De vis met de ring (vier-luik) Bewerking van: "Volkssprookjes en legenden uit Engeland" Door: H.W. Boltje Samenvatting: Een rijke baron en astroloog leest in de sterren dat zijn zoon met een arm meisje zal trouwen. Hij probeert van alles om dit te voorkomen, maar het blijkt onmogelijk om dat wat het lot bijeenbrengt te scheiden. Rollen: Deel I Baron (jong) Frederik (10 jaar) Joost Deel II Vissersman Vissersvrouw Magreet Baron Jonkheer Deel III Waardin Magreet Rover 1 Rover 2 Deel IV Baron Frederik Jonkheer Magreet Kok Figuratie (6 personen)
DEEL I
We zien een man gebogen over boeken en kaarten, het is donker er brandt een kaars. De kamer ziet er geheimzinnig uit. Baron: Hmm, ik ben nu al weken bezig maar ik kan het maar niet doorgronden. En ik moet het weten, ik zal het weten. Ik zal weten wat de toekomst van mijn zoon is. Zal hij trouwen met adel of zelfs met een prinses. Ik moet het weten, ik zal het weten.
Er wordt geklopt
Frederik: Vader mag ik binnenkomen. Baron: (legt wat boeken aan de kant) Ja, kom binnen, zoon. (Frederik komt binnen) Wat is er Fredrik. Frederik: Ik kon niet meer slapen, ik had een nachtmerrie. Baron: Was het weer dezelfde droom. Frederik: Ja vader, het was weer die dame die op de rotsen stond en mij riep "Frederik, Frederik kom bij mij" en dan net als ik haar hand wil pakken valt ze (hand voor de ogen) Oh het is afschuwelijk. Baron: (loopt naar Frederik toe en sluit hem in zijn armen) Kom maar even hier, ik zal Joost zowel even vragen om wat melk voor je op te warmen. Lijkt je dat goed een goed plan. Fredrik: Ja. (wacht even) Vader? Baron: Ja, zoon? Frederik: Denkt U dat die vrouw uit mijn droom, moeder is. Baron: Ik weet het niet, ik denk het niet. Je moeder is gestorven toen jij bent geboren. Het laatste wat ze zei is dat ze veel van je houdt, en dat ik goed voor je moest zorgen. Dus denk daar maar aan dat je moeder over je waakt en van je houdt. Nou nu snel weer naar bed, en slapen. Frederik: Is goed, welterusten vader
(Frederik gaat af, de baron rinkelt met zijn bel en duikt weer in zijn boeken. Dan kom de butler Joost binnen. Joost: (geaffacteerde stem) U had gebaldt, Barooon. Baron: Ja Joost, jonkheer Frederik kon niet slapen. Ga even naar beneden en zeg de kokkin dat zij een kom warme melk maakt en breng die dan naar de kamer van Frederik. Joost: Vanzelfsprekend Baroooon, kan ik varder nog iets voor u betekenen. Baron: Nee, dit was alles. Joost: (Maakt diepe buiging) Tot u dienst Barooon
Joost gaat af en de Baron duikt weer in zijn boeken.
Baron: Waar was ik gebleven, ach die arme jongen met zijn nachtmerries…. Wacht eens even .. dat ik daar niet eerder aangedacht heb. Hoe heb ik dat over het hoofd kunnen zien. (gaat zenuwachtig zitten rekenen) Nee, nee dat kan niet waar zijn. Dit is afschuwelijk, mijn zoon trouwen met een arme sloeber, en hij ontmoet haar vandaag, vanavond voor het eerst wat hoe wat dat is….
Er wordt luid op een deur gebonsd
Baron: (schrikt) Wat voor de duivel. (belt, kijkt nogmaals in zijn boeken en schud het hoofd) Joost: U had gebaldt, Barooon.
Baron: Ga eens snel kijken wie daar in het holst van de nacht aan de deur staat te kloppen. Joost: (Maakt diepe buiging) Ik spoed mij Barooon.
Joost gaat af, Er wordt luid op een deur gebonsd
Joost: Baroooon, er staat een arme sloeberrr voor de deur die dringt aan u te spreken. Hij riekt affreus naar vis. Baron: Al goed laat hem maar even binnen. Joost: (Maakt diepe buiging) Tot u dienst Barooon.
Loopt naar de deur
Joost: (houd een vinger op zijn neus) Nu schiet op kerel, vooruit naar binnen
Een visserman komt met een mand binnen waarin een baby gewikkeld in vodden. Baron: Dank je wel Joost, wil je buiten even wachten. Joost: (Kijkt afkeurend, maakt diepe buiging) Barooon.
Joost gaat af
Baron: Welnu kerel, wat kan ik voor je doen. Visser: Baron, ik heb al vijf kinderen. En zojuist is mijn vrouw weer van een kind, een meisje, bevallen. Ik weet niet meer, waar ik het geld vandaan moet halen om ze allemaal te kleden en te voeden. Wij zijn arm en ik vrees, dat ik niet nog harder kan werken dan ik al doe. Baron: (Loopt van de visser weg, praat in zichzelf) Dus dit is het meisje, dat moet opgroeien en met zijn mijn zoon zal trouwen. (twijfel, dan doortastend) Ik zal je een dienst bewijzen. Geef mij het kind. Ik zal het in mijn huis opnemen en er goed voor zorgen. Maar jou wil ik nooit meer zien of spreken, geen woord heb je dat begrepen Visser: (overhandigd het kind en valt op zijn knieën en kust zijn hand) Ja heer, Dank u heer, dank u heer Baron: (belt) Ja, ja het is al goed (Joost komt binnen) Joost zou je deze man wat eten en drinken mee willen geven en hem dan naar buiten willen escorteren. Joost: (Maakt diepe buiging) Tot u dienst Barooon, en moet ik (wijst met vinger naar baby) daar iets mee. Baron: Nee daar zorg ik wel voor. Ga nu maar. Joost: Barooon. (pakt eerst een zakdoek en pakt daarmee de visser bij de arm en neemt hem mee)
Joost en de visser gaan af
Baron: (Loopt met de mand in de arm en praat er tegen) Zou meisje jij zou mijn zoons vrouw worden. Dat zal ik beletten. Ik zal nooit toestaan, dat mijn zoon zo'n armelui's kind tot vrouw neemt. Nooit zal het lot bereiken, dat mijn enige zoon met de dochter van arme mensen trouwt. Hij heeft een betere vrouw verdient. Ik weet waar het getij van de Zuiderzee het sterks stroomt en daar zal ik je aan het zilt toe vertrouwen.
Baron gaat af
EINDE DEEL I
DEEL II
We zien een visserman bezig met zijn netten hij zingt zachtjes. Zijn vrouw komt naar buiten en gaat aardappelen schillen. Er brandt een petroleumstel met een pannetje erop Visser: Op de witgekuifde baren Deint het scheepken zachtkens voort En de golven, onder 't varen, Bruisend spelend rond het boord: Visser, werp je netten uit, Want de zee bergt rijke buit. Alle vissen, groot en klein, Willen graag gevangen zijn. En de bries blaast bol de zeilen, Voert het scheepken ver van 't strand. En de visser onderwijlen, Hoort hem fluiten door het want: Visser, werp je netten uit, Ginds aan 't strand daar wacht je 'n bruid. Alle vissen groot en klein, Willen graag gevangen zijn. Vissersvrouw: (komt binnen) Ik weet nog goed die avond dat je dat liedje voor de eerste keer zong. Visser: Tsja vrouw, dat is wacht eens even al weer zo'n achttien jaar geleden, morgen op de kop af. Visservrouw: Ja de tijd vliegt Visser: Zeg dat wel zeg dat wel. En wat een geluk. Vissersvrouw: Wat een geluk. (ze schiet vol van emotie, de visser pakt zijn zakdoek en ze snuit haar neus luidruchtig er in en wil hem terug geven) Visser: Hou'em maar
Stilte
Visser: Hoe laat zou Margreet thuis zijn. Vissersvrouw: (kijkt op pendule) Nou dat kan elk moment zijn. Ze zou zo nog even bij familie de Jong langs om te poetsen. Visser: Wat moet ze eens krijgen voor haar verjaardag Vissersvrouw: Ach, je kent Magreet. Die wil niets, die weet hoe arm we het hebben. Visser: Ach ja het is zo'n lieve en vrolijke meid, stil eens volgens mij hoor ik haar aankomen.
Magreet komt binnen, en begroet uitbundig haar Vader en Moeder.
Magreet: Hallo Papie en Moesje, hier een dikke kus voor mijn lieve pap, en hier wat geld voor het huishouden. Vissersvrouw: Ach kindje dat hoef je toch niet te doen: Magreet: Zeker wel, ik doe het graag hoor. Dat weten jullie toch. Visser: Kom eens bij me zitten (Magreet knielt bij haar vader) Luister nu eens, zoals je weet vieren we morgen je verjaardag, en nu je achttien wordt mag jij zeggen wat je wil hebben.
Visservrouw: Ja, we hebben stiekem gespaard, schroom niet zeg gerust wat je hartje wil hebben. Magreet: Ach lieve ouders, ik hoef echt niets. Ik heb jullie die voor mij zorgen en dat is voor mij genoeg. Vertel het verhaal nog eens van die avond dat je me gered hebt als babytje, dat is het mooiste kado wat je me kunt geven. Visser: Goed dan. (schraapt zijn keel) Het was een donkere nacht en het getij was sterk, waardoor ik met de punter afdwaalde en die avond was zo stil, zo stil. Totdat ik een vreemde bonk hoorde. Bonk…. Bonk……. …..Bonk…. Bonk……. ging het. Ik keek overboord en daar dreef een mandje en ik zei; Dat is wel de vreemdste vis die ik ooit gevangen heb. Kom maar kleintje, iemand zal zich over je moeten ontfermen. En daar was je en hier ben je. Magreet: Je kunt het toch zo mooi vertellen, vooral dat stuk; (doet haar vaders stem na)t otdat ik een vreemde bonk hoorde bonk
Plots klinken er gelijktijdig bonken op de deur
Visser: (schrikt) Binnen. Baron: Gegroet beste mensen, ik ben Baron van Sloet en dit hier is mijn goede vriend Jonkheer van Engelenburg. We zijn al de hele dag onderweg en onze paarden benodigden dringend water. En ook wij zouden wel wat verfrissing kunnen gebruiken. Visser: Wees welkom mijne heren, we zijn vereerd met u komst. Magreet zou jij de heren een glas verkoelend water in willen schenken en brood met kaas willen snijden. En de paarden water willen geven en wat klaver voor ze willen plukken. Magreet: Tuurlijk vader. (staat op en gaat aan het werk) Visser: Wat brengt u hier als ik zou vrij mag zijn. Baron: Natuurlijk beste man, we waren aan het jagen met vrienden maar we verloren ze uit het oog toen we een vos nazaten. En toen besloot mijn waarde vriend hier dat het tijd was om van zijn paard te vallen. Jonkheer: (Grijpt naar zijn rug) Ja dat was een beste smak, ja een vos is zo listig als zijn streken, wat jij Baron haha. Vissersvrouw: (staat op) Ach heer, neemt u hier toch plaats. Doe voorzichtig. Jonkheer: (Gaat zitten) Dank u wel edele vrouwe, (maakt een buiging) Au, drommels
We horen Magreet door de open deur heen zingen, ze komt binnen
Jonkheer: Jij bent een buitengewoon mooi meisje, vind u ook niet Baron, het zou interessant zijn te weten met wie zo'n meisje eens zal trouwen. Ben je al aan een man beloofd? Magreet: Nee meneer, wij zijn maar arme mensen, en ik moet mijn ouders helpen. Wij hebben geen tijd om aan trouwen en dat soort dingen te denken. Bovendien is hier niemand in de verre omtrek, die met een arm meisje zoals ik, zou willen trouwen Jonkheer: Nou, als ik een zoon had, dan zou ik willen dat hij een vrouw kreeg zoals dit meisje Magreet: U maakt me verlegen heer. Jonkheer: Baron, U bent toch een geleerd man. U kunt geheimen onthullen en de toekomst voorspellen. Vertel ons eens, met wat voor een man zal dit meisje trouwen? Baron: (kwaad) Ik ben toch geen zigeuner, ik voorspel de toekomst niet. Jonkheer: Ha ha goede vriend van mij, ik heb je studiekamer toch gezien. Ik weet wat je bezig houd.
Ik zie het aan je gezicht je begint je te interesseren in haar toekomst. Kom op doe je best. Ik weet dat je het wel wil. Baron: Ja stop maar, ik weet hoe vasthoudend je kunt zijn. Goed ik zal me erin verdiepen. Maar dan moet ik eerst wat gegevens hebben van deze jonge schone dame. (pakt haar hand vast) Vertel eens wanneer ben je geboren. Magreet: Dat kan ik u niet vertellen, Heer. Baron: Wat bedoel je daarmee. Visser: Ziet u Heer, zij is niet onze eigen dochter, wij hebben haar precies achttien jaar geleden gevonden. Ze dreef in een mandje op de Zuiderzee. Baron: (laat de hand van Magreet vallen, en duizelt, praat langzaam) En……eh hoe oud was het meisje toen, wat schat u? Vissersvrouw: Zeker niet ouder als een paar dagen, wacht even. Deze sjaal had het kind toen om. Ik weet niet waar deze doek vandaan komt, maar het patroon lijkt op dat waar ze in Schokland de sjaals mee versieren. Dat weet ik omdat mijn zuster daar vroeger gewoond heeft. Jonkheer: Alles goed Baron, je ziet zo bleek. Baron: Ja, ja alles best. Beste man heeft u papier, inkt en pen. (hij gaat aan de tafel zitten en schrijft een brief, verzegelt deze en geeft hem aan Margreet) Hier, ik mag je wel, meisje, ik zal voor je geluk zorgen. Breng deze brief onmiddellijk naar mijn broer in Vollenhove en hij zal verder voor je zorgen. Hier is reisgeld. Veel geluk. Ik hoop dat je gezond en vrolijk weer naar je ouders zult terugkeren als je je fortuin hebt gemaakt. Magreet: Ik weet niet wat ik moet zeggen. Visser: Heer, dit is teveel. Dank u dank u. Baron: Het is al goed beste man, soms gaan dingen zo. Kom Jonkheer wij gaan. En Magreet ga snel, ga vandaag nog. Vaarwel Jonkheer: (Geeft Magreet een handkus) Het gaat je goed schoon kind.
De baron en de Jonkheer vertrekken
Magreet: Vader, Moeder, het doet me zo zeer jullie te verlaten, ik weet niet of ik wel…. Visservrouw: Laat maar kindje, dit is een kans die je niet mag laten lopen kom dan gaan we pakken Visser: Ach ja, hoe vreemd kan het lot zijn. Zo vreemd. EINDE DEEL II
DEEL III
We zien een Herberg tafereel, er zitten maar twee mannen en een Waardin.
Rover1: Waardin, Waardinnnnnnnn (uitgerekt) breng nog eens twee kruiken bier. Rover2: (Rover 2 stottert) En v v v v vv lot n n n b b b beetje, we hehehehebben nog d d d d d d dorst. Waardin: Ik zou maar uit een ander vaatje tappen, anders is het snel gebeurd met drinken. (trekt een mes en steekt hem in de tafel) snappie. Rover2: (gemaakt onder de indruk) Ja m m mevrouw, na na na natuurlijk me me mevrouw en kijk een b b b b b beetje uit met da dada dat memmemememes Waardin: Dat ligt aan jou, vriend. Dat ligt aan jou. Waardin loopt terug. Rover1: Stop daar nu eens mee, je zorgt er altijd voor dat wij in de problemen komen. Rover2: Ja, dat da da da is nu eeeee eenmaal mijn spep spe spe specialiteit. Rover1: Ja, en je er uit halen is mijn specialiteit. Magreet komt binnen en loopt naar de waardin, we zien de
rovers aandachtig luisteren
Magreet: Goedenavond mevrouw, zou ik hier wat kunnen rusten ik ben al twee dagen onderweg naar Vollenhove. Waardin: Tuurlijk kind, tuurlijk maar eh voor niets gaat de zon op kindje dus je zult wel wat moeten afnemen. Magreet: Dat is goed dan graag een kom soep en wat brood. Waardin: Graag vooruit betalen juffie. Magreet: Tuurlijk, mevrouw hier austublieft. De rovers kijken aandachtig toe en smoezelen wat, Magreet pakt haar
tas en gaat in een hoekje zitten, de waardin brengt haar een kom soep en brood.
Rover1: Hmmm, wat denk je ervan Rover2: Dadadadat we dadadaat wiwiwiwichie, moeten verllolololoossen van hahahahahhaar bebebebeurs Rover1: Justum, mijn idee Rover2: Nnenenee, mmmm mmmm mmmmijn iiiiideee Rover1: Zo te zien is ze behoorlijk moe, en met een kom soep en brood. Duurt het niet lang voordat ze in slaap valt. Dan leidt ik de waardin af, en doorzoek jij haar tas. Snappie Rover2: Snn snnnsnnnsnnn aaa Rover1: Gesnapt.
We zien Magreet langzaam indommelen, totdat ze in slaapt valt. Ze wachten even dan staat rover 1 op en gaat met de waardin flirten, rover2 sluipt met een omwegje naar Magreet en doorzoekt haar spullen we zien hem geld uit de buidel nemen en de brief uit haar tas halen. Dan lopen de rover weer naar tafel. Rover1: Laat eens zien wat hebben we.
Rover2 laat de buit zien.
Rover1: Hmmm, niet slecht hè een brief van adel. Interessant.
Rover2: Lees eens voor. Rover1: Jaja, rustig aan maar, er staat; (leest voor) Mijn beste broer, Neem de brengster van deze brief gevangen en laat haar onmiddellijk terechtstellen. Anders zal zij voor onze familie een groot gevaar worden en onheil over ons brengen. Volg onvoorwaardelijk mijn aanwijzingen op. Je liefhebbende broer. Baron van Sloet Rover2: Dadadadda is dadadada is oooonggeeehhhooo Rover1: Ongehoord, adelijk tuig kijk haar nou eens slapen zo lief en onschuldig. Rover2: Wawawawat dodododoen wwwwwe Rover1: Wat doen we, wat doen we… (denkt) stik ik heb het. Briljant mag ik wel zeggen. Rover2: Vvvvvvveeert, Vvvvvvveeert, Vvvvvvveeertel nou. Rover1: Ja zo, knipt met zijn vingers, Waardin Waardin: Ja schatje Rover1: Heb je voor mij een blad papier inkt en een pen. Waardin: Tuurluk, scheetje Rover2: Schschschschatje, schschshcee schee eetje, wat krkkrkrkriggge wwewwe nnnnnou. Rover1: Ach ja een paar lieve woordjes doen wonderen. Waardin komt aan met papier, pen en inkt. Als ze
wegloopt knijpt hij haar in haar achterste.
Rover1: Let nu maar eens op. Rover2: Kkkkkkkken jjjjjjje schschrrrijve ddddan. Rover1: Er is zoveel wat jij niet weet over mij maatje, maar goed luister (begint te schrijven) Mijn beste broer, Laat het meisje, dat je deze brief brengt, onmiddellijk met mijn zoon trouwen. Het is zo'n lief kind en zij heeft de bescherming en zorg van een oprecht man nodig. Volg onvoorwaardelijk mijn aanwijzing op. Je liefhebbende broer. Rover2: (geëmotioneerd, snikt) Dddddaadas mmmmmoooi Rover1: Dacht ik ook, stop nu maar stiekem die brief weer terug.
We zien rover2 de brief weer terug stoppen, en net als hij de tas dicht wil doen wordt Magreet wakker. Magreet: Wat is hier de bedoeling van. Rover2: Aaach nnnnniiiks mmmmeeeisssssie, ik wwoooouu alllleeen efffe je hhhaaaar rrruiken. Magreet: Ja, ja ik geloof er niets van (ze pakt haar tas en stapt op) Rover1: Waardin, breng nog eens twee kruiken bier. Rover2: (stottert) En v v v v vv lot n n n b b b beetje, we hehehehebben nog d d d d d d dorst. Waardin: Ik zou maar uit een ander vaatje tappen, anders is het snel gebeurd met drinken. (trekt een mes) snappie. EINDE DEEL III
DEEL IV Het plankier, De ruïne is prachtig versierd met witte doeken er staat een mooi gedekte tafel grote bloemstukken en een prieeltje. Het is duidelijk dat er een bruiloft staat te beginnen Jonkheer: Zo Frederik ben je er klaar voor, vandaag is de grote dag. En ik mag wel zeggen wat een exceptioneel mooi en lief meisje heeft mijn broer, je vader voor je uit gezocht. Frederik: Ja, ik ben in die korte tijd zielsveel van Magreet gaan houden. Maar ik vraag me wel af waar vader blijft. Jonkheer: Tsja ik heb hem een week na zijn brief terug geschreven dat we alle voorbereidingen hadden getroffen voor de bruiloft. Ik had hem al wel verwacht. Maar ach je vader, met alle respect Frederik het is altijd al een rare snoeshaan geweest. Frederik: Geeft niet oom, je hebt gelijk hij is altijd met de sterren bezig en zit met zijn neus in de boeken. Heb je trouwens de verlovingsring gezien die Magreet draagt. Een familiestuk hij is van mijn moeder geweest. Jonkheer: Nee nog niet maar daar komt snel verandering in, kijk daar komt je bruidje aan. Frederik: Is ze niet oogverblindend Oom. Jonkheer: Dat is ze jongen, dat is ze. (de jonkheer heet met een buiging Magreet welkom) Hallo Magreet, hoe is het met je, zenuwachtig. Magreet: Best wel, Jonkheer. Frederik: Dat hoeft toch niet, ik ben toch bij je. Magreet: Dat weet ik mijn lief. Frederik: Ik moet nu gaan, ik ga me voorbereiden. Ik zie je zometeen. (Neemt afscheid met een kus op haar hand en gaat af) Jonkheer: Is het niet prachtig versierd. Magreet: Het is ongelofelijk, het lijkt wel een sprookje
Dan klinken er trompetten
Jonkheer: Ah, daar zul je me broer hebben.
Met donder en geweld komt de baron het plankier opstormen
Baron: Waar is het meisje, dat met mijn zoon trouwt? (als hij Margreet ziet in haar trouwjurk, word hij nog kwader. Maar hij houdt zich in) Frederik: Wat is er aan de hand broer. Baron: Niets broer maar ik wil nog een keer alleen met de aanstaande van Frederik spreken. Kom mee.
Pakt haar bij de hand en sleept haar mee door de poort naar de toren. Hij wil haar over de rand in de diepte storten. Maar als haar duidelijk word wat hij van plan is, valt zij voor hem op haar knieën en smeekt
Magreet: Laat mij gaan. Ik zal nooit meer een blik op uw zoon werpen. Ik heb immers niemand iets kwaads gedaan. Dood mij niet. Ik zal ver weg gaan. U zult mij in dit land nooit meer zien. Smeekt deerniswekkend met haar handen in elkaar boven haar hoofd. Dan merkt hij de ring aan haar
vinger op.
Baron: Wat is dat! Hoe kom je daaraan? Magreet: Uw zoon heeft mij dat sieraad gegeven. Baron: Ik wil dit sierraad nooit meer zien.
Hij neemt de ring af en gooide hem ver weg, het water in.
Baron: Meisje, ik zal je laten gaan. Maar zet het eens en voor altijd uit je hoofd dat je met mijn zoon zult trouwen. Als ik je ooit nog eens zie, zal ik je beslist doden. Behalve, als je mij de ring laat zien, die ik zojuist in zee heb geworpen. Mocht dat het geval zijn, dan zou ik niets meer tegen een verbintenis tussen jou en mijn zoon hebben. (Hij lacht)
Hij laat Magreet snikkend achter. Dan komt de kok op.
Kok: Ik heb alles gehoord wicht, Kom maar met mij mee. Hier valt niet tegen te vechten. De Barons wil is wet dat moet je…. al is het moeilijk… accepteren. Kom bij me in de keuken werken. Dan kun je voor je Frederik koken, zorg je indirect voor hem en ben je toch in de buurt. Kom nu maar, niet meer huilen.
Magreet de Kok gaan af, De Baron komt het plankier op even na hem komen de Jonkheer en Frederik op. Baron: Frederik, ik heb helaas slecht nieuws voor je. Frederik: Wat is er vader, je kijkt zo ernstig. Er is toch niets gebeurt met Magreet. Baron: Luister, Ik wou even met haar alleen spreken over haar verantwoordelijkheden, en toen brak ze… en zei dat ze het allemaal niet aan kon. En alhoewel ze van je hield moest ze je verlaten. Frederik: U liegt dat zijn geen woorden voor Magreet, u heeft haar dat in de mond gelegd Jonkheer: Broer, de waarheid nu. Ik ken je streken, je eigenaardigheden. Baron: (dreigend) Ik waarschuw je. Bemoei je niet in zaken die je niets aangaan. Soms gaan dingen zoals ze gaan. Frederik: Juist Vader, bemoei je niet met de toekomst, altijd willen zien wat er komt. Het proberen te controleren te sturen. Waarom toch Vader. Vanwaar komt het. (stilte) U had moeder toch ook niet kunnen redden. Baron: Zwijg! Gedane zaken nemen geen keer. Vandaag zal er niemand trouwen. (kijkt om zich heen) En morgen gaan we, nu het hier toch zo uitbundig versierd, een feest vieren en heerlijk eten en drinken. Zal er gedanst worden en zal de wijn vloeien en zal je je aanstaande vergeten. Zij was nooit degene voor jou. Frederik: U kunt mij niet zeggen hoe ik mij moet voelen. Ik moet feesten hoe kan ik dat nu ik mijn liefde heb verloren. Ik ik ach ik kan niet, mijn hart is gespleten midden door. Baron: Morgen, komt alles goed geloof mij nu maar:
De baron probeert de arm om Fredrik te leggen , die die arm van hem afsmijt en vertrekt, de baron loopt achter Fredrik aan. Jonkheer: Laat hem nu maar broer. Het heeft nu geen zin. Hij is verliefd. Weet je niet meer hoe het is om verliefd te zijn. Weet je niet meer hoeveel je van Marjolein hield. Baron: Nee ik kijk niet meer terug, ik kijk alleen naar de toekomst en wil het allerbeste voor mijn zoon.
De jonkheer wil nog wat zeggen
Baron: Genoeg nu, je hebt me gehoord morgen is er een feest, ik ga er van uit dat je alles regelt. (dreigend) Mag ik daar vanuit gaan broer. Jonkheer: (knikt) Zeker.
De baron gaat af, de Jonkheer alleen achterlatend.
Jonkheer: (zucht) Een feest, het had een feest kunnen worden vandaag. Maar als hij een feest wil dan kan hij een feest krijgen een waar nog jaren over gesproken wordt. Ik zal onmiddellijk naar de kok gaan om het eten door te nemen. Een feestmaal everzwijn, nee vis de mooiste en grootste zalm zal het worden. Jonkheer gaat af.
Een vissersman komt met een grote mand op waar een kop en een staart overheen hangt. Hierna komt de kok op. Kok: Zo Ouderling wat heb je voor me vandaag, de heer wil zalm heten. Visser: Nou dat treft want wat ik vanmorgen in mijn netten had in weken geen zalm gezien en plots ik dacht eerst er zit een stuk hout in mijn netten. Zo zwaar zo zwaar, ik trekken en trekken en er kwam bijna geen beweging in tot plots het net vooruit schiet en mij plots uit de boot zou trekken nou ik zet mij schrap en ik…... Kok: (gaapt een keer) Ja toe nou maar die verhalen van je ken ik zo langzamerhand wel. De golven zo hoog dat ik de bodem zag en toen ben ik maar naar huis gelopen (lacht) Hoe krijg je ze uit je duim. Visser: Uit mijn duim, het is allemaal ongelogen waar. Kok: Tuurlijk, zet hem daar maar even neer dan kan mijn hulpje hem zo wel even schoon maken. Loop jij maar even mee dan zal ik je betalen.
De kok en de visserman lopen af. Magreet komt bijna onherkenbaar op en gaat de vis schoon maken. Magreet: Op de witgekuifde baren Deint het scheepken zachtkens voort En de golven, onder 't varen, Bruisend spelend rond het boord: Visser, werp je netten uit, Want de zee bergt rijke buit. Alle vissen, groot en klein, Willen graag gevangen zijn.
En de bries blaast bol de zeilen, Voert het scheepken ver van 't strand. En de visser onderwijlen, Hoort hem fluiten door het want: Visser, werp je netten uit, Ginds aan 't strand daar wacht je 'n bruid. Hé, wat is dat nou. Dat kan toch niet, …dat kan toch niet. Maar toch (ze kijkt om zich heen doet de ring om haar vinger) Kom op Magreet doe wat je doen moet.
Magreet gaat af, gasten en bedienden komen op en de Baron, Fredrik en de Jonkheer.
Baron: Zo zoon, hoe is met je vandaag. Frederik: Zoals het iemand vergaat die zijn grote liefde is verloren, daar moet jij toch alles van weten vader. Baron: Dat boek is gesloten, we kijken vanaf vandaag niet meer terug alleen maar naar voren. Frederik: Ja dat is wat jij alleen maar doet, naar voren kijken. Jonkheer: Kom op Fredrik, kijk eens om je heen. Vergeet je verdriet en drink wat wijn. Baron: Beste broer het ziet er werkelijk fantastisch uit, mijn complimenten.
(proeft wat van de vis, eerst een klein stukje dan een groter dan met volle mond)) Mijn hemel dit is gewoon goddelijk. Dit is de lekkerste vis die ik ooit geproefd heb. Roep degene die deze vis bereidt heeft, ik wil mijn complimenten uitspreken. Frederik: Ik zal de kokkin laten halen.
Magreet komt onherkenbaar op.
Baron: Zo meisje heb jij die vis zo heerlijk bereid. Hij is uitstekend. Als een tovenaar hem had klaargemaakt, had hij niet beter kunnen smaken." Magreet: Ja mijnheer. (buigt diep) Baron: Kom, kom kindje (pakt haar hand) laat me je hand kussen. (ziet de ring, schrikt enorm, stoot een tafel om, de omstanders houden hun adem in) (stilte, bezinning bijn de Baron) (pakt haar bij de hand en trekt haar omhoog) Ik ben blij je weer te zien. Want ik zie, dat je mij iets wilt teruggeven wat eens van mij was (wijst naar de ring). Magreet: Uw woorden waren, Als je mij geeft, wat eens van mij was, zal ik jou iets teruggeven, wat voor jou bestemd was. (Verbaasd kijkt het gezelschap naar de Baron en het meisje) Baron: (roept) Dit meisje is geen kokkin. Integendeel, zij is voorbestemd om de vrouw van mijn zoon te worden. Laat niemand hier iets tegenin brengen, want het zou geen nut hebben, het zou net zo zinloos zijn als mijn weigering is geweest. (wenkt Frederik en leidt hem naar Margreet, zij kijken elkaar verwonderd aan) Wat het lot bijeen brengt, moet de mens niet trachten te scheiden. EINDE