Verslag van de vergadering van de statencommissie Economie en Mobiliteit, gehouden op woensdag 25 januari 2006, van 09.20 uur tot 13.50 uur in zaal A6 van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. W. Haasken (voorzitter; VVD), dhr. M.L.J. Out (VVD), dhr. J.J. Dijkstra (PvdA), dhr. J.L.H. Köller (PvdA), dhr. H. Nijboer (PvdA), dhr. R.D. Rijploeg (PvdA), dhr. F.J. van der Span (CDA), dhr. M.J. Jager (CDA), dhr. J. Roggema (ChristenUnie), dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. H.C. Moll (GroenLinks), dhr. E.A. van Zuijlen (GroenLinks), dhr. T.J. Zanen (PvhN), mw. D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), mw. I.S. Bulk (SP), dhr. C. Swagerman (SP). Voorts aanwezig: dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr. T.A. Musschenga (gedeputeerde), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), mw. N. Gerritsen (secretaris), dhr. R.J. Hoek (ambtelijke bijstand), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering. Een van de vorige keren zijn afspraken gemaakt over de vraag hoe men wil omgaan met het Antheus-project. Het College heeft inmiddels aangeboden om een van de volgende commissievergaderingen – waarschijnlijk de volgende – een presentatie te geven over het Antheus-project. Dhr. Haasken stelt voor om dit als commissie te ‘incasseren’ en er ruimte voor vrij te maken. Hij stelt voor de presentatie op de eerstvolgende presentatie te laten plaatsvinden. 2. -
Regeling van werkzaamheden voorstellen vreemd aan de orde van de dag
De voorzitter deelt mee dat er een voorstel van de PvdA is binnengekomen met betrekking tot de vaarweg Lemmer-Delfzijl. Dhr. Nijboer (PvdA) geeft te kennen het bij de regeling van werkzaamheden te kunnen toelichten. De voorzitter stelt dat het voorstel vreemd meteen zal worden behandeld. Voorts is er het voorstel van het CDA met betrekking tot de NS-dienstregeling. Dit zal worden behandeld bij agendapunt 11. Er is nog een extra agendapunt 14 verzonden in een aanvullingsagenda betreffende Lauwersoog, op verzoek van de PvdA ingebracht. -
vaststellen van de agenda
De agenda wordt vastgesteld. Dhr. Nijboer (PvdA) stelt met betrekking tot de vaarweg Lemmer-Delfzijl dat er een duidelijk briefje rond is gezonden. Hij heeft tevoren ook met enkele Colleges overlegd, omdat het een grote ingreep is in dat gebied, de bruggen in Aduard, Zuidhorn, Dorkwerd allemaal met elkaar samenhangen en het feit dat er in Aduard grote verkeersdrukte is. De VVD heeft wel eens vragen gesteld over een rondweg. Al die problemen hangen met elkaar samen, de oplossingen dus ook. Dhr. Nijboer denkt dat het goed is als de commissie daar eens gaat horen wat men ervan denkt, want in Aduard bestaat een dorpsvisie dat ze de brug willen houden, de dorpsvereniging in Dorkwerd pleit er juist voor om twee fietsbruggen te maken en er tussenin een weg te laten lopen. Bij dergelijke grote politieke beslissingen is het goed om te polsen wat de mensen aldaar er van vinden. Het voorstel van dhr. Nijboer is om dit te organiseren.
1
Dhr. Van der Span (CDA) geeft te kennen dat wanneer dit in de vorm van een werkbezoek wordt gedaan, de CDA-fractie hier vierkant achter staat. Het moet echter niet – zoals de geruchten willen – op een hoorzitting gaan lijken, want volgens dhr. Van der Span wordt er daarmee een impact aan het bezoek gegeven die niet relevant is. Een hoorzitting is politiek gezien iets heel anders. Dhr. Out (VVD) herinnert eraan dat er al eerder over de rondweg Aduard en vooral over de problematiek rond de loswal is gesproken, die heel erg verbonden is aan de keuze voor bruggen in die regio. Het lijkt dhr. Out een goede zaak om een keer gezamenlijk het gebied in te gaan om de zaken te kunnen beschouwen. Hij deelt echter de twijfel van het CDA dat er in geval van een hoorzitting mogelijk verwachtingen worden gewekt ten aanzien van nieuwe bruggen, door het mooie open landschap wellicht nieuwe wegen aanleggen, en dergelijke. Er moet niet te veel politieke lading in worden gelegd op het moment dat de besluitvorming nog niet helemaal helder is. Men moet geen verwachtingen wekken dat met zo’n hoorzitting er ook veel zaken op zeer korte termijn gerealiseerd kunnen worden. Vandaar dat de insteek van een werkbezoek de VVD meer aanspreekt. Dhr. Roggema (ChristenUnie) sluit zich aan bij het voorstel om een werkbezoek af te leggen. Mw. Bulk (SP) schaart zich achter de vorige sprekers. De bewoners moeten niet denken dat het meer is dan dat de statenleden het bezoek afleggen om door hen geïnformeerd te worden. Dhr. Moll (GroenLinks) geeft aan niet zo veel moeite te hebben met het begrip ‘hoorzitting’. De lading zet men in zo’n geval bij de uitnodiging. Dhr. Moll heeft er namelijk behoefte aan om van alle partijen iets te vernemen. Voor een deel kan dit ook reizende door het gebied worden verkregen, maar het moet dan wel zo georganiseerd zijn dat alle partijen worden gehoord. De wens is namelijk om die informatie bij elkaar en naast elkaar te hebben. Aan dat aspect zou moeten worden voldaan. Ten aanzien van het rondkijken in het gebied vermoedt dhr. Moll dat iedereen het gebied al wel redelijk kent. Over locaties van bruggen kan ook heel goed op een centrale locatie worden gesproken. Dat zou de insteek van dhr. Moll zijn. De gevoelens met betrekking tot de hoorzitting begrijpt hij niet zo goed. Dhr. Nijboer (PvdA) merkt op dat hij ‘hoorzitting’ ook tussen aanhalingstekens had gezet. Het gaf een lading, maar dhr. Nijboer wist geen betere titel te verzinnen. Blijkbaar had hij dit er niet boven moeten zetten. Het gaat erom – zoals dhr. Moll zei – dat de commissie hoort wat inwoners in dorpsverenigingen ervan vinden. De bedoeling is niet om alleen maar te gaan kijken wat er gebeurt. Dhr. Nijboer gelooft ook niet dat dit de bedoeling van het CDA en de VVD is. De voorzitter stelt dat het karakter van een hoorzitting wel vrij breed is, maar het is wel mogelijk om een werkbezoek af te leggen waarbij de commissie een aantal partijen uitnodigt om de commissie te informeren, waarbij gericht wordt uitgenodigd en niet wordt afgewacht wie de commissie allemaal gaat informeren. Wellicht wil ook de gedeputeerde nog iets toevoegen. Iedereen kan zich met dit voorstel verenigen. De voorzitter informeert wanneer het werkbezoek ongeveer plaats zou moeten vinden. Dhr. Nijboer (PvdA) stelt voor om het nog in het eerste kwartaal in februari of maart af te leggen. De voorzitter acht dit erg snel.
2
Dhr. Nijboer (PvdA) geeft aan dat april ook mogelijk is. Het heeft de voorkeur van de PvdA-fractie om voordat alle besluitvorming heeft plaatsgevonden zelf de meningen in het gebied te polsen. Het is gemakkelijker om vooraf invloed uit te oefenen dan achteraf. De voorzitter vraagt wanneer die besluitvorming wordt verwacht. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt dat daar op dit moment niets over te zeggen is. Mogelijk vindt de besluitvorming eind eerste kwartaal plaats. De voorzitter concludeert dat het werkbezoek in april kan worden afgelegd. Dan kan er bij de besluitvorming enige rekening worden gehouden dat de commissie nog op werkbezoek gaat. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen
Er heeft zich niemand gemeld. 4.
Vaststelling verslag commissie Economie en Mobiliteit van 7 december 2005, inclusief toezeggingenlijst
Dhr. Out (VVD) heeft een opmerking over iets wat niet in het verslag stond, maar de vorige commissievergadering volgens hem wel is besproken. Dit betreft het wegvak van het Julianaplein richting de afslag Hoogezand. Daar is uitgebreid over gesproken. Er waren de afgelopen keer heel veel deskundigen in de zaal. In het verslag is daar niets van terug te vinden. Het zal ook niet eenvoudig zijn geweest om in die discussie nog enige consensus, c.q. enige lijn te ontdekken. Er is toen door verschillende mensen aangegeven dat de automobilisten zich beter aan de spelregels zouden moeten houden en er niet op het laatste moment tussen zouden moeten drukken. Dat was de sfeer die er opgeroepen werd. Dhr. Out komt er verschillende keren per week langs. Het is de schuld van de provincie als dit gebeurt, omdat het simpelweg niet duidelijk wordt aangegeven. Waar het bord staat, wordt men ook al geacht zich op de rechter rijbaan te bevinden om richting Hoogezand te gaan. Wanneer men wil dat mensen zich aan regels houden, moeten mensen wel in de gelegenheid worden gesteld om te begrijpen hoe de regels zijn. Dhr. Out verzoekt de gedeputeerde er aandacht aan te schenken. Dhr. Dijkstra (PvdA) wenst naar aanleiding van het verslag de gedeputeerde te vragen naar de stand van zaken ten aanzien van de ontwikkelingen rond Aldel. Op 9 februari is er een Tweede Kamerdebat over het thema. Dan vindt er overleg plaats met minister Brinkhorst. Nu wil het geval dat de statenleden op 8 februari naar de Eerste Kamer gaan. Dhr. Dijkstra stelt voor om ergens in het programma op 8 februari aandacht te vragen voor die problematiek. Dit kan ook door de verschillende fractiespecialisten rond dit thema op te trommelen en die te informeren over de situatie alhier. Dhr. Dijkstra kan zich ook voorstellen dat er in Nieuwspoort een persconferentie wordt belegd. Hij zou het op prijs stellen om er gezamenlijk over te denken, om in elk geval een moment op die dag aandacht aan dit onderwerp te besteden in Den Haag. Hij wil er op 9 februari in elk geval bij zijn. Misschien zijn er meer belangstellenden en is het mogelijk om gezamenlijk iets te organiseren. De voorzitter acht het een goed voorstel om daar waar combinatiemogelijkheden zijn, deze te benutten. Op 8 februari wordt in elk geval een bezoek afgelegd aan de Eerste Kamer. Er dient te worden gekeken of er mogelijkheden zijn om iets in te lassen ter voorbereiding op de discussie die op 9 februari in de Tweede Kamer gaat plaatsvinden over Aldel. De voorzitter denkt dat nog naar de vorm zal moeten worden gekeken. Dit zal ongetwijfeld gebeuren. Hij acht het een goed voorstel.
3
Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stemt met dit voorstel in. Dhr. Jager (CDA) stemt eveneens met het voorstel in, waarbij het wel wenselijk is dat de woordvoerders van de verschillende fracties contact hebben over de vorm, samen met de griffie, zodat er een goede, stevige actie van kan worden gemaakt. De voorzitter merkt op dat het wellicht in het Presidium moet worden voorbereid. Dhr. Jager (CDA) acht dit een heel goed voorstel. Toezeggingenlijst: Toezegging 1 Deze toezegging kan blijven staan. Er vinden op dit moment allerlei werkzaamheden plaats op dat punt. Toezegging 2 Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het College gisteren (24 januari 2006) een brief heeft vastgesteld aan de Staten over dit onderwerp. Mogelijk is die al gearriveerd. Het onderwerp kan, wat het College betreft, voor de volgende vergadering worden geagendeerd. De voorzitter stelt dat het Presidium dit wel aan de Staten zal voorstellen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) noemt dit het ‘nieuwe Politbureau’ en verklaart dat de voorzitter er als echte liberaal zo tegen aan lijkt te kijken. De voorzitter erkent dat hij er wel enigszins die associaties bij heeft. Toezegging 4 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat de brief als ingezonden stuk op de agenda staat. In maart komt nog een vervolgstuk. Toezegging 5 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) deelt mee dat de commissie in maart een brief zal ontvangen. Dit geldt eveneens voor het werkplan. Toezegging 6 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat men ten aanzien van ESF in april alle zaken bij elkaar heeft, zodat de commissie in een keer goed geïnformeerd kan worden. De commissievergadering zou er derhalve in april over kunnen spreken. Het verslag en de toezeggingenlijst worden vastgesteld. 5.
Mededelingen gedeputeerde(-n)
Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat men in de media heeft kunnen vernemen dat er voortgang is in de procedure ten aanzien van de glastuinbouwlocatie Eemsmond. De afspraak bestaat dat het College de commissie over alle tussenstappen informeert. Dat betekent dat de commissie binnenkort een onderzoeksrapport kan verwachten waarin het gaat over de vraag of er voldoende arbeidskrachten in de regio op de markt zijn om een eventuele komst van een bedrijf ook van arbeid te accommoderen. Dit was een van de punten die nog uitstond, ook met de mensen in het gebied. Dat rapport zal binnenkort verschijnen. Alle stukken waar het gaat om de MER en het ontwerp-bestemmingsplan zijn inmiddels openbaar en liggen in de statenkast. Daar heeft de commissie ook een brief over ontvangen. De formele rol van de Staten is op dit moment niet aan de orde,
4
maar het College wacht af of het Presidium de commissie Economie & Mobiliteit of een andere commissie oproept een en ander te bespreken. Mw. Bulk (SP) stelt dat er als het ware ruzie is ontstaan over de vraag wie de MER vast had moeten stellen, wie het bevoegd gezag is. De voorzitter merkt op dat nu niet inhoudelijk dient te worden gereageerd. Dergelijke vragen komen aan de orde op het moment dat de commissie dit onderwerp daadwerkelijk op de agenda heeft. Mw. Bulk (SP) geeft aan dat zij het voor de rondvraag had gepland. Zij laat het aan dhr. Bleker wanneer hij erop in wil gaan. De voorzitter legt uit dat dhr. Bleker zo-even heeft gezegd dat er een brief is verzonden. Die brief betreft onder andere de MER, omdat de uitkomsten daarvan nu duidelijk zijn. Op de eerstvolgende statenvergadering komen de voorstellen voor de behandeling in de eerstvolgende commissies aan de orde. Deze brief staat dan als agendapunt – hetzij als bespreekpunt of als brief – geagendeerd. De voorzitter kan zich voorstellen dat het als een bespreekpunt wordt geagendeerd. Mw. Bulk (SP) stelt dat dit sowieso dient te gebeuren. Zij zal er bij de rondvraag verder op in gaan. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat in op de situatie bij Aldel en in bredere context de energie-intensieve industrie. Dit komt binnenkort tot een afronding waar het gaat om onderhandelingen van het consortium onder leiding van de bemiddelaar Van Duyne. Die onderhandelingen zijn nog gaande. Wellicht heeft de commissie de berichtgeving gelezen in het Financieel Dagblad, dat het zeer lastig zal gaan worden en dat er mogelijk geen of slechts een gedeeltelijk akkoord uit komt. Er zou een plan voor de wat langere termijn uit moeten komen voor een moderne, CO2-neutrale kolen/gas-centrale. Daar lijkt men – zo zijn de signalen – redelijk uit te komen. De gedeputeerde zegt dit onder voorbehoud, omdat het eindpunt nog niet bereikt is. Het gaat ook om een regeling voor de tussenliggende periode. Dat laatste is erg lastig, de energiebedrijven en het consortium van negen bedrijven zijn hierover nog niet tot elkaar gekomen. Als dat zo blijft – en binnenkort zal er een rapportage komen – dan ontstaat er een heel lastige situatie, waarbij er op langere termijn wel perspectief zou kunnen zijn, maar waarbij die overbrugging alsnog geregeld moet worden. Dat is naar opvatting van de gedeputeerde een punt waar de Tweede Kamer dan echt ‘aan de bak moet’ en waar ook onorthodoxe oplossingen moeten worden gekozen. Er is geen sprake van goede marktwerking, dus kan men zich – volgens de gedeputeerde – ook niet aan alle Europese regels houden alsof er wel een energiemarkt is en zal moeten voorzien worden in prijssteun gedurende die periode. Dat is een oplossing waar de minister niet direct om staat te ‘trappelen’. Minister Brinkhorst wil zich bij voorkeur aan de Europese regels houden en loopt daar ook mee voorop. Nederland moet echter op zijn tellen passen en niet het braafste jongetje van de klas gaan worden, want het moet niet ten koste gaan van de eigen industrie. Het zal heel spannend worden, zeker voor Aldel, omdat daar het energiecontract al afgelopen is en men op tijdelijke contracten zit met torenhoge energieprijzen. Het is echt een noodsituatie. De gedeputeerde is verheugd over datgene wat dhr. Dijkstra heeft gezegd. Het lijkt hem een goede gelegenheid om de woordvoerders nog eens nadrukkelijk te informeren. In de Tweede Kamer hebben al drie debatten plaatsgevonden. Minister Zalm heeft uitgesproken dat de industrie niet het slachtoffer mag worden van deze situatie. Dat zijn wel duidelijke uitspraken, maar er is nog geen oplossing. Het komt er nu echt op aan. Het College zal ook alle kanalen open zetten in contacten met andere collega’s in het land: in het IPO, met de EZ-gedeputeerden in Zeeland, Noord-Brabant, NoordHolland. Eerst moet het rapport worden afgewacht, daarom spreekt de gedeputeerde met enig voorbehoud. De situatie is buitengewoon lastig. Op 9 februari vindt het debat plaats.
5
Dhr. Musschenga (gedeputeerde) herinnert aan het feit dat dhr. Roggema in de vorige commissievergadering een vraag heeft gesteld over het sluipverkeer Fanerweg. De provincie doet nu onderzoek om na te gaan of het inderdaad zo is als gesteld is. Het onderzoek is nog niet afgerond. De commissie heeft de informatie over de hoogovenslakken ontvangen. Er lag nog een vraag van de PvdA over een fietspad zeesluizen Delfzijl. De provincie heeft ernaar gekeken. Het College is niet voornemens om er een fietspad aan te leggen, omdat dit gezien de intensiteit van motorvoertuigen niet nodig is. Afgezet tegen de kosten van circa € 25.000,- ziet het College er op dit moment geen reden toe. Een andere opmerking betreft de westelijke ringweg. Daar ligt alles precies op schema. Er is in de buurt wel enige overlast. Bijna dagelijks wordt gecommuniceerd, ook met de school. Overlast is op dit moment niet te voorkomen. Men is nu ook begonnen met heien. Dagelijks kijkt de provincie of ook een andere oplossing voor met name de school kan worden gevonden. Het is afwachten hoe het nu zal gaan verlopen. In het kader van de problematiek van de cable barrier is de gedeputeerde bezig te inventariseren wat de provincie zou moeten doen om eventueel met een voorstel te komen. Dhr. Musschenga geeft aan nog geen verzoek van de minister te hebben gehad, maar in feite is dat ook niet nodig, want het College kan ook zijn eigen verantwoordelijkheid nemen. -
Groningen Seaports
Dhr. Jager (CDA, AB Groningen Seaports) memoreert het feit dat in de commissie een aantal keren is gesproken over het project short sea-havenbekken. Het AB heeft in zijn laatste vergadering definitief het besluit genomen akkoord te gaan met de betreffende investering. 6.
Rondvraag
Dhr. Nijboer (PvdA) stelt dat minister Peijs bekend heeft gemaakt om bij de Zuidoostas/A9 in Amsterdam – waar onderhoud werd gepleegd – samen met het bedrijfsleven gratis OV aan te bieden. Dat heeft men gedaan en er zijn veel reizigers (bij het OV) gebleven. Nu is deze zomer de A28 weer voor onderhoud aan de beurt. Dhr. Nijboer informeert of de gedeputeerde op het vinkentouw zit bij de minister – want zij wil doorgaan met deze projecten – om dat ook daar te realiseren. Dhr. Dijkstra (PvdA) wenst terug te komen op de ‘Dag van de Investeringsimpuls’. De PvdA heeft enkele stappen gezet. Er is overleg over gevoerd. Het idee van zo’n dag is om met de gemeente te proberen een versnelling te brengen in een aantal projecten van overheidswege, dan wel om visieontwikkeling te stimuleren waar het gaat om bestaande en nieuwe bedrijvigheid. De PvdA heeft dit concept verder uitgewerkt. Er is ook overleg geweest met de gemeente Hoogezand-Sappemeer. B&W aldaar waren zeer enthousiast over het idee. De PvdA heeft nu enkele zaken aan het papier toevertrouwd en wenst dit vandaag aan de commissie uit te reiken. Zij wenst dit als een project te zien dat vanuit de commissie Economie & Mobiliteit wordt gedragen en wordt ondersteund. Dhr. Dijkstra vraagt de andere fracties of zij na lezing van de tekst bereid zijn tot eventuele participatie in een werkgroep die zich er de komende periode mee gaat bezig houden. De bedoeling is om eind mei in Hoogezand-Sappemeer een soort tweedaagse conferentie te houden. Dhr. Dijkstra verzoekt de andere fracties om richting de secretaris zo spoedig mogelijk kenbaar te maken wie er namens de fracties over mee wil denken. De voorzitter stelt voor om hier een van de eerstvolgende commissievergaderingen over van gedachten te wisselen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat de PvdA-statenfractie in Drenthe opdracht heeft gegeven om onderzoek te laten doen naar de baanverlenging in Eelde en werkgele-
6
genheidsaspecten daarvan. Het rapport heeft dhr. Van Zuijlen nog niet op het internet kunnen vinden, maar de pers heeft er wel over bericht. Hij vraagt de gedeputeerde om een eerste reactie op de uitkomst van het rapport. Mw. Bulk (SP) geeft aan dat op de Groninger Internetcourant stond dat de vakbond De Unie met provincies wil praten over Arriva. Mw. Bulk begrijpt dat het personeelsbeleid zaak is van Arriva zelf, maar toch wenst zij van de gedeputeerde te vernemen of hij op die uitnodiging ingaat. De glastuinbouw. De MER is vastgesteld en op 20 januari ter inzage gelegd. Het bevoegd gezag – en dat is in dit geval de gemeenteraad – heeft de MER nog niet vastgesteld, dat heeft B&W gedaan. Dhr. Bleker heeft vorige week op de informatieavond gezegd dat dit een zaak is van de gemeente Eemsmond. Mw. Bulk vraagt of de provincie er ook niet op moet toezien dat procedures juist worden uitgevoerd. Dhr. Out (VVD) stelt dat een van de grootste uitdagingen in de provincie op het gebied van infrastructuur de zuidelijke ringweg betreft. Op dit moment vindt daar de VAZdiscussie (Verkenning Alternatieve Zuidelijke Ringweg) over plaats. Wanneer men de pers erop naslaat, ontstaat het beeld dat de verschillende politieke verantwoordelijken nog niet helemaal op een lijn zouden zitten. Dhr. Out heeft de gedeputeerde de vorige week horen ontkennen dat dit het geval zou zijn, maar misschien kan hij dat ook in deze situatie uitleggen of misschien ook helder krijgen waarom dat beeld dan bestaat. Vanuit VNO/NCW is er ook een werkatelier gaande om vanuit die kant te kijken welke oplossingen voor de zuidelijke ringweg worden aangedragen. In februari zouden daarvan uitkomsten bekend zijn. Dhr. Out informeert of beide zaken voor die tijd al naar elkaar toegebracht zijn en of er nu niet toch weer enigszins langs elkaar heen wordt gewerkt. Tot slot vraagt dhr. Out waarom dit punt niet terug te vinden is op de langetermijnagenda, want in maart zou het VAZ een rapport opleveren. Het lijkt de VVD-fractie zinnig om daarna op zo kort mogelijke termijn daarover van gedachten te wisselen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt, in antwoord op de vragen van mw. Bulk, dat ook het College kennis heeft genomen van het dispuut in de gemeenteraad van Eemsmond over de kwestie van de formele bevoegdheid, vaststelling, etc. Daar zijn kennelijk verschillende zienswijzen mogelijk. Het College is van mening dat de provincie hier op dit moment geen rol heeft. Natuurlijk is het een project waarin gezamenlijk – gemeente en provincie – wordt opgetrokken, maar er is wel sprake van duidelijk onderscheiden verantwoordelijkheden. De MER en het bestemmingsplan zijn in formele zin een aangelegenheid van de gemeente Eemsmond. De gedeputeerde is gemeld dat het in Eemsmond nog niet een uitgemaakte zaak is hoe het had gemoeten. De voorzitter neemt aan dat dit punt in de volgende commissievergadering opnieuw aan de orde zal komen. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt, in antwoord op de vraag van mw. Bulk ten aanzien van het bericht in de Groninger Internetcourant waarin werd gesteld dat de vakbond vrijdag (27 januari 2006) op bezoek wil komen, uit dat er op dit moment nog geen uitnodiging op zijn bureau ligt. De provincie zal altijd op het verzoek ingaan, ook al is het eigenlijk niet een directe zaak van de provincie. Men moet echter altijd gehoord kunnen worden. Dan moet de uitnodiging er echter wel komen. De zuidelijke ringweg en het beeld dat de beide besturen niet op één lijn zouden zitten. De gedeputeerde stelt dat dit beeld dient te verdwijnen. De beide Colleges hebben vorige week overleg gehad over een aantal verkeers- en vervoerszaken. Het betrof met name twee grote punten: Kolibri en de zuidelijke ringweg. Degene die nu nog opschrijft dat beide besturen niet op één lijn zouden zitten, vertelt niet de waarheid. Na die bespreking spreken beide besturen met één mond. Die studies worden nu ook gezamenlijk gedaan. De uitgangspunten van beide besturen zijn gelijk. Het enige wat nog niet bekend is, is wat er allemaal precies uitkomt.
7
Het is de provincie bekend dat vanuit VNO/NCW een werkatelier gaande is. Daar wordt ook mee gecommuniceerd over hun ideeën over de zuidelijke ringweg en de VAZstudie. In februari komt het werkatelier met een rapport. Het gaat echter allemaal in samenhang en in overleg. Het loopt derhalve niet langs elkaar heen. De langetermijnagenda. Het punt dient hier wel in te worden opgenomen, omdat er in de loop van dit jaar over gesproken zal moeten worden. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld de netwerkanalyses, etc. De actualiteit moet nog in de langetermijnagenda worden gebracht. De gedeputeerde zal dit doen. Ten aanzien van de A28 en gratis OV zit de gedeputeerde uiteraard op het vinkentouw. De gedeputeerde heeft het inmiddels neergelegd bij de mensen van het OVbureau. Er zal gekeken moeten worden wat er uit kan komen en of dat ook voor de provincie geldt. De gedeputeerde zal de commissie hierover informeren. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft, in antwoord op de vraag van dhr. Van Zuijlen, aan dat het College het rapport gistermiddag (24 januari 2006) heeft gekregen. Men is dit derhalve nog aan het bestuderen. Is er nu nog geen inhoudelijke reactie op. 7. a. b. c. d. e. f. g. h.
Ingekomen stukken (ter kennisneming)\ Brief van GS van 10 november 2005, nr. 2005-21.855/45/A.9, EZ, betreffende statenvragen m.b.t. winter-WW Brief van GS van 10 november 2005, nr. 2005-10.480/45/A.9, EZ, betreffende Garantstelling project Groningen op de Ladder Brief van GS van 18 november 2005, nr. 2005-21.277/46/A.13, EZ, betreffende Tweede meting monitoring Wet Werk en Bijstand Brief van GS van 17 november 2005, nr. 2005-22.303/46/A.14, VV, betreffende Startnotitie tracéstudie Mensingeweer-Winsum-Groningen Brief van GS van 18 november 2005, nr. 2005-20.032a/46/A.7, PP-P,(bijlage), betreffende Kompassubsidieaanvraag 'Duurzame revitalisering bedrijventerrein Rensel - Hoogebrug' Brief van GS van 8 december 2005, nr. 2005-23.476/49/A.20, VV, betreffende klacht over dienstverlening van ARRIVA op lijn 314 (toegezegd in de Staten) Brief van GS van 22 december 2005, nr. 2005-24.645/51/A.10, FC,(bijlage) betreffende brief van DB SNN aan AB SNN betreffende stand van zaken afwikkeling project IT Atelier Brief van GS van 22 december 2005, nr. 2005-23.719/51/A.29, EZ betreffende Toerisme in Cijfers 2005
De ingekomen stukken worden voor kennisgeving aangenomen. Spreektijdregeling. De voorzitter merkt op dat in het voortraject van de commissievergadering over het onderwerp spreektijd is rondgemaild. Het voorstel is om per fractie een spreektijd van 15 minuten te hanteren voor de rest van de agendapunten. Het voorstel wordt zonder beraadslaging aangenomen. Een meerderheid van de fracties is voor dit voorstel, de PvdA-fractie is tegen. 8.
Brief van GS van 30 november 2005, nr. 2005-25.584, SG, (bijlage) betreffende GS-planning eerste helft 2006
Dhr. Out (VVD) merkt op dat zowel de VAZ-studie als Kolibri in de langetermijnagenda ontbreken. Dhr. Musschenga heeft echter al aangegeven dat de onderwerpen het komende halfjaar geagendeerd gaan worden.
8
Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat het net op de grens ligt van wel of niet behorende tot de eerste helft van dit jaar. Bij de volgende planning komen genoemde onderwerpen beslist in de langetermijnagenda. Mw. Bulk (SP) geeft aan dat zij vorige week bij de presentatie van Lijn 65 wethouder Schuiling van de gemeente Groningen heeft horen zeggen dat de stukken met betrekking tot Kolibri bijna klaar zijn. Zij informeert of deze stukken ook ter bespreking of ter informatie beschikbaar kunnen komen. Dhr. Swagerman (SP) stelt in het kader van de glastuinbouw Eemsmond dat hij, om te kunnen beoordelen hoe de stand van zaken daar is, in die informatie de substantiële investering die plaats heeft gevonden door de aankoop van grond, meegenomen zou willen zien. Dhr. Swagerman zou gaarne vernemen hoe groot die investering in de grondaankoop is geweest. GS hebben in eerdere termijn aangegeven dat er geen substantiële investeringen plaats zouden vinden. Afhankelijk van de hoeveelheid grond die is aangekocht en de kosten die hieraan zijn verbonden, kan dhr. Swagerman beoordelen of dat substantieel is of niet. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat mw. Bulk het bij het juiste eind heeft met betrekking tot Kolibri. De gemeente Groningen heeft het voornemen om daar eerdaags iets te presenteren. Dat wil niet zeggen dat het op dat moment al gedragen wordt door besluitvorming. Het is een visie van de Stad. Dat heeft natuurlijk ook met de naderende verkiezingen te maken. Beide Colleges hebben afgesproken dat zij, zodra een nieuw College van de stad Groningen gevormd is, om de tafel zullen gaan zitten om te kijken hoe men tot besluitvorming kan komen ten aanzien van deze grote punten. Op dat moment zijn de Staten gegarandeerd ook aan bod. De gedeputeerde kan alleen niet precies zeggen wanneer dit het geval zal zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan niet te weten waar het precies vandaan komt, maar ook in de bijeenkomst in Oudeschip – en de gedeputeerde hoort het nu opnieuw – heeft hij gehoord dat mensen op basis van de provinciale website of iets dergelijks de indruk hebben gekregen dat de provincie en de gemeente reeds gronden aangekocht zouden hebben in het gebied waar de glastuinbouwlocatie is gepland. Dat is niet het geval. Wat het College in de Begroting in het Koersverhaal heeft opgeschreven, is dat het College bereid is om een grondpositie in te nemen. Eerst zal het College echter bij de Staten met een voorstel komen over het ‘of’ en over het ‘hoe’ de provincie dit zou gaan doen. De provincie is op dit moment bezig om samen met de gemeente Eemsmond een rechtspersoon te creëren, die de aankoop, exploitatie en beheer van gronden in de toekomst zal gaan doen. Het College verwacht nog voor de zomer met een voorstel op dat punt in de richting van de Staten te komen. De afspraak is gemaakt – en de gedeputeerde kan zich herinneren dat dhr. Van der Ploeg daar zeer scherp in zijn richting over heeft gesproken – dat er geen onomkeerbare stappen door het College worden gedaan dan nadat het eerste besluit daartoe in de Staten is voorgelegd. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat er berichten zijn van grondbezitters in de desbetreffende polder dat er land is gekocht. Dan is het ook interessant – los van de vraag of dit te volgen is in een kadaster – om te kijken of er niet sprake is van opwaardering van grondwaarden, etc., waardoor de provincie straks, als zij grond aan gaat kopen, wordt geconfronteerd met stijgende grondprijzen. Dhr. Swagerman veronderstelt dat het kadaster wordt gevolgd en dat er ook wordt gekeken of daar op dit moment een vorm van speculatie plaatsvindt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat de provincie de ontwikkelingen in het gebied natuurlijk in de gaten houdt. Aankoop dan wel het nemen van opties in het gebied – want dat is ook een mogelijkheid – heeft tot nu toe door de overheidspartijen niet plaatsgevonden. De Staten krijgen eerst een voorstel over de vorm waarin de provincie dat eventueel zou willen doen voordat de provincie daartoe overgaat. Dat er particuliere
9
transacties kunnen plaatsvinden – misschien zelfs door belangstellende tuinders – ontgaat de provincie natuurlijk wel. Dat daar elementen in zitten die dhr. Swagerman noemt, kan het College niet op voorhand uitsluiten. Dan zou er iets anders gedaan moeten zijn en had de gemeente in het begin een heel andere positie in moeten nemen. De voorzitter sluit het agendapunt af. De brief wordt op de C-lijst voor de plenaire statenvergadering geplaatst. 9.
PvdA-notitie 'Vervoer voor iedereen'
Dhr. Rijploeg (PvdA) legt uit dat de kern voor de PvdA-fractie is dat er ook bij het OVbureau over de richting die de PvdA voorstaat, wordt nagedacht, zo was vanmorgen bij de presentatie te horen. Hij denkt dat het een goede zaak zou zijn wanneer de provincie de verschillende partijen die zich bezighouden met OV of CVV – wat ook een bepaalde vorm van OV is – eens bij elkaar haalt. Dat gebeurt natuurlijk al in zekere mate, maar dit zou intensiever dienen te gebeuren. Voorts moet er worden gekeken naar nieuwe technieken die te gebruiken zijn bij zowel administratieve en organisatorische aspecten als technieken in de stricte zin van het woord, om alles uit de kast te halen om het vervoer op het platteland te verbeteren voor mensen met of zonder een handicap, en integratie waar mogelijk is te creëren. Op de lijn naar Zoutkamp was een voorbeeld te zien hoe een en ander mogelijk is. Het zou goed zijn om dit uit te breiden en dan te kijken naar de reistijd van personen in plaats van het verplaatsen van vervoermiddelen en om dit op een adequate en goede manier te organiseren. Er is op een gegeven moment een gesprek geweest met een man die er allerlei ideeën over had hoe dit zou kunnen. Hij wilde de PvdA zelfs een heel plan voorleggen. Dit ging de PvdA-fractie te ver, want zij acht het niet haar taak om het in detail uit te werken. Het heeft de PvdA echter wel op een spoor gezet. Ook uit andere verhalen blijkt dat er veel meer zou kunnen wanneer alles uit de kast zou worden gehaald. Er zijn allemaal verschillende partijen, verschillende financieringssystemen, 25 gemeenten, één provincie en nog een OVbureau. Dhr. Rijploeg denkt dat het goed zou zijn als daar eens op een andere manier naar wordt gekeken om de zaak beter op de rails te krijgen dan nu het geval is. Tegelijkertijd is het ook een kwestie van communicatie. Dhr. Rijploeg heeft afgelopen zomer met dhr. Nijboer en mw. Mortiers een tocht gemaakt van Leermens naar Finsterwolde. Daar is een verslagje van gemaakt dat op het internet te lezen is. Er is gereisd als ware men naïeve reizigers. Dhr. Rijploeg geeft aan dat men dan voor merkwaardige verrassingen komt te staan. Uiteindelijk ging het best vrij goed, maar men kan eigenlijk niet van mensen verwachten dat ze allemaal te weten komen hoe het precies moet. Uit de gesprekken die met chauffeurs zijn gevoerd, bleek ook dat mensen het vaak slecht weten. Het tariefstelsel is daarnaast ondoorgrondelijk. Dhr. Moll (GroenLinks) memoreert aan het feit dat de commissie regelmatig over OV heeft gediscussieerd. In november was een zeer uitgebreide discussie, waarbij de insteek het idee van gratis OV was dat het OV vooruit zou kunnen helpen. Nu ligt er een PvdAnotitie die wat de GroenLinks-fractie betreft prima is, want zij kan zich in veel zaken goed herkennen. Een element – de redenering van de PvdA-fractie doortrekkend – dat meer benadrukt mag worden, is het denken vanuit de klant. Informatie moet bij de klant aankomen. Het systeem moet vraaggericht gaan worden, terwijl het huidige systeem aanbodgericht is. Dit betekent dat men veel flexibeler moet gaan denken over de behoeften. Die geest komt uit deze notitie heel nadrukkelijk naar voren, maar dhr. Moll denkt echter dat ‘die bal definitief ingekopt had kunnen worden’. De richting van de notitie gaat echter duidelijk de kant van het doel op. Het is een pleidooi dat dhr. Moll ook elders en eerder heeft gehouden en waar hij persoonlijk ook veel brood in ziet, want in een geïndividualiseerde maatschappij is het merkwaardig dat OV nog steeds massaproductie is en geen maatwerk. Daar komt het eigenlijk op neer. Het betekent niet dat het marktmechanisme alles moet gaan bepalen, want dat is de sociale kant van het OV. Dat betekent dat aan de sociale functie ook een speciale vraag vastzit. In Nederland
10
heeft de overheid de rol gekozen om daar invulling en garantie aan te geven. Het is een interessante combinatie van marktvraaggerichtheid en het accommoderen van de vraag die maatschappelijk van belang wordt geacht. De voorstellen van de notitie. Dhr. Moll vindt de ideeën goed, maar de voorstellen zouden nog concreter kunnen worden. Het wordt toegespitst op drie zinnige vragen aan GS. Dhr. Moll heeft de indruk dat GS daar het afgelopen jaar aan hebben gewerkt en dat GS af en toe enige weerbarstigheid ondervonden hebben om in de geest te kunnen werken die ook in de nota Openbaar Vervoer in Beweging staat – want ook die geest is in dit verhaal terug te vinden, alleen pleit dit verhaal er ook nadrukkelijk voor dat de geest van die nota geconcretiseerd wordt. Dhr. Moll denkt dat een dergelijke aansporing aan het College heel goed gegeven kan worden. Met een OV-bureau dat daar ook enthousiast mee bezig is, is die slag wellicht te maken. Het is namelijk niet alleen het in elkaar zetten van een systeem, zoals het CVV-systeem geleidelijk in elkaar gezet is, het systeem moet nu ook worden bekeken op samenhang en functionaliteit. Dhr. Moll acht dit de belangrijkste vraag die hieruit naar voren komt. Het is van belang dat de provincie daar vooruitgang boekt. Daarnaast is het zoeken naar gebruiksvriendelijkheid, naar goede nieuwe informatiesystemen, een andere rode draad die uit deze nota naar voren komt, waaraan het College aandacht zou moeten schenken. Dhr. Moll stelt dat de notitie een positieve bijdrage levert om de bestuurders – of ze nu in de bus zitten of in het College of de verantwoordelijkheden hebben die het College aan ze gedelegeerd heeft – scherp te houden en om de klant, met of zonder beperkingen, jong en oud, in beeld te houden. Deze aansporing kan niet vaak genoeg gegeven worden. Dhr. Moll denkt ook dat het College en de bestuurders aan zet zijn om te kijken hoe zij daar mee om willen gaan. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart dat toen de D66-fractie de notitie las, haar het gevoel bekroop dat er veel bekende zaken in staan. Als het al ‘oude wijn in nieuwe zakken is’, dan is het wel goede oude wijn. De analyse dat het slecht met het OV gaat, is natuurlijk algemeen bekend. Dat er extra aandacht aan moet worden besteed, weet ook iedereen. D66 heeft daar al vaker over gedebatteerd, ook in deze commissie. De gedeputeerde zet zich er uitgebreid voor in. De inhoud van de notitie. Het drietal uitgangspunten dat naar voren wordt gebracht, zijn vanzelfsprekend uitgangspunten die in beginsel onderschreven worden. Het probleem ligt natuurlijk met name besloten in de invulling daarvan. Iedereen zal voor het vaststellen van maximale reistijden zijn, maar het gaat natuurlijk met name om de invulling van wat acceptabel is en wat niet. Ook voor punt twee, toegankelijkheid voor iedereen, geldt de vraag hoe dit moet worden ingevuld. Ten aanzien van de derde zaak is het zo dat gebruiksvriendelijkheid natuurlijk gegarandeerd moet worden. Dit is altijd een niveaudiscussie over de vraag tot op welk niveau die gebruiksvriendelijkheid gehanteerd moet blijven. D66 kan de uitgangspunten onderschrijven, maar zij denkt dat het vooral om de invulling zal gaan. Dat zijn discussies die elke keer uitgebreid in deze commissie terugkomen, ook bij de aanbesteding van het OV. Voorts wordt er gezegd dat er slim moet worden aangehaakt met betrekking tot hoofdverbindingen. Daar is volgens dhr. De Vey Mestdagh iedereen voor. De D66-fractie denkt te weten – en het voorbeeld wordt al genoemd door de PvdA – dat er al voorbeelden zijn dat dit gebeurt. De D66-fractie vroeg zich af of dit tot de conclusie zou moeten leiden dat er waar mogelijk gebruik moet worden gemaakt van het hoofdnet. In beginsel is dit natuurlijk zo, maar het moet natuurlijk wel efficiënt en effectief blijven. Soms is het gebruik van het hoofdnet – overstappen – wat minder efficiënt en effectief dan doorrijden. Naar opvatting van de D66-fractie dient dit daarom per geval bekeken te worden. Er staat nog een belangrijk politiek statement in de notitie, namelijk dat het OV niet voor iedereen even duur zou moeten zijn en dat er een verschil zou moeten zijn. Naar D66 bekend is, zijn er natuurlijk al verschillende groepen die op verschillende manieren tegemoet wordt gekomen. De vraag aan de PvdA is in dit kader of de PvdA zaken meer of anders wil, getuige het feit dat dit in de notitie is opgenomen. D66 is wel van mening dat als het hierover gaat, mobiliteit wel altijd haar prijs zal moeten houden, omdat het natuurlijk ook wel een luxegoed is en ook bijdraagt aan de vervuiling. Het zou sowieso niet zo moeten zijn dat er een ongebreidelde groei van mobiliteit plaatsvindt.
11
Mobiliteit dient wel te worden gestimuleerd waar dit nodig is en dat is de discussie die in de commissie gevoerd moet worden. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat het hier wel over het OV gaat. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) bevestigt dit. De commissie heeft de discussie ten aanzien van gratis OV gehad over de vraag in hoeverre er dan een vervanging plaatsvindt van mobiliteit die toch al plaats moet vinden of dat er daardoor toegevoegde mobiliteit ontstaat. Dat is natuurlijk iets waar voor gewaakt dient te worden. De drie voorstellen die worden gedaan. De D66-fractie neemt aan dat de gedeputeerde feitelijk altijd bezig is met het onderzoek naar het meer efficiënt en effectief invullen van het OV. Datzelfde geldt eigenlijk voor de betere afstemming. Naar inzicht van D66 gaat het vooral om de keuzes gaat die hieraan invulling geven. Daarbij zullen altijd verliezers en winnaars zijn. Een voorbeeld betreft de reistijden bij de NS. Voor de een levert de ene keuze iets positiefs, voor de ander is dat wat minder. Dat zijn lastige discussies die de commissie op basis van wat de gedeputeerde naar voren brengt over dit stuk, moet voeren. Dhr. Zanen (PvhN) acht het positief dat er een notitie van een van de fracties op tafel komt die als kenmerk het verbeteren van het OV heeft. Bij die invalshoek wenst dhr. Zanen zich aan te sluiten. Bij punt 6, het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid, wordt nogal gepleit voor het gebruik van nieuwe technieken om het aan elkaar koppelen van de verschillende vraagvormen te verbeteren. Dhr. Zanen vraagt de PvdA of dit een vraag is die zij neer wenst te leggen bij Arriva. Als dit het geval is, is dat dan iets wat binnen de concessie past of moet dit daar nog bij ingebracht worden? Of is het voor de volgende ronde? Hetzelfde geldt voor het verzoek aan het College in de notitie. Over de kostenvraag die daarmee samenhangt wenst dhr. Zanen een vraag te stellen. Men wil zaken opnieuw aanhaken en verbeteren. Dat zal geld gaan kosten. De vraag is of de provincie daar extra bij moet gaan leggen of dat dit een kwestie van onderhandelen is voor de volgende periode. Concluderend is het een goede zaak dat er wordt gestuwd. Dhr. Zanen neemt aan dat het College het OV-bureau ziet als degene die daar concreet mee aan de slag gaat. Als dit niet zo is, dan hoort hij het graag. Mw. Bulk (SP) verklaart dat de SP-fractie OV en goed OV belangrijk vindt. Elke notitie die hierover gaat, bespreekt zij derhalve graag. Zeker na de presentatie hedenochtend van mw. Bosvelt, maar ook vorige week bij de introductie van Lijn 65 werd duidelijk dat het OV-bureau al doet wat de PvdA wil. Men werkt vraaggericht of men wil veel meer vraaggericht gaan werken en daar het beleid op vaststellen. In dat opzicht vindt mw. Bulk de notitie op dit moment niet nodig, ook zeker niet vanwege de vragen die er aan het eind staan. De voorgestelde verbeteringen. Men wil de negatieve spiraal doorbreken. Mw. Bulk weet niet of het zoals in deze notitie staat, zal gebeuren. Vorige week was er bijvoorbeeld ook een discussie over de vraag of OV inderdaad ook voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn, dus ook voor rolstoelers. Toen werd het al vrij snel duidelijk dat dit eigenlijk helemaal niet nodig zou hoeven te zijn, omdat dit te veel geld gaat kosten en niet echt veel toevoegt. Er zou nog uitgebreid gediscussieerd kunnen worden over de vraag of dit wel wenselijk is. In de notitie staat dat hoofdverbindingen moeten worden versterkt. Mw. Bulk vraagt zich af hoe dit zou moeten gebeuren, want vaak betekent dit dat de verbindende lijnen nog verder gestrekt worden, iets wat ten koste gaat van haltes, of dat het ten koste gaat van de ontsluitende plattelandslijnen. Dat zou onwenselijk zijn. In de vorige commissievergadering was geconstateerd dat heteluchtbussen geen kwalijke klank meer had. Hier heeft het helaas wel weer een kwalijke klank. Dat is iets wat mw. Bulk betreurt. Nieuwe technieken. Ouderen hebben geen mobiele telefoon en gaan niet zo vaak op het internet. Doorkiezen met de telefoon is vaak ook niet mogelijk. Er moet derhalve beter over nagedacht worden.
12
Dhr. Nijboer (PvdA) interrumpeert en vraagt wat de ambitie van de SP op dit punt is. De SP wil geen nieuwe technieken en ziet een meer geïntegreerd systeem, waar het OVbureau weliswaar mee bezig is. Als men kijkt naar het OV, ziet men deeltaxi’s, CVVvervoer, alles door elkaar heen. Dat kan nog efficiënter. Mw. Bulk (SP) verduidelijkt dat het niet zo is dat de SP veel dingen niet wil. De SPfractie is van mening dat er nog beter over nagedacht moet worden. Het CDA en de SP – en mw. Bulk neemt aan dat het ook voor GroenLinks geldt – hebben een paar jaar geleden al in de Staten gezegd dat ze uit eigen provinciaal geld een miljoen ter beschikking zouden willen stellen voor verbeteringen. Als dat miljoen aangesproken kan worden door verbeteringen die de PvdA voorstelt, dan vindt de SP dat goed. De SP-fractie wenst een goed en bereikbaar OV en wil dat de mobiliteit richting OV gaat in plaats van nog meer auto’s op de weg. Dhr. Nijboer (PvdA) geeft aan dat er nu – weliswaar in grote lijnen – een voorstel voorligt, dat volgens de PvdA beter OV oplevert. De SP geeft echter niet thuis. Mw. Bulk (SP) zegt wel thuis te geven. Na de presentatie en de introductie vorige week van Lijn 65 is echter duidelijk dat gemeenten doen wat de PvdA vraagt. Ze hebben alle WVG-potjes bij elkaar gegooid en hebben gezien hoe zij daar beter mee om kunnen gaan en hebben daarom die Lijn 65 zo opgewaardeerd: in toegankelijkheid en na 9.00 uur gratis voor WVG-pashouders. Daar is men dus mee bezig, hetgeen mw. Bulk prima vindt. Daar zou men mee door moeten gaan. Mw. Bulk wenst echter slechts enkele knelpunten aan te geven. Wat veel tijd kost is de verkoop van kaartjes in de bus. Dat zou eigenlijk anders moeten. Daarvoor komt misschien de OV-chipkaart, maar daar zit waarschijnlijk aan vast dat het aanschafkosten met zich meebrengt. Als het College met provinciaal geld ervoor zou kunnen zorgen dat mensen dat in de provincie niet zouden hoeven te betalen, lijkt mw. Bulk dit een prima zaak. Iedereen wil beter en meer vervoer voor iedereen. Hoe vaker er over wordt gesproken, des te beter, maar mw. Bulk heeft het idee dat zowel het OV-bureau als het College daar mee bezig is. Op dit moment voegt de notitie niets toe. Dhr. Roggema (ChristenUnie) acht de inhoud van de notitie geen wereldnieuws, maar het is een prima stuk ter ondersteuning van het gevoerde beleid, dat samen met het OVbureau in de goede richting wordt ontwikkeld. Dhr. Roggema vraagt de PvdA wat precies wordt bedoeld met gebruiksvriendelijkheid. Valt klantvriendelijkheid er ook onder? Dat zijn namelijk ook aspecten die zeer belangrijk zijn om klanten te trekken. Er wordt gesproken over het doorbreken van een negatieve spiraal. Dat klink zwaar. Natuurlijk hoort men altijd over mensen die klachten hebben. Die zullen er blijven. De PvdA spreekt een paar keer over vele klachten, iets wat zwaar aangezet is. Klachten zijn er nu en zullen er over vijftien jaar ook zijn. Dhr. Roggema stelt dat een en ander in normale proporties geschetst had kunnen worden. Als er meer zou moeten gebeuren ten aanzien van OV, dan gaat het ook meer geld kosten. Dhr. Roggema informeert of de PvdA bereid is om daar uit eigen middelen eventueel meer geld voor beschikbaar te stellen. De zaken die hier genoemd zijn, dienen direct kenbaar te worden gemaakt aan het OV-bureau. Mw. Bosvelt zou de notitie gelijk mee kunnen nemen en ermee aan de slag gaan. Het is natuurlijk een prima zaak om in een later stadium van het College te vernemen wat de ontwikkelingen op dat niveau zijn. Dat er een goede afstemming moet plaatsvinden met betrokken partijen, is iets wat de ChristenUnie altijd heeft voorgesteld. Dit wordt in de combinatie van overheid en OV-bureau nu ook realistisch. Dhr. Out (VVD) dacht, toen hij deze notitie las: “Bah, daar heb je weer zo’n klaagzang over de kwaliteit van het OV”. Zinnen als: “Op de huidige weg kunnen we niet verder gaan” zijn heel negatief gesteld. Wanneer men een spiraal naar beneden wil ombuigen, moet men hem niet juist versterken door te roepen hoe slecht het allemaal gesteld is. Er zijn namelijk wel degelijk voorbeelden dat een aantal zaken de goede kant op gaat. Het
13
is heel gemakkelijk – en op iedere verjaardag is dit ook te horen – wanneer men oppert hoe slecht het met alles gesteld is, terwijl men vaak niet eens op de hoogte is van de feitelijke situatie. Die nuance miste de VVD-fractie. Dhr. Out hoopt dat dhr. Rijploeg zijn fractie naar aanleiding van het minisymposium heeft bijgepraat. Hij nam zelf zo-even woorden in de mond als “het gebeurt al wel”, “nuances”, “beter dan mensen weten”. Dhr. Out ziet dit als hoopvol, maar stelt dat als de politiek wil dat het OV iets wordt, men moet ophouden met er negatief over te blijven praten. Dan moet men de successen delen en moet men met een positieve insteek met het verhaal aan de gang gaan. Dhr. Rijploeg (PvdA) begrijpt dat dhr. Out de regering nu aan het verdedigen is. Dhr. Out (VVD) ontkent. Hij heeft het op de wijze waarop de PvdA-fractie denkt dat zij mensen een bepaalde richting in kan krijgen. Er gebeuren veel goede zaken, het OVbureau heeft dat vandaag ook laten zien. Door negatief te blijven, worden mensen vanzelf negatief. Hoe vaker de PvdA zegt dat het slecht is, des te meer mensen de PvdA geloven. Dat is ‘leuk’ voor de aanhang van de PvdA... Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft aan dat de Telegraaf gedurende 25 jaar heeft geroepen dat het slecht was, net zo lang totdat het inderdaad slecht begon te worden. Dhr. Out (VVD) merkt op als gekeken wordt naar wat in de notitie wordt gesteld zoals dat het OV voor iedereen bereikbaar en toegankelijk moet zijn en dat sommige rolstoelgebruikers niet zo gemakkelijk en snel in sommige bussen kunnen, dan is dat laatste helemaal niet zo erg, want er moeten keuzes worden gemaakt hoe binnen een bepaald kader uiteindelijk een heel goed verhaal kan worden neergelegd. De uitgangspunten die de PvdA noemt, klinken op verjaardagen weliswaar aardig – iedereen moet met het OV kunnen reizen –, maar het gaat erom hoe men met de middelen een efficiënt verhaal in de rails kan zetten en houden. Dhr. Köller (PvdA) interrumpeert en stelt dat het “op de rails” is, niet “in de rails”. Dhr. Out (VVD) legt uit dat de trein in de rails, op de rails en soms naast de rails rijdt. Dhr. Köller (PvdA) merkt spottend op dat die rolstoelers ook wel achter de bus kunnen hangen. Dat is ook geen probleem. Dhr. Out (VVD) is het met dhr. Köller eens dat men met humor mensen vaak meer kan motiveren dan met negatieve verhalen. Dhr. Köller (PvdA) vindt het tijd worden dat dhr. Out wat meer humor gaat gebruiken. Dhr. Out (VVD) vervolgt zijn betoog. Als men kijkt wat er momenteel gebeurt, dan blijkt uit de praktijk dat extra geld niet altijd nodig is om toch goede dingen te doen. Als er gezegd wordt dat er ondanks de bezuinigingen op dit moment meer mensen in de bus zitten, dat er meer mensen gebruik maken van het OV, dan geeft dat alleen maar aan hoe goed het OV-bureau momenteel bezig is met een aantal zaken die er spelen. Dan past het niet om elke keer maar weer negatief te zijn over het OV. Mw. Bulk (SP) interrumpeert en merkt op dat er niet gezegd is dat er meer mensen in de bus zitten. Er is gezegd dat men weer op hetzelfde niveau zit. Dhr. Out (VVD) stelt dat hij mw. Bosvelt wellicht niet goed verstaan heeft. Waar het om gaat is natuurlijk – en dat is dhr. Out wel met de PvdA eens – dat de zaken verder kunnen worden aangescherpt. Zeker wanneer het gaat over de verschillende vormen van CVV – een belangrijk punt dat genoemd wordt in de notitie – dan is het OV-bureau volgens dhr. Out ook heel druk bezig om dat naar elkaar toe te brengen. Wat dat aangaat is dhr. Out het nog niet zo vaak zo eens geweest met mw. Bulk, die dat ook
14
aangaf. Er vinden op dit moment veel goede zaken plaats. De notitie lijkt op dat moment, vanuit die visie gezien, wat overbodig. Dhr. Van der Span (CDA) geeft aan dat het CDA er net als de PvdA voor is om het OV in de regio zo optimaal mogelijk te laten zijn. Men is natuurlijk wel aan een aantal regels gebonden. Die regels zijn in 2003 gezamenlijk vastgesteld in het kader van het Programma van Eisen van stads- en streekvervoer. In dat Programma van Eisen is een aantal onderscheidende netten vastgesteld. Dhr. Van der Span heeft enkele dienstregelingen opgezocht. Als hij op zondag vanuit Woldendorp – niet de grootste stad in de regio – naar Zandeweer zou willen, dan heeft hij inderdaad een regiotaxi nodig. Als hij dat echter in de week doet, kan hij om het uur – wel met twee keer overstappen – van Woldendorp naar Zandeweer met het reguliere OV. Het betekent dat men moet oppassen met het uiten van kritiek, in zoverre dat het wel terecht kritiek moet zijn. Dhr. Van der Span wenst de PvdA gelijk te geven in het feit dat het speciale vervoer – het CVV – iets meer gecoördineerd zou kunnen worden georganiseerd. Uit de presentatie van het OVbureau heeft hij begrepen dat dit ook aan de orde gaat komen, dat het de uiterste aandacht heeft en dat men daar nadere zorg aan besteedt. Hier zou een heel goed CVV mee bereikt kunnen worden. De communicatie rond de dienstregeling. Men is al snel geneigd te zeggen dat op het internet alles mogelijk is. Er zijn echter circa 160.000 huisadressen in de provincie. Niet veel meer dan zeventig procent zal internet hebben. Dan blijven er dus 50.000 huisadressen over zonder internet. Daar moet ook iets voor worden gedaan. Dhr. Van der Span denkt dat daarmee een slag kan worden gemaakt. De presentatie van mw. Bosvelt geeft dhr. Van der Span in elk geval de zekerheid dat de punten waarover gesproken wordt, de nodige aandacht hebben en dat daar ook iets aan gebeurt. In het kader van communicatie wil dhr. Van der Span nog wel opmerken wat hij ook bij het OVbureau al enkele keren heeft aangekaart: aandacht voor het speciale vervoer in het kader van behandelaars en streekziekenhuizen. Kort geleden zei dhr. Ponsioen van het Delfzicht Ziekenhuis voor de televisie dat een van de redenen waarom hij een externe poli wil gaan oprichten is, dat hij dichter bij zijn cliënten wil zitten, omdat de cliënten niet precies weten hoe zij het ziekenhuis per OV moeten bereiken. De mogelijkheden – zo is dhr. Van der Span door deskundigen verzekerd – zijn er terdege. Het is echter niet voldoende bekend. Voor het overige is de CDA-fractie buitengewoon benieuwd naar de metingen naar tevredenheid, etc. die men doet. Aan de andere kant wenst de CDAfractie de waarschuwing mee te geven dat men het vanuit de positie van de reiziger moet blijven zien en dat men geen bureaucratie moet worden. Mw. Bulk (SP) wenst in te gaan op de kwestie van ziekenhuizen en bereikbaarheid. Veel mensen die met WVG moeten, mogen niet met de WVG-taxi naar het ziekenhuis of naar een dokter. Dat is vaak gemeentelijk beleid. Als de provincie daar nu eens iets aan zou kunnen doen richting gemeenten, dan is men ook al een heel eind op weg. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft aan dat dhr. Moll benadrukt dat vervoer, met name OV, niet zo massaal zou moeten zijn. In de notitie heeft de PvdA juist de bedoeling gehad om te zeggen dat daar waar geen massa is... Dhr. Moll (GroenLinks) interrumpeert en geeft aan dat hij dit niet gezegd heeft. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat hij dhr. Moll dan niet goed geciteerd heeft. Dhr. Moll sprak echter over ‘geen massaproductie maar maatwerk’. Dhr. Moll (GroenLinks) legt uit dat dit niet wil zeggen dat grote vraag niet bediend zou mogen worden. Dhr. Rijploeg (PvdA) excuseert zich en stelt dit ook niet bedoeld heeft te zeggen. Waar het om gaat is dat de PvdA de bedoeling heeft om veel mensen de gelegenheid te geven om met het OV te gaan. Dit zou op de hoofdlijnen moeten gebeuren, met betere hoofd-
15
lijnen. Het zou moeten aansluiten op het CVV en het andere kleine vervoer, zodat de hoofdlijnen ook dikker worden. De SP zegt dat die lijnen gestrekt worden. Dat zou inderdaad kunnen gebeuren. Als het vervoer zoals op de lijn naar Zoutkamp op die manier verder in de provincie zou gaan, dan is dat een goede ontwikkeling. Dat sluit precies aan op wat de PvdA heeft opgeschreven. Men zou haast kunnen zeggen dat de visie van de PvdA al wordt gevolgd voordat het in de commissie is verschenen. Zover is het echter niet. Het is heel aardig dat op verschillende plaatsen blijkbaar dezelfde gedachten naar boven komen. Dat is uitermate positief. Dhr. Rijploeg vindt het ook enigszins bedroevend dat de SP daar zo negatief over doet. Het is heel goed dat er in Noordwest-Groningen op deze manier wordt gewerkt. Dit zou op meer plaatsen moeten gebeuren, het zou uitgebreid moeten worden. Men zou moeten kijken of het vervoer naar ziekenhuizen – waar de PvdA vorig jaar vragen over heeft gesteld – op een gezonde manier kan worden georganiseerd met CVV, zodat oude mensen of anderen daar op een adequate manier naartoe kunnen en ook op de goede tijd worden opgehaald. De vele klachten waar dhr. Out zich druk over maakt, zijn er. Dhr. Out (VVD) merkt op dat dhr. Rijploeg nu dhr. Roggema citeert. Dhr. Rijploeg (PvdA) excuseert zich. Er zijn vele klachten te horen. Dhr. Rijploeg is het ermee eens dat men niet negatief over het OV zou moeten zijn. In de notitie staat ook dat de werkelijkheid vaak beter is dan het beeld. Het lastige is inderdaad dat wanneer men kritiek geeft, dit beeld wordt bevestigd. Als men echter gaat zeggen dat het allemaal prachtig is en dat iedereen tevreden moet zijn, is dat echter in strijd met de werkelijkheid. Dhr. Roggema (ChristenUnie) geeft aan dat er ook iets tussen in zit. Dhr. Rijploeg (PvdA) beaamt dit. Daar heeft de PvdA naar gezocht. Als de toon misschien niet helemaal perfect is, dan is dat jammer. Dan had het misschien nog beter opgeschreven moeten worden. Het CDA heeft nog het punt geagendeerd over het vervoer bij de NS. Dat is ook terechte kritiek die wordt geleverd, die dhr. Rijploeg ook al eerder heeft geuit. Dhr. Rijploeg denkt dat de provincie toe moet naar een systeem dat geïntegreerd is, waarbij in de hele provincie één geïntegreerd beleid gevoerd kan worden ten dienste van de reizigers, dat sneller en comfortabeler is, dat mensen van bestemming naar bestemming brengt, ook op zondag, en dat mensen ook weten dat dit kan. De goede verhalen die er zijn, moeten ook doorsijpelen. Het moet niet meer kunnen voorkomen dat iemand wordt opgehaald op een plek waar hij nog niet was aangekomen, om maar een sterk voorbeeld te noemen van de klachten die bijvoorbeeld in het WVGvervoer gehoord worden. Aan de integratie van WVG en andere CVV en OV wordt in Noordwest-Groningen nu iets gedaan. Dhr. Rijploeg acht dit een goede zaak. Het hoeft helemaal niet te betekenen dat rolstoelers voor de veiligheid vastgezet moeten worden in bussen die schokken. In een aantal gevallen zal dat niet zo gauw kunnen. In de trein kan het daarentegen wel. Daar zijn de nieuwe treinen ook op voorbereid. Het is een heel goede ontwikkeling die de PvdA wenst te stimuleren. De nieuwe techniek, waar de SP zich blijkbaar zorgen over maakt en alles bij het oude wil laten. Dhr. Rijploeg denkt dat de techniek als het kan moet worden gebruikt en dat men niet bij voorbaat hiervan af moet zien. Er moet worden gekeken hoe het zo kan worden gedaan dat ook oudere mensen daar gebruik van kunnen maken. Er moet niet worden gezegd dat ze dat toch niet kunnen. Dan moet worden gekeken waarom het niet kan en wat eraan kan worden gedaan om het wel mogelijk te laten zijn. Het gaat er niet om dat de PvdA iedere oudere per se aan de mobiele telefoon wil dwingen. De PvdA heeft enkele voorbeelden van de mogelijkheden genoemd. Er zijn misschien ook andere mogelijkheden. De tariefstelling. Er zijn nu verschillende tarieven. Mensen met een WVG-pas hebben – bijvoorbeeld met de regiotaxi in Oost-Groningen – een ander tarief dan wanneer een andere burger daar gebruik van maakt. Dat verschil is er al, het is dus in het geheel
16
niet nieuw. Het gaat er alleen om dat een aantal WVG’ers dankzij dit kabinet ook nog vaak een heel laag inkomen heeft. Dhr. Van der Span (CDA) interrumpeert en stelt dat het kabinet geen inkomens weggeeft. Dhr. Rijploeg (PvdA) is van mening dat dit wel het geval is. Volgens hem wordt een heel groot deel van de sociale uitkeringen en ook het minimumloon tegenwoordig door het kabinet vastgesteld. Het is zelfs een aantal jaren ontkoppeld. Dat heeft echter op dit moment met dit punt niets te maken. Die mensen kunnen dus voor een lager tarief reizen. Dhr. Rijploeg denkt dat dit goed is en dat dit ook zo moet blijven. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of dhr. Rijploeg de inkomenspolitiek van het Rijk wil corrigeren via het OV. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft aan dit niet te hebben gezegd. Dat gebeurt in de praktijk al. Mensen met een WVG-pas hebben een lager tarief, 65-plussers hebben ook een lager tarief. Mensen met een WVG-pas reizen goedkoper met het CVV-vervoer dan dezelfde mensen die ook in het busje kunnen zitten. In Noord-Groningen is dat in een aantal plaatsen zo. Dat is trouwens een goede zaak, het is een efficiënter systeem. Dus het is zo. Dhr. Rijploeg begrijpt dat D66 het zou willen afschaffen... Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat de commissie verneemt wat de PvdA wil bereiken en wat de PvdA daarvoor wil doen, althans in zekere termen. De laatste vraag van de drie W-vragen is wat het mag kosten. Dit is wat dhr. Van Zuijlen intrigeert aan de eerste termijn van mw. Bulk. Hij zou er graag een reactie op willen van de PvdA. Mag het meer kosten dan het nu kost? Dhr. Rijploeg (PvdA) wenst eerst af te wachten wat er uit komt. De PvdA zegt niet dat het per definitie nooit iets zou mogen kosten. Het afgelopen jaar heeft de provincie geen extra geld uit eigen midden in het OV gestoken, de provincie heeft de ellende van het kabinet niet willen compenseren met geld. In dit geval is het blijkbaar zo geweest, ondanks dat mensen er op sommige plaatsen wel degelijk op achteruit zijn gegaan. Het is echter een bodemloze put als men al deze gaten wil dempen. Daar heeft de provincie de middelen niet voor. Ook nu zou dhr. Rijploeg eerst willen trachten verbeteringen tot stand te brengen door integratie, door het organiseren van een beter systeem, door te kijken hoe zowel gemeenten voor het WVG-vervoer als de provincie het geheel beter kunnen laten werken en misschien inverdieneffecten te organiseren zijn waardoor de kwaliteit verhoogd kan worden. Het kan ook blijken dat sommige zaken in de aanloop investeringen behoeven, zoals de provincie op diverse plaatsen investeringssubsidies heeft gegeven om het OV te versterken. Hierbij valt te denken aan transferia, busbanen en dergelijke zaken, die de efficiency verhogen... Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) denkt dat dhr. Rijploeg de hele spreektijd van de PvdA nu al verbruikt heeft om aan te geven hoe hoog het ambitieniveau is. Men kan echter op zijn klompen aanvoelen dat men dat ambitieniveau niet kan halen binnen de bestaande budgetten. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft aan dit niet te weten. Dhr. Out (VVD) wenst dhr. Rijploeg bij te vallen. Hij denkt dat er heel veel mogelijk is binnen de bestaande budgetten, zoals dhr. Rijploeg ook aangaf. De mensen die vorige week naar Lijn 65 zijn geweest, hebben daar ook een mooi voorbeeld gezien. Door gebruik van de verschillende mogelijkheden die er zijn, krijgt men een veel betere financiële uitputting. Het geld is geoormerkt en kan dan op een andere manier worden ingezet. Wat dat aangaat zijn binnen het budget veel zaken te doen.
17
Dhr. Rijploeg (PvdA) dankt dhr. Out. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) is van mening dat de PvdA altijd erg een slag om de arm houdt als het om de kosten gaat. Elke keer als er wordt gesteld dat er misschien een kostenverhoging is, dan stelt de PvdA het uit. Het OV is compleet uitgekleed. De volgende bezuiniging zit eraan te komen. Als men extra ambitie heeft, moet men ook het lef hebben om extra kosten te accepteren. Dat heeft de PvhN nog nooit van de PvdA gehoord, derhalve is de notitie een leeg papier met heel veel wensen, waar niets tegenover staat. Dhr. Rijploeg (PvdA) begrijpt dat mw. Hoekzema er al geld in wil steken terwijl zij nog niet weet waar zij het aan wil besteden. Dhr. Rijploeg gaat van tevoren niet zeggen hoeveel geld hij ergens voor beschikbaar heeft, als er een nieuw systeem komt en... Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) acht dit een repeterend antwoord. Zij heeft dit al wel vier keer gehoord. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat mw. Hoekzema blijkbaar al geld wil besteden zonder te weten waaraan. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) geeft aan nu de nuance van dhr. Rijploeg te horen, namelijk dat de PvdA niet uitsluit dat als het nodig blijkt, er toch meer geld naar toe gaat. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat dhr. Van Zuijlen dit juist heeft geconstateerd. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) acht het een weelde om in het duale stelsel een dergelijk debat in de commissie te mogen meemaken en zelfs de gelegenheid krijgt om mee te mogen doen. In feite wordt in de notitie van de PvdA een oproep in de richting van het College gedaan om iets te gaan doen in de loop van 2006. Vanochtend heeft de commissie voor aanvang van de vergadering de directeur van het OV-bureau gehoord. Men heeft gezegd dat dit een bevlogen speech was over de wijze waarop het OV-bureau nu reilt en zeilt. Alle scepsis ten aanzien van het instellen van een OV-bureau, zijn daarmee ook in een keer van tafel. De commissie heeft nu gehoord wat de extra kwaliteit en de extra professionaliteit inhouden gezien het feit dat de provincie het op deze manier heeft georganiseerd. Daaruit mag ook blijken dat de vele opmerkingen ten aanzien van de notitie in feite ook onderdeel uitmaken van het beleid dat het College uitgezet heeft. In de vorige DB-vergadering van het OV-bureau is het businessplan 2006 van het OV-bureau vastgesteld, zij het dat hier en daar enkele verbeteringen aangebracht moesten worden. Een van de zaken die voorop staat is dat de reiziger centraal staat. Dat is het uitgangspunt. Dat was eigenlijk altijd al het uitgangspunt, maar de provincie kan er nu middels het OV-bureau veel beter aan werken dan tot nu toe ooit mogelijk is geweest vanuit de diverse huizen. De gedeputeerde kan de commissie toezeggen dat het College in de loop van dit jaar komt met een notitie, waarin al deze vragen zullen worden beantwoord. Mogelijk wordt er ook invulling gegeven, waar de commissie op zit te wachten. In dat opzicht zal het College de commissie op haar wenken bedienen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of het College bereid is om eventueel meer geld ter beschikking te stellen. De voorzitter acht dit enigszins voorbarig. Hij zou willen afwachten hoe de PvdA met haar stuk wil omgaan. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) werpt tegen dat de gedeputeerde aangeeft zelf al met een stuk te zullen komen. Vanuit zijn optiek kan de gedeputeerde er natuurlijk ook een antwoord op geven.
18
Dhr. Musschenga (gedeputeerde) is van mening dat hij deze vraag nu niet hoeft te beantwoorden. Het College is bezig om de zaak nog krachtiger op de rails te zetten daar waar het College beleidsmatig andere invulling kan inzetten, waardoor het nog beter gaat verlopen. De gedeputeerde verwijst naar het CVV/WVG op het platteland. WVG zal straks verdwijnen, dat wordt WMO. Hoe gaan de gemeenten ermee om? Er is geen verplichting meer naar het WVG toe. Het betekent dat het College daar nog heel wat slagen kan maken. De voorzitter stelt dat het antwoord niet breder hoeft te zijn dan de vraag. Mw. Bulk (SP) geeft te kennen veel tijd voor dit onderwerp te hebben uitgetrokken. Na de reactie van de PvdA heeft zij behoefte aan een tweede termijn. De voorzitter vraagt de PvdA hoe zij met deze notitie verder wil gaan. Hij zou zich kunnen voorstellen dat het onderwerp in de Staten nog aan de orde komt. Dhr. Rijploeg (PvdA) wenst naar aanleiding van de toezegging van de gedeputeerde te wachten hoe het stuk van het College eruitziet. Hij vertrouwt erop dat daar veel in is terug te vinden (van de notitie). De voorzitter constateert dat de PvdA het niet op de A-, B- of C-lijst van de Staten van de Staten wil laten terugkomen. Dhr. Rijploeg (PvdA) beaamt dit. Dhr. Moll (GroenLinks) stelt vast dat het dus een ‘losse flodder’ wordt. Dhr. Rijploeg (PvdA) acht het in het geheel geen ‘losse flodder’. Er is een toezegging van het College. De notitie is een leidraad om het stuk van het College te beoordelen. De voorzitter vraagt mw. Bulk of het reden is om toch nog een tweede termijn te vragen, wetende dat het terugkomt. Mw. Bulk (SP) wenst graag te reageren op de bijvragen van de PvdA. Iedereen staat hetzelfde voor: beter OV. Mw. Bulk vindt het uitermate jammer dat de PvdA het in de discussie brengt alsof het zo is dat zij goed zijn en de rest fout. Zo is het niet, iedereen wil hetzelfde: men wil meer mensen in de bus, zodat het meer geld oplevert, zodat bij de volgende concessie meer kan worden besteed. Mw. Bulk is van mening dat de PvdA het negatief benadert door te stellen dat iedereen het niet wil. Het valt ook op dat de PvdA niet goed luistert naar wat anderen wel willen, dat zou de PvdA eens moeten doen. Dhr. Rijploeg (PvdA) acht dit een uitermate wonderlijke reactie. Het staat nergens in het stuk dat de PvdA alle andere mensen slecht zou vinden. Dhr. Rijploeg begrijpt dat de SP zich nogal aangevallen voelt, maar hij begrijpt niet waarom. De voorzitter sluit het agendapunt af. De PvdA zal de notitie betrekken bij het moment waarop GS met hun eigen stuk terug zullen komen. Dan zal er opnieuw aanleiding zijn om er in de commissie over te spreken. 10.
Brief van GS van 12 december, nr. 2005-24.528, VV, betreffende Akkoord verdubbeling N33
Dhr. Van der Span (CDA) geeft te kennen dat de CDA-fractie buitengewoon verheugd is over het feit dat het met de N33 toch nog relatief snel voor elkaar is gekomen. Zij ziet gaarne een vorm van planning tegemoet. Er kan namelijk wel een besluit tot verdubbe-
19
ling worden genomen, maar dat wil nog niet zeggen dat het asfalt er ligt. Het CDA zou daar het een en ander aan informatie over willen zien met betrekking tot grondaankopen die nodig zijn, wel of geen MER, etc. De CDA-fractie wil het College echter van ganser harte complimenteren met het feit dat dit op deze wijze vlot voor elkaar is gekomen, want er zijn wel bloed, zweet en tranen mee gepaard gegaan. Dhr. Out (VVD) sluit zich aan bij de woorden van dhr. Van der Span. Hij vraagt de gedeputeerde of hij dhr. Bolhuis kent. Daarnaast vraagt dhr. Out of de gedeputeerde dhr. Hofstra kent. Dhr. Roggema (ChristenUnie) deelt mee dat ook de ChristenUnie-fractie zeer verheugd is dat het nu zo ver is. In het begin van zijn periode heeft dhr. Roggema daarop mogen inzetten, als hij nu ook nog de afronding mag meemaken, dan is dat buitengewoon. Dhr. Swagerman (SP) verklaart dat algemeen bekend is dat de SP een groot voorstander is van de verdubbeling van de N33. De SP is een van de eerste partijen geweest die bereid was om er provinciaal geld in te steken, evenals in het OV. Volgens de SP-fractie is dit een insteek die tot op zekere hoogte overeenkomt met de insteek van het College. Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan dat de PvhN er ook mee heeft ingestemd dat er extra geld van de provincie in dit project is gegaan om het mogelijk te maken. Het is overigens wel jammer dat dit nodig is als het gaat om een rijksweg, waarvan men in de provincie Groningen echt overtuigd is dat die verdubbeld moet worden en dat dit alleen maar mogelijk is als de provincie zelf geld bijlegt. Als men ziet wat minister Zalm aan extra verdienste naar zich toe haalt als het gaat om de aardgasbaten, dat is het toch ongehoord dat de provincie in haar armoede de weg mede moet financieren. Dhr. Zanen is echter blij dat de verdubbeling tot stand komt. De vraag is wanneer het noordelijk stuk van die weg in zicht komt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vindt het grappig dat de VVD met deze opmerking komt, want dhr. De Vey Mestdagh werd op de twaalfde door dhr. Van der Ham aangesproken toen hij daar was om de fractie toe te spreken over de energieproblematiek, die hem vertelde dat het daar net in de commissie geregeld was. Dhr. De Vey Mestdagh neemt aan dat daar op gedoeld wordt. Inhoudelijk gaat het om twee zaken: verkeersveiligheid en een economische spinoff die door de verdubbeling teweeg moet worden gebracht. De D66-fractie heeft zich kritisch opgesteld over het feit dat de provincie geld uit de eigen begroting inzet ten aanzien van iets wat eigenlijk een rijksverantwoordelijkheid is. Men zou ook nog kunnen zeggen dat de rijksverantwoordelijkheid wat de N33 betreft in elk geval over de veiligheid gaat. In het kader van de infrastructuur zou eigenlijk economie moeten volgen, maar de N33 wordt nu feitelijk gezien als stimulans, een investering van € 50 miljoen in de economische ontwikkeling. Daarvoor komt een financieringsvoorstel. Dhr. De Vey Mestdagh is in elk geval blij dat het feit dat de provincie het zelf betaalt dan ook betekent dat dit verhaal buiten de discussie met betrekking tot eventueel veranderende plannen van de Zuiderzeelijn blijft vallen. Dhr. Moll (GroenLinks) deelt mee dat GroenLinks het College feliciteert met het behaalde succes. Wat dat betreft is GroenLinks zeer sportief, want het is bekend dat de inzet van GroenLinks anders is. Het betekent niet dat GroenLinks nu volledig meegaat. GroenLinks houdt de verkeersveiligheid – want het was de primaire inzet van GroenLinks om daaraan te werken – in de gaten. Dhr. Moll herinnert zich dat de gedeputeerde in het verleden tegen de commissie heeft toegezegd dat het College eerst aan de slag gaat met de stukken waar de verkeersveiligheid het meest in het geding is. Dit is naar inzicht van dhr. Moll een goede basis voor een sportieve relatie tussen het College en GroenLinks. Dhr. Nijboer (PvdA) sluit zich aan bij de felicitaties aan het College van dhr. Moll. Men heeft het voor de poorten van de hel weten weg te slepen, ook als statenfracties. Dhr.
20
Nijboer stelt dat hij samen met anderen zelfs de PvdA heeft weten te overtuigen dat vóór de motie stemmen en het hoog houden van de druk op de minister van groot belang is voor Oost-Groningen. Hij heeft twee vragen. Eén over de financiële uitwerking. Natuurlijk staat de provincie nog garant voor € 11,25 miljoen voor de regionale bijdrage. Dhr. Nijboer informeert wanneer deze tegemoet kan worden gezien. De andere vraag is de volgende. De verdubbeling lost aldaar grote problemen op in verband met de drukte. Bij de brug over het Winschoterdiep is het erg druk. Het duurt natuurlijk nog twee, drie, vier jaar voordat een verbetering is gerealiseerd. Dhr. Nijboer vraagt of het mogelijk is dat de brug in de spits dicht blijft voor het wegverkeer. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) deelt mee dat het College de felicitaties graag in ontvangst neemt, met name de gedeputeerde zelf, omdat hij daar tijdens zijn afwezigheid van een afstand naar heeft moeten kijken en af en toe met collegeleden heeft kunnen overleggen over wat de insteek zou kunnen zijn en wat er voor die tijd is gebeurd. Het is in elk geval een felicitatie waard voor dhr. Bleker, omdat hij op het laatste moment tot in de nachtelijke uurtjes bezig is geweest. Als er ergens felicitaties naartoe zouden moeten, heeft dhr. Bleker ze verdiend. Het is nog maar een dik jaar geleden dat menigeen tegen het College zei dat men er niet meer aan hoefde te beginnen, omdat het toch niet zou komen. Dan krijgt men er toch ineens een vinger achter en gaat het lopen. Dit zou ook iets kunnen zijn voor andere projecten: niet aflaten, steeds doorgaan. Men is dat in het Noorden gewend. Dit bewijst het maar weer. De planning. De provincie is op dit moment druk doende om de planning op papier te zetten. Men is bezig met een plan van aanpak. Zodra dat eerdaags – begin februari – gereed is, zal het College de Staten hierover berichten. Zodra het College de ‘collecte’ gehouden heeft ten aanzien van de financiën en het College zicht heeft op de inkomsten en op datgene wat het College zelf zou moeten doen, zal het College uiteraard bij de commissie terugkomen. Nu is dat nog wat te vroeg. Nu is de provincie druk bezig om dat op een rij te zetten. Ten aanzien van de invulling van de stukken asfalt en veiligheidszaken die benoemd zijn zal het natuurlijk nog wel even duren voordat de procedures zijn doorlopen. De provincie hoeft met de N33 niet in het MIT – iets wat nog veel meer procedures zou vergen – maar er dient natuurlijk wel een procedure te worden gevolgd voor de omgeving, de mensen die er wonen. Dit vereist de nodige tijd. Het College zal aan de commissie melden hoe dat gaat verlopen. Wanneer men nu zegt dat het met bloed, zweet en tranen tot stand is gekomen, dat het voor de poorten van de hel is weggesleept, dan kan men zich daar van alles bij bedenken. In elk geval ligt het nu op tafel, dat is dichterbij dan de terminologie die de gedeputeerde zo-even heeft gehoord. De brug. Het College heeft onderzoek gedaan naar datgene wat er op die weg gebeurt ten aanzien van het al dan niet openen van de brug. Dan gaat het in totaal om circa 500 schepen met een totaal aantal openingen van 494. Dat is gemiddeld twee per werkdag. De tijdsduur hiervan is 4 à 5 minuten. Dhr. Musschenga heeft dit gisteren op zijn bureau gekregen. Er is verder nog niet over gesproken. Het komt de gedeputeerde op basis van de gegevens voor dat het nog wel wat meevalt. Wanneer men daar een ander idee over heeft, dan hoort dhr. Musschenga dat graag. Dhr. Nijboer (PvdA) legt uit dat daar een dubbel probleem is: en een ongelijkvloerse kruising en de brug. Als in de spits de brug open staat, dan staan mensen tot op de afslag bij de A7 nog op de snelweg. Het is relatief eenvoudig: als er weinig schepen doorgaan, zou men vrij eenvoudig kunnen zeggen dat ze buiten de spits er langs moeten gaan. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat er wel afspraken met de beroepsvaart gemaakt kunnen worden, maar dat is al een stuk lastiger dan met de recreatievaart. In de provincie Groningen zijn op diverse punten afspraken met de recreatievaart dat ze er niet altijd door mogen. Bij beroepsvaart is dat een stuk lastiger, want dat heeft alles met
21
inkomsten en geld te maken. Als dhr. Musschenga naar de aantallen kijkt, is het op zich een gering probleem. De provincie zal dit echter nog goed ‘doorexerceren’. Dhr. Van der Span (CDA) stelt dat het gemiddelde heel mooi lijkt, maar het kan best zo zijn dat de brug in het spitsuur tweemaal achter elkaar opengaat. Dan ontstaan inderdaad die lange rijen tot op de A7. Even daarvoor ligt echter de Zwedenbrug. Beide bruggen gaan nooit tegelijkertijd open. Naar opvatting van dhr. Van der Span kan met relatief eenvoudige middelen omleiding worden gepleegd. Hij denkt echter niet dat dit nieuw is, want dat verhaal is de gedeputeerde bekend. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat dit de brug is die in de N33 ligt, terwijl dhr. Van der Span over de andere brug spreekt. Dhr. Van der Span (CDA) geeft aan dat hij inderdaad op een andere brug doelt. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt dat de N33 slechts één brug kent. Het punt dat dhr. Nijboer aanroert, dat men op daar op de weg stil komt te staan, is op basis van de cijfers voor de gedeputeerde niet van dien aard, dat hij daar echt ongerust over is. Er zal echter naar worden gekeken. De gedeputeerde zal het resultaat terugmelden. Dhr. Nijboer (PvdA) merkt op dat de redenering van dhr. Van der Span wel opgaat: als men naar het gemiddelde kijkt, en in de zomer is het meer... Dhr. Musschenga (gedeputeerde) (microfoon staat uit) geeft aan dat dit element zal worden meegenomen. In tweede termijn Dhr. Out (VVD) memoreert het feit dat hij de gedeputeerde twee vragen had gesteld. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vult aan dat de gedeputeerde terecht opmerkt dat beroepsvaart geld kost wanneer deze stil ligt. Dat geldt echter voor de mensen die in de auto zitten op dezelfde wijze. Daar kan dus een afweging in worden gemaakt. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt, in antwoord op de vragen van dhr. Out, uit dat hij dhr. Hofstra misschien net zo goed kent als dhr. Out hem kent. Zo vaak komt de gedeputeerde dhr. Hofstra tegen en heeft hij dhr. Hofstra gesproken, op een zeer goede manier. De moties die hij gezamenlijk met anderen heeft ingediend, helpt het College af en toe ook op te stellen. Voorts geeft de gedeputeerde aan vele Bolhuizen te kennen, maar misschien niet dhr. Bolhuis die dhr. Out bedoelt. Dhr. Out (VVD) legt uit dat de reden dat hij het vroeg was dat wanneer men de brief leest, er wordt gesproken over de Leekster oplossing. Dat is eigenlijk de variant Bolhuis. Dat is de meneer die het gedaan heeft. Als men ziet hoe snel namen verwateren, is het misschien een goed idee dat wanneer het College een keer een brede, goed lopende oprit een nieuwe naam moet geven, de gedeputeerde die andere meneer in gedachten houdt. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat het College dan een mooi plaatje onderaan de viaduct zal plakken. Dhr. Bolhuis waar dhr. Out op doelt, kent de gedeputeerde inderdaad. De voorzitter rondt het agendapunt af. 11.
Brief van GS van 15 december 2005, nr. 2005-24.521/50/A.36, VV, betreffende Zuiderzeelijn; aanbieding regionale gebiedsvisie (bijlage 1, bijlage 2, bijlage 3, bijlage 4)
22
Dhr. Moll (GroenLinks) acht de regionale gebiedsvisie een interessant stuk, maar stelt dat er meer stukken bij zitten. Bovendien zijn er onlangs opnieuw stukken in de elektronische brievenbus geploft. Die zullen vast wel een keer op de agenda terechtkomen. Ook die stukken zijn redelijk actueel, met name de teneur van die stukken. Wat dat betreft is het interessant de kranten te lezen, want daar blijkt uit hoe verschillend daar naar wordt gekeken. De ene helft van de kranten schrijft dat nu de hele Zuiderzeelijn buiten beeld is geraakt, de andere helft schrijft dat studie altijd goed is en dat verbeding van de studiehorizon altijd betere inzichten oplevert, maar dat die nooit het inzicht zal opleveren dat de Zuiderzeelijn buiten beeld blijft. Op dat punt wil dhr. Moll van het College vernemen hoe het daarmee staat. Ten aanzien van de stukken uit het verleden biedt de structuurvisie GroenLinks weinig verrassingen. Men kent het gebied al een beetje, en ook de beschrijvingen daarvan. Die sporen aardig met Kompas en andere documenten. Er wordt vandaag niet letterlijk de instemming van de commissie gevraagd, dus daar zal dhr. Moll niet over spreken. Er was nog één ding dat dhr. Moll opviel in de brief van de minister over de Hanze++-variant – een variant waar dhr. Moll overigens ook niet superenthousiast over is, want de GroenLinks-fractie hecht aan het Zuiderzeelijntraject. De toekomst zal leren of die zweeft of rijdt. In het Hanze++-pakket is de mening gevraagd over een aantal andere maatregelen. Daar leest dhr. Moll dat het Noorden, gesteld dat de Zuiderzeelijn niet doorgaat – want dat is het Hanze++-pakket – het ook niet meer van belang vindt om de spoorlijn van Groningen naar Oldenburg op te waarderen. In andere stukken is echter te lezen dat de noordas tot Scandinavië toe een heel eminente as is. Dhr. Moll vindt dat hier een spanning tussen zit. Als er geen Zuiderzeelijn komt, kan men voorstellen om de rest van Duitsland en de noordas helemaal vergeten, maar dhr. Moll neemt aan dat het College dat signaal niet wil uitzenden. De GroenLinks-fractie heeft het idee dat door het afwijzen van een reguliere upgrading dit signaal wel wordt uitgezonden. Het wekt de indruk dat het Noorden een alles-of-niets-strategie volgt, iets waar dhr. Moll niet zo van houdt. De werkelijkheid komt meestal in het midden uit. Dhr. Nijboer (PvdA) merkt op dat in de regionale gebiedsvisie de redenen staan waarom een deel van de commissie vindt dat de Zuiderzeelijn er moet komen. Dhr. Moll (GroenLinks) interrumpeert en geeft aan dat hij zo-even nog heeft gezegd dat hij dit ook vindt. Dhr. Nijboer (PvdA) verduidelijkt dat hij het niet tegen dhr. Moll had. De SP zit er ook bij, die zijn ook voor bepaalde varianten wel, maar voor andere weer niet. De nuances zijn dhr. Nijboer bekend. De verbreding van het onderzoek. Vanuit onderzoek is er natuurlijk veel voor te zeggen om, wanneer men een doel wil bereiken, alle mogelijke oplossingen te bedenken. Dhr. Nijboer is wel benieuwd met welk ‘ei van Columbus’ de regering aan komt zetten. Als ze eerst het regionaal-economisch beleid afschaffen en dan vervolgens heil zien in regionaal-economisch beleid in plaats van de Zuiderzeelijn om de economie van het Noorden er bovenop te helpen, dan is dhr. Nijboer benieuwd waar ze mee zullen komen. Dit zal afgewacht moeten worden. Nog twee zaken die in de probleemstelling wat onderbelicht waren, waarvan dhr. Nijboer wenst te vernemen hoe het College daarin heeft geacteerd. De noordelijke ontwikkelingsas lijkt enigszins ondergesneeuwd te raken. Het sluit een beetje aan bij de vraag van dhr. Moll, al is dit een rijksnotitie. In de probleemstelling komt het opvangen van de druk op de Randstad wat bevolking en congestie betreft, betrekkelijk weinig als probleem terug, terwijl dit toch ook een van de dragers van de Zuiderzeelijn is. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wenst zich aan te sluiten bij de eerste opmerking van de PvdA, dat het enigszins merkwaardig is dat eerst de Kompas-gelden worden ingeleverd, waar concrete projecten voor moeten komen, en dat vervolgens de Zuiderzeelijn ter
23
discussie komt omdat het Noorden blijkbaar toch in zijn algemeenheid een economische achterstand heeft. Wellicht kan dat geld voor de Zuiderzeelijn dan de plaats innemen van het geld dat weggevloeid is uit het Kompas. Dhr. Jager (CDA) interrumpeert en stelt – met alle respect voor dhr. De Vey Mestdagh en dhr. Nijboer – dat het natuurlijk een simpel gegeven is dat de PvdA en D66 nadrukkelijk in de Tweede Kamer hebben aangegeven geen voorstander te zijn van de Zuiderzeelijn. Wat dat betreft moest het kabinet ook wel iets, want de Kamer zou het zonder optie ‘weggeschoten’ hebben. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart dat hij geen lid van de Tweede Kamer is. Hij acht het misschien handig als dhr. Jager dit ook weet. D66 regionaal neemt wat dat betreft een zelfstandige positie in. Dat mag ook blijken uit de bijdragen die D66 tot nu toe in dat kader heeft gepleegd. In elk geval wil dhr. De Vey Mestdagh deze merkwaardigheid aangeven. Wellicht kan het College daar richting Den Haag ook iets mee. Het lijkt namelijk enigszins een spagaat. Ten aanzien van de noordas heeft de D66-fractie altijd gesteld dat zij de noordas en de verbinding naar Hamburg, Bremen, de ontsluiting van Groningen, heel belangrijk vindt. Dat is iets wat voor D66 geen vertraging hoeft op te lopen, ook al vindt de toevoer vanuit West-Nederland op een andere wijze plaats. Dhr. Nijboer (PvdA) wenst kort te reageren op de opmerking van dhr. Jager die ook aan de PvdA was gericht. De statenfractie van de PvdA heeft er geen geheim van gemaakt dat zij de opstelling van de PvdA-woordvoerder in de Tweede Kamer niet geweldig vindt. Daar komt nog bij dat zij niet om die economische oplossing hebben gevraagd in de Kamer. Daar hebben ze de Hanzelijn++ bedacht, maar niet de economische analyse die het kabinet nu heeft toegevoegd. Daar reageert dhr. Nijboer op. Dhr. Zanen (PvhN) stelt vast dat de voorliggende gebiedsvisie het stuk is waar het Noorden en Flevoland zich in het debat mee mengen. Het zijn de argumenten die pleiten voor de Zuiderzeelijn in enigerlei variant. Dhr. Zanen kan zich op zichzelf in het pleidooi voor het Zuiderzeetracé heel goed vinden, de PvhN wil dit ook steunen. Hij is wel van mening dat de argumenten die voor die keuze in het stuk worden aangedragen, in tegenstelling tot wat de PvdA zegt, te veel rusten op het idee van dienstverlenend aan de Randstad, het mogelijk maken van het oplossen van een aantal problemen daar. Dat zou dhr. Zanen in deze nota liever niet zo hebben gezien, want hij vindt dat het Noorden zelf de kansen moet formuleren en op grond daarvan verbindingen naar alle kanten – niet alleen naar de Randstad, maar ook de andere kant op en overigens ook naar het Zuiden, als het om het spoor gaat – zou moeten willen verbeteren. Wat er vervolgens gebeurt, is dat het Noorden met regionale ontwikkelingsgelden die min of meer op termijn worden afgeschaft – het is nu een soort overgangsperiode – in de problemen geraakt. In de nota die men per e-mail heeft ontvangen over het perspectief besluitvorming Zuiderzeetraject, ziet het er nog slechter uit. Naar opvatting van dhr. Zanen is het zo dat toch datgene wat in de gezamenlijke vergadering van de drie Provinciale Staten van de kant van de PvhN met enkele andere partijen als motie naar voren is gebracht, het pleidooi om een structureel deel van de aardgasbaten toe te laten vloeien naar Noord-Nederland, eigenlijk opnieuw in zicht komt. Dhr. Zanen wenst ook in deze commissie nadrukkelijk te noemen dat men hier echt aan moet gaan denken om dat punt binnen te halen. Anders wordt het Noorden op alle momenten door de rijksoverheid aan de kant geschoven en als quantité négligable genegeerd. Mw. Bulk (SP) merkt op dat er niet veel nieuws in het stuk staat, behalve dat de verbinding naar Oldenburg niet geschrapt zou moeten worden. Voor de goede luisteraar – en mw. Bulk doelt op de PvdA – geeft zij aan dat de SP ook een goede, snelle verbinding met de Randstad wil uit landsbelang, zowel uit Randstadoverwegingen als voor het Noorden. De financiering dient niet vanuit noordelijke middelen te geschieden, maar met rijksgeld. Ook hierover heeft dhr. Zalm iets gezegd en dat belooft niet veel
24
goeds. Mw. Bulk vindt het nog steeds jammer dat er zo zwaar is ingezet op de zweefvariant, de meest dure variant. Als dit niet was gebeurd, zou het Noorden misschien al bijna een spoor gehad hebben. Dhr. Van der Span (CDA) geeft aan dat het voorstel van het CDA is toegevoegd aan agendapunt 11. Daar zou hij er iets over willen zeggen. In dit kader wenst dhr. Van der Span te onderstrepen dat de Zuiderzeelijn naar opvatting van de CDA-fractie in elk geval een buitengewoon positieve ontwikkeling zou zijn in het kader van het vervoer binnen Nederland, want het zou wel eens zo kunnen zijn dat uitbreiding van die lijn nodig is, ook economisch gezien. Hij is het er niet mee eens dat het plan louter is gefixeerd op de Randstad, het is een van-naar-vice-versa-systeem. Als men één land is, kan men daar terdege rekening mee houden. De voorzitter (namens de VVD) stelt dat de VVD altijd heeft gepleit voor de Zuiderzeelijn, maar dan in de uitvoering van de zweeftrein. Het hele verhaal is in de vertraging gekomen. Het is betreurenswaardig dat dit is gebeurd. Door alle partijen heen loopt wel iets van een breuklijn met betrekking tot de zweeftrein. Dhr. Haasken betreurt het zeer dat op dit punt onderling – ook tussen partijen – wat vliegen worden afgevangen en dat er wat zwarte pieten worden uitgespeeld, terwijl het er juist om gaat om op dit punt zeer eendrachtig op te trekken. Het heeft volgens dhr. Haasken mede te maken met het feit dat er met betrekking tot die zweeftrein en die Zuiderzeelijn niet zo zeer een perspectief is geweest. Dat perspectief zou heel nadrukkelijk de noordelijke ontwikkelingsas moeten zijn. Daarin moet geïnvesteerd worden. Daar moet Noord-Nederland niet alleen dichter bij Amsterdam worden gebracht, maar ook dichter bij Noordwest-Europa, Scandinavië. Dat perspectief heeft in de discussie veel te veel ontbroken. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) deelt mee dat dhr. Hoek enkele vragen voor zijn rekening zal nemen, aangezien hij dicht bij het vuur zit wat dit onderwerp betreft en altijd mee is met de besprekingen. Ten aanzien van de stukken op zich heeft iedereen gelijk dat daar niet zo veel nieuws in staat, omdat alles al diverse keren langs is gekomen. Af en toe moet het weer van een ander jasje te worden voorzien en weer in een iets andere context worden opgeschreven. Dan ligt er weer iets en moet er weer een voortgangsbesluitvorming worden gepleegd. Zo langzamerhand gaat men met een enorme stapel papieren naar de stuurgroepvergaderingen. Dat is voor het proces niet goed. Dhr. Haasken stelde enkele kritische kanttekeningen bij de vraag of het College het de afgelopen jaren echt goed heeft gedaan. De gedeputeerde stelt dat de tijd het zal leren. Het is duidelijk dat men er landelijk bij alle politieke partijen nog te weinig doorheen is gekomen. Er moet echt voor gevochten worden, nog meer dan ten aanzien van het vorige agendapunt, waarbij uitdrukkingen als ‘voor de poorten van de hel weg’ werden gebezigd. Dhr. Musschenga heeft het idee dat het misschien al wel verder weg moet worden gehaald. Eerst was er de gewone variant van de HSL, de vier varianten uit het onderzoek, toen kwam de Hanze, daarna de Hanze++. Daar moest het College op een gegeven moment invulling aan geven, met natuurlijk de teksten dat het geen onderhandelingsbasis is omdat het College voor de snelle lijn gaat. Nu is het de nulplusvariant. Dan is men weer terug bij de economische variant, niet zozeer de infravariant. De gedeputeerde begrijpt de opmerkingen aangaande de ongerijmdheid dat aan de ene kant Kompas-middelen verdwijnen en dat aan de andere kant iets uit de hoge hoed getoverd moet worden om economische impulsen aan het Noorden te geven. Dhr. Musschenga stelt dat er wellicht meer achter zit dan hij kan bevroeden, al is hij dat nog niet tegengekomen. Er kan slechts worden geconstateerd dat de einddatum van omstreeks 1 april overeind is gebleven. Het betekent dat de nulplusvariant in zeer korte tijd op tafel moet komen. Wat gebeurt er dan? Dan worden – naar stellige overtuiging van de gedeputeerde – zaken uit de bestaande rapporten overgenomen. De gedeputeerde is zeer benieuwd of dit de extra’s geeft voor een goede besluitvorming zoals het College deze voorstaat. Daarbij zit men vaak genoeg in een spagaat, stelt de gedeputeerde in de richting van dhr. De Vey Mestdagh. Het College vaart dan op de drive die het nog altijd heeft. Op die manier probeert het College mee te gaan met de nieuwe varianten. In de
25
stuurgroep is afgesproken dat men tot het laatste moment doorgaat om mee te doen in welke variant dan ook. Men is namelijk overtuigd voor de goede zaak te strijden. De inzet is niet alleen maar op de zware variant gericht, maar op een groot aantal varianten, zo stelt de gedeputeerde in de richting van mw. Bulk. Van landelijke zijde wordt er nu iets toegevoegd. Het feit dat het College Groningen-Oldenburg niet in het rijtje van opwaarderingen heeft geplaatst, heeft alles te maken met afspraken die er gemaakt zijn over de noordelijke ontwikkelingsas, maar ook met de keuzes over wat eerst en wat later zou moeten komen. Op zich staat Groningen-Oldenburg wel op papier, maar in een ander rijtje. Meer moet daar niet achter worden gedacht. Dhr. Hoek (ambtelijke bijstand) deelt mee dat de Zuiderzeelijn in een fase zit dat er richting de commissie veel stukken ‘loskomen’. Afgelopen weekend heeft de commissie de probleemstelling gekregen die aan de Tweede Kamer is gestuurd en een Tweede Kamerbrief. In de Tweede Kamerbrief is ook nog aangekondigd dat er een tweetal bijlagen van de noordelijke regio los zal komen als kritiek op de onderliggende nota’s, die nog niet op het internet staan – dat zal een dezer dagen gebeuren. Datgene waar de provincie kritiek op heeft in de rijksnota’s, heeft vooral van doen met de noordelijke ontwikkelingsas. De provincie vindt dit een belangrijk thema dat uitgewerkt moet worden. In de huidige stukken van de zijde van het Rijk wordt er wat gemakkelijk overheen gewalst dat er een afspraak ligt met het kabinet van 14 september 2005 dat de noordelijke ontwikkelingsas uitgewerkt gaat worden, niet alleen door de regio, maar in gezamenlijkheid. De provincie houdt de bewindslieden er aan. Dit is in de kritieknota op de onderliggende rapporten heel duidelijk geprofileerd. De nulplusvariant. Wanneer men kijkt naar de brief zoals deze aan de Tweede Kamer is geschreven, staat daar een zinsnede in waar men verschillende kanten mee op kan. In de zinsneden over de nulplusvariant staat dat dit additief zo gedetailleerd mogelijk uitgewerkt zal worden voor zover de planning dat toelaat. Eigenlijk wordt daarmee van rijkszijde gezegd dat zij niet precies weten wat het is, dat er een zeer krappe tijdsplanning is en dat men wel zal zien hoever men zal komen. Waarom staat die nulplusvariant toch in dit overzicht? Voor een deel heeft dat te maken met opmerkingen van het critical review-team. Dat is een aantal deskundigen die de minister kritisch volgen ten aanzien van het traject. Een veel meer fundamentele kwestie rondom dit terrein is hetgeen uit de commissie MER naar voren is gekomen. Er is een strategische beoordeling gemaakt. De commissie MER heeft ervoor gewaarschuwd dat wanneer er niet ook naar andersoortige pakketten zou worden gekeken dan naar hetgeen wat met infra van doen heeft, het wel eens zo kan zijn dat een effectrapportage niet gekwalificeerd genoeg is om te kunnen dienen voor de besluitvorming. Er is een oproep richting het ministerie geweest om te kijken naar andersoortige pakketten dan infrapakketten. Dat is de achtergrond van het feit dat het hier als nulplusvariant genoemd staat. De komende weken zal daar een invulling aan worden gegeven. Men mag ervan uitgaan, dat niet zozeer ingespeeld zal worden op wat met Kompas I van doen heeft – dat is een traject dat in elk geval van rijkszijde als afgesloten wordt beschouwd – maar dat ingespeeld zal worden op hetgeen met Kompas II van doen heeft, datgene wat als uitwijking na de strategische nota met De Koers Verlegd van doen heeft. Alles wat met kennistechnologie van doen heeft, zal een belangrijk item zijn, zo mag men aannemen. Wat dat betreft zal er wel degelijk worden gekeken naar de potenties van het noordelijk gebied. Het moet niet alleen heel negatief worden beschouwd. De provincie is ook wel geïnteresseerd in hetgeen van rijkszijde op papier gezet gaat worden. Er wordt niet actief aan meegewerkt, want het is niet de variant die het Noorden voorstaat. Als het echter kan bijdragen aan een nadere gedachtevorming over hoe er tot ruimtelijk-economische structuurversterking gekomen kan worden, is dat natuurlijk nooit weg. De inzet van de provincie is tot nu toe geweest, dat zij eerst wel eens wil zien wat er uit de kostenexercities komt rondom de verschillende modaliteiten van magneetzweeftrein tot intercity. Daar worden de komende weken maatschappelijke kosten/baten-analyses op los gelaten. Die dienen eerst te worden bestudeerd voor er een volgende stap wordt gezet. De stappen volgen elkaar echter wel heel erg snel op, want in feite moet het materiaal eind februari/begin maart gereed zijn.
26
De internationale context. Er wordt al jarenlang over gesproken dat het heel erg gewenst zou zijn om de Zuiderzeelijn in internationale context te plaatsen. Voorheen was het zo dat er werd aangehaakt bij de discussie in Duitsland – toen was nog het tracé Hamburg-Berlijn aan de orde. Inmiddels is het omgekeerd: van Duitse zijde wordt tot op de dag van vandaag met grote belangstelling gekeken naar hetgeen hier in Nederland gebeurt rondom de besluitvorming om te zien in hoeverre daar ook mogelijkheden liggen om in het Duitse en verder het nodige te doen. Dhr. Hoek verwijst naar het regeerakkoord van het Duitse kabinet, waarin wel degelijk passages opgenomen zijn over hetgeen met de magneetzweefuitvoering Duitsland van doen heeft. Hij verwijst voorts naar hetgeen zich in Niedersachsen voordoet: dhr. Wulff die een sterk voorstander is van hetgeen met de magneetzweefvariant van doen heeft. Dhr. Zanen (PvhN) vraagt of het dus zo is dat Duitsland al een variant heeft gekozen. Dhr. Hoek (ambtelijke bijstand) antwoordt dat hij naar het regeerakkoord van de Duitse centrale regering verwijst. Hierin wordt gezegd dat tenminste een variant in Duitsland gerealiseerd gaat worden. In elk geval is de magneetzweefvariant als een belangrijke variant in het regeerakkoord opgenomen. Dat biedt ook aanknopingspunten om daar verder over door te praten in hoeverre dat ook ten aanzien van Nederland als belangrijk wordt ervaren. In elk geval heeft de provincie haar eigen huiswerk te doen. De noordelijke ontwikkelingsas, als het gaat om het tracé tussen Amsterdam en Groningen, zal de komende weken verder worden uitgewerkt. De internationale context zal wel degelijk goed in de gaten worden gehouden. In tweede termijn Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat D66 de noordas van belang vindt. Hij begrijpt dat Duitsland vooral afwacht met betrekking tot ontwikkelingen in Nederland. Dhr. De Vey Mestdagh informeert of de provincie Groningen daar ook heel actief richting Duitsland mee bezig is. Dhr. Köller (PvdA) wenst in te gaan op het coalitieverdrag in Duitsland. Hij zal in het Duits voorlezen wat er exact staat. Der Ausbau von Bahnschnellsystemen, unter anderem mindestens eine Trans-Rapid-Referenzstrecke in Deutschland. Dat staat niet onder de kop ‘Infrastructuur’ maar als een Leuchtturmprojekt oftewel een soort innovatieproject in het regeerakkoord. Dhr. Köller vraagt hoe zich dat verhoudt met het Nederlandse idee dat wanneer Nederland het aanleggen, het in Duitsland wordt voortgezet. Uit Duitse contacten is dhr. Köller de laatste tijd gebleken dat men zich met betrekking tot één van die Strecken met name concentreert op het vliegveld van München in plaats van het Noorden. Hoever staat het daarmee? Dhr. Zanen (PvhN) vraagt of de Wubbo-Ockels-bus een serieuze variant is in het geheel. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat de Wubbo-Ockels-bus even geldig is als alle andere varianten. Die wordt op een volwaardige manier meegenomen. De uitkomsten daarvan zijn niet bekend, zoals de andere uitkomsten ook nog niet bekend zijn. Dhr. Hoek (ambtelijke bijstand) legt uit dat de provincie achter de schermen actief is richting het Duitse. Via het bedrijfsleven, Kamer van Koophandels zijn innige contacten tussen het Noorden en het Duitse om ervoor te zorgen dat datgene wat met die noordelijke ontwikkelingsas of specifiek de reële infrastructuur van doen heeft, ook daadwerkelijk van de grond komt. Ook op bestuurlijk niveau zijn er contacten, ook mede gebaseerd op noties van Duitse zijde dat hetgeen in Nederland gebeurt, met interesse wordt gevolgd, om te kijken in hoeverre de vervolgslag gemaakt kan worden. Het regeerakkoord, dat recentelijk door Duitsland centraal is afgesloten, kan ook weer een duwtje in de rug zijn, want hetgeen dhr. Köller voorleest, betekent niet dat er limitatief één magneetbaan-Strecke aangelegd gaat worden. Er zit wel degelijk ruimte in om meer-
27
dere trajecten aan te leggen. Bekend is ook dat minister-president Wulff zeer actief is om te bewerkstelligen dat ook het tracé naar Hamburg en verder gepromoot gaat worden. Ook dat volgt de provincie met belangstelling. De provincie doet het nodige om die internationale context van de Zuiderzeelijn ook daadwerkelijk in dat verband te plaatsen. Dhr. Köller (PvdA) geeft aan dat hij liever had gezien dat het onder de kop ‘Infrastructuur’ had gestaan dan dat het onder de kop... Dhr. Hoek (ambtelijke bijstand) deelt mee dat de provincie niet verantwoordelijk is voor de Duitse regeringsverklaring. De voorzitter sluit het agendapunt af. 11.a
Voorstel vreemd aan de orde van de dag, ingediend door het CDA; Het voornemen van de NS om een andere dienstregeling in te voeren richting het noorden.
Dhr. Van der Span (CDA) merkt op dat het agendapunt een aanleiding vond in persberichten die hij las betreffende het voornemen van de NS met betrekking tot de nieuwe dienstregeling in december 2006. Hij werd getroffen door de zijn inziens wat negatieve toonzetting uit de voornemens ten aanzien van het OV per rail. De provincie streeft naar een snellere verbinding met de Randstad en vice versa. Als antwoord krijgt de provincie steeds maar weer plannenmakerij om voornemens naar voren te schuiven. Daarnaast komt er een nieuwe dienstregeling die voor het Noorden toch minder gunstig uitpakt. Dhr. Van der Span vraagt de gedeputeerde wat hij daar verder over kan zeggen. Men kan wel zeggen dat 10 minuten meer reistijd niets voorstelt op bijna 2 uur, maar toch vindt dhr. Van der Span het een contradictie met betrekking tot de wens van de provincie. In de tweede plaats vond dhr. Van der Span de gedeputeerde die namens het SNN daar protest tegen aantekende – gedeputeerde Swierstra uit Drenthe – nogal mild in zijn commentaar, terwijl hij het idee heeft dat er voor het Noorden toch vrij negatieve tendensen aan zitten. Dit verbaasde dhr. Van der Span ook. Hij informeert of de provincie Groningen er ook nog iets aan gedaan heeft. Daarnaast vraagt hij de gedeputeerde of hij weet wat de reden is van het feit dat de NS het Noorden op deze manier in het ‘zwarte hoekje’ zet. Dhr. Moll (GroenLinks) geeft aan dat dhr. Van der Span heel uitputtende vragen stelt, die ook bij de GroenLinks-fractie leven. Het IPO heeft hierover ook nog overleg met de NS gehad. Het viel dhr. Moll op dat het IPO in grote lijnen redelijk positief was, al legde het wel de vinger op de zere plek. Hij kan zich voorstellen dat het IPO niet het kanaal was om de noordelijke onvrede te communiceren. Het onderstreept alleen maar dat het Noorden zijn eigen positie duidelijk moet neerzetten. Het is sneu dat de winst die de Hanzelijn waarschijnlijk gaat boeken, nu al weer uitgegeven is. In het verleden discussieerde men soms over een kwartier tijdwinst wat de Hanzelijn op zou gaan leveren, misschien iets meer. Dat is al weg voordat die maatregel die ook aan het Noorden verkocht is ter versnelling überhaupt ingevoerd is. Mw. Bulk (SP) vond de reactie van dhr. Swierstra helemaal niet mild: voor een GS was het een behoorlijk felle reactie. Daar is de SP-fractie blij mee. Het wordt er tenslotte niet beter op, het duurt langer en naar Amsterdam moet ook nog worden overgestapt. Des te meer reden om snel met die Zuiderzeelijn te beginnen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat hij heeft geprobeerd uit te vinden hoe de dienstregeling zou gaan worden. Onder embargo heeft hij een stuk van de NS gevonden. Er lijken niet zo veel wijzigingen plaats te vinden. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt zich af in hoeverre de commissie zich niet te veel baseert op een artikel. Er blijft een intercity rijden, ook in de snelle variant. Hij gaat alleen niet altijd meer naar hetzelfde doel, maar
28
misschien naar andere doelen. Het blijft natuurlijk wel zo, dat het altijd van belang is – want ook bij dienstregelingen geldt: de een zijn voordeel is de ander zijn nadeel – dat men vanuit Noord-Nederland moet knokken voor een zo gunstig mogelijke dienstregeling voor Noord-Nederland. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op hier al een aantal keren aandacht voor te hebben gevraagd. De rare plannen van de NS om met meer en betere infrastructuur minder product te leveren, in het bijzonder voor het Noorden, zitten al jaren in de pen. Dhr. Musschenga heeft in antwoord op die vragen al gezegd dat hij daar mee bezig was. Nu blijkt in de praktijk dat die plannen nog steeds niet zijn uitgestorven bij de NS. Afgelopen maandag (23 januari 2006) heeft men daarover een prachtig gedichtje van de nationale dichter in het Dagblad kunnen vinden. Volgend jaar wordt er een heleboel nieuwe infrastructuur in het westen tot stand gebracht. Zo wordt de verbinding tussen Utrecht en Amsterdam viersporig, etc. De conclusie is, dat het vervoer wordt verlangzaamd, zodat men in elk geval op tijd aankomt. Het gaat er daarbij niet om of mensen op tijd zijn, maar of treinen op tijd zijn. Het zou er natuurlijk om moeten gaan of mensen die van A naar B reizen, op tijd zijn. Het is een extra pleidooi voor een goede verbinding naar het westen. Juist op dat moment – mw. Bulk zegt het al – wordt het Noorden deze poets gebakken. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie de zorgen van het CDA deelt. Wel wenst de ChristenUnie-fractie de nuance aan te brengen dat er natuurlijk altijd gesproken mag worden over veranderingen. Dat kan ook best heel goed zijn, maar als dat leidt tot grotere problemen met op tijd komen, dan zal de provincie daar zeker de vinger bij moeten leggen. De voorzitter (namens de VVD) wenst zich aan te sluiten bij de zorg die is uitgesproken. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat het College de zorg al veel eerder heeft uitgesproken. Dhr. Rijploeg heeft gelijk dat men daar al geruime tijd mee bezig is in het overleg. Vanuit het Noorden is als een van de eersten om overleg gevraagd, omdat toen al duidelijk was dat het misschien voor het Noorden de verkeerde kant op zou gaan. Het College heeft steeds benadrukt dat de dienstregeling die er in 2007 komt, ook moet aansluiten op het regionaal vervoer en dat de zware knip die er in Zwolle zou komen, verwijderd moest worden. Gezien het feit dat er een aantal nieuwe stations aangedaan moet worden en omdat dat landelijk de rek uit de dienstregeling is voor wat betreft het op tijd arriveren, moesten de NS volgens henzelf – en dat gelooft de gedeputeerde wel – met een geheel nieuwe dienstregeling komen. Dit heeft ook enkele nadelen tot gevolg. De dienstregeling van de NS wordt opgebouwd vanuit het centrale gedeelte van Schiphol. Dat betekent ook dat men direct in de problemen komt, want daar liggen maar enkele sporen en daar kan niets meer bij. Dit geeft grote problemen voor de uitwerking van de dienstregeling verder over Nederland. De uithoeken hebben dan altijd te maken met de vertraging. Dhr. Swierstra en dhr. Musschenga hebben een week of vier geleden het laatste overleg gehad met de mensen van de NS. Daarin werden de gedeputeerden welwillend aangehoord. Ze kennen de noordelijke problemen en zijn ook bezorgd over datgene wat de gedeputeerden inbrengen. De knip die bij Zwolle voorzien was, is nu voor Groningen verdwenen. Voor de rest komt het Noorden wel te zitten met een dienstregeling die niet één op één aansluit op de eigen regionale dienstregeling. De komende tijd wordt de grote vraag hoe de eigen dienstregeling goed vorm kan worden gegeven ten opzichte van de dienstregeling van de NS, die leidend is in het geheel. Vanmiddag vindt er een persconferentie plaats vanuit het landelijk gebeuren. Dan gaat het hele traject lopen. De Tweede Kamer heeft daar een aantal opmerkingen over gemaakt. Volgens de gedeputeerde hebben ze echter niet zo veel in de melk te brokkelen, alleen naar de minister toe. Dhr. Musschenga voorziet dat datgene wat op tafel ligt, wel zijn beslag gaat krijgen. De provincie zal er snel voor moeten zorgen dat de eigen dienstregelingen, zowel qua rail als qua bussen, erop wordt aangepast. Soms kan dat heel eenvoudig, maar dat moet nog worden onderzocht. Dat er een nieuwe dienstregeling moet komen, is het
29
College ook wel van overtuigd. Als er meer stations worden aangedaan (bijv. het Europark), is er meer reistijd nodig. De NS willen vervolgens de betrouwbaarheid verhogen door deze nieuwe dienstregeling te hanteren. Het College zal in de gaten houden of zij hierin slagen. De NS hebben nu ook ruimte voor meer groei en betere aansluiting in Europa. Daar heeft het Noorden weinig aan, maar op een gegeven moment dient men zijn zegeningen te tellen en te kijken wat er wel is bereikt: de stoptrein vanuit Groningen is blijven bestaan, daarnaast zijn er de intercity’s. Naar Den Haag hoeft men niet over te stappen in Zwolle. Dhr. Nijboer (PvdA) merkt op dat men nu ook niet hoeft over te stappen in Zwolle als men naar Den Haag reist. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat dit wel het voornemen was. Dat was de zware knip in Zwolle: alles moest daar overstappen. Daar heeft het College tegen gestreden, waarop men die knip heeft verwijderd. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of dit betekent dat de reistijd ongeveer hetzelfde blijft. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat de reistijd langer zal worden, omdat ze – naast de Euroborg – in het westen van het land meer stations aan moeten doen. Daar moet echt aan worden gesleuteld. Richting Den Haag/Rotterdam hoeven reizigers echter niet over te stappen. Wanneer men richting Schiphol wil, kan men ook in één keer door. Alleen wanneer men naar Centraal Station Amsterdam moet, dient men in Amersfoort over te stappen. In het begin zat dit er absoluut niet in. Daar is hard voor gevochten. Het Groningse kan wat dat betreft nog redelijk tevreden zijn – alhoewel er natuurlijk grote problemen zijn met de aansluitingen –, maar voor het Friese gedeelte is het eigenlijk desastreus. Friesland krijgt veel minder ontwikkelingen en staat momenteel achterin de rij. Ze hebben niet gekregen wat ze graag wilden. Het IPO zou het juiste orgaan moeten zijn, maar daarin zijn de belangentegenstellingen prominent aanwezig. Het College gaat als landsdeel altijd zelf en strijdt voor zijn eigen straatje. De rest redt zich in de regel ook wel. Het College heeft het tot de laatste snik doorgezet. Het betekent ook dat wanneer de provincie nu onoverkomelijke zaken tegenkomt in de eigen dienstregeling, het College terug kan gaan naar de NS om te kijken hoe daar nog iets aan kan worden gedaan. Dat hebben de NS toegezegd. Nu moet het beste ervan worden gemaakt. Daar moet hard aan worden gewerkt. De gedeputeerde is van mening dat dhr. Van der Span zijn vergelijking tussen de snelle trein en deze dienstregeling los moet laten. De provincie zal namelijk buiten de snelle trein om altijd te maken krijgen met een NS-dienstregeling naar deze regio toe. De vergelijking gaat dus mank. Dhr. Van der Span (CDA) interrumpeert en merkt op dat de provincie in het verleden ook heeft gepleit voor een vierde trein per uur richting Randstad. Hij informeert of dit volledig van de baan is. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) ontkent. Het is op het ogenblik niet aan de orde. Aan dit verzoek is geen gehoor gegeven. Het heeft te maken met de hoeveelheid rails die er ligt en de hoeveelheid treinen die er over moeten. Het goederenvervoer dat ook naar het Noorden moet, vormt hierbij een geduchte concurrent voor het personenvervoer. De capaciteit is onvoldoende om een vierde trein per uur in te zetten. Toch is de vierde trein per uur niet van tafel: de NS weten wat de provincie wil. De provincie heeft gepleit voor hier en er een extra stuk spoor om de goederen- of personentrein neer te zetten, zodat ze elkaar kunnen passeren. Dergelijke constructies bestaan meer in Nederland. De komende jaren zal de provincie hier verder aan moeten werken. In tweede termijn
30
Dhr. Van der Span (CDA) stelt dat wanneer de vierde trein per uur niet mogelijk is omdat het spoor bezet is, dit een vreemd contrast vormt met de redenering van de NS dat ze meer mensen in de trein willen hebben. Er zijn veel treinen van Groningen naar de Randstad die behoorlijk bezet zijn. Wanneer de NS meer mensen in de trein willen hebben, ontstaat een dubbel probleem als men geen vierde trein per uur laat lopen. Dhr. Zanen (PvhN) vraagt of de gedeputeerde alleen voor Groningen op pad is geweest of dat er een gezamenlijk noordelijk optreden heeft plaatsgevonden. Hij kan zich voorstellen dat in het verleden gezamenlijk een positie werd opgebouwd en werd geprobeerd om die er door te krijgen. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat als men helemaal geen treinen zou laten rijden, men ook nooit te laat zou zijn. Die kant gaat het een beetje op bij de NS. Dhr. Rijploeg acht het uiterst merkwaardig dat nieuwe techniek en nieuwe capaciteit ertoe leiden dat de kwaliteit achteruit gaat. Lang geleden is een Spoorvisie Noord-Nederland toegezegd. Daar is lange tijd niets meer van vernomen. Die visie zou hier toch mee te maken moeten hebben en zou hierop moeten aansluiten. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) erkent dat de Spoorvisie Noord-Nederland er op zich mee te maken heeft. Als de provincie de visie bij de NS had neergelegd voordat bekend was wat de NS allemaal in petto hadden, dan zou de visie al achterhaald zijn geweest. De visie is namelijk niet de visie van de NS. Straks moet het College de visie die er wel ligt, en waar bestuurlijk wel over is gesproken, iets bijstellen. Dan zal de visie er wel komen. Dhr. Zanen vraagt naar de bekende weg. Voor dit soort zaken gaat het Noorden bijna altijd alleen maar als SNN op pad. De uitkomst hoeft dan niet voor iedereen gelijk te zijn. Het Noorden is echter vanaf het begin gezamenlijk op pad geweest. Het is inderdaad merkwaardig dat de NS geen vierde trein per uur wenst, omdat er veel aanbod van reizigers is. Daarom is de visie van de provincie om het wel te doen, maar het strookt op dit moment nog niet met de visie van de NS of ProRail. Het College zal er verder aan moeten werken om dat gestalte te geven, want de wens van een vierde trein per uur bestaat nog steeds. Zeker gezien Kolibri tussen Groningen en Assen is er meer capaciteit nodig. Die slagen moeten nog worden gemaakt. De voorzitter sluit het agendapunt af. 12.
Brief van GS van 13 oktober 2005, nr. 2005-19.113/41/A.16, OMB betreffende vergrijzing en provinciaal beleid (doorgeschoven van de vorige vergadering)
Dhr. Köller (PvdA) geeft aan dat vergrijzing natuurlijk niet alleen een probleem is van de provincie Groningen, maar een algemeen maatschappelijk probleem is. De provincie kan dat probleem nooit alleen oplossen. De notitie die GS geschreven hebben, is dan ook voor het grootste gedeelte alleen maar een beschrijvende notitie met veel demografische gegevens. Dhr. Köller herinnert zich uit het grijze verleden een discussie over bejaardenoorden in de Staten, waarin op basis van demografische gegevens besloten is om talloze bedden te laten verdwijnen, die drie à vier jaar later weer terug moesten komen, omdat de demografische cijfers niet klopten. Hiermee wenst dhr. Köller de relativiteit van dergelijke cijfers aan te geven. Het is een beschrijvende notitie die niet echt beleidspunten aangeeft. Het probleem is te verdelen in twee zaken: de welzijn- en zorgvraag en het sociaal-economische aspect, de inkomstenpositie en de gevolgen voor de arbeidsmarkt. Dit zijn typisch zaken waar de provincie alleen flankerend iets mee kan doen. Het is met andere woorden heel moeilijk om er een beleid op te zetten. Een van de beste aanzetten die dhr. Köller gelezen heeft, is de nota ‘Van groentje tot grijze’ (ontgroening en vergrijzing) van Gelderland. Hier staat een aantal goede projecten in. Er is voor bepaalde sectoren voor een specifieke aanpak gekozen. Dhr. Köller denkt dat GS bij de
31
verdere beleidsvorming in de breedste zin des woords veel kunnen hebben aan een aantal zaken die in de Gelderse nota zijn opgenomen. Dhr. Köller ziet in de provincie een probleem ontstaan in de zorgsector. In de zorgsector is niet alleen werkgelegenheid. De provincie wordt er ook mee geconfronteerd dat het zorgniveau er niet overal beter op wordt. Aan het begin van deze week was te horen dat wanneer men een familielid in een verzorgingshuis heeft zitten dat overlijdt, eerst de kamer ontruimd moet worden voordat de familie kan worden ingelicht of de rouwkaarten geschreven kunnen worden. Dhr. Köller acht dit geen geweldige manier van zorg die de vergrijzende samenleving te wachten staat. Aan de WMO zitten ook veel sociaal-economische aspecten, die naar inzicht van dhr. Köller duidelijker benoemd en zichtbaar gemaakt zouden moeten worden in het beleid dat de provincie in de breedte gaat formuleren, met name in de sector arbeidsmarkt en ook ten aanzien van ‘webcare’ – elektronicafirma’s die de oude mensen op afstand in de gaten willen houden, een big business. Dat is een afgeleide industrie die aan het ontstaan is in het ideaal dat iedereen heeft om zo lang mogelijk zelfstandig te leven, waardoor er levensloopbestendige woningen zijn waarbij de stopcontacten al voor de kinderen zijn afgeplakt en de rolstoellift voor de oudere al is aangebracht op het moment dat de woningen gereed zijn. Dat is ook een manier van bouwen en een manier van werkgelegenheid creëren. Het grote probleem waar men mee geconfronteerd gaat worden, is dat de provincie in een aantal zaken flankerend moet handelen met betrekking tot de hele problematiek die er rond de ouder wordende mens gaat ontstaan. Bij het onderwerp openbaar vervoer was het ook al aan de orde, dat als men er alleen maar negatief over praat, het steeds negatiever wordt. Dhr. Köller zou een andere insteek willen kiezen, namelijk dat niet de vergrijzing een probleem is, maar dat vergrijzing ook – zoals dat zo mooi heet in strategische economische beschouwingen – kansen biedt. Welke kansen dat zijn, is onbekend, maar ze zijn er wel. Dhr. Köller noemt een voorbeeld. Laatst, toen hij nog wel goed kon zien, reed dhr. Köller op de A7 toen hij ineens op de rem ging staan. Wat bleek? Er stak ‘een zootje kansen’ over. In de welzijnsector liggen kansen. Met name de provincie zal daar voornamelijk stimulerend en flankerend mee bezig moeten zijn. Het is een onderwerp waar men urenlang over kan delibereren, maar dat moet men niet doen. Voorts deelt dhr. Köller mee gelezen te hebben dat de plattelander die, ondanks dat hij een leerachterstand heeft en dat hij gemiddeld meer kunstgebitten heeft dan de rest van Nederland, toch gelukkig is. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat als dhr. Köller op de A7 nog eens kansen voorbij ziet komen, hij plankgas moet geven. Dan kunnen die kansen worden gepakt! Vorige week was het thema ook al uitgebreid aan de orde in de commissie Welzijn. Daar ontstond vanuit de VVD-fractie de behoefte om het een en ander naar het niveau van de Staten te tillen, niet om dit stuk daar te beoordelen, maar er vanuit de verschillende fracties eens een wat bredere visie op de verzilvering (vergrijzing) neer te zetten. Dat is wel een uitdaging, want dat betekent dat er in de fracties gezocht moet worden naar het samenbundelen van kennis en inzichten uit verschillende dossiers. Er is onmiddellijk aangehaakt bij het idee van de VVD. Uit de commissie Welzijn komt dus het advies richting Presidium om het op de statenagenda te plaatsen. Dhr. Van Zuijlen nodigt de andere fracties uit om ook die lijn te volgen. Als het gaat om het dossier economie zijn er inderdaad kansen. Webcare, telecare is natuurlijk bijna een incident. Er kan van alle kanten naar worden gekeken, maar de GroenLinks-fractie wil zich concentreren op een groot probleem dat er is. Dhr. Van Zuijlen denkt hierbij niet zozeer aan de zorgkant, maar aan de werkgelegenheidskant. Het lijkt wel alsof er een soort lost generation ontstaat van ouderen boven de 45 die uitstromen uit de procesindustrie of de scheepsbouw, en dergelijke. Waar veel aandacht van de provincie – terecht – uitgaat naar jeugdwerkeloosheid, een sluitende aanpak van het Waddenmodel en dergelijke zaken, zit daar naar opvatting van GroenLinks een heel groot probleem. Deze mensen zijn namelijk nog lang niet ‘klaar’ met hun leven. Wat is er voor perspectief? Natuurlijk – dhr. Köller zei het al – er ligt heel veel op het gebied van het landelijk beleid. Toch zal elke overheid zich achter de oren moeten krabben en zich afvragen wat zij eraan kan bijdragen om de gevolgen van de vergrijzing te verzachten of liever nog het tij op een of
32
andere wijze te keren. Met name daarover zou GroenLinks in de Staten van gedachten willen wisselen met de andere partijen. Dhr. Köller (PvdA) vraagt of het niet zo is dat deze groep allang bestaat omdat er vanaf het begin van de jaren 1990 al VUT en andersoortige afkortingsregelingen zijn geweest. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) antwoordt dat dit ongetwijfeld zo is. Hij stelt voor om daar later over door te praten. Dhr. Köller (PvdA) acht dit een prima idee. Hij is het volstrekt eens met dhr. Van Zuijlen met betrekking tot het naar de Staten tillen van dit onderwerp. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat de voorgaande spreker het heeft gehad over de ouderen nog wel iets willen doen, ook in economische zin, wat aanpassingen of acties van de kant van de provincie zou kunnen vergen om hen ook die mogelijkheid te geven. Dhr. De Vey Mestdagh mist in het verhaal datgene wat daarna komt. In de Algemene Beschouwingen heeft D66 aangegeven dat zorg ook echt een kans is, in minder grappige zin dan de PvdA zo-even naar voren bracht. Vergrijzing biedt echt mogelijkheden. Met name de zorgeconomie levert mogelijkheden. D66 heeft toen ook geschetst – en dat mist D66 eigenlijk enigszins in dit verhaal – dat de oudere mens die onbezorgd van de rest van zijn leven wil genieten in Groningen zijn oude dag op een heel plezierige manier zou kunnen beleven als de provincie daar op een goede manier op in steekt. Het zou zelfs een product kunnen zijn dat voor meer dan de inwoners van Groningen alleen perspectief biedt en in die zin een heel belangrijke aanvulling zou kunnen zijn op de economische ontwikkeling en ook allerlei werkgelegenheid zou kunnen scheppen met een bepaald soort banen waar de provincie een tekort aan heeft. Dat onderwerp mist dhr. De Vey Mestdagh hier in het kader van de economische analyse. Het wordt wel aangeroerd, maar het lijkt zich vooral te richten op ICT. Dhr. De Vey Mestdagh kan zich eveneens voorstellen dat er in de Staten nader over wordt gesproken. Dhr. Zanen (PvhN) noemt de vergrijzing/verzilvering een vanzelfsprekend gebeuren. Het is een demografisch gebeuren. Wanneer men op alle terreinen beleid heeft, dan is er weliswaar een nuance, maar niet veel meer dan dat, tenzij men kijkt naar de groep mensen die uit het arbeidsproces komt/geraakt. Genoemd is dat dit al eerder begint dan bij 60-plus of 65 jaar, het begint al met ontslagen worden, niet goed geschoold zijn en dan aan de kant staan. De provincie zou inderdaad actief kunnen zoeken naar mogelijkheden voor mensen. Wat kunnen/willen mensen bijdragen aan de samenleving, nu ze verlost zijn van de tijd die gemoeid is met arbeid, met het verdienen van geld? Op welke wijze willen mensen zich inzetten voor de maatschappij? Er zijn volgens dhr. Zanen eindeloos veel mogelijkheden. Het lijkt hem een goede zaak als de provincie daar stimulerend optreedt. Dhr. Zanen geeft een voorbeeld. Er zouden faciliteiten geschapen kunnen worden waardoor mensen mogelijkheden krijgen om te reizen naar kennissen om de vereenzaming tegen te gaan. Daardoor kan een aantal andere problemen gemakkelijker worden opgelost met behulp van deze mensen, die dan vrijwilligerswerk doen. Dat moet dan positief worden gestimuleerd, daar moeten ze bij geholpen worden. Dit lijkt dhr. Zanen een interessant aspect van de vergrijzing. Wel denkt hij dat het hooguit een accent is in andere beleidsterreinen. Mw. Bulk (SP) geeft aan dat er een vervolgreactie op de rijksnota zal komen. Zij vraagt of het College aan kan geven wanneer de vervolgreactie zal verschijnen. Net als D66 wil de SP vergrijzing vooral als kans zien en het positieve effect daarvan inbrengen. Dit probeert het College ook wel door vergrijzing verzilvering te gaan noemen, maar tegelijkertijd wordt het weer opgenomen in de zorgnotitie. Daarmee wordt het effect van het positieve geluid gelijk weer onderuit gehaald. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat het ook zo kan zijn dat mw. Bulk een iets te negatief beeld heeft bij het woord ‘zorg’.
33
Mw. Bulk (SP) ontkent. Zij zorgt aan alle kanten goed voor iedereen, iets wat altijd heel positief is. De SP ziet kansen ten aanzien van de werkgelegenheid, zeker richting jeugdwerkeloosheid. Daar moet de provincie snel mee aan de slag, anders mist de provincie dat en zal de provincie in de toekomst werknemers uit andere landen moeten halen, iets wat in dit geval toch niet voorop staat. Volgens de SP wordt de zorg een goede industrietak voor het Noorden. Op dit moment is er nog een migratie naar Drenthe, maar dat kan net zo goed omdraaien en in de toekomst mag de provincie misschien zelfs ouderen uit de Randstad verwachten. Daar ligt voor de provincie een kans. Volgens de SP moet het met betrekking tot de arbeidsmarkt niet zijn ‘grijs werkt’, maar ‘grijs draagt over’. De huidige trend om de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, is niet de juiste trend. Dan wordt het een verplichting om langer te blijven werken. Het enthousiasme voor het werk kan dan ook niet met hetzelfde élan op de jongeren worden overgebracht. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) merkt op dat men na het lezen van het stuk ‘vergrijzing en provinciaal beleid’ tot de conclusie komt dat er al heel wat kennis is over de vergrijzing en hoe men daar de komende jaren mee om moet gaan. Dit is een goede zaak. Er wordt in het stuk een opsomming gegeven van beleidsnota’s van zowel Rijk als provincie, en anderzijds wordt een overzicht gegeven van de demografische ontwikkelingen. Er wordt helder genoemd dat vergrijzing niet een bedreiging moet zijn, maar juist een kans – ook andere fracties spraken daar over – en dat de provincie deze kans moet aangrijpen om voldoende te anticiperen op de veranderingen in de maatschappij. Een citaat uit het rapport luidt: “Afgezien van de beeldvorming is de algemene opvatting, dat de sterke toename van het aantal ouderen grote gevolgen zal hebben op het terrein van woningbouw, dienstverlening, arbeidsmarkten, economie, recreatie, cultuur en zorg.” Dit houdt een pleidooi in voor een integrale benadering. Daar is iedereen het volgens dhr. Staghouwer ook over eens. Vanuit die benadering bestaat al een groot aantal initiatieven, natuurlijk niet allemaal succesvol, maar gebeurt in elk geval veel. Initiatieven zijn natuurlijk prima. In punt 5 wordt een opsomming gegeven van wat de provincie allemaal kan doen. Vervolgens wordt gesteld dat de provincie op diverse terreinen een beleidsmakende rol speelt en daarbij rekening zal moeten houden met de demografische ontwikkelingen. De ChristenUnie-fractie wenst te vernemen wat nu de wettelijke taken, bevoegdheden en rollen van de provincie op dit terrein zijn. Wat moet de provincie met andere woorden doen? Wat kan de provincie doen? Wat doet de provincie, maar hoeft zij niet te doen? Wat laat de provincie aan anderen over? Dhr. Jager (CDA) stelt dat de commissie het stuk gelukkig al enige tijd in huis heeft, zodat hij enigszins van de schrik is bekomen. Hij schrok wel van het beeld en van de heldere onderbouwing van het feit dat in elk geval zijn generatie in deze provincie langer zal moeten werken dan men misschien tot nu toe gewend is. Dhr. Jager geeft overigens aan tot nu toe nog plezier in zijn werk te hebben. Dhr. Köller (PvdA) merkt op dat men tegenwoordig ook vijf à zes jaar later begint met werken. Dhr. Jager (CDA) geeft aan dat dit voor sommigen geldt, maar voor anderen niet. Hij vervolgt zijn betoog en stelt in elk geval genoeg kansen in het stuk en in de ontwikkeling te zien. Dhr. Jager is van mening dat de provincie nu de kans moet grijpen om straks een probleem te veroorzaken. Dat probleem heeft ermee te maken dat de provincie op dit moment natuurlijk nog steeds in een situatie zit waarin er te veel werkeloosheid is. Als men echter kijkt naar de gegevens en die doorvertaalt, is te zien dat de druk op de arbeidsmarkt van met name de vraagkant steeds groter zal worden. De kansen moeten worden gegrepen om Groningen – al dan niet samen met de twee andere provincies – echt als regio te profileren, specifiek gericht op het aanbod zorg, wonen, welzijn. In de nota Recreatie en Toerisme wordt daar trouwens ook al op in gegaan. Dan kan Groningen
34
straks een situatie krijgen dat er echt mensen van elders gehaald moeten worden om de plekken die hier allemaal zijn in werkgelegenheidszin op te gaan vullen. Dhr. Jager ziet deze mooie toekomstvisie absoluut voor zich. Hij is derhalve niet somber over datgene wat in het stuk staat. Er liggen absoluut kansen die de provincie nu moet grijpen, kansen die men ook niet de A7 moet laten oversteken, maar die – zoals dhr. Van Zuijlen aangeeft – gewoon opgepakt moeten worden. Een discussie in de Staten vindt dhr. Jager altijd heerlijk. Wanneer men echter kijkt naar de breedte van het onderwerp – de manier waarop deze commissie er vanuit sociaal-economische aspecten naar kijkt is een heel andere manier om ernaar te kijken dan wanneer men specifiek naar de zorgvraag kijkt van de eigen inwoners die ouder worden en specifieke zorgbehoeften hebben – dan is dhr. Jager benieuwd wat het Presidium in al zijn wijsheid in de functie van ‘Politbureau’ zal doen. De voorzitter (namens de VVD) citeert het Dagblad van het Noorden van enkele weken geleden: “Het Noorden moet eendrachtig de immigratie van kapitaalkrachtige 50plussers steunen. Hun komst levert de nodige werkgelegenheid op. Voorwaarde is dat provincies en gemeenten een duidelijk beleid ontwikkelen en er onvoorwaardelijk achter gaan staan.” Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt schertsend op dat dit extra stemmen voor de VVD op zou leveren. GroenLinks is daarom tegen. De voorzitter (namens de VVD) stelt dat GroenLinks volgens hem een behoorlijk kapitaalkrachtige achterban heeft. Dhr. Haasken legt uit dat het citaat afkomstig is van dhr. Migchelbrink, directeur van de NOM. Dit citaat sprak de VVD-fractie aan. Dat is ook de reden dat de VVD – ook vanwege het feit dat zij daar kansen ziet, met name op het terrein van de werkgelegenheid – het op de agenda van deze commissie wilde terugzien. Het voorliggende stuk gaat wel heel erg uit van de problematisering van de ouderen: uitspraken zoals stimuleringsfonds Zorg, wonen met dementie, ouderenmishandeling. Het zijn allemaal thema’s die daarin aan de orde komen en die ook heel belangrijk zijn. Het is ook belangrijk dat hier veel aandacht voor is. De VVD zou het echter willen verbreden en ook willen kijken welke woonconcepten daarvoor in het Noorden, met name in Groningen, aan de orde moeten komen. Daarnaast zou de digitalisering zaken met zich mee kunnen brengen. De vraag is dan in hoeverre ouderen daar op in kunnen spelen. Spelen zij er reeds op in? Welke behoeften komen daaruit voort? Dhr. Haasken informeert of het College bezig is met combinaties tussen wellness, sport en gezondheid. Sommigen noemen wellness een vooruitgeschoven lichte vorm van zorg. Het is in elk geval iets waar mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van werkgelegenheid. Te denken valt ook aan het doorontwikkelen van zorglandgoederen, combinaties met natuur- en landschapsontwikkeling zijn mogelijk, combinaties van allerlei arrangementen in vakantie- en dagrecreatie doen zich hier voor. Er is kortom een heel scala van mogelijkheden, waarin de VVD kansen ziet voor de ontwikkeling van werkgelegenheid. Dat is de reden dat de VVD dit thema graag naar een plenaire statenvergadering wenst te brengen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft te kennen verheugd te zijn over het feit dat de meeste commissieleden de opvatting van het College herkennen dat het College de vergrijzing integraal wil benaderen, maar ook de mogelijkheden wil onderzoeken en verder wil uitwerken. Het klopt wat dhr. Köller zegt, dat het stuk beschrijvend van aard is. Het raakt veel zaken aan, maar sommige zaken zullen verder uitgediept moeten worden. Vergrijzing is een demografische ontwikkeling, die niet één op één te vertalen is. De gedeputeerde vond de opmerking over de bejaardenoorden interessant. Gelukkig gaat het niet zo dat een bepaald aantal ouderen staat voor een bepaald aantal plaatsen in bejaardenoorden. Het zijn namelijk andere ouderen geworden: ouderen met een betere gezondheid die nog een heel actief leven hebben en maatschappelijk nog ontzettend veel kunnen doen. Het zijn derhalve heel andere ouderen dan dertig à veertig jaar geleden. De vormen van zorg worden daardoor ook anders. Natuurlijk worden mensen afhankelijk.
35
Dhr. Haasken noemt het voorbeeld van wonen met dementie. Men kan er op een heel andere manier mee omgaan. Het hoeft niet zo te zijn dat mensen in een verpleeghuis moeten worden opgenomen. Ze kunnen ook op een andere manier wonen. Gelukkig is het zo dat het Noorden al behoorlijk voorop loopt in het ontwikkelen van zaken, maar er kan nog veel meer gebeuren. Daar kan de provincie zich mee profileren. Dat is ook de reden dat in SNN-verband is gezegd dat de zorg een heel belangrijk aandachtspunt is om te ontwikkelen, ook in relatie met de andere terreinen als wonen en welzijn. De gedeputeerde ziet daar absoluut kansen. De provincie moet daarmee aan de slag. Het is breder dan alleen ICT en zorg, hoewel de gedeputeerde dit wel een interessante ontwikkeling vindt, want het is wel heel concreet en ook een heel mooie toepassing. Alleen ICT kan allerlei kanten op, maar dit geeft een mooie verdieping. Er is ook een zorgnetwerk van ICT-mensen die daar druk mee bezig zijn. Het is behoorlijk goed georganiseerd. De provincie biedt daar ook mogelijkheden. In het innovatie-actieprogramma zit een onderdeel. Er gebeuren heel interessante zaken. Het kan allemaal intensiever, dus de gedeputeerde ziet daar absoluut mogelijkheden om het uit te bouwen. De economische kant ligt inderdaad met name in de ICT, het brengen van zorg op een heel hoog niveau. Dit betekent investeren in de zorg. Het is niet alleen maar een ontwikkeling die er sowieso komt omdat er meer vraag naar zorg is, het is ook het ontwikkelen en beter zijn dan andere regio’s, het is ook een economische factor. De gedeputeerde is het er mee eens dat de provincie die lijn verder moet gaan ontwikkelen. Dhr. Köller geeft een mooie integrale beschouwing. De gedeputeerde wil daar niets aan afdoen, maar hij zal een aantal aspecten aanroeren. Werkgelegenheid en arbeidsmarkt, in flankerende zin zaken doen. Er is behoefte aan mensen die actief zijn in het arbeidsmarktproces. De provincie zit in een bijzondere situatie waarin nu sprake is van gebrek aan werkgelegenheid, maar als men de extrapolaties maakt, kan er een omslag komen. Dat betekent niet zozeer ‘grijs draagt over’, al moet dat op een gegeven moment ook gebeuren, maar grijs moet ook blijven doorwerken en – belangrijker – in staat gesteld worden om door te blijven werken. Daar is de provincie naar opvatting van de gedeputeerde nog niet goed genoeg in. Grotere bedrijven zullen zich vaker afvragen hoe zij leeftijdbewust personeelsbeleid kunnen realiseren, zodat mensen ook wat kunnen afbouwen, een andere functie kunnen bekleden, of dat de provincie hun ervaring kan benutten. Dat is dan wel wat de SP voorstaat: overdragen van kennis, maar dan binnen de werksituatie. Er gaat op een gegeven moment een gat vallen als het allemaal zo doorgaat. Er moet daarom op twee fronten worden gewerkt: a. jongeren op een goede manier aan de bak. De provincie kent hiervoor een aantal zaken als leerbanen, stage, etc. – maar dit is geen zaak voor de provincie alleen, dit dient met het hele veld te gebeuren. Aan de andere kant (b) denkt de gedeputeerde dat de provincie iets specifieker kan insteken. Het gaat misschien om iets kleinere bedrijven, bijvoorbeeld het MKB. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat men de expertise vasthoudt en dat mensen niet te snel ophouden met werken? Als men wil stoppen met werken, dan kan dat zodra de pensioengerechtigde leeftijd is aangebroken. Te zien is dat heel veel mensen dat niet afmaken. Mensen zouden dat misschien best wel willen als de omstandigheden aangepast zouden kunnen worden, als daar meer mogelijkheden voor ontstaan. Daar zijn grote bedrijven verder mee dan kleine bedrijven. Op dat punt kan de provincie meer doen om het MKB zaken aan te reiken. Dat gebeurt in sommige regio’s al, ook in de regio Gelderland. De gedeputeerde neemt het Gelderse rapport graag mee met suggesties. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vraagt of de gedeputeerde concretere voorbeelden van zaken kan geven die de provincie het MKB kan aanreiken om de arbeidsomstandigheden voor ouderen beter op maat te laten zijn. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) noemt als voorbeeld het adviseren van bedrijven bij zo’n leeftijdbewust personeelsbeleid, ervoor zorgen dat men daar ondersteuning bij krijgt. De gedeputeerde gaat in op de opmerking van dhr. Migchelbrink, want hij is van mening dat men daar ook heel nuchter in moet zijn. Er zitten ook grenzen aan. Er kunnen op een heel goede manier woonconcepten met ICT worden ontwikkeld, maar niet alle ouderen
36
komen naar het Noorden toe. Men kan het Noorden natuurlijk heel aantrekkelijk maken, maar mensen willen ook graag een beetje in de omgeving van kinderen en kleinkinderen blijven wonen. Het neemt niet weg dat daar wel mogelijkheden liggen. Dhr. Staghouwer vraagt hoe het precies zit met de rollen en de wetgeving. Dat is een korte vraag, maar de beantwoording is erg lastig en breed. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) interrumpeert en stelt dat natuurlijk kan worden gesproken over allerlei zaken die de provincie naar zich toe wil trekken. De ChristenUnie vreest echter dat dit veel te veel gaat worden. Het gaat om het afbakenen van de terreinen waar de provincie zich op moet begeven. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) lijkt dit een goede zaak. Het is ook een kwestie van keuzes maken. Voor veel terreinen geldt, dat de provincie niet zozeer een zware wettelijke verplichting of bevoegdheid heeft, maar dat de provincie iets zou kunnen doen. Als er mogelijkheden liggen, is er geen reden waarom de provincie dit niet zou doen. De gedeputeerde denkt wel dat ergens een duidelijke keuze gemaakt moet worden. In tweede termijn Dhr. Köller (PvdA) wenst in de richting van het Presidium ervoor te pleiten om het onderwerp in de statenvergadering niet bij eenhoofdige sprekers te laten en er een wat langere sessie van te maken. Dhr. Köller acht dit – ook voor de toekomst – dusdanig belangrijk, dat daar goed over wordt gedebatteerd. Het gaat in dit geval niet over de statenleden zelf. Daar wordt in de Staten namelijk al lang genoeg over gedebatteerd. De Staten moeten dit voor de burgers en voor de mensen in deze provincie doen. Dhr. Köller wenst ervoor te pleiten om in de Staten een goede en fatsoenlijke discussie op te zetten die niet onder spreektijdregeling wordt ‘afgeraffeld’. Het verhaal van dhr. Migchelbrink over de 50-plussers is mooi, maar dhr. Köller zit in een heel grote vrijwilligersorganisatie. Het blijkt dat de 50-plussers zich heel goed kunnen redden tot 65 jaar. Dan ontstaat de ellende. Ze gaan enorm in inkomen achteruit. Dhr. Köller begrijpt dan ook niet waar dhr. Migchelbrink het over heeft. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) interrumpeert en gaat in op het voorstel voor de statenvergadering. Als een fractie daar drie mensen naartoe wil sturen, dan is dat natuurlijk aan die fractie. Het idee vanuit de commissie Welzijn is om juist niet heel gedetailleerd alle dossiers na te lopen, want dat heeft GS al voor de Staten gedaan, maar om de vraag wat in de breedte de visie is – redelijk abstract misschien, met een aantal concrete voorbeelden – op vergrijzing. Dhr. Köller (PvdA) geeft aan ook niet de bedoeling te hebben dossier voor dossier bij langs te lopen. Er dient echter een goed gestructureerde discussie te komen, die niet gewoon een discussie is zoals de Staten die wel vaker hebben over de waan van de dag. Digitalisering. Dhr. Köller had geen goed gevoel toen de man van webcare voor de commissie sprak. “Big brother is watching you, terwijl je geen kant op kunt”, dacht dhr. Köller toen. Met name in de innovatieve sector is naar opvatting van dhr. Köller wel iets te doen. Dan gaat het met name om de ontwikkeling van bewegingsmelders, thuisalarmering, etc. Dit ligt dus enigszins in de MKB-sfeer. De voorzitter wijst dhr. Köller op zijn spreektijd. De PvdA heeft de spreektijd inmiddels verbruikt. Dhr. Köller (PvdA) geeft aan dat er niet veel meer komt. Hij wenst nog een belangrijk ding in te brengen, te weten het woonaanbod dat aan de vergrijzende maatschappij wordt gegeven. Tot nu toe beoordelen veel te veel externe mensen wat goed is voor een oudere. De stem van de oudere die uiteindelijk in een aanleunwoning of in een levensloopbestendige woning terechtkomt, wordt te weinig gehoord. In reactie op de opmerking van de SP dat grijs moet worden opgevolgd, stelt dhr. Köller dat hij om zich heen nog
37
steeds mensen ziet die nog best vijf, zes, zeven, acht jaar zouden kunnen werken, maar die er toch nog steeds massaal worden ‘uitgegooid’. Het is een verhaal dat met name van werkgeverskant komt, dat er geen geschoold personeel is. Dhr. Köller plaatst daar grote vraagtekens bij. Dhr. Jager (CDA) heeft de indruk dat dhr. Köller de visie namens de PvdA in elk geval op dit onderdeel voldoende heeft weergegeven. Er moet goed gekeken worden naar de breedte van het debat dat plaats zou moeten vinden. Wellicht is er ook een mogelijkheid om een aparte vergadering over dit onderwerp te houden. De voorzitter stelt dat het in elk geval duidelijk is dat het in de Staten opnieuw aan de orde zal komen. Het Presidium zal wel komen met een voorstel hoe dat behandeld kan worden. Voorts wenst dhr. Haasken op te merken dat de bijdrage van dhr. Gerritsen en van hemzelf hem het gevoel geeft dat men op verschillende golflengtes zit. De gedeputeerde heeft voortdurend gesproken over de zorg, het upgraden van de zorg en digitalisering. Ook dhr. De Vey Mestdagh had het over totaal andere aspecten, waar ook dhr. Migchelbrink op heeft geduid. De gedeputeerde neemt zelf ook enige afstand van de woorden van dhr. Migchelbrink door te stellen dat mensen ook niet moeten worden weggehaald bij hun kinderen. Dhr. Haasken verwijst naar Drenthe, dat bekend is om het zogenaamde ‘drenthenieren’. Hij denkt dat men in Drenthe heel gelukkig is met die ontwikkeling, dat mensen ervoor kiezen om in een dergelijke setting van de provincie Drenthe te gaan wonen en dat dit veel werkgelegenheid met zich meebrengt. Dhr. Köller (PvdA) vraagt hoe het wordt geregeld met de WMO met de beroemde mantelzorg, zodat men uiteindelijk weer situaties krijgt van de vorige eeuw... Dhr. Jager (CDA) acht dit – met alle respect – een onderwerp voor een andere commissie. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat dit nu precies de aspecten zijn die men moet uitzoeken als men zich hier mee bezighoudt. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt het inderdaad te hebben over de zorgeconomie, maar dan verbonden met wonen en welzijn. Als men zegt dat dit heel iets anders is, is er sprake van een misverstand. De voorzitter wenst het agendapunt af te ronden. Afgewacht zal worden met welk voorstel het Presidium zal komen om dit onderwerp te behandelen. 13.
Notitie 'Ruimte voor werk, werk voor ruimte'
Dhr. Out (VVD) stelt dat de Veenkoloniën en Oost-Groningen de afgelopen jaren terecht extra aandacht hebben gekregen als het gaat om werkgelegenheid en versterken van de economische structuur. De VVD vindt het dan ook de taak en de plicht van de politiek om te blijven kijken hoe hier verdere stimulans aan gegeven zou kunnen worden. Nu is er het rapport ‘Ruimte voor werk, werk voor ruimte, voorstel voor een pilot Regellichte zone in Oost-Groningen en de Veenkoloniën’. Daarin worden voorstellen gedaan om op een voor Nederland innovatieve manier een extra impuls te geven en het gebied wellicht een extra zet de goede richting op kan worden gegeven. Het rapport wordt zowel onderschreven door de regio’s, streekraad, en de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën, alsook door de andere aanjagers als de Kamer van Koophandel en MKB-Noord. Het rapport doet een oproep aan het Rijk, aan de provincie en aan de gemeente om elk op het eigen niveau te gaan kijken wat voor belemmeringen kunnen worden weggenomen, belemmeringen die economische ontwikkelingen in de weg staan, belemmeringen die werkgelegenheid in de weg staan, en belemmeringen die daardoor grote
38
negatieve sociale consequenties in het zicht meebrengen, zoals werkeloosheid en beperkte participatie. Helaas is het op dit moment nog steeds zo dat werkeloosheid soms van generatie op generatie wordt overgegeven. Het is naar opvatting van de VVD daarom aan de Provinciale Staten om te kijken hoe een positieve bijdrage kan worden geleverd om aan een aantal oplossingen te werken. Het beleid moet erop gericht zijn om mogelijkheden te creëren in plaats van te beperken, is de achterliggende gedachte. Vandaag moet de commissie wat de VVD betreft niet op detailniveau gaan bediscussiëren of alle in het rapport genoemde maatregelen effectief zijn, dan wel of alle in het rapport genoemde maatregelen gewenst zijn. Vandaag moet worden gekeken hoe de bijdrage van de provincie om de regio een extra impuls te kunnen geven in gang gezet kan gaan worden. Hierbij moet worden gedacht aan hoe de provincie in de eigen regelgeving belemmeringen zou kunnen wegnemen of de dienstverlening zou kunnen verbeteren, hoe gemeenten gestimuleerd zouden kunnen worden om ook stappen te zetten, hoe Den Haag gestimuleerd zou kunnen worden een en ander op te pakken. Het gaat erom hoe er gezamenlijk voor kan worden gezorgd dat het in het rapport genoemde vervolg – de pilot waarover wordt gesproken – daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Wanneer men ziet dat dit jaar de aanloop naar POP III is, dient de commissie naar opvatting van dhr. Out vandaag niet alle ruimtelijke aspecten te bespreken. Het komt in de betreffende commissie ongetwijfeld uitgebreid aan bod. Het gaat er vandaag om, dat de provincie haar klantgerichtheid wanneer iemand verschillende procedures moet doorlopen – en de PvdA komt toevallig met schriftelijke vragen op een verwant onderwerp met de ketenregelgeving waar deze week over werd gesproken – kan vergroten. De in het rapport genoemde accountmanagersgedachte spreekt de VVD bijzonder aan. Wanneer iemand wil ondernemen, moet het Rijk, de provincie of de gemeente de rode loper uitleggen om te kijken hoe iemand daarbij kan worden geholpen. De praktijk is toch vaak anders: dat iemand op zo’n moment een woud van allerlei verschillende afdelingen in moet als het gaat over RO, milieu, etc. De ondernemer zal nog meer dan nu het geval is, aan de hand moeten worden genomen. Dan wordt het waarschijnlijk ook duidelijker voor die ondernemer hoe het bijvoorbeeld met doorlooptijden van alle vergunningen en regelgevingen zit – wat overigens vaak wel sneller zou moeten kunnen. De oproep van de VVD aan de gedeputeerde is dan ook om dit te gaan regelen, dat ondernemers ook vanuit de provincie nog veel meer die één-loketgedachte krijgen, die accountmanager om ze te helpen. Als het om gemeenten gaat, zijn er in Nederland genoeg mooie voorbeelden waarin gemeenten het aandurven om regels te laten varen. Recent kwam dhr. Out bijvoorbeeld de gemeente Boekel in Noord-Brabant tegen, waar men op het gebied van de bouwregelgeving een aantal drastische stappen aan het zetten is. De gemeente Elst is bijvoorbeeld bezig om in een APV te kijken hoe daar overbodige ballast uit kan worden verwijderd. De vraag is hoe de provincie gemeenten zou kunnen stimuleren om flexibeler te gaan werken en hoe de provincie er een steentje aan kan bijdragen dat best practices van zaken die elders goed gaan, bij de gemeenten terechtkomen. Dhr. Out zou graag van de gedeputeerde vernemen wat voor rol hij op dat gebied ziet. Behalve de ideeën die in het rapport worden genoemd, zijn er natuurlijk ook andere zaken die de regionale economie kunnen aanjagen. Het moet wat de VVD betreft vooral geen of/of-kwestie worden, maar meer een en/en-verhaal. Toen de VVD-fractie over dit onderwerp regellichte zone met bedrijven en andere belangenbehartigers sprak, kwam een veelgehoorde klacht rond aanbestedingen aan bod. Aanbesteding is natuurlijk een wettelijke verplichting. Hoe zwaar moeten echter de eisen zijn die men bij zo’n aanbesteding stelt? Het kan naar opvatting van de VVD niet de bedoeling zijn om eisen zo hoog te formuleren, dat de regionale spelers niet eens mee kunnen doen in zo’n aanbestedingstraject. Dhr. Out verneemt graag van de gedeputeerde hoe hij dit ziet en wat de provincie concreet doet om ervoor te zorgen dat de regio voldoende kansen krijgt bij dat soort aanbestedingen. Aanbestedingen kunnen vaak ook iets eenvoudiger. De vraag is hoe dit bereikt kan worden. Uiteraard is de VVD benieuwd wat de andere partijen van het rapport vinden. De VVD-fractie wenst het rapport voor de komende statenvergadering te agenderen, om gezamenlijk te laten zien hoe de provincie de economie in Oost-Groningen en de Veenkoloniën verder zou willen aanjagen, dat het de
39
provincie menens is en dat zij ook bereid is om daar onconventionele middelen voor in te zetten. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat toen de GroenLinks-fractie het rapport kreeg, zij vaststelde dat de VVD nogal stelling neemt. Wanneer dhr. Van Zuijlen het rapport niet gezien zou hebben en alleen het betoog van dhr. Out zou hebben gehoord, acht hij het voor zeventig procent overlappend met de opvattingen van GroenLinks. Nu vraagt dhr. Out hoe de andere partijen aankijken tegen dit rapport. Dhr. Van Zuijlen informeert hoe dhr. Out tegen het rapport aankijkt. Er staan zeven concrete punten genoemd waarop er het nodige zou moeten gebeuren. Dhr. Out pikt er vooral de zachtste – rond de dienstverlening – uit. Dat is iets wat GroenLinks ook zou doen. Hoe kijkt dhr. Out aan tegen al die verregaande zaken rond ARBO-wetgeving, arbeidsrecht, etc.? Dhr. Out (VVD) acht dit geen enkel probleem. Hij heeft ook in zijn betoog aangegeven dat de commissie niet in de verleiding moet komen om uit en te na te trachten om de verschillende onderwerpen uit te discussiëren. Het idee van een pilot is juist, dat aan de pilot wordt overgelaten om te kijken welke van deze zaken realiseerbaar en haalbaar zijn, en daar vervolgens mee aan de gang te gaan. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat dhr. Out een schot voor de boeg zou kunnen doen, aangezien hij zelf dit onderwerp op de agenda heeft gezet. Dhr. Out (VVD) verklaart dat de VVD graag wil, is dat de pilot zoals deze wordt voorgesteld, van de grond komt. Binnen die pilot zullen de verschillende deelaspecten vervolgens een rol krijgen. Dhr. Van Zuijlen heeft het over ARBO-wetgeving en over ontslagrecht. Die worden in het stuk benoemd. Dhr. Out stelt dat de provincie daar niet over gaat. Dhr. De Vey Mestdagh gaf al aan dat hij hier niet in de Tweede Kamer zit, maar vanuit de provincie. Het lijkt de VVD een goede zaak dat deze pilot van de grond komt. De vraag is hoe de provincie het van de grond komen van de pilot een zetje de goede richting in kan geven. Hoe kan de provincie een eerste stap zetten in de zaken waarin het woordje ‘provincie’ terugkomt in de notitie? In het samenvattende lijstje is te zien dat er een aantal aandachtspunten is waar de provincie voor benoemd is. Daar dient men zich in dit gremium druk over te maken. Vervolgens moet worden gekeken of de expertisegroep met de pilot aan de gang kan gaan en of de provincie daar nog een zetje bij in de rug kan geven. Dhr. Jager (CDA) geeft aan zich in grote lijnen te kunnen aansluiten bij het verhaal van dhr. Out als het gaat om het enthousiasme over het onderzoek. Dat neemt niet weg dat de vraag die dhr. Van Zuijlen stelt, natuurlijk een heel terechte is. Als men naar de inhoud kijkt, wat vindt men daar dan van? Er is sprake van twee praktische problemen. Het eerste praktische probleem is dat de commissie natuurlijk te maken heeft met economische ontwikkeling. Wanneer dhr. Jager kijkt naar de oplossingen die worden aangedragen in het rapport en waarbij de provincie in beeld komt, dan zijn dit vooral ROaspecten en milieuvergunningsasapecten, zaken waar de commissie ‘leuk’ over kan praten, maar waar andere commissies ongetwijfeld ook hun zegje over willen doen. De CDA-fractie mist op dit moment een goede inhoudelijke reactie van het College van GS, die niet alleen ingaat op het feit dat de provincie onderdeel is van de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën en in die zin dus ook verbonden aan de opdrachtverlening voor dit onderzoek. Hoe is het onderzoek binnen GS ontvangen? Dhr. Jager wenst te vernemen welke mogelijkheden het College ziet om op korte termijn de punten zoals deze in het stuk worden genoemd in een pilot om te zetten en daar medewerking aan te verlenen, temeer daar de staatssecretaris voor Economische Zaken in elk geval in de Tweede Kamer heeft aangegeven zich hard te willen maken om vanuit de rijksoverheid de bijdrage te leveren voor dit pilot-project als regellichte zone. Dhr. Jager is van mening dat de provincie dit ook moet doen.
40
Dhr. Swagerman (SP) acht het op zicht geen slechte stelling dat GS iets moeten doen, want dhr. Swagerman denkt dat zij dat in dat geval ook zeker zouden moeten doen. Hij ziet echter niet in waarom men dat in dit stadium zou vragen. Dhr. Swagerman stelt dat de discussie wat de SP betreft ook gevoerd zou moeten worden. PS kunnen zelf heel goed aangeven wat zij vinden dat GS zouden moeten doen, dat GS dat meenemen en dan een plan schrijven waar vervolgens in de Staten een besluit over kan worden genomen. Dhr. Jager (CDA) geeft aan ook voor allerlei dualistische debatten te zijn. Hij zou echter graag een inhoudelijk onderbouwde reactie willen hebben op de tweeslag van het College, dat in de stuurgroep zit en mede opdrachtgever is voor dit onderzoek. Dan vindt dhr. Jager het ook niet meer dan normaal dat de Staten zien wat het College vindt van het resultaat van een door het College zelf ingesteld onderzoek. Daarnaast zitten er enkele technische aspecten aan, waarbij dhr. Jager als voorbereiding op het debat – dat hij ook graag in de Staten zou willen voeren – een aantal feiten op een rij wenst te hebben. Wat kan en wat niet? Als het niet kan, waarom dan niet? Komt dit doordat het College het niet wil, of is de kwestie dat men tegen allerlei belemmeringen aanloopt, die niet opgelost kunnen worden? Dhr. Out (VVD) merkt op dat dhr. Jager zo-even aangaf dat een deel van de onderwerpen in de RO-structuur speelt. De provincie lijkt haast een ondernemer. Een ondernemer wil iets bereiken. In plaats van dat hij met economische activiteiten bezig is, moet hij zich met milieu en ruimtelijke ordening en dat soort zaken bezighouden. Wat de VVDfractie zeker niet wil, is dat de ruimtelijke commissies een vooruitlopende POP-discussie tot in den treure moeten gaan voeren, om vervolgens dan pas die slag te kunnen maken naar meer klantgerichtheid. Dhr. Jager (CDA) stelt dat dhr. Out de CDA-fractie daar geheel aan zijn zijde vindt, want die behoefte heeft het CDA ook absoluut niet. Het CDA wil samen met de VVD kijken hoe ervoor kan worden gezorgd dat er op zo snel mogelijke termijn een pilot uitgevoerd kan worden. Dat is echter niet alleen aan de provincie, de gemeenten in de streekraad, het Rijk en zeker niet alleen aan de ondernemers die inderdaad welwillend zijn om hier natuurlijk hun voordeel mee te doen. Dhr. Jager is van mening dat moet worden gekeken hoe zo snel mogelijk tot een werkbaar iets kan worden gekomen. Daarvoor zou hij graag meer informatie willen hebben dan het voorliggende onderzoek. De slag kan nu ook worden gemaakt door het aan het College te vragen, anders komen die vragen ongetwijfeld bij het statendebat. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) acht het betoog van dhr. Jager interessant, waar hij een heel eind in mee kan gaan. Hij heeft het rapport bestudeerd en bij een aantal zaken het standpunt van de ChristenUnie-fractie genoemd. Dhr. Staghouwer zal dit bewaren voor de discussie in de Staten. Het is een goed rapport dat de moeite waard is om te bespreken. Het punt is dat het rapport wordt gedragen door veel partijen. Dat vindt de ChristenUnie ook het sterke aan het rapport. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat het niet zal verbazen dat de SP redelijk helder en snel stelling kan nemen. Wanneer hij deze pilot in zijn totaliteit bekijkt – wat vanuit provinciale overwegingen niet deugt, dat is dhr. Swagerman met dhr. Out eens; uit het rapport zou gevist moeten worden wat de provincie met een stukje van dit verhaal kan – staat er een aantal zaken in, waar de SP nooit mee akkoord zal gaan. Dan gaat het om inperkingen van het ontslagrecht, inperking van de ARBO-wet, waar de provincie niets over te vertellen heeft. Als men dit plan bij de hand neemt en men wil er iets mee doen, dan is het prima dat de discussie alleen wordt gevoerd op het provinciaal terrein, maar de pilot zal dus nooit ingevoerd kunnen worden in zijn totaliteit zoals deze hier ligt als niet ook het Rijk akkoord gaat – en niet alleen het Rijk, want wat dhr. Swagerman hier helemaal in mist zijn de werknemersbelangen, iets wat niet zo gek is, want de opdrachtgevers van dit onderzoek hebben niets te maken met vakbonden of wat voor
41
organisaties dan ook, het is inderdaad volledig gericht op het bedrijfsleven, waarbij de werknemersbelangen volstrekt onder de tafel worden geveegd en waar een heleboel andere zaken die nu redelijk tot volledig gangbaar zijn in de samenleving, volledig worden doorgehaald. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) interrumpeert en stelt dat het doel van het rapport volgens hem is om het gebied economisch te stimuleren en niet alleen maar het kijken naar arbeidsrecht. Dhr. Swagerman (SP) ziet niet in wat men bereikt met een pilot waarbij werkgevers meer bevoegdheden wordt gegeven voor het ontslaan van mensen. Dat levert geen werkgelegenheid op, dat levert alleen maar de mogelijkheid op – en daar zijn ook voorbeelden genoeg van – dat werkgevers de mensen die hen onwelgevallig zijn, die misschien wat ziek worden, die kosten opleveren, ontslaan. Daar schiet men helemaal niets mee op. Dit gaat in het land altijd in goed overleg. Dhr. Swagerman wil echter terug naar de provinciale taak, daarover wil hij graag discussiëren. Ten aanzien van het idee van de accountmanager stelt dhr. Swagerman dat de SP er altijd voor heeft gepleit om één aanspreekpunt in te stellen voor al die zaken. Het idee van een accountmanager zou daar een invulling voor kunnen zijn. De SP kan zich wel vinden in dat soort punten, maar het zal betekenen dat de SP absoluut niet akkoord zou gaan, omdat de SP ook niet ziet wat het aan werkgelegenheid oplevert. Dat is ook de kern: dit soort maatregelen levert geen extra banen op. Het levert alleen maar flexibiliteit op voor het bedrijfsleven en een toenemende armoede aan de kant van deze streek, want het betekent lagere lonen, het gaat aan alle kanten een neerwaartse spiraal worden... Dhr. Jager (CDA) merkt – met alle respect – op dat het natuurlijk wel een voorschot is dat dhr. Swagerman neemt op de uitkomsten van een pilot die er nog niet eens is. Hij kan zich voorstellen dat de onderzoekers of bepaalde partijen een andere stelling hebben. Beide kunnen niet onderbouwd worden, omdat er nog niet naar gekeken is wat er in de praktijk gebeurt als dit zou worden gedaan. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat in de praktijk in landen rond Nederland wel degelijk van dit soort acties wordt gevoerd. Als het hier niet te regelen is, dan haalt men de lagere salarissen wel uit andere landen. Dhr. Swagerman zat gisteren in een vergadering waar iemand zat – het is overigens een aardig voorbeeld, waarmee dhr. Swagerman ook mede wil aantonen dat het op zekere gebieden hier ook nooit zal gaan werken – die in China een kantoortje heeft en daarop een Nederlander heeft neergezet met een universitaire opleiding. Die Nederlander krijgt € 300 per maand en kan daar als een koning leven en neemt dan ook volstrekt genoegen met € 300. Tot op zekere hoogte begrijpt dhr. Swagerman werkgevers wel, maar de maatschappij hier naar de filistijnen geholpen door daar gebruik van te gaan maken, want hier blijft echt niemand aan het werk. Dhr. Out (VVD) geeft aan dat dit nu precies de discussie is waarvan hij tevoren heeft verzocht om die niet in de commissie te voeren. Dhr. Swagerman begon heel duidelijk, door de zaken aan te geven waar de provincie wel over gaat. Die moet men ook gezamenlijk durven te benoemen. De provincie moet ook durven ermee aan de gang te gaan. Dit hangt men vast aan de totale pilot. De gemeenten, het Rijk hebben een andere verantwoordelijkheid. Dhr. Swagerman heeft er bedenkingen bij, dat is zijn goed recht. Het gaat er echter nu om hoe de provincie de pilot van de grond krijgt, zodat de provinciale zaken daar zo goed mogelijk op ingelust kunnen worden. Dhr. Swagerman (SP) oppert dat de pilot natuurlijk een breder verband heeft. Het zou heel goed kunnen dat de SP-fractie van mening is, dat wanneer wordt gekeken naar de bandbreedte van deze pilot, zij er niet het nut en het heil ervan inziet om te kijken wat de provincie daaraan mee kan werken. Dat is in dat geval een principieel standpunt.
42
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat het gaat om de mogelijkheid van het instellen van een pilot. Terecht is door eerdere sprekers al opgemerkt dat de provinciale rol hierin beperkt is. Dhr. De Vey Mestdagh wil het dan ook in eerste instantie politiek beschouwen in de zin van hoe D66 staat ten opzichte van zo’n soort gedachte in de pilot. De hoofdlijn die in de pilot wordt aangegeven, is helpen in plaats van belemmeren met regels als het gaat om ondernemen in een moeilijk gebied. De pilot is niet zomaar een pilot om iets uit te proberen, maar wordt gesitueerd in een gebied dat eigenlijk dit soort initiatieven nodig heeft. Wanneer dhr. De Vey Mestdagh dit in zijn algemeenheid naast de uitgangspunten van D66 legt – sociaal-liberaal – dan sluit dat bijna naadloos aan: waarom zou men mensen belemmeren? Mensen moeten in beginsel dezelfde vrijheid hebben om zaken te regelen en die belemmering minimaal houden voor zover het sociaal nodig is. Dhr. De Vey Mestdagh wenst wel inhoudelijk te kijken naar de items die worden genoemd. Hij is van mening dat het rapport op zich heel aardig aangeeft dat zij op dezelfde lijn zitten als D66 zou zitten, namelijk door die regels het meest vrij te verklaren die het minste de vrijheid van anderen beperken. Dan gaat het met name om een bepaald soort gebouwregels. Daarnaast worden de minimale veiligheidsregels gehandhaafd. Met name op de gebieden waar regels ook zijn vanuit een sociale overweging – ARBO-wetgeving, arbeidsrecht, ontslagrecht, etc. – is dit voorstel ook al wat voorzichtiger. Hoe de concrete invulling daarvan is, ligt voor een groot gedeelte niet bij de provincie. Vandaar dat dhr. De Vey Mestdagh daar niet direct nu een oordeel over hoeft te geven. Hij vindt op zich de teneur dat men daar voorzichtig mee is, terecht. Hij vraagt zich af of de milieuwetgeving een goede insteek is zoals deze hier wordt gegeven. Het stuk pleit voor het geven van een vergunning, tenzij. Dhr. De Vey Mestdagh stelt dat in het kader van de milieuwetgeving natuurlijk ook een aantal zaken vergunningsplichting zijn die tot onomkeerbare processen leiden met betrekking tot milieu. Dit zou hij niet op zijn geweten willen hebben als hij daar voor zou zijn geweest. Dhr. Zanen (PvhN) deelt mee de insteek van de nota niet te onderschrijven, namelijk dat wordt gezegd dat er mogelijkheden worden gezocht om de regels die men zelf heeft ontwikkeld op allerlei terreinen, niet van toepassing te verklaren vanuit het idee dat er dan wat meer bedrijvigheid komt, die elders dus wellicht niet kan plaatsvinden, naar dit gebied toe. Eigenlijk is men dan bezig om op al die terreinen waar die regels voor gelden concessies te doen aan de eigen opvattingen die men in die regels heeft vastgelegd. Die benadering acht dhr. Zanen fout. Het begrip ‘dereguleringszones’ speelt al veel langer in de discussie, en daar gaat het hier eigenlijk ook over. Een andere benadering zou zijn – en die elementen zitten hier natuurlijk wel in – om te stellen dat er punten zijn waar men wel degelijk naar bedrijven toe een stap vooruit kan doen om ze te helpen al die regels – vooral als het er heel veel zijn en ze naast elkaar liggen – te overkomen. In die zin spreekt de gedachte van accountmanagement of het idee van één loket dhr. Zanen aan. Hij denkt echter dat er terecht ergens in de notitie staat, dat als de bevoegde organen – met name op het gebied van het ruimtelijk beleid –, te weten de provincies en gemeenten, niet in deze benadering mee willen gaan, het hele verhaal dan stil valt. Dan moet er ook niet aan de pilot worden begonnen. Dhr. Zanen neemt aan dat die overheden dat zo zullen zeggen. Naar zijn opvatting zou de provincie dat ook moeten doen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat de leider van GroenLinks onlangs uit handen van de voorzitter van de JOVD een prijs in ontvangst heeft mogen nemen voor ‘liberaal van het jaar’. Dhr. Van Zuijlen erkent dat hij hier breed om moest grinniken. Het spreekt hem ook wel aan. Hij zou de liberale broeders op dit punt toch bijna willen betichten van het neigen tot anarchisme, iets wat meer in de traditie van GroenLinks ligt, het is namelijk bijna een uitnodiging tot ondernemersanarchisme. Een dergelijke pilot zoals deze hier wordt verwoord in zijn breedte – en daarbij sluit dhr. Van Zuijlen zich aan bij de SP –, is eigenlijk alleen verantwoord als men er van op aan kan dat de ondernemers die er gebruik van gaan maken allen maatschappelijk verantwoord zullen ondernemen en in die zin zelf de ethische maatstaven hoog zullen houden. Dhr. Van Zuijlen vreest dat de werkelijkheid is dat zeker niet honderd procent van de ondernemers
43
op die manier te werk gaat. In de GroenLinks-fractie rees de vraag hoe men, wanneer men op die manier te werk gaat, nog een roze invasie tegenhoudt. Dhr. Van Zuijlen verduidelijkt dat ‘roze invasie’ niets te maken heeft met de Roze Zaterdag, maar alles met datgene wat in de schappen van de slagerij eindigt. ARBO-wetgeving, arbeidsrecht liggen inderdaad niet op het terrein van de provincie, maar ze maken wel integraal deel uit van dit plan. Dhr. Van Zuijlen deelt de visie van dhr. Swagerman dat in de omschrijving van het plan ook de Milieufederatie en de vakbond betrokken hadden moeten worden. Dan was er waarschijnlijk een iets evenwichtiger verhaal uit gekomen en zou GroenLinks ook enthousiaster zijn geworden. Duurzaamheid gaat over people, planet, profit, maar dit gaat over profit, terwijl people en planet er wel bij horen. Die raken echter in het verhaal ondergesneeuwd. Dat is onevenwichtig en daar wordt GroenLinks niet blij van. Waar het uiteindelijk natuurlijk op neerkomt, is het allerlaatste stukje van de samenvatting: het verhaal rond de dienstverlening door de overheid. GroenLinks heeft iemand in de steunfractie die wat meer verstand heeft van de Interimwet Stad en Milieu. Die gaf aan dat de interimwet zo in elkaar zit dat in feite alles wat in deze pilot wordt bedacht en wordt aangevoerd, eigenlijk al kan. Men moet alleen meestal iemand hebben bij de gemeente – eventueel bij de provincie – die de ondernemer die iets wil aan de hand meeneemt en door het vergunningenland leidt, die er als een soort case manager verstand van heeft. Dan is het loslaten van allerlei regels eigenlijk – natuurlijk moet men geen overbodige regels willen, maar de meeste zijn niet helemaal overbodig – onwenselijk. Men moet met een goede accountmanager ervoor zorgen dat die ondernemer de weg wordt gewezen. Het is zelfs onder bepaalde omstandigheden mogelijk om om regels heen te gaan. Dat is geen aanbeveling, maar het kan. Als het ooit in de Staten komt, zou dhr. Van Zuijlen het veel leuker vinden en een veel grotere uitdaging vinden om te praten over wat de VVD-fractie in de eerste termijn naar voren bracht. Dat zou een praatstuk kunnen zijn waar alle partijen hun visie op kunnen geven, iets wat beter is dan dit als uitgangspunt nemen, want hierover rest de GroenLinksfractie eigenlijk maar één oordeel, namelijk: nooit doen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat het lijkt alsof er hier wordt gepleit voor het vooral handhaven van regels, maar dan maar in plaats van het afschaffen van de betutteling – want voor een gedeelte is dat ook betutteling – de burger, in dit geval de bedrijven, aan het ‘handje’ te nemen – iets wat zij vaak niet eens willen, want zij willen liever zelf iets doen. Dhr. De Vey Mestdagh vindt dit lastig. Hij vraagt of dit in zijn algemeenheid is wat GroenLinks wil: wel veel regels, maar mensen helpen ze er doorheen te loodsen? Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) legt uit dat het gaat om de inkleuring. Betutteling is wel het laatste wat hij wil, want dat is dodelijk voor ondernemerschap. Dat is niet aan de orde. Er zijn regels. Er worden natuurlijk aan alle kanten in Nederland pogingen gedaan om regels af te schaffen en eigenlijk komen er alleen maar regels bij. Blijkbaar is dat een zeer weerbarstige materie. Waar het veel vaker op neerkomt is een positieve houding vanuit ondersteunende diensten vanuit de overheid en ook vanuit vergunningverleners om met de ondernemer of met de burger mee te denken en die de weg te wijzen. Meestal kent de ambtenaar de weg namelijk wel, en de ondernemer of de burger een stuk slechter. Vanuit de GroenLinks-fractie werd gesuggereerd om, als overheden te laat komen met vergunningverlening, ze een boete te sturen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) begrijpt dat dhr. Van Zuijlen er wel voor zou zijn om de betutteling in elk geval wel af te schaffen. Als dit verhaal zich kortom zou beperken tot de overbodige – wat daar dan ook onder wordt verstaan, want daar kan men over van mening verschillen – regels, zou GroenLinks er een groot voorstander van zijn. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat niemand overbodige regels wil. De stelling is echter wel enigszins dat er niet zo veel overbodige regels zijn.
44
De voorzitter krijgt een sein van de PvdA-fractie dat ook zij inbreng wil leveren. Hij wil best coulant zijn, maar de PvdA heeft haar spreektijd inmiddels al wel verbruikt. Dat geldt niet voor de andere fracties. Er is wel een spreektijdregeling afgesproken. Het feit dat de PvdA daar niet mee akkoord is of daar geen zin in had, geeft de PvdA nog niet het recht om de spreektijd te overschrijden. De voorzitter is echter coulant en geeft de PvdA voor dit punt nog 1 minuut. Daarnaast krijgt de PvdA nog 1 minuut voor agendapunt 14. Dhr. Jager (CDA) wenst op persoonlijke titel protest aan te tekenen tegen de beslissing die dhr. Haasken nu neemt. De voorzitter vraagt wat dhr. Jager dan zou willen voorstellen. Dhr. Jager (CDA) stelt dat op het moment dat gezamenlijk wordt afgesproken dat er spreektijd wordt gehanteerd, deze spreektijd ook gewoon gehanteerd moet worden. Anders heeft het experiment – en zo ziet dhr. Jager het nog steeds – geen nut. Dan moet men geen spreektijdregeling invoeren, iets wat dhr. Jager ook prima vindt. De voorzitter vraagt de commissie of zij ermee kan instemmen dat hij de PvdA-fractie een keer voor dit onderdeel en voor het volgende onderdeel nog 1 minuut geeft. Dhr. Jager heeft aangegeven van niet. GroenLinks is het ermee eens. Dhr. Zanen (PvhN) is van mening dat het experiment van de spreektijd weg is als de PvdA nog 2 minuten krijgt, al gunt hij de PvdA die 2 minuten. Dan moet men ook niet langer een spreektijdregeling willen. De voorzitter acht dit een heel boude conclusie. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stemt erin toe dat de PvdA nog wat tijd krijgt, maar niet te veel. Dhr. Swagerman (SP) is er tegen dat de PvdA tijd krijgt toebedeeld, omdat hij redelijk principieel is. Bovendien is dit niet de eerste keer. Dhr. Out (VVD) sluit zich aan bij dhr. Swagerman. De voorzitter concludeert dat, na polsen van de andere fracties, toch een meerderheid ertegen is dat de PvdA nog tijd krijgt toebedeeld. Dit spijt hem voor de PvdA-fractie. Dhr. Köller (PvdA) heeft een voorstel van orde. Dit mag altijd. Dhr. Köller geeft aan al langer in de Staten te zitten dan men denkt. Bij dit voorstel van orde wenst hij het volgende op te merken. Het was niet de bedoeling van dhr. Köller om aan het stuk, zoals het er ligt, spreektijd te verknoeien. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het een onderzoek is dat in opdracht is gedaan van de stuurgroep voor de Veenkoloniën. Dat ligt binnenkort ook voor in de stuurgroep. De vraag is procedureel wat men hier als College van vindt. Dit geldt eveneens voor de andere partijen die daar aanwezig zijn. Die discussie moet nog gevoerd worden. De inbreng van dhr. Out is helder. De gedeputeerde vraagt zich af of die inbreng niet iets te hard gaat, want eerst is er natuurlijk toch de inhoud waar naar moet worden gekeken. Dat is ook wat dhr. Jager terecht heeft aangegeven. In het rapport wordt er nogal sterk vanuit gegaan dat de regels de economische ontwikkeling tegenhouden en dat als de regels worden afgeschaft, het een stuk beter zou gaan met de Veenkoloniën. Men stelt dat de regels altijd beperken. De gedeputeerde stelt in reactie hierop, dat veel regels – en dat is ook wat dhr. Zanen zegt – tot stand zijn gekomen omdat de provincie ook een aantal doelen nastreeft, bijvoorbeeld op het terrein van omgevingsbeleid, op het terrein van ruimtelijk beleid, natuurbeleid, milieu, etc. Er wordt kortom een eenzijdige insteek gegeven. Er is natuurlijk ook het milieuaspect en
45
het aspect van arbeidsrecht. Het College gelooft niet, dat het één op één een feit is dat het afschaffen van regels leidt tot economische ontwikkeling. Het College is natuurlijk niet voor niets bezig met de Veenkoloniën. Met de stuurgroep worden allerlei initiatieven op allerlei terreinen ondernomen, waar volgens de gedeputeerde ook het MKB een buitengewoon belangrijke rol in gaat spelen. De provincie is voorts met het ondernemersloket bezig conform de motie van D66. De commissie krijgt daar binnenkort een schrijven over van het College. Daarbij gaat het allemaal om faciliteren en dienst verlenen. Dat moet de provincie Groningen ook doen en dat doet de provincie Groningen ook voor een heel groot deel al. Daar waar de provincie de economie van de Veenkoloniën kan faciliteren, moet zij dat doen. Het is echter maar de vraag of dat allemaal aan deze factoren ligt. Daarnaast is het beleid van de provincie – natuurlijk komt dat straks wel weer in discussie – dat er wordt gekozen voor economische ontwikkeling, maar daarnaast ook voor een goede omgevingskwaliteit, sterker nog, het College vindt het evenwicht van mal en contramal ontzettend van belang. Daarom wordt er ook gekozen voor omgevingskwaliteit, welke ook faciliterend is voor de economische ontwikkeling. De provincie kent veel beleid waar het gaat om revitalisering van industrieterreinen. Dat is niet voor niets gebeurd, omdat er af en toe zeer slordig met industrieterreinen wordt omgesprongen. Bij de ingekomen stukken was Rensel-Hoogebrug aan de orde. Dat is – helaas – een fantastisch voorbeeld van een zeer verwaarloosd industrieterrein, waar niemand meer wil werken en wat dus simpelweg werkgelegenheid afschrikt. De provincie moet dat opknappen, en dat doet zij door sturing en door regels. Een ander voorbeeld is de Gouden Driehoek aan de A7. Daar is te zien dat het door het gebrek aan regels niet goed en mooi is opgezet, met als gevolg dat ook minder bedrijven zich daar willen vestigen. Een ander voorbeeld betreft Veendam-Menterwolde. Daar is veel sturing – dat zijn regels, optreden, ruimtelijke sturing – om gezamenlijk bedrijventerreinen te ontwikkelen. Aangezien men het samen doet, dient het goed te worden gezoneerd en goed te worden geplaatst. Er is ook veel regelgeving die misschien wel ruimtelijk is, maar die ook juist de economische ontwikkeling faciliteert. De provincie wil namelijk een aantrekkelijke woonomgeving. De gedeputeerde stelt dat de eerste vraag natuurlijk wel is – en dhr. Out stapt daar wat overheen – wat men van de zaken vindt die daar spelen. Er is door een aantal fracties al enkele schoten voor de boeg gelost. Wanneer men kijkt naar een aantal zaken op het gebied van RO, dan moet worden gezegd dat ten aanzien van de 19, lid 2procedure in de provincie een vrijstellingslijst bestaat. Dat is iets wat de gedeputeerde in het rapport niet terugziet. Een ander voorbeeld betreft het vestigen van bedrijven in vrijkomende agrarische panden. Daar heeft de provincie samen met het Westerkwartier een stuk voor opgesteld, waarbij heel veel zaken mogelijk zijn. Waarom alleen het Westerkwartier, waarom zou dat niet ook in Oost-Groningen kunnen? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) constateert dat de gedeputeerde in feite zegt dat de provincie het al doet. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat een aantal zaken al gebeurt. Ook ten aanzien van locale bedrijventerreinen zijn er veel zaken mogelijk. Het gaat derhalve om het goed invullen – te zien is dat in het Westerkwartier zaken tot stand komen, gewoon binnen de bestaande regels. Het gaat dus ook om het benutten van de bestaande zaken. De gedeputeerde vraagt zich dan af waarom nu opeens een zwaar instrument als een pilot nodig is om dit te realiseren, zaken die binnen de bestaande regels al kunnen gebeuren: herbestemming boerderijen, vrijstellingsbeleid. Globale bestemmingsplannen, wordt gezegd. De vraag is dan wat de gemeenten er zelf van vinden, want die hebben toch ook een bestemmingsplan en die willen ook iets met ruimtelijke kwaliteit. Het gaat om een aantrekkelijke woonomgeving. Wordt dit allemaal een beetje losgelaten? Dat is ook een beetje de invalshoek van dhr. Zanen: de provincie heeft die regels natuurlijk niet voor niets gerealiseerd. Lintbebouwing, bebouwing in het buitengebied, daarvan wordt gesteld dat het soepel dient te gebeuren. Het College vindt het echter cultuurhistorisch van groot belang om dat juist in dat gebied goed te beschermen en te realiseren. Ten aanzien van milieuwetgeving is de accountmanager een prachtig voorbeeld. De provincie oogst lof in
46
Delfzijl voor de wijze waarop zij een heel ingewikkeld pakket van milieuwetgeving – het is inderdaad ingewikkeld, er zijn veel vergunningen, allemaal met goede regels en met goede beweegredenen – heeft georganiseerd. Door de goede organisatie gaat het snel en wordt het snel afgehandeld. De gedeputeerde ziet het als een voorbeeld. Misschien kan het hier en daar ook nog wat verder worden toegepast, dat is best mogelijk, maar de provincie doet daar al heel veel. Het rapport is op zichzelf interessant, maar het is jammer dat dit soort zaken, die in de werkelijkheid al plaatsvinden, er niet bijgenomen worden. Een ander deel van de discussie is wat moet worden gedaan met landelijke regelgeving, hoe deze moet worden ingepast. Dat is een ander verhaal, waar men ook politiek heel verschillend over kan denken. Het College gaat hierover samen met de Veenkoloniën natuurlijk sowieso spreken, want dat staat al op de agenda. Daar is wat het College betreft eerst een inhoudelijke en beleidsmatige pas op de plaats nodig om eens goed te verkennen hoe het zit, hoe het College ertegen aankijkt, hoe anderen ertegen aankijken – men heeft ook met gemeenten te maken, het is veel gemeentelijk beleid –, en te kijken wat al kan. Dhr. Jager (CDA) interrumpeert en neemt aan dat de gedeputeerde met een ‘inhoudelijke en beleidsmatige pas op de plaats’ een actieve houding bedoelt, in die zin dat het College wel van plan is om in gesprek te gaan met de gemeenten en te kijken wat er kan. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat het er eerst om gaat wat men ervan vindt en dat daarna moet worden gekeken wat er al kan. Hij denkt dat dit een actieve houding rechtvaardigt. Een pas op de plaats moet worden gemaakt in die zin, dat er niet meteen in die pilot wordt gedoken. Dat is immers zo ongeveer het voorstel: er moet een expertisegroep komen, die met het Rijk moet gaan praten. Het College is zo ver nog niet, maar gaat vanuit deze houding wel kijken hoe maatregelen genomen kunnen worden om de economie te faciliteren in de Veenkoloniën. Daar is de stuurgroep Veenkoloniën ook voor. Dhr. Out noemt nog de aanbestedingen. Dat is een punt waar de gedeputeerde niet meteen op in wil gaan, want het is natuurlijk een technische vraag. Dat zal echter ook worden bekeken. De gedeputeerde gelooft echter niet in de reflex dat als een regel wordt afgeschaft, de economie daar opeens booming zal worden. Zo één op één zit dat niet, bovendien zijn er al heel veel mogelijkheden binnen de bestaande regels, bestaande regels die volgens de gedeputeerde ook met heel goede redenen zijn gekozen en die ook van belang zijn voor de economie, want in een onaantrekkelijke omgeving, een verwaarloosd landelijk gebied, komt die economie niet van de grond. Dhr. Rijploeg (PvdA) wenst applaus voor de gedeputeerde. In tweede termijn Dhr. Out (VVD) merkt op dat de reacties van de verschillende partijen – want hij vroeg om een reactie – divers waren te noemen. Dhr. Out vallen twee verschillende groepen op. Aan de ene kant een wat meer conserverende houding, waarbij men aanneemt dat het een ‘zootje’ wordt als zaken worden losgelaten, omdat niet honderd procent van de ondernemers te vertrouwen is. Die teneur dat de provincie richting hel en verdoemenis gaat waar bij andere agendapunten over gesproken werd. Aan de andere kant meer de mogelijkhedenaspecten. De gedeputeerde geeft heel terecht aan dat er mogelijkheden zijn op een aantal vlakken. Vaak wordt er naar het POP verwezen, maar het POP is vaak veel minder knellend dan mensen het zelf maken. Het is vaak de saus die erover heen wordt gelegd, waardoor de beperkingen ontstaan. Er wordt nu heel stellig gezegd dat het niet werkt, dat het er niets mee te maken heeft. De stelling van de VVD-fractie is om het in elk geval te proberen en het duidelijk af te bakenen. Dhr. Out kan echter erg ver meevoelen. Men heeft nu een schot voor de boeg gegeven in de reactie. Dhr. Out wenst aan te sluiten bij datgene wat dhr. Jager zei, om een inhoudelijke reactie op dit rapport te geven. Vervolgens zal worden gezien hoe het in gang kan worden gezet. Feit is in elk geval dat ook in Den Haag vanuit EZ het
47
experiment als iets heel positiefs is ervaren, dat men er mogelijkheden in ziet. Dhr. Out verwijst bijvoorbeeld naar het interview met dhr. Wintjes dat laatst in Provincies stond: “Succes ontstaat bij minder regels”, waarin wordt uitgelegd dat er op dit moment 900 verschillende vergunningstelsels zijn waar de ondernemer mee te maken krijgt. Dat moet echt op de een of andere manier doorbroken worden. Wellicht dat zo’n zone de manier is om dat te doorbreken. Het moet in elk geval gebeuren. Ook de omgevingsvergunning die deze kant op komt, waar een hele hoop winst behaald kan gaan worden en waar men op dit moment ook nog wat weifelachtig vanuit de provincies is van wanneer zij zelf verwachten dat zij zo ver zijn. Dat soort experimenten moeten naar opvatting van dhr. Out worden aangejaagd met het uiteindelijke doel dat er in de Veenkoloniën nog steeds sprake is van een economische structuur die versterkt mag worden en dat het aanjagen van werkgelegenheid in die regio iets is wat gezamenlijk moet worden nagestreefd. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vraagt of dhr. Out nog zou willen reageren op de stelling vanuit diverse partijen – en eigenlijk ook van GS – dat het rapport onevenwichtig is. Dat heeft concreet met name te maken met het ontbreken van milieubeweging, vakbonden, dat dit perspectief er niet in zit, waardoor het aan waarde verliest. Dhr. Out (VVD) interpreteert de woorden van dhr. Van Zuijlen als dat er nog te weinig gepolderd is als het over dit model gaat. Natuurlijk is het van belang dat andere partijen inspraak krijgen. Er vanuit deze hoek een initiatief in gang gezet om dit te gaan bekijken. Uiteraard komen die andere partijen terug. Bij elk onderdeel dat besproken zal worden, zullen die partijen hun betrokkenheid krijgen. Dhr. Jager (CDA) wenst zich aan te sluiten bij de procedurele kant van de tweede termijn van dhr. Out. Dhr. Swagerman (SP) denkt dat de gedeputeerde het antwoord heeft gegeven dat de PvdA, als zij tijd had gehad, ook zou hebben gegeven. Dhr. Swagerman acht het ook een sluitend antwoord. De SP heeft niet voor het POP gestemd, maar ook in deze pilot komen zaken ter sprake waarvan de SP blij is dat ze toch maar wel in het POP zijn. Het merendeel van die punten is ongetwijfeld straks toch weer in de verkiezingscampagne, want er zal over het POP worden gesproken. Over het algemeen krijgt dhr. Swagerman niet zo’n lekkere smaak in de mond van het woord ‘conservatief’, maar als dhr. Out vindt dat dhr. Swagerman een conservatief iemand is in deze samenhang – conserverend, behoudend in goed Nederlands – dan vat dhr. Swagerman dit in dit geval op als compliment. Dhr. Zanen (PvhN) lijkt het goed dat de gedeputeerde de elementen die in deze nota staan die een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van Oost-Groningen kritisch bekijkt, en dat hij die dingen die passen in zijn overige beleid, meeneemt en gebruikt, maar dat hij de nota als zodanig niet uitgangspunt van zijn beleid maakt. Deze aanbeveling wenst dhr. Zanen de gedeputeerde te doen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) oppert dat het een geruststelling lijkt dat alles wat in het stuk staat, al mogelijk is. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat hij dat niet heeft gezegd. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat het van verschillende kanten wordt gesuggereerd dat bijna alles al mogelijk is. Dhr. De Vey Mestdagh vindt dit eerder geen geruststelling. Als het namelijk over een pilot gaat, gaat het over het uitproberen van iets en om te kijken of met minder regels eenzelfde soort doelen – waar de gedeputeerde wel over gesproken heeft – bereikt kan worden of in elk geval ervoor zorgen dat de samenhang in de samenleving wat die doelen betreft niet verloren gaat, terwijl het wel voor iedereen gemakkelijker wordt. Dat is nu juist precies de bedoeling van een pilot. Dhr. De Vey Mestdagh zou het jammer vinden als het allemaal al kan, want dan zou hij
48
zich eerder aansluiten bij anderen, die gewezen hebben op de gevaren dit soort zaken, die er wel degelijk in zitten. De gedeputeerde zegt geen pilot te willen, maar wel mee te willen werken binnen de regels. Dhr. De Vey Mestdagh denkt dat dan beter juist wel een pilot kan worden gedaan, zodat kan worden gekeken of de regels in de toekomst versoepeld kunnen worden of juist moeten worden aangescherpt. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat er heel principiële zaken in staan die dhr. Swagerman nooit in een pilot zou willen zien. Het voordeel van de Veenkoloniën is namelijk het nadeel van de andere 97% van Nederland. Aan mensen zijn het er nog meer dan 97%. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat hij duidelijk heeft gesteld dat naar de concrete invulling per punt dat in het stuk staat, zeker nog moet worden gekeken, omdat hij het met dhr. Swagerman eens is dat wanneer men daar echt naar gaat kijken – dhr. De Vey Mestdagh heeft zelf het voorbeeld van de milieuwetgeving daarbij genoemd – hier zaken in staan, waarvan men kan zeggen dat ze genuanceerd moeten worden als een pilot wordt gedaan, omdat het tot onomkeerbare processen leidt. Dan moet het in elk geval nooit worden gedaan. Dhr. De Vey Mestdagh vindt het echter wel degelijk de moeite waard om te kijken of een pilot in dit kader mogelijk is. Hij verzoekt om een reactie van de gedeputeerde. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) wenst aan te geven hoe ondernemend GroenLinks is. In de fractievergadering zei iemand dat hij dus een bedrijf in de regelarme Veenkoloniën zou kunnen beginnen, iedereen in dienst kan nemen volgens de regels die daar gelden en ze vervolgens in Rotterdam kan detacheren. Dhr. Out (VVD) interrumpeert en stelt dat dit nu precies de bangmakerij is waar men niet aan moet beginnen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat dit de reden is waarom er regels zijn. De voorzitter geeft het woord aan de gedeputeerde en geeft aan dat het goed zou zijn om in te gaan op het verzoek uit de Staten om hierover met een schriftelijke reactie vanuit GS te komen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) deelt mee dat een dergelijke reactie kan komen. Daarin zal het College de invalshoek hanteren die de gedeputeerde heeft aangeven, te weten: positief ten opzichte van de economische mogelijkheden, goed kritisch kijken waar regels zijn en waarom die regels er zijn, een inhoudelijke toets van wat er in het stuk feitelijk staat, wat nu al wel kan – de gedeputeerde heeft daar een voorbeeld van gegeven, een aantal zaken in het 19, lid 2-besluit, vrijstellingenlijst, mogelijkheden die elders ook aangeboord worden. Dat is gelukkig heel iets anders dan wat dhr. De Vey Mestdagh zegt, dat alles kan. Dat is niet het geval. Er zijn veel regels – zo heeft de gedeputeerde betoogd – met goede argumenten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat het ook niet zijn mening was. Hij citeerde blijkbaar verkeerd. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) merkt op het er voor de voorzichtigheid bij te zeggen. Het College hecht juist aan de samenhang in het beleid. Dat is een politieke keuze om economische dynamiek hand in hand te laten gaan met ruimtelijke kwaliteit. Die koers wil het College graag blijven varen. De commissie zal een reactie van het College ontvangen. Het College is nog lang niet toe aan het instrument van de pilot. De voorzitter informeert of de gedeputeerde aan kan geven wanneer de commissie die reactie kan ontvangen. Dit gegeven ligt er al even. Er zijn momenteel contacten over deze pilot met Den Haag. Dhr. Haasken kan zich derhalve voorstellen dat GS op korte termijn willen reageren of zouden moeten reageren.
49
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat morgen de stuurgroep Veenkoloniën bijeen komt. Daar zal het College ook ongeveer in deze lijn reageren. Voor een deel is het derhalve procedureel. Het College zal wel trachten om het snel op het kleed te krijgen, maar er zijn hier velen aan de bak, want dit ook weer zo’n mooi integraal onderwerp, net als vergrijzing. De gedeputeerde kan niet precies zeggen wanneer de reactie zal komen, maar hij zal aan mw. Gerritsen laten weten hoe snel het College met een reactie zal komen. De voorzitter merkt op dat die brief aanleiding zou kunnen zijn om daar in de commissie opnieuw met elkaar over van gedachten te wisselen. Dit lijkt hem ook de juiste weg. De voorzitter sluit het agendapunt af. 14.
Brief van GS van 15 december 2005, nr. 2005-16.416b/50/A.33, PP-P, betreffende subsidieaanvraag Kompas voor project Ontwikkelingsplan Havencomplex Lauwersoog
De voorzitter stelt dat zo-even vastgesteld moest worden dat de PvdA, die zelf verzocht heeft om dit punt op de agenda te plaatsen, daarvoor geen tijd meer heeft. Dhr. Nijboer (PvdA) heeft een voorstel van orde om dit door te schuiven naar de volgende commissievergadering, waarbij hij hoopt dat Lauwersoog daar niet al te veel schade van ondervindt. Dhr. Jager (CDA) wenst – voor hij het punt van orde zou kunnen behandelen – van het College te vernemen wat voor een effect een latere behandeling heeft op de subsidieaanvraag, -afwikkeling, etc. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) erkent dat dit lastig is, want het betekent een maand uitstel. Hij weet niet hoeveel punten dhr. Nijboer heeft en hij weet dat hij zich er niet mee mag bemoeien, maar als het kort kan, hecht de gedeputeerde er toch wel aan om dat doorgang te laten vinden. Dhr. Jager (CDA) stelt dat hij dan geneigd is om te zeggen dat het maatschappelijk effect hem meer lief is dan het principiële punt over de spreektijdregeling. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt voor om de PvdA de volgende commissievergadering 5 minuten minder toe te bedelen. Dhr. Köller (PvdA) merkt op dat er met ingang van de volgende keer geen spreektijdregeling meer bestaat. Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan dat de PvdA dit project op de agenda heeft gezet. Als zij dat niet had gedaan, dan zou het al gewoon zijn doorgelopen. Als de commissie het nu verder niet behandelt, loopt het project volgens dhr. Zanen gewoon door. De voorzitter vraagt de commissie of zij ermee kan leven wanneer dhr. Nijboer 1 minuut in de gelegenheid wordt gesteld om zijn punt te maken. Dhr. Köller (PvdA) wenst 2 minuten voor de PvdA. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) acht het gezien het belang aan de orde dat de PvdA op dit agendapunt kan spreken. De voorzitter stelt dat aldus is besloten. Hij geeft het woord aan dhr. Nijboer.
50
Dhr. Nijboer (PvdA) merkt op dat het over € 5,8 miljoen gaat, terwijl de commissie het soms over zonnepanelen en andere zaken heeft, die veel goedkoper zijn. Mede daarom heeft de PvdA het op de agenda geplaatst. Een enorme investering in toerisme, visserij en duurzaamheid, waarvan toerisme en duurzaamheid voor de toekomst van groot belang zijn. Dhr. Nijboer vraagt de gedeputeerde hoe het College visserij in het toekomstperspectief ziet. Er gaat immers best veel geld naar toe. Gisteren of eergisteren stond nog in het Dagblad van het Noorden dat het kabinet de havens op slot wil zetten. Hoe verhoudt zich dat ertoe? Daarnaast vraagt de PvdA-fractie naar de stand van zaken met betrekking tot de vergunningverlening. Daar hebben de Staten en het College geen geweldige ervaringen mee. De vergunningen voor dit project zijn ook nog niet helemaal rond. Daarnaast heeft de PvdA een procedurele vraag, want het gaat toch om € 800.000 à € 900.000 provinciaal geld, € 5,7 miljoen. Als er niemand ‘piept’, gaat dat zo weer voorbij. Op dit moment kan er feitelijk alleen ‘ja’ of ‘nee’ worden gezegd. Er is een piepsysteem afgesproken, dat beseft dhr. Nijboer wel, maar de PvdA-fractie heeft wel de indruk dat met zulke bedragen misschien toch tot een ander systeem moet worden besloten, dat van tevoren eens een keer wordt gepraat over wat men met zoiets wil. Voor bedragen als tienduizenden euro’s en subsidies werkt het piepsysteem prima. Dhr. Jager (CDA) vraagt of de PvdA-fractie dit niet kan inbrengen in de commissie Bestuur & Financiën, die over dergelijke zaken gaat. Dhr. Nijboer (PvdA) beaamt dit. Dat zal de PvdA ook doen. Dit staat nu echter op de agenda. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) deelt mee dat dit D66 een goede investering toe lijkt. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat de PvhN het ook een positieve zaak vindt. Dit heeft de PvhN ook al eerder laten weten. Dhr. Zanen hoopt dat het zo snel mogelijk door kan gaan. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat de SP-fractie niet bij dit plan heeft gepiept, omdat zij het plan ondersteunt. Het treedt toch in een vrij breed kader wat betreft toerismeontwikkeling, etc. Het kan zijn dat er een tak als visserij enigszins af valt. Daar hebben de Staten voor een deel ook aan bijgedragen door de kokkelvisserij – en terecht – te verbieden. Dhr. Swagerman ziet niet zozeer de reden. Het is ook een vrij selectief omgaan met het piepsysteem. Blijkbaar zijn er zaken die als ze voor de PvdA belangrijk zijn, een andere behandeling zouden moeten vinden dan bij anderen. Het is echter het goed recht van de PvdA. Dhr. Nijboer (PvdA) maakt hier bezwaar tegen. Hij heeft twee inhoudelijke vragen gesteld. Het gaat over € 5,7 miljoen. Vervolgens verwijt dhr. Swagerman dhr. Nijboer dat hij zijn controleplicht uitoefent. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat ook de ChristenUnie enkele vragen had bij deze enorme financiële inspanning. Dhr. Staghouwer vraagt waarom de exploitatiemaatschappij niet in staat is om het grootste gedeelte zelf te investeren. Er wordt een behoorlijk beroep gedaan op de financiële inspanning van de diverse gemeenten en provincies. De ChristenUnie-fractie vraagt zich af of in de loop van de jaren niet voldoende is gereserveerd om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Dhr. Jager (CDA) verklaart dat de CDA-fractie ook niet heeft gepiept, om dezelfde reden als de SP-fractie. Zij vindt het een goed plan. Wie weet kan de beantwoording van het College daar nog verandering in aanbrengen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat allereerst in op het procedurele aspect. Hij is van mening dat wanneer de commissie ‘piept’, dit geen sinecure is en dat het ook heel serieus aan de orde komt en dat het ook bekend is bij iedereen dat dit kan gebeuren en dat het dan tijd gaat vragen. Die tijd moet dan simpelweg genomen worden als men van
51
mening is dat het niet om ‘klein bier’ gaat. Het gaat om een enorm bedrag. Het gaat om een belangrijk project, waar ook al flink op gedokterd is. Wanneer men daar bezwaren tegen, vragen over of problemen mee heeft, dan moet het uitvoerig aan de orde komen. In die zin vindt de gedeputeerde dat niet moet worden gezegd dat het piepsysteem eigenlijk niet veel voorstelt en dat het het allerlaatste is wat er is. Het College ziet dit niet zo. De gedeputeerde denkt inderdaad dat de commissie Bestuur & Financiën of het Presidium er even naar moeten kijken, want als men iets meer wil, is het goed om dat in een breder gremium te overleggen in procedurele zin. Zo zou men bijvoorbeeld eerder zicht kunnen krijgen in wat er speelt. Er zitten ook haken en ogen aan, die ook met vertrouwelijkheid te maken hebben, met het ontwikkelen van projecten, onzekerheden, etc. Hier ligt een project waar een duidelijk besluit over gevallen is. Het voorstel dat hier voorligt is om provinciale middelen vanuit cofinanciering Kompas te committeren. De gedeputeerde begrijpt het punt dat de commissie eigenlijk in de aanloop ernaar toe een inbreng wil kunnen hebben om het College mee te geven waar het allemaal aan moet denken. Daar voorziet de procedure nu niet in. Dhr. Gerritsen heeft er ook niet direct een oplossing voor, want er zitten haken en ogen aan. Op het punt van de vergunningen is de gedeputeerde niet bekend of daar al definitief informatie over bekend is. Via het verslag zal hij de commissie de laatste stand van zaken te laten weten. In december heeft de gedeputeerde nog overleg gehad. Toen was een aantal zaken nog niet afgerond (bijlage 1). Er wordt nu ook geïnvesteerd in de visserij. Dat heeft ermee te maken, dat nu een duidelijke functieverdeling is gemaakt, dat er een passantenhaven gaat komen. Dit komt tegemoet aan de noodopvang en het feit dat er behoefte is om ook met die sluis, die een beperkte capaciteit heeft, daar opvang te realiseren, toerisme- en recreatiedoelen die het College natuurlijk ook in brede zin nastreeft. De visserij moet worden verplaatst, dus op dat punt wil het College natuurlijk ook mogelijkheden bieden. Het College gaat er vooralsnog vanuit dat daar mogelijkheden blijven, maar het is een helder en lastig gesternte waaronder de visserij haar werk moet doen. Waarom kan de EHL het niet allemaal betalen? Ze hebben hier natuurlijk een behoorlijke inbreng van ruim € 2 miljoen. Men trekt deze bijzondere investering, die iets verder gaat, niet alleen. Ze kunnen dit alleen doen door een bijdrage. De gedeputeerde denkt dat hard te maken is – het staat ook in het stuk – wat hier de economische toeristische voordelen zijn. De Kompas-onderbouwing is daarbij geleverd. Dhr. Nijboer (PvdA) geeft aan dat de PvdA-fractie van mening is dat het een goede investering is in het toerisme en duurzaamheid. Visserij zit erbij en hoort er nu nog bij. Het valt te hopen dat de visserij er in de toekomst bij blijft. De voorzitter sluit het agendapunt af. 15.
Sluiting
De voorzitter dankt iedereen voor zijn aanwezigheid en sluit de vergadering om 13.50 uur.
52
Bijlage 1: Vergunningen inzake revitalisering Buitenhaven Lauwersoog A. Bestemmingsplan De voorgenomen activiteiten zijn conform het geldende bestemmingsplan allen toegestaan met uitzondering van de passantenhaven faciliteit (toiletgebouw). Realisatie van dit gebouw is (zonder aanvullende procedures) alleen mogelijk wanneer het toiletgebouw een openbaar karakter krijgt en niet uitsluitend bestemd is om gebruikt te worden bezoekers van de passantenhaven. Wanneer dit niet gewenst is kan hier door het volgen van een artikel 19.3 procedure van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) een (lichte) vrijstelling voor worden verkregen. B. Bouwvergunning De werkzaamheden waarvoor een bouwvergunning moet worden aangevraagd zijn de volgende: • alle nieuw aan te leggen steigers (incl. golfbreker passantenhaven) • de te vernieuwen steigers • verlengen van de kade (formeel is dit werk waarschijnlijk niet bouwvergunningplichtig, maar de gemeente verzoekt om evt. bezwaren achteraf te pareren deze wel in de aanvraag op te nemen) • passantenhaven faciliteit De overige werken zoals bijvoorbeeld deze aan het openbaar gebied (bestrating, herinrichting e.d.) zijn niet bouwvergunningplichtig. C. Melding AMvB-jachthavens Voor het gebruik van de passantenhaven dient een melding ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) te worden ingediend. D. Sloopvergunning Voor de te slopen IJsfabriek dient een sloopvergunning te worden aangevraagd. Deze aanvraag dient te worden vergezeld van een asbestonderzoek. Het intrekken van de Wm-vergunning is reeds gebeurd. Ook de hierbij horende ontmanteling van de ammoniakinstallatie is reeds in gang gezet. De gemeente merkt op dat er mogelijk ook sprake is van een koelinstallatie voorzien van CFK's en/of freon. E. Melding 8.19 Wm (Visafslag) Vanwege de aanleg van de steigers bij de visafslag dient door de visafslag een melding gedaan te worden in het kader van de Wet milieubeheer. Met de gemeente is overeengekomen dat deze de mogelijke akoestische consequenties door de beheerder van de geluidzone zal laten doorrekenen. De verwachting is dat dit verder geen consequenties heeft. Voor de aanleg van de steigers zelf is een bouwvergunning benodigd (zie punt B). F. Diversen Nabij de haven is een NAM-locatie gelegen. Deze locatie gaat (opnieuw) geschikt gemaakt worden voor gaswinng/-transport. De inrichting valt vanwege de winput van aardgas onder het Mijnbouwbesluit. Hiervoor is de Staat der Nederlanden het bevoegde gezag. Hoewel de inrichting niet valt onder het BEVI kleven er aan een dergelijke inrichting de nodige risico's. Voor een dergelijke inrichting moet in ieder geval (door of namens de NAM) een rampenbestrijdingsplan zijn opgesteld. Deze moet elke vijf jaar worden geactualiseerd.
53
De inrichting valt onder de Mijnbouwwet en wordt genoemd in de SEVESO II richtlijn. Daarnaast wordt deze inrichting als zodanig ook genoemd in paragraaf 3 van het BRZO. Dit betekent dat deze inrichting net als een BRZO inrichting worden beoordeeld. Hiervoor moet dus (door of namens de NAM) een rampenbestrijdingsplan voorzien van een QRA worden uitgevoerd. Op basis van het bovenstaande dient bekeken te worden of de passantenhaven valt binnen de risicocontour van de locatie. Daarnaast dient door het bevoegd gezag een afweging te worden gemaakt of de risico's van deze activiteiten wel of niet aanvaardbaar zijn. Een aantal procedures zijn inmiddels afgerond, terwijl een aantal nog dient te worden opgestart. Er wordt na gestreefd om alle procedures voor 1 juli 2006 afgerond te hebben.
54
Toezeggingenlijst EM (bijgewerkt t/m vergadering van 25 januari 2006)
1
Datum toezegging 19/10/05
2
15/06/05 (p. 34 verslag)
3
(07/12/05, p.37 ev verslag)
4 5
(07/12/05, p.46 en 49 verslag) (25/01/06, p. 18 verslag)
6
(25/01/06, p. 21 verslag)
7
(25/01/06, p. 49 verslag
Onderwerp
Deadline
Het college komt met een visie over de Eemshaven. Bleker zegt toe dat het college een bijdrage zal leveren dat de discussie over de systematiek van financiering van H2i2/infrastructuur kan plaatsvinden ten behoeve van de Staten die in 2007 hier regeren. Energy Valley: Gerritsen zegt toe de signalen van de commissie (o.a. over de structuur) mee te nemen richting de andere partners. Hij zegt toe te zullen zoeken naar een andere vorm dan de Raad van Deelnemers. Hij rapporteert wat hiervan de uitkomsten zijn.
maart 2006
Portefeuillehouder Gerritsen
tweede helft 2006
Bleker
maart 2006
Gerritsen
Het werkplan van EV wordt naar de commissie gezonden. ESF: Gerritsen informeert de commissie over het verloop van de ESF-aanvragen in het gebied. Het College komt met een notitie waarin wordt ingegaan op openbaar vervoer. De vragen van de PvdA-notitie 'vervoer voor iedereen' worden hierin meegenomen. Het college komt met een planning, een plan van aanpak en een financieel overzicht mbt de verdubbeling van de N33 Het College komt met een schriftelijke reactie op het rapport 'Ruimte voor werk, werk voor ruimte'. De invalshoek hierbij is positief ten opzichte van de economische mogelijkheden, goed kritisch kijken waar regels zijn en waarom die regels er zijn, een inhoudelijke toets van wat er in het stuk feitelijk staat, wat nu al kan, etc.
maart 2006 april 2006
Gerritsen
in de loop van 2006
Musschenga
zodra hier meer duidelijkheid over is.
Musschenga
Gerritsen
55