De lijdensweg van Christus Ds. B. van der Heiden – Mattheüs 16:21-23 (Lijdenstijd)
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 68: 1 Mattheüs 16: 13-28 Psalm 40: 3, 4 Psalm 45: 2 Psalm 25: 7
Gemeente, in deze lijdensweken worden we bijzonder bepaald bij het lijden en sterven van Christus. Maar wie zal de diepte van dat lijden kunnen preken? En wie zal de diepte van dat lijden kunnen peilen? Een zeker dichter zingt het: ‘Leer mij, o Heer’, Uw lijden recht betrachten. In deze zee verzinken mijn gedachten…’ Ach, er is voor de borgtocht van Christus in deze wereld geen plaats. Maar ten diepste is daar, jongeren en ouderen, ook in ons hart geen plaats voor. Of is het met jou of met u anders? Dat zou een groot wonder zijn. Want laat dan het kruis van Christus voor de Jood een ergernis en voor de Griek een dwaasheid zijn, het wordt een kracht Gods tot zaligheid voor allen die hier gaan leren: ‘Ik heb met mijn zonden U de kroon gevlochten en de beker gevuld.’ Christus’ lijden is een onpeilbaar diep lijden geweest. Daar moeten harten voor ingewonnen worden. Ook de harten van Gods kinderen. Dat zien we zo treffend in de woorden van onze tekst, die we in deze dienst met de hulp des Heeren willen overdenken. U kunt ze vinden in het u voorgelezen schriftgedeelte Mattheüs 16 vers 21 tot en met 23, waar we samen het Woord des Heeren lezen: Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage opgewekt worden. En Petrus Hem tot zich genomen hebbende, begon Hem te bestraffen, zeggende: Heere, wees U genadig; dit zal U geenszins geschieden. Maar Hij Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen die Gods zijn, maar die der mensen zijn. Gemeente, deze woorden bepalen ons bij: De lijdensweg van Christus. We staan stil bij: 1. De aankondiging van dit lijden 2. De weerstand tegen dit lijden 3. De noodzaak van dit lijden
www.prekenweb.nl
1/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
Het gaat in deze dienst dus over de lijdensgang van Christus. We lezen in vers 21 de aankondiging van dat lijden door Christus. Hij moet naar Jeruzalem gaan en daar veel lijden en dan gedood worden en ten derde dage opgewekt worden. Maar dan lezen we ook van de weerstand tegen dat lijden in vers 22. En Petrus Hem tot zich genomen hebbende, begon Hem te bestraffen, zeggende: Heere, wees U genadig; dit zal U geenszins geschieden. Maar dan wordt in vers 23 ook de noodzaak van dat lijden getekend. Gij verzint niet de dingen die van God zijn, maar die van mensen zijn. 1. De aankondiging van dit lijden Van toen aan… Zo beginnen onze tekstwoorden. Dat wijst op iets wat er aan voorafgaat. Dat lezen we in de voorgaande verzen. We lezen dat Jezus met Zijn discipelen in de delen van Cesaréa Filippi is. Een ogenblik heeft Hij rust gezocht met Zijn discipelen. Daar zijn de farizeeën en de sadduceeën niet. Daar is Hij een ogenblik samen met Zijn leerlingen, met Zijn discipelen. En wonderlijk, dan vraagt Christus op een gegeven ogenblik aan Zijn discipelen: Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben? Christus is toch de Alwetende, jongens en meisjes? Hij weet toch alles! Hij kent ons verborgen leven en ook ons openbare leven. Hij kent van verre onze gedachten. En nu vraagt Hij: Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben? Nu, daar hebben de discipelen wel wat antwoorden op. Het zijn verschillende antwoorden. De ene zegt: ‘Hij zal Johannes de Doper zijn.’ Johannes de Doper die onthoofd was door Herodes. Een ander zegt: ‘Hij is Elia die opgestaan is.’ In de profetieën wordt immers over Elia gesproken, die voordat de grote dag komt, zal komen. Weer anderen zeggen: ‘Hij is Jeremia.’ Jeremia die naar Egypte gevoerd is en daar gestorven is. Men weet niet waar Jeremia gebleven is, hoe hij gestorven is en waar hij begraven ligt. Zo worden er misschien nog wel wat andere namen genoemd. Ze zeggen maar niet dat Hij ook een vraat en wijnzuiper genoemd wordt. Dat Hij miskend wordt en er laatdunkend over Hem gesproken wordt als ‘de vriend van tollenaren en zondaren’. Dat zeggen ze maar niet tegen Hem. Maar dan blijkt dat de Heere Jezus deze vraag gesteld heeft om een volgende vraag te stellen, die eigenlijk nog veel belangrijker is. Immers, zo klinkt uit de mond van de Zaligmaker: Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? Kijk, over anderen kun je hele avonden met elkaar praten. Daar kun je uren mee vullen. Maar nu gaat het over de vraag: wie zegt ú nu dat Ik ben? Wie ben Ik nu voor u? Welke betekenis heb Ik in uw leven? Dat is een hele persoonlijke vraag. Een heel indringende vraag. Als die vraag nu eens aan jou gesteld werd, jongere in de kerk, of aan u, oudere, wat zou u dan antwoorden? Welke betekenis heb Ik nu in jouw leven, in uw leven? Wie zegt gíj nu dat Ik ben? Wat beteken Ik voor u? Wat zou jouw, uw antwoord zijn? Neem alstublieft die vraag mee naar huis en beantwoord hem tussen God en uw eigen hart. Misschien moet je dan wel zeggen: ‘Ach, eigenlijk niks. Voor mij heeft U eigenlijk helemaal nog geen betekenis.’ O, smeek dan de God van hemel en aarde of het anders www.prekenweb.nl
2/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
mag worden in je leven. Of je die God mag kennen, Die te kennen het leven en Die te dienen de zaligheid is. Wie zegt gij dat Ik ben? En dan komt er toch een antwoord. O gelukkig, wat een wonder! Want dan mag Simon Petrus - en hij is de tolk van de andere discipelen - zeggen: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. En die rijke belijdenis wordt gevolgd door een zaligspreking van Christus: Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona (zoon van Jona), want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader Die in de hemelen is. Wie Christus is, dat is niet te leren op een aardse school. Maar dat is nu het wonder van de Goddelijke genade. Dat is nu het wonder van de openbaring Gods in je hart. Vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader Die in de hemelen is. En als Petrus dan, ook namens de andere discipelen, de Naam van Jezus heeft beleden, gaat Christus aan Zijn discipelen ook leren wat die Naam nu werkelijk betekent. Want het belijden van die Naam is nog wat anders dan het doorleven van die Naam en de diepte en de inhoud van die Naam peilen. Daarom staat er zo opmerkelijk: Van toen aan… Vanaf dat rijke ogenblik dat Simon Petrus mocht zeggen: Gij zijt de Christus, gaat Jezus nu aan de discipelen openbaren Wie Hij als de Christus is en wat Hij als de Christus gaat doen. Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen… De Heere Jezus heeft daar nog niet veel eerder over gesproken. Nee, Hij heeft er ook niet altijd over gezwegen. In het gesprek in de avond met Nicodemus heeft Christus tegen hem gezegd: Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; opdat een ieder die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe (Joh.3:14-15). Maar daar waren de discipelen niet bij. Echter, op het tempelplein in Jeruzalem waren de discipelen er wel bij, toen Christus tot de schare sprak: Breek deze tempel en in drie dagen zal Ik dezelve oprichten (Joh.2:19). Maar ze hadden die woorden niet begrepen. Ze waren eraan voorbijgegaan. Nu achtte Jezus de tijd gekomen om de Zijnen ook te gaan onderwijzen in de noodzaak van Zijn borgschap en wat dat voor Hem als Borg, maar ook voor de Zijnen inhoudt. Onderwijs over de inhoud van de Naam Christus. Dat doet Hij niet in één keer; dat onderwijs gaat van stap tot stap. Hij zegt het ook: ‘U kunt dit alles nu niet dragen.’ Dat is ook vandaag Zijn methode. En hoe geduldig is Hij. Nee, nooit stuurt Hij iemand van Zijn school. Zijn liefde is onveranderlijk. Als zij weglopen, gaat Hij ze achterna en zoekt net zo lang tot Hij ze vindt. En als ze dan niet meer lopen kunnen, draagt hij ze. Ook vandaag ! Dat gebeurde ook met de discipelen. Hij gaat hen van stap tot stap onderwijzen in de noodzaak van Zijn lijden. Zo verandert Zijn hemels onderwijs van karakter. Daarom staat er dat Jezus begon te vertonen. Te vertonen! Eigenlijk: laten zien. Met woorden laten zien. Niet zomaar iets zeggen. Dat heeft de Heere Jezus trouwens nooit gedaan. Zijn woorden hadden altijd inhoud. Maar nu zegt Hij: ‘Discipelen, let u op wat er gaat gebeuren, let op de omstandigheden en op Mijn woorden.’ Wat gaat de Heere Jezus dan vertonen? Wel, dat Hij moet heengaan naar Jeruzalem en veel lijden. Nu, gemeente, dat is tegen aller verwachting in. Er lag een heel andere www.prekenweb.nl
3/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
verwachting in het hart van de discipelen; ze zagen uit naar de tijd dat Jezus naar Jeruzalem zou gaan om als Koning gekroond te worden. En nu gaat Hij niet spreken over een kroon, maar Hij gaat zeggen dat Hij gedood zal worden. Straks wacht geen kroon, maar het kruis. Nog eens: dat is totaal anders dan ze verwacht hadden. Hebben de dichters en profeten van het Oude Testament niet gesproken van Hem Die komen zou als de grote Profeet? Heeft Mozes niet gezegd: Een Profeet uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE uw God verwekken; naar Hem zult gij horen (Deut.18:15)? Heeft David profetisch niet gezongen van dat koningschap: Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, de berg Mijner heiligheid (Ps.2:6)? En denk eens aan Ethan, hoe hij heeft gezongen dat God hulp besteld heeft bij een Held Die verlossen kan. Heeft Jezus Zelf, toen Hij aan Zijn openbare optreden begon, niet gesproken: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen (Matth.3:17)? En bij een koninkrijk hoort toch een koning? En dan nu, in plaats dat Hij Zijn koningschap op Zich neemt en Israël weer eer en aanzien geeft, dat de tijd van David en Salomo weer terugkomt, spreekt Hij over veel lijden en gedood worden. Gemeente, voelt u dan niet aan hoe dat tegen aller verwachting in is? Dit hadden ze niet verwacht. De moeder van Jakobus en Johannes had zelfs gevraagd aan Jezus: ‘Als U nu straks Uw Koninkrijk hebt, laat dan mijn zonen zitten aan Uw linker- en rechterhand.’ Een Messias Die gaat lijden en sterven past niet in hun gedachtegang. Zo was het bij het Joodse volk, maar ook bij de discipelen. En nu gaat Christus zelfs spreken over véél lijden! Hij gaat spreken over veel lijden vanwege de ouderlingen en de overpriesters en de schriftgeleerden. Dat is de overheid. Dat zijn de geestelijke leidslieden. In die woorden van Christus zit iets officieels. Christus gaat niet naar Jeruzalem om daar laaghartig gedood of vermoord te worden. Christus is geen slachtoffer van Zijn eigen idealen. Maar Hij gaat naar Jeruzalem en Hij zal daar lijden, véél lijden, vanwege de overpriesters en de schriftgeleerden en de ouderlingen. Hij zal officieel ter dood veroordeeld worden. Gemeente, achter dit alles is een hand die alles leidt. Een Goddelijke hand! Er is een plan van verlossing dat uitgevoerd moet worden. O, hier lezen we de bereidwilligheid en gewilligheid van de Zaligmaker, maar ook hoe alles plaatsvindt naar het gemaakt bestek, naar de overeenkomst, dat plan dat door de drie Goddelijke Personen, Vader, Zoon en Heilige Geest in de stilte van de eeuwigheid is opgesteld. Als Lukas over dat plan schrijft, lees je de woorden die hij zo vaak bezigt: En het geschiedde… Het is niet zomaar. Hij gaat niet zomaar naar Jeruzalem, maar Hij gaat daar lijden en dan vanwege de ouderlingen, overpriesters en schriftgeleerden. Jeruzalem is het hart van de godsdienst. Daar staat de tempel. Het is de plaats waar de Heere eens van had gezegd: ‘Hier wil Ik wonen naar Mijn lust; hier is in eeuwigheid Mijn rust.’ In Jeruzalem stond het altaar. Daar werden de offers gebracht. Daar kwamen duizenden mensen naar toe om er de godsdienstige feesten bij te wonen. En dan gaat Christus spreken over lijden en sterven in Jeruzalem. Wat een aangrijpende en indringende woorden! Jeruzalem is de stad van de godsdienst. Christus zegt hier dat Hij niet door heidense soldaten gedood zal worden, maar door de godsdienst. Dat de geestelijke leidslieden daar de hand in zullen hebben. Hij zal er lijden en sterven.
www.prekenweb.nl
4/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
Hoe komt het, dat Hij juist zoveel zal moeten lijden van de ouderlingen, de overpriesters en de schriftgeleerden? Wel, omdat zij de leer van deze Rabbi van Nazareth haten. En waarom dan? Omdat de leer van Jezus van Nazareth zo anders, zelfs tegengesteld was aan wat zij leerden. Zij meenden dat als je een nazaat van Abraham was en ook besneden was en als je dan ook de wet van Mozes nog nauwkeurig onderhield, ach, dan was je plaats in dat Koninkrijk verzekerd. Dan hoefde je niet meer bang te zijn. Je kon door de werken zalig worden. En nu komt deze Jezus van Nazareth, Die zegt: ‘Het is allemaal tekort. Tekort zijn die wettische werken en tekort zijn die voorrechten, hoe groot ze ook zijn. Tekort zijn al die offeranden die gebracht worden en tekort zijn al die vastentijden en al wat u doet. U moet geloven! Alleen de wedergeboorte en het geloof in Christus brengt tot de zaligheid!’ Deze boodschap haalt een streep door hun mening, door hun leer. Daarom is er zoveel haat en vijandschap tegen de leer van de soevereine en absolute genade, tegen de leer van het niet meer zalig kunnen worden door de werken der wet, maar alleen uit genade, zonder enige verdienste onzerzijds. Dat was toen en dat is vandaag nog zo. Mijn goede werken moet ik als betaalmiddel leren afschrijven. Alles wat ik aanbied, moet worden aangemerkt als tekort om voor God te bestaan. Dat is een boodschap die tegen mij indruist. Voor zo’n boodschap moet ik ingewonnen worden. En dat zal met jou en met u ook wel het geval zijn. O, wij willen zo graag meewerken! Wij willen zo graag zelf verdienen. Wij willen het zo graag zelf opknappen. Maar de leer van Christus snijdt alle verdienstelijkheid en goede werken van de zondaar af. Daarom kwamen de overpriesters en schriftgeleerden bij elkaar en zeiden: ‘Hij moet gedood worden. Hij mag niet blijven leven. Want met Zijn leer staan wij buiten het Koninkrijk Gods. Dat is onverteerbaar.’ Dan gaat Christus Zijn discipelen zeggen dat Hij veel lijden moet. Opmerkelijk dat dat woordje ‘veel’ er hier bij staat. Al de Schrift is van God ingegeven. Véél lijden. Wie zal de zwaarte van dat lijden peilen? Wie zal de diepte van dat lijden peilen? Gemeente, dat ‘veel’ wordt ook getekend door de last van de toorn van God tegen de zonde en de ongerechtigheid, waar Mozes van spreekt: Wie kent de sterkte Uws toorns en Uw verbolgenheid, naar dat Gij te vrezen zijt? (Ps.90:11) O, dat véél lijden, de zwaarte van dat lijden, heeft alles te maken met de toorn van God. Het heeft alles te maken met het karakter van de zonde. Want zonde is aanranding van God in Zijn eer en in Zijn heilige deugden. En wij zijn zondaren. Wij doen niet anders dan zondigen. Daarover toornt God Zich schrikkelijk. Nu moet Christus als de Borg en Zaligmaker van de Zijnen naar Jeruzalem, om er veel te lijden. De toorn van God moet worden weggenomen. We komen er zo dadelijk in onze derde gedachte op terug. Het behoort tot de dingen Gods. Maar die boodschap verwekt weerstand, tegenstand bij de discipelen. Hij gaat de weg aanwijzen, maar voor die weg moeten Zijn discipelen ingewonnen worden. Dat zien we in de reactie van de discipelen. Petrus, met zijn opbruisend en vurig karakter, is opnieuw de woordvoerder van hen. En Petrus Hem tot zich genomen hebbende, begon Hem te bestraffen, zeggende: Heere, wees U genadig; dit zal U geenszins geschieden. Onze tweede gedachte:
www.prekenweb.nl
5/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
2. De weerstand tegen dit lijden Er staat heel wat in dit vers. En Petrus Hem tot zich genomen hebbende… De rollen worden omgedraaid. Niet de Meester neemt de leerling terzijde, maar de leerling roept de Meester ter verantwoording. Hij pakt Hem als het ware bij de mouw en zegt: ‘Wacht eens even, sta eens even stil. U spreekt over een gaan naar Jeruzalem, maar dat gebeurt niet.’ Heere, staat er, wees U genadig. Er staat eigenlijk heel letterlijk: dat verhoede God. Dat verhoede God, dat zal U geenszins geschieden. Alles in Petrus komt tegen dat woord, deze aankondiging van Jezus’ lijden op. O nee, dat zal niet gebeuren! Nog zo kort geleden klonk Petrus’ stem: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Toen mocht hij nazeggen wat de Vader sprak bij de doop van Christus in de Jordaan: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb (Matth.3:17). Daar in de delen van Cesarea Filippi klonk de echo van Vaders stem. Petrus mocht de Naam van Christus belijden en daardoor werd hij zalig gesproken. Maar de diepte van die Naam heeft hij nog onvoldoende gepeild. Want Christus betekent immers Messias, de Gezondene, de Geroepene. Waarom is Hij dan gezonden? Waarom is Hij dan geroepen? Waarom is Hij dan gezalfd? Wel, om de dingen Gods te gaan doen, omdat dit door een mens niet meer mogelijk is. Om die grote schuld te gaan betalen. Om de toorn van God weg te gaan nemen. Om de vloekende wet te gaan vervullen. Daar heeft Simon Petrus nog maar heel weinig oog voor. Hij houdt van Jezus. Hij heeft Hem hartelijk lief. En de liefde van Petrus verzet zich tegen deze woorden van Jezus. Gelukkig laat Christus Zich door die woorden niet tegenhouden. Als dat toch gebeurd was, jongens en meisjes, jonge mensen in de kerk…! Ja, dan was zalig worden eeuwig onmogelijk. Hier staat Simon Petrus in zijn blindheid zijn eigen zaligheid in de weg. Als Christus deze weg niet gaat, blijft de hemel gesloten. Dan kan nooit de eeuwige gemeenschap tot stand worden gebracht. De liefde van Simon Petrus verzet zich tegen deze woorden van Jezus. ‘Dat verhoede God! Dat zal U niet gebeuren!’ Achter Simon Petrus zit satan. Dat blijkt zo dadelijk wel uit het antwoord dat Jezus Simon Petrus geeft. Satan gebruikt hier een lieve discipel van Jezus, opdat Jezus van die weg zou worden afgehouden. Satan is hier altijd mee bezig geweest, al vanaf het paradijs. Na de zondeval klonk de boodschap tot satan: Ik zal vijandschap zetten. Ik zal zorgen dat die band van liefde tussen de zondaar en satan verbroken zal worden. Ik zal dat werk verbreken. Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u de kop vermorzelen. (Gen.3:15) Niet satan, maar Christus zal het laatste woord hebben. Door alle eeuwen heen heeft satan geprobeerd om de komst van Christus tegen te houden, maar het is hem niet gelukt. In de volheid des tijds heeft God de Vader Zijn Zoon gezonden en is Christus gekomen. Daarna heeft satan Herodes gebruikt, om te proberen Jezus, na de ontmoeting van de wijzen uit het oosten, te doden. Maar de engel sprak tot Maria en Jozef dat ze naar Egypte moesten gaan. Satan heeft ook zelf geprobeerd Jezus tot één zonde te verleiden in de veertig dagen dat Hij in de woestijn verkeerde. Satan vroeg slechts één knieval, één verkeerde begeerte, één zonde, want dan zou de zaligheid www.prekenweb.nl
6/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
voor eeuwig onmogelijk zijn geweest. Dan had satan de overwinning behaald. Maar Christus bleef in die ure van de verzoeking staande. Nu gebruikt satan een discipel. Als deze discipel zijn zin had gekregen en Jezus van het kruis had afgehouden, was de zaligheid voor eeuwig onmogelijk geweest. Maar, gemeente, begrijpt u Simon Petrus een beetje? Begrijpt u dat alles wat in Simon Petrus was zich tegen deze woorden verzette? Hij had Jezus lief. Er was een hartelijke liefdesband met Hem. O, nooit zal hij het ogenblik vergeten dat zijn broer Andréas hem de boodschap bracht: Wij hebben gevonden de Messias (Joh.1:42). En dan lezen we zo treffend: En hij leidde hem tot Jezus. (Joh.1:43) Wij hebben gevonden… Dat wijst op zoeken. Na een bange nacht van geestelijke duisternis, vragen en raadselen, hadden ze Hem gevonden. Het werd een onvergetelijke ontmoeting. Wie zal het wonder onder woorden brengen als men horen mag: Gij zijt Simon. Ik ken je, Ik weet wie je bent, Ik weet waar je vandaan komt. Maar je afkomst staat Mij niet in de weg, Simon. Gij zult genaamd worden Céfas (Joh.1:43), rotsman! Vanaf dat ogenblik was er een hartelijke liefdesband met Jezus gevallen. Petrus was bij Hem gebleven en ook tot discipel verkozen. Wat een aangename tijd heeft hij met Jezus gehad! O, hij heeft Zijn woorden ingedronken als water. Wat was er een zoete gemeenschap met Hem en heeft hij menigmaal mogen proeven en smaken hoe goed het was om in de nabijheid van Jezus te zijn. Wat is hij door die woorden verkwikt. Wat heeft hij het goed gehad. Wat was het een aangenaam leven! Wanneer hij in de stormen terechtkwam, was Jezus er ook. Of wanneer anderen het hem moeilijk maakten, zoals de farizeeën, dan was Jezus erbij en loste de zaken voor Simon Petrus en de discipelen op. Het was zo’n goede tijd; een tijd die in het Hooglied getekend wordt als de lentetijd van het geestelijke leven. Versta je daar iets van, jongere en oudere? Dat het Woord spreekt en zijn kracht mag doen? Dat er de liefde tot dat Woord mag zijn en de liefde tot de God van dat Woord en de liefde tot de dag van die God en de liefde tot het volk van die God? Word ik wakker, zo ben ik nog bij U (Ps.139:18). Kennen we die tijd? Zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren (Ps.16:7). Dan is het helemaal niet zo erg om ‘s nachts eens een poosje wakker te liggen, want dan zijn de gedachten van de Heere vervuld. De discipelen trokken met Hem het land door. Zij hoorden Zijn prediking en zagen Zijn tekenen en wonderen. De woorden die Hij, de grote Leraar ter gerechtigheid, sprak, waren zoet en verkwikten het hart. Zijn tekenen openbaarden Zijn almacht en koningschap. Maar hierdoor werd ook wel de gedachte over een aards koninkrijk versterkt. Want Hij die vijfduizend mannen, zonder vrouwen en kinderen, kan voeden met een paar broodjes en een paar visjes, is toch ook in staat om als Koning de vijanden, de Romeinen te verdrijven, zodat dat rijk van David en Salomo weer in oude glorie kan worden hersteld? En nu gaat Christus spreken over de noodzaak van Zijn lijden en sterven. O, daar verzet Simon Petrus zich tegen. Daarom gaat Christus Zijn kinderen nu nader onderwijs geven. Nu gaat Hij leren wat het betekent dat Hij Christus heet en waarom Hij de Christus is. Nu gaat Hij Zijn kinderen leren dat God niet alleen de Barmhartige is, maar ook de Rechtvaardige. En dan niet alleen dát Hij rechtvaardig is, maar ook hóe rechtvaardig Hij www.prekenweb.nl
7/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
is. Dan gaat God Zijn kinderen leren dat God de Heilige is, maar ook hóe heilig Hij is. Hij gaat leren dat Hij de zondaar buiten Christus niet kan ontmoeten, omdat Zijn heilig ongenoegen en Zijn heilige toorn is gericht tegen de zonde en de ongerechtigheid. Dat moeten Simon Petrus en de andere discipelen, ja al Gods kinderen leren. Het is dat nadere onderwijs, wat de Heere de Zijnen op Zijn school geeft. Onderwijs dat niet onze tranen en gestalten, maar alleen het geloof in Christus zalig maakt. Nee, de tranen van ootmoed, berouw, verbreking van het hart, zondesmart en zondebeleving, maar ook verwondering, ontbreken op de weg naar de hemel niet. Maar ze zijn niet de grond van de zaligheid. Dat is alleen Christus´ werk, Zijn gezegende borgtocht. Wat een woord van Christus voor Zijn discipel Petrus! Christus gaat Zijn weg, Gods weg, gedreven door een onbevattelijke, eeuwige liefde tot Zijn Vader en tegelijk een onbevattelijke liefde tot hen die Hij van de Vader in de stilte van de eeuwigheid ontving. Hij gaat voor hen de weg naar Jeruzalem om gedood te worden, maar zij verzetten zich tegen Zijn weg. Wat moet dat voor Christus geweest zijn, gemeente. Zo gaat Hij de weg ten diepste alleen. In de hof van Gethsémané zal Hij ervaren dat ze zelfs niet één uur kunnen waken. Nog eens: Hij is die weg alléén gegaan, in alle eenzaamheid. Hij gaat lijden, gedreven door liefde. Maar Zijn discipelen vallen niet in aanbidding aan Zijn voeten omdat Hij deze weg wil gaan. Ze begrijpen Hem niet. Daarom vertroosten ze Hem ook niet en wijzen ze Hem niet op de vruchten van Zijn dierbaar lijden en sterven. Hij gaat Zijn weg voor hen, maar zij zijn er blind voor. Hij kan Zijn woord zelfs aan Zijn discipelen niet kwijt. Maar ze houden Hem ook niet tegen. Dat kunnen ze niet. Hij gaat vóór en dóór! Want Zijn lijden is nodig! Dat brengt ons bij onze derde gedachte. Maar eerst gaan we zingen Psalm 45 vers 2: Gord, gord, o Held, Uw zwaard aan Uwe zijde, Uw blinkend zwaard, zo scherp gewet ten strijde; Vertoon Uw glans, vertoon Uw majesteit; Rijd zegerijk in Uwe heerlijkheid Op ’t zuiv’re woord der waarheid; rijd voorspoedig, En heers alom rechtvaardig en zachtmoedig; Uw rechterhand zal ’t Godd’lijk rijk behoên, En in de krijg geduchte daden doen. 3. De noodzaak van dit lijden Maar Hij Zich omkerende… Gemeente, terwijl Christus Zijn lijden en dood aankondigde, gaat Petrus voor Hem staan. Misschien heeft hij Hem wel aan de mouw getrokken. Maar Jezus laat Zich niet tegenhouden. Hij loopt door. Hij gaat naar Jeruzalem. Dat ligt vast. Deze situatie wordt getekend in de woorden: Maar Hij Zich omkerende... Niets en niemand houdt Hem op de reeds in de eeuwigheid afgesproken weg tegen. Maar Hij Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot. Het is een streng antwoord. Satanas betekent letterlijk: wederpartijder, iemand die tegenover je staat. Jezus voelt de aanslag van de vorst der duisternis op Zijn
www.prekenweb.nl
8/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
werk. Hij voelt als het ware hoe satan Zijn discipel Simon Petrus hier in zijn macht heeft. Maar Hij verlost hem uit de macht van satan. Maar Hij Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot. Dat is wat! Dat wordt gezegd tot iemand met een hart vol liefde voor Jezus. Petrus wilde Hem uit liefde voor lijden en dood behoeden. Hij had er zijn Meester niet voor over. ‘Dat verhoede God, dat zal U niet gebeuren. Ik wil er desnoods wel voor zorgen, dat dit niet gebeurt.’ Gemeente, hoewel Christus wist dat Petrus uit liefde handelde, ontvangt hij toch dit strenge antwoord. Nee, Christus veroordeelt de liefde van Petrus niet. Daar had Hij Zelf voor gezorgd. Petrus had de Heere zo hartelijk lief vanwege de uitgestorte liefde Gods in zijn hart. Petrus´ liefde was wederliefde. En toch: Gij zijt Mij een aanstoot. Je bent voor Mij een steen op de weg, een oorzaak van vallen op Mijn weg, nee, op Gods weg. Want gij verzint niet de dingen die van God zijn, maar die van mensen zijn. O, als de zaligheid toch eens afhing van een kind van God… Gemeente, de hemel zou alleen voor God en de heilige engelen blijven. Wat hebben Gods kinderen onderwijs nodig. Wat is er toch veel te leren op de leerschool van de Heilige Geest. Onderwijs juist in de borgtocht van de Zaligmaker. In de stilte van de eeuwigheid zijn de dingen Gods besproken die voor de zaligheid van een verkoren, maar verloren zondaarsvolk nodig zijn. Gods deugden moeten verheerlijkt worden. Het is de eeuwige wil van de Vader om een verkoren volk lief te hebben, maar hoe zal die liefde zich kunnen openbaren? Hoe kan er gemeenschap zijn tussen een heilig en rechtvaardig God en een onheilige, onreine zondaar? Hoe is gemeenschap mogelijk tussen de drie-enige God, voor Wie de heilige engelen hun aangezichten bedekken en uitroepen ‘Heilig is Hij Die op de troon zit’, en een Adamskind dat het van dag tot dag verzondigt? Dat vraagstuk, door geen schepsel ooit op te lossen, is beantwoord door het woord van de Zoon: ‘Zie, Ik kom, o God’. Hij beloofde de Vader de hemel der heerlijkheid te verlaten en af te dalen, de menselijke natuur aan te nemen om zo alles te doen wat de zondaar in der eeuwigheid zelf niet meer kan. Hij zal de toorn Gods stillen en Gods heilige wet volkomen vervullen. Hij zal de weg naar het vaderhuis met de vele woningen banen, omdat er van de mens uit geen weg meer is. Hij zal Vaders geschonden deugden ten hoogste verheerlijken. Ja, Hij zal alles doen waardoor de Vader Zijn liefde kan openbaren. O, welk een groot werk was dat. Zo zullen vijanden met God verzoend worden. En Hij is gekomen, in de volheid des tijds. Hij wist wat Hem wachtte, van stap tot stap en van ogenblik tot ogenblik. Het zal nog wel even duren voor Hij Zijn handen zal uitstrekken om die te laten binden, maar de tijd breekt nu aan dat Hij richting Jeruzalem gaat. Dan zal de Zoon des mensen overgeleverd worden. Dan moet Hij veel lijden en moet Hij gedood worden. Dat is vanwege het recht van God; anders zal de zondaar door dat geschonden recht naar de eeuwige duisternis verwezen worden. Dat is vanwege de heiligheid van God; anders zal die heiligheid de zondaar verteren. Dat is vanwege de waarheid Gods, want God is geen man die liegen kan. Hij heeft het gezegd: Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven. (Gen.2:17)
www.prekenweb.nl
9/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
En nu gaat Hij, gemeente, gedreven door een onbevattelijke, eeuwige liefde tot Zijn Vader en de Zijnen, dragende de last van de schuld van al de Zijnen en van de toorn Gods. Nu gaat Hij volkomen bereidwillig en volkomen vrijwillig de weg op naar het kruis. Hij weet wat wacht. De discipelen moeten Hem volgen, maar straks kan zelfs dat ook niet meer. Dan zullen ze allemaal vluchten. Dit hadden ze nooit verwacht. Ze hebben allemaal met Petrus ingestemd, toen hij zei: Dit zal U geenszins geschieden. En denk eens aan Petrus zelf. De discipel die nu zijn leven wil geven, zal straks op de binnenplaats zijn lieve Meester verloochenen, als een dienstmeisje hem zal vragen of hij ook bij Jezus hoorde. Dan zal hij de liefdesband met Jezus loochenen en zichzelf vervloeken. Maar terwijl Petrus met een eed ontkent dat hij Jezus kent, staat in de binnenzaal de Borg en bidt tot Zijn Vader: ‘O Vader, reken het Mij toe, opdat Petrus daar op de binnenplaats vrijuit mag gaan. Voor Hem sta Ik hier, voor hem hang Ik straks aan het kruis, voor hem ga Ik de dood in, voor hem leg Ik Mijn leven af. Hij is immers één van de Onzen, die U liefheeft met een eeuwige liefde.’ Dat is nu Jezus in Zijn borgschap, gemeente! Hoe noodzakelijk, maar ook dierbaar wordt Hij in Zijn lijdensgang, als we ons als een Simon Petrus leren kennen. Hij gaat de weg, onbegrepen door Zijn discipelen, onbegrepen door de Zijnen. Ze moeten altijd voor die weg ingewonnen worden. Maar Hij gaat koninklijk en priesterlijk Zijn gang. Hij zal gedood worden, maar ook opstaan en ten hemel varen. En waar Hij is, zullen ook eens allen die in Hem begrepen zijn, verkeren. Hij heeft het beloofd vóór Hij Zich liet binden: Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden (Joh.14:1-2). ‘Die weg moet Ik gaan. Die moet Ik gaan, Petrus, anders kun je niet zalig worden. Deze weg moet Ik gaan, Thomas, want anders kun je nooit van je ongeloof verlost worden. Deze weg moet Ik gaan, Nathanaël, want anders kom je nooit van je twijfelmoedigheid en moedeloosheid af. Deze weg zal Ik gaan opdat u, discipelen, hier in beginsel en na het sterven voor eeuwig zult zingen: Het is door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen!’ Maar Hij zal niet in het graf blijven. Ten derden dage zal Hij opgewekt worden. Die opwekking is het ‘amen’ van de Vader op het werk van de Zoon. Christus’ opwekking predikt dat de Vader volmaakt met het werk van Christus tevreden is. Het leven, het eeuwige leven is verdiend. Dat leven, de eeuwige storeloze zaligheid, het eeuwig zien op Jezus, de eeuwige verwondering en aanbidding van de drie-enige God, ontgaat Gods kinderen niet, hoewel ze het zelf hier op aarde niet kunnen vasthouden. Maar deze erfenis wordt in de hemel bewaard. En zij worden op aarde voor de erfenis bewaard. Dit alles hoort bij de dingen Gods. Totdat de tijd aanbreekt, dat ook u, kind des Heeren, zult worden opgenomen, nadat u hier op aarde hebt geleerd: ‘Niets uit ons en alles uit Hem, zo reist de Kerk naar het hemels Jeruzalem.’ Opgenomen, na geleerd te hebben dat zelfs mijn liefde geen betaalmiddel is. Het is alles zonder enige verdienste of waardigheid. Alle roem aan de zijde van de zondaar is uitgesloten. Alleen verwondering en aanbidding blijven over.
www.prekenweb.nl
10/11
Ds. B. van der Heiden – De lijdensweg van Christus
Opdat eenmaal het lied gezongen mag worden, in al zijn diepte en in al zijn heerlijkheid: ‘Mijn God, ik zal U eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan!’ Versta je hier iets van, jongere en oudere? Want als Jezus het niet voor u doet, dan zult u het zelf moeten doen. O, God beware u, jou en mij voor wat ik u zojuist zei. Hij schenke ons samen wat zo onmisbaar nodig is: te leren sterven aan alles wat geen God en Christus is. Opdat Hij, Die Zich als de Levensvorst openbaart, alle waarde en alle betekenis mag ontvangen. Amen.
Slotzang: Psalm 25:7 Gods verborgen omgang vinden Zielen waar Zijn vrees in woont; ’t Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden, Naar Zijn vreeverbond, getoond. D’ ogen houdt mijn stil gemoed Opwaarts, om op God te letten; Hij, Die trouw is, zal mijn voet Voeren uit der bozen netten.
www.prekenweb.nl
11/11