De verwerving van het lidwoord door tweetalige kinderen in Frankrijk en Spanje
en de invloed van de gebruikte lesmethoden
Eline Rusman – Universiteit van Amsterdam
2
De verwerving van het lidwoord door tweetalige kinderen in Frankrijk en Spanje
en de invloed van de gebruikte lesmethoden Eline Rusman Studentnummer 0040231 Masterscriptie Nederlandse taal & cultuur Universiteit van Amsterdam Begeleider: Aafke Hulk Tweede lezer: Folkert Kuiken Juli 2011
3
4
Inhoudsopgave Voorwoord
6
Inleiding
7
1. Leermiddelen
9
1.1 Van horen en zeggen
9
1.2 Zin in taal
12
1.3 Taalactief
14
1.4 Taalverhaal
16
1.5 Conclusie
17
18
2. Theoretisch kader
2.1 De verwerving van Nederlandse lidwoorden door monolinguale kinderen 18 2.2 De verwerving van Nederlandse lidwoorden door tweetalige kinderen 2.3 Transfereffecten in de verwerving van een tweede taal
19 20
2.4 De verwerving van Nederlandse lidwoorden door Romaanstalige kinderen 21 3. Hypotheses
24
4. Methode
26
4.1 Materiaal
26
4.2 Deelnemers
28
4.3 Procedure
31
33
5.1 Nederlands Onderwijs Costa Blanca
33
5.2 Institut Néerlandais in Parijs
36
39
6.1 Leeftijd
39
6.2 Input
41
6.3 De invloed van de taal
41
6.4 Leermiddelen
42
43
5. Resultaten
6. Discussie
7. Conclusie
Bibliografie
45
Bijlagen
48
5
Voorwoord Het was voor mij een grote beslissing om vijf jaar na het behalen van mijn bachelor toch nog de Master te gaan doen die altijd nog in mijn hoofd heeft gezeten. Ik ben er dan ook trots op dat het mij gelukt is om deze, naast mijn baan, binnen anderhalf jaar af te ronden. Het vinden van een scriptieonderwerp vond ik lastig maar uiteindelijk ben ik heel blij met het onderwerp dat ik gekozen heb. Al mijn interesses komen hierin samen. Omdat ik binnen de Master Nederlands de richting Nederlands als tweede taal heb gedaan, sluit dit onderwerp goed aan op de vakken die ik heb gevolgd. Bovendien kwamen mijn minor Frans en mijn taalcursus Spaans goed van pas. Ik heb de onderzoeken in Spanje en Frankrijk met heel veel plezier uitgevoerd. Het was een mooie en unieke ervaring om van dichtbij Nederlandse lessen voor kinderen in het buitenland mee te maken. Het is bijzonder dat dit gesteund wordt door de Nederlandse overheid (via de Stichting NOB) want vele andere kleinere talen hebben deze mogelijkheid niet in het buitenland. Ik heb deze scriptie niet kunnen realiseren zonder de medewerking van Nederlands Onderwijs Costa Blanca in Spanje en het Institut Néerlandais te Parijs. Mijn dank gaat dan ook uit naar de docenten en stagiaires van deze scholen en voornamelijk naar Mariska Dubbelman, directrice van de scholen van Nederlands Onderwijs Costa Blanca en Eline van der Voort, coördinatrice van het primair onderwijs van het Institut Néerlandais voor hun warme welkom en hun enthousiaste medewerking. Ook dank aan de enthousiaste moeders in Spanje die mij van veel input hebben voorzien! Natuurlijk wil ik ook mijn scriptiebegeleider, Aafke Hulk, bedanken voor haar inzet, positiviteit en fijne samenwerking. Daarnaast ook dank aan mijn tweede lezer, Folkert Kuiken. Tot slot, waren het vertrouwen en de hulp van mijn ouders en mijn vriend, Jeroen, die ik heb gehad tijdens het hele proces van de scriptie, constant een reden om door te gaan. Jeroen, dank voor je begrip en steun de afgelopen anderhalf jaar!
6
Inleiding De en het. Het lijkt zo vanzelfsprekend maar voor tweetalige volwassenen en kinderen is de verwerving van deze Nederlandse lidwoorden een groot probleem. Bij zowel volwassen als jonge tweede‐taalverwervers van het Nederlands en zelfs bij monolinguale kinderen, verloopt de verwerving van lidwoorden traag en met veel fouten. Pas rond het zevende jaar hebben monolinguale kinderen de en het onder de knie. Dit in tegenstelling tot Romaanstalige monolinguale kinderen, die hun lidwoorden al tussen het derde en vierde levensjaar beheersen. Dit onderzoek zal zich richten op de verwerving van het lidwoord door tweetalige kinderen die naast het Nederlands ook Frans of Spaans of zelfs een derde taal spreken. Ondanks dat ook de verwerving door volwassenen niet probleemloos verloopt, wordt dit buiten dit onderzoek gehouden. Tweetalige kinderen doen er nog een stuk langer over dan monolinguale kinderen om de lidwoorden te verwerven of bereiken zelfs nooit het eindstadium. Hier liggen diverse oorzaken aan ten grondslag die in dit onderzoek zullen worden behandeld. Uit diverse onderzoeken (o.a. Cornips & Hulk 2008, Unsworth 2008) blijkt dat de leeftijd, de age of onset (de leeftijd waarop kinderen de andere taal gaan verwerven) en de length of exposure (de lengte van blootstelling aan de andere taal) voor zowel een versnelling of vertraging van de verwerving van lidwoorden kan leiden. Bovendien spelen de kwaliteit en de kwantiteit van de input van de taal een rol alsmede de invloed van de eerste taal, waardoor eventuele transfereffecten in de tweede taal kunnen optreden. Wat echter nog nooit is onderzocht, is of de gebruikte taallesmethode in de klas een rol zou kunnen spelen bij de verwerving van lidwoorden en dus voor een vertraging of versnelling zou kunnen zorgen. Ondanks dat er diverse onderzoeken naar de verwerving van Nederlandse lidwoorden door kinderen zijn gedaan, heeft een dergelijk onderzoek in het buitenland ook nog niet plaatsgevonden. Dit onderzoek is uitgevoerd op twee NTC‐scholen 1 , Nederlands Onderwijs Costa Blanca in Spanje en het Institut Néerlandais in Parijs. Bij in totaal 35 kinderen is een test uitgevoerd waarbij de kennis van de lidwoorden is uitgelokt. Op de school in Spanje wordt gebruik gemaakt van een geïntegreerde NT2‐versie 2 van een reguliere taallesmethode en op de school in Parijs wordt een reguliere taallesmethode gebruikt die ook door monolinguale kinderen in Nederland wordt gebruikt. Er zijn diverse taallesmethoden op de markt die vrijwel allemaal een andere aanpak hanteren. Naast de reguliere methoden voor monolinguale kinderen, bestaan er specifieke NT2‐lesmethoden en geïntegreerde NT2‐versies van reguliere methoden. In deze scriptie wordt onderzocht of de NT2‐ lesmethode voordeel kan hebben boven de reguliere lesmethode in meertalige klassen voor wat 1 NTC= Nederlandse Taal & Cultuur. NTC‐scholen zijn scholen die Nederlandse lessen verzorgen in het buitenland en worden gesteund door de Stichting NOB (Nederlands Onderwijs Buitenland) 2 NT2 = Nederlands als tweede taal
7
betreft de verwerving van lidwoorden door Nederlands/Romaanstalige kinderen. Naast de eventuele invloed van de lesmethode, worden de andere hierboven genoemde factoren die kunnen bijdragen aan een versnelling of vertraging van de verwerving van lidwoorden, behandeld. In het eerste hoofdstuk zullen er vier lesmethoden nader worden besproken. Van deze vier methoden wordt de methode die gebruikt wordt op Nederlands Onderwijs Costa Blanca en de methode die gebruikt wordt op het Institut Néerlandais ook uitgelicht. Vervolgens zal de bestaande literatuur over de verwerving van lidwoorden door monolinguale en tweetalige kinderen, eventuele transfereffecten en de verwerving van lidwoorden door Romaanstalige kinderen, besproken worden in het theoretisch kader. Daarna worden de hypotheses uiteengezet en vervolgens wordt de gebruikte methode besproken. In een volgend hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek uiteengezet, gevolgd door een discussie en tot slot de conclusie.
8
1. NT2‐Leermiddelen In dit hoofdstuk wordt de behandeling van het lidwoord in vier verschillende taallesmethoden beschreven. De lesmethode Taal actief 3 met een geïntegreerde versie voor NT2‐leerlingen wordt gebruikt op de scholen van Nederlands Onderwijs Costa Blanca en Taalverhaal, een lesmethode die niet specifiek voor NT2‐leerlingen is ontworpen, wordt gebruikt op het Institut Néerlandais in Parijs. De overige twee methoden zijn specifiek voor NT2‐kinderen en worden hieronder als eerste behandeld. Daarna volgen de twee methoden gebruikt op de scholen waar het onderzoek heeft plaatsgevonden. In de bijlagen is een overzicht te vinden van alle NT2‐taallesmethoden en de reguliere lesmethoden met een geïntegreerde versie voor NT2‐leerlingen. 1.1 Van horen en zeggen Van horen en zeggen bestaat uit twee delen van elk tien lessen. Beide delen omvatten een Praatboek en een Werkboek voor de leerlingen en een handleiding voor de leerkrachten. De lesmethode is bedoeld voor anderstalige leerlingen tussen 6 en 12 jaar, die op een Nederlandse basisschool zitten of Nederlandse les krijgen in het buitenland en die niet of nauwelijks het Nederlands beheersen. De leergang dateert uit 1983 en wordt niet meer herdrukt. Van Horen en zeggen wordt nog veel gebruikt voor Nederlandse lessen aan NT2‐kinderen in het buitenland 3 . Behandeling van de lidwoorden in Van horen en zeggen – voor kinderen van 6‐12 jaar Les 1: Onbepaald lidwoord enkelvoud Benoemen van voorwerpen in de klas In de handleiding wordt aangeraden ‘ dit heet een’ te gebruiken. Zo worden de leerlingen zich ervan bewust dat er lidwoorden in het Nederlands gebruikt worden en dat deze voor het zelfstandig naamwoord staan. Opdracht: Twee of meerdere exemplaren van een voorwerp aanwijzen zodat het gebruik van het onbepaald lidwoord zo natuurlijk mogelijk is.
3 Volgens de Stichting NOB: www.stichtingnob.nl
9
In de handleiding wordt aangegeven dat het voor anderstaligen heel moeilijk is de/het te leren. Aangeraden wordt altijd woorden met lidwoorden aan te bieden. Corrigeren wordt alleen geadviseerd in de oefeningen en afhankelijk van het niveau van de leerlingen. Er wordt aangegeven dat anderstaligen in de beginfase van het Nederlands nauwelijks actief lidwoorden zullen gebruiken. Corrigeren wordt dan ook niet geadviseerd in het spontane taalgebruik. Benoemen van voorwerpen uit het Praatboek Antwoorden zonder lidwoorden kunnen worden geaccepteerd van beginners; van gevorderden mag meer woordkennis en kennis van het lidwoord worden verwacht. Les 3: Bepaalde lidwoorden enkelvoud Benoem de voorwerpen in de klas en in het Praatboek Opdracht: Een voorwerp waarvan maar één exemplaar aanwezig is in de klas expliciet benoemen met de/het. Bijvoorbeeld: ‘het bord’, ‘de wasbak’, ‘de gieter’. Daarna mogen de leerlingen voorwerpen benoemen. De handleiding geeft aan dat leerlingen veel fouten zullen maken met de/het en aangeraden wordt om opnames van individuele leerlingen te beluisteren en te letten op het lidwoordgebruik. Worden lidwoorden daadwerkelijk gebruikt en zo ja welke? Als ze niet voorkomen in het spontane taalgebruik kunnen passieve oefeningen aangeboden worden en eventueel oefeningen die actieve antwoorden vragen. Het wordt nogmaals afgeraden beginners te corrigeren. Herhaling van het juiste antwoord is een beter alternatief. Bij gevorderden wordt geadviseerd alleen de oefeningen te corrigeren. Les 5: Onbepaald lidwoord meervoud Opdracht: Benoem de voorwerpen uit het Praatboek en wijs meer dan één exemplaar van elk aan. Stel vragen als: ‘Heb je broertjes, zusjes?’ Laat leerlingen voorwerpen in de klas, waarvan er meer dan één aanwezig zijn, benoemen. Bijvoorbeeld: ‘In de klas staan stoelen en tafels.’ Laat leerlingen een vergelijking maken tussen dingen die wel thuis zijn, maar niet in de klas: ‘Thuis hebben we theeglazen, in de klas niet.’
10
Les 6: Bepaald lidwoord meervoud Opdracht: Wijs op dingen waarvan er steeds meer dan één aanwezig is: ‘de planten’, ‘de krijtjes’, ‘de boeken’, ‘de pennen’. In de handleiding wordt aangeraden eens op het spontane taalgebruik van een individuele leerling te letten. Welke lidwoorden gebruikt hij/zij al? Wordt er onderscheid gemaakt tussen bepaald en onbepaald en enkelvoud en meervoud? Mocht de leerling problemen hebben met de oefeningen met lidwoorden, dan kunnen deze herhaald worden. Nogmaals wordt de nadruk gelegd op de correctie: alleen in deze oefeningen de lidwoorden corrigeren en niet in het spontane taalgebruik. Tevens wordt aangegeven dat de lidwoorden relatief laat verworven worden. Opdracht: Laat de leerlingen de voorwerpen benoemen waarbij ze zoveel mogelijk het bepaald lidwoord (meervoud) gebruiken. Laat de leerlingen antwoord geven op vragen als: ‘Als de bel gaat, wat moeten we dan allemaal opruimen?’ ‘Als de gymzaal schoongemaakt wordt, wat moet er dan allemaal schoongemaakt worden?’ Deel 2 In deel 2 van Van horen en zeggen worden de lidwoorden niet meer behandeld maar er is nog wel een korte opdracht ter verwerving van verkleinwoorden. Verkleinwoorden worden in het bepaald enkelvoud altijd voorafgegaan door het lidwoord het. Opdracht: Laat leerlingen twee voorwerpen zoeken, groot en klein en laat ze benoemen. Er wordt niet opgemerkt dat kinderen zich hiermee bewust kunnen worden van het bestaan van het lidwoord het.
11
1.2 Zin in taal (groep 4 – zeven jaar) Uit onderzoek door Josée Coenen op drie scholen met veel anderstalige kinderen is gebleken dat de lesmethode Zin in taal niet geschikt is voor anderstalige kinderen omdat zij de stof niet kunnen volgen. De scholen vroegen haar de methode door te lichten en aanpassingen te doen zodat ook NT2‐kinderen de lessen kunnen volgen. In 2004 is Anderstaligen krijgen Zin in taal met NT2‐ aanpassingen en aanvullingen bij de methode Zin in taal gepubliceerd. Zin in taal bestaat uit een Taalboek, Taalmaatje, Werkboek Spelling en Werkboek taal voor de groepen 4 tot en met 8. Bij vele lessen in de diverse boeken wordt NT2‐commentaar geleverd en wordt verwezen naar andere lesmethoden (Van horen en zeggen, Beeldwoordenboek, Prentenboek Taalverhaal en De Bovenkamer 4 ). Behandeling van de lidwoorden in Zin in taal Eenheid 1, les 4 In een kader wordt uitgelegd dat de en het lidwoorden zijn en dat het bijzondere aan een lidwoord is dat er altijd een ander woord bij hoort. Er volgt een zin met een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord met de en met het. Daarna volgt een opdracht waarin de kinderen een streep moeten zetten onder het lidwoord en het woord dat erbij hoort. Zowel in les 4 als les 5 staat een opdracht waarin de leerlingen twee rijtjes moeten maken van een aantal gegeven woorden, een rij met de‐woorden en een rij met het‐woorden. In les 5 gaat het om samenstellingen. Het NT2‐commentaar luidt dat de –en het‐woorden apart van elkaar geleerd moeten worden. Geadviseerd wordt om woordenlijsten aan te leggen met het‐woorden. Bovendien wordt er gewezen op de uitspraak van het en is het belangrijk te weten voor de kinderen dat de en het niet in betekenis verschillen. Eenheid 1, les 13 4
De auteur verwijst naar De Bovenkamer maar voor deze methode wordt nog een uitgever gezocht. Deze verwijzingen zijn dus niet bruikbaar.
12
Taalmaatje les 50 biedt opdrachten met lidwoorden. De uitleg in het Taalboek les 4 wordt herhaald. In opdracht 1 moeten de leerlingen in verschillende zinnen de lidwoorden zoeken en opschrijven. In opdracht 2 wordt gevraagd de lidwoorden en de woorden waar ze bij horen te zoeken en op te schrijven. Eenheid 4, les 11 In het NT2‐commentaar op een les over verkleinwoorden wordt aangegeven dat verkleinwoorden zelfstandige naamwoorden zijn die altijd het lidwoord het krijgen. In opdracht 1 in het Taalboek moeten de kinderen een verkleinwoord maken van een zelfstandig naamwoord en daarbij ook het lidwoord aangeven. Ook in opdracht 1 in Taalmaatje les 55 worden de lidwoorden bij verkleinwoorden geoefend. Eenheid 6, les 2 Het NT2‐commentaar geeft de tip om bij opdracht 2 ook het bepaald lidwoord enkelvoud toe te voegen bij de zelfstandige naamwoorden die te maken hebben met ruzie en met (weer) vrienden zijn. Eenheid 7, les 11 Bij opdracht 2 moeten de leerlingen een rij met woorden voor speelgoed maken en een rij met snoepgoed. Het NT2‐commentaar luidt dat ook de lidwoorden moeten worden gegeven. In Taalmaatje les 57 staat een rij woorden waar de leerlingen samenstellingen van moeten maken. Het NT2‐commentaar luidt wederom om ook de lidwoorden te oefenen. Eenheid 8, les 2 Beroepen krijgen geen lidwoord in zinnen als ‘ik ben postbode’ of ‘ik word juf’. Aanspreekvormen als opa, oma, oom, tante zijn eigenlijk eigennamen en krijgen geen lidwoord. Dit wordt geoefend in twee opdrachten. Ook in Taalmaatje les 38 worden zinnen met beroepen geoefend.
13
1.3 Taal Actief 3 (groep 4 – zeven jaar) Taal actief is veranderd ten opzichte van de vorige versie. Waar toen nog combinatievoorstellen NT1‐ NT2 in omloop waren met aanwijzingen voor leerkrachten hoe ze het beste de juiste leerstof konden selecteren voor meertalige groepen, zijn in de nieuwe versie de leerlijnen voor meertalige en taalzwakke kinderen geïntegreerd. In de handleiding staan pre‐teachinglessen voor meertalige en taalzwakke groepen. Hierbij gaat het voornamelijk om woordenschatuitbreiding en een focus op een bepaald thema met een ankerverhaal. Naast de basislessen zijn er differentiatielessen, onderverdeeld in remediëringslessen en verrijkingslessen. De kinderen die daaraan toe zijn kunnen zelfstandig aan de slag met de verrijkingslessen hetgeen de leerkracht tijd geeft om wat meer tijd te besteden aan de taalzwakke en meertalige kinderen die onder begeleiding van de leerkracht met de remediëringslessen aan de slag gaan. Bovendien bestaat er de mogelijkheid extra te oefenen in de toepassingslessen. Dit is extra oefenmateriaal in het werkboek taal. De kinderen kunnen hier zelfstandig en op hun eigen niveau mee aan het werk. Voor kinderen die extra instructie nodig hebben, is na de algemene instructie veelal een verlengde instructie opgenomen in de handleiding. De extra instructies en lessen voor taalzwakke en meertalige kinderen zijn allemaal aangegeven in een andere kleur. Taal Actief 3 heeft voor de groepen 4 tot en met 8 een eigen pakket en het materiaal bestaat per groep uit een Taalboek, Taalboek extra, Werkboek taal voor de leerlingen en een Handleiding, Antwoordenboek en Kopieermap voor de leerkrachten. Behandeling van de lidwoorden in Taal Actief 3 Hoofdstuk 1, les 4 De leerkracht schrijft de zin ‘bed komt voor raam’ op het bord. Weten de kinderen hoe de zin beter klinkt? De leerlingen zullen ontdekken dat door toevoeging van het woordje het de zin beter klinkt. Dezelfde oefening kan worden uitgevoerd met ‘koelkast komt in keuken’. In de handleiding wordt aangegeven dat uitgelegd kan worden dat de en het altijd bij een ander woord horen. De term lidwoord hoeft niet genoemd te worden omdat de kinderen deze term niet actief hoeven te kennen. De leerkracht kan voorwerpen aanwijzen en de kinderen het lidwoord erbij laten noemen of de themawoorden uit het Taalboek kunnen worden gebruikt. Kinderen die zelfstandig verder kunnen maken de opdracht uit het taalboek. Verlengde instructie voor taalzwakke en meertalige kinderen:
14
1) De leraar schrijft de op het bord. De kinderen moeten in het ankerverhaal (verhaal waarmee het hoofdstuk wordt ingeleid) woorden zoeken met de ervoor. Deze woorden komen allemaal op het bord te staan. Hetzelfde geldt voor woorden met het. 2) De leraar vraagt de kinderen wat ze zien op de tekening in het Taalboek. Daarbij wordt gelet op het gebruik van het juiste lidwoord. Opdracht in taalboek: De kinderen moeten het juiste lidwoord bij het zelfstandig naamwoord in de zin plaatsen. Zijn ze klaar? Dan bedenken zij wat er in hun kamer staat en schrijven deze woorden met het bijbehorende lidwoord op. Hoe weten de kinderen nu of het het juiste lidwoord is? Na de opdracht wordt door de leraar aangegeven dat er geen regels zijn voor lidwoorden, maar dat bij elk woord het juiste lidwoord moet worden geleerd. Soms kunnen de kinderen horen of het mooi of niet mooi klinkt. Remediëringsles (R) 4 en Verrijkingsles (V) 4 Kinderen die zelfstandig met de verrijkingsles kunnen beginnen maken een lijst met voorwerpen die moeten worden ingepakt. Op de tekening in het Taalboek extra kunnen zij het begin van de lijst zien. De taalzwakke en meertalige leerlingen maken onder begeleiding van de leerkracht de remediëringsles. De leraar kiest enkele woorden uit les 4 waarbij veel kinderen het verkeerde lidwoord hebben gekozen. De leraar legt uit dat de leerlingen gaan oefenen met de en het. De leerkracht leest hardop de lamp en het lamp op. De kinderen moeten kiezen welke combinatie juist is. Zo kan dat met meer voorwerpen in de klas. De kinderen geven telkens aan wat het juiste lidwoord is. Daarna maken de leerlingen de opdracht uit het Taalboek extra zelfstandig of in tweetallen. Achteraf vraagt de leerkracht aan de leerlingen bij welke woorden het makkelijk was het lidwoord te vinden en bij welke moeilijk. De leerkracht spreekt met de leerlingen af dat er de komende tijd goed gelet gaat worden op het lidwoordgebruik. De leraar benadrukt dat het een kwestie van oefenen is. Iedere keer dat een nieuw woord geleerd wordt, moet ook het juiste lidwoord erbij geleerd worden. Hoe vaker het juiste lidwoord wordt gehoord, hoe beter het wordt onthouden. Werkboek Taal les 16 De kinderen maken een kwartetspel en moeten de en het gebruiken.
15
1.4 Taalverhaal (groep 4 – zeven jaar) Taalverhaal is de taallesmethode die wordt gebruikt door het Institut Néerlandais. Deze lesmethode is geen specifieke NT2‐lesmethode en bevat ook geen aanvullingen voor NT2‐leerlingen. Opvallend is dat er minder aandacht wordt besteed aan lidwoorden dan in de overige bestudeerde leergangen. Taalverhaal bestaat per groep uit een Handleiding, Taalboek, Werkschrift en software. Behandeling van de lidwoorden in Taalverhaal Hoofdstuk 2, Les 5 In de handleiding wordt in les 5 van hoofdstuk 2 aangegeven dat onderscheid moet worden gemaakt tussen woorden voor mensen, woorden voor dieren en woorden voor dingen. Aangeraden wordt om drie rijtjes op het bord te schrijven met deze categorieën en om de kinderen suggesties te laten doen. Op het bord worden alleen zelfstandige naamwoorden zonder lidwoord geschreven. Dan wordt uitgelegd door de leerkracht dat een woord voor een mens of een dier altijd één woord is waar je de, het of een voor kunt zetten. In het Taalboek staat een opdracht waarbij de kinderen woorden voor dingen moeten benoemen. Ze moeten een woord dat geen ding is en in de verzameling woorden staat eruit halen. Ook wordt gevraagd de dingen in hun tas en in de tas van de juf of meester te benoemen. Expliciet gevraagd naar het gebruik van de en het wordt er niet. Hoofdstuk 4, les 5 Ook in deze opdracht wordt gevraagd naar woorden voor mensen en voor dieren. In de verzameling woorden worden dit keer wel de en het gebruikt maar er wordt wederom niet specifiek naar gevraagd. In het Help‐hoofdstuk helemaal achterin het boek staat bij punt 5: De of het? Daarbij worden enkele voorbeelden van woorden met lidwoorden gegeven en ook het meervoud met de en verkleinwoorden met het.
16
1.5 Conclusie Wat opvalt aan de beschrijvingen van de behandeling van het lidwoord in deze vier lesmethoden, is de diversiteit. Zo behandelt Van Horen en Zeggen de lidwoorden uitgebreid. Het boek geeft zelfs aan de verwerving van lidwoorden bij meertalige kinderen laat is. Dit is dan ook een specifieke taalmethode voor meertalige kinderen. Taalactief biedt extra lessen aan mochten kinderen daar behoefte aan hebben en in feite doet Zin in Taal dat ook, alleen niet in hetzelfde boek maar als aanvulling. Taalverhaal behandelt de lidwoorden daarentegen nauwelijks. Dit is dan ook een reguliere lesmethode die door monolinguale kinderen wordt gebruikt. Rond de zeven jaar, de leeftijd waarop de methode Taalverhaal begint, wordt geacht dat monolinguale kinderen de lidwoorden al beheersen terwijl dit bij tweetalige kinderen nog niet het geval is. Wellicht heeft Taalverhaal een vergelijkbare aanvulling nodig als Zin in taal of een geïntegreerd deel voor meertalige kinderen, zoals in Taalactief, indien deze gebruikt wordt in meertalige klassen zoals op het Institut Néerlandais. Daarnaast kan in overweging worden genomen of een reguliere methode wel geschikt is voor meertalige klassen. Dit onderzoek probeert daar meer duidelijkheid over te creëren voor wat betreft de verwerving van het lidwoord. In het volgende hoofdstuk wordt de literatuur over de verwerving van lidwoorden door monolinguale en tweetalige kinderen, eventuele transfereffecten en de verwerving van lidwoorden door Romaanstalige kinderen, besproken in het theoretisch kader.
17
2. Theoretisch kader Dat de verwerving van Nederlandse lidwoorden door tweetalige volwassenen en kinderen problemen veroorzaakt wordt wel duidelijk uit diverse onderzoeken die verschenen zijn over dit onderwerp. Zo concluderen Blom, Polišenská en Weerman (2006) en Hulk & Cornips (2006a) dat het verwerven van grammaticaal geslacht door tweetalige kinderen uit etnische minderheidsgroepen moeizaam blijkt te zijn. Tot een ver gevorderde leeftijd van 11 tot 13 jaar hebben deze kinderen moeite met een correct gebruik van het in het Nederlands en gebruiken daarvoor in de plaats de. Sommigen van hen lijken het eindstadium zelfs nooit te bereiken. Er is dan sprake van fossilisatie. Er kan ook sprake zijn van vertraging ten opzichte van de monolinguale kinderen. Deze vertraging kan diverse oorzaken hebben, die in dit hoofdstuk besproken zullen worden. Allereerst zal de verwerving van Nederlandse lidwoorden door monolinguale kinderen behandeld worden gevolgd door de verwerving van lidwoorden door tweetalige kinderen. Daarna zal ingegaan worden op de eventuele transfereffecten in de verwerving van een tweede taal. Kan de andere taal invloed uitoefenen op de verwerving van de tweede taal? Tot slot zal de verwerving van Nederlandse lidwoorden door Romaanstalige kinderen behandeld worden. 2.1 De verwerving van Nederlandse lidwoorden door monolinguale kinderen Het Nederlands kent twee bepaalde lidwoorden (de en het) en één onbepaald lidwoord (een). Deze vormen gelden alleen voor het enkelvoud. Het meervoud gaat altijd gepaard met de. Verkleinwoorden gaan juist altijd gepaard met het. Onbewust kiezen moedertaalsprekers automatisch het juiste lidwoord bij een zelfstandig naamwoord. Tot hun zesde jaar hebben kinderen echter het gebruik van het nog niet goed onder de knie (Blom et al. 2006). Kinderen overgeneraliseren dan nog steeds de maar het correcte gebruik van het neemt toe (Blom et al. 2008). De komt veel meer voor dan het. Ongeveer 75% van de Nederlandse woorden gaan gepaard met de en 25% met het. In teksten is de verhouding gemiddeld 2:1. (Van Berkum 1996, gerefereerd in o.a. Hulk 2007 en Hulk & Cornips 2006b). Omdat de veel vaker voorkomt, overgeneraliseren kinderen de totdat ze het verwerven. Vóór het verwerven van de bepaalde lidwoorden gebruiken zij enkel het onbepaalde lidwoord een. De verschillende fases worden in onderstaande tabel weergegeven. Fase 1: alleen de kale vorm van het zelfstandig naamwoord Fase 2: gebruik van het onbepaalde lidwoord een tot de leeftijd van 2 jaar. Fase 3a: gebruik van de bij zowel de –als het‐woorden. Fase 3b: eerste verschijning van het, maar daarnaast massale overgeneralisatie van de (+/‐ 2‐6 jaar)
18
Fase 4: eindstadium doelgrammatica (niet voor de leeftijd van 6 jaar) 5 Tabel 1: fases van lidwoordverwerving door monolinguale kinderen
2.2 De verwerving van Nederlandse lidwoorden door tweetalige kinderen Tweede‐taalverwervers van het Nederlands volgen een zelfde patroon. Ook zij gebruiken eerst geen lidwoorden, dan alleen een, vervolgens een en de waarbij zij de ook bij het‐woorden gebruiken en tenslotte, als zij niet gefossiliseerd zijn, worden een, de en het correct gebruikt. Fossilisatie houdt in dat de T2‐verwerving is gestokt. De T2‐verwerver gaat niet meer vooruit. Volwassen tweede‐ taalverwervers hebben de neiging de te blijven overgeneraliseren en dus niet het eindstadium te bereiken. Kinderen met Nederlands als tweede taal vertonen een vergelijkend verwervingsproces als kinderen die Nederlands als moedertaal hebben maar het proces gaat wel wat langzamer. Het verwerven van lidwoorden is moeilijk voor tweede‐taalverwervers van het Nederlands omdat de meeste lidwoorden niet voorspelbaar zijn. Er zijn enkele uitzonderingen maar het is vooral een kwestie van woord‐voor‐woord leren. Dat er verschillende factoren een rol spelen bij de verwerving van lidwoorden door tweetalige kinderen kan geconcludeerd worden uit diverse artikelen die verschenen zijn over dit onderwerp. Naast de rol van de andere taal, spelen ook de kwaliteit en kwantiteit van de input en de leeftijd waarop het kind voor het eerst aan de tweede taal is blootgesteld een grote rol bij de verwerving van lidwoorden door tweetalige kinderen (o.a. Cornips & Hulk 2008, Unsworth 2008). Bij kinderen van expat‐ouders gaat het voornamelijk om de kwantiteit, de hoeveelheid input van het Nederlands. Van deze ouders mag namelijk een uitstekende beheersing van de taal worden verwacht. De kinderen van etnische minderheidsgroepen hebben veelal ook te maken met minder input van de Nederlandse taal. De ouders spreken thuis Turks, Marokkaans of een andere minderheidstaal en als zij wel Nederlands spreken, is de beheersing van deze taal vaak minimaal. Omdat grammaticaal geslacht extreem gevoelig is voor de hoeveelheid input op jonge leeftijd, geldt voor beide typen tweetalige kinderen dat hoe meer input zij krijgen van het Nederlands op jonge leeftijd, hoe sneller zij de lidwoorden zullen verwerven (Hulk 2007).
Dat de verwerving van Nederlandse lidwoorden door tweetalige kinderen zeker niet altijd
een vertraging oplevert, blijkt wel uit de onderzoeken van Hulk & Cornips (2006b) en Hulk & van der Linden (2010). Hulk & Cornips constateerden dat een structurele en morfologische overlap nodig is in beide gender‐systemen om tot een positieve transfer te komen. Zij deden een onderzoek naar de verwerving van lidwoorden door kinderen met het Heerlens dialect en kwamen tot de conclusie dat
5
Deze tabel is onder meer verschenen in Hulk & Cornips 2006b
19
zij veel baat hebben bij hun dialect. Zij verwerven zelfs sneller dan de monolinguale kinderen de lidwoorden de en het. Tussen de drie en vier jaar hebben deze kinderen al het eindstadium bereikt terwijl de monolinguale kinderen zich nog in een fase van overgeneralisatie van de bevinden. Kortom, het Heerlens dialect en het standaard Nederlands versterken elkaar zodanig, dat dit leidt tot een progressieve reductie van de overgeneralisatie van de bij de Heerlense kinderen (Hulk & Cornips 2006b). Hulk & van der Linden (2010) ontdekten ook een positieve invloed op de verwerving van Nederlandse lidwoorden bij Nederlands/Franse kinderen en Nederlands/Spaanse kinderen. Hieronder wordt allereerst ingegaan op eventuele transfereffecten die kunnen optreden bij de verwerving van een tweede taal. Daarna wordt de verwerving van de Nederlandse lidwoorden door Romaanstalige kinderen uiteengezet. 2.3 Transfereffecten in de verwerving van een tweede taal Transfer in de verwerving van een tweede taal betekent de invloed van de eerste taal in de tweede taal. Wanneer de twee talen elementen hebben die overeenkomen, kan er sprake zijn van positieve transfer. Een onderdeel van de tweede taal kan makkelijker of sneller verworven worden als hetzelfde onderdeel in de eerste taal gelijk is. Wanneer een tweede‐taalverwerver elementen uit zijn eerste taal gebruikt in de tweede taal die niet correct zijn in de tweede taal, is er sprake van negatieve transfer. Een onderdeel in de eerste taal bestaat bijvoorbeeld niet of bestaat juist uit meerdere vormen. Een voorbeeld is het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans en in het Nederlands. Nederlanders hebben de neiging om ‘un blanc chat’ te zeggen in plaats van ‘un chat blanc’. Dit komt doordat deze volgorde in het Nederlands voorkomt (‘een witte kat’). In het geval van de verwerving van lidwoorden, kan iemand door middel van positieve transfer een bepaald geslacht overnemen uit de eerste taal en toekennen aan een gelijkend woord in een andere taal. Er kan ook negatieve transfer plaatsvinden als iemand bijvoorbeeld geen grammaticaal geslacht in zijn eerste taal heeft en daardoor geen lidwoorden met geslacht gebruikt in de tweede taal. Wanneer de taalsystemen methodologisch gezien meer bij elkaar horen, zijn er meer punten waarop de talen op elkaar lijken, zoals het Duits en het Nederlands of de Romaanse talen. De kans dat er transfer optreedt is dan groter. De kans op transfer is kleiner als de structuur in de eerste taal gemarkeerd is, dat wil zeggen bijzonder of opvallend. Uitdrukkingen worden bijvoorbeeld minder snel overgenomen in de tweede taal (Appel & Vermeer, 2008).
Over de verwerving van lidwoorden door tweetalige kinderen en eventuele transfereffecten
zijn twee algemene discussies gaande. Aan de ene kant is er een groep die ervan uit gaat dat tweetalige kinderen eenzelfde patroon volgen als monolinguale kinderen, ook al heeft de eerste taal geen geslacht. De verwerving kan wel een vertraging vertonen (o.a. Blom et al. 2008). Aan de andere
20
kant wordt er beweerd dat geslacht één van de gebieden is waarin tweetalige kinderen, zelfs als ze tweetalig vanaf de geboorte zijn, verschillen van monolinguale kinderen (Schlyter 2008, gerefereerd in Hulk & van der Linden 2009). Hawkins & Franceschina (2004, gerefereerd in Hulk 2007) stellen dat de ontwikkeling in een tweede taal afhangt van het wel of niet hebben van geslacht in de moedertaal. Zij beweren dat moedertaalsprekers van een taal die geen gender kent, zeer veel problemen zullen krijgen met de verwerving ervan in de tweede taal. Structurele gelijkheid van de twee gender‐systemen in de twee talen kan het bewustzijn van kinderen wat betreft gender versterken (Cornips & Hulk 2008). Sabourin (2001) beweert dat de twee talen, naast de aanwezigheid van geslacht, ook aan elkaar gerelateerd moeten zijn, zoals het Nederlands en het Duits. Zij heeft echter alleen onderzoek naar de verwerving van geslacht verricht bij tweetalige volwassenen. De ontwikkeling van de verwerving van een tweede taal door kinderen verschilt van die door volwassenen. Kinderen maken gebruik van syntactische informatie terwijl volwassenen dit wellicht niet kunnen. Volgens sommige auteurs, zijn zij aangewezen op het leren van regels (Blom et al. 2008). Of de bewering van Sabourin ook geldt voor kinderen is niet onderzocht. Naar aanleiding van de verschenen literatuur mag aangenomen worden dat gebalanceerde tweetalige kinderen hun tweede taal op dezelfde manier verwerven als monolinguale kinderen, maar er zouden kwantitatieve transfereffecten kunnen plaatsvinden die kunnen resulteren in ofwel een versnelling ten opzichte van de monolinguale kinderen, ofwel in een vertraging (Hulk & van der Linden 2009).
Of er sprake is van transfereffecten bij de verwerving van lidwoorden door kinderen, is onder
meer onderzocht door Hulk & van der Linden (2010) bij Romaanstalige kinderen. Dit onderzoek wordt in de volgende paragraaf besproken. 2.4 De verwerving van Nederlandse lidwoorden door Romaanstalige kinderen De vraag die Hulk &van der Linden stelden in 2010 is of grammaticaal geslacht überhaupt wel volledig verworven kan worden in een tweetalige context. Zij testten een nieuwe groep, namelijk kinderen die tweetalig zijn opgevoed vanaf de geboorte met Nederlands en een Romaanse taal in de ‘one parent, one language’ constructie. Deze groep verschilt in zoverre van de groepen die eerder zijn bestudeerd, dat de input van het Nederlands van moedertaalsprekers komt en de kinderen niet uit de lagere klasse komen in de samenleving maar uit de middenklasse. Dit in tegenstelling tot de eerder bestudeerde kinderen uit etnische minderheidsgroepen die meestal ouders hebben die het Nederlands ook als tweede taal hebben, hetgeen, zoals al eerder aangegeven, invloed heeft op de kwaliteit van de input. Ook bevinden zij zich vaak in een multiculturele omgeving waar het Nederlands niet vlekkeloos wordt gesproken, waardoor men het Nederlands eigenlijk verkeerd aanleert.
21
Voor Romaanse talen geldt dat het grammaticaal geslacht snel en praktisch foutloos wordt verworven. Terwijl Romaanstalige kinderen de lidwoorden beheersen tussen het derde en vierde levensjaar (Hulk & van der Linden 2010), beheersen Nederlandstalige kinderen deze pas rond de zeven jaar of zelfs later (Blom et al. 2008). Nederlandse lidwoorden worden niet alleen traag en laat verworven maar gaan ook gepaard van veel fouten, met een nadruk op de overgeneralisatie van de. Een dergelijke asymmetrie bij de verwerving van lidwoorden kennen Romaanse talen niet. Dat wil zeggen, er is geen lidwoord dat gevoeliger is voor fouten zoals in het Nederlands. Als kinderen met de Nederlandse taal en een Romaanse taal opgroeien zouden ze eventueel kunnen profiteren van hun Romaanse taal die een positieve invloed kan hebben op het bewustzijn van het bestaan van lidwoorden en eventueel op de verwerving van het Nederlandse grammaticaal geslacht. Romaanse talen hebben, net als het Nederlandse systeem, een systeem van twee geslachten. De systemen komen echter niet met elkaar overeen. Het Romaanse systeem kent het mannelijk en vrouwelijk geslacht en is bovendien veel transparanter dan het Nederlandse systeem. In het Spaans en, in iets mindere mate, het Frans geven de klinkeruitgang of suffix van zelfstandige naamwoorden aan of het mannelijk of vrouwelijk is. Tweede‐taalverwervers van het Nederlands zullen de combinaties woord‐voor‐woord moeten leren terwijl het mannelijke en vrouwelijke geslacht in Romaanse talen zichtbaarder zijn. Daarnaast speelt geslacht bij Romaanse talen een rol in zowel definiete als indefiniete contexten. Dit geldt ook voor adjectieven. Daarin verschilt het Romaanse systeem van het Nederlandse systeem dat alleen twee geslachten kent in het enkelvoud in de definiete context. Tot slot verschillen Romaanse lidwoorden van Nederlandse omdat er geen overlap met het meervoud is zoals de in het Nederlands (Hulk 2007).
Hulk & van der Linden hebben in 2010 een Frans/Nederlandse groep kinderen van vier jaar
getest die naar een Franse school in Amsterdam gaan en een Spaans/Nederlandse groep tussen de drie en zes jaar die op zaterdag Spaans leren en de rest van de week naar een Nederlandse school gaan. De eerste groep heeft de lidwoorden zelfs beter onder de knie dan de monolinguale kinderen. De Spaans/Nederlandse kinderen doen het op dat gebied net zo goed of zelfs iets beter dan de monolinguale kinderen. Hulk & van der Linden concluderen dat de kinderen waarschijnlijk een hoger bewustzijn van het bestaan van lidwoorden hebben ontwikkeld doordat gender in het Spaans en Frans zichtbaarder en transparanter is. De kwantiteit van de input kan van invloed zijn omdat de Spaans/Nederlandse kinderen slechts een keer per week Spaanse les hebben en iets minder goed scoren dan de Frans/Nederlandse kinderen die vijf dagen in de week naar de Franse school gaan.
Toch maken de iets oudere kinderen uit een test bij Frans/Nederlandse kinderen aan de
Franse school in Den Haag, omschreven door Hulk in 2007, wél veel fouten met de lidwoorden. De vraag is of de kinderen uit beide testen op uiteenlopende leeftijden voor het eerst zijn blootgesteld aan het Nederlands. Dit kan van groot belang zijn want hoe eerder de kinderen zijn blootgesteld aan
22
het Nederlands, hoe meer input zij hebben gekregen en hoe sneller de lidwoorden worden verworven. De tegenstrijdige resultaten van de diverse onderzoeken kunnen liggen aan een onevenwichtigheid in de tweetaligheid. Bijna geen enkel kind is gebalanceerd tweetalig. Er is dus bijna altijd sprake van één dominante taal (Hulk & van der Linden 2009). Daarnaast kan een vertraging van de verwerving van Nederlandse lidwoorden veroorzaakt worden door de hierboven besproken factoren: de rol van de andere taal, de kwantiteit en kwaliteit van de input en de leeftijd waarop het kind voor het eerst aan het Nederlands is blootgesteld. In dit onderzoek wordt nagegaan of lesmethoden ook voor een versnelling of juist vertraging van de verwerving van lidwoorden kunnen zorgen. In het volgende hoofdstuk worden de onderzoekvragen die voortvloeien uit dit hoofdstuk uiteengezet.
23
3. Hypotheses In dit hoofdstuk worden de hypotheses en verwachte antwoorden van dit onderzoek weergegeven. Zoals eerder aangegeven luidt de hoofdvraag van dit onderzoek: Spelen taallesmethoden een rol bij de verwerving van Nederlandse lidwoorden door Romaanstalige kinderen? Verwachting 1: De gebruikte taallesmethode speelt een rol bij de verwerving van lidwoorden door Romaans/Nederlandstalige kinderen. Gebruiken zij een methode met een geïntegreerde versie voor NT2‐kinderen of een leergang specifiek voor NT2‐kinderen, dan zullen de kinderen de lidwoorden eerder verwerven. Gebruiken zij een methode zonder aandacht voor NT2‐leerlingen, met andere woorden, een reguliere taalmethode voor Nederlandse kinderen, dan zullen de leerlingen de lidwoorden later verwerven. De verdere onderzoeksvragen, die uit de verschenen literatuur over de verwerving van lidwoorden door tweetalige kinderen voortvloeien, luiden: Onderzoekvraag 2: Speelt leeftijd een rol bij de verwerving van lidwoorden door Romaans/Nederlandstalige kinderen? Is er een progressie te zien van jong naar oud? Geldt dat hoe meer input van het Nederlands, hoe beter de lidwoorden worden beheerst? Verwachting 2: De verwachting is dat de Romaanstalige kinderen uit dit onderzoek, die vrijwel allemaal blootgesteld zijn aan het Nederlands vanaf de geboorte, beter zullen scoren dan kinderen die later voor het eerst zijn blootgesteld aan het Nederlands. Deze kinderen hebben in totaal namelijk meer input gekregen. Een progressie van jong naar oud is te verwachten omdat de kinderen steeds meer input hebben gekregen, terwijl de age of onset gelijk is. Onderzoeksvraag 3: Hebben tweetalige kinderen met twee Nederlandse ouders en dus meer input dan de kinderen in de ‘one parent, one language’‐situatie de lidwoorden beter onder de knie?
24
Verwachting 3: De verwachting is dat kinderen met twee Nederlandse ouders in Spanje de lidwoorden beter onder de knie hebben dan de tweetalige kinderen in Frankrijk die allemaal één Nederlandstalige ouder hebben. Deze laatste kinderen zullen minder input van het Nederlands krijgen dan de kinderen met twee Nederlandse ouders in Spanje, waardoor zij zelfstandige naamwoorden met bijbehorende lidwoorden minder vaak horen en dus minder snel worden verworven. Onderzoeksvraag 4: Welke rol spelen het Spaans en het Frans bij de verwerving van Nederlandse lidwoorden? Leidt de kennis van deze Romaanse talen tot een positieve transfer en dus tot een versnelling van de verwerving van Nederlandse lidwoorden ten opzichte van monolinguale Nederlandse kinderen? Verwachting 4: Uit recent onderzoek door Hulk & van der Linden (2010) is gebleken dat de kennis van Romaanse talen wel degelijk een positieve rol kan spelen bij de verwerving van Nederlandse lidwoorden door tweetalige kinderen. De verwachting is dan ook dat deze positieve transfer ook zal plaatsvinden bij dit onderzoek. Een kanttekening hierbij is echter het vergelijkbare onderzoek beschreven voor Hulk (2007) waarbij dezelfde type kinderen werden getest zónder het resultaat van positieve transfer. De verwachting is echter dat de kinderen uit dit onderzoek zich in ieder geval bewuster zijn van het bestaan van lidwoorden dan kinderen die geen Romaanse taal spreken. In het volgende hoofdstuk wordt de methode van het uitgevoerde onderzoek besproken.
25
4. Methode In dit hoofdstuk wordt de gebruikte methode van het onderzoek uiteengezet. Allereerst wordt het materiaal besproken en worden er enkele voorbeelden gegeven, gevolgd door een uiteenzetting over de deelnemers. Tot slot wordt de procedure besproken. 4.1 Materiaal Voor mijn onderzoek heb ik gebruik gemaakt van het FlexiT (Flexie in Taalverwerving) testmateriaal ontwikkeld door Elma Blom, Antje Orgassa en Daniela Polišenská van de Universiteit van Amsterdam. Het testmateriaal lokt aan de hand van een sentence completion task met tien veel voorkomende zelfstandige naamwoorden lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden uit. Bovendien zijn er verkleinwoorden getest, die in het enkelvoud altijd vergezeld gaan van het. Aangezien kinderen de overgeneraliseren is dit aspect interessant voor het onderzoek. Daarom wordt er meer getest naar het dan naar de. Elk zelfstandig naamwoord is drie keer getest om er zeker van te zijn dat consequent de juiste vorm wordt gekozen. Ook zijn er meervoudsvormen aan de test toegevoegd.
Bepaald lidwoord de
Bepaald lidwoord het
Verkleinwoorden met Het
Appel
Glas
Boekje
Auto
Mes
Kadootje
Baby
Paard
Huisje
Raampje
Schoen Vis
Schaap
Vliegtuig
Varkentje
Tabel 2: Gebruikte zelfstandige naamwoorden in de test
Elk zelfstandig naamwoord is getest in de bepaalde (de of het) en onbepaalde (een) conditie en in de meeste gevallen in enkelvoud en meervoud. De zelfstandige naamwoorden met de en de verkleinwoorden zijn in het enkel –en meervoud tweemaal getest in de onbepaalde conditie en eenmaal in de bepaalde conditie. De zelfstandige naamwoorden met het zijn in het enkelvoud tweemaal getest in de onbepaalde conditie en eenmaal in de bepaalde conditie. Het bepaalde lidwoord is uiteindelijk 54 keer getest. De resultaten van het onbepaalde lidwoord een en het bijvoeglijk naamwoord zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
26
Hieronder volgen enkele voorbeelden van het testen van het lidwoord in de Flexit‐test:
Voorbeeld 1 : Testen van het
Kijk een boekje. Waar staat Kroko? Kroko staat voor… [het boekje]
Voorbeeld 2 : Testen van de
Kijk, een vis. Waar is Konijn? Konijn staat naast … [de vis]
Voorbeeld 3 : Testen van meervoud
27
Kijk een heleboel kadootjes.
Ik pak… [de groene kadootjes]
Dit zijn… [groene kadootjes] en dat zijn … [rode kadootjes] De antwoorden van de kinderen zijn op een transcriptieformulier ingevuld en daarna op een scoreformulier genoteerd. Uit dit scoreformulier zijn de resultaten per kind gekomen. De antwoorden met een of zonder lidwoord zijn niet fout gerekend maar buiten de resultaten gelaten. Alle items zijn goed of fout gerekend. In een toekomstig onderzoek zou er ook naar de consequentie gekeken kunnen worden. In hoeverre wordt een zelfstandig naamwoord consequent met het juiste lidwoord genoemd 6 ? Alle scoreformulieren zijn in de bijlagen te vinden. 4.2 Deelnemers Voor het onderzoek is in mei 2011 Nederlands Onderwijs Costa Blanca in de omgeving van Alicante in Spanje bezocht en in juni 2011 het Institut Néerlandais in Parijs. Deze scholen zijn NTC‐scholen en aangesloten bij de Stichting NOB. NTC‐scholen geven drie tot vijf uur per week onderwijs in de Nederlandse taal en cultuur in het buitenland met als doel de Nederlandse taalverwerving en taalvaardigheid te ontwikkelen en te stimuleren en de kennis van en de binding met de Nederlandse cultuur te bevorderen. De Stichting NOB hanteert drie verschillende richtingen binnen het NTC‐ onderwijs: NTC Richting 1 Nederlands is de dominante taal in de thuissituatie, daarnaast spreken de leerlingen de dagschooltaal en eventueel de taal van het land. NTC Richting 2 Met één van de ouders wordt Nederlands gesproken en de taal van de andere ouder valt vaak samen met de dagschooltaal. Deze taal is de dominante taal binnen het gezin. NTC Richting 3 Thuis wordt geen Nederlands gesproken en de leerlingen beheersen de Nederlandse taal nog niet of nauwelijks. 6 Er is in dit onderzoek niet ingegaan op consequentie omdat dit vooral interessant is in combinatie met het adjectief.
28
De drie richtingen hebben verschillende doelstellingen. Zo is de NTC‐richting 1 gericht op
directe aansluiting bij onderwijs in Nederland en dus op terugkeer in het Nederlandse onderwijs. Deze leerlingen spreken thuis meestal overwegend Nederlands met daarnaast misschien nog andere talen. De woordenschat zal daarom variëren en het schriftelijk taalgebruik zal beïnvloed zijn door het onderwijs in de taal op de dagschool. De doelstelling van de NTC‐richting 2 is het zo goed mogelijk op peil houden van de Nederlandse taal, met het oog op een eventuele terugkeer naar Nederland. Het onderwijs is dus niet primair gericht op directe aansluiting op het Nederlands onderwijs, maar richt zich op die lesstof die nodig is voor een goede basis van het Nederlands waardoor een eventuele overstap eenvoudiger zal verlopen. Deze kinderen zullen thuis Nederlands spreken, maar een andere taal zal dominant zijn. De nadruk ligt hier op het bereiken van een zo hoog mogelijk niveau van mondelinge taalvaardigheid. Tot slot is de NTC‐richting 3 gericht op het aanleren van het Nederlands als vreemde taal, met het oog op een eventuele terugkeer naar Nederland. Het betreft kinderen die nog vrijwel geen Nederlands spreken en dit als nieuwe taal moeten aanleren. In de praktijk zal dit neerkomen op uitbreiding van de woordenschat en spreekvaardigheid 7 . In Spanje zijn de meeste geteste kinderen Richting 1‐kinderen, vier kinderen zijn Richting 2‐ kinderen en een leerling is een Richting 3‐kind. In Frankrijk zijn alle geteste kinderen Richting 2‐ kinderen. Sommige kinderen in Parijs zijn echter drietalig. Zij hebben een Nederlandse ouder, niet‐ Franstalige ouder en spreken op school Frans. Op 13 en 16 mei 2011 is de Flexit‐test op twee locaties van Nederlands Onderwijs Costa Blanca afgenomen bij 19 kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar. De school biedt lessen in Nederlandse taal en cultuur aan kinderen van 4 tot 18 jaar aan en beschikt over vijf locaties aan de Costa Blanca in Spanje. In totaal bestaat de school uit ruim 200 kinderen. De meeste kinderen hebben twee Nederlandse ouders; enkele kinderen hebben een Spaanstalige en een Nederlandstalige ouder. Om praktische redenen, namelijk de korte duur van de lessen en mijn beperkte aanwezigheid aan de Costa Blanca, heb ik in totaal 19 kinderen kunnen testen met verschillende achtergronden en leeftijden. De leerlingen worden per locatie in groepjes verdeeld naar leeftijd en niveau. De deelnemerslijst is in tabel 3 weergegeven. In de bijlagen is het taalprofiel te vinden waarin ook de achtergronden van de ouders zijn weergegeven. Er zijn vier leerkrachten, waaronder de directrice, Mariska Dubbelman, twee stagiaires en een vaste leerkracht. Het eerste deel van de les wordt besteed aan de Nederlandse taal en na de pauze wordt er een cultuurles gegeven aan de hand van een bepaald thema. Een les duurt 2,5 uur, waarbij de kinderen eerst een uur en een kwartier Nederlandse les krijgen, dan een kwartier pauze en vervolgens de cultuurles van een uur. De jongste kinderen (4 en 5 jaar) gaan alleen naar het eerste deel van de les. De meeste 7
www.stichtingnob.nl
29
kinderen zijn niet ouder dan 12 jaar. De lessen vinden plaats buiten de reguliere schooltijden, dat wil zeggen in de avond of op zaterdagochtend. De leerlingen gaan van maandag tot en met vrijdag naar een Spaanse school of naar een internationale school. Eén leerling die ik getest heb gaat naar de Europese School in Alicante waar hij voornamelijk Spaanstalig onderwijs krijgt maar ook een uur per dag Nederlandse en Engelse les. De overige leerlingen gaan naar een Spaanse dagschool.
Voor het aanleren van de en het gebruikt de school geen specifieke middelen behalve dat ze
bij elk nieuw woord altijd ook het lidwoord aanbieden. Ze werken bijvoorbeeld met kaartjes met woorden erop waarbij ook altijd het lidwoord staat aangegeven. Daarnaast werken zij met Taalactief waarbij het lidwoord aan bod komt in groep 4. Alle leerlingen zijn zich bewust van het gebruik van lidwoorden. Er was geen enkele leerling die de opdracht niet begreep, die nooit lidwoorden gebruikte of die alleen het onbepaald lidwoord een gebruikte. De gemiddelde leeftijd van de kinderen in Spanje is 8,4 jaar. De achtergronden van de kinderen verschillen sterk maar de meeste kinderen zijn vanaf hun geboorte in aanraking gekomen met het Nederlands. Er zijn vier kinderen die een Spaanstalige ouder en een Nederlandstalige ouder hebben die vanaf de geboorte tweetalig zijn opgevoed en er is een meisje bij wie thuis voornamelijk Spaans wordt gesproken en een beetje Nederlands. Bij alle andere kinderen is de thuistaal het Nederlands.
Testen in Spanje
Op 1 juni 2011 is de Flexit‐test bij 16 kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 10 jaar afgenomen op het Institut Néerlandais in Parijs. Sinds 1988 worden aan het Institut Néerlandais Nederlandse lessen aangeboden uit een behoefte van ouders om hun kinderen naast de Franse dagschool Nederlands taal‐ en cultuuronderwijs te laten volgen. Naast de cursussen Nederlands voor kinderen en volwassenen worden cursussen Interculturele Communicatie gegeven en worden er tentoonstellingen, concerten, filmvoorstellingen en colloquia georganiseerd. Het primair onderwijs bestaat op woensdagochtend uit vier groepen met 43 leerlingen en ’s middags uit drie groepen met 23 leerlingen. Het primair onderwijs aan het Institut Néerlandais bestaat voor 35% uit Richting 1‐
30
leerlingen, voor 60% uit Richting 2‐leerlingen en voor 5% uit Richting 3‐leerlingen. De kinderen die zijn getest zijn allemaal Richting 2‐kinderen. De gemiddelde leeftijd van de geteste kinderen in Parijs is 6,7 jaar. Vier van de geteste kinderen zijn drietalig. Zij hebben naast een Nederlandse ouder, een niet‐Franstalige ouder en gaan naar een Franse dagschool. De overige kinderen hebben een Franstalige –en een Nederlandstalige ouder. De kinderen gaan allemaal naar een Franse dagschool. De Nederlandse lessen duren drie uur en een kwartier waaronder een kwartier pauze en de leerlingen zijn verdeeld naar leeftijd en niveau in groepen van 6 à 12 leerlingen. Op het Institut Néerlandais wordt geen specifieke aandacht besteed aan het lidwoord. De coördinatrice van het primair onderwijs is ontevreden over de lesmethode die wordt gebruikt (Taalverhaal) omdat zij deze niet geschikt vindt voor meertalige kinderen. Hieronder volgt een tabel met de deelnemers in Frankrijk en in Spanje.
Tabel 3 : overzicht deelnemers Parijs en Spanje
31
4.3 Procedure Op 13 mei 2011 is de locatie in El Campello, nabij Alicante, bezocht waar een locatie voor de school gehuurd wordt aan de boulevard. Er waren ongeveer 20 kinderen aanwezig. De leerkrachten hebben de kinderen eerst in de kring gezet en uitgelegd wat er ging gebeuren. Beneden was een rustige ruimte waar de test afgenomen kon worden. De directrice, Mariska Dubbelman, heeft een lijstje gemaakt met kinderen die een Nederlandse en Spaanstalige ouder hebben en kinderen die Nederlandse ouders hebben en al enige of vele jaren in Spanje verblijven. Ik heb één voor één de kinderen uit de klas gehaald. De plaatjes van de test had ik in Nederland al in een boek geplakt waardoor er geen laptop nodig was. Na afloop van de test konden de kinderen een kleinigheidje die ik meegenomen had uit Nederland uitkiezen. In totaal hebben op vrijdag tien kinderen meegewerkt aan de test. Op 16 mei 2011 is een andere locatie van Nederlands Onderwijs Costa Blanca bezocht in Calpe. Deze locatie betrof het huis van de directrice. Ik heb aan de twee aanwezige klasjes uitgelegd waar ik mee bezig was en wat er ging gebeuren. Buiten aan een grote tafel is de test afgenomen bij de negen aanwezige kinderen. Op 1 juni is tenslotte het Institut Néerlandais bezocht in het centrum van Parijs. Ik werd van harte welkom geheten door de coördinatrice Eline van der Voort en zij heeft mij aan de aanwezige leerkrachten voorgesteld. Ik kon de kinderen één voor één uit de klassen halen. Omdat er niet veel kinderen aanwezig waren omdat de meesten naar de Franse dagschool moesten zodat ze de vrijdag na Hemelvaartsdag vrij zouden zijn, waren de klasjes klein. In de ochtend kon ik in de bibliotheek terecht om de test af te nemen en in de middag in een klaslokaal. ’s Middags heb ik zes kinderen kunnen testen omdat er niet meer aanwezig waren. In de ochtend heb ik tien kinderen getest. De kinderen kregen uiteraard ook hier een kleinigheidje uit Nederland na afloop. In het volgende hoofdstuk worden de resultaten van de Flexit‐test die is afgenomen bij 35 kinderen in Spanje en Parijs weergegeven.
32
5. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van de Flexit‐test besproken die afgenomen is bij 19 tweetalige kinderen in Spanje en bij 16 tweetalige kinderen in Parijs.
5.1 Nederlands Onderwijs Costa Blanca
Hieronder worden de resultaten van de Flexit‐test die afgenomen is bij 19 kinderen in Spanje besproken. Hierbij zijn antwoorden met een of zonder lidwoord buiten beschouwing gelaten. Deze antwoorden werden niet fout gerekend maar buiten de test gelaten. In totaal is er van de 1026 antwoorden 34 keer geen lidwoord gebruikt (3%) en 7 keer een gebruikt (0,7%) waar een bepaald lidwoord gezegd had moeten worden. Het grootste aantal weglatingen van het lidwoord is veroorzaakt door de zesjarige tweetalige Alba, die in totaal 9 keer het lidwoord wegliet. n = 19
Het
de 49%
92%
verkleinwoorden meervoud 55% 96%
Tabel 4: % correct geproduceerde lidwoorden totaal aantal geteste kinderen in Spanje
In bovenstaande tabel worden de totaalresultaten van de 19 kinderen samen weergegeven. Het lidwoord is in totaal 54 keer getest per kind. De meeste kinderen hebben de goed onder de knie maar lopen achter met de verwerving van het. Bij het is er tevens onderscheid gemaakt in verkleinwoorden. Verkleinwoorden zijn in totaal 15 keer getest per kind. De kinderen hadden niet altijd door dat het om een verkleinwoord ging. Zo kon in hun ogen boekje net zo goed boek zijn, ook al zei ik in het plaatje nadrukkelijk boekje (‘Kijk, hier zie je een boekje’). De kinderen scoren bij de verkleinwoorden iets slechter ten opzichte van de overige het‐woorden. Het meervoud met de, dat 9 keer is getest per kind, verliep in de meeste gevallen zonder problemen. Om een beter beeld te krijgen van de ontwikkeling van de verwerving van Nederlandse lidwoorden, volgt hieronder een uitsplitsing in de groep van 6‐8 jaar en de groep van 9‐12 jaar.
6‐8 jr n = 11 9‐12 jr n = 8
het het
de
verkleinwoorden meervoud 39% 90% 45% 96% de verkleinwoorden meervoud 62% 95% 69% 96%
Tabel 5: % correct geproduceerde lidwoorden per groep kinderen in Spanje
33
Uit bovenstaande tabel valt af te lezen dat de oudere kinderen (9‐12 jaar), een groep van acht geteste kinderen, een vooruitgang hebben geboekt op de 6‐8‐jarigen, een groep van elf geteste kinderen, met betrekking tot de verwerving van het en de verkleinwoorden met het. Ook scoren zij iets beter met de. Om te kunnen zien hoe de ontwikkeling is per leeftijd volgen hierna de resultaten per leeftijd uitgesplitst. Er is hierbij onderscheid gemaakt in zes –en zevenjarigen, achtjarigen, negenjarigen, elfjarigen en twaalfjarigen. De zes –en zevenjarigen zijn samengenomen omdat er slechts één zevenjarig kind is getest dat op het moment van testen ook net zeven was geworden. 6 + 7 jr n = 7
het
de 23%
96%
verkleinwoorden meervoud 27% 98%
Tabel 6: % correct geproduceerde lidwoorden zes –en zevenjarige kinderen in Spanje
De meeste kinderen in de categorie zes –en zevenjarigen overgeneraliseren de en gebruiken bij elk woord dat gepaard zou moeten gaan met het het lidwoord de. De scores van het correcte gebruik van het liggen bij vijf kinderen tussen de 3 en 17% maar er is een uitschieter. Fab scoort maar liefst 90% goed met betrekking tot het gebruik van het en 100% goed met betrekking tot de overige drie categorieën: de, verkleinwoorden en meervoud. Ook met betrekking tot de verkleinwoorden steekt zij er met kop en schouders bovenuit. De rest van de zesjarigen scoort daar tussen de 0 en 33%. Naar aanleiding van een gesprek met de moeder van Fab kan vastgesteld worden dat zij thuis Nederlands spreken en alleen maar Nederlandse televisie kijken, boeken lezen en vaak omringd zijn door Nederlanders omdat de ouders een Nederlands restaurant hebben. Toch gaat zo moeiteloos over op het Spaans zodra haar omgeving niet meer Nederlands is. Fab was ook slechts een halfjaar toen ze naar Spanje ging, dus onderwijs in Nederland heeft zij niet genoten. Drie van de zes kinderen spreken ook Nederlands thuis en hebben Nederlandse ouders maar zij scoren beduidend slechter dan Fab.
8 jr n = 4
het
de 68%
80%
verkleinwoorden meervoud 75% 91%
Tabel 7: % correct geproduceerde lidwoorden achtjarige kinderen in Spanje
De achtjarigen, een groep van vier kinderen, vertonen een duidelijke progressie met betrekking tot de verwerving van het lidwoord het. Wat opvalt is dat binnen deze groep in 20% van de gevallen waar de is vereist het wordt gebruikt in plaats van de. Dit hoge percentage wordt voornamelijk veroorzaakt door Alba, die slechts 47% van de situaties waarin het is vereist, goed heeft. Zij heeft geen moeite met de; 92% van de situaties waarin de is vereist heeft zij correct. Wat nog meer opvalt aan Alba is dat zij soms ook het gebruikt voor meervoudsvormen. Dit doet zij in 14% van de gevallen
34
terwijl over het algemeen de meeste kinderen het meervoud foutloos beheersen. Alba is tweetalig en gaat naar een Spaanse dagschool. Ook twee andere achtjarigen, die Nederlandse ouders hebben, gebruiken in 14 tot 17% van de gevallen het waar de is vereist terwijl de zesjarigen de volledig onder controle hadden (100% goed). De zesjarigen hadden ook het meervoud onder controle (96% goed) terwijl de achtjarigen hier wat meer problemen mee hebben. Drie kinderen zijn verantwoordelijk voor de lagere score dan de zesjarigen. Deze categorie lijkt zich bewust te worden van het bestaan van het lidwoord het maar gebruiken het nog niet altijd correct en overgeneraliseren het af en toe zelfs. In de volgende tabel worden de resultaten van de negenjarige kinderen in Spanje weergegeven.
9 jr n = 3
het
de 85%
100%
verkleinwoorden meervoud 98% 100%
Tabel 8: % correct geproduceerde lidwoorden negenjarige kinderen in Spanje
De groep van negenjarigen bestaat uit drie kinderen die Nederlandse ouders hebben en thuis Nederlands spreken. Zij hebben een flinke vooruitgang geboekt ten opzichte van de scores van de achtjarigen. Zij hebben het echter nog niet volledig onder de knie. Hieronder volgen de resultaten van de elfjarige kinderen. 11 jr n = 3
het
de 19%
verkleinwoorden meervoud 94% 24% 96%
Tabel 9: % correct geproduceerde lidwoorden elfjarige kinderen in Spanje
De groep elfjarigen, bestaande uit drie kinderen, levert een verrassende score op. Zij scoren samen zeer slecht met betrekking tot de beheersing van het lidwoord het en de verkleinwoorden met het. Deze groep bestaat uit twee kinderen die al hun hele leven in Spanje wonen en waarvan één ouder Spaanstalig is. Eén van deze twee meisjes, Dana, spreekt thuis alleen maar Spaans. Het andere meisje, Alexandra, wordt tweetalig opgevoed sinds de geboorte. De leerling die verantwoordelijk is voor de slechtste score is echter Koen. Hij heeft Nederlandse ouders en is vijf jaar in Spanje. Koen scoort slechts 4% van de het‐woorden goed en 0% van de verkleinwoorden met het. Koen krijgt zelfs nog meer Nederlandse les dan de andere kinderen. Hij zit als enige van de geteste kinderen op de Europese school in Alicante waar hij Spaanstalig onderwijs volgt maar ook een uur per dag Nederlandse les krijgt. Volgens de leerkrachten van de Nederlandse school loopt Koen achter ten opzichte van zijn leeftijdsgenootjes. In de volgende tabel worden de resultaten van de twaalfjarige geteste kinderen in Spanje weergegeven.
35
12 jr n = 2
Het
de 91%
90%
verkleinwoorden meervoud 93% 89%
Tabel 10: % correct geproduceerde lidwoorden twaalfjarige kinderen in Spanje
De groep twaalfjarigen bestaat uit twee kinderen; Jesse woont al tien jaar in Spanje en Gwen pas twee jaar. Gwen maakt geen enkele fout en vindt de opdracht erg makkelijk. Jesse, die al tien jaar samen met zijn moeder in Spanje woont, heeft veel meer problemen met de lidwoorden. Hij scoort 82% goed waar de is vereist en 79% waar het is vereist. Hij gebruikt dus in 21% van de gevallen waar de is vereist het. Deze overgeneralisatie van het zijn wij eerder tegengekomen bij de tweetalige Alba en in mindere mate bij twee kinderen van acht jaar die thuis Nederlands spreken en bij twee elfjarigen die elk een Spaanse ouder hebben. Opvallend is ook dat Jesse soms het gebruikt voor het meervoud, in 22% van de gevallen waar het meervoud met de is vereist.
In de volgende paragraaf worden de resultaten van de Flexit‐test die is afgenomen bij 16
kinderen in Parijs besproken.
5.2 Institut Neérlandais in Parijs
Hieronder worden de resultaten van de Flexit‐test besproken die is afgenomen bij 16 kinderen in Parijs. Hierbij zijn antwoorden waarbij geen lidwoord werd gebruikt buiten beschouwing gelaten. Deze antwoorden werden niet fout gerekend maar buiten de test gelaten. In totaal is er van de 1026 antwoorden 7 keer geen lidwoord gebruikt (0,7%). Het onbepaalde lidwoord een is in geen enkel geval gebruikt waar een bepaald lidwoord was vereist. n =16
het
de 37%
92%
verkleinwoorden meervoud 41% 99%
Tabel 11: % correct geproduceerde lidwoorden totaal aantal geteste kinderen in Parijs
In bovenstaande tabel worden de resultaten van de 16 geteste kinderen samen weergegeven. Om een beter beeld te krijgen van de ontwikkeling van de verwerving van Nederlandse lidwoorden door twee –of meertalige Frans/Nederlandse kinderen, volgt hieronder een uitsplitsing in leeftijdscategorieën. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen kleuters (vier –en vijfjarigen), zesjarigen, zevenjarigen en achtjarigen. De enige tienjarige leerling is buiten beschouwing gelaten omdat hij de enige oudere geteste leerling is.
36
4‐5 jr n = 4
het
de 34%
99%
verkleinwoorden meervoud 38% 100%
Tabel 12: % correct geproduceerde lidwoorden kleuters in Parijs
Slechts in 1% van de gevallen wordt het gebruikt waar de is vereist tegenover 66% gebruik van de waar het is vereist. Er is echter zeer veel variatie binnen deze groep kleuters. Zo scoren twee kinderen zeer goed op de beheersing van het (60‐70%) tegenover twee kinderen die zeer slecht scoren (0‐7%). In de volgende tabel worden de resultaten van de zesjarige kinderen in Parijs weergegeven. 6 jr n = 3
het
de 52%
90%
verkleinwoorden meervoud 64% 100%
Tabel 13: % correct geproduceerde lidwoorden zesjarigen in Parijs
De zesjarige kinderen in Parijs lijken zich op het eerste gezicht bewuster te worden van het gebruik van het. Zo wordt in 10% van de gevallen waar de is vereist het gebruikt. Maar deze score wordt veroorzaakt door één leerling, Tom, die in 29% van de gevallen waar de is vereist, het heeft gezegd. Er is één leerling, Paloma, die eruit schiet en het beste scoort van alle 16 kinderen. Zij scoort op alle gebieden optimaal, behalve dat zij nog in 27% van de gevallen waar het is vereist de heeft gezegd. Zij spreekt naast Frans en Nederlands thuis Italiaans en is dus drietalig. In de volgende tabel worden de resultaten van de zevenjarige kinderen in Parijs weergegeven. 7 jr n = 3
het
de 0%
100%
verkleinwoorden meervoud 0% 100%
Tabel 14: % correct geproduceerde lidwoorden zevenjarigen in Parijs
Deze tabel laat zeer duidelijk een volledige overgeneralisatie van de zien. Terwijl de zesjarigen nog wel een progressie in het gebruik van het lieten zien, is deze bij de zevenjarigen verdwenen. In de volgende tabel worden de resultaten van de achtjarige kinderen in Parijs weergegeven. 8 jr n = 5
het
de 44%
85%
verkleinwoorden meervoud 46% 96%
Tabel 15: % correct geproduceerde lidwoorden achtjarigen in Parijs
De achtjarige kinderen gebruiken wat vaker het in plaats van de (15%) dan de jongere kinderen. Deze score wordt echter voornamelijk veroorzaakt door Silke, die in 54% van de gevallen waar de is vereist het zegt. Haar correcte gebruik van het is 93%, een zeer hoge score in vergelijking met de andere
37
achtjarige kinderen in Parijs. Zij overgeneraliseert het dus in plaats van de. De wordt nog maar door één leerling volledig overgegeneraliseerd, de andere kinderen gebruiken het soms tot regelmatig.
Tot slot worden hieronder de resultaten van de het‐woorden per woord weergegeven. Elk
van deze woorden is drie keer per kind getest. Te zien is met welke het‐woorden de kinderen de minste en de meeste moeite hebben per land. De kinderen in Spanje hebben het lidwoord het meest fout in combinatie met het woord ‘schaap’ terwijl de kinderen in Frankrijk de meeste moeite hebben met de woorden ‘glas’ en ‘mes’. Voor beide groepen geldt dat de verkleinwoorden met ‘het’ beter beheerst worden. Spanje Boekje Kadootje Huisje Raampje Varkentje Glas Mes Paard Schaap Vliegtuig Frankrijk Boekje Kadootje Huisje Raampje Varkentje Glas Mes Paard Schaap Vliegtuig
49% 49% 54% 58% 49% 42% 39% 47% 30% 47%
35% 44% 38% 40% 48% 29% 29% 33% 33% 46%
Tabel 16: % correct geproduceerde het‐woorden per woord en per land
In de discussie worden deze resultaten nader besproken.
38
6. Discussie Wat allereerst opvalt aan de resultaten uit zowel Spanje als Frankrijk is de massale overgeneralisatie van de en de grote individuele variatie. De overgeneralisatie van de komt overeen met andere onderzoeken die gedaan zijn naar de verwerving van lidwoorden door tweetalige kinderen. Zowel de achtergronden van de kinderen als de scores lopen echter zeer uiteen en dit geldt voor alle leeftijdscategorieën. Een bepaalde progressie naarmate de kinderen ouder worden is wel te zien maar een enkele leeftijdsgroep scoort dan toch weer ineens lager, zoals de elfjarigen in Spanje. Een leeftijdseffect is dus niet direct zichtbaar. Alleen als de Spaanstalige kinderen worden onderverdeeld in een groep van 6‐8 jaar en een groep van 9‐12 jaar is een flinke progressie waar te nemen in de verwerving van het lidwoord het. Maar de individuele variatie binnen deze groepen is groot. Er is geen oudere groep getest in Frankrijk dus er kan geen vergelijking worden gemaakt met een jongere en oudere groep Franstalige kinderen. Wat echter blijkt uit de resultaten is dat ook op latere leeftijd (11‐12 jaar) de kinderen het nog niet volledig beheersen. Dit geldt tevens voor de tienjarige Nederlands/Franse jongen die als enige oudere leerling is getest in Frankrijk. De twaalfjarigen in Spanje lijken het eindstadium bijna te hebben bereikt maar de elfjarigen scoren daarentegen beduidend slechter. Deze bevindingen komen overeen met eerder verschenen onderzoeken, waaronder Hulk & Cornips (2006), Blom et al. (2008) en Unsworth (2008) die de verwerving van Nederlandse lidwoorden onderzochten bij respectievelijk tweetalige etnische minderheidsgroepen in Nederland en Nederlands/Engelse kinderen (Unsworth). Ook zij constateren dat kinderen tot een ver gevorderde leeftijd van 11 tot 13 jaar moeite hebben met een correct gebruik van het in het Nederlands en gebruiken daarvoor in de plaats de. Terwijl Unsworth geen leeftijdseffect waarneemt bij de Nederlands/Engelse kinderen die door haar getest zijn, zien Hulk & Cornips (2006) en Blom et al. (2008) wel degelijk leeftijdseffecten. Deze effecten zijn eveneens geconstateerd bij monolinguale kinderen door onder meer Blom et al. De Frans/Nederlandse kinderen zoals beschreven door Hulk (2007) vertonen eveneens geen sterk leeftijdseffect. Wat echter onduidelijk blijft bij deze kinderen is hoe lang zij al zijn blootgesteld aan het Nederlands. Kortom, hebben de oudere kinderen langer input gekregen van het Nederlands dan de jongere kinderen of zijn zij later aan het Nederlands blootgesteld? 6.1 Leeftijd De kinderen uit het huidige onderzoek zijn allemaal, op één kind na, opgegroeid met het Nederlands vanaf de geboorte, hetzij met input van twee Nederlandse ouders, hetzij met input van één
39
Nederlandse ouder. De age of onset is dus voor vrijwel alle kinderen gelijk. De oudere kinderen hebben in totaal dus meer input van het Nederlands gekregen. Omdat er geen duidelijke progressie is te zien bij alle leeftijdscategorieën, ondanks dat de oudere leerlingen meer input van het Nederlands hebben gehad, lijkt de length of exposure in dit onderzoek geen rol te spelen. De voorspelling die Unsworth doet is dat als monolinguale kinderen rond hun zesde jaar de lidwoorden beheersen, tweetalige kinderen twee keer zo lang nodig hebben en dus rond hun twaalfde jaar de en het beheersen. De oudere kinderen die getest zijn in Frankrijk en Spanje doen er echter langer over om het volledig te verwerven of zijn misschien zelfs al gefossiliseerd. De resultaten van de jonge kinderen, de vier –en vijfjarige Franstalige kinderen, kunnen vergeleken worden met de resultaten van de eveneens Franstalige kinderen getest door Hulk & van der Linden in 2010 en beschreven door Hulk in 2007. De situatie van deze twee onderzoeken en dit onderzoek aan het Institut Néerlandais is in zoverre vergelijkbaar dat alle kinderen naar een Franse dagschool gaan, meestal een Nederlandse en een Franse ouder hebben en uit middenklasse families komen die het belang van taal inzien. De vierjarige kinderen op de Franse school in Amsterdam (Hulk & van der Linden 2010) scoren zelfs beter dan hun Nederlandse leeftijdsgenootjes. De kinderen beschreven door Hulk (2007) gaan ook naar de Franse school maar dan in Den Haag. Zij scoren daarentegen veel minder goed en bijna vergelijkbaar met de resultaten van onderzoeken die zijn gedaan naar tweetalige kinderen uit etnische minderheidsgroepen (Hulk & Cornips 2006, Blom et al. 2008) en Nederlands/Engelse kinderen getest door Unsworth (2008). Deze groepen scoren wel iets minder (gemiddeld 15‐25% correcte antwoorden voor het) waardoor het zou kunnen dat de Franse taal een positieve rol speelt maar ook de age of onset kan hier een rol spelen. De scores van de vier – en vijfjarigen van het Institut Néerlandais zijn nog net iets beter, maar komen niet in de buurt van de uitstekende resultaten van de kinderen getest door Hulk & van der Linden (2010). Het verschil is echter dat de kinderen getest door Hulk & van der Linden (2010) zich in Nederland bevinden en de kinderen getest in dit onderzoek in Frankrijk. Ook de drie –en vijfjarige Nederlands/Spaanse kinderen getest door Hulk & van der Linden scoren beter dan of gelijk aan hun Nederlandse leeftijdsgenootjes. Er is echter wel een groot verschil in de input vergeleken met de andere geteste kinderen. De Nederlands/Spaanse kinderen gaan namelijk naar een Nederlandse dagschool en volgen slechts enkele uren per week Spaanse les. Een vergelijking met de kinderen getest in Spanje kan dan ook niet gemaakt worden. Deze kinderen gaan namelijk naar een Spaanse dagschool en krijgen veel meer input van het Spaans dan het Nederlands. De input lijkt dan ook een veel grotere rol te spelen dan de leeftijd.
40
6.2 Input De kinderen in Spanje lijken meer profijt te hebben van hun input thuis. De meesten van hen hebben twee Nederlandse ouders hetgeen de input vergroot ten opzichte van de kinderen in Parijs die allen één Nederlandse ouder hebben. Alle geteste kinderen in Parijs zijn twee –of drietalig vanaf de geboorte en worden veelal opgevoed volgens het ‘one parent, one language’ principe. De meeste kinderen in Spanje hebben twee Nederlandse ouders en de kinderen zijn niet vanaf de geboorte tweetalig. Zij spreken thuis Nederlands en krijgen dus meer input dan de kinderen in Parijs. De totaalresultaten van de kinderen in Spanje zijn beter dan die van de kinderen in Parijs. Als de vijf kinderen uit Spanje met een Nederlandse en Spaanstalige ouder apart worden genomen en vergeleken worden met de kinderen in Parijs die allemaal tweetalig worden opgevoed vanaf de geboorte, zijn de overeenkomsten tussen de Spaans –en Franstalige kinderen aanzienlijk groter. n = 5
het
de 33%
verkleinwoorden meervoud 86% 41% 95%
Tabel 17: % correct geproduceerde lidwoorden tweetalige kinderen vanaf de geboorte Spanje
n=16
het
de 37%
verkleinwoorden meervoud 92% 41% 99%
Tabel 18: % correct geproduceerde lidwoorden totaal aantal geteste kinderen in Parijs
De kinderen in Parijs hebben het nu juist iets beter onder controle. De resultaten komen min of meer overeen met de resultaten van de kinderen van de Franse school in Den Haag beschreven door Hulk (2007), waar in gemiddeld 30% van de gevallen waar het is vereist, het correct wordt gebruikt (tegenover respectievelijk 37% van de kinderen in Parijs en 33% van de kinderen in Spanje). Wat ook opvalt is dat de Spaanse kinderen bepaalde geteste combinaties van zelfstandige naamwoorden met het lidwoord beter beheersen dan de Franse kinderen, en andersom. Zo hebben de meeste Spaanse leerlingen de meeste moeite met het lidwoord bij ‘schaap’, terwijl de Franse kinderen de meeste moeite hebben met ‘glas’ en ‘mes’. Zij hebben allemaal minder moeite met ‘vliegtuig’ en met de verkleinwoorden. Het zou interessant zijn nader te onderzoeken hoe deze verschillen te verklaren zijn. Heeft dit te maken met de input of eventueel met de instructie? 6.3 De invloed van de taal Naast de rol van de age of onset en van de input is ook de rol van de andere taal een factor die voor vertraging of versnelling van de verwerving van lidwoorden zou kunnen leiden. De invloed van de
41
taal, het Frans of het Spaans, is niet direct zichtbaar in de resultaten. De kinderen scoren wel iets beter dan de Engels/Nederlandse kinderen en de kinderen uit etnische minderheidsgroepen maar ze ze zijn wel vanaf de geboorte in aanraking gekomen met het Nederlands, hetgeen een verklaring zou kunnen zijn voor dit verschil. Een duidelijke voorsprong op monolinguale kinderen, zoals Hulk & van der Linden (2010) en Cornips & Hulk (2006b) hebben waargenomen bij Frans/Nederlandse kinderen in Nederland en kinderen met het Heerlens dialect, is niet waarneembaar. Dat de kinderen zich wel meer bewust zijn van het bestaan van lidwoorden is gebleken uit het feit dat de kinderen zelden het lidwoord weglieten en zeer weinig het onbepaalde lidwoord een antwoordden. Dit zou een invloed kunnen zijn vanuit hun andere taal. Zij hebben immers de lidwoorden in het Spaans of Frans al sinds ongeveer hun derde of vierde levensjaar onder de knie. De individuele variatie die zo opvalt aan de resultaten van dit onderzoek kunnen wellicht veroorzaakt worden door een onevenwichtigheid in de tweetaligheid. Bijna elk kind zal een dominante taal hebben en deze beter beheersen. Dit heeft alles met de input te maken. Hoe vaker een kind zich in een Nederlandstalige situatie bevindt, hoe hoger de verwachting dat de beheersing van de lidwoorden eerder plaats zal vinden. Ook kan de voorkeur voor een taal van het kind een rol spelen. Als een kind gemotiveerder is om het Nederlands te spreken dan een andere taal, zal hij of zij waarschijnlijk ook sneller bepaalde taalelementen verwerven. Maar hoeveel er thuis ook Nederlands wordt gesproken, de meeste kinderen die naar een Franse of Spaanse dagschool gaan, ondervinden veel meer problemen met de Nederlandse lidwoorden dan monolinguale kinderen. Of ook de instructie één van de factoren kan zijn die voor een vertraging of versnelling van de verwerving van lidwoorden door Romaans/Nederlandstalige kinderen kan zijn, wordt in de volgende paragraaf besproken 6.4 Leermiddelen In dit onderzoek is voor het eerst onderzocht of ook de gebruikte leermiddelen van invloed kunnen zijn op de verwerving van lidwoorden door Romaanstalige kinderen. Omdat de kinderen in Spanje beter scoren en een geïntegreerde NT2‐leergang gebruiken, kan naar aanleiding van dit onderzoek geconstateerd worden dat de gebruikte leergang wel degelijk een rol zou kunnen spelen bij de verwerving van lidwoorden. Wanneer de kinderen uit Spanje en Frankrijk die een Nederlandstalige en een anderstalige ouder hebben met elkaar vergeleken worden (zie tabel 17 en 18) scoren de Franse kinderen echter beter waardoor bovenstaande constatering teniet gedaan wordt. Verder onderzoek naar de rol van de leermiddelen waarbij dezelfde test wordt uitgevoerd op andere scholen met dezelfde of meer leermiddelen is noodzakelijk om tot een beter beeld over de rol van de leermiddelen bij de verwerving van de Nederlandse lidwoorden te komen.
42
7. Conclusie In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de verwerving van lidwoorden door Romaans/Nederlandstalige kinderen en de relatie met de gebruikte taallesmethode. In dit onderzoek wordt er verwacht dat als deze kinderen een methode met een geïntegreerde versie voor NT2‐ kinderen of een leergang specifiek voor NT2‐kinderen gebruiken, zij de lidwoorden eerder verwerven. Gebruiken zij een methode zonder aandacht voor NT2‐leerlingen, met andere woorden, een reguliere taalmethode voor Nederlandse kinderen, dan zullen de leerlingen de lidwoorden later verwerven. Om de kennis van de Nederlandse lidwoorden te testen bij deze kinderen is de Flexit‐test, die lidwoorden uitlokt aan de hand van plaatjes, afgenomen bij 19 tweetalige kinderen die Nederlandse les volgen bij Nederlands Onderwijs Costa Blanca en bij 16 tweetalige kinderen die Nederlandse les volgen bij het Institut Néerlandais in Parijs. Uit de resultaten is gebleken dat de kinderen in Spanje de lidwoorden beter beheersen dan de kinderen in Frankrijk. Ondanks dat de gemiddelde leeftijd van de kinderen in Spanje hoger is, speelt leeftijd nauwelijks een rol. Binnen alle leeftijdscategorieën is sprake van een grote individuele variatie. De oudere kinderen zijn niet per definitie beter dan de jongere kinderen, ondanks dat ze meer input hebben gekregen omdat de kinderen allemaal voor het eerst met het Nederlands in aanraking zijn gekomen vanaf de geboorte. De kinderen in Spanje krijgen wel meer input dan de kinderen in Frankrijk. De meeste kinderen in Spanje hebben namelijk twee Nederlandse ouders en de kinderen in Frankrijk hebben allemaal één Nederlandse ouder en een anderstalige ouder. Als de kinderen in Spanje die een Spaans –en Nederlandstalige ouder hebben worden vergeleken met de kinderen in Frankrijk en daarmee in een gelijkwaardige positie komen, zijn de resultaten vrijwel vergelijkbaar. Meer input door twee Nederlandstalige ouders lijkt dus wel degelijk succesvoller te zijn bij de verwerving van lidwoorden door tweetalige kinderen. Een positieve invloed van het Spaans en het Frans, zoals opgemerkt in het onderzoek door Hulk & van der Linden (2010), is in het huidige onderzoek niet waarneembaar behalve dat de kinderen nauwelijks lidwoorden weglaten of het onbepaalde lidwoord een gebruiken. Dit kan duiden op een hoger bewustzijn van het bestaan van lidwoorden omdat Romaanstalige kinderen al tussen de drie en vier jaar de Romaanse lidwoorden beheersen.
In dit onderzoek is voor het eerst de gebruikte lesmethode als mogelijke versnellende of
vertragende factor geïntroduceerd bij de verwerving van lidwoorden door tweetalige kinderen. Er zijn vier lesmethoden uitgelicht met betrekking tot de behandeling van het lidwoord, waaronder de lesmethoden die gebruikt worden op de twee bezochte scholen. Op de scholen van Nederlands Onderwijs Costa Blanca wordt de geïntegreerde versie van Taalactief voor meertalige kinderen gebruikt waarin het lidwoord wordt behandeld. Op het Institut Néerlandais wordt Taalverhaal gebruikt, een methode voor Nederlandse monolinguale kinderen. Het lidwoord wordt hierin niet
43
behandeld. Omdat de kinderen in Spanje beter scoren dan de kinderen in Frankrijk is het aannemelijk dat de gebruikte taallesmethode een rol kan spelen. Dit geldt voor kinderen vanaf zeven jaar, omdat de methode alleen lidwoorden behandelt in de versie voor zevenjarigen. De tweetalige kinderen met een Nederlandse ouder en een anderstalige ouder uit zowel Spanje als Frankrijk scoren praktisch gelijk. De Nederlands/Franse kinderen scoren zelfs iets beter, hetgeen de veronderstelling dat de gebruikte lesmethode een rol zou kunnen spelen, tegenspreekt.
Om de invloed van de gebruikte taallesmethoden voor meertalige kinderen verder te
onderzoeken, zal een nieuwe studie gedaan kunnen worden op meerdere scholen waar ook andere lesmethoden worden gebruikt. Het zou daarnaast de moeite waard zijn om de aandacht voornamelijk op zevenjarigen te richten, die dan met de versie van Taalactief of een andere methode werken waarin het lidwoord wordt uitgelegd. Ook zou nader onderzocht kunnen worden of specifieke lessen met betrekking tot het lidwoord, nut hebben en een snellere verwerving van de en het tot stand brengen. Wat opviel bij het uitvoeren van de Flexit‐test is dat het bewustzijn van de verschillen tussen de en het werd uitgelokt bij de kinderen. Als dit bewustzijn al plaatsvindt bij het uitvoeren van deze test, is het niet ondenkbaar dat een specifieke les over de Nederlandse lidwoorden zinvol kan zijn.
44
Bibliografie Appel, R. & Vermeer, A. (2008), Tweede‐taalverwerving en tweede‐taalonderwijs. Bussum: Coutinho. Berg, H. van den (2002). Taalverhaal. Taal. Handleidingen 4. Utrecht : ThiemeMeulenhoff. Berg, H. van den (2002). Taalverhaal. Taal. Werkschriften 4. Utrecht : ThiemeMeulenhoff. Berg, H. van den (2002). Taalverhaal. Taal. Leerlingenboeken 4. Utrecht : ThiemeMeulenhoff. Blom, E., Orgassa, A., & Polišenská, D. (2008). FlexiT: Elicitatie‐materiaal voor de inventarisatie van de mondelinge taalvaardigheid van werkwoordsvervoeging, werkwoordsplaatsing, vervoeging van het bijvoeglijk naamwoord en lidwoordtoekenning bij diverse taalleerders van het Nederlands, Universiteit van Amsterdam. Blom, E., Polišenská, D., & Weerman, F. (2008). Articles, adjectives and age of onset: the acquisition of Dutch grammatical gender. Second Language Research, 24(3), 297‐331. Blom, E., Polišenská, D., & Weerman, F. (2006). Effects of age on the acquisition of agreement inflection. Morphology, 16, 313‐336. Braat, R. & Fuchs, H. (2005). Taal actief. Taal. Handleidingen Groep 4, B. ’s Hertogenbosch : Malmberg. Braat, R. & Fuchs, H. (2005). Taal actief. Taal. Handleidingen Groep 4, A. ’s‐ Hertogenbosch : Malmberg. Braat, R. & Fuchs, H. (2003). Taal actief. Taal. Werkboeken Groep 4. ’s‐Hertogenbosch : Malmberg. Braat, R. & Fuchs, H. (2003). Taal actief. Taal. Taalboeken Groep 4. ’s‐Hertogenbosch : Malmberg. Coenen, J. (2004). Anderstaligen krijgen Zin in taal : Nt2‐aanpassingen en aanvullingen bij de methode Zin in taal voor de groepen 4, 5, 6, 7, 8. Amersfoort : ObD Eemland. Coenen, J. et al. (1992). Van horen en zeggen : een methode Nederlands voor anderstalige kinderen in het basisonderwijs / Werkgroep Nederlands voor Anderstaligen handleidingen 2. Groningen : Wolters‐Noordhoff. Coenen, J. (1983). Van horen en zeggen : een methode Nederlands voor anderstalige kinderen in het basisonderwijs / Werkgroep Nederlands voor Anderstaligen handleidingen 1. Groningen : Wolters‐ Noordhoff, 1983. Cornips, L., & Hulk, A. (2008). Factors of success and failure in the acquisition of grammatical gender in Dutch. Second Language Research, 24, 267‐295. Cornips, L., & Hulk, A. (2006a). Between 2L1 and Child L2 Acquisition: An Experimental Study of Bilingual Dutch. Interfaces in Multilingualism: Acquisition, representation and processing, 115‐138.
45
Cornips, L. & Hulk, A. (2006b). External and Internal Factors in Bilingual and Bidialectal Language Development: Grammatical Gender of the Dutch Definite Determiner. L2 Acquisition and Creole Genesis. Dialogues, 355‐378. Gein, J. van de (2006). Zin in taal. Handleidingen A1. Tilburg : Uitgeverij Zwijsen. Gein, J. van de (2006). Zin in taal. Taalboeken A1. Tilburg : Uitgeverij Zwijsen. Gein, J. van de (2006). Zin in taal. Werkboeken A1. Tilburg : Uitgeverij Zwijsen. Gillis, S., Schaerlaekens, A. (2000). Kindertaalverwerving : een handboek voor het Nederlands. Groningen: Nijhoff. Hulk, A. & Van der Linden, E. (2010). How vulnerable is gender? In Guijarro‐Fuentes, P. & Domínguez, L. (eds), New Directions in Language Acquisition: Romance Languages in the Generative Perspective. (p. 219‐244). Cambridge: Cambridge Scholars Publishing. Hulk, A. & Van der Linden, E. (2009). L'acquisition du genre chez les enfants bilingues et le rôle de l'autre langue. Mélanges plurilingues offerts à Suzanne Schlyter à l'occasion de son 65ème anniversaire, 147‐160. Hulk, A. (2007). Deviance in early child bilingualism. Romance Linguistics 2006. Selected papers from the 26th Linguistic Symposium on Romance Languages (LSRL), 177‐198. Hulk, A. & Cornips, L. (2006). Neuter gender and interface vulnerability in child L2/2L1 Dutch. Paths of Development in L1 and L2 acquisition, 107‐134. Hulk, A. & Van der Linden, E . (1998). Evidence for transfer in bilingual children? Bilingualism: Language and Cognition, 1: 177‐180. Karregat, G. & Rusman, E. (2011). De verwerving van adjectivale inflectie door kinderen met Nederlands als tweede taal. Speelt de moedertaal een rol? Paper, Universiteit van Amsterdam. Kouwenberg, B. (2001). Zin in taal. Taalmaatje A. Tilburg : Uitgeverij Zwijsen. Kuiken, F., Vermeer, A. red. (2005), Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Linden, E. van der (2004). Babel in het klein: aspecten van vroege tweetaligheid. In Heerikhuizen, A. van, Montfrans, M. van, Naarden, B. & Reestman, J.H. (eds), Het Babylonische Europa. Opstellen over veeltaligheid (p. 277‐292). Amsterdam: Amsterdam University Press. Sabourin, L. (2001). L1 effects on the processing of grammatical gender in L2. EUROSLA Yearbook 1, 159‐169. Unsworth, S., Argyri, F., Cornips, L., Hulk, A., Sorace, A. & Tsimpli, I. (to appear). On the role of age of onset and input in early child bilingualism in Greek and Dutch. GALANA 4 Proceedings. Unsworth, S. & Hulk, A. (to appear). L1 acquisition of neuter gender in Dutch: Production and judgement. Proceedings of GALA 09.
46
Unsworth, S.(2008). Age and input in the acquisition of grammatical gender in Dutch. Second language research, 24, 365‐396.
Websites Dubbelman, M. (2010). Nederlands Onderwijs Costa Blanca. Schoolgids voor het schooljaar 2010/2011. Afdelingen: Pedreguer, Jávea, Calpe, Alfaz del Pí, El Campello. Geraadpleegd april 2011. < www.stichtingnob.nl/onderwijs/scholenzoeker/nederlands‐onderwijs‐costa‐blanca.aspx > Paupert, I. & Voort, E. van der (2010). Institut Néerlandais Parijs. Schoolgids NTC 2010‐2011. Geraadpleegd mei 2011. < www.institutneerlandais.com/nl‐lessen‐nederlands.phtml > SLO Nationaal Expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling. Geraadpleegd maart 2011. < www.leermiddelenplein.nl >
47
Bijlagen I
Taalprofielen
49
A. Taalprofiel kinderen Spanje
49
B. Taalprofiel kinderen Frankrijk
50
II
Leermiddelen Nederlands Primair onderwijs anderstaligen
51
III
Plan van aanpak
56
IV
Vragenlijsten
63
V
Scores
68
A. Percentage correcte antwoorden kinderen Spanje
68
B. Percentage correcte antwoorden kinderen Frankrijk
69
VI
Gebruikt scoreformulier
70
48
I Taalprofielen A. Taalprofiel kinderen Spanje 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Naam Zarah Ode‐Louise Yut Franka Alba Sarah Fab Naomi Jonas Suze Stijn Floor Alexandra Koen Nikki Dana Julie Jesse Gwen
Leeftijd 6 8 8 8 8 6 6 6 7 6 6 9 11 11 9 11 9 12 12
Geboren in Spanje Nederland Nederland Nederland Spanje Spanje Nederland Nederland Nederland Nederland Engeland Nederland Spanje Nederland Belgie Spanje Nederland Nederland Nederland
Afkomst vader Colombiaans Nederlands Nederlands Nederlands Spaans Spaans Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Spaans Nederlands Vlaams Nederlands Nederlands Nederlands
Afkomst moeder Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Vlaams Spaans Nederlands Nederlands Nederlands
* 0 5 ? ? 0 0 0,5 ? ? 3 1 4 0 6 0 0 6 2 10
Spreekt met moeder Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Vlaams Spaans Nederlands Nederlands Nederlands
Spreekt met vader Spaans Nederlands Nederlands Nederlands Spaans Spaans Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Spaans Nederlands Vlaams Spaans Nederlands Nederlands
* = Op welke leeftijd naar Spanje gekomen. Helaas is dit niet van iedereen bekend omdat niet alle vragenlijsten door de ouders zijn ingevuld.
49
B. Taalprofiel kinderen Frankrijk 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Geboren Naam Leeftijd in Kallista 4 Parijs Zoe 4 Parijs Eva 5 Parijs Ruben 5 Parijs Tom 6 Parijs Paloma 6 Parijs Marguerite 6 Parijs Gaspard 7 Parijs Rafaella 7 Parijs Ines 7 Lissabon Winter 8 Parijs Eleonore 8 Parijs Victor 8 Parijs Silke 8 Parijs Emma 8 Parijs Eytan 10 Parijs
Afkomst vader Nederland Frankrijk Tsjechie Frankrijk Frankrijk Italie Frankrijk Belgie Nederland Portugal Frankrijk Frankrijk Nederland Nederland Nederland Nederland
Afkomst moeder Frankrijk Nederland Nederland Nederland Nederland Nederland Belgie Frankrijk Guadeloupe Nederland Nederland Belgie Polen Frankrijk Frankrijk Frankrijk
50
Spreekt met moeder Ned + Engels Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands Vlaams Frans meestal Frans Nederlands Nederlands Vlaams Pools Frans Frans Frans
Spreekt met vader Ned + Engels Frans Tsjechisch Frans Frans Italiaans Frans meestal Frans meestal Frans Portugees Frans Frans Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands
Samen Nederlands Ned/Fra Ned/Tsj Ned/Fra Ned/Fra Italiaans Ned/Fra Frans Frans Frans Ned/Fra Ned/Fra Ned/Pol Ned/Fra Ned/Fra Ned/Fra
II Leermiddelen Nederlands Primair onderwijs anderstaligen Exclusief leermiddelen enkel ten behoeve van de bevordering van de woordenschat, lezen en uitdrukkingen. Specifiek voor NT2‐kinderen 1) Ik & Ko taal, totaalmethode voor kleuters met een (taal) achterstand – Zwijsen (groep 1‐2) Taalmethode voor gebruik in meertalige groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. NT1 en NT2 worden geïntegreerd aangeboden. De concrete ervaringen van de leerlingen op een schooldag (zoals het knutselen of het spelen in de huishoek) zijn uitgangspunt voor het systematisch en doelgericht ontwikkelen van de vaardigheid in de Nederlandse taal. De methode besteedt aandacht aan alle aspecten van de mondelinge taalvaardigheid, aan taalbeschouwing en aan beginnende geletterdheid. Er zijn 18 thema's voor twee leerjaren. Per thema zijn er twaalf activiteiten; de leerkracht bepaalt zelf de volgorde. De helft van de activiteiten vindt in kleine groepjes plaats. Voor afstemming tussen de OALT‐lessen en het reguliere kleuteronderwijs is "Ik & Ko in de eigen taal' voor Turkse, Marokkaanse en Kaapverdische/Portugese kinderen ontwikkeld. Deze zijn verkrijgbaar bij uitgeverij Partners. Analoog aan dit pakket is voor peuters het pakket Puk & Ko verkrijgbaar. Beide pakketten samen vormen onder de naam 'Ko‐totaal' een doorgaande lijn voor VVE. Zie ook Ik & Ko rekenen en Ik & Ko sociaal‐communicatieve vaardigheden. De onderdelen 'Ik & Ko thuis, de cd‐rom Ik & Ko en de handleiding Arabisch, Portugees en Turks zijn uitgaven van CED‐Groep Rotterdam, afd. Verkoop. Op de website van CED‐groep zijn gratis woordkaarten te downloaden. 2) Horen, zien en schrijven, een oefenprogramma Nederlands voor nieuwkomers van 6 tot 12 jaar – HCO (groep 3‐8) Oefenprogramma Nederlands voor nieuwkomers, ontwikkeld in opdracht van de Projectgroep NT2. Het pakket is een geheel herziene en aangevulde versie van 'Nederlands voor anderstaligen'. 'Horen, zien en schrijven' wil de verwerving van de mondelinge taalvaardigheid ondersteunen door middel van kijk‐, luister‐, spel‐, lees‐ en schrijfactiviteiten. De leerstof is gericht op woordenschat, woordvorming en zinsvorming. De oefenstof is gekoppeld aan de acht thema's uit het 'Prisma Project'. Elk thema is uitgewerkt op vier niveaus (in totaal 32 onderwerpen). Het programma dient ingezet te worden in samenhang met één of meer programma's voor mondelinge taalverwerving
51
zoals het programma 'Mondelinge Taal' van het 'Prisma Project' of 'Allemaal Taal'. Bij elk onderwerp staan dan ook verwijzingen naar diverse bestaande programma's. Scholen kunnen bij de werkbladen kiezen uit werkblokken (verbruiksmateriaal) of uit kopieerbanden. Voor leerlingen is er nu ook een webbased versie beschikbaar. 3) Schooltaal – CED‐groep (groep 3‐8) Project voor de eerste opvang van nieuwkomers in het basisonderwijs. Het is bedoeld voor scholen die deze leerlingen vijf dagdelen per week op een gestructureerde wijze intensief onderwijs Nederlands als tweede taal willen geven. Doelstelling is om leerlingen zo snel mogelijk taalvaardig te maken zodat zij het onderwijs in de reguliere groep kunnen volgen. Schooltaal is een programma begrijpend luisteren en begrijpend lezen op basis van verhalende en informatieve teksten en woordkaarten wereldoriëntatie. In het programma worden specifieke schoolse taalvaardigheden getraind. Ook woordenschatuitbreiding neemt een belangrijke plaats in. Het programma sluit aan bij de methode Veilig Leren Lezen en het programma lezen van het Prisma Project. 4) Van horen en zeggen ‐ Werkgroep Nederlands voor Anderstaligen (groep 3‐8) Thematisch‐cursorische methode Nederlands voor anderstalige kinderen in het basisonderwijs die niet of nauwelijks in het Nederlands aanspreekbaar zijn. De methode kan het best uitgevoerd worden door een taakleerkracht met een groepje anderstalige kinderen. Van horen en zeggen richt zich allereerst op het stimuleren van de mondelinge taalvaardigheid (zowel luisteren als spreken) en pas in tweede instantie op het ondersteunen van schriftelijke taalvaardigheden (voorbereidend lezen). In de methode wordt een woordenschat aangeboden van ruim 1100 woorden die voornamelijk betrekking hebben op de school‐ en thuissituatie. 5) Knoop het in je oren – CED‐groep (groep 1‐2) Nederlandse taal voor kleuters in meertalige groepen. 6) Laat wat van je horen – CED‐groep (groep 2)
52
Vervolgprogramma van 'Knoop het in je oren', bedoeld voor vrijwel onaanspreekbare anderstalige kleuters. 7) Prisma Project – CED‐groep (groep 3‐8) Project voor de eerste opvang van nieuwkomers in het basisonderwijs. Het is bedoeld voor scholen die deze leerlingen vijf dagdelen per week op een gestructureerde wijze intensief onderwijs Nederlands als tweede taal willen geven. Doelstelling is om leerlingen zo snel mogelijk taalvaardig te maken zodat zij het onderwijs in de reguliere groep kunnen volgen. Het programma 'Lezen' is een programma voor aanvankelijk lezen voor de leeftijdsgroep van 6 tot 9 jaar en technisch lezen voor leerlingen van 6 tot 12 jaar. Het programma sluit aan op de methode Veilig leren lezen en het programma Schooltaal en bestaat uit vier cursussen van tien weken. 8) Contact!, actief tweede taal leren – Bazalt (groep 1‐8) Bronnenboek voor het leren van Nederlands als tweede taal. Bij het werken met Contact! worden situaties met interactie gestimuleerd en gecreëerd. Het boek biedt varieerde taalgebruikssituaties en betekenisvolle activiteiten. Er wordt gebruik gemaakt van de principes en werkvormen van Coöperatief leren en Meervoudige Intelligentie. Ook de uitgangspunten van Interactief Taalonderwijs zijn meegenomen in de activiteiten. Doel is het uitlokken van taalproductie. Kinderen krijgen de gelegenheid tot spreken in een veilige leeromgeving doordat ze werken in coöperatieve teams, waar ze zich gemakkelijker zullen uiten. 9) Puntje van je pen ‐ ABC onderwijsadviseurs (groep 4‐5) Thema's met oefenstof om nieuwkomers en leerlingen in het speciaal onderwijs Nederlands te leren spreken en schrijven. De thema's lopen parallel met NT2‐methoden en met de reguliere taalmethoden voor groep 4‐5. Het bevat zestien lessen van ongeveer een uur, inclusief verwerking. Differentiatie is mogelijk door opdrachten op twee niveaus
53
Methoden met onderdeel voor anderstaligen 10) Taal Actief – Malmberg (groep 4‐8) Methode taal, spelling en woordenschatontwikkeling voor groep 4 tot en met 8 van de basisschool. De methode gaat uit van interactief taalonderwijs en betekenisvol authentiek leren. Per leerjaar bevat de methode tien thema's van elk drie weken. Het hoofdthema is voor alle leerjaren gelijk; de uitwerking verschilt per groep. De leerlijnen voor meertalige en autochtone leerlingen zijn geïntegreerd. De woordenschatlijn biedt specifieke aandacht voor meertalige en taalzwakke leerlingen. Er kan bij de woordenschatlijn gekozen worden uit computerprogramma's en werkboeken. Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie: het toepassen van taal heeft een belangrijke rol gekregen; bevat digitale mogelijkheden in de vorm van computerprogramma's, website en methoderegistratiesysteem; de principes van interactief taalonderwijs zijn in de methode verweven. 11) Taaljournaal, een taalmethode voor de basisschool – Malmberg (groep 4‐8) Herziene versie van de gelijknamige taal‐ en spellingmethode voor de basisschool. De methode bestaat uit drie onderdelen: Taal, Spelling en Woordenschat. De achttien thema's (één per lesblok van twee weken) komen terug in alle drie onderdelen en zijn afkomstig uit verschillende leergebieden en zijn voor alle leerjaren gelijk. Ook de doelstellingen van de verschillende leerlijnen per jaargroep zijn in een bepaald lesblok op elkaar afgestemd. De methode bevat afwisselend leerkrachtgebonden lessen en lessen zelfstandig werken. Per week: vijf taallessen van circa vijftig minuten; drie spellinglessen van circa twintig minuten; woordenschatontwikkeling circa anderhalf uur voor meertalige en/of taalzwakke leerlingen. Elke lesweek zijn leerlingen twee dagen geheel zelfstandig aan het werk. Ze kiezen daarvoor steeds uit een aanbod van vijf taalactiviteiten. Vernieuwingen ten opzichte van de vorige versie: inzet van computerprogramma's en internetsite; keuzevrijheid voor leerlingen; nadruk op differentiatie naar boven en naar beneden. 12) Taaltijd, Nederlandse taal voor het basisonderwijs – Noordhoff (groep 1‐8) Methode voor groep 1 t/m 8 van de basisschool. De opzet is ontwikkelingsgericht‐thematisch in de onderbouw en thematisch‐cursorisch in de bovenbouw. In groep 3 vindt een geleidelijke overgang tussen deze twee werkwijzen plaats. De methode biedt differentiatiemogelijkheden en is ook
54
geschikt voor combinatieklassen. Binnen het organisatiemodel is ook een toets‐ en observatielijn opgenomen. Het materiaal is te verdelen in vijf gebieden: Taaltijd taal voor groep 4‐8, Taaltijd taal voor groep 1‐3, Taaltijd Spelling, Taaltijd T2 (t.b.v. meertalige kinderen) en Taaltijd diagnostiek (t.b.v. taalzwakke kinderen). Taaltijd Solo bestaat uit een leerlingenkaart, antwoordenboekjes en een korte toelichting. Het is een hulpmiddel waarmee de leerling zelfstandig kan werken. 13) TenT, taalachterstand en taalverwerving : een programma voor kinderen met een grammaticale en een lexicale ‐ Pearson Assessment and Information BV (groep 1‐2) TenT is bedoeld voor het aanleren van zinsbouw en woordenschat aan kinderen om de minimale taalvaardigheid voor het volgen van primair onderwijs vanaf groep 1 mogelijk te maken. Het is een behandelmethode waarmee negentig syntactische structuren, die veel voorkomen in de taal van jonge normaal sprekende Nederlandse kinderen worden aangeboden. Deze zijn ingedeeld in zes niveaus met oplopende moeilijkheidsgraad. De structuren worden ingebed in taalspelletjes zodat de taal geleerd wordt in een communicatieve context. Het programma is geschikt voor het werken met groepjes van drie tot zes leerlingen en voor individuele behandeling. Het kan gebruikt worden door logopedisten, remedial teachers en leerkrachten NT2 bij kinderen met een spraak‐/taalstoornis, een gehoorstoornis, een ontwikkelingsachterstand of bij kinderen die problemen hebben bij het verwerven van Nederlands als tweede taal. Methode specifiek voor de verwerving van het lidwoord 14) Klik klik luister ‐ Graviant Educatieve Uitgaven (groep 1‐5) Programma waarmee leerlingen bij een gegeven afbeelding het bijbehorende woord met lidwoord moeten uitspreken. Het programma is geschikt voor het oefenen van de vaardigheden: uitspraak, woordenschat, geheugen en lezen.
55
III Plan van aanpak experimenten 1. Nederlands Onderwijs Costa Blanca Achtergrond van de school De school is ontstaan door een fusie tussen Stichting Nederlands Onderwijs Spanje 2000 en St. De Nederlandse school Alicante. Nederlands Onderwijs Costa Blanca is aangesloten bij de Stichting NOB. Locaties Afdeling Calpe Deze locatie is gehuisvest in de woning van één van de leerkrachten te Calpe. Er is een ruim lokaal waar de groepjes goed kunnen worden verdeeld. De lestijden op deze locatie zijn: maandag van 17.00‐19.30 uur. Afdeling Jávea (XIC) In de internationale school XIC (Xábia International College) kan een vast lokaal gebruikt worden voor de Nederlandse lessen (50% onder schooltijd en 50% buiten schooltijd). De lestijden op deze locatie zijn: donderdag van 15.00 uur‐17.00 uur. Afdeling Jávea (Rainbow Nursery) Op deze locatie zijn de lessen geïntegreerd in het curriculum en vinden deels plaats onder schooltijd. De school biedt de mogelijkheid om een vast lokaal te gebruiken. De lestijden op deze locatie zijn: donderdag van 15.35‐16.45 Afdeling Pedreguer Deze centrale locatie is gehuisvest in de woning van één van de leerkrachten. Er zijn twee leslokalen. De lestijden op deze locatie zijn: woensdag van 17.00‐ 19.30 uur. Afdeling El Campello Deze locatie is gehuisvest in een groot leslokaal aan de boulevard van het typisch Spaanse dorpje El Campello. De lestijden op deze locatie zijn: vrijdag van 18.00‐20.30 uur.
56
Afdeling Alfaz del Pi Deze locatie is al jaren gehuisvest in het Sierra Bernia College, een Engels georiënteerde Internationale school, die gelegen is in een rustige wijk iets buiten het centrum van Alfaz del Pí. Er zijn twee klaslokalen. De lestijden op deze locatie zijn: zaterdag van 10.30‐ 13.00 uur. Groepsindeling In de lessituaties zijn de meeste leerlingen evenwichtig meertalig. Dit betekent dat het Engels als dagschooltaal en het Spaans als thuistaal en dagschooltaal een belangrijke rol spelen. Groep 1:
Leerlingen van vier, vijf en soms zes jaar, allemaal aan het begin van het aanvankelijk leesproces
Groep 2:
Leerlingen van 6/7/8 jaar, niveau groep 3‐4
Groep 3:
Leerlingen van 9‐12 jaar, niveau groep 5‐8
Groep 4:
Richting 3 kinderen
Leermiddelen Richting 1 & 2: Leeftijdsgroepen
Lesmateriaal
Jongere kinderen
Lezen
4‐8 jaar
‐ Veilig leren lezen en Leesweg
‐ De werkboekjes, leesboekjes en spelletjes (Leesweg)
‐ Het routineboek (Leessleutel)
‐ De lees‐en werkboeken (Veilig leren lezen)
Taallijn
‐ Taal actief 3
Woordenschat
‐ Taal actief 3
‐ (Woordenboeken) die de woordenschat stimuleren
Begrijpend lezen
57
‐ Tekst verwerken en Nieuwsbegrip
Middengroep
Lezen: voorgezet technisch
8‐10 jaar
‐ Lezen naar een hoger niveau (Rebel)
‐ Bibliotheekboeken
Taallijn
‐ Taal actief 3
‐ Stenvertbloks
Spelling
‐ Taalactief 3
Woordenschat
‐ Piccolo
‐ Taal actief 3
‐ (Woorden)boeken om de woordenschat te stimuleren
Begrijpend Lezen
‐ Tekst verwerken en Nieuwsbegrip
Richting 3: Voor de richting 3‐kinderen wordt de pilot van Mondeling Nederlands Nieuw gebruikt en heel veel zelfontworpen lessen. Het gaat om een viertal kinderen die géén Nederlands spreken. Schema Aankomst: Woensdag 11 mei Locaties af te stemmen met directrice, Mariska Dubbelman, bij aankomst. Meenemen: ‐
Laptop met flexit‐test
‐
Papieren versie flexit‐test
‐
Scoreformulieren
‐
Vragenlijsten voor ouders
‐
Opname‐apparatuur (via laptop??)
58
‐
Fotocamera
‐
Klein presentje voor de kinderen (iets Hollands)
‐
Presentje voor leerkrachten
To do: ‐
Vragen om lesmateriaal (ook eigen ontworpen materiaal)
‐
Interviews leerkrachten
‐
Afspraak maken over vragenlijst voor ouders. Naar mij mailen of allemaal verzamelen bij de leerkracht en dan opsturen.
‐
Scoring meteen na afname.
Vertrek: Woensdag 18 mei 2. Institut Neérlandais Paris Achtergrond school
De lessen Nederlandse taal en cultuur van de taalafdeling van het Institut Néerlandais in Parijs zijn in 1988 gestart uit een behoefte van ouders om hun kinderen naast de Franse dagschool Nederlands taal‐ en cultuuronderwijs te laten volgen. De kinderen die deze lessen volgen, hun ouders en de leerkrachten vormen samen de school van het Institut Néerlandais, die onder de Nederlandse onderwijsinspectie valt. Het Institut Néerlandais beoogt de Nederlandse cultuur meer bekendheid te geven in Frankrijk en wil een culturele ontmoetingsplaats zijn voor Fransen en Nederlanders. Naast de cursussen Nederlands worden cursussen Interculturele Communicatie gegeven en tentoonstellingen, concerten, filmvoorstellingen en colloquia georganiseerd. In totaal telt de taalafdeling per jaar ruim 600 inschrijvingen. De populatie van deze NTC school bestaat voor 35% uit leerlingen Richting 1, voor 60% uit leerlingen Richting 2 en voor 5% uit leerlingen Richting 3. Op woensdag zijn er ‘s ochtends 4 groepen (43 leerlingen) en ’s middags 3 groepen (23 leerlingen) primair onderwijs.
59
Lesmateriaal Richting 1 & 2: Leeftijdsgroepen
Lesmateriaal
Jonge kinderen
Technisch lezen
4‐6 jaar
‐ Oefeningen van Internet (letters, woorden, klanken)
‐ Veilig leren lezen (groep 3)
Begrijpend lezen
‐ Prentenboeken
‐ Humpie Dumpie
Mondelinge taalvaardigheid
‐ Ik & ko
‐ liedjes, gedichten, kringgesprek
Taalbeschouwing
‐ Ik & ko
‐ verhalen, gedichten
Woordenschat
‐ woordenschat thema’s
‐ verhalen, liedjes
Spelling
‐ Ik & Ko
‐ Veilig leren lezen (groep 3)
‐ aanvankelijk spellen
Groep 4‐8
Technisch lezen
‐ Taalleesland
Begrijpend lezen
‐ Taalleesland
‐ Lesbrieven internet
Mondelinge taalvaardigheid
60
‐ liedjes, gedichten, kringgesprek, spreekbeurten
Taalbeschouwing
‐ Taalleesland
Stellen en informatieverwerking
‐ Taalleesland
‐ Lesbrieven internet
Woordenschat
‐ Taalleesland
‐ Lesbrieven internet
Spelling
‐ Taalleesland
‐ (Werkwoord)Spelling in de lift
‐ Slagwerk
Richting 3: Leeftijdsgroepen
Lesmateriaal
4‐12 jaar
Technisch lezen
‐ Diverse leesboekjes ingedeeld in niveaus groep 3‐8
‐ Veilig leren lezen (groep 3)
‐ Taalleesland (groep 4‐8)
Begrijpend lezen
‐ Taalleesland (groep 4‐8)
‐ Humpie Dumpie
Mondelinge taalvaardigheid/ woordenschat
‐ thema’s verhalen, gedichten
‐ Doe Taal
‐ poppenkast, prentenboeken
‐ software
‐ praatboeken
‐ rollenspel
61
‐ Ik & ko
‐ Taalleesland
‐ Schateiland/ kies maar
‐ woordenschatthema’s
‐ kringgesprekken
‐ theater
‐ spreekbeurten
Spelling
‐ (Werkwoord)Spelling in de lift
‐ blokboek
‐ Slagwerk
‐ software
Schema Aankomst: dinsdag 31 mei Afnamedag: 1 juni, 9‐17 uur Contactpersoon: Eline van der Voort, coördinatrice primair onderwijs Meenemen: ‐
Laptop met flexit‐test
‐
Papieren versie flexit‐test
‐
Scoreformulieren
‐
Vragenlijsten voor ouders
‐
Opname‐apparatuur (via laptop??)
‐
Fotocamera
‐
Klein presentje voor de kinderen (iets Hollands)
‐
Presentje voor leerkrachten
To do: ‐
Vragen om lesmateriaal (ook eigen ontworpen materiaal)
‐
Interviews leerkrachten
‐
Afspraak maken over vragenlijst voor ouders. Naar mij mailen of in laten nemen door Femke Besancon, 1 van de moeders van de kinderen of Eline van der Voort.
‐
Scoring meteen na afname.
62
IV Vragenlijsten Vragenlijst taalachtergrond en input Nederlands Onderwijs Costa Blanca In het kader van mijn afstudeerscriptie voor de Master Nederlands, richting Nederlands als Tweede Taal, aan de Universiteit van Amsterdam heb ik een onderzoekje uitgevoerd op een school van Nederlands Onderwijs Costa Blanca. Voor mijn onderzoek naar de verwerving van Nederlandse lidwoorden door Spaans –en Nederlandstalige kinderen en de relatie met leermiddelen heb ik een spelletje uitgevoerd met uw zoon/dochter. Om mijn onderzoek te ondersteunen, is de taalachtergrond en hoeveelheid input van het Nederlands van uw kind, van groot belang. Ik zou u daarom vriendelijk willen vragen deze korte vragenlijst met voornamelijk meerkeuzevragen in te vullen. Uiteraard worden de gegevens vertrouwelijk behandeld en is de vragenlijst anoniem. Mocht u vragen hebben, dan kunt u mij bereiken via onderstaand e‐mailadres. Hartelijk dank voor uw medewerking! Eline Rusman Gegevens van uw zoon/dochter: 1. Achternaam: …………………………………………………………………………………………………………………………… 2. Voornaam: ……………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Geboortedatum: …………………………………………………………………………………………………………………….. 4. Geboorteland: ………………………………………………………………………………………………………………………… 5. Sinds wanneer (maand, jaar) in contact met het Nederlands? ……………………………………………….. Bij de volgende vragen gaat het erom welke combinatie het meeste van toepassing is: 6. Welke taal spreekt elk gezinslid tegen uw kind?
Ouder/verzorger 1: 1.Spaans nooit, NL altijd / 2. Spaans zelden, NL altijd / 3. Spaans 50%, NL 50% / 4. Spaans meestal, NL zelden / 5. Spaans altijd, NL nooit/ 6. andere taal…………………………………………………
Ouder/verzorger 2: 1.Spaans nooit, NL altijd / 2. Spaans zelden, NL altijd / 3. Spaans 50%, NL 50% / 4. Spaans meestal, NL zelden / 5. Spaans altijd, NL nooit/ 6. andere taal…………………………………………………
Broers/zussen:
63
1.Spaans nooit, NL altijd / 2. Spaans zelden, NL altijd / 3. Spaans 50%, NL 50% / 4. Spaans meestal, NL zelden / 5. Spaans altijd, NL nooit/ 6. andere taal…………………………………………………
Eventuele andere gezinsleden (bijv. grootouders): 1.Spaans nooit, NL altijd / 2. Spaans zelden, NL altijd / 3. Spaans 50%, NL 50% / 4. Spaans meestal, NL zelden / 5. Spaans altijd, NL nooit/ 6. andere taal…………………………………………………
7. Welke taal spreken de ouders/verzorgers tegen elkaar? 1.Spaans nooit, NL altijd / 2. Spaans zelden, NL altijd / 3. Spaans 50%, NL 50% / 4. Spaans meestal, NL zelden / 5. Spaans altijd, NL nooit/ 6. andere taal………………………………………………… 8. Wat is de dominante taal als uw kind speelt met vriendjes/vriendinnetjes? 1.Spaans nooit, NL altijd / 2. Spaans zelden, NL altijd / 3. Spaans 50%, NL 50% / 4. Spaans meestal, NL zelden / 5. Spaans altijd, NL nooit/ 6. andere taal………………………………………………… 9. In welke taal kijkt uw kind TV? 1.Spaans nooit, NL altijd / 2. Spaans zelden, NL altijd / 3. Spaans 50%, NL 50% / 4. Spaans meestal, NL zelden / 5. Spaans altijd, NL nooit/ 6. andere taal………………………………………………… 10. In welke taal leest uw kind boeken? 1.Spaans nooit, NL altijd / 2. Spaans zelden, NL altijd / 3. Spaans 50%, NL 50% / 4. Spaans meestal, NL zelden / 5. Spaans altijd, NL nooit/ 6. andere taal………………………………………………… 11. In welke taal gebruikt uw kind de computer (spelletjes etc.)? 1.Spaans nooit, NL altijd / 2. Spaans zelden, NL altijd / 3. Spaans 50%, NL 50% / 4. Spaans meestal, NL zelden / 5. Spaans altijd, NL nooit/ 6. andere taal………………………………………………… Eventuele opmerkingen/ bijzonderheden: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Gelieve dit formulier ingevuld te retourneren bij Mariska Dubbelman of per e‐mail uiterlijk 20 mei a.s.:
[email protected]
64
Vragenlijst taalachtergrond en input Institut Neérlandais Paris In het kader van mijn afstudeerscriptie voor de Master Nederlands, richting Nederlands als Tweede Taal, aan de Universiteit van Amsterdam heb ik een onderzoekje uitgevoerd op het Institut Neérlandais. Voor mijn onderzoek naar de verwerving van Nederlandse lidwoorden door Frans –en Nederlandstalige kinderen en de relatie met leermiddelen heb ik een spelletje uitgevoerd met uw zoon/dochter. Om mijn onderzoek te ondersteunen, is de taalachtergrond en hoeveelheid input van het Nederlands van uw kind, van groot belang. Ik zou u daarom vriendelijk willen vragen deze korte vragenlijst met voornamelijk meerkeuzevragen in te vullen. Uiteraard worden de gegevens vertrouwelijk behandeld en is de vragenlijst anoniem. Mocht u vragen hebben, dan kunt u mij bereiken via onderstaand e‐mailadres. Hartelijk dank voor uw medewerking! Eline Rusman 12. Achternaam: …………………………………………………………………………………………………………………………… 13. Voornaam: ……………………………………………………………………………………………………………………………… 14. M/V (omcirkelen) 15. Geboortedatum: …………………………………………………………………………………………………………………….. 16. Geboorteland: ………………………………………………………………………………………………………………………… 17. Sinds wanneer (maand, jaar) in contact met het Nederlands? ……………………………………………….. 18. Welke taal spreekt elk gezinslid tegen uw kind? Meerdere talen zijn mogelijk.
Ouder/verzorger 1: M/V(omcirkelen)
1. Frans nooit, NL altijd / 2. Frans zelden, NL altijd / 3. Frans 50%, NL 50% / 4. Frans
meestal, NL zelden / 5. Frans altijd, NL nooit/ 6. andere taal: ……………………………………..
Ouder/verzorger 2: M/V(omcirkelen)
1. Frans nooit, NL altijd / 2. Frans zelden, NL altijd / 3. Frans 50%, NL 50% / 4. Frans
meestal, NL zelden / 5. Frans altijd, NL nooit/ 6. andere taal: ……………………………………..
Broers/zussen:
1. Frans nooit, NL altijd / 2. Frans zelden, NL altijd / 3. Frans 50%, NL 50% / 4. Frans
meestal, NL zelden / 5. Frans altijd, NL nooit/ 6. andere taal: ……………………………………..
Eventuele andere gezinsleden (bijv. grootouders):
65
1. Frans nooit, NL altijd / 2. Frans zelden, NL altijd / 3. Frans 50%, NL 50% / 4. Frans
meestal, NL zelden / 5. Frans altijd, NL nooit/ 6. andere taal: ……………………………………..
19. Welke taal spreken de ouders tegen elkaar?
1. Frans nooit, NL altijd / 2. Frans zelden, NL altijd / 3. Frans 50%, NL 50% / 4. Frans meestal, NL zelden / 5. Frans altijd, NL nooit/ 6. andere taal: …………………………………….
20. Wat is de dominante taal van uw kind buiten school (vriendjes/vriendinnetjes?)
1. Frans nooit, NL altijd / 2. Frans zelden, NL altijd / 3. Frans 50%, NL 50% / 4. Frans meestal, NL zelden / 5. Frans altijd, NL nooit/ 6. andere taal: …………………………………….
21. In welke taal kijkt uw kind TV?
1. Frans nooit, NL altijd / 2. Frans zelden, NL altijd / 3. Frans 50%, NL 50% / 4. Frans meestal, NL zelden / 5. Frans altijd, NL nooit/ 6. andere taal: …………………………………….
22. In welke taal leest uw kind boeken?
1. Frans nooit, NL altijd / 2. Frans zelden, NL altijd / 3. Frans 50%, NL 50% / 4. Frans meestal, NL zelden / 5. Frans altijd, NL nooit/ 6. andere taal: …………………………………….
23. In welke taal gebruikt uw kind de computer (spelletjes etc.)?
1. Frans nooit, NL altijd / 2. Frans zelden, NL altijd / 3. Frans 50%, NL 50% / 4. Frans meestal, NL zelden / 5. Frans altijd, NL nooit/ 6. andere taal: …………………………………….
24. Welke taal spreekt uw kind zelf het liefst? ……………………………………………………………………………… Eventuele opmerkingen/ bijzonderheden: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. U kunt dit formulier voor 7 juni ingevuld retourneren bij Eline van der Voort of per e‐mail opsturen naar:
[email protected]
66
Vragen leerkracht(en) n.a.v. onderzoek lidwoorden op Nederlands Onderwijs Costa Blanca en Institut Neérlandais te Parijs 1. Hoe expliciet worden lidwoorden onderwezen? 2. Worden de lidwoorden vergeleken met de andere taal? 3. Zo ja, worden ze dan als hetzelfde beschouwd als Nederlandse lidwoorden (ondanks het andere systeem: Mannelijk/vrouwelijk geslacht t.o.v. de/het)? 4. Hebben jullie de indruk dat lidwoorden leren moeilijk is? 5. Hebben jullie de indruk dat de kinderen lidwoorden in het Frans/ Spaans beter onder de knie hebben? 6. Hebben jullie het idee dat de gebruikte lesmethode voldoende aandacht besteed aan de verwerving van lidwoorden?
67
V Scores A. Percentage correcte antwoorden kinderen Spanje 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Naam het de verkleinwoorden meervoud Zarah 17% 100% 33% 100% Ode‐ Louise 40% 100% 67% 100% Yut 83% 88% 71% 89% Franka 57% 83% 71% 89% Alba 92% 47% 92% 86% Sarah 3% 100% 7% 100% Fab 90% 100% 100% 100% Naomi 3% 100% 7% 100% Jonas 31% 74% 36% 89% Suze 7% 100% 7% 100% Stijn 7% 100% 0% 100% Floor 79% 100% 100% 100% Alexandra 17% 92% 27% 100% Koen 4% 100% 0% 100% Nikki 77% 100% 93% 100% Dana 37% 91% 47% 89% Julie 100% 100% 100% 100% Jesse 82% 79% 86% 78% Gwen 100% 100% 100% 100%
68
B. Percentage correcte antwoorden kinderen Frankrijk 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Naam Rafaella Kallista Zoe Winter Tom Paloma Ines Marguerite Eleonore Eva Gaspard Ruben Victor Silke Emma Eytan
het 0% 60% 7% 0% 83% 73% 0% 0% 17% 0% 0% 70% 45% 93% 67% 83%
de verkleinwoorden meervoud 100% 0% 100% 100% 73% 100% 96% 7% 100% 100% 0% 100% 71% 93% 100% 100% 100% 100% 100% 0% 100% 100% 0% 100% 100% 20% 100% 100% 0% 100% 100% 0% 100% 100% 73% 100% 96% 30% 100% 46% 100% 78% 83% 80% 100% 83% 87% 100%
69
VI Gebruikt scoreformulier
70