De vijf heiligen van Elektrotechniek Hans van Drongelen en Ton Meijknecht Ingenieurs hebben altijd een religieuze roeping gevoeld. Het was aan hen om de wereld te redden van de ondergang. En dat gevoel heerst nog steeds. Men komt er alleen niet meer zo gemakkelijk voor uit. Het vormt ook geen integraal onderdeel van de opleiding. Hoogste tijd voor coming out!
Een geheugen van baksteen. Aan een kanaal van de oude vestingstad Delft, achter hoge bomen, staat een gebouw met pinakels en trapgevels in neogotische stijl. Houtsnijwerk siert de eiken voordeur. Daarboven vijf gebrandschilderde ramen met statige figuren. Op de hoeken torentjes met een hardstenen wenteltrap en spitsen met leien gedekt. Toch is het geen klooster. De vijf personen op het beschilderde glas zijn geen heiligen uit de hemel, maar gepersonifieerde werken van barmhartigheid. Ze verbeelden de zegeningen die we danken aan elektriciteit: kracht, beweging, warmte, licht en geluid. Het gebouw is een oud gebouw van de Technische Universiteit Delft. Honderd jaar geleden, in 1905 werd het in gebruik genomen als huisvesting voor de toen splinternieuwe studierichting Elektrotechniek. Het nieuwe trekt een eerbiedwaardig gewaad aan. De bouwer heeft duidelijk behoefte aan een culturele context voor zijn vernieuwing. Nu staat het gebouw er verlaten bij. De gebrandschilderde ramen met de vijf symbolische figuren zijn in 1969 verhuisd naar de nieuwe locatie. De brede gangen zijn kaal en leeg. Een collegezaal met gotische bogen en ramen wordt bewoond door een koppel duiven. In vier grote ruimtes die ooit dienden als practicumzaal of leslokaal wonen nu studenten antikraak. Elektrotechniek kent geen ambachtelijke voorgeschiedenis. In tegenstelling tot andere studierichtingen als civiele techniek bestaat er geen intuïtieve fase van deze tak van techniek. In de vroege Middeleeuwen waren het monniken die sloten groeven en dijken opwierpen. Dat was hun heilige taak. Elektrotechniek heeft geen dergelijk verleden om op terug te zien. Het kon zich pas ontwikkelen toen de kennis verwetenschappelijkt werd. Des te meer hadden elektrotechnische ingenieurs van een eeuw geleden de behoefte om religieuze aspecten van hun opdracht uit te drukken. Dit gebouw is een fragment Europese geschiedenis, een brokstuk van onze identiteit. Het is in zekere zin een archief van ons verleden. Waarom die verwaarloosd is, weet niemand meer. Men is het gewoon vergeten. In de jaren zestig gebeurde dat wel vaker. En toch, ga eens staan voor dat oude gebouw en proef de betekenis. Liever nog, zoek toegang en dwaal door de afgeleefde ruimtes. Je hart wordt beroerd door spijtige trots. Zelfs in zijn verlaten en verworpen staat straalt het gebouw nog zijn roeping uit. Je hoort het gebouw verzuchten: Ingenieur, ken je verleden!
Een ingenieur die haar verleden kent. Maaike Stevens, 25 jaar, student Industrieel Ontwerpen (IO), woont als student en bewaker in dit oude gebouw, in een van de grote kamers aan de voorkant, met uitzicht op het kanaal. Zij werkt aan haar eindpresentatie, een ontwerp voor een tentoonstelling over het begrip tijd. Dit is al iets bijzonders, een aanstaande ingenieur die zich bezighoudt met het begrip tijd. Is dit niet te abstract voor een student IO? Zijn studenten van deze faculteit niet altijd concreet bezig met de vorm van producten, de knoppen, de beeldschermen en de bijbehorende handleidingen? En zijn de vele marktonderzoeken waarop ze afstuderen al niet abstract genoeg? Tijd lijkt meer een onderwerp te zijn voor een filosofie- of natuurkundestudent. Ze heeft haar tentoonstellingsontwerp “Lost in 1
Time” genoemd. Wat wil Maaike daarmee zeggen? Op de dag waarop ze haar ontwerp als afstudeerproject aan haar afstudeerprof, haar begeleiders en familie en vrienden presenteert, wordt duidelijk wat ze op het oog heeft. Ook wordt duidelijk met wat voor type ingenieur we hier te maken hebben. Ze heeft ontheffing gevraagd van de plicht om in een van de zalen van IO af te studeren. Ze wil namelijk iedereen uitnodigen om naar het oude gebouw van de School voor Elektrotechniek aan de Kanaalweg te komen. Juist daar, in een van de oude collegezalen, wil zij haar presentatie houden. Maaike heeft het zo georganiseerd dat de binnenkomst al tot een inleiding van haar thema omgevormd wordt. Langs een rode lijn van tape die ze door de vergeten gangen van het gebouw heeft aangelegd, worden de genodigden via een stenen wenteltrap naar de collegezaal geleid. Voor de nauwe ingang tot de wenteltrap ligt op een kleine tafel een opengeslagen boek, van Tonke Dragt. In haar presentatie wordt duidelijk dat dit boek, “Aan de andere kant van de deur”(1992), haar tot de keuze voor dit project geïnspireerd heeft. Als twaalfjarige heeft zij dit boek, van haar ouders gekregen en heeft een diepe indruk op haar achtergelaten. Het is het verhaal van een jongetje dat op een dag achter de deur van de badkamer een wenteltrap naar een andere wereld ontdekt. Het is uitgangspunt voor haar tocht door de tijdzones geworden. Gesteund door visualisaties die zij op het witte doek projecteert, introduceert zij haar ontwerp van een reizende tentoonstelling over tijd, een zilverglanzende koepel bestaande uit ringen waarin bezoekers van de abstracte tijd in de buitenste cirkel binnen kunnen stappen in gestructureerde tijdzones. Dit zijn culturele gebruikswijzen van tijd, die zij ‘bakens’ noemt en waarin wij de tijdsbenadering van de christelijke wereld, de Islam, het jodendom, het boeddhisme en van de Aboriginals herkennen, elk met hun eigen opvatting van en omgang met tijd. Opvallend was dat Maaike zich niet verloor in technische details maar het aspect van tijdsbeleving van mensen in de uiteenlopende culturele tijdzones centraal bleef stellen. Het is weinig ingenieurs gegeven om de diepere motieven achter hun werk en functioneren helder te krijgen. Ze zijn zich amper bewust van hun lange traditie waarin hun voorgangers de kwaliteit van leven hebben willen verbeteren op grond van barmhartigheid en de overtuiging dat lijden en sterven niet van een onontkoombaar lot afhangen. Zeker in onze tijd komen ingenieurs over als praktische, goed getrainde lieden die met hun geweldige rekenkracht en technische vernuft tot grote prestaties in staat zijn, maar die nauwelijks lijken te weten in wat voor (traditioneel) kader hun werk staat. Ingenieurs zijn uiterst bekwaam en nijver, maar op een of andere manier ook ‘Lost in Time’. Het bijzondere van Maaike's project is dat zij het ontwerpproces van de ingenieur weet te koppelen aan het verschijnsel tijd. Alleen al door haar project te verbinden met een vroege leeservaring laat zien dat zij gevoelig is voor de diepe invloed van tijd en ervaring in haar denken en werken als ingenieur. Door gebruik te maken van het oude faculteitsgebouw voor haar presentatie benadrukt ze hoezeer eigentijds ontwerpen verbonden is met die oude tradities, waarin de werken van barmhartigheid gefundeerd zijn. Als onderzoeker heeft ze een grote spirituele gevoeligheid om de geest van het gebouw en van de tijd waaruit het stamt, te onderkennen en te gebruiken. Maaike is een klassiek voorbeeld van een ingenieur die allerminst verloren in de tijd staat. Ook haar afstudeerprofessor en haar projectbegeleiders erkenden haar bijzondere bijdrage, ze studeerde cum laude af.
De Mental Dinner Party - spirituele tafelgesprekken De hedendaagse ingenieur is het zicht op het verleden van zijn professie kwijt. Het woord roeping, dat nog te herkennen is in de architectuur van het oude gebouw van Elektrotechniek, is uit de praktijk van de ingenieur verdwenen. Niemand die het daar vandaag over heeft. Is de ingenieur de oude traditie van de werken van barmhartigheid die het fundament van zijn beroep uitmaken, vergeten? Is hij zijn waardevolle identiteit van helper in de nood uit het oog verloren? Waar studeert en werkt hij dan voor? Rondom deze vragen organiseren wij van MoTiv onze zogeheten Mental Dinner Parties1. MoTiv is de publieksnaam voor het Delfts studentenpastoraat. Als pastores willen wij studenten en de zogeheten professionals in het technische domein de spirituele bronnen die hun beroep vanouds kent, laten herontdekken en 2
zo de weg openen naar een nieuwe, uitdagende en vreugdevolle uitoefening van het vak. Juist in de uiterst complexe en snel veranderende technologische omgeving hebben mensen behoefte aan levensoriëntatie en persoonlijkheidsgroei. Een ingenieur moet stevig met beide benen op de grond staan en weten waar hij of zij in het woud van mogelijkheden naartoe wil. Deelname aan onze activiteiten is voor deelnemers veelal een spiritueel avontuur waarin persoonlijke ervaringen (biografie) gekoppeld worden aan de eisen en kwaliteiten van het beroep. Deskundigheidsbevordering moet wat ons betreft gelijk opgaan met persoonlijkheidsgroei. De identiteit van de ingenieur heeft altijd bestaan uit een samengaan van een persoonlijke gevoeligheid voor maatschappelijke kwesties en doeltreffend handelen vanuit kennis en vaardigheid. Deze identiteit die een grote mate van spiritualiteit bevat is niet verdwenen maar wordt slecht gekend. Hier missen (aanstaande) ingenieurs een vitale en creatieve bron in hun functioneren, waar zij hun hele leven plezier van kunnen hebben. De Mental Dinner Parties die wij organiseren zien we als een van de middelen om deze bron te hervinden en daar denken en doen op aan te sluiten. Wat gebeurt er op een Mental Dinner Party? In een kamer in het gebouw van MoTiv staat een tafel met een aantal stoelen erom heen. Het is zes uur in de avond en de tafel is gedekt; er komen studenten binnen. Twee van hen hebben een maaltijd gekookt. We zijn een moment stil of bidden en het gezelschap begint te eten. Als de eerste honger is gestild, stellen we de cruciale vraag: Kunnen jullie vertellen waarom jullie naar Delft zijn gekomen, waarom je hebt gekozen voor een loopbaan in de techniek2? Er komt een gesprek op gang. Na veertien dagen komt de groep terug, twee anderen hebben gekookt en er wordt op dezelfde manier begonnen, dezelfde vraag wordt gesteld. Dit gaat een hele tijd zo door, misschien wel een jaar lang. Bij de start is het een groepje van vier of vijf mensen. Telkens komt er een nieuweling bij. Sommigen denken: Dit leidt nergens toe, ik heb wel wat beters te doen. Zij haken af. In hun plaats komen anderen. Aan het eind bestaat de groep uit ongeveer vijftien deelnemers die na afloop heel wat geleerd blijken te hebben. Ze hebben geleerd op hun eigen gevoelens te vertrouwen. Ze hebben geleerd anderen te vertrouwen. Ze hebben een gemeenschappelijke taal ontwikkeld waarmee ze hun gevoelens kunnen verwoorden en begrijpen, elkaars gevoelens kunnen verstaan. Ze hebben onbekende terreinen betreden en zich daar heel goed gevoeld. Wat hier gebeurt is : met zorg voor de dingen en aandacht voor de mensen een omgeving creëren waarin mensen de gelegenheid krijgen om hun intuïties te verkennen en te verwoorden. Pas als mensen tot rust komen in een sfeer van vertrouwen kunnen ze tot zichzelf komen en het werken van de geest in zichzelf herkennen. Het is aan ons om dit mogelijk te maken. Ons aandeel hierin zouden wij als ‘spiritueel leiderschap’ willen betitelen. En aan het eind van dat jaar verandert het decor. De kamer is niet langer de intieme ruimte in MoTiv, maar een grote hal ergens op het universiteitsterrein. Niet slechts die vijftien studenten zijn aanwezig, maar zo’n honderd andere studenten. De studenten hebben hun vrienden uitgenodigd, hun studie- en huisgenoten, hun sportvrienden. Middenin de hal staat een tafel met vijf stoelen. Twee ervan worden bezet door studenten van de groep, één door een ervaren ingenieur met een gevorderde carrière, de vierde door een filosoof die niet bang is voor techniek. En de vijfde stoel is bestemd voor de gespreksleider. Van de oorspronkelijke opstelling is alleen de centrale vraag overgebleven: Waarom wil ik ingenieur worden? Eerst bespreken de vijf mensen aan de tafel deze vraag en op een gegeven moment worden de aanwezigen uitgenodigd zich in de discussie te mengen. Wat eerst privé was, wordt publiek. De gemeenschappelijke taal om kwetsbare gevoelens en motieven te delen, ontwikkeld achter gesloten deuren, wordt in de openbaarheid gebracht en zo getoetst. Je kunt je vinger er niet op leggen. Deelnemers aan deze maaltijden ervaren hier iets wat ze trekt en wat ze toch niet kunnen vasthouden. Dat juist intrigeert hen. Het eten dat ze er krijgen smaakt naar meer en dat houdt hen geboeid, juist in de dubbele betekenis van een vermoeden dat er nog veel meer inzit en een onvermogen om dit ‘meer’ ook helemaal te bevatten. Mahla Alizadeh Dehavi, 22 jaar, uit Iran verwoordt dit verlangen in een interview met journalist Angèle Steentjes in de MoTiv katern voor het universiteitsblad Delta3. Ze ziet uit naar het nieuwe jaar. Ze is student aan de Faculteit van Techniek, Bestuur en Management (TBM) en wil dan aan de volgende serie maaltijden deelnemen en inzicht krijgen hoe studenten van andere faculteiten van de TU Delft denken over de inhoudelijke kanten van het beroep. Aan het eind van de serie maaltijdgesprekken is er de slotbijeenkomst, die 3
de vorm heeft van een openbaar debat waarbij een gastspreker en publiek in discussie gaan. ‘Een jaar voordat het openbare debat plaatsvindt, wordt bij MoTiv elke veertien dagen een Mental Dinner Party gehouden. Hierin krijg je de ruimte om met medestudenten van andere opleidingen te praten en te discussiëren over kwesties als persoonlijke verantwoordelijkheid. Dat spreekt me erg aan. Regelmatig schuiven er ook genodigden uit de praktijk aan bij een dergelijke bijeenkomst en discussieer je ook met hen over dit soort kwesties. Een aantal van die vragen neem je ook mee naar het openbare debat en die kun je dan aan de genodigden voorleggen. Ik zie er best naar uit.’ Twee studenten die aan de afgelopen ronde hebben deel genomen, Jelle ten Hoeve, 25 jaar, en Arjen Kruithof, 24 jaar, kennen daarnaast ook het gevoel dat het hen niet loslaat. Hun enthousiasme uiten ze in een interview in dezelfde katern in Delta als waarin Mahla zich uitspreekt. ‘De intieme sfeer tijdens de maaltijd zorgt dat je diepe en persoonlijke gesprekken binnen de groep krijgt, en je wordt er meteen bij betrokken als nieuwkomer’. Maar daarnaast kennen ze ook een gevoel van frustratie. Jelle: ‘Ik ontdekte dat ik na een geweldige avond met een goede discussie, niet aan huisgenoten kon uitleggen waarom de avond zo geslaagd was. Op een avond was een adviseur van de minister van Verkeer en Waterstaat aanwezig. Hij had een interessant verhaal over hoe het ophogen van dijken al snel een politieke kwestie werd. Hij moest de minister iets adviseren wat die helemaal niet wilde horen. Dat is natuurlijk lastig. Het was heel interessant om met hem hierover te praten. Maar wat nu precies zo boeiend aan de discussie was, vind ik lastig om uit te leggen.’ Arjen heeft dezelfde ervaring. ‘Nog merkwaardiger is dat ik wel kan aangeven wat er mis is als een avond minder goed verloopt. Bijvoorbeeld dat het gesprek te hypothetisch bleef of te onpersoonlijk. Bij een succesvolle avond is de sfeer goed. Iedereen stimuleert elkaar en aan het eind heb je het gevoel dat je verder in je denken bent gekomen. Maar ik kon er toch niet de vinger op leggen waar dat succes precies aan te danken was.’ Het is onze ervaring dat technische studenten moeten wennen aan het spirituele tafelgesprek. Dat er aan het eind van de avond geen harde conclusies geformuleerd worden en dat ze deze niet als resultaat van het gesprek mee naar huis kunnen nemen, is iets waar zij grote moeite mee hebben. Tegelijkertijd worden ze elke keer weer verrast door hun gevoelens en intuïties waarvan zij de kracht niet eerder hadden onderkend. Zij beginnen met het ontginnen van onbenutte potenties en kwaliteiten die diep in hen verborgen lagen. Ontdekken wie je als ingenieur bent Ook al kun je de vinger er niet op leggen om vast te stellen hoe iets werkt, toch gaat er een aantrekkelijke, misschien zelfs verleidelijke kracht van uit. Het heeft bijna iets erotisch. Je wordt onweerstaanbaar aangetrokken door iets wat je niet kunt definiëren, maar wat ontegenzeggelijk invloed op je uitoefent. Komt het door de kracht, de innerlijke potentie, die erdoor wordt losgemaakt? We merken het zelf, als organisatoren van de Mental Dinner Parties, hoeveel energie het ons kost om de gesprekken te volgen, en, hoeveel energie van deze bijeenkomsten bij ons terugkomt in de vorm van enthousiasme, vitaliteit, ondernemingszin, plezier. Dat er een bijzondere werking van een Mental Dinner Party uitgaat, laat zich ook zien in de trouw van de deelnemers. Het kost ons geen enkele moeite om de deelnemende studenten elke twee weken bij elkaar te krijgen, we hebben geen presentielijst, we hoeven geen druk uit te oefenen wanneer er taken te verdelen zijn, we hoeven geen sancties voor wangedrag af te kondigen, alles verloopt in harmonie. En zelden zijn er conflicten; als ze er zijn worden ze binnen het groepsproces op een haast natuurlijke wijze opgelost. Ingrijpen is niet aan de orde. Er ontstaat blijkbaar iets van een (tijdelijke) spirituele gemeenschap die ongeschreven regels kent. Voor ons is de spirituele kracht en betekenis van de Mental Dinner Party duidelijk geworden: wij zien hoeveel persoonlijke kwaliteiten bij de deelnemers zichtbaar worden. Kwaliteiten die voor elke deelnemer weer anders zijn. In deze zin ontstaat er geen eenvormige modelstudent, maar worden deelnemers uitgedaagd om hun innerlijke kwaliteiten die zij misschien oppervlakkig of helemaal niet kennen, te identificeren, eigen te maken en te ontwikkelen. Wij menen dat deelnemers door deze benadering een gevoeligheid ontwikkelen, niet alleen voor wat anderen zeggen en denken en voelen, maar ook voor wat er in henzelf omgaat. En ook al willen wij er ons voor behoeden om causale verbanden te leggen (we hebben het gevoel dat we de krachten waarmee we werken daardoor juist zouden frustreren) kunnen we zeggen dat deze gevoeligheid die zich binnen de deelnemers ontwikkelt een 4
verbinding tot stand brengt, niet alleen met mensen die vreemden voor elkaar waren, niet alleen met het uiteindelijke doel om een publiek debat te organiseren, maar vooral met de wezenlijke traditie van de ingenieur. Ze pluggen in op een onzichtbare, veelal vergeten beroepsspiritualiteit die allerminst uit onze wereld verdwenen is. Dit schept een grotere en diepere zelfkennis waarmee zij hun voordeel doen. Zij voelen zich bevestigd en gesterkt in hun keuze voor techniek en het beroep van ingenieur. Zij durven keuzes te maken en stappen te zetten in hun professionele ontwikkeling. Zij staan voor hun mening. Met andere woorden, wij zien hen uitgroeien tot zelfstandige mensen, die met overtuiging en creativiteit aan het werk gaan. Het beroep dat zij gekozen hebben, wordt een bron van vreugde. Zij worden ingenieurs, die zich zeker niet in de tijd verloren zullen voelen. Unsung Heroes Denken in lange termijnen, denken in andere werelden, en dat volhouden, door tegenslagen en tegenwerking heen, daarmee wordt een ingenieur gekenmerkt. Het is zijn beroepsplezier, de assen van het bestaande te verleggen. Ook de ontwikkeling van dit aspect van zijn beroepsuitoefening hoort thuis in de opleiding. Een ingenieur is spiritueel of hij is niet. De geschiedenis van de waterzuivering van Chicago brengt exemplarisch in beeld hoe belangrijk deze houding is. De stad betrok vanaf haar ontstaan haar drinkwater uit het Meer van Michigan. Tegelijkertijd loosden slachterijen en leerlooierijen de resten van het vee onbekommerd via de Chicago River op het meer. Op sommige plaatsen lag een dikke korst op het water, zo stevig dat vogels erop konden staan. De omslag kwam in 1885. Een zware storm die gepaard ging met hevige regenval dreef het vervuilde water van het meer terug naar de stad waardoor het via het inlaatpunt in het drinkwater kwam. De vervuiler kreeg zijn bedorven materiaal terug. Een tyfusepidemie was het gevolg, waaraan vele duizenden inwoners van de stad stierven. Groot was de schrik en de verontwaardiging. Dit mocht nooit meer gebeuren. Het stadsbestuur nam het besluit om de loop van de rivier te verleggen naar het zuiden, weg van het meer. De Chicago River mondde voortaan uit op de Mississippi. Zoals zo vaak, leverde deze oplossing weer andere problemen op. De steden langs de Mississippi maakten bezwaar omdat zij met de vervuiling werden belast. Omstreeks 1920 bouwde Chicago een eerste waterzuiveringsinstallatie. Daarmee zette men een nieuwe route in, die in 1985 uitkwam bij het project van de Deep Tunnel. Dat is een tunnelbuis van zes meter doorsnede die bij zware regenval het rioolwater opvangt, zodat het niet overloopt naar het Michigan Meer en het meer toch nog vervuilt. Er is een reservoir dat het rioolwater tijdelijk kan bergen. Van daar wordt het gezuiverd en alsnog teruggepompt in de rivier. Het project straalt vertrouwen uit. Techniek heeft iets te maken met de wet van behoud van ellende, maar mist de daarbij behorende moedeloosheid: men gaat er elke keer weer fris tegenaan. Vier generaties van civiele ingenieurs zijn nu al verbonden met dit werk. Lukt een bepaalde oplossing niet, of ontstaat er onverwacht een nieuw probleem, dan zoeken ze weer zolang door tot ze een betere oplossing hebben gevonden. Zo is techniek een zaak van ageren en reageren, een werk van aanhoudend en evenwichtig beheer. Ingenieurs moeten een lange adem hebben en een diepe verbondenheid met hun opgave. Hier komt iets ongrijpbaars naar voren, de identiteit van een ingenieur. Los van de identiteit van de persoon is er een identiteit van de beroepsgroep. Een lid van de groep weet van zichzelf wat dat is. De andere leden weten het ook van elkaar. En het publiek heeft eveneens gerichte verwachtingen van de beroepsgroep. Ingenieurs hebben als beroepskenmerk dat ze de publieke veiligheid boven alles stellen. Niemand is teleurgesteld of verontwaardigd, wanneer een directeur het belang van zijn bedrijf bovenaan stelt. Dat past bij de algemene verwachting. Maar van een ingenieur verwacht iedereen dat hij het algemene belang op het oog heeft wanneer hij tot een uitspraak komt. Een ingenieur heeft verplichtingen die hij niet zou hebben wanneer hij een ander beroep uitoefende; hij is gebonden aan het morele ideaal van zijn beroepsgroep. Als je de machinekamer van The Deep Tunnel Project in Chicago bezoekt, honderd meter onder de grond, begin je oog te krijgen voor de bijzondere taak en inzet van generaties ingenieurs die hun beste krachten en kennis aan dit project gegeven hebben. Aan de voet van een liftschacht vind je een twintig meter hoge hal, waar twee reusachtige pompen staan en nog plaats is voor een derde. Je kunt de buizen zien, waardoor het water stroomt. 5
Een van de buizen is buiten gebruik, zolang de derde pomp nog niet werkt. Die buis is afgesloten en steekt de ruimte binnen. Wanneer de afsluiter het zou begeven, stroomt de hele hal en de liftschacht binnen drie minuten vol met water. Dan moet je wegrennen, met het water kolkend achter je aan, honderd meter omhoog de trap op. Techniek gaat om met bovenmenselijke krachten, met onvoorstelbare risico’s. Dat roept een gevoel op van ontzag, van vrees vermengd met bewondering. Zulke krachten te kennen en te berekenen, dat is het werk van ingenieurs. En daarbij moeten ze ook weten welke marges van onzekerheid er zijn. De burger mag ervan uitgaan dat die berekeningen kloppen. Dat roept een gevoel op van dankbaarheid, dat er mensen zijn die de verantwoordelijkheid willen dragen voor dit riskante waterproject. Het zijn helden, die in de muil van deze onderaardse slang durven te kijken om ons gezond drinkwater te garanderen. En die zich bovendien over vele generaties aan dit werk verbinden, zodat het ook later nog betrouwbaar blijft. Maar het zijn onzichtbare helden die elke dag gewoon hun werk doen, 'The Unsung Heroes'. Juist tegenwoordig is het lot van de ingenieur dat hij onbekend blijft. Hij is een onbezongen held, waar niemand het over heeft, maar die intussen essentiële dingen doet met een grote vasthoudendheid en betrouwbaarheid. Dit is de positie van de meeste ingenieurs. De stille krachten die sluimeren in de mensen en die ze zelf kunnen ontwikkelen en inzetten voor hun eigen en andermans welzijn, verdienen het om uitdrukkelijk naar voren gehaald te worden. Dit is wat wij doen; wij willen deze heroïsche kant van deze vorm van ingenieur-zijn belichten. Het zijn deze krachten en geen andere die de toekomst ontsluiten. Conclusies Wat wij vanuit onze ervaring merken is dat de opleiding voor ingenieur slechts een halve ingenieur beoogt en niet zijn hele persoon. De opleiding richt zich alleen op zijn gebruikswaarde, niet op zijn bezieling. Wij zien dit als een groot verlies, niet alleen voor de persoon zelf, maar voor de samenleving als geheel. Voor de persoon is dit een verlies omdat hij in zijn leven en de uitoefening van zijn beroep geen gebruik kan maken van krachtige en vitale bronnen die in de voorgaande eeuwen zijn beroepsgenoten hebben geïnspireerd en gemotiveerd. Voor de samenleving is dit een groot verlies omdat voor de grote vragen en uitdagingen waar we voor staan uiterst gedreven ingenieurs nodig zijn die zich met hart en ziel kunnen wijden aan de opdracht die zij hebben: zorg te dragen voor leven en welzijn van mens en wereld. Het is ons duidelijk dat deskundigheid alleen voor de beoefening van het vak van ingenieur niet genoeg is, maar dat ze gevoed dient te worden door bezieling, waardoor de ingenieur de buitengewone inspanning kan leveren die de toekomst van hem vraagt. Niet dat bezieling en hartstocht voor het vak niet aanwezig zijn – In het onderlinge verkeer tussen studenten en docenten en tussen ingenieurs en onderzoekers onderling slaat de vonk van bezieling en overgave zeker over, maar dit gebeurt veelal terloops, bij toeval. En waar het in dat geval dan aan ontbreekt, is aan kennis en inzicht om de oeroude spirituele traditie van dit beroep te herkennen en effectief in te zetten. Dat zien we als een gemiste kans. Volgens ons worden de waarde en de betekenis van bezieling te weinig als wezenlijk onderdeel van de opleiding en het beroep erkend. Wij menen dat spiritualiteit onmisbaar is bij de opleiding van ingenieurs en daarin gerichte aandacht dient te krijgen. Wij willen ervoor pleiten dat de ingenieur zich al tijdens zijn opleiding van de waarde en betekenis van spiritualiteit bewust wordt. Want eenmaal onderkend zijn de spirituele vermogens van een mens een bron van vreugde voor zichzelf en een grond voor vertrouwen voor anderen. Een spiritueel mens leeft volledig in zijn eigen tijd, met grote aandacht voor wat er gebeurt, en met verlangen een eigen bijdrage te leveren. Denken en doen, bezinning en actie – een grondbeginsel van spiritualiteit - komen dan volledig in het beroep van ingenieur tot gelding. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is te komen tot verwondering. Dit is de eerste stap in een spirituele verkenningstocht. Er blijken tot verbazing van elke beginner krachten in hem te spelen die hij nog nooit had onderkend, potenties die nog onbenut waren. Hij kan ze alleen niet zelf ontginnen. Wij zien het als onze taak – we noemen dit spiritueel leiderschap – om een geschikte omgeving te creëren die mensen in staat stelt om hun intuïtie te verkennen en te verwoorden. Pas als mensen tot rust komen en bij zichzelf kunnen komen, herkennen ze de geest die in een bepaalde omgeving op ongearticuleerde wijze werkzaam is. Wat wij als onze taak zien is 6
om de grote fundamentele krachten van deze geest zichtbaar en bespreekbaar te maken, waardoor toekomstige ingenieurs in staat zijn in overeenstemming met deze geest te handelen. Wij denken dat onze conclusies niet alleen gelden voor de beroepsgroep van de ingenieurs. Ook in andere beroepsgroepen levert bezieling een beslissende bijdrage aan de kwaliteit van deskundigheid en de mate van inzet. Voor een goede ontsluiting van de toekomst van de mensheid wereldwijd is het ontwikkelen van spiritualiteit daarom een absolute voorwaarde . Hans van Drongelen en Ton Meijknecht hebben beide hun theologische opleiding voltooid en zijn aangesteld als theoloog en pastor bij MoTiv aan de Technische Universiteit Delft door resp. de Protestantse Kerk in Nederland en de rooms-katholieke kerk. Zij hebben de laatste jaren in binnen- en buitenland over de spiritualiteit van de ingenieur gepubliceerd . Publicaties: De reis van de ingenieur, Ontwerpen, dromen en bouwen, Zoetermeer 2001. How is the Spirituality of Engineering Taught or Conveyed? In International Journal of Engineering Education, Vol.20, no. 2, 2004. Samen met Erik Borgman, Zaaien in goede grond: Pastoraat als zoeken naar een gemeenschappelijke taal, in: Tijdschrift voor Theologie, 44ste jaargang 2004, in Engelse vertaling verschenen in Implicit Religion, 9.1 (2006). Ook maakten ze films: Lost in Time (op DVD, 2005) en My Mission (DVD, 2006). Literatuur: Davis M. (1998). Thinking like an Engineer. Oxford University Press. Oxford. Florman S. C. (1996). The Existential Pleasures of Engineering. St. Martin’s Griffin. New York. Harries K. (2001). Infinity and Perspective. The MIT Press. Cambridge MA. Nussbaum M.C. (1998). Cultivating Humanity. Harvard University Press Cambridge MA. Toulmin S. (2001). Return to Reason. Harvard University Press. Cambridge MA. 1 Binnen een Mental Dinner Party gelden zeven eenvoudige regels. Ze lijken misschien oppervlakkig, maar tonen pas hun diepere betekenis wanneer ze worden ervaren, net zoals toneelaanwijzingen. 1. Er is geen agenda. Er worden geen besluiten genomen en er zijn geen notulen. 2. Het eten op tafel is zorgvuldig bereid. De tafel is netjes gedekt. Dit is een uiting van gastvrijheid, een teken van openheid en ontvankelijkheid. 3. Er is een korte ceremonie aan het begin, een moment van stilte, een moment van concentratie. 4. Na een gebruikelijke wens van smakelijk eten geeft de gastheer, de pastor, misschien een korte inleiding. Misschien ook blijft hij zwijgen. 5. Momenten van stilte zijn buitengewoon belangrijk. De gastheer zal ze niet verbreken, wanneer ze zich voordoen. 6. Het gesprek verloopt in ongelijkmatige stromen met momenten van verveling en momenten van heftige belangstelling. 7. Het einde van de maaltijd is nog niet het einde van de Party. Er volgen nog vele belangrijke uitwisselingen tijdens het afruimen en de afwas. Kortom, in een Mental Dinner Party worden de diepere drijfveren onthuld, vergelijk Paul Tillich’s ‘ultimate concern’. 2 De auteurs hebben hun ervaring opgedaan in meer dan tien jaar pastorale arbeid binnen een opleidingsinstituut voor ingenieurs. Daarom spreken ze in deze tekst vooral van ingenieurs. Dat wil niet zeggen dat hun bevindingen uitsluitend van toepassing zijn op ingenieurs. De kenmerken van andere welgefundeerde beroepen als onderwijzer, leraar, arts of jurist lijken op die van ingenieurs. Vervang daarom het woord ingenieur voor een willekeurige andere beroepsaanduiding. Hun ervaringen zijn niet specifiek. 3 Angèle Steentjes, Wil de echte ingenieur opstaan! MoTiv katern, editie voorjaar 2005, Delta, Delft.
7