De verzekeraars komen! Mallee vindt het belangrijk dat de keuringen van gedeeltelijk en volledig arbeidsongeschikten in een hand komen. Zoals de kaarten nu liggen, beoordeelt het UWV of een werknemer na twee jaar ziekte volledig arbeidsongeschikt is. Volgens Mallee is het een goede zaak dat het UWV ook de keuring voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten ter hand neemt.
‘Als verzekeraars deze keuring uitvoeren, loop je dus wel de kans dat verzekeraars de krenten uit de pap halen. Werknemers die door het UWV als gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn gekeurd, worden dan door verzekeraars geheel arbeidsongeschikt verklaard.
Bijvoorbeeld omdat ze geen brood zien in een reintegratietraject.
Gevolg: gesol met keuringen en mensen. De keuringen moeten dus in een hand blijven.’
De theorie is prachtig, de praktijk weerbarstig. Want waar verzekeringsmaatschappijen reclame maken voor all-in polissen, daar is de efficiency in de praktijk nog ver te zoeken. Mallee vond in zijn onderzoek nog maar weinig terug van de verwachte synergie.
‘De toename in aandacht van verzekeraars voor de reintegratieen arbodienstverleningsmarkt is er beslist. En ik vind dat zeker geen slechte ontwikkeling.
Verzekeraars hebben meer baat bij het zo snel mogelijk weer aan de slag krijgen van werknemers dan arbodiensten. Maar je merkt in de praktijk zo weinig van die verwachte voordelen.’
Mallee wil wel dat de overheid een aantal waarborgen inbouwt.
Zo dient er verstandig te worden omgegaan met de privacy en is gedwongen winkelnering taboe voor hem. Als die gevaren worden geelimineerd, kan er nog iets moois ontstaan. Mallee: ‘Ik zie wel wat in marktwerking en vooral minder regelgeving. Ik hoop dat de arbodienstverlening met deelcertificering gaat werken.
De wens van werkgevers is om zoveel mogelijk alles bijeen te hebben. Je ziet het ook in MKBsectoren.
Die werken steeds vaker met brancheloketten.’
TNO-Arbeid onderzoeker en teamchef Dick van Putten vindt de uitkomsten van Mallee niet vreemd. Het is namelijk erg moeilijk om theoretische aannames in de praktijk terug te vinden. ‘Een euro geinvesteerd in zorg zou vijf euro aan reductie van verzuimkosten opleveren.
Dat zie je in de praktijk niet terug. Ook ontbreekt het aan goede voorbeelden van samenwerking tussen bijvoorbeeld zorg- en inkomensverzekeraars.
Ik heb nog geen artikel daarover gelezen. Dat komt omdat de kosten door de zorgverzekeraars worden gedragen en de baten voor de inkomensverzekeraars zijn.’
In die zin zou dus een samenklontering zoals bij Achmea heilzaam kunnen werken. Van Putten: ‘Wellicht. Maar tot nu toe heb ik geen cijfers gezien die dat onderstrepen.’
Vooralsnog blijft het ook voor hem koffiedik kijken. ‘Deze trend is wenselijk. Je mag verwachten dat mensen adequaat en snel doorverwezen worden.
Al is het maar om de loonschade te beperken. Maar het blijven wel commerciele ketens die winst moeten maken en het ontbreekt aan toezicht zoals in de curatieve zorg. Bij reintegratiebedrijven en arbozorg ontbreekt een toezicht op de kwaliteit van de zorg. Je weet dus niet in hoeverre een kostenreductie in de keten ten koste gaat van de keuzevrijheid van de patient en onafhankelijkheid van de bedrijfsarts.
Dat moet transparant zijn.Toezicht van de overheid is hier dus ook noodzakelijk.’
ARBODIENSTEN EN HUN AANDEELHOUDERS
Lou Spoor, directeur Strategie & Ontwikkeling van Achmea ziet louter voordelen in de bemoeienis van verzekeraars met arbodiensten en reintegratiebedrijven.
‘Wij concurreren op prijs en faciliteiten. Daarnaast hebben de reintegratiebedrijven een eigen keurmerk ontwikkeld dat staatssecretaris Rutte zo goed vindt dat hij het landelijk invoert. En wij mogen dan als Achmea eigen reintegratiebedrijven hebben, dat betekent niet dat onze bedrijfsartsen niet naar anderen mogen doorverwijzen. Wij hebben en willen ook niet alles in huis hebben. Waarom dan wel een eigen arbodienst en
reintegratiebedrijven?
Niet vanuit onvrede met bestaande arbodiensten, maar omdat we daarmee efficienter kunnen werken en sneller door kunnen verwijzen.
Het is wel moeilijk interventies tastbaar of kwantificeerbaar te maken. Toch laten we dat regelmatig onderzoeken. Niet om de druk op onze bedrijven te verhogen, maar om te kijken of het niet beter kan.’
Spoor wuift kritiek van de SP en in mindere mate van Mallee van de hand. ‘De keuringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten kunnen wij prima doen, maar dat ligt gevoelig. We krijgen dan heel politiek Nederland over ons heen. Daarom heb ik niet anders begrepen dan dat het UWV dit gaat doen. Dat we de krenten uit de pap zouden halen door bijvoorbeeld gedeeltelijk arbeidsongeschikten volledig af te keuren om zo alleen de makkelijk te reintegreren klanten over te houden, is dan ook onzin.’
Ook van gerommel met aanstellingskeuringen is Spoor niets bekend. ‘Ik heb nog niet een geval gehoord van een verzekeraar die zich met aanstellingskeuringen bemoeit of werknemers onverantwoord snel aan het werk wil sturen. Zo dicht zitten we niet op het proces. Wij spreken werkgevers aan als ze een hoog verzuim hebben, maar het interesseert ons geen bal hoe het proces eruit ziet. Als het resultaat maar goed is. En het resultaat wordt beter als snel wordt ingegrepen.
Hoe langer de brand woedt, hoe moeilijker die te blussen is. De werkgever neemt afscheid van de werknemer en de werknemer raakt uit het ritme. Maar ik zie geen verschil tussen de benadering van ons en die van het UWV. Ook zij gebruiken de Wet verbetering poortwachter om te kijken of er wel genoeg gedaan is om de werknemer terug te leiden. Wij doen niet anders. Je spreekt vooral de werkgever aan op zijn daden. De arbodienstenmarkt is geen wildwestmarkt.
Alle gecertificeerde arbodiensten werken op nagenoeg dezelfde wijze. Zolang de verplichte aansluiting van de bedrijven bij arbodiensten een feit is, vragen wij dus aan bedrijven of ze wel goed gebruik hebben gemaakt van de arbodiensten. De werkgever is verantwoordelijk voor goede arbeidsomstandigheden.’
Toch is Jan van Zijl, voorzitter van de RWI, het adviesorgaan voor de minister van SZW over arbeidsmarktbeleid, er niet helemaal gerust op. ‘De markt moet geen grote grijze gehaktbal van enkele belangrijke spelers worden.
Dan wordt maatwerk moeilijk en loopt ook de financiele transparantie van diensten gevaar. Ik zie plussen en minnen. Synergie in de samenwerking tussen verzekeraars, arbodiensten en reintegratiebedrijven is natuurlijk een voordeel. Maar er moet dan wel sprake zijn van voldoende keuzemogelijkheden en diversiteit.
Het mag niet zo zijn dat enkele arbodiensten en verzekeraars de dienst uitmaken. We moeten naar een echte markt die bovendien de schadelast beperkt en niet premies omslaat zoals vroeger gebeurde met collectiviteiten.
Als het samenspel tussen verzekeraars, arbodiensten en reintegratiebedrijven leidt tot nadelen, kan nadere regelgeving onvermijdelijk zijn, al roepen corrigerende maatregelen vaak nieuwe nadelen op. De klant moet genoeg keuze hebben. Wij gaan als RWI alle activiteiten en resultaten goed in beeld brengen.
Daarom willen we binnen twee jaar een kwaliteitskaart maken met de prestaties van arbodiensten en reintegratiebedrijven.’
Voorlopig lijken Achmea, Interpolis en VGZ de enige verzekeraars die wat zien in ‘eigen’ arbodiensten. Zo ziet Delta Lloyd bijvoorbeeld niets in een ‘eigen’ arbodienst. Woordvoerster Angelique Bronneberg: ‘We laten onze verzekerden vrij in de keuze van een arbodienst. Natuurlijk stellen we wel een aantal kwaliteitscriteria.
Zo willen we niet dat werkgevers het meest uitgeklede contract kiezen. Sinds 1 januari kunnen werkgevers die bij ons verzekerd zijn, wel kiezen voor een preferred supplier. Dat is ArboNed. Er bleek behoefte te zijn aan een koppeling tussen verzekering en arbodienst, omdat de gegevensuitwisseling dan wat makkelijker gaat en kostenvoordeel te behalen valt.
Onze verzekerden krijgen een korting op de premie. Maar we bieden uitdrukkelijk zowel het inschakelen van een arbodienst naar keuze als de keuze voor onze preferred supplier aan.’
Waar bedrijven gezamenlijk een markt beheersen, bestaat de kans op prijsafspraken. SP’er De Wit is daarvoor het meest beducht.
‘Wij vinden het sowieso verwerpelijk dat private verzekeraars gaan werken met publiek geld. Het verzekeren van arbeidsongeschiktheid, reintegratie en preventie zijn van oudsher publieke taken. Wij vinden niet dat verzekeraars ongelimiteerd hun gang mogen gaan. Wat gebeurt er met de premies?
Het uitgangspunt moet zijn dat ze in ieder geval gelijk blijven.
Wij vrezen echter prijsopdrijving.’
Volgens Van Putten zal het niet zo’n vaart lopen. ‘Nee, ik denk dat daarvoor de angst voor de Nederlandse Mededingings Autoriteit (NMA) te groot is. Zo was ik laatst op een bijeenkomst over de verwijsfunctie van de bedrijfsarts en afspraken die met zorgverzekeraars te maken zijn.
Nadrukkelijk kwam daar naar voren dat afspraken niet in een keer te maken zijn, omdat de NMA dwars gaat liggen. Die blijft blaffen. Een goede zaak.’
Ook Spoor ziet geen prijsopdrijving ontstaan. Sterker, hij verwacht een geleidelijke daling van de premies. ‘Wij verzekeraars concurreren elkaar de tent uit. Zowel op prijs als op voorwaardengebied.’