De voorstellen van Vivant Beschrijving, kritiek en alternatief Iedereen kent wel het minipartijtje Vivant. Roland Duchâtelet, stichter-financier van de beweging en ondernemer, en de zijnen zoeken nu aansluiting bij de Vlaamse liberalen. Het ideale ogenblik dus om de ideeën van Vivant eens onder de loep te nemen. Temeer omdat die partij stelt dat ze zal zorgen voor "meer vrijheid om te ondernemen dan met de liberalen [en] meer sociale zekerheid dan met de socialisten".
Het basisinkomen Het eerste fundament van het Vivant-programma is het basisinkomen. Zoals de naam al doet vermoeden is dat een vast bedrag dat elke burger, van de jongste tot de oudste, maandelijks van de overheid krijgt. De concrete bedragen staan hieronder vermeld. Wie gaat werken, blijft het ontvangen, net zoals wie beslist niet meer te gaan werken en dus ook geen moeite meer doet om werk te zoeken. Het vervangt alle huidige uitkeringen, zoals het leefloon, de werkloosheidsuitkeringen, de studiebeurs, de kinderbijslag en het pensioen. Basisinkomen per maand voor de verschillende leeftijdscategorieën 0 tot 18 jaar € 135 18 tot 25 jaar € 400 25 tot 65 jaar € 540 65 jaar en ouder € 800
Voordelen De voordelen hiervan, zoals door Vivant aangehaald, zijn: - De sociale zekerheid wordt eenvoudiger en transparanter Dit spreekt voor zich. Iedereen krijgt het. Men hoeft enkel de leeftijd te weten en dan kan men de uitkering uitbetalen. - Het basisinkomen is een efficiënt middel tegen armoede Opnieuw: iedereen krijgt het. Er zijn dus geen mensen meer die om allerlei redenen door de mazen van het net vallen. - Het basisinkomen is niet discriminerend Het samenwonen wordt niet meer gediscrimineerd, zoals in het huidige systeem het geval is. Daarnaast worden mensen niet meer gestigmatiseerd als uitkeringstrekker, aangezien iedereen die uitkering krijgt. - Het heeft positieve effecten op de werkgelegenheid Omdat je het basisinkomen niet verliest als je gaat werken, verdwijnt de werkloosheidsval. Zodra je gaat werken wordt het interessant, want wat je verdient, komt bovenop wat je al krijgt. Arbeid zou goedkoper worden. Als de werkgever vindt dat iemand bijvoorbeeld € 1000 per maand moet verdienen, moet hij maar € 460 betalen (€ 1000 - € 540).
Kritiek Klinkt dit allemaal te mooi om waar te zijn? Inderdaad. De eerste drie punten zijn juist, het venijn zit echter in de staart. Het eerste probleem is dat Vivant ook nog eens een minimuminkomen van € 1080 voorstelt. Dat wil zeggen dat een werkgever minimaal € 540 moet uitbetalen. Het mooie van een basisinkomensysteem zou nu net zijn dat ook minder goed betaalde of minder langdurige jobs aantrekkelijk zouden worden. Stel dat iemand een paar uur per week of één week per maand zou
gaan werken, of een slecht betaalde job zou uitvoeren. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn voor huismoeders die toch nog een paar uur kunnen of willen werken, of slecht opgeleide mensen die enkel jobs kunnen uitvoeren die slecht betaald worden. Met het basisinkomen worden deze jobs interessant. Men krijgt het loon immers bovenop het basisinkomen, waardoor zelfs een job waarbij je bijvoorbeeld maar € 100 per maand voor krijgt, toch interessant wordt. Een minimuminkomen van € 1080 verhindert dit natuurlijk. Een tweede zaak is dat het basisinkomen arbeid niet goedkoper maakt. Of toch niet fundamenteel. Arbeid zal enigszins goedkoper worden door de verminderde administratie en doordat het basisinkomen lager is dan een aantal uitkeringen, maar het is ook hoger dan een aantal andere uitkeringen. Het probleem zit hem in de rekening die Vivant maakt. Arbeid zou goedkoper zijn omdat de werkgever enkel het bedrag dat bovenop het basisinkomen komt moet betalen. Maar het basisinkomen moet natuurlijk ook ergens betaald worden en dat gebeurt door belastingen. Die belastingen, op welke basis ze ook geheven worden, worden uiteindelijk altijd door de werkgever betaalt. Als de werknemer belastingen moet betalen, moet de werkgever meer betalen opdat zijn werknemer hetzelfde inkomen zou hebben. Worden belastingen op de consumptie geheven, moet de werknemer meer verdienen om hetzelfde te kopen. Een ander gevolg van het basisinkomen is dat een gedeelte van het inkomen van èlke werknemer op solidariteit gebaseerd wordt. Niet alleen van zij die echt nood hebben aan overheidssteun, maar ook van zij die eigenlijk voldoende zelf verdienen. Met als resultaat dat meer middelen door de overheid herverdeeld worden dan eigenlijk echt nodig is. En zoals we ondertussen wel allemaal weten, is de overheid niet bepaald de beste actor om schaarse middelen, zoals geld, te verdelen.
Belasting op consumptie De tweede hoofdpijler van het Vivant-programma is het vervangen van de belasting op arbeid door de belasting op consumptie. De lasten op arbeid vallen dus weg, maar daartegenover staat dat de BTW fors verhoogt. Voor de consument blijft dit echter hetzelfde. De kostprijs van het product zal hetzelfde blijven, zoals de figuur hieronder aantoont. Winst
Winst
BTW BTW Lasten op arbeid
Nettolonen
Nettolonen
Kostprijs product (grondstoffen, afschrijvingen, …)
Kostprijs product (grondstoffen, afschrijvingen, …)
Deze gelijkheid is echter enkel juist voor een gemiddeld product. Het BTW-tarief zou gemoduleerd worden naargelang het product. Globaal genomen echter zou de verhoging van de BTW overeenkomen met de lasten op arbeid die nu betaald worden. De idee achter de verschuiving van de lasten is dat wie meer verbruikt, meer gebruik maakt van de gemeenschappelijke infrastructuur en dus ook meer moet bijdragen.
Voordelen Dit systeem zou de delocalisatie van productiebedrijven tegengaan, omdat de lasten op arbeid verdwijnen en die arbeid dus een stuk goedkoper wordt. Je zou natuurlijk kunnen zeggen: dat klopt niet, de bedrijven moeten nog steeds evenveel betalen, alleen gebeurt dat nu via de BTW. Dat is juist, maar het verschil zit hem in het feit dat ook op producten die in het buitenland geproduceerd worden en daarna geïmporteerd worden, die BTW betaald wordt. Daardoor worden ofwel die producten duurder, of worden de winstmarges kleiner. Het resultaat is dat het interessanter wordt om in België te blijven produceren. Maar op dit punt kom ik later nog terug. De BTW zou ook niet uniform zijn. Het tarief zou gemoduleerd worden naargelang de “wenselijkheid” van het product. Producten die ongezond zijn of die het milieu schaden, zouden een hoger tarief aangemeten krijgen, terwijl producten die basisbehoeften vervullen, van een goedkoper tarief zouden kunnen genieten.
Kritiek In dit systeem zijn het echter diegenen met een lager inkomen die het meest bijdragen. Zij spenderen immers het grootste deel van hun inkomen aan consumptie. Dat probleem zou je kunnen oplossen door luxeproducten, die veelal meer door rijken gekocht worden, zwaarder te belasten. Maar dan moet je gaan bepalen wat al dan niet luxeproducten zijn. Ten eerste kan je de vraag stellen of de overheid moet gaan sturen wat de mensen al dan niet kopen. Een minder begoed mens kan immers ook een behoefte aan bepaalde luxeproducten hebben en daar veel voor over hebben. In het geval van een verhoogde BTW op die producten maak je het die persoon echter nog moeilijker om dat te kopen. Ten tweede moet je dan als overheid een ganse prijzenadministratie gaan invoeren. Het alternatief is immers zeer algemene tarieven op te leggen voor een aantal productcategorieën. Maar niet alle producten binnen een categorie zijn even vervuilend, of even ongezond, of even luxueus. Zelfs hetzelfde product, maar gemaakt door een andere fabrikant kan op die vlakken verschillen. Dus moet je gaan diversifiëren en voor elk productje een BTW-tarief bepalen. Je krijgt dus een overheid die met behulp van een immense prijzenadministratie de consumptie gaat sturen. Op die manier wordt de wet van vraag en aanbod volledig aan de kant geschoven en vervangen door een sovjetsysteem. Bovendien wil Vivant nog extra belastingen invoeren. Op bedrijfswinsten en op arbeidsinkomens boven € 1350 per maand wordt een extra belasting geheven. Dat is echter strijdig met het principe dat enkel wie verbruikt en dus gebruik maakt van de collectieve infrastructuur, belastingen betaalt. Niet bepaald consequent. Een bijkomend probleem is dat het ganse internationale systeem van de comparatieve voordelen vervalt. Momenteel is het zo dat we evolueren naar een situatie waarin elk land datgene produceert wat het het best en het goedkoopst kan. De elektronicaproductie wordt meer en meer naar de OostAziatische landen verschoven, kledij naar Zuid-Oost-Azië, landbouw naar Oost-Europa, enz. Die evolutie wordt veroorzaakt door onze stijgende welvaart en dus ook het duurder worden van arbeid. Daar is op zich niets mis mee, als dat gepaard gaat met een verhoogde productiviteit en scholingsgraad. Die meerkost is dus te verantwoorden. Door arbeid terug goedkoper te maken gaat dat systeem voor een stuk verloren. Die belasting op consumptie vormt een verkapte vorm van importheffingen. Immers, ofwel zullen producten uit het buitenland duurder worden, ofwel zal de winstmarge erop kleiner worden. Import wordt dus minder aantrekkelijk. We zullen daardoor in West-Europa terug arbeid beginnen verrichten die eigenlijk niet aangepast is aan onze productiviteit en scholingsgraad en die we dus beter aan ontwikkelingslanden zouden overlaten, zodat die zich ook verder kunnen ontwikkelen.
Kritiek op de combinatie van beide systemen De combinatie van een basisinkomen en een belasting op consumptie zou zelfs leiden tot het subsidiëren van export. De overheid betaalt immers een deel van het loon van arbeiders. Daarnaast vervallen de lasten op arbeid. Die laatste worden vervangen door een belasting op consumptie, die typisch slechts geheven wordt in het land van bestemming. Als dat land geen hoge belasting op consumptie heft, worden onze producten een stuk goedkoper. De overheid betaalt immers het basisinkomen, dat niet gerecupereerd kan worden door de belasting op consumptie. Dat komt er dus op neer dat we de export van producten gaan subsidiëren. Iets wat we net zouden moeten tegengaan. Vivant heeft dat ook wel door en daarom hebben ze een alternatief gevonden. Exporterende bedrijven zouden het basisinkomen zelf moeten betalen. Op die manier zou de export inderdaad niet meer gesubsidieerd worden. Maar hier zit natuurlijk weer een addertje onder het gras. Hoe ga je bepalen wat exporterende bedrijven zijn? Je moet nagaan welke bedrijven exporteren en welk deel van hun omzet al dan niet export is. Op basis daarvan moet je dan bereken welk deel van het basisinkomen ze zelf moeten betalen. Dat vraagt echter weer een immense administratie. Om dat te vermijden zou Vivant de grote bedrijven het basisinkomen zelf laten betalen. Daarbij wordt echter geen rekening gehouden met het feit dat niet al die bedrijven exporteren, en dat er ook kleinere ondernemingen zijn die exporteren. Bovendien moet je om eerlijk te zijn het feit dat die bedrijven zelf het basisinkomen betalen, gaan verrekenen in de belasting op hun producten. Begin er maar eens aan…
Een alternatief: de negatieve inkomensbelasting De negatieve inkomensbelasting, zoals ze reeds in 1962 door Milton Friedman werd voorgesteld, zou een alternatief kunnen vormen voor het basisinkomen en voor het huidige systeem.
Wat is het? Er wordt een bepaald belastingvrij bedrag vastgesteld. Wie meer dan dat bedrag verdient, betaalt een percentage belastingen op het verschil tussen het werkelijk verdiend bedrag en het belastingvrij bedrag. Wie minder verdient, krijgt een percentage “belastingen” op het verschil. Hieronder volgt een klein cijfervoorbeeldje en een grafiek ter illustratie. Stel het belastingvrij bedrag bijvoorbeeld op € 1000 per maand, en het belastingspercentage bijvoorbeeld op 50%, om het eenvoudig te houden. Inkomen Verschil Belastingen Totaal inkomen € 3000 € 2000 € 1000 € 2000 € 1500 € 500 € 250 € 1250 € 1000 €0 €0 € 1000 € 500 - € 500 - € 250 € 750 €0 - € 1000 - € 500 € 500
inkomen na belastingen
inkomen belastingen
€ 2000
inkomen na belastingen € 1000
€ 1000
€ 2000
inkomen
Er zijn verschillende voordelen ten opzichte van het huidige systeem. Het belangrijkste is in elk geval dat zodra je gaat werken, je ook meer verdient, zelfs al werk je maar enkele uren of verricht je goedkope arbeid. De grafiek illustreert dit mooi. De werkloosheidsval vervalt dus en men kan gemakkelijker beslissen om minder of meer uren te werken. Het is ook veel eenvoudiger dan de huidige situatie met allerlei verschillende uitkeringen. De burger kan ook gemakkelijk zelf berekenen wat uiteindelijk zijn werkelijk inkomen zal zijn. Daarnaast vereenvoudigt het de administratie, wat ook een kostenbesparing kan inhouden. Tegenover het basisinkomen heeft het ook zijn voordelen. Werkgevers houden er in de bepaling van het loon geen rekening mee dat men toch al een basisinkomen krijgt. Men wordt gewoon verloond op basis van het aantal uren werk. Het maakt het totaal dat door de overheid herverdeeld wordt ook kleiner. Enkel diegenen die er nood aan hebben, krijgen geld van de overheid, in plaats van iedereen.
Conclusie Vivant heeft in elk geval de verdienste een aantal zaken in vraag te stellen. Voor de concrete voorstellen voel ik echter weinig, zeker niet op het tweede zicht. De voordelen die er zouden aan vast hangen, blijken niet altijd te kloppen, maar de nadelen zouden wel eens bittere realiteit kunnen zijn. Zonet verneem ik dat de VLD nu definitief beslist heeft om een kartel met Vivant te vormen. Ik hoop dat vooraleer de programmapunten van Vivant in het liberale programma overgenomen worden, er nog eens goed over nagedacht wordt. Jules van Rie Voorzitter LVSV Nationaal Ondervoorzitter LVSV Gent Februari 2004