De wekroep van de opgestane Christus Ds. J.S. van der Net – Efeze 5:14 (Pasen)
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 65: 1 Efeze 5: 1-21 Psalm 43: 3, 4, 5 Psalm 63: 1 Psalm 63: 2 Psalm 89: 7
Het Woord des Heeren dat in deze ure tot ons komt, vinden we in de brief van Paulus aan de Efeziërs, het vijfde hoofdstuk, het veertiende vers, waar het Woord des Heeren aldus luidt: Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Gemeente, dit woord bepaalt ons bij: De wekroep van de opgestane Christus. We staan stil bij twee gedachten: 1. Een ernstige roepstem 2. Een heerlijke belofte 1. Een ernstige roepstem Onze tekst begint met: Daarom zegt Hij… Wie is nu die ‘Hij’, Die hier door Paulus sprekende wordt ingevoerd? Wel, de verklaarders zijn algemeen van mening dat die Hij, waar Paulus hier over spreekt, Christus is. Dus dan is het een woord van Christus dat hier wordt aangehaald. Daarom zegt Hij, daarom zegt Christus: Ontwaak, gij die slaapt! Het woord dat Paulus hier van Christus aanhaalt, is niet een woord van de Heere Jezus dat wij in een van de evangeliën tegenkomen. Daarom wordt ook aangenomen dat het woord van onze tekst een woord van Christus is dat weliswaar niet in het Evangelie voorkomt, maar dat toch in de gemeente voortleefde als een gevleugeld woord. En gezien ook de vorm waarin dit woord geschreven is, de dichterlijke opbouw van dit woord van Christus, zou het ook een aanhaling kunnen zijn uit een oud kerklied, een oude hymne, die men in de oudchristelijke eredienst zong en waarin dit woord van Christus werd aangehaald. Dus, gemeente, in onze tekstwoorden voert Paulus Christus sprekende in. Paulus gebruikt een tekst die in de oudchristelijke kerk als een gevleugeld woord van Christus voortleefde en dit woord was waarschijnlijk ook opgenomen in een oud kerklied, dat in de eerste christengemeente gezongen werd.
www.prekenweb.nl
1/10
Ds. J.S. van der Net – De wekroep van de opgestane Christus
Daarom zegt Hij… Paulus begint met het woordje ‘daarom’. U voelt allemaal wel dat het woordje ‘daarom’ de reden aangeeft waarom Paulus die wekstem van Christus laat klinken. Wat is nu de reden dat Paulus de wekstem van Christus laat klinken? Wel, gemeente, Paulus schrijft deze brief aan de gemeente van Efeze. De stad Efeze was een stad die beroemd was door de cultuur. Een stad die beroemd was door de tempels van Diana. Daar werd geroepen: Groot is de Diana der Efeziërs! (Hand.19:28) Daar in die wereldstad Efeze had Paulus op zijn derde zendingsreis ook een gemeente van Christus gesticht. Die christengemeente bestond de eerste tijd hoofdzakelijk uit joodse christenen die waren toegebracht. Maar later vormden de christenen die uit de heidenen waren overgekomen, de meerderheid in de gemeente. Als Paulus jaren later deze brief schrijft, dan zit hij in de gevangenis. Paulus hoort dat het met de gemeente in Efeze niet zo goed gaat. De gemeente is sterk verwereldlijkt. De mensen die uit het heidendom overgekomen zijn, hebben hun invloed laten gelden in de gemeente en de kinderen van God hebben hun eerste liefde verlaten. Er is bijna geen onderscheid meer te zien met de heidenen. Paulus schrijft dan ook dat de gemeente gemeenschap heeft met de onvruchtbare werken der duisternis. Dat is nu de reden waarom Paulus die wekstem in ons tekstvers laat horen: vanwege de verwereldlijking van de gemeente en omdat Gods kinderen hun eerste liefde hebben verlaten. Daarom zegt Hij… Daarom, om díe reden, zegt Christus: Ontwaak, gij die slaapt! Ziet u, gemeente, dat is nu dat ‘daarom’, waarom Paulus die wekstem laat horen. Paulus zegt: Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden! Gemeente, ik zou in de eerste plaats een streepje willen zetten onder het woordje ‘doden’. De gemeente van Efeze wordt opgewekt om op te staan uit de doden. Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, zegt Paulus. En dan gaat het in onze tekstwoorden niet over wat wij in het gewone leven onder doden verstaan. In het gewone leven verstaan wij onder doden mensen van wie het hart niet meer klopt, mensen die begraven moeten worden of begraven zijn. Maar het Woord van God kent behalve deze doden nog andere doden. Het Woord van God wijst ons doden aan die uiterlijk springlevend zijn. Want het Woord van God spreekt over doden die werken, over doden die trouwen, over doden die kinderen krijgen, over doden die ouder worden en uiteindelijk sterven. Ja, het Woord van God wijst het kerkhof aan midden onder de mensen die zeggen dat zij leven. Ja, dat Woord zegt dat sterven voor veel mensen niets anders is dan van het ene kerkhof naar het andere gebracht te worden. Daar doelt de Heere Jezus ook op als Hij zegt: Laat de doden hun doden begraven. (Matth.8:22) En gemeente, dan bent u mij in gedachten al voor. Die dood waar hier over gesproken wordt, daar bedoelt het Woord van God de geestelijke dood mee. Want de geestelijke dood begint niet als wij sterven. Nee, met de geestelijke dood worden we geboren. Van nature missen wij allemaal het leven. Want wat is nu leven? Ach, leven is niet zomaar bestaan. Dat noemen wij vaak leven. Wat is leven? Wel, leven, echt leven, is alleen waar de band met God is, de Bron van alle leven. Echt leven is alleen daar waar de gemeenschap met God wordt ervaren. Waar die gemeenschap met God niet is, daar is de geestelijke dood.
www.prekenweb.nl
2/10
Ds. J.S. van der Net – De wekroep van de opgestane Christus
Gemeente, u en ik, wij missen het leven. De band met God hebben wij in ons verbondshoofd Adam doorgesneden. Daarom missen wij het leven. U en ik, wij zijn afgesneden van de levenswortel God. Jongens en meisjes, zal ik nu eens proberen duidelijk te maken hoe het met ons is in de geestelijke dood? Je zou het het beste kunnen vergelijken met bloemen die in een vaas staan. Als je zo naar die bloemen kijkt in de vaas, dan zeg je: ‘Ze zijn best nog mooi en die bloemen geuren ook nog wat.’ En toch, jongens en meisjes, dat weten jullie ook wel, zijn die bloemen afgesneden van de wortel. Omdat die bloemen afgesneden zijn van de wortel, is eigenlijk de dood al in de stengel en de kiemen van ontbinding zijn al aan het werk in die bloemen. Kijk, zo is het nu met ons ook. Want wat wij leven noemen is niet anders dan bestaan. Dat is geen leven; dat noemt de Heilige Schrift een gestadige dood. We denken dat we leven, omdat we oren hebben om te horen, omdat we ogen hebben om te zien, omdat we voeten hebben om te lopen en handen om te grijpen. Daarom denken we dat we leven. Maar die ogen van ons zien de grote werken van God niet. Die oren van ons zijn doof om de stem van de Heere te horen. Die handen van ons tasten niet om God te vinden. En onze voeten wandelen niet in de wegen des Heeren. Daarom zegt de Bijbel dat we dood zijn. Wij missen het leven. En de satan, o, die probeert ons wel voor te spiegelen dat het leven buiten God nu het echte leven is. Misschien zijn er wel mensen in de kerk die ervan uitgaan dat dát nu het echte leven is, als je er van uit kunt gaan dat je kunt doen wat je hart je ingeeft. Dat je alle remmen in je leven los kunt trekken. Misschien zijn er wel jongens en meisjes naar de kerk gekomen die, als ze in de kerk zitten, zich als het ware onder de doden voelen: het is allemaal zo saai, zo doods. En als ze uit de kerk komen gaan ze pas weer een beetje leven. Misschien zijn er ook wel zulke jongens en meisjes hier. Maar dat is een list van satan! Hij beeldt ons in dat het leven buiten God het echte leven is. Maar het is een leugen! Het leven los van God is de dood. Dat is alleen maar bestaan. Het leven dat wij van nature leven, is schijn. Dat is grafleven. Dat is een genieten zonder vreugde. Het is als het bloeien van een roos, die nog wel nageurt, maar die onherroepelijk uit zal vallen. Wat hebben wij nu nodig, gemeente? We hebben nodig om aan die dood ontdekt te worden. We hebben nodig om te leren zien dat het leven dat wij van nature leven, de dood is. We hebben nodig om uit de dood tot het leven te komen. Om uit de dood op te staan tot het ware leven. Misschien zegt u nu: ‘Hoe kan dat nu? Hoe is dat nu ooit mogelijk?’ Dan zie ik hier iemand in de kerk zitten die zegt: ‘Ja, ik weet wel dat ik in de dood ben. Maar hoe kan ik nu ook uit de dood tot het leven komen? Hoe kan dat nu?’ Ach, gemeente, dat zou onmogelijk zijn als het geen Pasen geweest was. Maar nu is het Pasen geweest! En dat betekent dat de Heere Jezus in onze dood is ingegaan, dat Hij in ons grafleven is ingegaan. Maar Pasen betekent ook dat Hij de luiken van de dood open gestoten heeft. Pasen betekent ook dat Christus de dood heeft overwonnen, dat Hij het leven uit de dood heeft aangebracht. En nu is het mogelijk om door Hem uit de dood tot het leven te komen. Want Hij heeft gezegd: Ik ben de Opstanding en het Leven. (Joh.11:25) Voor we daar verder over zullen spreken, zingen we eerst samen Psalm 63 vers 1: www.prekenweb.nl
3/10
Ds. J.S. van der Net – De wekroep van de opgestane Christus
O God, Gij zijt mijn toeverlaat; Mijn God, U zoek ik met verlangen, Zo ras wij ’t morgenlicht ontvangen, Bij ’t krieken van de dageraad. O HEER’, mijn ziel en lichaam hijgen, En dorsten naar U in een land, Dat, dor en mat, van droogte brandt, Waar niemand lafenis kan krijgen. We hebben dus eerst een streepje gezet onder het woordje ‘doden’ en we hebben gezien dat hiermee de geestelijke dood bedoeld wordt. Nu gaan we verder onze tekstwoorden bekijken. In het woord van Christus dat hier aangehaald wordt, wordt die dood gezien als slaap. Immers, Christus zegt hier: Ontwaak, gij die slaapt! Ja, gemeente, u en ik, wij slapen van nature de slaap van de geestelijke dood, de slaap van de zonde. Nu is het in natuurlijk opzicht zo dat slaap een zegen is als we gezond zijn. Als we ’s avonds gaan slapen, dan is de slaap een middel om ons weer kracht te geven, zodat we weer met lust en met kracht ons werk kunnen doen. Ook voor een zieke kan de slaap een zegen zijn. Dat kan vaak het begin van herstel zijn. Maar mag dan in het dagelijks leven slaap een zegen zijn, in geestelijk opzicht is slaap vreselijk. Gaat u maar na. Iemand die slaapt is zich niet bewust van hetgeen er om hem heen gebeurt. Dat was met Jona ook zo. Hij verkeerde in het grootste gevaar aan boord van het schip toen het zo stormde. Maar hij was zich niet bewust van het gevaar waarin hij verkeerde. En zo is het nu ook met u en mij. Als wij de slaap van de zonde slapen, dan zijn wij ons niet bewust van het gevaar waarin wij verkeren. Het gevaar om ieder ogenblik voor eeuwig buiten God weg te zinken. In zijn slaap is een mens zich dat niet bewust. In het dagelijks leven kunnen we wel eens moeite hebben om wakker te worden. Als we dan ’s morgens wakker worden, wat kunnen we dan worstelen en vechten tegen de slaap om wakker te worden. Maar in de slaap van de zonde is dat niet zo. In de geestelijke slaap is geen worstelen om wakker te worden. In de slaap van de zonde worstelt de mens niet om daaruit op te staan. In het dagelijks leven slaapt de ene mens dieper dan de andere. Er zijn mensen bij wie het geweten het slapen een beetje moeilijk maakt; het geweten spreekt, het geeft prikken van binnen. Maar een mens wil blijven slapen. Een mens wil niet wakker worden. Hij wil de werkelijkheid niet zien. We willen blijven slapen, ook als dat geweten ons misschien wat prikt, als het ons uit de slaap probeert te houden. Wat doen we in het dagelijks leven als we niet goed of onrustig slapen? Ach, gemeente, dan nemen we een slaappoeder. Nu, zo zijn er ook veel mensen in de kerk die slaappillen en -poeders innemen. Zal ik u eens een paar van die slaappillen noemen die we in de kerk innemen? Wel, een hele goede slaappoeder is bijvoorbeeld als u uzelf in de kerk zit in te beelden dat u wakker bent. Het jezelf inbeelden dat je wakker bent, is een uitstekend slaapmiddel om door te blijven slapen. Zal ik u nog een slaapmiddel noemen? Een heel goed slaapmiddel is het verkeerd gebruik van de onmachtsleer. Je kunt jezelf toch niet bekeren? Je kunt jezelf toch niet wakker www.prekenweb.nl
4/10
Ds. J.S. van der Net – De wekroep van de opgestane Christus
maken uit de doodsslaap? Je moet het toch afwachten? O, gemeente, dat is ook een uitstekend slaapmiddel om jezelf slapend te houden in de kerk. Ook een heel goed slaapmiddel is om maar veel te drinken van de zwijmelwijn van het leven en van de goede genietingen van het dagelijks leven. Er zijn dus wat slaapmiddelen die in de kerk gebruikt worden. Zo zijn er slaapmiddelen te noemen die wij in kunnen nemen als het geweten ons het slapen moeilijk maakt. We willen niet wakker worden. We willen de werkelijkheid niet zien. Het is erg als je wel eens iemand in de kerk ziet slapen. Maar in feite slapen we van nature allemaal in de kerk. Dan slapen we onder de bedreigingen van het Woord van God. En dan slapen we onder de lieflijkste nodigingen van het Evangelie. In het dagelijks leven zijn er ook mensen die dromen in hun slaap, nietwaar, jongens en meisjes? Als je droomt in je slaap, dan kan het wel eens gebeuren dat je in je dromen allemaal avonturen beleeft en dat je zelf de held bent. Ook in de slaap van de zonden zijn er heel wat mensen die in de kerk dromen. Die dromen van de hemel en ze hebben geen erg in de hel. Er zijn heel wat mensen die dromen in de kerk als ze slapen. Dan dromen ze van hun vroomheid en van hun rechtzinnigheid en ze zijn net als een hongerige die droomt van eten, terwijl de maag nog leeg is. Iemand die slaapt heeft ook geen belangstelling voor wat er over hem of tegen hem gezegd wordt. Zo heeft de mens van nature ook geen belangstelling voor wat er tegen hem gezegd wordt over het onuitsprekelijke heil dat er in de Heere Jezus is. Hij heeft geen belangstelling voor wat er over hem wordt gezegd, over de nood van zijn ziel. Als we in het dagelijks leven slapen, dan kunnen er in die slaap wel eens vaag geluiden tot ons doordringen. Maar we draaien ons weer om en slapen verder. Zo kan het ook met de slaap van de zonde zijn. Soms kan het geweten het ons moeilijk maken, maar dan is het net als in het dagelijks leven: ‘Doe die gordijnen of doe die deur alsjeblieft dicht; ik kan niet slapen!’ Zelfs onder de bedreigingen van de oordelen worden we niet wakker. De mens slaapt in het opperste van de mast en hij heeft er geen erg in dat hij elk ogenblik naar beneden kan vallen en verdrinken. Zo zijn er in geestelijk opzicht mensen in de kerk die elkaar goede nacht toewensen en eigenlijk zeggen: ‘Het zal allemaal wel meevallen, het is nu eenmaal zo…’ Gemeente, dat is nu uw toestand. Dat is ook jullie toestand, jongens en meisjes. U slaapt de slaap van de zonde en u mist het waarachtige leven. Maar, gemeente, nu klinkt tot u de wekstem van de opgestane Christus. Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt! Die wekstem komt tot u met alle aandrang. Die wekstem is ook heel persoonlijk. De Heere zegt het nadrukkelijk tot u: ‘Word wakker!’ Nu is er misschien een man of vrouw in de kerk, een jongen of meisje, die ik stilletjes in hun hart hoor zeggen: ‘Toe, laat me nu slapen. Schrik me nu niet op. Maak het me nu niet lastig. Laat me maar dromen in de kerk. U mag me wel wijzen op de geestelijke dood, op de geestelijke slaap, hoe vreselijk het ook allemaal is, die geestelijke dood. Maar u moet maar niet zeggen dat ik wakker moet worden, want dat maakt me zo onrustig. Spreek me niet van de eis der bekering, want dan word ik in mijn rust gestoord.’ Ja, gemeente, die mensen zijn er. Die willen knikkebollend in de kerk onder de prediking van het Woord zitten; toestemmen dat ze slapen, maar dan moet het uit zijn. Veel www.prekenweb.nl
5/10
Ds. J.S. van der Net – De wekroep van de opgestane Christus
rechtzinnige mensen zeggen: ‘Wij slapen, wij slapen hoor! Zing liever het wiegelied van onze onmacht, dan dat u ons lastigvalt met die wekstem van de opgestane Christus.’ Maar, gemeente, denk eraan: de Heere roept u! Het is de roepstem van Christus tot u. Het is een roepstem tot jullie. Heel persoonlijk. Christus zegt nu: ‘Word wakker!’ Hoe je ook heet, Christus zegt: Ontwaak, gij die slaapt! En nu is Hij Iemand Die begaan is met het lot van de argeloos slapende, die daar in zo’n groot gevaar verkeert. Het is de Heere, Die zegt: Wendt u naar Mij toe, wordt behouden! (Jes.45:22) Christus roept u, jong en oud. Hij zegt: ‘Word wakker! Ontwaak, gij die slaapt!’ Nu zegt u misschien: ‘Ja, maar dat is toch dwaas, om dat tegen doden te zeggen?’ Er zijn genoeg mensen in de kerk die zeggen: ‘Tegen doden spreken, dat heeft geen enkele zin. Je mag óver doden spreken en je mag óver de dood preken, maar je moet niet tégen de doden spreken.’ Gemeente, u moet nu maar eens aan Ezechiël denken. Ezechiël moest van de Heere spreken tot dorre, dode doodsbeenderen. Hij moest op het kerkhof tegen dode beenderen gaan spreken. Tegen botten en knekels. Ook hier spreekt de Heere tegen doden. Omdat de Heere het zegt, daarom moet ik het ook doen. De Heere zegt dat ook tegen Ezechiël en Hij zegt dat ook in ons tekstwoord. En dan zegt de Heere tegen Ezechiël: ‘Zullen ze levend worden als je tegen ze spreekt, tegen die dorre doodsbeenderen, die helemaal verbleekt zijn door de zon?’ Als de Heere dat vraagt, zegt Ezechiël niet: ‘Heere, dat bestaat niet.’ Nee, dan zegt Ezechiël: Heere HEERE, Gij weet het. (Ez.37:3) Hij geeft het over in de hand van de Heere. Daarom, gemeente, het is waar; als ik vandaag tot u spreek, dan spreken wij tegen doden. Maar dan doen we dat omdat de Heere het zegt. Daarom alleen al. Als we in opdracht van de Zender tot doden spreken, dan is het toch niet zinloos. Want het is Pasen geweest! En Pasen zegt dat Christus de dood heeft overwonnen. Dat Christus daarom ook zondaren levend kan maken. Hij doet dat door het woord van de prediking. Want de Heilige Geest draagt de kracht van Christus’ opstanding door de prediking van het Woord in het hart. En omdat dat Woord geladen is met de opstandingskracht van Christus, is het niet zinloos om tegen doden te preken. Maar zullen nu dode zondaren door de prediking van het Woord levend gemaakt worden? Zullen doden opstaan uit de dood? Ja, dat wil en kan de Heere nog doen. Dan zullen er ontwaken door de kracht van de roeping Gods. Misschien zegt u wel: ‘Wie zullen dat zijn, hier in de kerk, die wakker mogen worden? Wie zullen dat zijn, die mogen ontwaken uit de slaap van de dood?’ Wie zullen dat zijn onder ons, gemeente? Ach, ik zou zeggen, u kunt beter vragen of ú het mag zijn. Je kunt beter vragen of jij het mag zijn, jongen of meisje. Of je door de kracht van Zijn roeping opgewekt mag worden uit de doden. Want door de kracht van de prediking zullen doden ontwaken. Want Christus heeft gezegd: Ontwaak, gij die slaapt! Wat gebeurt er nu als door het woord van de prediking een dode opstaat uit de doden? Wat gebeurt er nu als een slapende door de prediking van het Woord wakker wordt geschud? Wel, we kijken maar weer even naar het gewone leven. Hoe is het nu in het gewone leven als er iemand wakker wordt geschud? Die komt tot zichzelf. Iemand die wakker wordt geschud, gaat de werkelijkheid zien. Die gaat aan het werk. Kijk, zo is het nu geestelijk ook. Als een mens door de kracht van het woord der prediking wakker www.prekenweb.nl
6/10
Ds. J.S. van der Net – De wekroep van de opgestane Christus
wordt, dan is het net als bij de verloren zoon: hij komt tot zichzelf. Hij gaat de werkelijkheid zien, dat hij zonder God en zonder hoop in de wereld is. Dan gaan zijn ogen er voor open dat het de zonden zijn die zo’n scheiding maken tussen God en ons. Als we wakker geschud worden door het woord van de prediking, dan gaan we ook onze diepe staat van ellende zien. Dan gaan we onze afgelegde levensweg zien, dat heel onze levensweg van onze kindse jaren af één zondeweg is geweest tegen een heilig en goedertieren God. O gemeente, dan gaan we onszelf zien als geplaatst voor de rechterstoel van God, waar we nooit voor kunnen bestaan als het eisende recht van God in de ziel wordt gelegd. Dan komt er in ons leven de droefheid naar God, het verlegen zijn om God. Het rechtvaardige oordeel van God drukt ons neer. Als we dan wakker geschud zijn door het woord van de prediking, dan zien we ook het geluk van Gods kinderen. En we zien onszelf zo ongelukkig. Wat wordt het Woord van God dan dierbaar! Al veroordeelt het ons, al zet dat Woord ons erbuiten, al moeten we dan als een buitenstaander over de wereld gaan… toch kunnen we dat Woord niet missen. Dan drukken we dat Woord - ook al veroordeelt het ons op elke bladzijde - toch aan ons hart. Gemeente, diegene die wakker wordt buigt onder Gods heilige rechtvaardigheid, met de koorden van de veroordeling om de hals. Die krijgt een Borg nodig tot betaling van zijn hemelhoge schuld. Want hij ziet zichzelf in de dood. Maar dan leren we ook door genade het leven buiten onszelf te zoeken in Hem, Die getuigt: Ik ben de Opstanding en het Leven. (Joh.11:25) Dan leren we ook het leven buiten onszelf te zoeken in die opgestane Christus. Zie, gemeente, dat wordt nu beleefd als wij wakker worden. Ontwaak, gij die slaapt! En verder zegt Christus dan: Sta op uit de doden. Dat staat er ook. Sta op! Als die roeping aan ons hart geheiligd wordt, dan komt er niet alleen een wakker worden, maar ook een opstaan. In dat opstaan uit de doden zie je de voortzetting en ook de vrucht van de ware bekering. Want waar dat opstaan niet wordt gevonden, daar is nooit het echte ontwaken geweest. Het kan zijn dat door de prediking van het Woord of door allerlei roepstemmen die tot ons komen, ons geweten verontrust wordt en dat we misschien heel diep ontroerd worden, maar dat er uiteindelijk toch geen opstaan is. Dat gebeurt dikwijls. Dat lezen we ook in de Bijbel. Denkt u maar eens aan Herodes. Hij hoorde zo graag Johannes de Doper prediken, o zo graag! Maar uiteindelijk was er bij Herodes geen opstaan. Daarom, dat opstaan kan niet worden gemist. Denkt u ook maar aan Christen uit de stad Verderf. Hij staat op en zegt: ‘Het gaat om leven, eeuwig leven!’ Daarom, gemeente, dat opstaan moet er zijn. Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan. (Luk.15:18) Dat opstaan is niet één keer nodig. Nee, dat wakker worden, dat opstaan moet iedere keer weer plaatsvinden in het leven van de ware christen. Want ach, een kind van God is op z’n best wakker, of hij is al weer omringd door de dood in het eigen binnenste. Weet u wat Calvijn zegt? Hij zegt: Ook al zijn wij door de roeping Gods ontwaakt en wanneer wij door de roeping Gods zijn opgestaan, dan moet de christen hierin zijn hele leven voortvaren. Want, zegt hij, wij zullen nooit zo goed wakker zijn, dat God ons niet hoeft te doen opstaan.
www.prekenweb.nl
7/10
Ds. J.S. van der Net – De wekroep van de opgestane Christus
Slapen en dromen zijn vruchten van de dood. Wat hebben Gods kinderen na ontvangen genade er altijd weer mee te worstelen. Daarom moet iedere keer weer klinken, ook na ontvangen genade, die roepstem om wakker te worden en te blijven, die roepstem om op te staan. Want wat kunnen ook Gods kinderen hun eerste liefde verlaten. Wat kunnen ze in een dorheid en een doodsheid terechtkomen. En dan kan zo de klacht van ons hart zijn wat we samen eerst nog zullen zingen uit Psalm 63 vers 2: ‘k Heb U voorwaar in ’t heiligdom Voorheen beschouwd met vrolijk’ ogen; Hoe zag ik daar Uw alvermogen; Hoe blonk Uw Godd’lijk’ eer alom! Want beter dan dit tijd’lijk leven Is Uwe goedertierenheid; Och, wierd ik derwaarts weer geleid, Dan zou mijn mond U d’ ere geven. De wekroep van de opgestane Christus. We hebben in de eerste plaats gesproken over een ernstige roepstem, maar dan nu in de tweede plaats nog over: 2. Een heerlijke belofte We lezen: Daarom zegt Hij (dat is Christus): Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Wil dat nu zeggen dat wij eerst wakker moeten worden en opstaan uit de dood en dat Christus dan over ons zal lichten? Wil dat zeggen dat wij eerst wat moeten doen en dat de Heere dan ook wat zal doen? Nee, gelukkig niet, want dan zou er helemaal niets van terechtkomen. Het is allemaal Christus’ werk. Juist als Hij over een zondaar gaat lichten, dan staan wij op uit de dood. Maar als de voorjaarszon gaat schijnen komt er uit de dood, door het zonlicht, het leven en gaat het uitbotten. Zo is het nu bij Christus, want Hij is het Licht waarvan Simeon gezongen heeft: Een Licht, zo groot, zo schoon, Gedaald van ’s hemels troon, Straalt volk bij volk in d’ ogen. Als nu die Zon over je leven gaat schijnen, dan word je wakker. Het is Christus Zelf Die Zijn wekstem doet horen. Het is Christus Zelf Die Zijn wekstem doet uitgaan in de ziel. En dan is het Christus Zelf, gemeente, Die iedere keer weer licht geeft over het levenspad. Als Christus licht, dan is Hij het licht van de kennis. Van nature zijn we blind; van nature zijn we dwaas. Dan is Hij het licht van de kennis. Dan geeft Hij ons licht om God te kennen. Hij geeft licht om onszelf te kennen en ook licht om Christus te kennen. Dan is Hij niet alleen het licht van de kennis, maar ook het licht van de vertroosting. Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht. Ja, niet alleen is Hij het licht van de vertroosting, Hij is ook het licht van de vreugde. Mocht Petrus niet van Hem getuigen: In Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde. (1 Petr.1:8) www.prekenweb.nl
8/10
Ds. J.S. van der Net – De wekroep van de opgestane Christus
Om dat Licht te zien moeten we steeds weer wakker worden. Gods kinderen kunnen weer zo in slaap sukkelen. Wat kunnen de wijze maagden ook in slaap vallen. Maar als zij in dat Licht mogen wandelen, wat is het dan zalig. Want dat is een dag die niet eindigt in de avond, maar dat is een dag die doorbreekt in de eeuwige morgen. Als Christus over ons licht, dan komen er wel eens tijden in je leven dat dood en graf in andere gedaanten verschijnen. In het licht van deze Christus zijn dood en graf hun prikkel kwijt. Dan komen er wel eens ogenblikken, als dat licht van Christus in je ziel schijnt, dat wij ook het oordeel in een ander licht zien. Want Christus heeft het oordeel gedragen. Ja, als dat licht van Christus in je ziel schijnt, dan wordt ook het kruis anders. Dan mogen we bij ogenblikken wel eens weten dat het kruis dat we dragen en dat zo kan schrijnen, moet medewerken ten goede. Dan mogen Gods kinderen in dat licht gaan schitteren als een duif in het licht. Ja, als we in dat licht wel eens wandelen, dan mogen we, droevig zijnde, nochtans verblijd zijn. Dan zijn er wel eens tijden in je leven dat we, ondanks de moeite, ondanks het verdriet en de tranen die er zijn, met een traan en een lach verder gaan op de paden des levens naar dat land waar de zon eeuwig zal schijnen en nooit meer zal ondergaan. O, wat een rijke belofte: En Christus zal over u lichten. We gaan eindigen. We zijn begonnen om uw doodsstaat te tekenen. We zijn begonnen om u te tekenen wat ons leven van nature is. We hebben gehoord dat het geen leven is, maar dat het bestaan is. Hoe moet het nu met u, gemeente? Jongens en meisjes, hoe moet het nu met jullie? Ik heb wel eens gelezen van een duikboot die met zijn bemanning gezonken was naar de bodem van de oceaan. De mensen in de duikboot waren zo dwaas dat zij elkaar geruststelden. Ze zeiden: ‘Nu ja, we liggen wel op de bodem van de oceaan, maar we hebben nog voor zoveel dagen eten en drinken en zuurstof, daarna zullen we wel weer eens verder zien.’ Als we dat lezen zeggen we: ‘Die mensen in die duikboot hebben ze vast niet goed op een rijtje gehad; zo praat een verstandig mens toch niet?’ Maar zo doen wij wél in het geestelijke. We kunnen immers elk ogenblik in de eeuwige dood wegzinken en… toch maar uitstellen. O, doe dat toch niet, want u slaapt in het opperste van de mast. Christus staat vandaag in het gewaad van Zijn Woord voor u en Hij roept u, ook jullie, jongens en meisjes, toe: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden! Wat zal het vreselijk zijn om, net als de rijke man, onze ogen op te slaan voor eeuwig buiten God. Weet u wat we nu eens moeten doen? We moeten vandaag nog onze knieën buigen en vragen of die Paaskoning voor ons zou willen zijn wat Hij gezegd heeft te zijn, namelijk de Weg, de Waarheid en het Leven. Jongens en meisjes, zullen jullie dat ook doen vanavond? Als je het misschien niet weten wilt voor een ander, doe het dan maar stilletjes onder de dekens en vraag dan maar: ‘Heere, wilt U me wakker maken? Ik heb vandaag gehoord dat ik de slaap van de dood slaap en dat ik niet wakker wil worden. Maar, Heere, maakt U me wakker?’ Hij heeft het Zelf gezegd: ‘Wie Mij aanroept in de nood, vindt Mijn gunst oneindig groot.’ Gemeente, dat we zo aan Zijn voeten mochten komen. Hij roept vandaag nog: Ontwaak, gij die slaapt! Dat we dan, jong en oud, zouden vragen: ‘Heere, dat het ook voor mij zou
www.prekenweb.nl
9/10
Ds. J.S. van der Net – De wekroep van de opgestane Christus
mogen zijn. Maak mij levend, opdat ik mij niet eeuwig dood zal slapen.’ Wat zal het vreselijk zijn om onder de roepstemmen van het Evangelie voor eeuwig verloren te gaan. En kinderen des Heeren, wat kunnen wij dan, ook na ontvangen genade, weer zo indommelen en net als de bruid terechtkomen op het bed van gerustheid. Dan missen we weliswaar niet het leven, maar we missen wel de blijdschap van het leven. Als we zo weer in slaap dommelen, dan missen wij niet het heil, maar wel de vreugde van het heil. Kinderen des Heeren, dan hebben wij zo’n dor leven, zo’n doods leven. Misschien zijn er hier ook wel in de kerk. Maar dan zegt Christus ook nu tot Zijn bruid, die zo opnieuw ingeslapen kan zijn en die zo op het bed van gerustheid kan liggen, ja, dan zegt Christus opnieuw tot die bruid die het weer zo gemakkelijk kan stellen buiten de gelovige gebruikmaking van de Heere Jezus Christus, dan zegt Hij ook tot Zijn bruid: Ontwaak! Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden! Dat we opnieuw in het licht mogen wandelen en dat we heen mogen gaan naar het land waar de zon nooit meer onder zal gaan, om eeuwig de kroon voor Zijn voeten te werpen. En daarom zegt Christus: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Amen.
Slotzang: Psalm 89:7 Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort! Zij wand’len, HEER’, in ’t licht van ’t Godd’lijk aanschijn voort; Zij zullen in Uw naam zich al de dag verblijden; Uw goedheid straalt hun toe; Uw macht schraagt hen in ’t lijden. Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen, Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw woord verhogen.
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 1)
www.prekenweb.nl
10/10