskerck. Zijn doelpubliek met deze
106
Een goede samenvattende beschrijving van de bemanning is terug te vinden in een artikel van Gerard Weel, te lezen op: Weel, Gerard. (2013). Het Nova Zembla-exemplaar en de drie exemplaren van de Koninklijke Bibliotheek [2 pagina’s]. Gerardweel.nl [website]. Beschikbaar: http://www.gerardweel.nl/thvw/novazembla.php. De kans is echter groot dat dit kapperszaakelement uit P. Vissers later te beschrijven remedialisering Heemskerck op Nova Zembla komt.
53
v t i g
ft ij z f tt
ijk v w
d: ‘[…] i
t
v
, d t b t md i
md
jeugd in handen gegeven te worden, doch dat, ter verpoozing van meer degelijke lectuur, k
gw
d
d
m
k
g
z
w d .’ Na een toch iets te
uitgekauwde vertelling sluit hij, na een lang citaat van chirurgijn Hans Vos, Kloek volk met kloeken moed af met de marcherende dichtregels van arts-dichter (!) Jan Pieter Heije:
‘
z , w t
g
z
t
t w
gg k
i ’t v
d:
d ,
al wat gij groots hoopt van het heden, zij daar geleerd, vereerd, verweerd! w v
b i k’ d t B d v n uw Historie v ij id, g
tk
t, w v
t, g
i !’107
Louis Apol – 1882
[Bron: Apol, (1882).]108
107 108
Louwerse, (1873), p. 191. Apol, Louis. (1882). Nova Zembla. (In bezit van) Haags Gemeentemuseum.
54
Hoewel deze geschilderde en schilderachtige Nova Zembla-bewerking van Louis Apol strikt genomen niet als remedialisering valt te typeren – het is een bewerking van een los en weinigzeggend fragment van de reis en (erger nog) hoogstwaarschijnlijk niet eens van B
t z’ reis maar van Apols eigen expeditie109 – en de receptie van het werk niet
noemenswaardig groot was, wordt dit schilderij van een van de meesters van de Haagse School toch opgenomen in deze canon. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de gerenommeerde naam van de maker, de bestudering van zijn etsen door latere remedialisatoren en de opleving van de Nederlandse poolreizen die dankzij de etsen en dit schilderij van Apol aan het publiek konden worden getoond. Ten eerste gaat het om een werk van Lodewijk Franciscus Hendrik Apol, geboren in 1850 te Den Haag. Apol wordt gerekend tot een van de grootste meesters van de Haagse School en staat vooral bekend om zijn winterlandschappen. Mensen spelen daarin een marginale rol, net als in het hier onderhevige Nova Zembla. Alle aandacht gaat uit naar de natuur. Tot zijn voorgangers op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten behoren onder andere Pieter Stortenbeker en J.F. Hoppenbrouwers.110 Werk van Apol is in bezit van verscheidene nationale musea, waaronder het Rijksmuseum en het Haags Gemeentemuseum. Zijn faam en reputatie dankte Apol echter aan het tweede aspect van dit schilderij, dat tevens opname in de hier gemaakte remedialiseringsgeschiedenis rechtvaardigt. In 1880 nam Apol namelijk deel aan een poolexpeditie die ook Nova Zembla aandeed. Het was een tocht met de poolschoener Willem Barents111 naar Spitsbergen. Deze expeditie was een van de
109
Het afgebeelde schip vertoont weinig overeenkomsten met het schip van Barentsz zoals het tot dan toe bekend stond en/of werd afgebeeld. En in De Veers dagboeken is nergens sprake van een ezel of ander muildier dat nog levend was op Nova Zembla. Wat we hier zien, is dus waarschijnlijk de poolschoener Willem Barents samen met de opvarenden van de poolexpeditie waar Louis Apol aan deelnam. 110 Smit, Mark. (2003). Louis Apol de specialist in sneeuwlandschappen [4 alinea’s]. Marksmit.nl [website]. Beschikbaar: http://www.marksmit.nl/nl/uitgelicht/106-louis-apol-de-specialist-insneeuwlandschappen.html. En: Mörzer Bruyns, W.F.J. (1984). De tochten van de Willem Barents naar het noorden (1878-1884). Amsterdam: (ongepubliceerd), p.1-6. Beschikbaar: http://www.hoffman.nl/genealogie/WillemBarents/Willembarents.htm 111 Voor de boot is de naam zonder ‘z’ gehanteerd. De naam van Barentsz is door de eeuwen heen niet constant weergegeven. De ‘sz’-variant is niet eens terug te vinden in de historische geschriften van Barentsz; zelf noteerde hij Barentszoon of Barents. Het is niet exact na te gaan wanneer de spelling Barentsz in omloop kwam, maar wel is vast te stellen dat de sz-
55
zeven expedities richting de Noord die door Nederland werden uitgevoerd tussen 1875 en 1884. Deze tochten waren een reactie op de eerder beschreven Engelse vondsten en toonden een heropleving van de Nederlandse zeemansgeest, die dominantie over alle wateren, of in elk geval het water zelf, voorstaat. Door W. F. J. Mörzer Bruyns, voormalig conservator van het scheepvaartmuseum, zijn de motieven voor het aanvangen van de expedities als volgt te omschrijven:
‘E g
,N
it
p
v
d
kenden, vooral op Spitsbergen, ten onrechte
namen toe aan kapen, eilanden en baaien. Daarbij werd vaak voorbij gegaan aan de namen die al eeuwen eerder door Nederlanders waren toegekend. Het was vooral Jhr. mr. J. K. J. de Jonge, adjunct-rijksarchivaris, die deze gang van zaken betreurde. Hij pleitte ervoor monumenten te plaatsen op belangrijke, ooit door Nederlanders ontdekte punten. Zó zou de wereld herinnerd worden aan het Nederlandse aandeel in de ontdekkingen in het poolgebied. Weer anderen, waarbij Jansen en de hoofd directeur van het KNMI dr. C.H.D. Buys Ballot, vonden het van belang dat Nederland zou deelnemen aan de vergaring van wetenschappelijke gegevens. Ook bleken sommigen van mening dat de door de stoomvaart verwende jonge zeelieden gehard zouden worden door enige tijd in het koude noorden te varen. Tenslotte was er nog het commerciële argument: de hoop dat er handelsverkeer tussen Nederlanden Siberië tot t dz
k
k m .’112
Het derde aspect dat het belang van dit schilderij bepaalt, heeft betrekking op de invloed die dit schilderij, maar vooral zijn hieraan ten grondslag liggende schetsen hebben gehad op de latere remedialisatoren van het Nova Zembla-verhaal. In 1896 kreeg Apol de opdracht een groot panorama helpen te vervaardigen waarop de overwintering werd uitgebeeld. Dit panorama, waaraan ook is meegewerkt door P.A. Haaxman,113 vormde jarenlang een variant het historische gevoel bij de moderne, Nederlandse lezer initieert. (Bron: Zeeberg, (2007), p. 93.) 112 Mörzer Bruyns (1984), p. 2. 113 Het moet hier wel om P.A. Haaxman junior gaan, aangezien Haaxman senior in 1887 kwam te overlijden. Het opmerkelijk is echter dat Haaxman junior bekend staat als journalist en kunstcriticus en senior als kunstenaar. De
56
culturele trekpleister aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam en werd zelfs verlevendigd door een levensgrote, nagemaakte ijsbeer er voor te plaatsen. Een mooi affiche voor dit panorama is in het bezit van het Rijksmuseum.114 Het panorama werd ontworpen op basis van de tientallen schetsen die Apol maakte op Nova Zembla. Niet alleen dit panorama, maar ook andere kunstenaars en makers werden in de decennia hierna beïnvloed door die schetsen van de onherbergzame maar wonderschone natuur van Nova Zembla. (Zo ook de hierna te noemen Jan Linse in de remedialisering van Pierre Cocheret.) De bewonderende beschrijvingen van de natuur van Nova Zembla werden pas na het werk van Louis Apol een standaardonderdeel van de geschiedschrijving. De door Apol geïnitieerde bewondering gaf het verhaal een toonbare esthetische waarde, plaatste de gruwelen die de mannen moesten doorstaan in een indrukwekkende omgeving en gaf het verhaal een exotische tint. Hiermee is niet gezegd dat het ruwe randje van de belevingen werd gepolijst, maar wel dat de esthetische waarde meer toegankelijk werd. De lezers konden immers wegdromen bij een onbekend, weerbarstig, maar wonderschoon landschap. Deze toegevoerde waarde zette voor de historische lezer de wegen naar het romantische open en voor de kunstminnende die naar het sublieme.115
kans is dan ook groot dat Apol en Haaxman senior dit werk al voor 1896 maakten, al ergens in 1885 bijvoorbeeld, toen senior nog leefde. Het werd vanzelfsprekend pas in 1896 tentoongesteld vanwege het historische momentum. Dit is zeker aannemelijk aangezien Haaxman senior ook bijvoorbeeld affiches maakte, welke vorm van nijverheid beter paste bij het exorbitante panorama waar we hier van spreken, dan bij de gestileerde kwast van Louis Apol. 114 Dit affiche is digitaal beschikbaar: https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/RP-P-1912-2384 115 Lees voor theorieën over het sublieme A Philosophical Enquiry into our Ideas of the Sublime and the Beautiful van Edmund Burke. Het wrede aspect van Barentsz’ overwintering krijgt dankzij de mooie omgeving de mogelijkheid het terrein van het sublieme te betreden. Of ook dit sublieme een onderdeel is van de eerder besproken x-factor is een interessante vraag voor een vervolgonderzoek.
57
Pierre L. Cocheret – 1897
‘300 j bi
g
d ,d
29 t
,d t i m dm
g
O t b pt
1597, vi t M d
d
i
scheepje
it wéé t zi .’
Bij Louwerse zagen we reeds dat ook in de negentiende eeuw een momentum de aanleiding voor een nieuwe remedialisering kon zijn. Daar was het de vondst van walrusjager Carlsen, hier het 300-jarige jubileum van de terugkomst van de onfortuinlijke zeelieden in Maaslandsluis. (Vanwaar ze inderdaad, zoals Gerrit de Veer zelf vermeldt, via Den Haag en Haarlem naar Amsterdam reisden.) En niet alleen de uitgever D. Bolle van Cocherets Mannen van ijzer. De Overwintering er Hollanders op Nova-Zembla116 herkende dit momentum, ook het Rijksmuseum was (weer) van de partij. 117 In 1876 namelijk was de E g
j g
C
G di
landgenoot, den luiten t t
N v Z mb z
K
m
B ij
fg v
m p
’ fg vi g
di g
t d
‘v
z
d z kt
verrichten naar de overblijfselen van het Behouden Huys. Zijn zoektocht diende ter aanvulling van de voorwerpen die Carlsen aan ons had overgeleverd. A d
v d ij ‘ t
papier, dat, beurtelings bevroren en ontdooid, daar 279 jaren had gelegen en waarvan de d
v k p k
g p kt w
’. it ‘ d k ’118 vormde het hart van de vernieuwde
expositie in het Rijksmuseum in Amsterdam, die opende in 1879 en waaraan in het Zondagblad een driedubbele pagina is gewijd. In dit krantenartikel wordt nog maar eens benadrukt hoe groot het belang van de (mislukte) reis van Barentsz en zijn mannen voor de Nederlandse natie is geweest. Vooral de ontdekking van Spitsbergen wordt geroemd. Deze aanleiding voor en inleiding bij de uitgave zet de toon van Cocherets remedialisering. Was het nationalistische aspect bij Louwerses bewerking nog een 116
Cocheret, P.L. (1897). Mannen van ijzer: De overwintering der Hollanders op Nova-Zembla. Rotterdam: D. Bolle. 117 De hele geschiedenis van zowel de nieuwe vondsten als de originele terugreis is terug te lezen in een krantenartikel uit 1897 (!) uit het Zondagsblad: Red. (1897, 22 augustus) Nederlandsche Zeelieden van voor drie eeuwen. In Zondagsblad van het Nieuwsblad van de dag, 22 augustus 1897. Beschikbaar: Kranten kb. 118 Dit papiertje (Barendsz, Willem (1597). Cedelken.) van de hand van Heemskerck en Barentsz is digitaal beschikbaar: https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/NG-NM-7733.
58
algemeen, hoewel sterk aangedikt, motief, dan krijgt het hier concrete contouren, met een meer strijdvaardig karakter. Want hoewel het bovenstaande citaat nog nauwelijks patriottisch aanvoelt, geeft het reeds het realisme van de gebeurtenissen weer die het vaderlandslievende karakter moesten inluiden. Bij Louwerse was het motief het meer ideële Wilhelmus, bij Cocheret zijn dit levensechte bedreigingen van de Spanjaarden en de Spaanse vloot. Cocherets hoofdpersoon Jaantje, een meisje dat zich als jongen verkleedt om aan boord van een van de schepen te komen, verdenkt een van de bemanningsleden ervan een Spaanse verrader te zijn en de Noordelijke vaarroutes te willen verkopen aan de Spanjaarden. Deze aantijgingen volgen uit de gewelddadige concurrentiepositie die ten tijde van Willem Barentsz aan de orde van de dag was. Deze Spaanse bedreiging zagen we al voorzichtig verwoord in het citaat uit Louwerses Kloek volk met kloeken moed, maar werden hier in een waar verhaalmotief gegoten. En de uitgeleide van Pierre Cocheret bij deze remedialisering spreekt boekdelen:
‘
ijv
k
g
tv k
,d t
w tt td
igenlijke geschiedenis van den
tocht behoort, volkomen historisch waar is; alleen de romantische inkleeding is uit het rijk der phantasie. Hij heeft den beroemden tocht der Nederlanders willen ontrukken aan de vergetelheid, waarin hij dreigde te vervallen, en aantoonen dat hij op één lijn kan geplaatst worden met de beroemdste Noordpooltochten uit den tegenwoordigen tijd.’
Waar Louwerse de nationalistische insteek koppelde aan een historisch besef, een werking die vergelijkbaar is met het in de inleiding va d z v
ipti b p k
‘g d
d
d ’ zoals de Europese Unie dat vandaag de dag voorstaat, verbindt Cocheret deze met
de (op de borst kloppende) actualiteit, waardoor een voorzichtig patriottisme ontstaat. m di i
i gi
224 p gi ’ t lende avonturenroman, geïllustreerd door Jan
Carel Hendrik Linse. Linse baseerde zich voor zijn illustraties op de schetsen van Louis Apol, die in 1880 als tekenaar op de poolschoener de Willem Barents mee was gereisd met de laatste Nederlandse expeditie naar Nova Zembla. Ook zijn er twee kaartjes in het boek opgenomen. De eerste gaat over de routes die de twee schepen van Barentsz’ expeditie 59
onafhankelijk van elkaar aflegden. Het tweede kaartje biedt een weergave van de tocht die de mannen geroeid hebben van het Behouden Huys naar Kola, alwaar ze door Cornelisz Rijp en zijn mannen werden opgepikt. De afbeeldingen zijn stoer, maar ook realistisch, met veel p ,
t
m
i ‘ igi
’ kledij.
Over brongebruik doet Cocheret, net als Louwerse, zelf it p k . Hij z gt: ‘
ijv
dezes heeft getracht hun wedervaren af te schilderen. Veel heeft hem daartoe gediend het dagboek van Gerrit de Veer, een der tochtgenooten, waarvan een exemplaar bestaat op de L id
bib i t
k; v d
‘b gi
v
tg g ’ diti 1646, d b id b
v
M.
J.K.J. de Jonge over de teruggevonden voorwerpen, en verder nog aanteekeningen uit v
i
d w k .’119 Cocheret fundeert zijn verder, zoals we hierna zullen bespreken,
vrije interpretatie van de geschiedenis in een rijke verzameling historische bronnen. De bronvermelding is zo gedetailleerd dat hij de vindplaats van de door hem gebruikte editie van Waerachtige beschrijvinge benoemt. Bij de vorige bewerking bespraken we reeds het anachronisme als onderdeel of zelfs kenmerk van een remedialisering, in Cocheret is sprake van een andersoortig fenomeen dat de remedialiseringen typeert. Net als dat de door Tollens opgeroepen onnauwkeurige beelden lange tijd de mentale representatie bij de lezers hebben bepaald, zijn er meerdere overgeleverde elementen die niet per se historisch correct zijn maar wel tot navolging hebben geleid. Deze elementen zijn zo geloofwaardig en hardnekkig dat ze zelfs in historisch verantwoorde werken voor waar zijn aangenomen. Zo heeft Cocheret de namen v
d b t
g d g . Hij p
kt v
‘
H
p’
‘
V
d ’, terwijl ik bij
Gerrit de Veer deze namen niet ben tegengekomen. En zowel in de uiterst gedetailleerde 3Dreconstructie van Barentsz’ schip door Cor Emke en Ab Hoving, die in 2004120 in een boekcd-rom combinatie is uitgegeven, als op de website van de daadwerkelijke herbouwers van
119
Cocheret, (1897), p.107. Begin en Voortgang is een geschiedenisboek uit die tijd dat af en toe werd geactualiseerd. Saeghman, Gillis Joosten. (1664). Bondigh verhael van het begin en voortgangh, der Vereenighde Nederlandtsche Oost-Indische Compagnie. Amsterdam: by Gillis Joosten Saeghman.Beschikbaar: http://objects.library.uu.nl/reader/index.php?obj=187421478&lan=nl#page//10/02/30/10023076632867545447183378965671480866.jpg/mode /1up. 120 Hoving, A. J. & Emke, C. (2004). Het schip van Willem Barents: Een hypothetische reconstructie van een laat-zestiende-eeuws jacht. Hilversum: Verloren.
60
Barentsz’ boot in de Harlinger haven in 2012,121 worden deze namen niet genoemd. Toch is Cocherets remedialisering niet de enige plek waar je ze tegenkomt, vooral in later nog uitgebreid te bespreken schoolgerelateerde projecten komen de namen regelmatig naar voren.122 Maar ook in P. Vissers hierna te bespreken bewerking komen De Hoop en De Volhouder voor. De behoefte tot naamgeving van dergelijke schepen, waardoor bijvoorbeeld ook De Batavia meer hapklaar de geschiedenisboeken is ingegaan, is groot. Over de inhoud en de structuur van Mannen van ijzer het volgende. De roman is, naast de concrete historische incidenten, een opeenstapeling van dialogen. Louwerse liet reeds de personen boven de gebeurtenissen zegevieren, maar Cocheret gaat nog een stap verder door de dialoogvorm als voornaamste verteltechniek te hanteren. Cocheret heeft de belevingswereld nog dichter bij de lezer proberen te brengen door de vrijheid te nemen tientallen dialogen te verzinnen. Deze genomen vrijheid vindt ook zijn weerga in de selectie van de personages. Waar de namen van de schepen een klein en onschuldig verzinsel zijn, is het invoegen van een vrouwelijk bemanningslid, Jaantje, een grove inbreuk op de historiciteit. Want niet alleen was het ondenkbaar dat een vrouw, of een meisje eigenlijk, met een dergelijk ontdekkingsavontuur mee zou varen, ook wisten alle lezers van Cocheret dat dit absoluut niet het geval was geweest. Zijn breuk met de feiten was dus niet alleen intentioneel, maar ook bedoeld om de lezer de mogelijkheid te geven zijn eigen verhaal bij het gebeurde te verzinnen. De brug van inleving naar beleving werd hier min of meer geslagen wat betreft het Nova Zembla-verhaal. Hoewel de kernelementen dus realistischer en meer historisch zijn dan in Louwerses remedialisering, het kader is zogezegd nauwkeuriger, zijn de verhaalmotieven veel vrijer en fantasierijker. Waar de echtheid het nationalistische stimuleert, bevestigt de vrijheid het individualisme van (de maker en) de lezer. De beleving wordt mogelijk gemaakt doordat de lezer zich nu kan identificeren met (een van) de bemanningsleden. Dat Jaantjes dood aan het einde van de roman onopgemerkt Barentsz’
g
heeft vervangen, is voor de lezer al lang niet meer aanstootgevend.
Mannen van ijzer is eigenlijk niet meer te beschouwen als een educatief jeugdboek. Zowel de wetten van de Romantische traditie als van de Verlichtingstraditie lijken geen grip 121
De herbouwers maakten het project volgbaar op: dewillembarentsz.nl. De houten reconstructie vond veel aandacht in de pers (http://www.telegraaf.nl/vaarkrant/21140300/__Schip_Willem_Barentsz_wordt_n agemaakt__.html ) en de uiteindelijke boot werd gebruikt als decorstuk in Eyeworks’ Nova Zembla-film. 122 Zoals in dit verslag: http://www.scholieren.com/werkstuk/3294 .
61
meer te hebben op deze remedialisering. Het verhaal van Nova Zembla is met Cocherets bewerking uitgegroeid tot een ware avonturenroman. Het doelpubliek, dat Louwerse al voorzichtig oprekte naar de volwassenen, wordt door Cocheret zo breed mogelijk ingezet. Het blijft een avonturenboek voor de jeugd, maar de uiterst romantische beschrijvingen van de haven in Amsterdam doen toch echt denken aan de couleur locale uit het volwassenenproza:
‘Op d
v
dv
d
9d
mei 1596 liepen twee mannen in druk gesprek langs den
Schreierstoren heen en weder. Een heerlijke lentelucht woei hun tegen van over het I .[…] E d t
b
d
d
t
d
t
d g g
ig d z
,
i
langgerekte lijnen weerspiegeld in het water, bood den wandelaars een schouwspel, zoo onuitsprekelijk, zoo eenig schoon, dat geen pen het naar waarde kan b
ijv .’123
Piet Visser – 1900124
‘Opeens riep Jacob, die onder al dat gedrang aanhoudend getuurd en rondgekeken had: “O, meester, meester! daar staan ze!” E
d
d
it
p: “Vader! Moeder!” valt hij
beurtelings beiden, snikkend van blijdschap, in de armen. “Ja, menschen,” zei hij teen opeens, zich tot de omstanders wendend, “je moet niet denken, dat Jacob Everts op Nova Zembla zoo'n huilebalk geweest is, hoor! Dat zou schipper Heemskerck kunnen getuigen! Maar — o, nu heb ik mijn goeie, beste vader, nu heb ik mijn heerlijk, lief moedertje weer!” 123
Cocheret, (1897), p. 9. Alleen in Gramberg, pagina 86, valt het jaartal 1899 terug te vinden. In de druk die ik heb bekeken stond geen druknummer vermeld en zou dus goed de eerste kunnen zijn. Deze stamde uit 1900. Een kanttekening daarbij is, dat in kinderboeken (van die tijd) de druk vaak niet wordt genoteerd. 124
62
En opnieuw viel hij beiden om den hals, lachend en schreiend tegelijk van louter plezier. En intusschen verdrong zich maar altijd de menigte, en luider en luider riep het opgewonden volk: “Leve Heemskerck! Leve zijn wakkere gezellen! Hoezee!”’125
P.(iet)126 Visser schreef in 1900 het eerste echte jongensboek over de reis die strandde op Nova Zembla. Hoewel reeds halverwege de twintigste eeuw het jongens- versus meisjesboek alweer plaatsmaakte voor het jeugdboek dat non-sexespecifiek moest zijn en je tot het einde van de negentiende eeuw veel boeken had die dan wel jongensonderwerpen hadden maar niet specifiek voor jongens waren geschreven,127 was Piet Vissers Heemskerck op Nova Zembla een onmiskenbaar jongensboek. Het ging over een jonge jongen, scheepsjongen Jacob Everts, en het ging over grootse avonturen en de gretigheid deze te willen beleven en navertellen. De combinatie van stoerheid en kwetsbaarheid uit bovenstaand citaat spreekt in die zin boekdelen. Vissers bewerking doet sterk denken aan F b i i ’ jongensboek De scheepjongens van Bontekoe uit 1924.128 Het is niet onwaarschijnlijk dat Fabricius Vissers remedialisering heeft gelezen voor hij aan zijn beroemde werk begon. De tegenstelling jongens- versus meisjesboek129 valt het best te simplificeren met het contrast tussen Cornelis Johannes Kieviets Dik Trom versus Nienke van Hichtums Afke’s Tiental. Misschien dat Dik Trom in eerste instantie nog voor de gehele jeugd werd geschreven en zich langzaam als een echte puberjongenstitel ontwikkelde, maar Afkes Tiental was een bakvissentitel pur sang. Beide auteurs schreven hun kinderliteratuur in dezelfde periode als P. Visser. Hoewel ook Cocherets Mannen van ijzer reeds in de gouden
125
Visser, P. & Gouwe, H. (Ill.). (1913). Heemskerck op Nova Zembla: Historisch verhaal. Alkmaar: Gebr. Kluitman, p. 168. Het hele jongensboek is digitaal beschikbaar: http://www.dbnl.org/arch/viss095heem01_01/pag/viss095heem01_01.pdf. 126 Hoewel het waarschijnlijk Piet Visser is, veel vermeldingen van die naam zijn over het internet te traceren, signeerde hij alle edities en herdrukken met P. Visser. 127 Over de verloop van jeugdliteratuur valt veel te lezen in Buijnsters, P. J. & Buijnsters-Smets, L. (2001). Lust en leering: Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw. Zwolle: Waanders. 128 De uitgave die hier is ingelezen voor een vergelijking is: Fabricius, J. (2003). De scheepsjongens van Bontekoe. Amsterdam: Leopold. 129 Omschrijvingen van jongens- versus meisjesboek zijn ontleend aan dbnl: http://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_03905.php en: http://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_04381.php
63
eeuw van de jeugdliteratuur130 verscheen,131 toont het jeugdboek zoals wij het (her-)kennen zich rond de eeuwwisseling en met titels als deze van P. Visser. In de achtste druk, die online van kaft tot kaft te bekijken is, kan je zien dat bij de heruitgave het woord ‘jongensboek’ en de leeftijdscategorie (10-14 jaar) op de titelpagina zijn toegevoegd. Deze waren er in de eerste druk(ken) niet. Boeken geschikt voor die leeftijd zouden volgens pedagoge Charlotte Bühler vanuit een ontdekkende stijl moeten worden geschreven, waarbij de hoofdpersoon een hele nieuwe wereld, of in elk geval nieuwe zaken ontdekt. Ook is er vaak sprake van een zogenaamde morele sfeer, die de deugdzaamheid van de jonge lezer kan bevorderen.132 Charlotte Bühler ontwikkelde de leeftijdsverdeling binnen jeugdliteratuur pas ver nadat Visser zijn boek schreef en de categorisering kon dan ook pas bij een latere uitgave worden toegevoegd. Desondanks lijkt Vissers bewerking uitermate geschikt voor zijn leeftijdsdoelgroep: Jacob Everts gaat een (voor iedereen) onbekende wereld tegemoet en hij gedraagt zich ondanks zijn leeftijd voorbeeldig en krachtig in barre tijden. Heemskerck op Nova Zembla is dus een jeugdboek, een jongensboek. Dankzij de jonge protagonist, in de vorm van een scheepsjongen, wist Visser de drempel tot inleving zo laag mogelijk te maken. Het nog vrij archaïsche en zelfs een beetje aapnootmies-achtige omslag omvat 160 bladzijden, waarvan een met een illustratie door A.H. Gouwe. De illustratie toont een overbo d v
db m
evenwicht verloor en — v
i g id, m t b
d
t
d
ift: ‘…d t t
b g
t
d !’. De door Visser gehanteerde bron is uit de
enkele toegevoegde voetnoten af te leiden, waarin hij als een soort alwetende verteller vooruit kijkt op basis van de kennis die uit Gerrit de Veers dagboek kan worden opgedaan; zo laat hij de lezer nog voor de expeditie goed en wel is uitgevaren weten dat uit De Veers
130
Dit begrip wordt overigens voor meerdere perioden van het jeugdboek gebezigd, zo ook bijvoorbeeld voor de laatste twintig jaar van de twintigste eeuw. Het gaat hier echter om de bloeiperiode rond het fin de siècle, waarbinnen het stichtelijke van Rousseau kompleet werd losgelaten en het prentenboek zich ontwikkelde in aan de ene kant de strip en de andere kant het ‘gewone’ jeugdboek. Bork, G. J. (2012). Algemeen letterkundig lexicon. Leiden: Stichting Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Beschikbaar: dbnl. 131 1880-1950. Informatie over de ontwikkeling en hoogtepunten van de jeugdliteratuur, van prentenboek tot draculafestijn is naast de specifiek verwezen literatuur gehaald uit Red. (2004). Literatuur zonder leeftijd. Jaargang 18, Leidschendam 2004, pp. 189-223. Beschikbaar: dbnl. 132 Rita Ghesquière beschrijft Bühlers ideeën in haar meer technische analyse van het kinderboek. Ghesquière, Rita. (2009, oktober). Jeugdliteratuur in perspectief. Leuven: ACCO.
64
logboek kan worden opgemaakt wie de reis hebben overleefd. Afwijkingen in de inhoud van dit boek zijn er vooral ten aanzien van de hier beschreven remedialiseringgeschiedenis en niet zozeer ten opzichte van het originele dagboek. Gezegd kan worden dat het nationalisme eigenlijk is verdwenen, of in elk geval niet aangedikt, dat het educatieve hoogstens nog door de historiciteit en de voetnoten wordt verwoord, en dat de noodzaak van illustraties, de erfenis van het prentenboek, zo goed als overbodig is geworden. Het jeugdboek, en daarmee de geschiedenis van Nova Zembla was een nieuw tijdperk ingeslagen, en een nieuwe eeuw. In deze nieuwe eeuw zou Heemskerck op Nova Zembla nog tientallen keren worden herdrukt en opnieuw uitgegeven. Alsof P. Visser dit alvast wilde afdwingen, en tegelijk om de canonisering van het verhaal te eerbiedigen en het historische belang te onderkennen, sluit hij zijn jongensboek af met:
‘'t Is waar, het doel van de reis werd niet bereikt, maar ik zeg u, deze tocht zal niettemin beroemd worden als geen ander! Ja mannen, nog na eeuwen zal een ver nageslacht wijzen op ù, op uw lijden en strijden, als een heerlijk voorbeeld, wat geestkracht en volharding kunnen volbrengen.’133
W.H. Hasselbach & Arnoldus Lijssen – 1904
‘“Nog altijd hoort men overal bijna alleen laffe, onzedelijke straatliedjes, terwijl de goede volksgezangen, opzettelijk ook door de Maatschappij bezorgd, weinig of bijna gehee1geenen ingang hebben gevonden”, klaagde men in 1839.’ 134
133
Visser, (1900), p. 168. Grijp, Louis Peter. (2000). Zangcultuur. [p. 337-381]. In Volkscultuur. Een inleiding in de etnologie. Nijmegen: SUN, p. 344. Beschikbaar: http://depot.knaw.nl/8741/1/LG2000Zangcultuur0705_001.pdf 134
65
M t ‘d M t
ppij’ w dt i
d i 1784 pg i t M t
ppij t t N t v
’t
Algemeen (hierna: Maatschappij) bedoeld. In de in 2005 vernieuwde statuten van de M t
ppij t t d d
ti v bijd g t
t
i g m
v
v
t w zij v
:‘
M t
m
m
ppij t t zi
t
d
vi g.’ H w dit de aan de
huidige wetgeving en samenleving aangepaste formulering is, is de brede doelstelling en d
m
i t p t ti v
t b g ip ‘ t’ v
m t f
oppoetsen van de (volks-)liedkunst was continu
g ijk g b v . Het stimuleren en d d
v
di ‘ ti v bijd g ’.135
Deze kritiek uit 1938 laat zien dat de pogingen van de Maatschappij tot op dat moment niet toereikend waren geweest. De vijf bundeltjes onder de titel Volks-Liedjens, die ze in 1806 zelf
dd
itg g v ,
di ‘w v g ijk ’, ‘ b t m ijk ’
‘m
ig ’
volksliedjes moesten verdrijven, hadden weinig succes geboekt en niet de zeden van de ‘g i g b g ’ bevorderd, zoals ze wel waren bedoeld.136 In dezelfde tijd van de kritiek werden echter nieuwe pogingen ondernomen door Jan Pieter Heije.137
‘In tegenstelling tot zijn voorgangers gebruikte hij geen bestaande, populaire melodieën, maar nodigde hij componisten uit zijn liedteksten op muziek te zetten. Heije liet zich inspireren door Duitse liederencomponisten als Reichardt, in wiens muziek hem de 'natuurlijkheid, eenvoud, waarheid en bevalligheid' aanspraken. Heije ging het om een combinatie van de 'volkstoon' en een levendige, emotionele uitdrukking van de tekst. Hij was een groot voorstander van coupletliederen (dus zoals alle liederen van en voor het volk). De dichters moesten daar bij het schrijven rekening mee houden. […] H ij w
t
i t
g ï t
d i d g 1ijk
kunstliederen 'in de volkstoon'. Hij zette zich als hoofdbestuurslid van het Nut en algemeen secretaris van Toonkunst in voor de verbetering van de volkszang, die hij als een voorwaarde zag voor een beschaafd en h
gt
d
ti
m zi k v .’ 138
135
Grijp, (2000), p. 345. Grijp, (2000), p. 343. 137 Jan Pieter Heije (1809-1876) was een Nederlandse arts, die zijn faam dankt aan zijn werk in de dichtkunst en de muziek. 138 Grijp, (2000), p. 345. 136
66
Voorbeelden van Heijes liedjes die tot op de dag van vandaag bekend zijn, zijn De Zilvervloot, Een karretje over de zandweg reed, Ferme jongens, stoere knapen en Zie de maan schijnt door de bomen. In 1861 werden al zijn liederen gebundeld uitgegeven door P.N. van Kampen.139 Zo rond en na de eeuwwisseling zette deze positieve trend in de volksliederen zich voort. Het idee dat men met liederen het volk op kon voeden, of in elk geval de beschaving kon bevorderen bleef ook in de twintigste eeuw van kracht. In de jaren twintig sloeg voormalig Rijkskweekschoolonderwijzer Piet Tiggers een belangrijke brug om de volksliederen binnen de scholing en bij de jeugd te brengen. Zo zette hij vele volksliederen om in schoolliederen, waarmee hij een nieuw cultureel kader schiep voor de muziekbeoefening op scholen. Vooral de samenzang was een essentieel onderdeel van de omslag die hij de teweeg bracht. Hij zag deze samenzang
t g
g
v
w t ij ‘d
esthetische kunst van de elite’ noemde.140 In 1904141 al waren er twee andere Rijkskweekschoolonderwijzers die soortgelijke pogingen ondernamen met het omzetten van de Nova Zembla-geschiedenis in wat wij tegenwoordig een schoolmusical zouden noemen, maar toen de titel Nova Zembla, cantate voor kinderkoor verkreeg.142
z
ti t ijk
t t , di i
itg v v
20 p gi ’
bladmuziek is terug te vinden, en niet aanwijsbaar is gebaseerd op een of meerdere bronnen, toont niet alleen de eerste keer dat de Nova Zembla-geschiedenis werd bezongen, maar vooral ook de eerste keer dat het tot een collectieve bewerking en beleving van het verhaal kwam. Hoewel Tollens gedicht dan wel aan grotere groepen werd voorgedragen, kwam de inzet en declamatie van één persoon. Bij deze cantate was de collectieve beleving niet alleen het doel, maar ook de opzet. Juist door het verhaal te zingen zouden de kinderen in de later door Piet Tiggers vormgegeven ideeën beter doordrongen raken van de werkimmanente waarden, in dit geval: vaderlandsliefde, moed en de kracht om tegenslag en ontberingen te doorstaan. Een extra motivering voor dergelijke samenzang kan gezocht worden in de eensgezindheid die het stimuleert binnen een groep (dit kan ook een bevolkingsgroep zijn, of in het geval van het Volkslied, de natie).143 De combinatie van beide beoogde 139
Heije, Jan Pieter. (1861). Al de kinderliederen. Amsterdam: P.N. van Kampen, Amsterdam. 140 Grijp, (2000), p. 346. 141 De opvoering was volgende de overlevering reeds in 1904, maar de uitgegeven variant stamt uit 1916. 142 Hasselbach, W. H. (1916). Nova-Zembla (1596-1597): Cantate voor kinderkoor en soli met begeleiding van piano. Groningen: Wolters. 143 Grijp, (2000), p. 347.
67
uitwerkingen van de samenzang zou kunnen worden getypeerd als een constructie van een identiteit. De twee kweekschoolonderwijzers Hasselbach en Lijssen hadden al eerder dergelijke bewerkingen gemaakt voor een schoolcantate, die qua toon en inhoud ver af staat van de huidige schoolmusical. Zo maakten ze een cantate over Michiel Adriaanszoon de Ruyter en over de Tachtigjarige Oorlog.
Albert Helman / Eduard Veterman – 1931 / 1934
‘ it p i d i b d ijv
v
A b t H m , éé d
v
t
d j
g
Katholieke proza-schrijvers, is een groote teleurstelling geworden. Het is bijna onbegrijpelijk, dat een schrijver zoo mistasten kan, zoo geheel alle zelf-kritiek vermag te verliezen, dat hij er toe komt een stuk te schrijven, waarin geen atoom geest te vinden is. Aan een feit als dit kan men weer eens afmeten, hoeveel overspanning er in de letterkunde onzer jongeren leeft, hoe daar geproduceerd wordt op een koortsachtige wijze zonder acht te geven op innerlijken groei. Dat op deze wijze kortsluitingen als de onderhavige niet uit kunnen blijven, spreekt wel van zelf. Het talent wordt tot den laatsten druppel uitgemergeld en geen rust gelaten, eer het te laat is en de stem even plotseling ondergaat in het luide twistgesprek der makkers als zij eruit opgerezen is. Dan begint men aan de politiek of aan de cinema en laat een onvoltooiden naam achter en een bonte warreling echo-loos werk. Men heeft geen tijd, later, de scherven bij elkander te rapen. En beloften, die geen rijpheid erlangen, vergaan sneller dan de oogst v
éé
k j
.’144
144
Houwink, Roel. (1932). Boekbespreking. In Elsevier maandschrift, jaargang 42, Deel 83, p, 340. Beschikbaar: http://www.elseviermaandschrift.nl/
68
Elsevier-journalist Roel Houwink veegt hier de vloer aan met het door Nijgh en Van Ditmar uitgegeven, maar nooit opgevoerde toneelstuk Overwintering van Albert Helman.145 Helman, echte naam: Lodewijk (Lou) Alphonsus Maria Lichtveld: Suriname-immigrant, schrijver, (toen nog niet) politicus, organist, journalist en onderwijzer. Helman was een kosmopoliet en alleskunner en ten tijde van het schrijven van de Overwintering had hij het Katholicisme, zoals Houwink hem nog toedicht, reeds achter zich gelaten.146 Helman zal tot zijn dood in 1996 tientallen rijke en veelbesproken werken produceren, van gedichten, via theaterwerken tot proza, als het beroemde en in meerdere talen vertaalde De laaiende stilte.147 De Overwintering markeert echter een zwarte bladzijde in zijn oeuvre en zal ook in de meeste bibliografische standaardwerken niet worden vermeld.148 Houwinks nietsontziende kritiek, het niet opvoeren van het stuk en het weglaten van dit theaterstuk uit zijn bibliografie vinden waarschijnlijk hun oorzaak in twee aan elkaar verwante aspecten van dit specifieke werk. Het eerste is de schofferende inhoud. Helman verhaalt in zijn theaterbewerking over een niet op Gerrit de Veers dagboek terug te leiden gebeurtenis tijdens het tijdelijke verblijf van de overwinteraars in Kola, waar ze na te zijn teruggeroeid van Nova Zembla een korte tijd verbleven tot ze met een Nederlands Koopvaardijschip mee weerom naar Nederland konden varen. Jacob van Heemskerck zou aldaar een inheemse vrouw hebben aangerand en misbruikt. Hoewel de historiciteit twijfelachtig, zo niet hoogstwaarschijnlijk incorrect is, zeker gezien Van Heemskercks sterke christelijke moraal, is het vooral de breuk met de geschiedenis zoals die tot dusver bekend stond en daarbij het afbreken van de heldenstatus van de opvarenden die hier schoffeert. Hoewel het schofferen waarschijnlijk een van de doelen van het stuk is geweest, heeft het hier alle receptie en zelfs de productie in de weg gestaan. Het misbruik van de inheemse vrouw kan eenvoudig gekoppeld worden aan de zwarte bladzijden van het koloniale verleden van de Nederlanders in Helmans geboorteland Suriname, waar zonder twijfel vele Surinaamse vrouwen hetzelfde lot als Van Heemskercks vermeende slachtoffer
145
Helman, Albert. (1931). Overwintering. Spel in drie bedrijven. Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar. 146 Bork van, G.J. & Verkruijsse, P.J. (red.) (1985). De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. Weesp: De Haan, p. 263. 147 Helman, Albert. (1952). De laaiende stilte. Amsterdam 1952. 148 Bork, (1985), p. 264.
69
zullen zijn ondergaan in grofweg dezelfde periode149 dat Barentsz en zijn kornuiten op Kola zaten. Dergelijke ideologiekritische lezingen zijn later wel gedaan met ander werk van Helmans, bijvoorbeeld aangaande vermeend racisme in De stille plantage, 150 maar nooit bij dit niet opgevoerde toneelstuk. Helman is niet de enige die via het in een ander daglicht plaatsen van het Nova Zembla-verhaal de heldenstatus van de Nederlandse zeehelden, en daarmee van de hele Nederlandse Gouden Eeuw heeft bekritiseerd. Eduard Veterman151 was die andere (theater-)schrijver die dat probeerde, wiens stuk Nova Zembla; heldendrama uit 1934 wel is opgevoerd, en wel door het Groot-Nederlandsch Tooneel.152 En Helman was ook niet de enige die op deze poging een neersabelende kritiek ontving:
‘“W
d ”, z gt d
Z mb ”, “w
it bij
V t m i d
i t
slechts door den tijd w dt g v md”. H
tik tj “ t. W t d td
tw d
d
t
tt
v
N v
d d mi i t ,d t tijd i zij w k g t, k
m
zien en hooren aan het drama van Veterman zelf, waarin de helden oreeren over hun heldendom tot men er zenuwachtig van wordt. Zooveel gepraat en zoo weinig substantie heb ik in lang niet zien passeeren, zooveel pseudo-heldendom en zoo weinig psychologie van het heroïeke moment zullen maar zelden gecombineerd zijn voorgekomen! De heer Veterman beploegt gaarne het verleden. Het is een liefhebberij, waarvan niemand hem het genoegen zal ontzeggen. Maar laat hij ons in vredesnaam niet wijsmaken, dat het aan die ploegerij ontsproten schrijfwerk een beeld geeft van onze voorvaderen, laat hij zich nog minder verbeelden, dat hij ook maar een sikkepit van den held heeft begrepen! Een serie half en half levend geworden tableaux moet men niet verwarren met een drama; dat schijnt de heer Veterman niet te willen inzien. Ook al sterft Barentsz met de klassieke woorden, die men ook op den Hollandschen gulden
149
De eerste Nederlandse kolonisatie van Suriname was een kleine honderd jaar later, in 1667, maar al in 1593 werd Suriname door de Spanjaarden in bezit genomen. 150 Red. (1994). De Nieuwe Taalgids. Jaargang 87. Groningen: WoltersNoordhoff. 151 Eduard Veterman (1901-1946).Van joodse afkomst, verzetsman, wordt gezien als beoefenaar van het decadentisme. 152 Braak, Menno ter. (1934). Theaterartikelen. In Het Vaderland, 18 april 1934.
70
kan lezen, op de lippen, ook al mummelt zijn ds Plancius nog zooveel over de idee, ook al stapt deze Heemskerck nog zoo parmantig over het tooneel rond: het is driedubbele nationale Kitsch, die hier wordt opgediend, en bovendien nog slecht tooneel ook. Waarom heeft de heer Veterman zich niet liever bij Felix Timmermans gehouden, dien hij immers met zooveel succes voor het theater adapteerde? Zijn ‘V d
d
V d
d’
b ik i t g zi , m
ik v
dit P
vi i
t
gt
voor Willem den Zwijger. De kardinale fout van Vetermans onderneming-in-helden is, dat hij uitgaat van de populaire veronderstelling, dat de helden in de houding staan voor hun eigen heldenrol. Zij hebben wetenschap en voorgevoelens (hoe toevallig, niet waar?) van alles, wat wij in de geschiedenisboekjes als geweldig en baanbrekend voorgezet k ijg . Zij t
d
t’, w
z
g
d
tv g w
,t
t
gv
d gt. I
pt, d t m t i tv
‘
i d
d z
Vetermannelijkheid zijn de lafaards bijna sympathiek en is Schiller een fijn py
g.’
Vetermans Nova Zembla153 krijgt er in dit relaas van Menno ter Braak nog harder en vooral meer literair en inhoudkritisch van langs dan Helmans Overwintering. Veterman zet i d
g
v
Vet m , b
T
B tt
k b dk t i i
t ijk d
d g dk
p
‘ t
d d m v
m ti k, d
b p
d
fd i
i .’ De
criticus hamert door in een tweede artikel – het zat hem kennelijk hoog, want dit artikel is slechts twee dagen later gepubliceerd –, waarin hij Vetermans stuk koppelt aan Carlyles theorieën over helden:154
‘Als men van het drama Nova Zembla van Ed.Veterman naar huis terugkeert, dan heeft men het gevoel, dat men voorgoed afkeerig is geworden van iedere manifestatie van den held. Iedere categorie helden: de held als mensch der ideeën (Plancius), de held
153
Veterman, E. (1934). Nova Zembla: Heldendrama. Amsterdam: Strengholt. Braak, Menno ter. (1934). Theaterartikelen. In Het Vaderland, 20 april 1934. 154
71
als zakenman (De Moucheron), de held als man van de daad (Barentsz) wordt in den schrijftrant van den heer Veterman een caricatuur van wat men zonder rhetoriek heldendom zou kunnen noemen. En de vraag dringt zich dan ook op: wat is de held dan wé ?’
In de ogen van Ter Braak vermaakte Veterman onze helden tot wat we tegenwoordig sterren zouden noemen: van roem doordrongen personen die alleen maar bestaan bij de gratie van ons (naïeve) geloof. V t m
m kt ‘di nationale helden tot sandwichmen van
heroïsche eigenschappen.’ V t m
kt d
worden, f
b
d, di in Ter Braaks ogen verdedigd moet
ij ‘ chijnt te gelooven, dat de held iets bovenpersoonlijks representeert, en
zich daarvan ook permanent bewust is.’ De held wordt zodoende een holle weerspiegeling van onze eigen opgeklopte verlangens. Maar het heldendom afbreken is de lafaards vereren, zegt Ter Braak; en als je dat vervolgens ook nog eens slecht uitvoert, kan je beter opdonderen. Gezegd moet worden dat Vetermans in theater vormgegeven kritiek, net als Ter Braaks tirade overigens, veeleer gericht was op de (meer filosofische) definitie van het b g ip ‘
d’ d
pd m t
pp ijk
it i
t xt van het Nova Zembla-
verhaal.155 Het is dan ook niet opmerkelijk dat de literaire Ter Braak de recensie schreef. Ter Braaks recensie bewijst als het ware de kunstenaar in Veterman, waar de inhoud van de Overwintering de politicus in Helman verwoordde. Waar Helman er meer ideologische doelen op nahield, was Veterman een avant-gardist. En dat brengt ons ook op het tweede aspect van Helmans Overwintering dat kwaad bloed m t
bb
g z t. H
ft’ v wij t
d
wi k ‘ vig
v it
v t div
p
i g
i d
tt k
d
z
j
g
v t-garde die de kunst- en
literatuurgeschiedenis van het interbellum kenmerkt. Zonder een uitgebreide beschouwing van de historische avant-garde tot 1940156 te geven, kan gezegd worden dat de industriële revolutie in combinatie met de Eerste Wereldoorlog, de geboorte van Hollywood en de eerste grote, internationale crisis op de beurs het kunstenlandschap hebben laten exploderen. En dan vooral de oorlog: de tientallen miljoenen gesneuvelde soldaten van La Grande
155
Braak, Menno ter. (1951). Verzameld werk. Deel 4. Amsterdam: G.A. van Oorschot, p. 284-286. Beschikbaar: dbnl. 156 Of in elk geval tot de start van de Tweede Wereldoorlog.
72
Guerre creëerden een nihilistische levenssfeer. Welke sfeer aan de ene kant een desolaat fatalisme creëerde – alle hoop is vernietigd –, met antiutopieën zoals Blokken van Bordewijk. En dat aan de andere kant een hedonistische decadentie opriep – de wereld loopt op zijn eind dus is grenzeloos genieten het enige dat men kan doen –, dat mooi verbeeld is in een roman van dezelfde auteur, genaamd Rood Paleis. Dat beide hier aangehaalde voorbeelden van dezelfde auteur zijn, kenmerkt de revolutionaire voorgangerhouding van de avant-gardist in het interbellum. De avant-gardist probeerde alles, kon alles, en deed alles. En dat is dan ook waar de kritiek van Houwink op is gericht. Houwink wil eigenlijk tegen Helman zeggen: sta eens stil, niet alleen bij je onderwerp, maar ook bij je methode. Maar de avant-garde werd per definitie slecht ontvangen; de negatieve kritiek wordt door veel avantgardisten gezien als een logische reactie op het meest essentiële onderdeel van hun kunst, namelijk vernieuwen, heilige huisjes afbreken. De historische avant-garde van het interbellum legt de voedingsbodem voor alle mogelijk –ismen en eigenlijk voor het modernisme in de kunst in zijn geheel. Literaire stijlmiddelen werden grenzeloos en het dadaïsme wordt wel gezien als de meest verregaande variant van deze wervelstorm in de kunstgeschiedenis. Vetermans deconstructieve houding ten aanzien van het begrip held valt in deze dadaïstische couleur te aanschouwen. En zowel Helmans Overwintering als Vetermans Nova Zembla zijn een product van deze avant-garde. Met dat verschil, dat Veterman de artiest was en Helman de politicus (of in elk geval de idealist). Veterman was daardoor net zo onkwetsbaar als alle andere schrijvers en kunstenaars, en voor Helman betekende deze geschiedenis een zwarte bladzijde die net zo goed uit het boek gerukt mocht worden. De rol die deze remedialiseringen in de Nova Zembla-canon spelen is die van de vernieuwer. De twee teksten zijn niet alleen de eerste, te traceren, toneelbewerkingen157 van het overwinteringsverhaal, maar ook de eerste kritische noten bij een heldengeschiedenis. Bij Helman staat de verwerpelijke verkrachting in Kola centraal en Veterman plaatst de heldenstatus van de overwinteringshelden onder een nietsontziend vergrootglas. De Nova Zembla-geschiedenis wordt hier niet gebruikt om de vaderlandse historie te behouden en te
157
Er zijn hoogstwaarschijnlijk eerder toneelbewerkingen geweest, maar daarvan heeft geen of nauwelijks materiaal de tand des tijds doorstaan. Bijvoorbeeld: Westerman, M. (1845). De overwintering der Hollanders op Nova-Zembla, toneelmatige voorstelling in 6 tafereelen, met zang en koren. Amsterdam.
73
stimuleren, of om het gedeelde verleden aan te stippen, maar juist om het vergulde randje van het verleden af te poetsen en eens kritisch te kijken naar de vaderlandse heldenstatus. Het aanzingen van het vaderland, dat in de opbouw van de natiestaten zo belangrijk werd geacht, is door de gruwelen van de oorlog in kwaad daglicht gesteld – de onduidelijke en gewilde grenzen van dit vaderland lagen er immers aan ten grondslag.158 De bekende makers (Veterman en Helman) en de navenante en in het werk traceerbare ontwikkelingen in de wereldgeschiedenis maken de opname van deze werken in de remedialiseringsgeschiedenis aannemelijk. Daarbij moet gezegd worden dat de overwintering op Nova Zembla in deze kritische verhalen veel meer een verhaaltechnisch voertuig is dan een literaire bestemming. En aangaande de inhoud van de toneelbewerking kan gezegd worden dat dit de meest verregaande en vrije bewerking van de overwintering tot dan (en waarschijnlijk zelf tot nu) toe is. De verkrachtende Van Heemskerck op Kola staat in die zin symbool voor de aanranding van De Veers logboek die hier plaatsvond.
J. van Kesteren / D. Wijnbeek / H.P. Aardweg / S. Franke – 1940 tot 1945 Tot d b
g ijk t
pd
t
di fi
f
N B’
T. G d w g
m k eeg met zijn
instelling aan het hoofd van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten in 1940, behoorde het winnen van de Nederlanders voor het nationaals socialisme.159 Dit doel moest hij bereiken door wat het gelijkschalen van de Nederlandse samenleving werd genoemd, en wat neerkwam op een nazifiering van de culturele sector. Er werden tentoonstellingen en concerten georganiseerd, waarbij de nadruk lag op de Nederlandse cultuur. ‘Waardevolle en g z
d k
t’ w
t g t
, maar werk van joodse kunstenaars en schrijvers werd
verboden. En ook Engelse, Franse en Amerikaanse invloeden werden geweerd. Om dit te 158
Opmerkelijk in deze context is dan ook dat beide auteurs zich in de nieuwe, tijdens het schrijven van deze werken nog niet aangekondigde, oorlog zouden ontpoppen als verzetsstrijders. 159 Omschrijving, inleiding en duiding van het archief van de Nederlandse Kultuurkamer zoals het beschikbaar is bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) in Amsterdam. Deze inleiding is geschreven op initiatief van het Nationaal Archief en het NIOD. De gezamenlijke auteurs staat vermeld in het digitale colofon van http://www.archievenwo2.nl/page/colofon
74
controleren stelde Goedewaagen de Nederlandse Kultuurkamer in, welke in nationaalsocialistische geest leiding moest geven aan het culturele leven in Nederland. De Tweede Wereldoorlog was, voornamelijk dankzij de verplichte aanmelding bij deze Kultuurkamer, een kaalslag voor het Nederlandse boekenvak.
‘Uitg v
,
ijv
i
t t
m
t
zi
it
ijk p
1 p i 1942
aanmelden. De meeste reguliere uitgevers deden dat, want anders konden zij hun b d ijf i t
g
it f
.
t gi g i t tijd v
t .’160
Sjoerd van Faassen, hoofd collecties van het Letterkundig Museum in Den Haag, beschrijft in zijn essay over Het bijzondere boek in de Tweede Wereldoorlog hoe niet alleen de aanmelding bij de Kultuurkamer zelf, maar ook de censuur, de papierschaarste en andere fysieke belemmeringen het onmogelijk maakten om boeken uit te geven.161 I dit i t m t
d vi
‘ t
’v
N v Z mbla-jeugdboeken worden bekeken, wier
remedialiseringen hier aan de canon worden toegevoegd. J. van Kesteren, D. Wijnbeek, H.P. Aardweg en S. Franke leverden alle vier een Nova Zembla-bewerking af tijdens de oorlogsjaren. Alle vier zijn het, voor zover na te gaan, door de Kultuurkamer goedgekeurde uitgaven162 en alle vier dragen ze dezelfde titel: De overwintering op Nova Zembla. Henricus Petrus van den Aardweg voegde daar nog De tocht van Willem Barents en Willem Heemskerk163 (in die spelling) aan toe en voor Simon Franke was het de ondertitel bij de verrassende hoofdtitel De kortste weg.164 Alle vier zijn het jeugdboeken van kinderboekenschrijvers, alle vier hebben ze ongeveer dezelfde pittoreske omslag en alle vier
160
Capelleveen, P. van. (2010). Het ideale boek. Nijmegen: Van Tilt, p. 119. Beschikbaar: KB. 161 Faassen, Sjoerd van. (2010). Het bijzondere boek in de Tweede Wereldoorlog. In Het ideale boek. Nijmegen: Van Tilt, p. 120. 162 Ze zijn in elk geval alle vier door een bij de Kultuurkamer ingeschreven uitgeverij uitgegeven. 163 Aardweg, Henricus Petrus van den. (1943) De overwintering op Nova Zembla: De tocht van Willem Barents en Willem Heemskerk. Hoorn: WestFriensland. 164 Franke, Simon. (1942). De kortste weg. De overwintering op Nova Zembla. Amsterdam: De Arbeiderspers.
75
hebben ze dezelfde jongensboekachtige structuur en inhoud, zoals die door P. Visser rond de eeuwwisseling is ingezet. De namen van de auteurs hebben behalve Simon Franke nauwelijks bekendheid verkregen, of zijn niet helemaal geloofwaardig. Zo blijkt J. van Kesteren nergens een voornaam te hebben. En van D. Wijnbeek zijn helemaal geen biografische gegevens te achterhalen, wat het vermoeden doet rijzen dat het een pseudoniem is, zeker omdat de titels onder die naam alleen in of vlak na de oorlog zijn verschenen.165 H.P. Aardweg spelt zijn eigen naam overal weer anders en kort hem hier en daar af tot ‘H.P Aard.’. J. van Kesteren blijkt een pseudoniem van Fransiscus Henricus Meijer, net als Ko Koster overigens, die de tekeningen bij Van Kesterens overwintering heeft gemaakt.166 Deze warboel aan namen is ook te danken a
d K t
k m . H t ‘ i t tijd v
t ’v
V
F
is een eufemisme
voor het landverraderkarakter dat verbonden is aan het aanmelden bij de Kultuurkamer. De schrijvers die zich aanmeldden moesten zich na de oorlog verdedigen en sommigen werd zelfs een publicatieverbod van een aantal jaren opgelegd. Dat jeugdboekenschrijvers niet per definitie uitgesproken nationaalsocialisten zijn, maar toch willen blijven produceren, spreekt dan ook voor zich. Hun naamgebruik en bekendheid hangen in elk geval nauw samen met het dwingende karakter van aanmelding bij de Kultuurkamer. Maar het opmerkelijkste aan deze vier titels, is dat het vier zijn. In de eeuwen hiervoor stak het verhaal van de overwintering, hoewel soms gegroepeerd, slechts zo nu en dan de kop op. En in een periode waarin eigenlijk nauwelijks boeken kunnen worden uitgegeven, duikt de geschiedenis maar liefst vier keer op in boekvorm. Van de magere tien titels die de Arbeiderspers in 1942 uitgaf, nam het Nova Zembla-verhaal er een in beslag.167 De oorzaak hiervoor ligt in de Blut und Boden-ideologie. Goedewaagen had gesteld dat schrijvers en kunstenaar, die volgens hem te veel van het volk vervreemd waren geraakt, hun creativiteit t
di
t m
t
t
v
d N d
d
‘v k g m
p’. Dit credo is een lieve
formulering voor het doorvoeren van de nationaalsocialistische variant van het Blut und Boden-beginsel. Dit op zichzelf neutrale beginsel, dat ook voor de oorlog zeker zijn doorgang in de Nederlandse literatuur vond, en dat er kortweg op neer komt dat je trots moet zijn op
165
Op deze pagina (http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=wijn088) van het dbnl zijn titels van hem terug te vinden. 166 De pseudoniemen van F.H. Meijer zijn gehaald beschikbaar: dbnl. 167 Venema, Adriaan. (1992). Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 4: Uitgevers en boekhandelaren. Amsterdam: De Arbeiderspers, p. 522.
76
waar je woont en waar je vandaan komt en dit ook moet durven verwoorden, groeit onder de zuiveringsideologie v
d
zi’
it t t w t T
B
k m
ijft
m - tik ’.168
‘
Een van de basisbeginselen van deze volksgemeenschapsliteratuur is het ophemelen van de locale (‘vaderlandse’ is in deze context een onhandig begrip) geschiedenis. Het Nova Zembla-v
p t i di i t k
k
z d
d g dw d
‘v k
t’
d
Kultuurkamer. Het is immers bij uitstek een verhaal dat verbonden is met onze bloed en bodem en heeft vooral zuivere elementen. Typerend voor deze insteek bij de uitgave is de reeks waartoe D. Wijnbeeks bewerking behoort. Die werd uitgegeven als tweede nummer in de reeks Neerlands Fundamenten, dat in een grote rode (!) balk op de omslag is gedrukt. De Kultuurkamer zal echter niet viermaal de bewerking hebben aangemoedigd. Het (minimaal) vier keer uitgegeven zijn van deze geschiedenis kan (welwillend) gezien worden als een poging van de bij Kultuurkamer aangesloten uitgeverijen om toch het vaderland te eren. Deze remedialiseringen hebben door de Kultuurkamercontext een twijfelachtige, maar zeker unieke positie verworven binnen deze canon. Hoewel de kwaliteit en inhoud van de bewerkingen zeker niet zullen hebben bijgedragen aan latere remedialiseringen, en de makers de nasleep van de oorlog niet of nauwelijks hebben overleefd, bevestigen deze werken in optima forma dat het Nova Zembla-verhaal een vast onderdeel is van de vaderlandse geschiedenis en dat (waarschijnlijk) ook altijd zal blijven. De parallelle maatschappelijke ontwikkeling aangaande de oorlog en de Kultuurkamer rechtvaardigen opname in deze remedialiseringsgeschiedenis. Het (mogelijke) verzetskarakter van deze werken symboliseert in die zin de hardnekkigheid waarmee het Barentsz-verhaal in de Nederlandse canon overeind is blijven staan.
H. Kingmans / A.D. Hildebrand / P. de Zeeuw – 1945 / 1947 / 1949 Naoorlogse boeken kenmerken zich aan de ene kant door idealenloze, anti-intellectuele hoofdpersonen en aan de andere kant door opbouwende en verbindende elementen als hoop en strijdvaardigheid. Onder de eerste vallen bijvoorbeeld de literaire boeken van wie later de 168
Braak, Menno ter. (1950). Verzameld werk. Deel 6. Amsterdam: G.A. van Oorschot, p. 507.
77
grote drie (of vier169) zouden worden genoemd. Onder de laatste valt voornamelijk de jeugdliteratuur. Dit contrast wordt door Ido Weijers beschreven in zijn dissertatie met de in deze context opmerkelijke titel: Terug naar het behouden huis, als de botsing tussen het gelukkige gezin van de Utrechtse school aan de ene kant en de onbegrijpelijk kritische indringers als Reve, Blaman en Hermans aan de andere kant.170 Na de oorlog gedroeg het gezin zich in zijn optiek als ideaal – er is niks aan de hand. Er was een sterk geloof in een vrijheid die gedragen wordt door een algemene christelijke moraal. De literaire auteurs d
t g
v
d ‘bi
i
it t
v
d v z gi g t t’171 als belemmerend.
Ze dwingen de wereld onder ogen te zien zoals die is: niet zinvol, maar leeg en zonder samenhang. Bij hen ontbreekt elke aandrang tot zowel materiële als geestelijke wederopbouw, die wel aan de (uitgave van de) Nova Zembla-remedialiseringen van H. Kingmans, A.D. Hildebrand en P. de Zeeuw ten grondslag moet hebben gelegen.
169
Jan Wolkers wordt veelal weggelaten. Weijers, Ido. (1991). Terug naar het behouden huis: romanschrijvers en wetenschappers in de jaren vijftig. Amsterdam: Sua, p. 8-30 / p. 99-103. Ton Anbeeks naoorlogse literatuurgeschiedenis was hierin niet echt toereikend, omdat die eigenlijk alleen de afzettende kant van de medaille aanschouwt. (Anbeek, Ton. (1986). Na de oorlog. De Nederlandse roman 19451960. Amsterdam: Arbeiderspers.) 171 Weijers, (1991), p. 9. 170
78
Opvallend is dat de uitgevers nog steeds heil zagen in het uitgeven van de remedialiseringen. Want weer zijn het er drie stuks172 in een vrij kort tijdsbestek; een tijdbestek dat de uitgeverijen in feite nodig hadden om hun verliezen te tellen en de boel weer bij elkaar te rapen. Waarom weer Nova Zembla? En waar komt het materiaal ineens vandaan, hadden schrijver-onderwijzers geen andere zaken waar ze zich na de oorlog op moesten focussen? Het antwoord op deze vrij boud gestelde en beledigende vragen ligt in het feit dat de remedialiseringen eigenlijk niet echt van na de oorlog zijn. Of althans, ze zijn niet veel anders dan die van ín en voor de oorlog. Sterker nog, Ki gm
’ b w ki g De kajuitsjongen
van Heemskerck173 was reeds in 1930, ver voor de (Nederlandse tak van de) oorlog, uitgegeven, en kwam (pas) nu aan zijn tweede, herziene druk toe. Ook leken de bewerkingen qua toon en stijl erg op de bewerkingen in de oorlog. Het zijn dezelfde jongensboeken met dezelfde signatuur en toonstijl. Piet de Zeeuws bewerking De overwintering op Nova Zembla174 is een boek in de vrij omvangrijke, al ruim voor de oorlog ingezette reeks Oud Goud, verhalen uit vroeger tijden opnieuw aan Neerlands Jeugd verteld door P. De Zeeuw J. Gzn. Zijn bewerking van Nova Zembla van na de oorlog is niet anders dan de ook van zijn hand komende De hut van oom Tom175 of Don Quichotte: de avonturen van den dolenden ridder, M. de Cervantes,176 beide van voor 1940. Het leek erop alsof na de oorlog de lijn gewoon moest worden doorgetrokken. Voor de jonge lezer moest het allemaal vooral hetzelfde blijven. Niet alleen moest de bevrijding niet te veel hebben veranderd, maar eigenlijk de hele oorlog niet. Hoewel dit ook een gebrek aan nieuw materiaal kan zijn geweest, werden de oude bewerkingen gewoon weer opgepakt en in een fris jasje gestoken. De remedialiseringen leken het doel te hebben de verschrikkelijke voorgaande jaren zo snel mogelijk onder het ijs te schuiven.
172
Het zullen er hoogstwaarschijnlijk meer zijn geweest. De selectie alhier is gedaan op basis van later te traceren invloed van het werk en de al dan niet gerenommeerde status van de auteur. Zo is bijvoorbeeld ook te traceren: Reinhold, H. (1946). In den greep van het poolijs: een novelle uit het Hooge Noorden. Amsterdam: Atlanta. 173 Kingmans, H. & Wiegman, J. (1945). De kajuitsjongen van Heemskerck. Zwolle: La Riviére. 174 Zeeuw J. Gzn. de, P. (1947). De overwintering op Nova Zembla. Den Haag: G.B. van Goor Zonen. 175 Zeeuw J. Gzn. de, P. (1939). De hut van oom Tom. Den Haag: G.B. van Goor Zonen. 176 Zeeuw J. Gzn. de P. (1939). Don Quichotte: de avonturen van den dolenden ridder, M. de Cervantes. Den Haag: G.B. van Goor Zonen.
79
Het Zeeuws Oud Goud-boekje zal van de drie hier aangehaalde remedialiseringen de meeste lezers hebben gehad. P. de Zeeuws boekjes vonden gretig aftrek bij de (voornamelijk) christelijke scholen: de gelovige en koningsgezinde inslag van zijn werk, die gekenmerkt wordt door de zondagsschoolboekjes die hij ook schreef, zorgde ervoor dat zijn ruim 200 geproduceerde titels in grote kringen van Nederland gretig aftrek vonden.177 Maar het is de bewerking van A.D. Hildebrand De helden van Nova-Zembla: een overwintering in het hoge noorden178 die de meeste invloed zal hebben op latere jeugdbewerkingen. Zijn remedialisering komt althans veelvuldig voor in bronnen en voorbeelden van latere bewerkingen. Deze faam is waarschijnlijk toe te wijzen aan het feit dat Hildebrand, meer dan De Zeeuw, die vooral een opvoedkundige onderwijzer was, een echte kinderboekenschrijver was. Eentje zoals we die vanaf de jaren 60 steeds vaker tegenkomen, denk aan opkomende namen als Jan Terlouw en Carry Slee. Zijn Bolke de Beer-serie is fenomenaal en heeft in de jaren tachtig nog een vervolg gekregen van de hand van Ton Hasebos. De ruim 250 boeken die hij schreef stonden niet bekend om hun vaderlands- of godlievende inslag, maar om hun verhalende kwaliteit. De invloed van specifiek dit Nova Zembla-werk op de overlevering is waarschijnlijk vooral te danken aan de hertaling van Suzanne Braam in 1991.179 Al met al is deze piek in de remedialiseringsgeschiedenis, die naadloos aansluit op die tijdens de Tweede Wereldoorlog, er eentje van voortzetting en opbouw. De oude tijden worden gewaardeerd en er wordt een fundament gelegd voor de toekomst. Waar in de Tweede Wereldoorlog de bewerkingen van het Nova Zembla-verhaal kunnen worden gezien als een behoud van vaderlands vertrouwen en een herinnering aan het mooie verleden, dienen ze na de oorlog als bakens voor de opbouw en de strijdbaarheid. Lag in de oorlog de symboliek meer aan de kant van het doorzetten, het overwinteren, dan zou je hier parallellen kunnen zien met betrekking tot de innovatie en de vastberadenheid dat alles (weer) goed komt als je er maar voor vecht. Met een beetje goede wil kan deze wending naar de strijdbaarheid in de hier afgebeelde boekomslagen met de wapens, de enorme ijsbeer en de Hollandse driekleur worden herkend. 177
Informatie gehaald van een levensbeschrijving die met behulp van Zeeuws zoon tot stand is gekomen en is opgetekend in een jaargang van het protestants-christelijke tijdschrift Oude Bram leeft nog. Beschikbaar: http://www.achterderug.nl/zsb-biografie/pdezeeuwjgzn.pdf 178 Hildebrand, A.D. (1947). De helden van Nova-Zembla: een overwintering in het hoge noorden. Amsterdam: Meulenhoff. 179 Braam, Suzanne & Hildebrand, A.D. (1991). Het behouden huis : de overwintering op Nova Zembla. Amsterdam: Van Goor.
80
Johan Herman Isings – 1951180
[Bron: Isings, 1951.]
Voor de jongere generaties zal het al niet meer gelden, maar voor vele twintigste-eeuwse kinderen wordt de herinnering aan de overwintering op Nova Zembla gevormd door de schoolplaat van Johan Herman Isings. Dit Behouden Huys op Nova Zembla vertoont een in sneeuw ondergedompeld Behouden Huys, midden tussen de met een ijsbeer vechtende manschapen, musketten en hellebaarden in de aanslag. Op de achtergrond is het gestrande schip zichtbaar en uit de schoorsteen van het Huys steekt een opvarende, die ook zijn wapen in de aanslag houdt. Historicus Jacques Dane omschreef de uitwerking van Isings schoolplaten op de basisschoolleerling als:181 ‘A Ii g b g
digd k
v t
,d
d
md
m
v
t i g
f j f bij w g bij d k
p
tv
ig […]
taferelen. Door de combinatie van aansprekende beelden en goed vertelde verhalen, werd het verleden geïdeali
d
w d
d
fdp
g
ï
d.’ En inderdaad, zowel de
idealisering als de heroïsering had (groot) effect op de jonge geest. De mannen op Nova
180
De schoolplaat Behouden Huys op nova Zembla werd tussen 1951 en 1953 verspreid. 181 Dane, Jacques. (2012). 'Zó is de oorlog, onterend, schandelijk'. Nederlands Dagblad, 4-5. Beschikbaar: http://www.achterderug.nl/zsbbiografie/jhisings-nd.pdf.
81
Zembla waren echt geen slachtoffers maar helden, en de geportretteerde beer ging het hoe dan ook niet overleven. Hoewel hij enkele honderden schoolboeken moet hebben geïllustreerd is de tekenaar en illustrator Isings de geschiedenisboeken ingegaan dankzij zijn 43 kleurrijke en tot de verbeelding sprekende schoolplaten.182 Tegelijk hadden deze schoolplaten, die werden uitgegeven bij zowel de onafhankelijk uitgeverijen J.B. Wolters en P. Noordhoff, als de latere uitgeefcombinatie Wolters-Noordhoff,183 niet hun faam en bereik verkregen als Isings ze niet had gemaakt. Isings schoolplaten zijn in stijl, in detail en in maatschappelijke betekenis altijd de baas geweest boven alle andere Nederlandse schoolplaten, waaronder ook die van zijn leermeester en collega Cornelis Jetses, die vooral bekend is geworden om zijn bijdrage aan het aapnoosmies-leesplankje van Hoogeveen.184 Tot zijn beroemdste schoolplaten behoren naast die over Nova Zembla, onder andere De Noormannen voor Dorestad, Krijgsraad voor de vierdaagse zeeslag, 1666 en Brand van Moskou, 1812. Zijn schoolplaten waren bestemd voor het (basisschool-) geschiedenisonderwijs en ‘I i g verstond de kunst om toentertijd belangrijk geachte historische gebeurtenissen en personen voor lagere schoolleerlingen op een aantrekkelijke wijze in beeld te brengen. Zonder overdrijving kan worden gesteld dat hij tientallen jaren lang de historisch-culturele pv di g v
d N d
d
j gd
ft b ï v
d.’185
Uitgeverij J.B. Wolters stuurde de reeks Schoolplaten voor de vaderlandse geschiedenis in die tijd naar de scholen vergezeld van een tekstboek(je). De tekst of handleiding in het boekje bij de Nova Zembla-plaat werd geschreven door J.J. Moerman. De tekst, hier reeds in de door D. Wijbenga herziene versie van 1953, luidde:186
182
Lees over Isings: Niemeijer, J. A. & Isings, J. H. (2000). J. H. Isings: Historieschilder en illustrator. Kampen: Kok. En: Kossmann, A. (1973). J. H. Isings, realist van de verbeelding: Alfred Kossmann geeft een impressie van de schilder en van diens betekenis voor het onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff. 183 Sinds 2008 bekend onder de naam Noordhoff Uitgevers. 184 Het verhaal gaat dat Cornelis Jetses de startende Isings mooie opdrachten gunde en vervolgens zelf niet meer voor de schoolplaten van de vaderlandse geschiedenis werd gevraagd. Donkers, H., & Kempen, G. van. (2006). Verdwenen Nederland: Nederland in oude schoolwandplaten. Groningen: Wolters-Noordhoff Atlasproducties. 185 Dane, (2012), p. 5. 186 De verschillende versies van dit begeleidende werkje vallen naast de afbeelding van de schoolplaat te aanschouwen op: http://www.jetses.nl/schoolplatengetekenddoorisings.html.
82
‘Ieder weet, hoe Filips II sinds 1585 de Nederlandse handel ging belemmeren. De Hollanders en d Z
w
v tigd
d
t
t
t p
t ‘w
d
d’ I dië.
Men geloofde destijds, dat dit land langs vier wegen te bereiken was, te weten twee om de Zuid en twee om de Noord. Onze voorvaderen hebben hun aandacht op de weg om de Noord gevestigd. Willem Barentsz was een van de mannen die deze tocht ging wagen. Hij kwam in de winter met zijn schepen in het ijs vast te zitten. Uit de handleiding uit 1953 door J.H. Isings: Dit is het tafereel op 29 mei 1597. Hierin zijn alle factoren van de worsteling om het leven te behouden bijeengebracht. Het huis, dat schamele beschutting gaf in de felle winter, de verzwakte mannen, onvoldoende beschut tegen de voortdurende ontbering, de kloekheid, die alle krachten inspant om naar het vaderland terug te keren, de trouw, die bedacht is op de verzorging van het toevertrouwde koopmansgoed, de dreigende gevaren in de herhaalde aanvallen van zeer wilde en krachtige roofdieren. Links, geheel op de achtergrond, ziet men het schip. Het zal zonder twijfel, zwaar lek als het was, in de eerstvolgende zomer gezonken zijn. Nu ligt het nog, hoog opgestuwd door het ijs. Op de achtergrond liggen twee half ingesneeuwde vallen voor poolvossen. Op de voorgrond is in de aanval een beer te zien. De gewapende mannen belemmeren de beer aan alle kanten. Een goed gericht schot moet nu een snel einde brengen. Daarom heeft één der mannen zijn zw
m k t p d ‘f q t’ g
gd. Z m t
t
t
wk
ig
i ti g
ontvangen. Links vooraan staat een pekketel. De ketel staat op een drievoet en wordt door een luik tegen de wind beschut.’187
Dit begeleidende schrijven reikt de schoolplaat handvatten aan om in de remedialiseringsgeschiedenis alhier op te worden genomen. Zonder deze toevoeging zou het namelijk een losstaand beeld zijn, zonder verdere karakteristieken van een remedialisering. Net als bij Louis Apols schildering, echter, is het vooral de onmiskenbare invloed die het werk op de receptiegeschiedenis van het Nova Zembla-verhaal heeft gehad die alle verdere bezwaren wegvagen. Maar ook dit stukje tekst van J.J. Moerman speelt geen onbelangrijke
187
Isings, J.H. (1950). Nova Zembla. In Schoolplaten voor de vaderlandse geschiedenis. Groningen: J.B. Wolters. Beschikbaar: http://historywallcharts.eu/view/behouden-huysop-nova-zembla2.
83
rol in deze verantwoording. Het is naast een beschrijving en samenvatting, vooral een historische verantwoording. En die verantwoording laat een nieuwe, of eigenlijk hernieuwde weg in de verbeeldingstraditie van Nova Zembla zien. Na de losse en optimistische jongensboekontwikkeling, de verbindende aspecten van het samenzingen, de romantische Tollens-tendens en de meer esthetische varianten aangaande de natuurlijke schoonheid, is Isings schoolplaat een duidelijke opleving van het weggezakte educatieve gehalte van het Nova Zembla-verhaal, inclusief de al dan niet toetsbare historiciteit. De gehanteerde details, als de pekketel en de uit de schoorstenen geklommen schutter188 doen denken aan de verantwoorde benadering door de pedagoog Johann Heinrich Campe. Deze historische realiteit w dt i t
d g
wd, m
j i tv
t kt d
d ‘ xt ’
m t
heroïsering en idealisering. Die elementen, of eigenlijk visies kunnen worden gekoppeld aan de hiervoor besproken naoorlogse insteek. Want hoewel Isings ook voor de oorlog werkte aan zijn vaderlandse schoolplaten, is Behouden Huys op Nova Zembla een naoorlogse prent en past deze dan ook in de naoorlogse traditie van opbouw en het herwinnen van nationaal vertrouwen. De verheerlijking en heroïsering van het verleden zijn elementen die uitstekend aasluiten bij deze wederopbouw van de natie. Voor de jeugd zorgden dergelijk eigenschappen vooral voor een nieuwsgierige werking die vergelijkbaar is met die bij de schilderijen van Pieter Breughel. Je wilt weten wat er is gebeurd, wat het verhaal is. Je wilt het echt weten en onthouden. Zelf zei Ising over de aantrekkingskracht tot zijn verhaalelementen:
‘[…] t w
d d m ti k v
d
it ti , w
i d p
nen geheel tot hun recht
kw m .’189
188
n perioden van ‘gheweldighen jacht-sneeu’ gebruiken de opvarenden de schoorsteen veelvuldig als toegangs- en uitvluchtdeur. Veer, (1598), dd. 06-02-1597. 189 Uit een interview door Alfred Kossmann met Isings. Dane, (2012), p. 5.
84
J.W. Heijting – 1955 /// Isings deel 2 Isings schoolplaten zijn een veel aangehaald voorbeeld van wat als het biedermeiergehalte of de truttigheid van de vaderlandse geschiedenis wordt bestempeld.
‘I N d
d
bb
w imm
p t
it d
d d
. […]
p
t
z f
zijn aantrekkelijk. Hun Anton-Pieck-coloriet (warme tinten, pittoreske setting, heldere ij
,v
d t i ) w dt g dg m kt d
I i g ’k
ijk b
ft
m
t
informatie aanschouwelijk te maken. De Blokkers (Het Vooroudergevoel, red.)190 wijzen er in hun commentaar steeds op hoeveel Isings aan historische accuratesse gelegen was. Maar zij leggen nauwelijks uit wat de verschillende details in de tekeningen voorstellen, wat de functie was van een object of persoon. In deze context zij I i g ’ p
t
v
t t
v
d d: i t
g
i f m ti v
t kk
v
t
verleden, maar zelf onderdeel ervan. Jeugdsentiment. Isings wordt de man wiens platen we uit onze eigen schooltijd herkennen; een soort picturale Theo Thijssen, de favoriete verhalenvertellende meester die zijn klas meeneemt op schoolreisje naar het Muiderslot. Wat de schoolplaten van Cornelis Jetses deden voor het ideale Hollandse landschap van Ot en Sien, lijkt Isings te hebben gedaan voor het Hollandse verleden van Watergeus en Wilhelmina. Ironisch genoeg verdampt daarbij wat Isings aanschouwelijk wilde maken over de pittoreske vreemdheid van het verleden, de details van leven en werken in andere, vervlogen omstandigheden, die hij met zoveel liefde in beeld bracht.’191
Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam Joep Leerssen legt na deze methodologisch aandoende kritiek op het verzamelwerk van de Blokkers een verbinding met het beschuitplaatjesalbum Der Vaderen Erf uit 1948, uitgegeven door de NV Koek- en Beschuitfabriek v/h G. Hille & Zoon te Zaandam, met tekst van J.J. Moerman en ingeplakte 190
Blokker, J. & Blokker, J. & Blokker, B. (2005). Het vooroudergevoel: De vaderlandse geschiedenis. Amsterdam: Contact. 191 Leerssen, Joep. (2005). ‘Vroeger is een ander land Nationaal narcisme vertroebelt de blik op het verleden.’ n De Academische Boekengids, 52, september 2005, p. 13-14. http://www.academischeboekengids.nl/do.php?a=show_visitor_artikel&id=409
85
kleurenplaatjes van J.W. Heijting. Leerssen vraagt zich vervolgens in niet voorzichtige bewoordingen af of we nog wel kritisch naar onze omgang met het (nationale) verleden kijk . ‘Zijn we in onze omgang met het verleden teruggekeerd naar het kleffe spruitjesnationalisme van voorheen, met hoogstens het minieme voorbehoud van de ironie?’192 De beschuitplaatjes van Heijting geven een brede weerspiegeling van de vaderlandse geschiedenis.193 O k
t
fb
di g
v
B
t z’
i
bb
dit Der Vaderen Erf
opgesierd. Zo kan je Beren in het bivak, De schuit in een hevige storm en In een hachelijke positie in het vrij moderne plaatjesboek terugvinden. Ze zijn eenvoudig als remedialisering te typeren omdat ze een indruk geven van de gehele reis en omdat ze rechtstreeks zijn terug te leiden op de historische bron van het dagboek. Ze zijn te beschouwen als een prentenboek dat door de beschuiteter zelf moet worden samengesteld. Ze hebben daardoor hun plaats verworven in de beeldtraditie van het Nova Zembla-verhaal. En via een eventuele analyse van de geschiedenis van zowel de plaatjes- en stickerboeken als van de culturele en anderszins niet-verwante giften bij een commerciële aanschaf, tot aan de voetbalplaatjeacties van de Albert Heijn, zouden ze in een breder perspectief kunnen worden geplaatst. De koppeling tussen Nova Zembla en (de marketingtak van) de commercie zou hier kunnen zijn begonnen.
[Beschuitplaatje. / / Bron: Zeeberg, (2007), p. 88.]
192
Leerssen, (2005), p. 14. Sommer, Martin. (2012). Beschuit met geschiedenis. In Historische Nieuwsblad, nr 6, 2012. 193
86
De motivering echter om deze toch vrij bescheiden beschuitplaatjesbewerkingen in de remedialeringscanon op te nemen ligt echter in het artikel van Leerssen. Deze beschuitplaatjes en de contemporaine houding ten aanzien van de vaderlandse geschiedenis zijn echter niet aangehaald om mee te doen aan de discussie over hoe we met de vaderlandse geschiedenis om moet gaan, maar om te laten zien dat het Nova Zembla-verhaal en vooral ook de remedialisatoren al decennia lang, en waarschijnlijk van meet af aan een essentiële rol hebben gespeeld in deze discussie. De wijze van omgaan met de Nova Zemblageschiedenis en daarmee de vaderlandse geschiedenis in zijn geheel heeft minstens evenveel aanleidingen tot beschrijving en bewerking aangedragen als de geschiedenis zelf. De overwintering is dus niet alleen een moment in de vaderlandse geschiedenis, maar ook een vast onderdeel van de geschiedeniswetenschap.
Dick Walda / R.A.F. Proper LeMaître – 1978 / 1978 In 1978 was het Nederlandse hoorspel of radiodrama op de top van zijn kunnen. Hoewel de televisie reeds zijn entree had gemaakt, z t
g t
g
p
m
‘s avonds aan de radio
in plaats van aan de buis gekluisterd. De enkele radiostations die Nederland toen rijk was, Hilversum 1, 2 en 3, hadden de uitzendingen goed op elkaar afgestemd, zodat er nagenoeg nooit twee hoorspelen op hetzelfde moment waren. Want dat kon wel zeker: elke avond waren er meerdere hoorspelen op de radio te beluisteren, gecreëerd door alle verschillende omroepen. 194 Het hoorspel was zo populair dat er een grote behoefte was aan hoorspel‘ t
’. Om in deze behoefte te voorzien, putten de omroepen destijds uit een gezamenlijk
arsenaal aan spelers: de zogenoemde hoorspelkern. De hoorspelkern bestond uit ongeveer evenveel heren als dames. Vaak werden er ook gastrolspelers ingehuurd om eens een andere stem in het geheel in te brengen of om een bepaalde rol meer nadruk te geven.195 Het unieke 194
Ekel, Piet. (2002). ’n L err jj er eden. Van hoorspel naar kijkspel. Utrecht: Gopher Publishers, p. 33-39. 195 Aanvullende informatie is gehaald van http://www.hoorspelen.eu/index.html. Hier zijn ook een aantal hoorspelen terug te beluisteren, alsook een interview met een aantal hoorspelacteurs.
87
aan een hoorspel was dat je het niet na kon beluisteren. Je kon achteraf geen opnames kopen of herhalingen afluisteren. Hoorspel-luisteren was dus eigenlijk net zoiets als naar het theater gaan. En het moest stil zijn in de huiskamer, want het hoorspel moest worden gevolgd. In dit kader is het dubbel opmerkelijk dat er in 1978 twee hoorspelen van het Nova Zembla-verhaal zijn gemaakt en dat die ook allebei (online) zijn terug te luisteren. De eerste en de bekendste is van Dick Walda, van de Vara: De overwintering op Nova Zembla.196 De andere is Het Dagboek van Willem Barentszoon te Nova Zembla,197 geschreven door R.A.F. Proper LeMaître, hoogstwaarschijnlijk een pseudoniem van Rogier Proper, die een tijd lang journalist was voor de VPRO. Deze laatste is een bewerking op muziek, met het soort muziek waar filmcomponisten beroemd mee zijn geworden, maar wat in dit geval iets te veel een modern new age-sfeertje opwekt. De tekst in deze remedialisering is als een drammerig, hoogdravend gedicht, met rijmregels en ritme. Het is bijna alsof Tollens door de boxen klinkt. Dit wordt versterkt doordat het slechts door een persoon is ingesproken, waardoor het ook eigenlijk niet echt een hoorspel meer is. In de cadans van het water klinkt het:
‘Wi
mB
tszoon staarde zwijgend door het ruitje
en zag zijn makkers de zeebonken dollen in de sneeuw Willem Barentszoon rilde van koude en vries en probeerde zich te herinneren hoe de bonk gehakt eruit gezien had die hij bij de echtgenoot per ongeluk eens in het vriesvak te vriezen had gelegd gd zij
d p zij ij k
d
fd’198
196
Walda, Dick. (1979). Overwintering op Nova Zembla. Hoorspel Vara, regie: Ad Löbler. Beschikbaar: http://92.254.54.166/hoorspelen/hoorspelen.php?curr_dir=%2Funsorted%2FNeder lands%2Fo%2FOverwintering_op_Nova_Zembla 197 Proper LeMaître, R.A.F. & Galis, Cor. (1978). Het Dagboek van Willem Barentszoon te Nova Zembla. VPRO: Zeldzaam & Zonderling. Beschikbaar: http://weblogs.vpro.nl/radioarchief/2011/01/19/het-dagboek-van-willembarentszoon-te-nova-zembla/ 198 De tekst is door R.J. Jansen getranscribeerd. Eventuele fouten of omissies komen dan ook voor zijn rekening.
88
Het hoorspel van Dick Walda is van een geheel andere, meer klassieke orde. Hieraan bb
z ’ vijfti
t m t
m g w kt
tB
t z-verhaal wordt door twee
stemmen aan elkaar gepraat, te weten die van Barbara Hoffman en Gerrie Mantel. De scènes worden verder ingevuld met nagespeelde stukken en het verhaal is in zes delen opgedeeld. i kW d ’ v i ti v
z b k dg w d
md t hij bij elk volgend momentum in
een nieuw jasje werd gegoten en verfrist op de markt werd gebracht als luisterboek. Zowel in 1996 als in 2011 was dit het geval. De hoorspel-remedialiseringen zijn opgenomen omdat ze een essentieel stukje vaderlandse mediacultuur representeren
md t W d ’ v i t
herhaalde en tot op de dag van vandaag actuele verschijningsvorm laat zien.
Piet Prins – 1979 De jaren zestig en zeventig waren de jaren van grote, vooral economische vooruitgang in Nederland. De economische voorspoed was enorm en de ontzuiling bereikte langzaam maar zeker zijn climax. In deze jaren braken goede tijden aan voor het boek en voor de uitgeverijen. Naast de gegroeide welvaart en de grotere onderwijsparticipatie droegen ook het bibliotheekbeleid en de toegenomen vrije tijd van de arbeidsbevolking bij aan het toenemen van het gebruik van boeken.199 Deze democratisering van de burger kwam ten goede aan de boekenoplages. Tussen 1950 en 1975 verdubbelde het aantal nieuwe boektitels per jaar in Nederland.200 De economische groei leidde ook tot de groei van veel ondernemingen, waaronder de uitgeverijen. Gespecialiseerde machines, die veel, snel en relatief goedkoop konden produceren maar duur waren in de aanschaf, moesten meer produceren om rendabel te zijn. Daarnaast werd het gebruikelijk, om efficiënter te kunnen produceren, om een aantal kleinere uitgeverijen te verenigen in een grotere onderneming. Op deze wijze konden ze de kosten voor inkoop, productie, administratie en bijvoorbeeld marketing en verkoop delen en 199
Koekenbier, M. & Jansen, R.J. (2012). Hernieuwing bij De Arbeiderspers. Henk Prins en Martin Ros: bondgenoten. In Boekenwereld, jrg 28, nr 3, p. 163-138. 200 Huysmans, F. et al. (2004). Gedrukte media. In Achter de schermen. Een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken en internetten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, p. 28.
89
hierdoor verlagen.201 In deze exploderende groei van de boekenmarkt valt de remedialisering door Piet Prins het best te plaatsen.
Hoewel Piet Prins, pseudoniem van Tweede Kamer-politicus Piet Jongeling en schrijver van de bekende Snuf de Hond-serie, niet de enige was die in deze jaren een remedialisering maakte van de Nova Zembla-geschiedenis, is zijn bewerking met de titel Door de Poolzee naar de Peperlanden202 (hierna: Peperlanden) zeker de belangrijkste en ook de meest karakteristieke voor deze tijd. Andere voorbeelden waren van Henk van Delden De overwintering op Nova Zembla: De barre tocht van Van Heemskerck en Barentsz tijdens de expeditie in 1596 en 1597,203 en G. Camps In de greep van het poolijs.204 P i ’ b w ki g werd uitgegeven in de reeks Jeugdland, Een Boeiende Reeks Leerboekjes Voor De Christelijke School, welke reeks in grote hoeveelheden werd verspreid over de christelijke basisscholen. Hoewel ook bij bewerkingen na de oorlog reeds sprake was van een dergelijke verspreiding, kon er dankzij de technische en bedrijfskundige vooruitgang nu op veel grotere 201
Woltjer, J.J. (2005). Recent verleden. Amsterdam: Uitgeverij Balans, p. 444-445. 202 Prins, P. (1979). Door de Poolzee naar de Peperlanden. Groningen: De Vuurbaak. 203 Delden, Henk van. (1980). De overwintering op Nova Zembla: De barre tocht van Van Heemskerck en Barentsz tijdens de expeditie in 1596 en 1597. Alkmaar: Kluitman. 204 Camp, G. (1972). In de greep van het poolijs. Antwerpen: Sikkel.
90
schaal worden uitgegeven en gedistribueerd. Het toegenomen budget bij de klant was koren op de molen bij deze onderneming. De Peperlanden van Prins was eigenlijk de eerste massaproductie van de overwintering. Hoewel de oplagecijfers niet bekend zijn – vooral de van uitgeverij wisselende rechten maken dit onmogelijk –,205 moet iedere (christelijke) Hollandse leerling in de jaren tachtig wel een exemplaar in de schoolbieb hebben zien staan. Het is dan ook waarschijnlijk geen toeval dat het later op grote schaal georganiseerde Jeugdland, waarbij gemeenten omvangrijke festiviteiten voor de kinderen organiseerden, dezelfde naam als de boekenserie kreeg. Het vermaak van de jeugd kon collectief worden georganiseerd en deze jeugdboek-remedialisering van De Veers dagboek is daarvan een schoolvoorbeeld. De opmerkelijke tit v
Pi ’
m di i
i g Peperlanden lijkt de deuren
open te zetten voor een vrijere bewerking van de Nova Zembla-geschiedenis, zoals die nodig is om dat grotere publiek aan zich te binden.
Teleac / NTR – 1981 tot heden
‘Het t
t k‘
Ov wi t i g p N v Z mb ’ i i
t
j
1990/1991
geschreven voor klas 7B van Ebe Wouda van de Zeister Vrije School, een klas met 28 leerlingen. Het thema in de zevende klas van een Vrije School is ‘
td kki g
iz ’.
Centraal daarbij staan vaak de reizen van Columbus en Vasco da Gama. De ontdekkingstocht van onze landgenoten Willem Barentsz en Jacob van Heemskerk om een noordelijke zeeroute naar de Oost te vinden heeft weliswaar niet het gewenste resultaat opgeleverd, doch hun belevenissen laten goed zien welke onzekerheden de z v
d
d tijd t g m t z i d
w k
i i ’ zij i p .’206
205
Latere uitgaven zijn bij uitgeverij Jacob Dijkstra gedaan. Dulk den, Roel J. (1991). De overwintering op Nova Zembla. Zeist: ongepubliceerd, p. 33. 206
91
Onderwijzer Roel J. den Dulk heeft in 1991 te Zeist werk gemaakt van zijn onderwijstaak. Hij heeft een volledig toneelstuk geschreven dat niet alleen voor zijn klas kon worden gebruikt, maar ook door anderen zou kunnen worden opgevoerd. Inclusief verantwoording, brongebruik207 en toneelinstructies lag het voor het oprapen voor zijn navolgers. Hij zet hierin duidelijk uiteen dat de wereldlijke ontdekkingsreizen een vast onderdeel zijn van het (Vrije School) basisschoolonderwijs. Willem Barentsz’ mislukte ontdekkingstocht is net als Columbus een stereotypische kernfiguur in deze onderwijsvorm. Wanneer Willem Barentsz dit precies is geworden, is niet te achterhalen. Dat dit een rechtstreekse uitloper is van de tendens die al in 1785 door Johann Heinrich Campe is ingezet en een verfriste opleving ondervond dankzij Isings, is echter overduidelijk. Het basisschoolonderwijs, dat van oudsher de basis legt voor wat als de vaderlandse geschiedenis wordt beschouwd, heeft Willem Barentsz geadopteerd als ongekroonde koning van de ontdekkingsreizen. Het Nederlandse, dat bij Columbus ontbreekt; het eerstelingkarakter, want ver voor bijvoorbeeld Abel Tasman; het ontbreken van de oorlogslust, zoals bij Michiel de Ruyter; en de fantasierijke ijsberen zullen debet zijn aan dit ideale onderwijskarakter van het verhaal. De tienjarige leerlingen vormen ideaal voedsel voor de enorme ijsberen. Schooltv heeft dit educatiegehalte van de Nova Zembla-geschiedenis onderkend en het onderwijs van het nodige lesmateriaal voorzien. Schooltv is een overkoepelende naam voor de beeldende, multimediale diensten die ter beschikking worden gesteld aan het (basis-) onderwijs. Het is een uitvloeisel van het schooltv-weekjournaal dat sinds 1981 bestaat en elke week integraal wordt uitgezonden – in 2013 wordt het gepresenteerd door Jurre Bosman. Schooltv omvat echter ook het losse materiaal dat via verscheidene websites, zoals de schooltv-beeldbank208 en het teleblik,209 aan de onderwijzers en leerlingen ter beschikking wordt gesteld. Dergelijk, voornamelijk beeldend materiaal, wordt veelal ondersteund door begeleidend lesmateriaal, zoals lesbrieven en handleidingen, maar ook fysieke spelletjes of online games.210 In reactie daarop creëren de onafhankelijks scholen of
207
Als brongebruik noemt hij door elkaar lopende zaken als De Veers dagboek en de latere bewerking door A.D. Hildebrand. Den Dulk lijkt in deze bronverwijzing bepaalde aspecten door elkaar te gooien, of in elk geval niet goed te verantwoorden. Dulk, (1991), p. 33. 208 Beschikbaar: http://www.schooltv.nl/. 209 Beschikbaar: http://teleblik.nl/. 210 Alle materiaal en informatie is behalve via de genoemde beeldbanken te verkrijgen via de website van het NTR en het voormalige Teleac, dat sinds 2009 is opgegaan in het NTR. Beschikbaar: http://www.ntr.nl/.
92
schoolgemeenschappen weer hun eigen materiaal; Den Dulks toneelbewerking is daar een voorbeeld van. De schooltv-uitzendingen211 hebben een tweeledig karakter. Aan de ene kant zijn het (kinder-)geschiedenisboeken in filmvorm, waarbij het verhaal via losse portretten van Barentsz en Van Heemskerck, gravuren uit bijvoorbeeld De Veers dagboek en schilderijen van mooie schepen uit de Gouden Eeuw aan elkaar wordt gepraat door een enthousiaste, maar serieuze omroeper. Dergelijke bewerkingen hebben weinig met een echte remedialisering te maken. Aan de andere kant, en overlap is natuurlijk mogelijk, zijn er de meer romaneske bewerkingen, waarbij het verhaal door middel van een voice-over met een toneelstem wordt verteld, en de beelden worden gevormd door nagespeelde scènes, inclusief shots van VOCschepen op de woeste baren. Deze laatste variant heeft vaak een dromerig, flashbackkarakter, waarbij het schmierende acteren en het zachte lensfilter de vaderlandse geschiedenis net dat beetje huiselijkheid geven dat bij Nederland past. Deze bewerkingen zijn pure remedialiseringen van de overwintering en passen in de hier gemaakte canon. Kenmerkend voor beide typen materiaal is dat het zich voornamelijk lijkt te centreren rond het ontdekkingsaspect van de geschiedenis. Waar Isings het Behouden Huys centraal zette, waarmee de overwintering het leidmotief werd, lijkt in de moderne basisschoolbenadering, of in elk geval in de schooltv-bewerkingen, de naar het oosten te vinden route het over te dragen aspect van de reis te zijn. Dit element houdt meer verband met het innovatieve, het grensverleggende en de handelsgeest, dan met het doorzettingsvermogen van de overwinteraars. De titels van de schooltv-progr mm ’
it
bij d z i t k
,
zij
bijvoorbeeld Een echte ontdekkingsreis, of iets romantischer De barre tijden. De hoeveelheid schoolmateriaal die bestaat rondom Willem Barentsz is ongelofelijk omvangrijk. Nagenoeg alle hits op zoekmachine Google met de termen Nova Zembla, Willem Barentsz, Gerrit de Veer, of zelfs ijsberen, leiden rechtstreeks naar een onderwijsgerelateerde plek op het internet. Van werkstukken, via boekverslagen, spreekbeurten, docentenhandleidingen en kleurboektekenigen, tot aan toneelstukken, liedjes en hele f
tw kp g mm ’ . H
p t g z gd i Wi
mB
tz
t pd b i
,m
k
kan je concluderen dat het met name het onderwijs is geweest dat gigantisch heeft 211
Alleen op de beeldbanken zijn al een stuk of 10 (korte en lange) filmpjes terug te bekijken en via meer historische, heruitgezonden programma’s, zoals op geschiedenis24.nl (http://www.geschiedenis24.nl/) is dit aanbod nog te vergroten.
93
geprofiteerd van de nieuwe, digitale ontwikkelingen die verband houden met het internet. Het bruisende, het spannende en vooral het archetypische karakter van de Nova Zembla-reis maken het tot een ideaal onderwijselement. Dat deze verlokkelijke eigenschappen door de bewerkers kunnen worden uitgebuit, had ook Den Dulk in 1991 goed door:
‘
ij b
i
t t kk
i
tt
t
wit g p
k
achterop het toneel zichtbaar worden gemaakt (schimmenspel). Op dit laken kan ook d.m.v. b w g d
mp
w d
d.’212
‘g p j t
m tg k
dt
p
tp pi
[…]
t Noorderlicht
Vibeke Roeper & Diederick Wildeman – 1996 In 1996 vierde Nederland 400 jaar Willem Barentsz. Deze ietwat groteske omschrijving van de herdenking vindt zijn verantwoording in het feit dat er veel in Amsterdam, op Terschelling en eigenlijk door het hele land georganiseerd werd om de verjaring collectief te vieren. Er was een roeiwedstrijd om de ervaringen van de bemanning te doen herleven, er was een Berenloop die eigenlijk een marathon was,213 er werd een munt gedrukt,214 de 400 jaar Willem Barentsz Quadrant, en het Scheepvaartmuseum opende zijn eerste grote expositie over de overwintering.215 En ook werden er twee, ja twee, Behouden Huyzen gebouwd, eentje op Oost-Terschelling en een in Amsterdam.216 Nederland was zogezegd Barentsz-minded. Of in elk geval dat was de bedoeling. Dergelijke nationaal en breed georganiseerde projecten 212
Dulk, (1991), p. 35. Beschikbaar: http://www.berenloopterschelling.nl/index.php?page=geschiedenis 214 Beschikbaar: http://www.marktnet.nl/verzamelen/medailles-enpenningen/1996-terschelling-400-jaar-willem-barentsz-1-quadrant-5577225.htm 215 Er waren zoals gezegd wel vele exposities in het Rijksmuseum voorgegaan, maar voor het Scheepvaartmuseum was dit de eerste. 216 De huizen zagen er verschillend uit omdat ze op verschillend wetenschappelijk onderzoek waren gebaseerd. Een samenvattende weergave van het onderscheid en de discussie de twee Huyzen opriepen stond destijds in de Trouw: Hylkeman, Haro. (1996). Twee Behouden Huyzen, twee visies. In Trouw, 18 juni 1996. Beschikbaar: Trouw.nl. 213
94
kwamen sinds de jaren 90 steeds vaker in Nederland voor, vooral gelinkt aan de 400-jarige verjaringen van onderdelen of aspecten van de Republiek der Nederlanden, die immers ook ongeveer zo oud was. Ook werden er boeken ter ere van het Barenstz-jubileum uitgegeven. In 1994 had Bostoen reeds een voorproefje genomen met zijn Bulkboek Nova Zembla, de hel van het noorden, dat meer een soort herkauwing en verzameling van het materiaal was.217 Maar Bostoen kwam te vroeg en voegde te weinig toe. In 1996 verschenen nog eens twee boeken die wel op het momentum wisten in te springen. Ten eerst een totale reconstructie van de reis, de boot en de geschiedenis, inclusief suggestieve kaarten, onder auspiciën van Arctisch professor Laurens Hacquebord, met de titel 400 jaar Willem Barentsz.218 Het tweede boek valt wel onder de hier gezochte remedialiseringen. Althans het was een, en daarmee de eerste, hertaling van het dagboek van Gerrit de Veer, met de titel Om de noord.219 Vibeke Roeper en Diederick Wildeman, die gezamenlijk bijdragen hebben gegeven aan ongeveer 50 artikelen en boeken die te maken hebben met de Hollandse zeevaart uit de Gouden Eeuw,220 zetten De Veers onleesbare en bij vlagen saaie logboek om in een moderne tekst. De helft van hun uitgave besteedden ze aan uitgebreide en gedetailleerde beschrijving van aanzet en de realisering van de drie expedities. Vervolgens zetten ze de oorspronkelijke, losse notities stuk voor stuk om in een moderne hertaling. Het was een poging het originele dagboek in ere te herstellen en een breder publiek te laten kennismaken met de tekst waar het allemaal mee begon.
‘14 p i // Mooi helder weer met een westenwind. We zagen dat de ijsbergen rond het schip hoger waren dan voorheen. Het was een ijselijk gezicht en we konden niet b g ijp , d t
217
t
ip i t w
v
pi t d
d
t ij g w d.’221
Veer, G. ., & Bostoen, K. (1994). Nova Zembla, de hel van Amsterdam: BulkBoek. 218 Hacquebord, 1996. 219 Roeper, V. & Wildeman, D. (1996). Om de Noord: De tochten Barentsz en Jacob van Heemskerck en de overwintering op Nova opgetekend door Gerrit de Veer. Nijmegen: SUN. 220 De literatuur van dit vijftigtal bijdragen is beschikbaar MaritiemDigitaal. 221 Roeper, (1996), p. 121.
het noorden. van Willem Zembla, zoals op:
95
Het (commercieel) onsuccesvolle222 aan de hertaling was echter dat hij uit de verkeerde hoek kwam. Waar alle andere Barentsz-evenementen in 1996 volks waren ingezet, kwam de hertaling uit de hoek van het museale, het wetenschappelijke. De remedialisatoren waren universitair opgeleid en nog werkzaam in de sector. Daarbij kwam dat de uitgeverij SUN, die reeds is opgeheven, vooral bekend stond om zijn verantwoorde, historische uitgaven. Waar een hertaling bedoeld kan zijn om het historische materiaal aan een groter publiek te presenteren, zorgde het hier eerder voor het omgekeerde: dat wat met de lange remedialiseringstraditie meer en meer gemeengoed was geworden, keerde terug binnen de muren van de ivoren toren. Niet dat de lezer dit effect zal hebben ervaren, maar succesvol is de hertaling niet geworden.223 Dat in dit jaar geen jongens- of jeugdboek het licht heeft gezien, zegt iets over de andere, meer wetenschappelijke insteek.224 Deze insteek kan gezien worden als een uitloper op de, tot vandaag de dag, laatste Russisch-Nederlandse expedities naar Nova Zembla in 1992, 1993 en 1995. Waarvan die in 1992 geleid werd door de Rijksuniversiteit Groningen, onder leiding van Hacquebord, en de andere twee door een samenwerking van het Rijksmuseum en de Universiteit van Amsterdam. Gespeculeerd kan worden dat de universiteiten een stilzwijgende vete hebben ontwikkeld aangaande
t ‘b zit’
van Nova Zembla, en dat deze vete in elk geval resulteerde in een naar binnenkeren van de aandacht voor de geschiedenis. Gezegd kan worden dan het jaar 1996 de Nova Zemblageschiedenis weer op scherp heeft gesteld en dat de wetenschap in dat jaar, ondanks de brede landelijke aanpak, een slag heeft gewonnen op het populistische van het verhaal.
222
In een gesprek dat Deru Schelhaas en ik hadden met Athenaeum, Polak & Van Gennep-uitgever Mark Pieters liet hij zich de tegenvallende geldelijke opbrengst van deze hertaling ontvallen. Weerslagen van dit gesprek zijn terug te lezen in het verslag dat Schelhaas en ik maakten van onze pogingen een nieuwe editie van Gerrit de Veers dagboek te maken. Schelhaas, D. en Jansen, R. (2013). Nova Zembla. Een reisveslag. Amsterdam, ongepubliceerd. 223 Hetgeen waarschijnlijk wel de bedoeling was, aangezien ik ook via bijvoorbeeld Worldcat een verder ontraceerbare luisterboekvariant van deze titel aantref. 224 Geen nieuwe jeugdbewerking in elk geval. Wel werd het momentum aangegrepen om het hoorspel Dick Walda als luisterboek uit te geven. Hoewel ook bevraagd kan worden in hoeverre dat een bewerking voor de jeugd is – het is een nogal dragende bewerking.
96
Lieneke Dijkzeul / Hanny van de Steeg-Stolk – 1998 / 2001 Voor zover te achterhalen, is er nog geen onderzoek gedaan naar de groeiende invloed en vertegenwoordiging van vrouwen onder de kinderboekenschrijvers. Hier kan dus ook niet met zekerheid gezegd worden dat dit zo is. Wel kan opgemerkt worden dat de twee jongste kinderboekbewerkingen van het Nova Zembla-verhaal van de hand van een vrouw komen. De eerste van de populaire kinderboekenschrijfster die onlangs ook stappen in de volwassenenliteratuur heeft gezet: Lieneke Dijkzeul, met Bevroren tijd.225 En de tweede is van de meer ouderwets-christelijk georiënteerde Hanny van de Steeg-Stolk: Vechten tegen water en ijs.226 Het zijn de eerste twee remedialiseringen van de overwintering in deze canon die niet door een man zijn gemaakt. Met de kanttekening dat Roeper meewerkte aan de hertaling, dat onder de pseudoniemen in en rond de Tweede Wereldoorlog wellicht een vrouw verborgen zat, en dat er natuurlijk vrouwen een bijdrage hebben geleverd aan bijvoorbeeld de toneelbewerkingen en in het onderwijs. En ook hebben we al vrouwelijke protagonisten gehad, zoals Jaantje in Cocherets bewerking. Maar Dijkzeul en Van de SteegStolk zijn echt de eerste vrouwelijke remedialisatoren.
‘Op
w
t ij
v
.Z v
t
g
ikt , d v
t
,k i
grote, in de meest grillige vormen en in kleur variërend van blinkend wit tot g
b i .’227
In zinnen als deze is Dijkzeuls talent goed zichtbaar. Haar remedialisering, die vrij nauwkeurig De Veers dagboek volgt – de ingelaste jongelingen daargelaten –, lijkt een perfecte mix van de verschillende educatietradities van het Nova Zembla-verhaal. Ze is vrij genoeg met het materiaal om er een echte, onafhankelijke en goed geschreven jeugdroman van te maken, en tegelijk voldoende ingelezen en historisch bedreven om de ware geschiedenis van het verhaal niet te verwaarlozen. Daar waar Campe te ver ging met het educatieve en historisch verantwoorde gehalte, en de jongensboeken van de twintigste eeuw 225
Dijkzeul, Lieneke. (1998). Bevroren tijd. Rotterdam: Lemniscaat. Steeg-Stolk, Hanny van de. (2001). Vechten tegen water en ijs. Utrecht: De Banier. 227 Dijkzeul, (1998), p. 8. 226
97
soms te ver doorsloegen met een eigen Schippers van de Kameleon-vertelling, houdt Dijkzeul het gulden midden. Deze welwillende analyse, die gebaseerd is op het verlangen een stijgende lijn in de geschiedkundige bewerkingen te zien, wordt direct onderuit geschoffeld door Vechten tegen water en ijs drie jaar later. Van de Steeg-Stolk trekt Jacob Everts weer onder het ijs vandaan en laat hem onder de oubollige b
mi g ‘
pk
pj ’ g t
v
t ren
beleven. De sprong terug naar P. Visser in 1900 lijkt gemaakt, en als na even verder lezen ook nog blijkt dat de christelijke moraal hoogtij viert, zijn we helemaal terug bij het stichtelijke af. Maar dat is te kort door de bocht. Waar in mijn optiek Dijkzeul de traditie ontstijgt, sluit Van de Steeg-Stolk zich trouw aan bij de protestantse traditie die door de eeuwen heen een vast onderdeel is geworden van het Nova Zembla-verhaal. Een traditie die begon bij het veelvuldige vermelden van god en de zijnen door Gerrit de Veer zelf, in zijn logboek in 1598: ‘ d G dt d
kt
d t y
g
p
t
dd v d v
g
d
d ’.228 En een traditie
die in leven werd gehouden door een vanzelfsprekend ogende verbinding met het christelijke (basisschool-)onderwijs. De talloze boekenreeksen waar de Nova Zembla-bewerkingen een deeltje van mochten bezetten, kwamen uit de protestants-christelijke tak van de uitgeverijen. De edele deugden van moed en doorzettingsvermogen en de zuiverheid van de geest zijn ideale elementen voor een reformatorisch opstel. De kerk kan archetypes als Willem Barentsz immer goed gebruiken. Daarbij komt dat onze vaderlandse geschiedenis altijd stilzwijgend gekoppeld is aan een protestants-christelijk fundament. Alle verhalen die we tot die geschiedenis laten behoren, zullen dezelfde kleur meekrijgen. Van de Steeg-Stolk doet dus eigenlijk niets anders dan wat van haar verwacht wordt: de Nova Zembla-geschiedenis verbinden met de Nederlander en zijn tradities. Beide dames hebben in elk geval een goede stap gezet om het dagboek niet in mannenland te laten stranden.
228
Veer, (1598), derde expeditie, 9 april.
98
Reinout Oerlemans – 2011
[Bron: Eyeworks Film Management B.V., 2011.]
Dit is geen filmposter van Eyeworks’ Nova Zembla.229 Dit is een pagina van de brochure die Eyeworks verspreidde om tijdens de opname van de film nog financiers te zoeken. ‘A t kk ijk
d m tv w
ti g ’
‘mi im
i i ’m
t
m d
crowdfunding stimuleren. Verder in de brochure staat dat je kunt participeren vanaf een bijdrage van 4000 euro
d t
t‘
d m t’, ‘fi
v
d
’
‘p ivi g ’ p v t.
Vooral dat laatste, waaronder bijvoorbeeld het ontvangen van de Nova Zembla-dvd en de filmposter vallen, is kenmerkend voor de heden ten dage noodzakelijke zoektochten naar alternatieve geldbronnen. Dergelijke stimuleringsprojecten gaan vaak onder eufemistische z
‘w d v i d v ’, m
m
i
m
d
-achtig karakter aan. Hoewel
Eyeworks een alles behalve onbaatzuchtige franchise genoemd kan worden, is dergelijke crowdfunding aan de orde van de dag sinds de economische crisis in 2008 en het beknotten van de subsidieverstrekking aan culturele projecten. Hele orkesten en literaire tijdschriften
229
Oerlemans, R. & Lint, D.(2012). Nova Zembla. [film] Houten: BFD.
99
hebben het leven gelaten. En ook meer lucratieve, maar toch speculatieve projecten als de 3Dfilm hebben het kennelijk moeilijk in deze zware economische tijden. Wat echter overduidelijk wordt met deze brochure is dat geld onlosmakelijk is verbonden met het maken van een remedialisering, zo ook met die van het Nova Zembla-verhaal. Dat deze verbinding met geld bij de Eyeworks-productie van het verhaal op de spits wordt gedreven, wekt geen verbazing. De film, die losjes gebaseerd is op het dagboek van Gerrit de Veer, is de duurste bewerking van de overwintering ooit. De kosten van de één uur en achtendertig minuten durende bewerking, waarin Reinout Oerlemans de vrijheid heeft genomen een romance tussen Gerrit de Veer en de dochter van de cartograaf en dominee Petrus Plancius toe te voegen, liepen in de miljoenen. Mede dankzij die hoge kosten is het maken van een 3D-film geen dagelijkse kost voor de Nederlandse cinema.230 Deze remedialisering van Nova Zembla mag dan verder, afgezien van de uit de lucht gegrepen romance, niet de meest verregaande inhoudelijke bewerking bevatten, de digitale vorm die hier is gerealiseerd is mediaal gezien wel degelijk het verste stadium dat is bereikt. Nova Zembla231 kan dan ook zeker beschouwd worden als een schoolvoorbeeld van een pioniersgeest en als een hoopvol bericht voor hen die de combinatie vaderlandse geschiedenis en digitalisering onderzoeken. Dat zag ook Els Stronks, hoogleraar Vroegmoderne Nederlandse letterkunde, wier oratie op 10 januari 2012 een lans probeerde te breken voor de in haar ogen vruchtbare combinatie van historische teksten en digitale technieken.
“E z
bb
w
fi m w
i d
i v
vi Wi
g ij v mB
t kt
t z. w dt
vi
t diti
g z t
‘H
d
m d d
p ’,
en waarin digitale effecten voor een nieuwe onvergetelijke sensatie moeten zorgen. […]A w
it i
t kt
digit
t
i k
w t
t
mbi
,k
historische teksten blijvende toegang tot relevante kennis en ervaring uit het verleden
230
Bekijk ook de nationale media hierover. Beschikbaar: http://www.spitsnieuws.nl/archives/entertainment/2011/11/recensie-novazembla 231 Oerlemans, 2011.
100
bieden. Bijvoorbeeld kennis over de invloed die verhalen over historische helden op m
vi g k
it f
.”232
Eyeworks’ Nova Zembla is in haar ogen de ultieme vorm om de mediale en dus digitale mogelijkheden in te zetten voor het behoud en de bestudering van dit stukje (vaderlandse) geschiedenis. Vervolgens pleit ze voor meer aandacht voor digitale geletterdheid in het universitaire onderwijs. Dergelijke aandacht is volgens haar onontbeerlijk om het onderzoek naar de wisselwerkingen tussen digitalisering en historie op pijl te houden. Ze trekt de lijn van deze digitale bewerking van het Nova Zembla-verhaal door naar de digitalisering in brede zin en herkent een parallel met eerdere, historische, mediale ontwikkelingen die met vallen en opstaan, maar altijd in een nieuwsgierig bodem, tot stand zijn gekomen.
“N d uitvinding van de boekdrukkunst in de 15e eeuw konden voor het eerst op grote schaal teksten worden gedrukt en gelezen. Het lezen van oude drukken geeft nu een sensatie van traagheid en stabiliteit, opgeroepen door het besef dat elke loden letter met de hand werd gezet. Maar indertijd waren uitgevers, drukkers, schrijvers en lezers driftig op zoek naar grip op de speelse mogelijkheden van dat nieuwe medium. Een situatie die zo verdacht veel lijkt op onze zoektocht naar digitale geletterdheid, dat zij ons m g ijk k
p
di z kt
t i ti g t g v .”233
Als we Els Stronks’ vergelijking vervolgens weer terugkoppelen aan de remedialisering van de overwintering, moeten we inderdaad hopen dat de driftige nieuwsgierigheid de tendens bepaalt. Want van de landelijke kritieken moeten zowel de vaderlandse geschiedenis als de 3D-technieken van de digitalisering het niet hebben. De film werd afgebrand, vooral op het gebied van de historische onwaarheden en incongruentie.234 En op het internationale 232
Stronks, E. (2012). Loden letters, digitale dartels. Utrecht: Universiteit Utrecht, Geesteswetenschappen, abstract, p. 1. Beschikbaar: http://igitur-archive.library.uu.nl/oratie/2012-0201-200344/UUindex.html 233 Stronks, (2012), p. 23. 234 Zo ook in de Volkskrant, waar archeoloog en historicus Hacquebord om een oordeel is gevraagd. Haselhoef, Ali. (2011, 26 november). 'Nova Zembla
101
filmplatform IMDB kreeg de film een magere 5,8.235 Maar gelukkig kunnen we altijd nog vertrouwen op het geld, want dat heeft de film in grote bergen opgebracht. Wekenlang stond de film op nummer 1 van de meest bekeken bioscoopfilms. Degenen die gevoelig waren voor de brochure en een veelvoud van 4000 euro hebben gespendeerd, hebben de crisis de crisis kunnen laten en de ‘rendementsverwachtingen’ zeker bewaarheid zien worden. Die filmposter die hen is beloofd, hangt niet aan de muur, maar is geplakt in het plakboek van de onverwachte, extra wintersportvakantie in 2012. Tot slot kan nog over deze 3D-remedialisering gezegd worden, dat hoewel Eyeworks zelf niet insprong op een historisch Barentsz-momentum – 2011 is in die optiek geen noemenswaardige verjaring –, vele andere media en makers wel zijn ingesprongen op het door de film zelf gecreëerde Barentsz-momentum. Het werd dan wel geen Barentsz-jaar, zoals in 1996, maar er was in 2011 niemand meer die het opmerkelijk vond als je de woorden Nova Zembla in de mond nam. Of als er een tijdschrift of expositie uitkwam die met het thema aan de haal ging. Het leek ook ineens alsof iedereen zich weer herinnerde waar het ook alweer over ging; het collectieve geheugen aangaande de vaderlandse geschiedenis werd geactiveerd. i kW d ’
oorspel werd weer opnieuw als luisterboek van stapel gehaald en uitgeverij
Athenaeum bracht een nieuwe editie van de hertaling van Roeper en Wildeman onder een nieuwe titel op de planken.236 Twee noemenswaardige bewerkingen die van dit momentum gebruik maakten waren de Donald Duck en de hierna te noemen Twittertaling van Schelhaas en Jansen. In de betreffende strip gaan oom Dagobert, Donald Duck en de neefjes Kwik, Kwek en Kwak op zoek naar een schat op het beroemde eiland in de Noordelijke IJszee.237
barst van de knullige fouten [6 alinea’s]. De Volkskrant [website]. Beschikbaar: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3376/film/article/detail/3052260/2011/11/26/ Nova-Zembla-barst-van-de-knullige-fouten.dhtml. 235 Een cijfer dat berekend is uit de beoordeling van een kleine 2000 kijkers. Beschikbaar: imdb. 236 Roeper, V. de. & Wildeman, D. (2011). Nova Zembla. Dde tochten van Willem Barentsz en de overwintering in het Behouden Huis. Amsterdam: Athenaeum Polak & Van Gennep. 237 Deze bewerking is niet los in deze canon opgenomen omdat het niet echt als een bewerking van het verhaal kan worden beschouwd. De redactie van Donald Duck is gewoon dingen van alledag in de strips op te nemen, in dit geval waren dat vaderlandsgerelateerde Nova Zembla-elementen. Red. (2011). Donald Duck. Jaargang 2011, 50. Hoofddorp: Sanoma Media.
102
Deru Schelhaas & Roel Jansen
‘@B dikk
2011 tot heden
d H y : /// 19-03-1597 Het bleef bitterkoud. Het ijs perste hoe langer hoe p k
.M tg
tb
t
k k .H tw
g
i f ijk g
id.’
Deze tweet, dit bericht, werd op dinsdag 19 maart 2013 om 12.00 Nederlandse tijd de wereld in gestuurd via het medium Twitter, exact238 416 jaar na de originele notering. Ten tijde van het maken van deze scriptie is deze hertaling door Schelhaas en Jansen (ikzelf) dus nog steeds onder constructie. Dit maakt het per definitie de jongste remedialisering van het Nova Zembla-verhaal. De gehanteerde vorm laat de bewerking uitstekend passen in de door Ey w k ’ Nova Zembla ingezette en door Stronks gestimuleerde wisselwerking tussen digitalisering en geschiedenis. Over de gekozen digitale methode zeggen de remedialisatoren zelf:
‘In plaats van voor een Facebookpagina van Gerrit de Veer of Willem Barentsz of het exposeren van beeldmateriaal op flickr of soortgelijke sites, kozen we allereerst voor ‘Twitt t i g’ v
G
it
gb k. Hier kon het dagboek direct worden
opgenomen in een levendige nieuwemediagemeenschap en zou de dagboektekst ons vertrekpunt zijn – wat het dichtst bij een van onze uitgangspunten leek, namelijk het vinden van een nieuwe presentatievorm voor een reeds bestaande editie.’239
Schelhaas en ik noemen de hertaling een Twittertaling en benadrukken het presenterende karakter van de bewerking. Ze koppelen dit presenterende karakter aan het opnieuw uitgeven van de editie, en lijken zich daarmee te distantiëren van een remedialisering zoals in deze canon gedefinieerd. Dat de grove bewerking die een twitterbericht vereist verder gaat dan een
238
Kalenderaanpassingen niet meegerekend. Schelhaas, D. en Jansen R. (2013). Nova Zembla. Een reisverslag. Amsterdam, ongepubliceerd, p. 28-29. 239
103
presentatie van het historische materiaal, een argument dat reeds bij de hertaling van Roeper en Wildeman geen stand hield, realiseren de schrijvers zich uiteindelijk zelf ook:
‘Hoewel het creëren van een schare aan Twittervolgers het hoofddoel was van deze Twittereditie – het initiëren van het grotere publiek – valt het werken aan deze hertaling in retrospectief eerder te typeren als een kunstproject, waarbij de gedeelde ervaring en de remedialisering centraal stonden.’240
Deze vandaag de dag 292 tweets van 140 tekens tellende remedialisering, die nog met de dag groter wordt, baseert zich volledig op het dagboek van Gerrit de Veer. Het hoofddoel van de bewerking lijkt het vergroten van een ontvangstpubliek, wat gezien kan worden als een stimulering van historisch besef. Zelf koppelen de makers, afstuderende aan de Universiteit van Amsterdam, hun editie aan grotere doelen, waarbij het Nova Zembla-verhaal dus slechts een middel is. Schelhaas en ik onderzoeken wat de mogelijkheden van digitalisering kunnen betekenen voor de editiewetenschap: een wetenschap die de premissen van heruitgegeven werken van overleden schrijvers definieert en onderzoekt.241 Deze wetenschappelijke insteek sluit aan bij het universitaire veld waarbinnen Roeper en Wildeman de overwintering in 1996 hebben gebracht. De Twittertaling van Schelhaas en Jansen lijkt dus een gedegen uitloper van een lange remedialiseringstraditie van Gerrit de Veers dagboek. Hun gebruik van de 21ste eeuwse hashtags (#) in combinatie met de historisch verantwoorde notering van de originele datum uit De Veers logboek, tonen een mooie symbiose tussen contemporaine bewerking en eeuwenoude historie. Hun ijsberen spatten dan wel niet van het scherm, maar hun aandeel in nieuwe remedialiseringen zal hopelijk groter zijn dan dat van de historisch incorrecte verfilming.
240 241
Idem, 29. Mathijsen, (1995).
104
CONCLCUSIE / HOOFDSTUK IV
Selectie Hoewel de kanttekeningen vaak het einde van de conclusie inleiden, vormen ze hier het begin, of zelfs het hart. De opzet van de scriptie, een remedialiseringsgeschiedenis van Gerrit de Veers dagboek van de derde expeditie om de noord, bleek te funderen op een wankele definitie van het kernbegrip. Want hoewel er zeker pogingen zijn ondernomen, bleek een definiëring en zelfs een afbakening van het begrip remedialisering onmogelijk. Het apparaat dat ik maakte om de bewerkingen te categoriseren en selecteren, bleek ongeveer bij elke bewerki g
t
ik d. H t
it
‘v t
p b
m’ v
d
t
remedialisering van Johann Heinrich Campe daargelaten, was het reeds voor dit beginpunt problematisch. Want wat te denken van Joost van den Vondel en P.C. Hooft. De literaire grootmeesters hebben beiden dichtregels aan Willem Barentsz en zijn kornuiten en de reis om de noord gewijd, ver voor Campe zijn opvoedende kinderboek schreef. Dat het literaire schrijvers zijn en het dichtwerken betreffen, duidt op remedialiseringen. Maar dat het slechts i
lo
’
fz f
g
i
g t
w k v
k v
dig
ig
pp
v
t
verhaal gaat, duidt op intertextualiteit of interpretaties. Naast het niet voldoen aan een dergelijke kwantitatieve eis, gaf de doorslag dat deze teksten van Vondel en Hooft meer bedoeld waren als een algemene historische beschrijving van het Nederlandse volk en handelden over de poolexpedities in brede zin. Geschiedenisboeken dus, die eerder vallen binnen de wetenschappelijke hoek, dan de esthetische. Daarbij komt dat de korte berichten eigenlijk meer verwijzingen dan bewerkingen zijn. Zo schrijft Vondel:
‘[…]d t z tt v k d t m t E
v
t
g ’t
d
ijd z
t, pijt d
p t
p:
Dat met een eiken plank, o stoute zeegezellen!
105
ijft d
’t b g
tig ij g ijk
d
H
.’ 242
Maar dit probleem is groter, want in hoeverre was er in die tijd een onderscheid tussen dat wat bedoeld was voor educatie en geschiedschrijving en dat wat bedoeld was voor vermaak – bestonden er wel uitgaven die (puur) voor vermaak bestemd waren? En als er al een onderscheid was en is, waar ligt dan de kwantitatieve ondergrens opdat we het wel opnemen in deze canon. Historicus Pieter Bor bijvoorbeeld, geschiedschrijver van de opstand tegen Spanje, wijdde al in 1679 maar i f t z v
p gi ’
d
p N v Z mb
gestrande expeditie. 243 Doorslaggevend in deze waren toch de vermeende functie die aan dergelijke uitgaven ten grondslag lag. Bij Bor ging het duidelijk om een historisch werk dat t t
de historiciteit van het geb
t d , zij z v
p gi ’ w
pg
m
i zij
geschiedenis van Nederland. Deze functie werd bevestigd doordat de mannen zich met hun teksten vooral mengden in discussies over de gevaren die zeemannen in die tijd moesten trotseren, ze war
mi
fm
d d
v
v z tt g
d
v
tw
d
i i ’ di
de Hollandse zeelieden op bijvoorbeeld reizen naar de noord namen en die door het jonge Nederland werden gestimuleerd. Maar achteraf is het de vraag in hoeverre dit buitensluiten verstandig en juist is. Het lijkt nu immers alsof er tussen 1695 en 1785 geen aandacht was voor De Veers logboek en B
t z’ p gi g vi
t
d
t
t
t vi d .
z
i z
g
td
aan de tussenliggende periode, waarin de poolexpedities juist hoogtij vierden en dus aan de orde van de dag waren. Daarbij komt dat er uitgaven wel in deze canon zijn opgenomen, waarbij dezelfde kanttekeningen zouden kunnen worden geplaatst. Het weglaten van namen als Vondel, Hooft en Bor kan echter worden verdedigd door te verklaren dat de hier gerealiseerde remedialiseringsgeschiedenis er een is van een grove golfbeweging, met op bepaalde momenten pieken van aandacht. De beschrijvingen door deze mannen vallen niet op de koppen van deze golven en hun bewerkingen en verwijzingen zijn niet (of nauwelijks) te traceren als bron voor latere remedialiseringen. Deze harde cesuur doet echter geen 242
Vondel, J. van den. & Spies, M. & Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. (1987). Twee zeevaart-gedichten: Hymnus, ofte Lof-Gesangh, over de wijd-beroemde scheeps-vaert der Vereenighde Nederlanden (1613) : Her Lof der Zee-vaert (1623). Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij. 243 Bor, P. C., (1679).
106
uitspraak over de invloed van dergelijke werken op de canonisering als zodanig. Een geschiedkundig werk als Relikwieën uit onzen Heldentijd. De Aarde en haar volken. van een onbekende auteur (anonymus) in 1873 heeft toch zeker bijgedragen aan de populariteit door mannen als Willem Barentsz als held te bezingen en ze te verbinden aan lofdichten van Huibert Korneliszoon Poot.244 En ook inleidingen bij heruitgaven of bundelingen van ofwel T
’ v i t, fw
t
igi
d gb k zij
i
d
t
d v k
i g
opgenomen, maar niet als remedialisering getypeerd.245 Bij een lichtbewerkte heruitgave van De Veers dagboek in 1861 met behulp van J.H. van Lennep en begeleid door een brief aan de Russische medemens,246 waarschijnlijk bedoeld als dank voor de vriendelijke opvang van de opvarenden in Kola en met het doel de handel met Rusland een nieuwe impuls te geven, is dergelijk weglaten niet verontrustend. Er zijn tallen van dergelijke, al dan niet minimaal bewerkte heruitgaven geweest, en de meesten hebben niet meer lezers gekend dan de uitgever, de schrijver en de financier. Dit is anders voor de bundeling, annotatie en begeleiding van het dagboek door S.P. L'Honoré Naber,247 uitgegeven door de Linschoten Vereeniging in 1917.248 Dit standaardwerk zal door vele, zo niet alle remedialisatoren in de twintigste eeuw zijn gebruikt als bron voor hun bewerking. Het werk zelf echter is op geen enkele manier als een remedialisering te beschouwen. Het is een reconstructie en een verzameling, en er is eigenlijk niet sprake van een betekenistoevoeging. Maar als bron voor latere remedialiseringen is het werk waarschijnlijk van een onschatbare waarde geweest. Er is gekozen om met deze kanttekeningen de conclusie in te leidden omdat de uiteindelijke, hier gemaakte remedialiseringsgeschiedenis juist dankzij of ondanks de p b m ti
fb k i g
d fi iti v
tg
db g ip ‘ m di i
i g’ een vrij
rechtlijnige en ook een volledige is. Want hoewel er honderden zo niet duizenden vermeldingen en bewerkingen bestaan van het Nova Zembla-verhaal, zeker als je alle
244
Anonymous. (1873). Relikwieën uit onzen Heldentijd. De Aarde en haar volken. Amsterdam. Beschikbaar: Gutenberg. 245 L’Honor Naber, S.P. (bezorgd). (1917). Reizen van Willem Barentsz, Jacob van Heemskerck, Jan Cornelisz Rijp en anderen naar het Noorden, 1594 - 1597. Verhaald door Gerrit de Veer. Den Haag: Martinus Nijhoff. 246 Veer, G. de., & Lennep, J. H. van. (1861). Nederlansche Noordpoolreizen met Willem Barentsz: Bevattende der Hollanderen Overwintering op Nova Zembla. Haarlem: Weeveringh. 247 L’Honor Naber, (1917). 248 Alle werken van de Linschoten-vereninig zijn terug te vinden op de website. Alsook verwijzingen naar waar de werken online in zijn geheel zijn te aanschouwen. Beschikbaar: http://www.linschotenvereeniging.nl/werken.htm
107
onderwijsvarianten en straatnaambordjes mee zou tellen, is de daadwerkelijke canon met het hier vermelde twintigtal toch eigenlijk zo goed als kompleet. De definiëring en afbakening van het begrip wierpen eigenlijk onnodige, of in elk geval onvruchtbare vragen op aangaande de selectie. Na het aanschouwen en analyseren van een kleine 200 (geschat) bewerkingen, bleek de uiteindelijke selectie sterke overeenkomsten te vertonen met die van eerder besproken, moderne monografieën. Hoewel ze allen, onafhankelijk van elkaar, steken hebben laten vallen en ze zeker in beschrijving en analyse tekort schoten, hadden auteurs als Gramberg en Zeeberg de grove lijn van de remedialisering zeker te pakken. De grote gaten in hun besprekingen vielen tegen het einde van de negentiende eeuw, rond namen als Cocheret, Sleijser en Louwerse. En ook rondom de beide wereldoorlogen lieten zij en anderen belangrijke en knappe bewerkingen links liggen, vooral aangaande de jongensliteratuur en de toneelbewerkingen. Tevens is de hele schooltraditie, zoals die nu onder de schooltelevisie-remedialiseringen is getypeerd en besproken, in eigenlijk alle tot dusver gemaakte canons onbesproken gelaten. Of deze weglatingen bewust waren en welke motieven er aan ten grondslag hebben gelegen is uit de werken niet goed op te maken. Qua selectie kan gezegd worden dat de hier tentoongestelde canon een zo volledig mogelijke weergave van vier eeuwen remedialiseringen van het Nova Zembla-verhaal is geworden. Dat van de waargenomen honderden er slechts een kleine twintig de schifting hebben overleefd, is, naast de in de methode aangekondigde criteria van maker, invloed en timing, voornamelijk te danken aan het onderscheid tussen de bewerkingen die (in mijn ogen) iets hebben toegevoegd aan de canon en de werken die een rechtstreekse herhaling van de voorgaande waren. Die toegevoegde waarde kan zowel op het vlak van inhoud, vorm als doelgroep of insteek zijn bereikt. Op die manier hebben de problematiserende vraagstukken g
d
t b i b g ip ‘ m di i
g w p .H t
i g’ t
v fi
d i t pd
ti
pt ‘b t k i t v gi g’ (samen met recontextualisering te danken aan
Theo Thomassen) is namelijk telkens de doorslaggevende factor geweest.
108
Inhoud Doordat de selectie van deze scriptie gebaseerd is op de analyse van betekenistoevoeging en de eerste waarnemingen in de inleiding zich centreren rond de flexibiliteit van het verhaal, kan vergeten worden dat het vooral de vaststaande elementen zijn, die eenvoudig zijn aan te wijzen en omlijnen, die het verhaal door de eeuwen heen in leven hebben gehouden. De in ‘M t
d n’
d zochte x-factor, die in de richting van het concept identiteit stuurde, ging
uit van de kracht van vage en non-specifieke verhaalmotieven. De waarheid van deze analyse niet in twijfel trekkende, toont de gerealiseerde canon aan dat het ook juist de sterk tot de verbeelding sprekende en onveranderlijke elementen van het Nova Zembla-verhaal zijn die zonder uitzondering in elke remedialisering terugkomen. Dergelijke vaste elementen zijn dus kennelijk essentieel in de overlevering en daarmee voor de canonisering. Denk bijvoorbeeld aan de zeilboot, het Behouden Huys, het ijs, de ijsberen en niet te vergeten het voor elke Hollandse lezer nog altijd fantasierijke land van Nova Zembla. Iedereen weet ondertussen hoe onze voormalige koloniën rond of onder de evenaar eruit zien, maar van Nova Zembla heb ik nog nooit een RTL Travel-aflevering gezien. Het krachtige aspect van al deze elementen (en wat ze tegelijk weer terug bij het non-specifieke uit de inleiding brengt), is dat ze voor alle Nederlanders iets niet-alledaags omvatten. Dit zorgt er ten eerste voor dat de elementen (bijna) geen andere referentie dan De Veers dagboek hebben en dus automatisch de Nova Zembla-geschiedenis in herinnering roepen bij enkel het vermelden ervan. De combinatie ijsberen en geschiedenis zal zonder weeromstuit de gedachten richting de overwintering sturen. Ten tweede zorgt het niet-alledaagse ervoor dat het elementen zijn die de mens verder nergens tegenkomt; ze blijven zodoende de mystificerende en spannende werking hebben die ze in de zeventiende en achttiende eeuw ook hadden. Maar ook inhoudstechnisch is er een element dat eigenlijk altijd weer terugkomt. Gerrit de Veer heeft zijn rol in het verhaal en positie ten opzichte van Barentsz en Van Heemskerck zo hardnekkig geïnitieerd dat de gehele remedialiseringsgeschiedenis is gaan draaien om een ‘d d p
’,
bijfig
ig
ijk. N g
gz
d
itz
d i gi
td
scheepjongen, de verstekeling of Gerrit de Veer zelf die de protagonist in de remedialisering is (en tevens de vocalist, w k ‘g t ig v k
i g’-status wellicht de subjectiviteit van de
geschiedenis bepaalt en symboliseert). Zelfs als de titel van het werk bijvoorbeeld
109
Heemskerck op Nova Zembla is, zoals bij P. Visser,249 dan nog is het de bijfiguur van de b Ev t di d
scheepjongen
pt
zw it. A d ‘
i
t v mg g v -v
g’ i
deze scriptie ons een ding over de Nova Zembla-geschiedenis heeft geleerd, is het dat je, als je van plan bent een Nova Zembla-remedialisering te maken, de ijsberen zo dicht mogelijk bij het Behouden Huys moet laten komen en zelf als hoofdpersoon het dodelijke musket in handen moet nemen.
Maker Hoewel de maker, hier soms remedialisator genoemd, een ondergeschikte rol heeft in deze canon en de maker geen onderdeel was van de onderzoeksvraag, spreidt het hier gedane onderzoek een interessante wisselwerking tussen de populariteit van het werk en die van de maker tentoon. Want hoewel er zeker remedialisatoren tussen zitten die ook naam hebben gemaakt zonder, voor of ondanks hun Nova Zembla-bewerking, denk alleen al aan de dichter Hendrik Tollens en de schrijver Albert Helman, is het veelal omgekeerd en is de verkregen faam en/of notering in de geschiedenisboeken vooral te danken aan hun remedialisering van dit verhaal. Dit begint al met de schilder Louis Apol, loopt via de schrijver P. Visser en eindigt met de acteur Robert de Hoog, welke laatste natuurlijk geen bewerker maar uitvoerder is, maar wie zijn huidige carrière een niet weinig te danken heeft aan zijn rol van Gerrit de Veer i Ey w k ’ Nova Zembla. Ik durf zelfs te beweren dat de grote Tollens niet zo hardnekkig en onafgebroken in de Nederlandse geschiedschrijving terecht was gekomen, zelfs niet met zijn volkslied, als hij zijn Tafereel niet had geschreven.
Context Het tw d d
v
d
d z kv
g ‘H
i
tv
v
Wi
mB
t z’
overwintering op Nova Zembla in de moderne Nederlandse beeldgeschiedenis weergegeven
249
Visser, (1900).
110
m tw k d
/ f id ë zij d z (vi
diti v )
i ti
g m tiv
d?’
stuurde de hypothesen in de richting van een cultuurhistorische context. En hoewel de identiteitsveranderingen en grote culturele of staatkundige keerpunten binnen de maatschappij wel degelijk parallellen vertoonden met de inhoud van de gevonden remedialiseringen, waren de oorzaken of aanzetten tot de remedialering veeleer eenvoudiger en concreter aan te wijzen. Ze sloten meer aan bij het eerste deel van de hypothesen, dat voorspelde dat de bewerkingsgeschiedenis een gelijke tred zou houden met de ontwikkelingen in technische mogelijkheden met betrekking tot realisatie en verspreiding. m v tt d v
i
d
p t
yp t v
, ‘d t i d d v
d
d
d
id d b w ki g m
vi g zij t t
p
v
’ igt d
k
dicht bij de waarheid als het wordt gelezen als een onderzoek naar pure parallellie en de te traceren verbeeldingen van die (misschien wel toevallige) parallellie. Recht tegenover deze relativering van de te achterhalen doelen en/of ideeën waarmee de bewerkingen zijn gemotiveerd, staat het volgende. De in het tweede hoofdstuk bij de selectie d
t k pj ‘timi g’ w
g g v
di
it i di k
d
m v
m t d p d ti
van de Nova Zembla-remedialiseringen, en die doorslaggevend konden zijn bij de beslissing om de bewerking al dan niet op te nemen in deze remedialiseringsgeschiedenis, zijn in dit contextuele kader namelijk hun eigen leven gaan leiden. Het bijvoorbeeld op het oog vage t xt
it i m ‘p d ti v t
m
m t
v
t g b
t i
f v j i g’ w
vaak letterlijk als doel, als motief of als overkoepelend idee in de remedialiseringen terug te vinden. Zo stonden de historische verjaringen vaak op de omslag, de flaptekst of in het voorwoord vermeld en was de financier van de nieuwe expeditie soms ook die van de nieuwe remedialisering. De drie non-descripte criteria voor de selectie groeiden uit tot vier varianten op het remedialiserings-momentum voor het Nova Zembla- verhaal. Want hoewel de drie criteria mede de verantwoording voor opname in deze canon bepaalden en min of meer samenvielen met de hypotheses, en conclusies over de aanwezigheid van deze criteria in de definitieve selectie onwetenschappelijk zouden zijn, waren de meer concrete motieven die met de selectiecriteria samenvielen vaak de letterlijk aan te wijzen aanleiding voor het maken van de remedialisering en dienen ze als op zichzelf staande aspecten te worden benaderd. Deze vier aanleidingen worden hier op kwantitatieve grond van elkaar onderscheiden en beoordeeld, opdat cirkelredeneringen tussen selectiecriteria en aanleiding zo goed mogelijk 111
worden uitgesloten. De eerste aanleiding werd gevormd door de nieuwe mediale mogelijkheden; de tweede door de nieuwe expedities en/of vondsten; de derde door historische verjaringen en de vierde door nationale en/of identiteitscrisissen (niet per se in die volgorde). Van deze vier waren de nieuwe vondsten en de historische verjaringen overduidelijk het populairst; denk voor de eerste bijvoorbeeld aan de uitgave van Pieter Louwers in 1873 na de vondsten van het Behouden Huys en voor de laatste aan de meer recente oplevingen in 1996, 400 jaar na vertrek van de expeditie. Dit is waarschijnlijk het geval omdat bij dergelijke aanleidingen niet alleen de vermaker, maar vooral ook het doelpubliek, en daarmee de commercieel geïnteresseerde financier, het momentum als zodanig (h)erkende. Een interessante vervolgconclusie zou kunnen zijn dat de Nova Zemblageschiedenis vooral geschikt is voor populaire volksbewerkingen, het type dat financiers graag zien omdat ze een groter publiek genereren. In de gemaakte canon is eigenlijk geen enkele hard-literaire of puur artistieke bewerking opgenomen. En dat komt niet omdat ze geen grote navolging kregen, maar gewoon omdat ze niet bestaan. De in 2011 gemaakte expositie in het Rijksmuseum van de op de vondsten geïnspireerde kunstwerken door Sián Bowen komt nog het dichtst in de buurt van een dergelijke niet-volkse bewerking, maar is vanwege de niet-literaire bron niet in deze canon opgenomen. De theaterbewerkingen van Veterman en Helman zijn de enige bewerkingen die dit oogmerk eventueel zouden kunnen krijgen. Deze niet als remedialisering opgenomen Sián Bowen leidt ons terug naar de vooraf aan het onderzoek gemaakte tweedeling tussen de uitlopers van de reis en de uitlopers van Gerrit de Veers dagboek. De belangrijkste twee aanleidingen, door de vondsten en de historische verjaring, geven reeds aan dat de bewerkingsgeschiedenis van Nova Zembla-verhaal niet een dergelijke impact had kunnen krijgen als de reis zelf er niet was geweest. Hansje Brinker had geen werkelijk moment nodig, terwijl juist de eeuwenlange feitelijke nasleep van B
t z’ p
xp diti
ft bijg d g
d g k z
p vi gm m t
v
t
verhaal. Dergelijke constatering maakt de geforceerde tweedeling niet ongedaan – door de tweedeling bestond er de mogelijkheid de archeologische uitwerking, de expeditieherhalingen en de geschiedkundige werken niet op te nemen –, maar laat wel zien dat in het schema van de tweedeling nog meer suggestieve stippellijnen hadden moeten worden getekend om een realistisch beeld van de verweven ideeën en motieven weer te geven. 112
Na de meer historisch aangereikte aanleidingen van de verjaring en de nieuwe expedities en vondsten, was de aanleiding die door een (ver)nieuw(d) medium werd aangereikt het volgende op de lijst van populariteit in deze canon. De verscheidene zangbewerkingen, de verschillende niveaus van beeldende bewerking, de hoorspelen, de verfilming en de Twittertaling die gerealiseerd werden in de tijd dat deze (nieuwe) media nog in (Nederland in) de kinderschoenen stonden, tonen op zijn minst aan dat er bij het toepassen van nieuwe media veel wordt teruggegrepen naar oude verhalen, en daarbij naar de Nova Zemblageschiedenis. In die zin was het vaak eerder het (nieuwe) medium dat een verhaal zocht, dan het verhaal dat een medium zocht. De bewerkingen pasten in het ontwikkelingsstadium van het betreffende medium en speelden heel soms een kleine rol in zijn ontwikkeling, zoals Eyeworks het 3D-filmen in Nederland op de kaart probeerde te zetten met zijn Nova Zembla. Het kip-en-eiprobleem blijft echter hardnekkig aanwezig bij de analyse van deze aanleiding. Het nieuwe medium reikte namelijk vaak niet de aanleiding aan, maar de aanleiding bood de mogelijkheid het nieuwe medium in de Nova Zembla-traditie te beproeven. Het minst gewild en gerepresenteerd in deze canon is de aanleiding die juist het hart van de hypothesen vormde, namelijk die van de identiteitscrisis. Zoals al gesuggereerd zijn eigenlijk alle gelijkenissen, alle invloeden tussen de vermeende identiteitscrisissen en de remedialiseringen onbewijsbaar en daarmee onwetenschappelijk. Parallellen met de Nederlandse nationaliteitsbehoeften en educatietradities, die natuurlijk op zichzelf weer verband kunnen houden met Europese, wereldlijke of nationale crisissen, zijn alleen vermeld als de bewerkingen een overdreven stichtelijke, creatieve of patriottische inslag hadden. Als de remedialisator het verhaal meer als middel dan als doel inzette voor zijn onderscheidende motieven, kon in deze parallellen een aanleiding worden herkend, anders zijn de parallellen als couleur locale weggezet. Andere dan nationalistische, stimulerende en opvoedende elementen aangaande de wankele of vatbare psyche van het doelpubliek zijn niet aangehaald. Bij sommige werken waren de parallellen en de (mogelijke) maatschappelijke f
ti v
tw k
t
i tt
v
tt . N m bijv
b
dT
’
ti
verbindende lofdicht op de historie en de herhaaldelijke (jeugd-)bewerkingen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Waar een meer welwillende interpretatie was vereist om dergelijke verbanden te leggen, is dit niet gedaan. De meeste ruimte is in deze zin genomen bij d v
zi tig k pp i g v
Ey w k ’ p d ti
d
t mporaine economische 113
en politieke crisis. Maar verdere verbindingen, die bij deze remedialisering gelegd zouden kunnen worden met een onveilig en niet meer duidelijk begrensd nationaal gevoel zijn hier dan ook niet vermeld. Samenvattend kan hier het credo in herinnering worden geroepen dat mij tijdens mijn opleiding neerlandistiek herhaaldelijk is meegegeven en het beste is beschreven door P. Minderaa in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde:250 ‘V mijd
tw
d
d d fi iti v
t b g ip i v
d (i d
tt k
d )’.
Onderzoek Deze cultuurhistorische relativering levert reeds een waarschuwing op voor degenen die de ontstaanscontext van een (literair) kunstwerk onderzoeken. De combinatie van de aangetroffen vaste, inhoudelijke elementen in de bewerkingsgeschiedenis ten opzichte van de voorspelde niet-specifieke elementen uit de analyse van de x-factor, met de juist niet allesomvattende aanleidingen voor de nieuwe remedelialiseringen, creëert een bredere kritiek op de onderzoekstraditie van de Cultural Studies, waarbinnen deze remedialiseringsgeschiedenis zou kunnen vallen. Want hoewel dergelijke Cultural Studies een gezondere houding inluid(d)en ten aanzien van de letterkunde (literatuur en geschiedenis) dan recalcitrante voorgangers als het deconstructivisme en overlappers als het postmodernisme, mag wel eens gezegd worden dat voorzichtigheid in acht dient te worden genomen aangaande de (overdreven) kritische houding ten aanzien van de literatuur en de loop van de geschiedenis. In alle pogingen tot wetenschappelijke verdieping en theoretische uitbouw moet niet vergeten worden dat er concrete, niet weerbarstige, en meestal vrij singulier te interpreteren objecten aan ten grondslag liggen. Het is in de afgelopen jaren net alsof de secundaire literatuur, als een reactie op het verdwijnen van de romantische en tekstgerichte leeshouding en in complement met de meer institutionele benadering, een mystificerende tegenhanger heeft proberen te vinden in een cultuurhistorische benadering, onder het mom van ideologiekritiek. De subjectiviteit van de geschiedschrijving, die een product is van deze meer open en zelfkritische houding, mag dan wel niet meer bevraagd 250
Minderaa, P. (1961). Zinvol en onzinnig gebruik van de term invloed in de poëzie-geschiedenis In Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 78, Leiden.
114
worden, het is soms, en zo ook in deze remedialiseringsgeschiedenis, verstandig eerst uit te gaan van een werkelijk objectief waar te nemen object, vóór de relativerende wetenschappelijkheid, die ook een verkapte besluiteloosheid en zelfbescherming kan zijn, in te zetten in de opzet van het onderzoek. Voor dit onderzoek betekent dit bijvoorbeeld dat de subjectiviteit van de hier gemaakte canon niet het uitgangspunt had hoeven zijn. Een relativering na afloop van de gemaakte geschiedenis is op zijn plaats, in de onderzoeksopzet dient deze echter geen rol te spelen. De aanleidingvraag voor deze scriptie van dw t
pp
p Z b g: ‘W t i v d
d
g
i d i ?I
td k t
v
verhalen en legendes die een samenleving wil doorgeven, van een generatie naar de volgende? Of is het de ontvangst van die verhalen, door een publiek dat eruit haalt wat het wi , b igz m, m
pi g v
t
d
d
b ik i
tv
d ?’, p
kt in die
zin boekdelen. Nog voor de geschiedschrijving goed en wel tot stand is gekomen, zijn de poten onder de stoel weggezaagd.
Erfgoed
‘
z b t kenis krijgt het in de praktijk vooral wanneer iets dierbaars tot het verleden
dreigt te gaan behoren en er een extra bewaarinspanning wordt gevergd. De notie van cultureel erfgoed vormt dan een argument om iets, doorgaans los van economische d .’251
belangen, te b
Hoewel de Barentsz-geschiedenis onmiskenbaar tot het nationale cultureel erfgoed behoort, w pt
t
tb k
v
d
dz k v
d z ‘ xt
b w
i p
i g’ w
Oud-
hoogleraar Nederlandse Etnologie Gerard Rooijakkers het hier over heeft een interessant licht op de erfgoedstatus van het verhaal. De geschiedenis van de gestrande mannen lijkt zich 251
Rooijakkers, (2000), p. 208.
115
namelijk moeiteloos van remedialisering in remedialisering te laten gieten en Kuiterts in de inleiding gevreesde museumstuk is het nooit geworden. Natuurlijk kan het niet noodzakelijk zijn van deze, zoals Grijzenhout het noemde, verdedigende houding, wijzen op de tegenovergestelde positieve houding ten aanzien van erfgoed, w kracht van een traditie en de bijdrage die elke nieuw g
ti d
bij
t g t m d ‘d m t g v ’. i
‘bijdrage’ is dan de toegevoegde waarde zoals die in dit onderzoek aan de selectie ten grondslag ligt. Elke remedialisator droeg in die zin actief bij aan het conserveren van dit culturele erfgoed. Dat Grijzenhout deze houding nauwelijks nog ergens aantreft in de moderne samenleving, betekent niet dat deze niet meer bestaat. Maar deze positieve houding, die Grijzenhout vooral koppelde aan de Griekse oudheid en vervlogen tijden, heeft iets belangeloos en lijkt eerder het fundament van de traditie dan het middel om de traditie te behouden te verklaren. En hoewel de overlevering van het Barentsz-verhaal in elk geval ogenschijnlijk moeiteloos is verlopen, is belangeloos niet het woord dat standaard aan de remedialiseringen gekoppeld kan worden. Sterker nog, in het leeuwendeel, laten we zeggen tachtig procent van de bewerkingen was het de commerciële factor die zo niet de aanleiding dan in elk geval de populariteit genereerde. Rooijakkers reikt misschien zelf een handzamer onderscheid aan dan Grijzenhouts positieve en negatieve erfgoed, namelijk dat tussen vuilnismannen en museale conservatoren.
‘Ni tt mi i j i t v
v
z
it i
k
i […] gebaseerd op de interpretatie
van het afval dat deze voorouders hebben weggegooid. Ook zij wensten niet op deze manier herinnerd te worden, maar de objecten die zij als onvervreemdbaar erfgoed apart hebben gezet om deze via de generaties door te geven hebben doorgaans eenvoudigweg de tand des tijds niet doorstaan of zijn als achilleshielen van de cultuur moedwillig vernietigd of geroofd. We moeten het dus veelal doen met het afval van deze groepen, dat ironisch genoeg een heel adequaat beeld geeft van de samenleving in kwestie. […] De ironie is dat hetgeen weggegooid wordt zich onttrekt aan de kwetsbaarheid die eigen is aan erfgoed. Als zodanig blijft afval op de lange termijn
116
uiteindelijk beter bewaard, juist doordat het gaat behoren tot het domein van het v g t .’ 252
Hoewel Rooijakkers geen idealistische pleitbezorger is en de Nova Zembla-geschiedenis op geen enkele manier als afval is te bestempelen – de archeologische overblijfselen waarop wij bijvoorbeeld het Behouden Huys hebben vormgegeven zijn ironisch genoeg inderdaad vooral het afval dat de opvarenden op het eiland hebben achtergelaten –, werpt zijn vuilnismantheorie een interessant licht op de kwetsbaarheid van de verplegende houding die het (moderne) erfgoedbeleid kenmerkt. A j ‘B
t z’ i typt k ijg j
k v wijzi g
pG
g d
mbi ti ‘ fg d’
tichtingen en verenigingen. Via die hits
kom je vooral op plekken terecht waar wordt gevraagd om donaties en giften. Deze idealistisch getinte Barentsz-aanhangers proberen verschillende, vooral materiële aspecten van de Barentsz-overlevering te conserveren door ze te restaureren, te verspreiden of te reconstrueren. De stempel erfgoed lijken de beschermheren er vooral op te zetten om overheidssubsidie veilig te stellen. In Rooijakkers theorie kan dergelijk zorgzaam beleid juist de kwetsbaarheid vergroten. Zelf nijg ik ook naar die conclusie.
i ti v
‘k t g d’
met Willem Barentsz kan het verhaal wel eens onder de verkeerde zuil plaatsen, waardoor het economisch kan worden weggezet als er een nieuwe tendens in de locale of nationale politiek ontstaat, of als er een verschuiving in het (landelijk) paradigma ten aanzien van erfgoed plaatsvindt. Daarbij komt dat ik denk dat de Nova Zembla-geschiedenis het erfgoedpredicaat ‘b
ft b
mi g’
tb
t. De deze scriptie openende zoektocht naar de x-factor spreekt
in die zin boekdelen. Als de Nova Zembla-geschiedenis op het punt stond een museumstuk te worden, had niet de vraag naar x-factor, maar naar onvervreemdbare eigenschappen centraal gestaan, dan had niet Eyeworks maar de NTR een film over Barentsz gemaakt. De eerste drukken van Gerrit de Veers logboek daargelaten, dat is een artefact dat vanwege het materiële aspect museumstuk moet blijven, zou mijn pleidooi zich erop richten de Nova Zembla-geschiedenis vooral niet als erfgoed te bestempelen, om de deuren naar de erfgoedkelder en daarmee naar de vergetelheid gesloten te houden.
252
Rooijakkers, (2000), p. 213.
117
X-factor Bij de opening van het officiële Barentsz-herdenkingsjaar in 1996 op Terschelling – Formerum is zijn vermeende geboorteplaats – door Het Nationaal Comité Willem Barentsz en de Stichting Willem Barentsz Herdenking Terschelling, waar ook Prinses Margriet bij aanwezig was, vroeg prof. dr. J. Bruin zich af ‘waarom ons dat [Nova Zembla-verhaal, red.] nog steeds boeit. “Dat de archeoloog de sporen van bewoning op Nova Zembla wil b t d
, i b g ijp ijk. […] V
d
it i
b ijft
tf
m
v
d
ontdekkingsreizen en de plotselinge handelsexpansie rondom 1600 immer intrigerend. Voor de niet-specialisten echter moet de verklaring voor de belangstelling elders liggen. Niet zozeer meer in het heroïsche van de overwintering, maar in het herkenbaar menselijke in het verhaal. Het doorzetten en volhouden onder de barste omstandigheden. Aan iets ogenschijnlijk uitzichtloos beginnen. Evenzeer boeien de zakelijkheid en het improvisatietalent van Barentsz en de zijnen.”’253 Ook deze wetenschapper probeerde de xfactor, die het uitgangspunt van deze canon van Willem Barentsz vormde, te achterhalen. Ik weet niet of met deze remedialiseringsgeschiedenis die ader is blootgelegd. Er is in elk geval (hopelijk) enigszins bijgedragen aan het in leven houden van die x-factor en daarbij aan het continueren van de geschiedenis van de overwintering. Ik denk dat Hans Gramberg de spijker op zijn kop sloeg door te zeggen dat de kracht van het Nova Zembla-verhaal vooral draait om de voorbeeldfunctie die het heeft voor de Nederlandse lezer, zowel de oude als de jonge.254 Deze neutrale, hoogstens wat paternalistische en simplistische benadering met het w
d ‘v
b
df
ti ’, omvat zowel het nationaal bewustzijn, het doorzettingsvermogen
(van de opvarenden), de educatieve aspecten van deugd en moed, als ook de ondernemingszin van de B.V. Nederland. Het laat tegelijk de vaste elementen als het ijs en de ijsberen overeind staan, als dat het de (te) diep(-)gaande invloeds- en identiteitsvragen de pas afsnijdt. Hieraan is in deze scriptie in de inleiding reeds het waargebeurde gehalte toegevoegd, alsook de mogelijkheid het verhaal in elke gewenste vorm te gieten. Ik kan deze boude, maar ware constatering van de voorbeeldfunctie alleen nog uitbreiden met de analyse dat de overwintering inderdaad zoals Zeeberg initieerde rechtstreeks verbonden is aan de hoogtijdagen van de Nederlandse Republiek. De Gouden Eeuw vormt nog altijd het hart van 253
Verveen, J.A. (1996). Willem Barentsz terug op Terschelling. In Reformatorisch Dagblad, 1 juni 1996. Beschikbaar: http://www.digibron.nl/search/detail/012de3e4579997c331d3afbf/ 254 Gramberg, (2001), p. 87.
118
de natie en de Nova Zembla-geschiedenis houdt zich ver van de koloniale gruwelen die het fundament voor dat gouden huis hebben gelegd.255 Tot slot wil ik zeggen dat het Nova Zembla-verhaal eigenlijk altijd en in elke remedialisering hetzelfde heeft gedaan, namelijk de lezer uitnodigen zijn eigen al dan niet moedige positie in het leven opnieuw onder de loep te nemen en de volgende ochtend zelfverzekerd op te staan om van het eiland waarop je gestrand bent af te komen. De thuiskomst als hoogste doel.
255
De pogingen van Albert Helman met zijn Overwintering ten spijt.
119
LITERATUUR [Beschikbaar betekent: digitaal beschikbaar. Gecontroleerd op 21 juni 2013.]
Aardweg, Henricus Petrus van den. (1943) De overwintering op Nova Zembla: De tocht van Willem Barents en Willem Heemskerk. Hoorn: West-Friensland.
Anbeek, Ton. (1986). Na de oorlog. De Nederlandse roman 1945-1960. Amsterdam: Arbeiderspers.
Andriessen, P. J., & Bos, G. J. (1873). De zoon van den zeeroover, of Hoe de Nederlandsche Republiek groot werd: Een verhaal uit het tweede tijdperk van den Tachtigjarigen Oorlog, 1584-1609. Amsterdam: G.W. Tielkemeijer. Andriessen, P. J., Wetstein, P. J. R. R., & Ronner, A. (1890). De historische verhalen van P.J. Andriessen. Leiden: A.W. Sijthoff. Anonymous. (1873). Relikwieën uit onzen Heldentijd. De Aarde en haar volken. Amsterdam. Beschikbaar: Gutenberg. (http://www.gutenberg.org/files/17468/17468h/17468-h.htm) Apol, Louis. (1882). Nova Zembla. (In bezit van) Haags Gemeentemusem.
Bal, Mieke. (2006). A Mieke Bal Reader. Chicago: University of Chicago Press. Barendsz, Willem (1597). Cedelken. Beschikbaar: Rijksmuseum. (https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/NG-NM-7733) Blokker, J. & Blokker, J. & Blokker, B. (2005). Het vooroudergevoel: De vaderlandse geschiedenis. Amsterdam: Contact. B
d , T m. (2009, 6 j
i). O tm k
v
d g d
m k [4 p gi ’ ]. De
Groene Amsterdammer. [Tijdschriftwebsite]. Bodt de, Saskia., Kapelle, Jeroen., et al (2003). Prentenboeken. Ideologie en illustratie 1890-1950. Antwerpen/Amsterdam: Ludion. 120
Bor, Pieter Christiaensz, et al. (1679). Oorsprongk, begin, en vervolgh der Nederlandsche oorlogen, beroerten, en borgerlyke oneenigheden. T'Amsterdam : By de Weduwe van Joannes van Someren, Abraham Wolfgangh, Hendrick en Dirck Boom 1679 T’Am t d m: By d W d w v
.v
m
, t .
Bork, G. J. (2012). Algemeen letterkundig lexicon. Leiden: Stichting Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Beschikbaar: dbnl. Bork van, G.J. & Verkruijsse, P.J. (red.) (1985). De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. Weesp: De Haan. Braak, Menno ter. (1934). Theaterartikelen. In Het Vaderland, 18 april 1934. Braak, Menno ter. (1934). Theaterartikelen. In Het Vaderland, 20 april 1934. Braak, Menno ter. (1951). Verzameld werk. Deel 4. Amsterdam: G.A. van Oorschot. Beschikbaar: dbnl. Braak, Menno ter. (1950). Verzameld werk. Deel 6. Amsterdam: G.A. van Oorschot. Beschikbaar: dbnl. Braam, Suzanne & Hildebrand, A.D. (1991). Het behouden huis: de overwintering op Nova Zembla. Amsterdam: Van Goor. Buijnsters, P. J. & Buijnsters-Smets, L. (2001). Lust en leering: Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw. Zwolle: Waanders. Camp, G. (1972). In de greep van het poolijs. Antwerpen: Sikkel. Campe, J. H. (1831).
; Theil 1/2. Braunschweig: Verlag die
Schulbuchhandlung. Campe, J. H. (2005). Tafereelen uit het noorden. Rotterdam: Vereniging Vrienden van het Nationaal Schoolmuseum. Campe, J. H. & Visser, Salomo de. (1825). Tafereelen uit het noorden: Voorgesteld in de noordelijke ontdekkingsreis van Jacob Heemskerk en Willem Barendsz., benevens de 121
merkwaardige lotgevallen van vier Russische bootslieden op Spitsbergen. 's-Gravenhage: S. de Visser. Capelleveen, P. van. (2010). Het ideale boek. Nijmegen: Van Tilt. Beschikbaar: KB.
Chatelain, Zacherias. (1730). Hoedaanig de Hollanders in de jaaren 1596 en 1597, in Nova Zembla hebben overwintert. Amsterdam. Cocheret, P.L. (1897). Mannen van ijzer: De overwintering der Hollanders op NovaZembla. Rotterdam: D. Bolle. Dane, Jacques. (2012). Zó is de oorlog, onterend, schandelijk. In Nederlands Dagblad, 4-5. Beschikbaar: http://www.achterderug.nl/zsb-biografie/jhisings-nd.pdf. Delden, Henk van. (1980). De overwintering op Nova Zembla: De barre tocht van Van Heemskerck en Barentsz tijdens de expeditie in 1596 en 1597. Alkmaar: Kluitman. Dijkzeul, Lieneke. (1998). Bevroren tijd. Rotterdam: Lemniscaat. Dijstelberge, P., (+/- 1600). De Cost en de Baet. In Historisch Tijdschrift Holland, nr 26, 1994. Hilversum: Verloren. Beschikbaar: dbnl. Donkers, H., & Kempen, G. van. (2006). Verdwenen Nederland: Nederland in oude schoolwandplaten. Groningen: Wolters-Noordhoff Atlasproducties. Dulk den, Roel J. (1991). De overwintering op Nova Zembla. Zeist: ongepubliceerd.
Ekel, Piet. (2002). ’ Luisterrijjk verleden. Van hoorspel naar kijkspel. Utrecht: Gopher Publishers. Faassen, Sjoerd van. (2010). Het bijzondere boek in de Tweede Wereldoorlog. In Het ideale boek. Nijmegen: Van Tilt. Beschikbaar: KB.
Franke, Simon. (1942). De kortste weg. De overwintering op Nova Zembla. Amsterdam: De Arbeiderspers.
Ghesquière, Rita. (2009, oktober). Jeugdliteratuur in perspectief. Leuven: ACCO. 122
Gramberg, Hans. (2001). De overwintering op Nova Zembla. In Verloren verleden: gedenkwaardige momenten en figuren uit de vaderlandse geschiedenis deel 16. Hilversum: Verloren. Grijp, Louis Peter. (2001). De dynamiek van een nationale hymne. In Een Muziekgeschiedenis der Nederlanden. Amsterdam/Kapellen/Utrecht: Meertens Instituut et al. Grijp, Louis Peter. (2000). Zangcultuur. In Volkscultuur. Een inleiding in de etnologie. Nijmegen: SUN. Beschikbaar: http://depot.knaw.nl/8741/1/LG2000Zangcultuur0705_001.pdf. Grijzenhout, F. et al (red.) (2007). Erfgoed. De geschiedenis van een begrip. Amsterdam, University Press. Hageraats, L.J.J. (1909). Levensbericht van P. Louwerse. In Brill, E.J. (1909). In Handelingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, over het jaar 1908-1909. Leiden. Hacquebord, L., & Leunen, P. (1996). Willem Barentsz: 400 jaar. Harlingen: Flevodruk. Hasselbach, W. H. (1916). Nova-Zembla (1596-1597): Cantate voor kinderkoor en soli met begeleiding van piano. Groningen: Wolters. Haselhoef, Ali. (2011, 26 november). 'Nova Zembla barst van de knullige fouten' [6 i
’ ]. De Volkskrant [website]. Beschikbaar: Volkskrant.
(http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3376/film/article/detail/3052260/2011/11/26/NovaZembla-barst-van-de-knullige-fouten.dhtml) Heije, Jan Pieter. (1861). Al de kinderliederen. Amsterdam: P.N. van Kampen. Heimeriks, Nettie & Toorn van, Willem. (1989). De hele Bibelebontse berg: de geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden. Amsterdam: Querido.
123
Helman, Albert. (1931). Overwintering. Spel in drie bedrijven. Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar. Helmers J.F. (1812). De Hollandsche natie. Amsterdam: Allart. Hildebrand, A.D. (1947). De helden van Nova-Zembla: een overwintering in het hoge noorden. Amsterdam: Meulenhoff. Holst, Henriette Roland. (1912). Jean Jacques Rousseau: Een beeld van zijn leven en werken. Amsterdam: Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur. Houwink, Roel. (1932). Boekbespreking. In Elsevier maandschrift, jaargang 42, Deel 83. Beschikbaar: http://www.elseviermaandschrift.nl/. Hoving, A. J. & Emke, C. (2004). Het schip van Willem Barents: Een hypothetische reconstructie van een laat-zestiende-eeuws jacht. Hilversum: Verloren. Huygen van Linschoten, J. (1601). Voyagie, ofte schip-vaert van by Noorden om langes Noorwegen. Franeker. In editie Linschoten, J. H.
L'H
é N b , S. P. (1914). Reizen
van Jan Huyghen van Linschoten naar het Noorden (1594-1595). 's-Gravenhage: M. Nijhoff. Huysmans, F. et al. (2004). Gedrukte media. In Achter de schermen. Een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken en internetten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Hylkeman, Haro. (1996). Twee Behouden Huyzen, twee visieis. In Trouw, 18 juni 1996. Beschikbaar: Trouw.
Isings, J.H. (1950). Nova Zembla. In Schoolplaten voor de vaderlandse geschiedenis. Groningen: J.B. Wolters. Beschikbaar: http://historywallcharts.eu/view/behouden-huysopnova-zembla2. Jansen, R.J. (2009). Mag de Holocaust een instrument zijn. Groningen: ongepubliceerd. Jonge de, Jhr. Mr. J. K. J. (1872). Nova Zembla : de voorwerpen door de Nederlandsche zeevaarders na hunne overwintering aldaar in 1597, achtergelaten en in 1871 door kapitein Carlsen teruggevonden. Den Haag: Martinus Nijhoff. 124
Kingmans, H. & Wiegman, J. (1945). De kajuitsjongen van Heemskerck. Zwolle: La Riviére. Koekenbier, M. & Jansen, R.J. (2012). Hernieuwing bij De Arbeiderspers. Henk Prins en Martin Ros: bondgenoten. In Boekenwereld, jrg 28, nr 3.
Kossmann, A. (1973). J. H. Isings, realist van de verbeelding: Alfred Kossmann geeft een impressie van de schilder en van diens betekenis voor het onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff. Leerssen, Joep. (2005). ‘Vroeger is een ander land Nationaal narcisme vertroebelt de blik op het verleden.’ In De Academische Boekengids, 52, september 2005.
Lehn, W.H. 1979. The Novaya Zemlya effect: An arctic mirage. JOSA, 69. L’H
é N b , .P. (b z gd). (1917). Reizen van Willem Barentsz, Jacob van
Heemskerck, Jan Cornelisz Rijp en anderen naar het Noorden, 1594 - 1597. Verhaald door Gerrit de Veer. Den Haag: Martinus Nijhoff.
L
,M
w k m
iq
v . (2011, 20 p t ’ [7 i
pt mb ). ‘BV N d ’ ]. NU.
d v di t bij
[ i w w b it ]. B
ikb
1 mi j d :
http://www.nu.nl/werk-en-prive/2619841/bv-nederland-verdient-bijna-1-miljard-als-allewerknemers-sporten.html Louwerse, P. (1873). Kloek volk met kloeken moed of De overwintering der Nederlanders op Nova-Zembla in de jaren 1596-1597. Leiden: D. Noothoven van Goor. Luyken, Jan. (1681-1682). Scheeps-tocht, in den Jaare 1596. naar Nova Zembla ondernoomen. (In bezit van) Amsterdam: Rijksmuseum. M
, N p. (1996). T
’w
id. I Spiegel Historiael, 1996, nr 12.
Mathijsen, M., & Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis. (1995). Naar de letter: Handboek editiewetenschap. Amsterdam: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
125
Minderaa, P. ( 1961). Zinvol en onzinnig gebruik van de term invloed in de poëziegeschiedenis In Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 78, Leiden. Mörzer Bruyns, W.F.J. (1984). De tochten van de Willem Barents naar het noorden (1878-1884). Amsterdam: (ongepubliceerd). Beschikbaar: http://www.hoffman.nl/genealogie/WillemBarents/Willembarents.htm Niemeijer, J. A. & Isings, J. H. (2000). J. H. Isings: Historieschilder en illustrator. Kampen: Kok. Normyo. (2009, 15 december). ‘De BV Nederland’ [9 i
’ ]. Infoyo [website].
Beschikbaar: http://samenleving-en-ontwikkeling.infoyo.nl/politiek/18854-de-bvnederland.html. Oerlemans, R. & Lint, D. (2012). Nova Zembla. [Film] Houten: BFD.
Portman, C.J.L. (1836). De dood van Willem Barentsz op Nova Zembla, 1597. (In bezit van) het National Maritime Museum in Londen. Beschikbaar: Geschiedenis INNL (http://www.innl.nl/page/206/en)
Prins, P. (1979). Door de Poolzee naar de Peperlanden. Groningen: De Vuurbaak. Proper LeMaître, R.A.F. & Galis, Cor. (1978). Het Dagboek van Willem Barentszoon te Nova Zembla. VPRO: Zeldzaam & Zonderling. Red. (1994). De Nieuwe Taalgids. Jaargang 87. Groningen: Wolters-Noordhoff. Red. (2011). Donald Duck. Jaargang 2011, 50. Hoofddorp: Sanoma Media. Red. (2004). Literatuur zonder leeftijd. Jaargang 18, Leidschendam 2004, pp. 189-223. d. (2011, 31
g t ). M d
i fi m [4 i
’ ]. Elle [website]. Beschikbaar:
Elle. (http://www.elle.nl/lifestyle/Lifestylenieuws/Modellen-in-films) Red. (1897, 22 augustus) Nederlansche Zeelieden van voor drie eeuwen. In Zondagsblad van het Nieuwsblad van de dag, 22 augustus 1897. Beschikbaar: KrantenKB. 126
d. V k k
t (2010, 8 m i). H t v d i t v
d H
tv
igt
[6 i
’ ].
Presseurop [website]. Beschikbaar: http://www.presseurop.eu/nl/content/article/246671het-verdriet-van-de-holocaust-verenigt-ons. Reinhold, H. (1946). In den greep van het poolijs: een novelle uit het Hooge Noorden. Amsterdam: Atlanta. Roeper, V. & Wildeman, D. (1996). Om de Noord: De tochten van Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck en de overwintering op Nova Zembla, zoals opgetekend door Gerrit de Veer. Nijmegen: SUN.
Roeper, V. de. & Wildeman, D. (2011). Nova Zembla. Dde tochten van Willem Barentsz en de overwintering in het Behouden Huis. Amsterdam: Athenaeum. Roeper, V. & Wildeman, D. & Veer, G. de. (1998). Waerachtighe Beschrijvinghe. Franeker: Van Wijnen. Rooijakkers, G. (2000). De musealisering van het dagelijks leven. In Laarse, Rob van der, et al (red.) (2000). Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering. Amsterdam: Het Spinhuis. Beschikbaar: KNAW. Saeghman, Gillis Joosten. (1664). Bondigh verhael van het begin en voortgangh, der Vereenighde Nederlandtsche Oost-Indische Compagnie. Amsterdam: by Gillis Joosten Saeghman. Beschikbaar: http://objects.library.uu.nl/reader/index.php?obj=187421478&lan=nl#page//10/02/30/10023076632867545447183378965671480866.jpg/mode/1 up. Schelhaas, D. & Jansen, R. (2013), Nova Zembla. Een reisverslag. Amsterdam: ongepubliceerd. Schenkeveld-Van der Dussen, M.A. & Anbeek, T. (1993). Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Groningen: M. Nijhoff. Schram, Dick. (2008). Literatuur lezen en onderwijzen. Amsterdam: Vrije Universiteit. Beschikbaar: VU.
127
Sierksma, Peter. (2005, 12 november). Nederlanders op de noordpool [sic] [11 i
’ ]. Trouw.nl [website]. Beschikbaar: Trouw.
(http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/archief/article/detail/1717695/2005/11/12/Nederla nders-op-de-noordpool.dhtml) Sleijser, J.J. (1870-1880). De nieuwe kijkkast. Nova Zembla. Leiden. Smit, Mark. (2003). Louis Apol de specialist in sneeuwlandschappen [4 i
’ ].
Marksmit.nl [website]. Beschikbaar: http://www.marksmit.nl/nl/uitgelicht/106-louis-apolde-specialist-in-sneeuwlandschappen.html. Sommer, Martin. (2012). Beschuit met geschiedenis. In Historische Nieuwsblad, nr 6, 2012.
Sophocles. (2008, 8 februari). Fi
f
v
pv di g:
L k [28 i
’ ].
Mens en samenleving: filosofie [website]. Beschikbaar: http://mens-ensamenleving.infonu.nl/filosofie/14736-filosofen-over-opvoeding-john-locke.html.
Spelbrink, Hanny., et al. (1997). De wereld van het kinderboek. Groningen: WoltersNoordhoff.
Steeg-Stolk, Hanny van de. (2001). Vechten tegen water en ijs. Utrecht: De Banier. Steen, Paul van der. (2011, 19 november). Nova Zembla, de nationale evergreen [21 i
’ ]. Trouw.nl [website]. Beschikbaar: Trouw.
(http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/3042123/2011/11/19/NovaZembla-de-nationale-evergreen.dhtml) Stronks, E. (2012). Loden letters, digitale dartels. Utrecht: Universiteit Utrecht, Geesteswetenschappen. Beschikbaar: http://igitur-archive.library.uu.nl/oratie/2012-0201200344/UUindex.html.
Thomassen, Theo. (2008, 27 oktober). Content genererende archivarissen. Hun identiteit individualiteit en betrouwbaarheid. Slideshare [website]. Beschikbaar: 128
http://www.slideshare.net/cvanderven/content-genererende-archivarissenpresentation#btnNext. Tollens, H., Clavareau, A. & Murot, M. (1838) L’ v Nouvelle-Zemble: 1596-1597. Maastricht: F. Bury-Lefebvre. Tollens, H., Bergh, J.H.J. & Brown, H. (1843). De Overwintering der Hollanders op Nova Zembla. Gedicht van Tollens. Met houtsneden van H. Brown, naar teekeningen van J.H.J. van den Bergh. Leeuwarden. Tollens, H. (1855). Gedichten. (Gezamenlijke dichtwerken, 1-3). Leeuwarden: Suringar. Beschikbaar: http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/tollens/volkslied.html. Tollens, Hendrik. (1981). De overwintering der Hollanders op Nova Zembla (inleiding G.W. Huygens). Den Haag: Martinus Nijhoff. Tollens, H. (1884). The Hollanders in Nova Zembla, 1596-1597: An arctic poem. New York: G.P. Putnam's. Unwin, R., & Noorman, J. (2011). Overwintering op Nova Zembla: Willem Barentsz en de expeditie om de Noord. Amsterdam: Carrera. Veer, G. ., & Bostoen, K. (1994). Nova Zembla, de hel van het noorden. Amsterdam: BulkBoek.
Veer, G. de. (1598). Vraye description de trois voyages de mer tres admirables , faictes en trois ans, a chacvn an vn, par les navires d'Hollande et Zelande, av nord par derriere v
Norvvege, Moscov v
v . Plus des ours cruels &
ravissans, & autres monstres marin: & la froidure insupportable. Imp imé Am t p
C
i
Ni
,
'
,
iv
d m:
i .
129
Veer, Gerrit de. (1997). Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort [Ed. Roeper, Vibeke & Wildeman, Diederick.]. Franeker: Van Wijnen. Beschikbaar: dbnl. Veer, G. de & Claesz, Cornelis & Dorp, Jan Claesz van. (1598). Gerardus de Vera Diarium nauticum, seu vera descriptio trium navigationum admirandarum, et nunquam auditarum, tribus conti
v
, ad
Septentrionem, supra Norvagiam, Moscoviam et Tartariam, versus Catthay et Sinarum regna: tum ut detecta fuerint Weygatz fretum, Nova Zembla. Amsterdam: ex off. Cornelii Nicolai. Veer, G. de., & Lennep, J. H. van. (1861). Nederlansche Noordpoolreizen met Willem Barentsz: Bevattende der Hollanderen Overwintering op Nova Zembla. Haarlem: Weeveringh. Venema, Adriaan. (1992). Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 4: Uitgevers en boekhandelaren. Amsterdam: De Arbeiderspers.
Verveen, J.A. (1996). Willem Barentsz terug op Terschelling. In Reformatorisch Dagblad, 1 juni 1996. Beschikbaar: digibron. (http://www.digibron.nl/search/detail/012de3e4579997c331d3afbf/) Veterman, E. (1934). Nova Zembla: Heldendrama. Amsterdam: Strengholt. Visscher, Hugo & Langeraad, van Lambregt Abraham. (1907). Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1. Utrecht: Kemink & Zoon. Beschikbaar: dbnl. Visser, P. & Gouwe, H. (Ill.). (1913). Heemskerck op Nova Zembla: Historisch verhaal. Alkmaar: Gebr. Kluitman. Vondel, J. van den. & Spies, M. & Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. (1987). Twee zeevaart-gedichten: Hymnus, ofte Lof-Gesangh, over de wijd-beroemde scheeps-vaert der Vereenighde Nederlanden (1613) : Her Lof der Zee-vaert (1623). Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij.
130
Walda, Dick. (1979). Overwintering op Nova Zembla. Hoorspel Vara, regie: Ad Löbler. Warnsinck, W. H. & Portman, G. T. L. & Senus, W. van. (1821). Gedichtjes voor de Nederlandsche jeugd. 's Gravenhage: S. de Visser. Weel, Gerard. (2013). Het Nova Zembla-exemplaar en de drie exemplaren van de Koninklijke Bibliotheek [2 p gi ’ ]. G
dw
.
[w b it ]. B
ikb
:
http://www.gerardweel.nl/thvw/novazembla.php. Weijers, Ido. (1991). Terug naar het behouden huis: romanschrijvers en wetenschappers in de jaren vijftig. Amsterdam: Sua.
Westerman, M. (1845). Korte inhoud van de overwintering der Hollanders op NovaZembla, toneelmatige voorstelling in 6 tafereelen, met zang en koren. Amsterdam. Woltjer, J.J. (2005). Recent verleden. Amsterdam: Uitgeverij Balans.
Zeeberg, Jaap Jan. (2007). Terugkeer naar Nova Zembla. De laatste en tragische reis van Willem Barents. Zutphen: Walburg Pers. Zeeuw J. Gzn. P. de. (1939). De hut van oom Tom. Den Haag: G.B. van Goor Zonen. Zeeuw J. Gzn. P. de. (1947). De overwintering op Nova Zembla. Den Haag: G.B. van Goor Zonen. Zeeuw J. Gzn. P. de. (1939). Don Quichotte: de avonturen van den dolenden ridder, M. de Cervantes. Den Haag: G.B. van Goor Zonen.
..
131