De Wet Bopz Informatie voor ouders of vertegenwoordigers
versie: augustus 2013
2
1. Inleiding Deze brochure gaat over de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen, de Wet Bopz. Anders dan de naam doet vermoeden, geldt de wet ook voor sommige instellingen voor mensen met een verstandelijke handicap. Het gaat dan om cliënten met een indicatie voor 24-uurs zorg (verblijf met behandeling). In de Gemiva-SVG Groep zijn dat de cliënten van de locaties van Swetterhage, Vlisthage, Loethage, IJsselhage en het Agathahuis. Deze brochure is bedoeld voor hun vertegenwoordigers, maar ook ter informatie voor ouders en vertegenwoordigers die in de toekomst met de Wet Bopz te maken kunnen krijgen. Iedere cliënt in de gezondheidszorg heeft recht op: • • • •
eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer (privacy en bescherming van persoonsgegevens); zelfbeschikking; bescherming tegen willekeurige vrijheidsbeneming; verantwoorde zorg.
De Wet Bopz beschermt de rechten van cliënten die onvrijwillig in een instelling opgenomen zijn/worden. De wet bepaalt wanneer een instelling een cliënt mag opnemen 1 zonder dat hij of zij hiermee instemt. Deze brochure beschrijft globaal wat de wet inhoudt en welke consequenties hij heeft voor een cliënt en voor familieleden.
1
In deze brochure wordt regelmatig gesproken over ‘opname’ en ‘opnemen’. Hoewel wij over het algemeen andere termen hanteren, hebben we ze in deze brochure gebruikt, omdat ze in de Wet Bopz een belangrijk begrip zijn.
3
Eerst komt de fase vóór de opname aan bod: de indicatiestelling (hoofdstuk 2). Dan de opname (hoofdstuk 3). Het ondersteuningsplan (hoofdstuk 4) staat bij de toepassing van de Wet Bopz centraal. Daarin moeten de zogenaamde middelen en maatregelen (hoofdstuk 5) opgenomen zijn. Als de cliënt zich hiertegen verzet is soms vanwege de veiligheid van cliënt en anderen dwangbehandeling (hoofdstuk 6) noodzakelijk. Hoofdstuk 7 behandelt de klachtenregeling in relatie tot de Wet Bopz en de vertrouwenspersonen.
2. Indicatiestelling Voor de zorg in een instelling stelt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een indicatie vast.
3. Opname Het CIZ toetst, voorafgaand aan de opname, of de cliënt instemt met opname. Eén van de drie onderstaande situaties kan aan de orde zijn: •
De cliënt stemt in met de opname.
•
De cliënt toont geen bereidheid tot de opname, maar uit ook geen bezwaar.
•
De cliënt stemt niet in met de opname, maar verzet zich hiertegen.
Deze drie situaties lichten we hieronder toe.
4
Instemming met opname Als de cliënt instemt met opname, hebben we te maken met een vrijwillige opname. De Wet Bopz is dan niet van toepassing. Geen bereidheid, geen bezwaar Er zijn situaties waarin de cliënt met een verstandelijke handicap zijn situatie niet kan overzien of waarin hij de vragen van de indicatieadviseur over een opname niet goed begrijpt. Dan kan het voorkomen dat hij niet kan aangeven dat hij akkoord gaat met een opname, maar ook niet dat hij daartegen bezwaar heeft. We spreken dan over ‘geen bereidheid, geen bezwaar’. Als opname volgens de medewerker van het CIZ noodzakelijk is, kan de cliënt opgenomen worden op grond van artikel 60 van de Wet Bopz. Dit is een onvrijwillige opname. De Wet Bopz is dus van toepassing. Verzet tegen opname Een cliënt kan door uitspraken of gedrag aan de medewerker van het CIZ kenbaar maken dat hij zich verzet tegen opname. In dit geval is opname in principe niet mogelijk. Als een familielid of de huisarts van mening is dat opname in een instelling toch noodzakelijk is, kan opname plaatsvinden, namelijk met een Rechterlijke Machtiging (RM) of een Inbewaringstelling (IBS). •
De huisarts kan een Rechterlijke Machtiging bij de rechter aanvragen.
•
Als er acuut gevaar dreigt voor de gezondheid of veiligheid van de cliënt of anderen, kan de burgemeester een Inbewaringstelling gelasten. Met een Inbewaringstelling moet de cliënt binnen 24 uur opgenomen worden.
5
Ook een cliënt die al verblijft in een instelling kan zich tegen zijn verblijf verzetten. Afhankelijk van de situatie wordt dan de procedure tot Rechterlijke Machtiging of Inbewaringstelling gestart. Voorwaarden hiervoor zijn dat: •
de veiligheid of gezondheid van de cliënt of anderen gevaar loopt;
•
het gevaar niet buiten een instelling kan worden afgewend.
De rechter zal alleen een Rechterlijke Machtiging afgeven als hij van mening is dat aan deze twee voorwaarden is voldaan.
4. Het ondersteuningsplan Het ondersteuningsplan staat centraal bij de toepassing van de Wet Bopz. De instelling stelt dit plan na de opname op. De zorg die de cliënt ontvangt staat erin beschreven. Activiteiten die in het ondersteuningsplan staan, moeten gericht zijn op een benadering van de cliënt, waardoor eventueel gevaar voor de cliënt zelf of voor anderen wordt opgeheven. Als we hierbij middelen en maatregelen (zie hoofdstuk 5) toepassen, moeten die opgenomen zijn in het ondersteuningsplan. Bij bepaalde onderdelen van het ondersteuningsplan is het mogelijk dat de cliënt niet in staat is om aan te geven wat hij wil of wat hij nodig heeft. Dit noemen we gedeeltelijke of gehele wilsonbekwaamheid.
6
Een voorbeeld: een cliënt kan wel overleggen over de activiteit die hij wil volgen, maar van de noodzaak van medicatie begrijpt hij niets. De cliënt is dan gedeeltelijk wilsonbekwaam. Bij gedeeltelijke of gehele wilsonbekwaamheid zal de persoonlijk begeleider ook met de vertegenwoordiger van de cliënt overleggen over de inhoud van het ondersteuningsplan. De vertegenwoordiger treedt dan op namens de cliënt, zoals het al of niet instemmen met het ondersteuningsplan. Maar hoe zit het nu wanneer een cliënt wilsonbekwaam is en het niet eens is met bepaalde voorstellen? Of wanneer een wilsonbekwame cliënt zich verzet tegen iets, ondanks de toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger? Of, nog een mogelijkheid, wanneer de wettelijke vertegenwoordiger geen toestemming verleent? In dit soort situaties zal de arts die voor de uitvoering van de Wet Bopz verantwoordelijk is, moeten beslissen of dit onderdeel van het ondersteuningsplan, bijvoorbeeld afzondering of fixatie, toch noodzakelijk is. Dit heet dwangbehandeling. We bespreken die in hoofdstuk 6 uitvoeriger.
5. Middelen en maatregelen Opname en verblijf in een instelling moeten er altijd op gericht zijn zo goed mogelijk aan de wensen en behoeften van de cliënt tegemoet te komen. De medewerkers (behandelaars en begeleiders) dragen in alle opzichten zorg en verantwoording voor het welzijn, de veiligheid en de gezondheid van de cliënten.
7
Het gedrag van een cliënt kan met zich meebrengen dat daarvoor soms vrijheidsbeperkende handelingen noodzakelijk zijn. In overleg met de cliënt of de wettelijke vertegenwoordiger moeten we dan een afweging maken tussen de veiligheid en de vrijheid van de cliënt. Als een cliënt bijvoorbeeld gevaar loopt uit bed te vallen en een heup te breken, kan de arts besluiten dit te voorkomen door bedhekken te plaatsen of een ‘onrustband’ om te doen. Veiligheidsmaatregelen die de vrijheid beperken noemt de Wet Bopz ‘middelen en maatregelen’. Soms worden middelen en maatregelen in het ondersteuningplan opgenomen, soms moeten we ze toepassen in onverwachte situaties. In ieder geval moeten we het gebruik van deze middelen zo veel mogelijk beperken en waar mogelijk opheffen. Daarnaast zoeken we naar het minst ingrijpende middel. Ook voor een cliënt die vrijwillig opgenomen is, kunnen vrijheidsbeperkende maatregelen noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld: afzonderen in een aparte kamer omdat de cliënt agressief is of fixatiebanden aanbrengen. Als de cliënt niet kan overzien waarom dit noodzakelijk is of zich verzet, mogen we deze maatregelen niet zo maar toepassen. Dat mag namelijk alleen wanneer een cliënt onvrijwillig is opgenomen. De Wet Bopz bepaalt dat de adviseur van het RIO de situatie van deze cliënt opnieuw moet beoordelen. Hij kan de vrijwillige opname omzetten in een onvrijwillige opname. Pas daarna mogen we overgaan tot vrijheidsbeperkende maatregelen.
8
6. Dwangbehandeling Sommige onveilige situaties zijn te voorzien, andere niet. In omstandigheden die te voorzien zijn, nemen we de veiligheidsmaatregel(en) op in het ondersteuningsplan (met toestemming van de cliënt of de vertegenwoordiger). Als de cliënt zich verzet tegen een maatregel die in het ondersteuningsplan is opgenomen, krijgen we te maken met dwangbehandeling. Moet bij een onvoorziene gevaarlijke situatie worden ingegrepen, dan spreekt de Wet Bopz van toepassing van middelen en maatregelen in een noodsituatie. Deze mogen we maximaal zeven dagen gebruiken. Uiterlijk na zeven dagen moet de maatregel zijn beëindigd, óf opgenomen zijn in het ondersteuningsplan. Zorgvuldigheid staat altijd voorop. Zo moeten we steeds op een zorgvuldige wijze en met veilig materiaal het minst zware middel gebruiken. Bovendien moeten we de toegepaste middelen en maatregelen registreren op speciale formulieren. Bij verzet van de cliënt of zijn vertegenwoordiger vult de verantwoordelijke arts de formulieren in en verzendt die aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De volgende middelen en maatregelen mogen we volgens de Wet Bopz tijdelijk zonder toestemming toepassen, als we daarmee gevaar voor de cliënt of anderen kunnen afwenden: •
afzondering: het tijdelijk verblijf in een afzonderingsruimte;
•
fixatie: de bewegingsvrijheid belemmeren (onder andere het omdoen van een Zweedse band);
9
•
gedwongen toediening van medicijnen;
•
gedwongen toediening van voeding of vocht.
Medewerkers en de arts zullen hierover altijd met de cliënt of een vertegenwoordiger tot overeenstemming proberen te komen, ook bij onvrijwillig verblijf. Maar soms is er verzet, terwijl we tóch gevaar moeten afwenden. Als het strikt noodzakelijk is voor het welzijn, de veiligheid of de gezondheid van de cliënt of die van anderen, kunnen we een maatregel als bovengenoemd uitvoeren. Ook als de cliënt of zijn vertegenwoordiger zich daartegen verzetten.
7. Klachtenregeling De cliënt, zijn/haar wettelijk vertegenwoordiger of naaste familieleden moeten een beperking van hun rechten aan kunnen vechten wanneer zij vinden dat die ten onrechte is opgelegd. Er zijn twee soorten klachten: •
klachten over maatregelen die een aantasting van de vrijheid en integriteit van de cliënt betekenen, zoals dwangbehandeling, toepassing van middelen en maatregelen of het ontbreken van overleg over behandeling;
•
klachten over besluiten en over medewerkers.
De Gemiva-SVG Groep heeft een Klachtencommissie ingesteld, die deze klachten behandelt.
10
Als klachten met de Wet Bopz te maken hebben, moeten ze binnen veertien dagen behandeld zijn. Voor klachten over beslissingen die geen gevolg meer hebben, is de beslistermijn gesteld op vier weken. Uitspraken van de Klachtencommissie over Bopz-zaken gelden als bindend besluit. Informatie over de klachtenregeling van de Gemiva-SVG Groep vindt u in de folder Klachten, vertel het ons. Deze folder of de volledige tekst van de Klachtenregeling Cliënten van de Gemiva-SVG Groep, kunt u aanvragen bij het Centraal Bureau, (0182) 57 58 00.
Klachtencommissie Cliënten U kunt uw brief sturen naar de secretaris van de Klachtencommissie Gemiva-SVG Groep, de heer mr. J.M. van Stel p/a Postbus 604 2800 AP Gouda.
Vertrouwenspersonen De Gemiva-SVG Groep kent ook vertrouwenspersonen die u kunnen ondersteunen bij het zoeken naar een oplossing. Voor mensen met een lichamelijke aangeboren hersenletsel is dat:
vacature
11
handicap
of
niet-
Voor mensen met een verstandelijke beperking of een ontwikkelingsachterstand zijn dat in regio Noord: mevrouw H. Belier, (071) 526 21 97; (071) 513 30 69 e-mail:
[email protected];
[email protected] in regio Midden: mevrouw T.J. van Dongen-Vogel, (0180) 31 40 06; 06 22 26 75 49 e-mail:
[email protected] in regio Zuid: mevrouw A. Kodde-ten Brinke, e-mail:
[email protected]
(078) 619 05 08
Commissie Middelen en Maatregelen De commissie Middelen en Maatregelen van de Gemiva-SVG Groep heeft als taak medewerkers zo goed mogelijk te informeren en adviseren over de Wet Bopz en de toepassing ervan. Heeft u vragen van louter informatieve aard, dan kunt u zich wenden tot: de heer Sam Domna, voorzitter, (0182) 71 13 61 e-mail:
[email protected]
12