De vogels van Europa
Ander werk van Bart Koubaa Vuur (roman, 2000) Lucht (roman, 2005) Het gebied van Nevski (roman, 2007) De Leraar (roman, 2009) Maria van Barcelona (roman, 2010) De Brooklynclub (roman, 2012)
Bart Koubaa
De vogels van Europa
Amsterdam · Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2014
De auteur ontving voor dit boek een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren.
Elke overeenkomst met bestaande personen – dood of levend – en met gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Copyright © 2014 Bart Koubaa Voor overname kunt u zich wenden tot Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslag Brigitte Slangen Omslagbeeld Valk, met de hand ingekleurde ets uit 1852 Foto auteur Laïla Koubaa isbn 978 90 214 5603 4 / nur 301 www.querido.nl
Voor mijn ouders
Verwaarloosbare kansen met grote gevolgen
Anderhalf jaar geleden: geplaagd door afwezigheid
aalscholver Statistisch gezien was de kans vrij groot dat ik op maandagochtend op weg naar het werk een aalscholver met gespreide vleugels op een lantaarnpaal naast de Leie zou zien zitten; de kwaliteit van de Vlaamse rivieren is erop vooruitgegaan waardoor er opmerkelijk veel palingen en snoekbaarzen in het Gentse binnenwater rondzwemmen. Dat ik daarna gehinderd werd door een man en een jongetje op de fiets, zodat ik bruusk remde, waardoor mijn achterwiel slipte en uit mijn mond een kreet ontsnapte waarop de man reageerde met: ‘Achterlijke boer’, terwijl twee jongensoogjes me beduusd aankeken vanonder een fietshelm in de vorm van een witte haaienkop, die kans was nihil, maar toch gebeurde het. Het vond plaats. En dat plaatsvinden ging onafgebroken verder... Ik stond afwezig in de lift, zat afwezig aan mijn bureau gegevens in te voeren, was er niet bij in de kantine tijdens de middagpauze en be9
antwoordde geen enkele mail. Ik had de hele tijd een opgeblazen gevoel, alsof mijn maag voortdurend aan het geeuwen was, en zat volgens mijn collega te neuriën en te fluiten. Om twee uur stipt stapte ik naar het bureau van mijn baas, zei hem dat ik me niet al te best voelde – ‘Ik voel me een beetje...’ – vroeg hem een maagtabletje – ‘Heb jij soms een euh...’ – en reed naar huis. Thuis nam ik een lange douche en ging op mijn rug op bed liggen. Rond halfzes ging de telefoon; ik was vergeten dat ik mijn dochter beloofd had naar haar wasmachine te kijken. Pas een kleine week later, toen de wasmachine van mijn dochter weer zwierde en mijn vrouw en ik voor de televisie zaten, maakte die afwezigheid, die de hele tijd als een lege reddingssloep in mij had rondgezwalkt, zich kenbaar: ‘Eddie,’ riep ik verdwaasd toen er na het nieuws een foto van een man op het scherm verscheen, ‘ik heb samen met hem in het koor gezeten... Eddie Bonte...’ Er ontsnapte een ongecontroleerde langgerekte boer uit mijn mond. ‘Heb jij in een koor gezeten?’ Ik legde mijn wijsvinger op mijn mond en gebaarde mijn vrouw te zwijgen. ‘...de heer Bonte is 1,83 meter lang en normaal gebouwd. Hij is licht kalend en heeft een 10
litteken op de biceps van de rechterarm. Op het moment van de verdwijning droeg hij een schildersbroek met kniestukken, witte werkschoenen, een grijs sweatshirt en een kaki vest zonder mouwen. Als u meer informatie hebt, kunt u contact opnemen met de rechercheurs via het gratis nummer 0800-30300...’ ‘Ja zeg, vermist verdomme...’ Er volgde nog een boer; ik perste mijn lippen op elkaar, verontschuldigde me met mijn hand. ‘Wil je thee?’ ‘Hij is een keer door het dak van een konijnenhok gezakt... tijdens zijn verjaardagsfeestje, zijn moeder was appelbeignets aan het bakken en hij stond met een scheidsrechtersfluitje in zijn neusgat op de golfplaten van dat hok te fluiten en te dansen en zakte erdoor en bam... tussen de konijnen van zijn grootvader... verdomme zeg, Eddie, maar daarna...’ ‘Daarna?’ ‘Ongelooflijk! Zeg nu zelf: hoe groot is de kans dat je tijdens een opsporingsbericht een foto te zien krijgt van iemand die je kent, dat is toch...’ Mijn vrouw liep met een oranje aardappelmesje naar de tuin om munt te halen. Terwijl ik na het opsporingsbericht aan het zappen sloeg in de dwaze veronderstelling nog meer nieuws over Eddie Bonte te vinden, zong ik: 11
De lente rolt de winter op: schoon Vlaanderland ontwaakt, En den en ven en hei en wei naar zon en zomer haakt. De bossen waaien wierook rond, la la la la la la... Schoon Vlaanderland, mijn heimatland. Al paradijs en lustwarand Zij gij, blijft gij voor mij! Het must en vinkt en leeuwerikt, het kwaakt in poel en plas. la la la la la la la la la la lala lala...
vechtkwartel Na het weerbericht liep ik met een kop verse muntthee naar boven om de site van de politie te bekijken, het opsporingsbericht na te lezen en naar informatie over de verdwijning van Eddie Bonte te zoeken. Ik kon nog steeds niet geloven dat iemand die ik kende verdwenen was, het leek me onmogelijk, het was iets als de lotto winnen. Ik tikte ‘lotto’ en ‘kans’ in en kreeg binnen een seconde bijna driehonderdduizend resultaten. Ik las dat het waarschijnlijker is dat je 12
na het kopen van een lot doodvalt dan dat je de jackpot wint. Eddie, zei ik almaar tegen mezelf, Eddie Bonte, en ik pakte mijn gids van de vogels van Europa. Half wegdromend liet ik mijn duim over de bladzijden glijden als over een kaartspel, waardoor een bekend briesje mijn gezicht verfriste. Mijn vingers herkenden het opmerkelijk grote ezelsoor op bladzijde dertien waar ik lang geleden iets had onderstreept, in het rood, in het hoofdstuk ‘Verschillende factoren die een rol spelen bij de herkenning’: De herkenning is meestal het resultaat van een eliminatieproces; weinig vogels worden uitsluitend op positieve gronden geïdentificeerd. Belangrijk is de plaats waar een vogel wordt waargenomen. In dit boek zijn alle vogels die nog niet tevoren in Europa zijn waargenomen weggelaten. Verder vertoont de verspreiding der soorten over Europa grote verschillen, zodat men bijvoorbeeld niet van iedere Kwartel hoeft te controleren of het een Vechtkwartel is. Volgens de Europese rode lijst zouden er nog een vijf‑ à tiental paren in Europa leven, maar zoekacties in en rond Cádiz bijvoorbeeld hebben niets opgeleverd. Het zou best kunnen dat de vechtkwartel uitgestorven is, dat zou voor het eerst sinds 1840 zijn dat een vogelsoort in Europa verdwenen is, maar dat was minder belangrijk dan de verdwijning 13
– de afwezigheid – van mijn oude kennis Eddie Bonte.
pimpelmees Mijn vrouw dacht dat ik gek geworden was – ‘Ben je gek geworden?’ Drie weken onbetaald verlof om iemand te gaan zoeken met wie ik vijfendertig jaar geleden in een koor had gezongen. Mijn baas probeerde me over te halen mijn verzoek uit te stellen. ‘Als je opslag wilt, kun je dat ook gewoon vragen.’ Ik wilde geen opslag en ik wilde van geen uitstel weten. Oké, zei ik tegen mezelf toen ik op mijn eerste vrije maandagochtend in jaren met een kop koffie in de hand naar een acrobatisch pimpelmeesje in de tuin stond te kijken. Misschien zei ik: ‘Olé.’ Nadat ik in mijn werkkamer het whiteboard, waarop ik berekeningen voor het werk maakte, had schoongeveegd – ik werk voor de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie – printte ik de foto van Eddie Bonte die ik op de site van de politie bij de vermiste personen had gevonden en klikte die met een rode magneet midden op het bord vast. Het moet een vrij recente foto geweest zijn. Eddie glimlachte. Ik schreef zijn naam in blokletters onder de 14
foto – ik moest ook glimlachen – en omdat ik niet verder kwam dan zijn naam besloot ik de rechercheurs te bellen. ‘Kunt u me doorverbinden met de Cel Vermiste Personen alstublieft?’ ‘Hallo, Cel Vermiste Personen, met wie spreek ik?’ ‘Maarten De Ridder.’ ‘Goedemorgen, meneer, waarmee kunnen we u van dienst zijn?’ ‘Ik denk dat ik u kan helpen in verband met Eddie Bonte.’ ‘Met wie, meneer?’ ‘Eddie Bonte, ik zag gisteren het opsporingsbericht op de televisie en ik denk dat ik u kan helpen als u...’ ‘Een momentje, meneer...’ Er volgde een zenuwachtig getik op een toetsenbord. ‘Eddie Bonte, u hebt informatie over de heer Bonte, zegt u?’ ‘Niet direct, het is een lang verhaal... Hij is een oude kennis en ik denk dat ik u kan helpen hem te vinden. Als u me kunt zeggen of hij getrouwd is en met wie, dan kan ik...’ ‘Dat is vertrouwelijke informatie, meneer. Maar waarom denkt u dat u hem kunt vinden?’ ‘Dat weet ik niet, we waren vrienden, ik... Hij zit misschien in Nederland.’ 15
‘In Nederland? Weet u dat zeker?’ ‘Nee, nee... ik vermoed dat hij... misschien zit hij in Nederland, op Texel...’ ‘Texel?’ ‘De Wadden...’ ‘En waarom denkt u dat, meneer De...?’ ‘De Ridder... Omdat we vroeger... Kijk, als u me nu het nummer of het e-mailadres van zijn vrouw kunt geven, dan weet ik zeker dat ik kan helpen... Ik ben serieus, meneer, ik meen wat ik zeg, ik kan het alleen niet...’ ‘Wij nemen deze zaak ook zeer serieus, meneer, zoals iedere zaak, neemt u dat van mij aan, maar we kunnen niet zomaar vertrouwelijke informatie doorgeven, dat kunt u, als u serieus bent, ook best begrijpen. Het enige wat ik kan doen is uw gegevens noteren en de vrouw van de vermiste vragen of ze ervoor openstaat dat u contact met haar opneemt.’ ‘Als dat zou kunnen.’ Ik deed de hele dag niets: ik controleerde mijn inbox, liep naar beneden, liep terug naar boven, controleerde mijn inbox nog een keer, las het nieuws en een artikel over een slechtvalkjong dat uit zijn nest was getuimeld, in een perfecte zweefvlucht boven op een pergola was geland en vandaar in de binnentuin van een tandartsenpraktijk was gevallen, controleerde mijn in16
box, liep naar beneden, pompte de banden van mijn fiets op, draaide aan het voorwiel om te kijken of het voorlicht het deed, zette koffie, vulde een schaaltje pinda’s en liep weer naar boven om mijn inbox te controleren. Na de middag ging ik eropuit om thee te kopen. ‘En, heb je het mysterie opgelost?’ vroeg mijn vrouw toen ze thuiskwam van haar werk. ‘De lindethee was op.’ ‘Ja, ik heb nieuwe gekocht.’ Pas rond halftien ’s avonds kreeg ik een mailtje van Eddies vrouw, waarin ze zich kort voorstelde, om daarna een radeloze hulpkreet te laten horen. Het was die stem die me losknipte van de geruststellende statistiek dat er vorig jaar van de zestienhonderd dossiers met onrustwekkende verdwijningen in ons land vijfennegentig procent kon worden afgesloten, met in negen van de tien gevallen een positieve afloop. Die witte, geluidloze stem zei me dat Eddie Bonte geen geval was, maar een mens. Ik las de mail een paar keer en schreef haar naam op het whiteboard links van Eddies naam. Daarna beantwoordde ik moeizaam haar mail. Ik kreeg meteen een nieuw bericht, met de vraag of ik langs wilde komen, dat zou ze heel erg appreciëren. Ik zette een plusteken tussen Eddie Bonte en de naam van zijn vrouw; het was half17
elf ’s avonds. Tweeëntwintig uur drieëndertig. Vierendertig. Ik parkeerde de auto voor de oprit waarop een bestelwagen stond, een witte Volkswagen waarop in paarse drukletters: schilderwerken; eronder als met een ganzenveer geschreven: Geef kleur aan je muren met Bonte Eddie. Ik wierp een korte blik in de cabine, stapte naar de voordeur, duwde op de bel, telde tot drie en liet de bel weer los. Eddies vrouw deed voorzichtig, met gebogen hoofd, open en gaf me een lauwe, zwakke hand, als een klein schichtig meisje dat een stuk chocolade achter haar rug verborgen houdt. Ze deed het licht in de gang aan en liet me binnen; ze rook naar Franse sigaretten. Ik veegde mijn voeten op de deurmat waarop welcome stond, schraapte mijn keel en volgde haar. In de woonkamer zette ze het volume van de televisie zacht, ze liet die liever aan omdat er misschien nieuws over haar man zou komen, en vroeg of het me stoorde als ze rookte en of ik koffie of wijn wilde. Terwijl ik naar het scherm bleef kijken, alsof ik de beursberichten volgde, vertelde ik haar wie ik was en waar ik Eddie van kende. ‘Heeft Eddie in een koor gezongen?’ ‘Ja, da’s lang geleden... ach, veertig jaar... vijfendertig jaar...’ zei ik terwijl ik mijn blik van de televisie afwendde. 18
‘En waarom denkt u dat hij in Nederland op dat eiland zou zitten?’ ‘Texel... ik weet het niet... Het was het eerste wat in me opkwam toen ik zijn foto op de televisie zag... Ik kan nog steeds niet geloven dat...’ ‘Ik ook niet.’ ‘We zijn er vroeger samen geweest... tijdens de zomervakantie... naar een meeuwenkolonie... Nu ja, de meeuwen waren toen al weg, maar...’ Haar licht gezwollen gezicht vertrok, ze veegde haar ooghoeken droog met de mouw van haar kamerjas; ze verontschuldigde zich, bleef naar het tapijt kijken. Ik nam een slok wijn. Na een korte stilte begonnen we ongeveer gelijktijdig te praten. ‘Weet u of hij een verrekijker heeft meegenomen toen hij...’ ‘Waarom zou Eddie een verrekijker mee hebben genomen? Ik begrijp niet waarom u... Ik weet niet eens of we een verrekijker hebben. Volgens mij hebben we er nooit een gehad. Wat zou Eddie met een verrekijker moeten...’ ‘Of een gids van de vogels van Europa, hebt u een boekenkast, misschien heeft hij de gids meegenomen...’ ‘De vogels van Europa? Ik begrijp niet wat u bedoelt, meneer... Hij wist veel van vogels, maar...’ ‘Maarten, Maarten...’ 19
‘Oké, Maarten, Eddie is verdwenen en dat is niet goed, Eddie komt altijd naar huis, hij belt me iedere middag tijdens zijn pauze. Ik begrijp niet wat dat met dat eiland...’ ‘Texel.’ ‘...Texel en een verrekijker te maken heeft, meneer.’ Ik gaf haar alleen maar valse hoop. Ik kon beter de doorgeknipte statistiek weer aan mijn gedachten knopen. ‘Het spijt me, het is een vergissing, ik had niet moeten komen, Eddies foto deed me aan iets van vroeger denken, en in mijn... Ik dacht dat ik kon... helpen’, ik ging staan, ‘nogmaals, het spijt me, ik had u niet mogen lastigvallen met mijn...’ Ik vond het juiste woord niet en terwijl ik Eddies vrouw wat onhandig en gegeneerd de hand schudde en haar bedankte voor de wijn en sterkte en succes wenste – ik wenste haar succes – kwam een jonge vrouw in lichtblauw trainingspak, met gewassen haren en een handdoek om haar hals, als een bokser de woonkamer binnen. ‘Bent u van de politie?’ vroeg ze. ‘Hebt u hem gevonden?’ ‘Nee, ik...’ en ik wees naar de deur, ‘ik moet maar eens...’ Het woord ‘queeste’ kwam in me op. 20
‘Meneer is een oude vriend van papa,’ zei Eddies vrouw. ‘Hij denkt dat hij misschien in Nederland zit.’ ‘Nederland,’ zei de dochter terwijl ze haar haar afdroogde. ‘Ja, Texel.’ ‘Waar?’ ‘Texel, een eiland in de Waddenzee, Nederland, bekend om zijn... lepelaars.’ De dochter liep me voorbij zonder me aan te kijken en nam een blinkende rode appel uit de fruitschaal terwijl ze nog met één hand haar haren stond af te drogen. Ik stond op mijn voeten te schommelen, met het woord ‘queeste’ worstelend, en wilde zo snel mogelijk naar buiten; ik moest verschrikkelijk plassen. IJskoude rosé. Vier dagen later belde mijn moeder. Ze had bloed laten prikken en de dokter had haar een vitaminekuur voorgeschreven. ‘IJzer, jongen, een tekort aan ijzer. En o ja, pa las gisteren een overlijdensbericht in de krant van dinges... Eddie Bonte. Was dat niet iemand met wie je vroeger in het koor zat? Volgens pa zouden ze zijn lichaam uit het kanaal gevist hebben. Mooie jongen, sportief...’ Ik had nog twee weken onbetaald verlof. Eddie Bonte godverdomme!
21
kauw De lichtreclame van de begrafenisondernemer knipperde aan toen ik uitstapte op de oprit. Ik liep naar het kale gebouw over een nat strand van grind; een paar jonge kauwen waren boven het platte dak amok aan het maken, hun witte oogjes dansten als regendruppels op het grote raam waarop grote keuze aan kunstbloemen stond geschilderd. Terwijl ik als een ibis naar binnen keek, schoof de toegangsdeur automatisch open. Ik schraapte mijn keel en liep handenwringend naar binnen. Aan een stenen muur, boven drie statige houten deksels van doodskisten die als Egyptische goden naast elkaar opgesteld stonden, hingen wilde bloemenkransen als kronen boven de goden. Daarnaast stond een Japans aandoend rek waarop verschillende sierurnen tentoongesteld stonden. Daartegenover was een witgekalkte muur behangen met rustiger kransen en boeketten kunstbloemen. Een stille straat rouwkisten eindigde bij de balie, waar een vrouw met een kop koffie achter de computer stond. Ze verontschuldigde zich zonder woorden toen ik me aanmeldde en klikte een paar dingen aan. Van het ene op het andere moment vertrok haar gezicht in een masker van medeleven en onderdanigheid, en 22
de mechanische stem die uit haar licht schuine mond kwam versterkte het theatrale handgebaar waarmee ze me naar Eddie Bonte leidde. Ik liep achter het grijze mantelpak op hoge hakken, tot het een paar gordijnen openschoof en me binnenliet bij de opgebaarde, waarna het de gordijnen weer dichtschoof. Ik begon zachtjes te lachen. Eddie was in een blauw maatpak gestoken. Hij had een wit gesteven hemd, een zwarte das en zwartgelakte schoenen aan. Op zijn borst, tussen zijn vingers, lag een rozenkrans als broodkruimels en rozijnen op huismussen te wachten. In mijn ooghoek glinsterde een koperen kroonluchter aan het plafond boven hem. Zoveel plaats, Eddie, en dan zetten ze je uitgerekend onder die luchter. Als die naar beneden dondert... een geschenk van admiraal De Ruyter allicht... de lindeboom... luitenant-terzee Hermanus Lindenhoff van Zwol... Ik pakte mijn mobiele telefoon en maakte twee foto’s van het lijk terwijl ik mijn keel schraapte om het geluid te camoufleren. Hoge hakken. Of alles oké was, of ik zakdoekjes wilde, een glas water. Ik zei dat alles goed was, dat ik niets nodig had, dat ik nog even met Eddie alleen wilde zijn en wachtte tot het grijze mantelpak weer stilviel achter de balie. Terwijl ik mijn telefoon wegstak, merkte ik dat de rits van mijn broek 23
volledig openstond. Ja, Eddie, haha, ze heeft het gezien... zeg me liever wat je hier ligt te doen, man. Kom, we zijn alleen, ik kan zwijgen...
24