De indeling van goederen in het douanetarief en de invloed van de Europese Commissie
Door: Arjen Odems 2008/ 2009
Inhoud Hoofdstuk 1 – Hoofdstuk 2 – § 2.1 § 2.2 § 2.3 § 2.4 Hoofdstuk 3 – § 3.1 § 3.2 § 3.3 § 3.4 § 3.5 § 3.6 § 3.7 Hoofdstuk 4 – § 4.1 § 4.2 § 4.3 § 4.4 Hoofdstuk 5 – § 5.1 § 5.2 § 5.3 § 5.4 § 5.5 Hoofdstuk 6 – Bibliografie Internet bronnen
Inleiding ................................................................................................... 2 Historie en totstandkoming huidige douanetarief .................................... 3 Benelux .................................................................................................... 3 GATT ....................................................................................................... 3 IDR ........................................................................................................... 4 EEG .......................................................................................................... 5 Indeling van goederen .............................................................................. 6 Inleiding ................................................................................................... 6 Indelingsregel 1 ........................................................................................ 7 Indelingsregel 2 ....................................................................................... 7 Indelingsregel 3 ........................................................................................ 8 Indelingsregel 4 ........................................................................................ 9 Indelingsregel 5 ........................................................................................ 9 Indelingsregel 6 ........................................................................................ 9 De Europese Commissie ........................................................................ 10 Inleiding ................................................................................................. 10 Besluitvorming ....................................................................................... 10 Bevoegdheden Europese Commissie ..................................................... 11 Invloed op douane indeling .................................................................... 12 Indeling van goederen in de Europese Gemeenschap ............................ 14 Geharmoniseerd systeem IDR (thans WCO) ......................................... 14 Gecombineerde Nomenclatuur (EG)...................................................... 15 Aanvullende aantekeningen (EG) en indelingsverordeningen ............... 15 Toelichtingen (EG) ................................................................................ 16 Reactie Europese Hof van Justitie.......................................................... 17 Conclusie................................................................................................ 19 ................................................................................................................ 20 ................................................................................................................ 20
Afkortingen EEG EG EU GATT GS Europese Hof van Justitie IDR WCO WTO
Europees Economische Gemeenschap Europese Gemeenschap Europese Unie General Agreement on Tariffs and Trade Geharmoniseerd Systeem voor de indeling van goederen Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen Internationale Douaneraad World Customs Organization / Wereld Douane organisatie World Trade Organization / Wereldhandelsorganisatie
1
Hoofdstuk 1 – Inleiding Bij invoer worden douanerechten verschuldigd. We onderscheiden daarbij specifieke en advalorem rechten. De verschuldigde douanerechten zijn, onder meer, afhankelijk van de indeling van de goederen in het douanetarief. Ten aanzien van de totstandkoming van de berekening van de verschuldigde douanerechten speelt de Europese Commissie een belangrijke rol; met name waar het de indeling van goederen in het douanetarief betreft. Naar aanleiding van diverse ontwikkelingen door de jaren heen, is de rol van de Europese Commissie ten aanzien van de indeling van goederen in het douanetarief steeds omvangrijker geworden. Nu is het deze indeling van goederen in het douanetarief die zeer regelmatig resulteert in discussie tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten in de lidstaten van de Europese Gemeenschap. Deze discussie wordt niet meer beheerst door nationale regelgeving. EG regelgeving alsmede mondiale regelgeving spelen hierbij ook een belangrijke rol. Daarbij komt dat de Europese Commissie een bijzondere positie heeft verkregen ten aanzien van de indeling van goederen in het douanetarief in de Europese Gemeenschap. In deze verhandeling wordt ingegaan op de invloed die de Europese Commissie uitoefent op de indeling van goederen in de Europese Gemeenschap. In dat verband wordt mede ingegaan op de vraag of de Europese Commissie de haar toegekende bevoegdheden ten aanzien van de indeling van goederen in het douanetarief overschrijdt. Hierna wordt eerst een uiteenzetting gegeven van de historie en totstandkoming van het huidige douanetarief. Naast de ontwikkelingen in de Benelux spelen met name de afspraken om de wereldhandel te bevorderen, de wens om douaneregels te harmoniseren alsmede de totstandkoming van de EEG een belangrijke rol. De rol die de Europese Commissie kan spelen in het kader van de indeling van goederen in het douanetarief is afhankelijk van de bevoegdheden die haar zijn toegekend. Derhalve wordt vervolgens in hoofdlijnen ingegaan op de rol van de Europese Commissie in de Europese Gemeenschap en de bevoegdheden die haar in dat verband zijn toegekend. Hierbij wordt met name ingegaan op de bevoegdheden die haar in het kader van de indeling van goederen in het douanetarief zijn toegekend. Aangezien de indeling van goederen op een globaal niveau zijn geharmoniseerd, wordt een uiteenzetting gegeven van de door de IDR opgestelde algemene regels die gelden voor de indeling van goederen in het douanetarief. Vervolgens zal dan worden ingegaan op de wijze waarop de Europese Commissie in de Europese Gemeenschap invloed uitoefent op de indeling van goederen. Teneinde de vraag te beantwoorden of de Europese Commissie de haar toegekende bevoegdheden ten aanzien van de indeling van goederen in het douanetarief overschrijdt, zal vervolgens worden ingegaan op de indeling van goederen in het douanetarief van de Europese Gemeenschap. Hierbij zal de rol van de Europese Commissie en de reikwijdte van haar bevoegdheden ten aanzien van de indeling van goederen een centrale rol spelen. In de conclusie wordt de vraag beantwoord of en zo ja, in hoeverre de Europese Commissie haar bevoegdheden ten aanzien van de indeling van goederen in het douanetarief overschrijdt en welke ontwikkelingen wenselijk zijn om hierover meer duidelijkheid te verkrijgen.
2
Hoofdstuk 2 – Historie en totstandkoming huidige douanetarief § 2.1
Benelux
Hoewel voordien ook al douanetarieven golden en in international verband tariefonderhandelingen werden gevoerd en handelsverdragen gesloten, kan het Gemeenschappelijke Benelux tarief worden gezien als één van de eerste ‘moderne’ Gemeenschappelijke douanetarieven dat van toepassing was als voorloper van het huidige douanetarief in de Europese Gemeenschap1. Tijdens de tweede Wereldoorlog waren de onderhandelingen tussen België, Nederland en Luxemburg reeds begonnen. Het doel van deze onderhandelingen was het afschaffen van de invoerrechten op het onderlinge verkeer alsmede het heffen van invoerrechten aan de buitengrenzen naar voor alle drie gelijke tarieven. Op 5 september 1944 werd de BelgischNederlands-Luxemburgse Douaneovereenkomst gesloten2. Deze Douaneovereenkomst werd per 1 januari 1960 vervangen door het verdrag tot oprichting van de Benelux Economische Unie (Benelux Unieverdrag)3. In dit verdrag is, onder meer, bepaald dat België, Nederland en Luxemburg bij de in- en uitvoer4 alle rechten, belastingen of heffingen zullen heffen volgens gemeenschappelijke tarieven, waarbij de heffingsregels zullen worden gecoördineerd. Hierbij werd al vooruitgelopen op het te ontwikkelen gemeenschappelijk EEG douanetarief. De gemeenschappelijk Benelux tarieven zouden namelijk worden ingevuld met inachtneming van het te ontwikkelen gemeenschappelijk EEG douanetarief.
§ 2.2
GATT
De eerste besprekingen tussen de geallieerde landen over de vorming van een stelsel van mondiale regels met betrekking tot de wereldhandel vonden eveneens reeds plaats tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze leidden tot de totstandkoming van de Algemene Overeenkomst voor Handel en Tarieven (GATT) in 1947 5. Tijdens de besprekingen was, naast diverse besprekingen om de wereldhandel te bevorderen, een aantal landen met elkaar in onderhandeling getreden met het doel bepaalde douanetarieven te verlagen. Deze onderhandelingen slaagden en mede gezien het grote belang dat werd gehecht aan de handhaving en toepassing van in de GATT behandelde onderwerpen kwam in het kader van deze multinationale overeenkomst een onafhankelijke, internationale organisatie tot stand. Deze GATT organisatie functioneerde tot 1 januari 1995. Vanaf die datum is de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organization oftewel WTO) de rechtsopvolger van de GATT organisatie.
1 2
3 4
5
Dit douanetarief was geldig in België, Nederland en Luxemburg De Douane-overeenkomst tussen België, Nederland en Luxemburg, ondertekend te London op 5 september 1944; goedgekeurd in België bij wet van 5 september 1947, B.S. 22 november 1947; goedgekeurd in Nederland bij wet van 1 augustus 1947, Stb., 1947, H 282 Verdrag van 3 februari 1958, Trb. 1958, nr.18 Waar in deze verhandeling wordt gesproken over in- en uitvoer, betreft dit de in- en uitvoer uit en respectievelijk naar derde landen De Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (General Agreement on Tariffs and Trade, GATT) werd in 1947 door 23 landen, waaronder Nederland, overeengekomen en op 1 januari 1948 van kracht.
3
Dit is het gevolg geweest van de Uruguay Ronde van de GATT, die duurde van september 1986 tot en met december 1993. Hier werd namelijk de basis gelegd voor de oprichting van de WTO. Tijdens deze onderhandelingsronde spraken de deelnemende landen af de wereldhandel verder te liberaliseren, met daarbij voor het eerst ook afspraken over handelsverstoring in de landbouw en over diensten, en een krachtige toezichthoudende instantie op te richten. De Uruguay Ronde werd afgesloten in Genève met de ondertekening van de Slotakte. Dit akkoord werd door alle betrokken regeringen in april 1994 in Marrakesh, Marokko, bekrachtigd. De WTO ging, zoals aangegeven, van start op 1 januari 1995. Inmiddels zijn 150 landen lid van deze organisatie, waarvan het merendeel ontwikkelingsland is. De GATT was, en is nog steeds, van doorslaggevende invloed op de hoogte van de tarieven. Op grond van dit verdrag werd de hoogte van de tarieven van een groot aantal goederenstromen gelimiteerd. Als gevolg van de diverse besprekingen van het GATT 6 zijn de tarieven wereldwijd sterk verlaagd en in sommige gevallen tot nihil terug gebracht; voorbeelden hiervan zijn medicijnen en technologie producten.
§ 2.3
IDR
Naast de besprekingen van de GATT, die meer op een algemene handelspolitiek zagen, werden na de Tweede Wereldoorlog ook andere pogingen ondernomen om bepaalde douaneregels te harmoniseren. Dit overleg resulteerde onder meer in het Verdrag tot oprichting van een Internationale Douaneraad (IDR) en Verdrag inzake de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven. De IDR 7 is de internationale organisatie welke tot doel heeft de harmonisatie van douaneregels wereldwijd te bevorderen. Op basis van de Conventie van Kyoto in 1973 8 wordt een wereldwijde harmonisatie en vereenvoudiging van douaneprocedures beoogd. De Nomenclatuur van de EG (GDT) 9 was aangepast aan dit verdrag. Inmiddels is het verdrag inzake de nomenclatuur vervangen door het ‘Verdrag betreffende het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen’ 10. De huidige Gecombineerde Nomenclatuur van de EG is gebaseerd op dit verdrag11. Op basis van het EG verdrag 12 zijn de afspraken omtrent de indeling van goederen in het kader van de GATT verbindend voor alle instellingen van de Gemeenschap alsmede voor alle lidstaten.
6
7
8
9 10
11
12
Dillon-ronde (1060-1962), Kennedy-ronde (1964-1967), de Tokio-ronde (1973-1979) en de Uruguay-ronde (1986-1993) Op 15 december 1950 is te Brussel het Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad tot stand gekomen. In verband met alle veranderingen in het kader van het GATT is de naam inmiddels gewijzigd van IDR naar WCO International Convention on the Simplification and Harmonization of Customs procedures, Kyoto 18 mei 1973; in werking getreden op 25 september 1974, door de EG geratificeerd op 26 september 1974. Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad van 28 juni 1968 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, en Bijlage, opgemaakt te Brussel op 14 juni 1983 Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief Artikel 300, lid 7
4
§ 2.4
EEG
In de vijftiger jaren is de Europese Economische Gemeenschap opgericht. Deze gemeenschap had naast het vormen van een douane unie, ten doel de tarieven en invoerrechten in de aangesloten landen gelijk te maken ten opzichte van derde landen. De wijze hiervoor was om een door alle landen te hanteren nomenclatuur toe te passen13. Deze tariefovereenkomsten betroffen steeds enkele goederensoorten en konden nog niet worden beschouwd als een douane-unie. De vorming van gemeenschappelijke douanetarieven voor alle andere goederen en de douaneunie begon in 1957 . In maart 1957 worden in Rome de bekende ‘Verdragen van Rome’ ondertekend waarbij, onder andere het verdrag tot de oprichting van een Europese Economische Gemeenschap (EEG) wordt getekend. Het verdrag wordt door de lidstaten geratificeerd en treedt op 1 januari 1958 in werking. Hierdoor is de vorming van gemeenschappelijke douanetarieven voor alle andere goederen en de douane-unie een feit. Per 1 juli 196814 waren alle tarieven in de bij het EEG verdrag aangesloten landen 15 gelijk. De gemeenschappelijk tarieven werden, anders dan voorheen, ingevoerd door middel van een rechtstreeks werkende verordening 16. Als gevolg hiervan kunnen de lidstaten niet meer zelfstandig tarieven vaststellen of wijzigen. Dit beginsel is meermalen onderwerp van discussie geweest in arresten van het Hof van Justitie 17 . Zoals eerder al opgemerkt is de GN gebaseerd op het Geharmoniseerde Systeem van de WCO. Ten aanzien van het douanetarief hebben de EG en de lidstaten hun autonomie op dit punt ingeleverd en zijn zij, als contractsluitende partijen, als zodanig gebonden door het nomenclatuur verdrag van de WCO. Dat de EG gebonden is aan het GATT werd, onder meer, bevestigd in de uitspraak van het Hof van Justitie op 12 december 1972, zaken 21-24/72 (International Fruit Company III), waarin het Hof voor recht verklaarde dat de Gemeenschap alsmede de lidstaten van de Gemeenschap is gebonden aan het GATT18. In een volgende uitspraak van het Hof van Justitie op 19 november 1975, zaak 38/75 (Douaneagent der NV Nederlandse Spoorwegen tegen inspecteurs der invoerrechten en accijnzen), bepaalde het Hof dat ‘nu de gemeenschap met betrekking tot de uitvoering van de door de GATT voorgeschreven verplichtingen in de plaats is getreden van de lidstaten, moet het dwingend rechtsgevolg deze verplichtingen worden beoordeeld in verband met de desbetreffende bepalingen in de communautaire rechtsorde en niet in verband met de bepalingen die daaraan voordien in de nationale rechtsorde werking verleenden’. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de lidstaten hun autonomie op dit punt hebben ingeleverd.
13
14 15
16
17 18
Voor producten van de kolen- en staalindustrie werden – met ingang van 1 mei 1953 – door Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg dezelfde tarieven gehanteerd. Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad van 28 juni 1968 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief Op dat moment zijn dit Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg; Per 1973 werd dit uitgebreid met Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad van 28 juni 1968 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief en vervangen door Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tariefen statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief Hof van Justitie, 1 juli 1969 - Gevoegde zaken no. 2/69 en 3/69; 12 december 1973, nr. 131/73 Zie in het bijzonder rechtsoverwegingen 10, 12 en 18 van het arrest
5
Hoofdstuk 3 – Indeling van goederen § 3.1
Inleiding
Zoals aangegeven is de Gecombineerde Nomenclatuur die de EG hanteert gebaseerd op het in GATT verband overeengekomen Geharmoniseerd Systeem voor de indeling van goederen. Op grond van artikel 1 lid 2 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief omvat de Gecombineerde Nomenclatuur: a. de nomenclatuur van het GS; b. de communautaire onderverdelingen van deze nomenclatuur, die ‘GN onderverdelingen’ worden genoemd wanneer daarnaast een invoerrecht wordt vermeld; c. de inleidende bepalingen, aanvullende aantekeningen op afdelingen of op hoofdstukken en de voetnoten met betrekking tot de GN onderverdelingen. De Commissie stelt een geïntegreerd tarief van de Gemeenschappen vast dat zowel aan de vereisten van het gemeenschappelijk douanetarief als aan die van de statistieken van de buitenlandse handel, het handels- en landbouwbeleid en andere beleidsmaatregelen van de Gemeenschap in verband met de invoer en de uitvoer van goederen voldoet. Elke GN onderverdeling is voorzien van een uit acht cijfers bestaand codenummer de eerste zes cijfer vormen de codenummers van de posten en van de onderverdelingen van de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem, waarbij het zevende en het achtste cijfer dienen ter identificatie van de GN onderverdelingen. Op basis van de inleidende bepalingen van de Gecombineerde Nomenclatuur gelden voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de ‘Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur’. Deze algemene indelingsregels zijn identiek aan de WCO indelingsregels voor het geharmoniseerde systeem en geven voorschriften en criteria die in acht moeten worden genomen bij elke indeling van goederen in de nomenclatuur. Hierna is een korte uiteenzetting gegeven van de verschillende indelingsregels. Hierbij worden in hoofdlijnen de verschillende indelingsregels uiteengezet.
6
§ 3.2
Indelingsregel 1
Op basis van de eerste indelingsregel zijn de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken wettelijk bepalend voor de indeling. De tekst van de opschriften van de afdelingen, de hoofdstukken en van de onderdelen van de hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden. Voorts wordt nog opgemerkt dat voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en Aantekeningen, de indeling plaatsvindt door het bepaalde in de regels 2, 3, 4 en 5. Hierdoor wordt vooropgesteld dat de hiervoor genoemde opschriften van de afdelingen en van de hoofdstukken slechts als aanwijzing gelden. Ze hebben dus in het geheel geen invloed op de indeling van de goederen. Deze regel bepaalt dat de indelingen worden beheerst door de bewoordingen van de posten en die van de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken. De overige (indelings)regels zijn eveneens wettelijk verbindend, maar dan alleen voor zover dat niet in strijd komt met de bewoordingen van de posten en die van de aantekeningen. De overige (indelings)regels zijn dus aanvullend en worden alleen toegepast als de indeling niet rechtstreeks voortvloeit uit de bewoordingen van de posten en die van de aantekeningen.
§ 3.3
Indelingsregel 2
Indelingsregel 2 bepaalt dat: a. De vermelding van een goed in een post eveneens betrekking heeft op dat goed in niet complete of in niet afgewerkte staat voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat. b. Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken, die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken, die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen. Deze indelingsregel betreft niet complete of niet afgewerkte artikelen (onderdeel a) alsmede artikelen aangeboden in gedemonteerde of in niet gemonteerde staat (onderdeel b) Het eerste deel van regel 2 a verruimt de draagwijdte van de posten waarin een bepaald artikel genoemd is, zodat zij niet alleen het complete artikel, maar ook het niet complete of niet afgewerkte artikel omvatten, mits het in de staat waarin het wordt aangeboden, de wezenlijke kenmerken van het complete of afgewerkte artikel vertoont. Het tweede deel van regel 2 a bepaalt dat dit eveneens betrekking heeft op goederen in gedemonteerde of in nietgemonteerde staat. Regel 2 b betreft mengsels en uit twee of meer stoffen samengestelde goederen. De posten waarop de regel betrekking heeft, zijn die waarin een bepaalde stof met name wordt genoemd en die betreffende werken die zijn vervaardigd uit een bepaalde stof. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze regel alleen toepassing vindt indien uit de tekst van een post of uit aantekeningen op afdelingen en hoofdstukken niet anders blijkt. Mengsels die bereidingen zijn, als zodanig omschreven in een aantekening op een afdeling of hoofdstuk, dan wel in een post, worden ingedeeld met toepassing van regel 1. Als gevolg van deze regel moeten goederen die bestaan uit meer dan één stof, indien zij onder twee of meer posten kunnen worden ingedeeld, worden ingedeeld volgens het bepaalde onder regel 3.
7
§ 3.4
Indelingsregel 3
Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt: a. de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een vollediger of nauwkeuriger omschrijving geeft; b. mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels, de werken, de stellen of assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dat kan worden bepaald; c. in de gevallen waarin indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a en 3 b niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. Deze regel behelst drie methoden van indeling van goederen die op het eerste gezicht zouden kunnen worden ingedeeld onder verschillende posten, hetzij met toepassing van regel 2 b, hetzij om welke reden dan ook. Deze methoden treden in werking in de volgorde waarin ze in de regel zijn vermeld. De eerste methode van indeling is opgenomen in letter a van regel 3, op grond waarvan de post met de meest specifieke omschrijving voorrang heeft boven de posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten ieder afzonderlijk betrekking hebben op slechts een gedeelte van de stoffen of bestanddelen, waaruit een mengsel of een werk is samengesteld, dan wel uit een gedeelte van de artikelen van een stel of assortiment, moeten deze posten, ten aanzien van dit mengsel, dit werk of dit assortiment steeds als even specifiek worden beschouwd, zelfs indien een van de posten daarvan een nauwkeuriger of vollediger omschrijving geeft. In dit geval zal de indeling van de goederen worden bepaald door toepassing van regel 3 b of 3 c. De tweede methode van indeling heeft alleen betrekking op mengsels, werken samengesteld uit of met verschillende stoffen, werken vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen en goederen opgemaakt in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein. Zij wordt enkel toegepast als regel 3 a geen oplossing biedt. In al deze gevallen moet worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels of de werken hun wezenlijke karakter ontlenen, voor zover dit criterium kan worden toegepast. De factor die doorslaggevend is bij het bepalen van het wezenlijke karakter kan verschillen van de ene soort van goederen tot de andere. De goederen kunnen hun wezenlijke karakter ontlenen aan de stof waaruit zij bestaan, aan de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, aan de omvang, de hoeveelheid, het gewicht en de waarde daarvan, of wel aan de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt. Indien goederen niet kunnen worden ingedeeld aan de hand van regel 3 a of 3 b worden zij ingedeeld onder de post die, van de in aanmerking komende posten, in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. 8
§ 3.5
Indelingsregel 4
Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post, die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overkomst vertonen. Deze regel is van toepassing op goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig het bepaalde in de regels 1 tot en met 3. Deze regel bepaalt dat die goederen worden ingedeeld onder de post, die van toepassing is op de goederen waarmee zij de meeste overeenkomst vertonen. Bij toepassing van regel 4 dienen de goederen te worden vergeleken met soortgelijke goederen, om na te gaan met welke daarvan de aangeboden goederen de meeste overeenkomst vertonen. De aangeboden goederen moeten worden ingedeeld onder dezelfde post als de goederen waarmee zij de meeste overeenkomst vertonen. Overeenkomst met andere goederen kan worden afgeleid uit allerlei factoren, zoals de benaming, de aard en het gebruik.
§ 3.6
Indelingsregel 5
Deze regel vindt alleen toepassing op bergingsmiddelen die tegelijkertijd speciaal zijn gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, dat wil zeggen zodanig zijn ingericht dat het artikel waarvoor zij bestemd zijn er precies in past. Daarnaast zijn zij geschikt voor duurzaam gebruik, dat wil zeggen ingericht om een duurzaamheid te hebben, vergelijkbaar met die van het artikel waarvoor zij bestemd zijn. Deze bergingsmiddelen dienen meestal om de artikelen te beschermen (als deze niet worden gebruikt, bijvoorbeeld tijdens vervoer of opslag). Door deze criteria kunnen zij van de gewone verpakkingsmiddelen worden onderkend. Voorts worden ze aangeboden met de artikelen waarvoor zij bestemd zijn, ook indien zij afzonderlijk zijn verpakt met het oog op het vervoer. Deze bepaling is niet bindend indien verpakkingsmiddelen duidelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik, bijvoorbeeld in het geval van bepaalde vaten van metaal of bergingsmiddelen van ijzer of staal voor gecomprimeerd of vloei- baar gemaakt gas.
§ 3.7
Indelingsregel 6
Indelingsregel 6 is in principe het sluitstuk van de indeling en bepaald dat alle voornoemde indelingsregels ook van toepassing zijn voor de indeling van goederen binnen een post. Dat wil zeggen in de zes cijferige onderverdelingen van de posten.
9
Hoofdstuk 4 – De Europese Commissie § 4.1
Inleiding
De Europese Commissie kan worden beschouwd als het ‘dagelijks bestuur’ van de EU 19. De leden van de Europese Commissie worden 'eurocommissarissen' genoemd. De eurocommissarissen moeten het belang van de Europese Unie als geheel behartigen, niet dat van hun eigen land. De Europese Commissie mag als enige EU-instelling wetsvoorstellen indienen. Daarnaast controleert de Commissie of de Europese wetgeving juist wordt toegepast in de lidstaten. Bij overtredingen kan de Commissie een lidstaat dwingen zich aan Europese regelgeving te houden, door een procedure te starten bij het Europese Hof van Justitie. Verder is het de Europese Commissie die onderhandelt in internationale organisaties als de WTO over de handel van de Europese Unie met 'het buitenland'. De taakverdeling tussen de belangrijkste Organen van de Europese Unie laat zich als volgt samenvatten. De Europese Commissie neemt initiatieven voor Europese wet- en regelgeving. Het Europees Parlement debatteert hierover en kan wijzigingen voorstellen, waarna het Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk beslissen. Het Europese Hof van Justitie bewaakt deze afspraken, uitspraken van dit Hof hebben voorrang boven het recht van de lidstaten.
§ 4.2
Besluitvorming
De Commissie besluit als college op voorstel van een of meer van haar leden. Een besluit kan op een van de volgende vier manieren worden genomen: a. Ter vergadering: op de wekelijkse vergadering van de Commissie kan elk lid van de Commissie om een stemming vragen. De Commissie besluit bij gewone meerderheid, maar als de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter de doorslag. b. Via de schriftelijke procedure: het voorstel wordt schriftelijk meegedeeld aan alle leden van de Commissie, die binnen een bepaalde termijn bezwaar kunnen maken of wijzigingen voorstellen. Elk lid van de Commissie kan verzoeken om het het voorstel ter vergadering te bespreken als hij of zij dat nodig acht. Het voorstel wordt dan op de agenda van een Commissievergadering gezet. Als niemand bezwaar maakt of wijzigingen voorstelt, wordt het voorstel stilzwijgend door de Commissie aangenomen. c. Via de machtigingsprocedure: de Commissie kan een of meer van haar leden machtigen om namens haar een besluit te nemen, voor zover het collegialiteitsbeginsel wordt gerespecteerd. Deze bevoegdheid kan onder bepaalde voorwaarden ook aan een directeur-generaal of een diensthoofd worden uitbesteed. d. Via de delegatieprocedure: de Commissie kan aan een directeur-generaal of een diensthoofd de bevoegdheid delegeren om in haar naam bepaalde besluiten te nemen. Ten aanzien van de besluitvorming van de Europese Commissie speelt het Comité douanewetboek een belangrijke rol. Het Comité douanewetboek is ingesteld om een eenvormige toepassing van de communautaire douane wetgeving te waarborgen. Hierdoor wordt tevens een nauwe en doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de Europese Commissie mogelijk gemaakt. Ten aanzien van deze verhandeling wordt volstaan met de opmerking dat het Comité douanewetboek (als onderdeel cq. verlengstuk van de Europese Commissie) een belangrijke rol speelt in het kader van de besluitvorming van de Europese Commissie, maar wordt niet inhoudelijk ingegaan op alle inhoudelijke procedures. 19
http://ec.europa.eu
10
§ 4.3
Bevoegdheden Europese Commissie
De Europese Commissie oefent vijf hoofdtaken uit 20: a. Recht van initiatief Dit betreft het formuleren van initiatieven (wetsvoorstellen) op EU-beleidsterreinen. De Europese Commissie speelt een vitale rol in het proces op basis waarvan de Raad komt tot beslissingen ten aanzien van het aannemen van communautaire wetgeving. In het bijzonder ten aanzien van de situatie waarbij de besluitvorming is overgedragen aan de Raad, kan de Raad enkel opereren naar aanleiding van een voorstel van de Europese Commissie. b. Uitbrengen van adviezen en aanbevelingen Naast het recht van initiatief heeft de Europese Commissie tevens de mogelijkheid om aanbevelingen en adviezen uit te brengen. Hoewel dergelijk aanbevelingen en adviezen niet bindend zijn, vormen zij een onderdeel van rechtssysteem van de Europese Gemeenschap. Deze adviezen en aanbevelingen zijn, onder andere, afkomstig van het Comité douanewetboek en vormen een belangrijk middel dat de Europese Commissie in handen heeft om invloed uit te oefenen op de indeling van goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur. c. Uitvoerende macht Dit omvat de onderhandelingen op internationale fora als de WTO over de handel van de EU met 'het buitenland'. Zo wordt vastgesteld of overheden elders in de wereld ongeoorloofde staatssteun aan industrietakken geven, waardoor de EU concurrentiepositie in gevaar komt. Voorts kunnen hieronder de bevoegdheden worden verstaan die de Raad verleent aan de Europese Commissie ter uitvoering van de regels die de Raad heeft vastgesteld. d. Handhaving van EU regelgeving Dit betreft het controleren of de EU wetgeving juist wordt toegepast in de lidstaten. Bij overtredingen kan de Commissie een lidstaat dwingen zich aan EU regelgeving te houden, door een procedure te starten bij het Europese Hof van Justitie. Deze bevoegdheid strekt tevens tot de naleving van communautaire verplichtingen door ingezetenen van de EU 21. e. Beheer van de begroting Daarnaast is de Commissie verantwoordelijk voor het beheer van de communautaire begroting onder toezicht van de Europese Rekenkamer.
20 21
Uit het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (geconsolideerde versie) Onder andere inzake antidiscriminatie bij transport of ongeoorloofde concurrentie door ondernemers
11
§ 4.4
Invloed op douane indeling
Ten aanzien van de indeling van goederen in de nomenclatuur kan de Europese Commissie op een aantal gebieden invloed uitoefenen. Gecombineerde Nomenclatuur Ten eerste is de Europese Commissie verantwoordelijk voor het vaststellen van de Gecombineerde Nomenclatuur. Deze nomenclatuur wordt vastgesteld door middel van een verordening. Op basis van de verplichting die de Raad oplegt aan de Europese Commissie ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2658/87, wordt de verordening rechtsreeks door de Europese Commissie opgesteld. De Europese Commissie stelt jaarlijks opnieuw bij verordening een volledige versie vast van de Gecombineerde Nomenclatuur. De genoemde verordening wordt uiterlijk op 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt en is van toepassing met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie draagt zorg voor het vaststellen, het bijwerken, het beheer en de publicatie van de GN. De Europese Commissie wordt bijgestaan door het Comité douanewetboek22. Aanvullende aantekening EG Daarnaast is de Europese Commissie eveneens verantwoordelijk voor het vaststellen van de inleidende bepalingen, aanvullende aantekeningen op afdelingen of op hoofdstukken en de voetnoten met betrekking tot de GN onderverdelingen. In dat verband kan de Europese Commissie (tussentijds) verordeningen tot wijziging van de nomenclatuur opstellen. Dergelijke verordeningen worden, gelet op de overwegingen opgenomen bij die verordeningen, opgesteld om de uniforme toepassing van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage I is opgenomen bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 te waarborgen. Het opstellen van aanvullende aantekeningen EG betreffen een onderdeel van de verplichting die de Raad verleent aan de Europese Commissie ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987. Derhalve worden deze verordeningen rechtsreeks door de Europese Commissie vastgesteld. Indelingsverordeningen Voorts is het heersende praktijk dat de Europese Commissie kan overgaan tot het opstellen van verordeningen tot indeling van bepaalde goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur 23. Zoals hiervoor reeds is beschreven, heeft de Europese Commissie ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2658/87 de verplichting en dus ook de bevoegdheid om verordeningen op te stellen. Dit betreft echter een uitzondering op het uitgangspunt dat de Europese Commissie slechts het recht heeft tot het formuleren van initiatieven24 (voor bijvoorbeeld verordeningen) heeft.
22 23 24
Zie artikel 247 van Verordening (EG) nr. 2913/92 en artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 Gebruikelijk aangeduid als indelingsverordeningen Het recht van initiatief als beschreven onder § 3.2
12
Ten aanzien van de douane indeling is de Europese Commissie bevoegd tot het vaststellen van de GN; inclusief de inleidende bepalingen, aanvullende aantekeningen op afdelingen of op hoofdstukken en de voetnoten met betrekking tot de GN onderverdelingen. De Europese Commissie lijkt de bevoegdheid ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2658/87 eveneens te gebruiken voor het opstellen van de zogenoemde indelingsverordeningen. Het Hof van Justitie heeft deze bevoegdheid van de Europese Commissie erkent. Het Hof van Justitie stelt hieraan wel de voorwaarde dat bij de uitoefening van deze bevoegdheid, de indeling er niet toe kan leiden dat een goed anders wordt ingedeeld dan voortvloeit uit het Geharmoniseerd Systeem en de Gecombineerde Nomenclatuur 25. Hierbij dient te worden opgemerkt dat verordeningen waarin de voorwaarden voor indeling onder een post of postonderverdeling worden vastgesteld, constitutief van aard zijn en derhalve geen terugwerkende kracht kunnen hebben 26. Verordeningen zijn verbindend in al haar onderdelen en zijn rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat van de Europese Gemeenschap. Aanbevelingen en adviezen Voorts is de Europese Commissie te allen tijde bevoegd om aanbevelingen en adviezen uit te brengen. Dergelijke aanbevelingen en adviezen in het kader van douane indeling worden gebruikelijk vastgelegd in ‘zogenoemde’ toelichtingen op de Gecombineerde Nomenclatuur. Toelichtingen bij de nomenclatuur zijn belangrijke middelen ter verzekering van een uniforme toepassing van de indeling in de GN. Zij dienen te worden beschouwd als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan maar zijn rechtens niet bindend zijn. Hoewel dergelijke toelichtingen rechtens niet bindend zijn, stelt de Europese Commissie zich op het standpunt dat de lidstaten (lees de autoriteiten in de lidstaten) zijn gehouden de toelichtingen na te leven. Dit omdat de toelichtingen zijn opgesteld met als doel de uniforme toepassingen van de indeling in alle lidstaten van de Europese Gemeenschap te waarborgen 27.
25 26 27
Hof van Justitie op 10 maart 1970, zaak 38/70 (Tradax) Hof van Justitie op 28 maart 1979, zaak 158/78 (Biegi) Zie onder meer Hof van Justitie 10 oktober 1985, zaak 200/84 (Erika Daiber tegen Hauptzollamt Reutlingen); Hof van Justitie 8 december 1987, zaak 42/86 (Directeur general des douanes et droits – societé artimport en anderen); Hof van Justitie 17 oktober 1995, gevoegde zaken C-59/94 en C-64/94 (Pardo & Fils en Camecas); Hof van Justitie 14 december 1995, gevoegde zaken C-106/94 en C-139/94 (Colin en Dupré)
13
Hoofdstuk 5 – Indeling van goederen in de Europese Gemeenschap § 5.1
Geharmoniseerd systeem IDR (thans WCO)
Zoals opgemerkt is het Geharmoniseerde Systeem vastgelegd als internationaal verdrag in het kader de IDR (thans WCO) voor de indeling van goederen. De Europese Gemeenschap is partij bij het verdrag en is gebonden aan de afspraken die in verband met het verdrag zijn gemaakt ten aanzien van de indeling van goederen 28. Krachtens artikel 3, lid 1, van dit verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich om haar tariefnomenclatuur en haar statistieknomenclaturen in overeenstemming te doen zijn met het Geharmoniseerde Systeem, om alle posten en onderverdelingen ervan, zonder enige toevoeging of wijziging, alsmede de daarop betrekking hebbende numerieke codes te gebruiken, en om de volgorde van nummering van het systeem in acht te nemen. Iedere verdragsluitende partij verbindt zich tevens om de algemene regels voor de interpretatie van het systeem, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de aanvullende aantekeningen op de onderverdelingen van het Geharmoniseerde Systeem toe te passen en de draagwijdte daarvan niet te wijzigen 29. De Europese Gemeenschap, waaronder de Europese Commissie, is dus gebonden aan de algemene regels voor de interpretatie van het Geharmoniseerde Systeem, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de aanvullende aantekeningen op de onderverdelingen van het Geharmoniseerde Systeem. De IDR (thans WCO) keurt onder bepaalde voorwaarden toelichtingen op het Geharmoniseerde Systeem goed die worden vastgesteld door het comité voor het Geharmoniseerde Systeem. Dit betreffen niet-bindende verklarende toelichtingen bij de posten van het Geharmoniseerde Systeem. Deze niet-bindende verklarende toelichtingen gelden als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging van de indeling. In de gevallen waar de teksten van de posten of de aantekeningen op de hoofdstukken of op de afdelingen niet voldoende duidelijk zijn, kunnen de niet-bindende verklarende toelichtingen worden ingezet. Hoewel de IDR toelichtingen niet rechtens verbindend zijn, kan de Europese Gemeenschap geen afwijkende EG bepalingen toepassen aangezien door de Gemeenschap gesloten volkenrechtelijke overeenkomsten van hogere rang zijn dan de bepalingen van afgeleid gemeenschapsrecht 30. Ten aanzien van de indeling moet worden opgemerkt dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post van het gemeenschappelijk douanetarief en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven. Het is eveneens vaste rechtspraak, dat bij de uitlegging van het gemeenschappelijk douanetarief de toelichtingen bij de nomenclatuur van de IDR belangrijke middelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van dit tarief en derhalve als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan kunnen worden beschouwd 31. Het is daarbij echter eveneens vaste rechtspraak dat deze toelichtingen rechtens niet bindend zijn 32. 28 29 30 31
32
Zie onder meer Hof van Justitie 12 december 1972, zaken 21-24/72 (International Fruit Company III) Zie onder meer Hof van Justitie 12 januari 2006, zaak C-311/04 (ASAD) Zie onder meer Hof van Justitie 10 januari 2006, zaak C-344/04 (IATA) Zie onder meer Hof van Justitie 10 oktober 1985, zaak 200/84 (Erika Daiber tegen Hauptzollamt Reutlingen); Hof van Justitie 8 december 1987, zaak 42/86 (Directeur general des douanes et droits – societé artimport en anderen); Hof van Justitie 17 oktober 1995, gevoegde zaken C-59/94 en C-64/94 (Pardo & Fils en Camecas); Hof van Justitie 14 december 1995, gevoegde zaken C-106/94 en C-139/94 (Colin en Dupré) Hof van Justitie 15 februari 1977, gevoegde zaken 69/76 en 70/76 (Dittmeyer); Hof van Justitie 11 juli 1980, zaak 798/79 (Chem-Tec); Hof van Justitie 16 Juni 1994, zaak C-35/93 (Develop Dr. Eisbein)
14
§ 5.2
Gecombineerde Nomenclatuur (EG)
De Gecombineerde Nomenclatuur wordt door de Europese Commissie vastgesteld bij verordening 33. Op basis van artikel 1 van deze verordening omvat de Gecombineerde Nomenclatuur naast het Geharmoniseerde Systeem eveneens de inleidende bepalingen, aanvullende aantekeningen op afdelingen of op hoofdstukken en de voetnoten met betrekking tot de GN onderverdelingen.
§ 5.3
Aanvullende aantekeningen (EG) en indelingsverordeningen
Zoals eerder aangegeven kan de Europese Commissie aanvullende aantekeningen alsmede indelingsverordeningen opstellen. Dergelijke aanvullende aantekeningen en indelingsverordeningen betreffen verordeningen die verbindend zijn in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk zijn in elke lidstaat van de Europese Gemeenschap. Niet alleen de douane autoriteiten, maar ook de nationale rechterlijke instanties, zijn gebonden aan de aanvullende aantekeningen en indelingsverordeningen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de indeling door aanvullende aantekeningen en indelingsverordeningen niet mag afwijken van de indeling welke volgt uit het Geharmoniseerde Systeem. De door de Gemeenschap in het kader van de IDR gesloten overeenkomsten voor de indeling van goederen is namelijk van hogere rang dan de afgeleide bepalingen van ten aanzien van de Gecombineerde Nomenclatuur. Indien twijfel bestaat omtrent de juistheid en/of geldigheid van aanvullende aantekeningen en indelingsverordeningen kan uiteindelijk alleen het Hof van Justitie beslissen of dit het geval is en de Europese Commissie aldus de ruimte die haar is gegeven heeft overschreden. Volgens vaste rechtspraak zijn de nationale rechterlijke instanties namelijk niet bevoegd om handelingen van de gemeenschapsinstellingen ongeldig te verklaren. De in artikel 234 EG aan het Hof van Justitie toegekende bevoegdheden hebben immers hoofdzakelijk ten doel, een uniforme toepassing van het gemeenschapsrecht te verzekeren. Deze uniforme toepassing is inzonderheid geboden wanneer het gaat om de geldigheid van een gemeenschapshandeling. Verschillen van inzicht tussen de rechterlijke instanties van de lidstaten over de geldigheid van gemeenschapshandelingen zouden de eenheid van de communautaire rechtsorde zelf in gevaar kunnen brengen en afbreuk kunnen doen aan het fundamentele vereiste van rechtszekerheid 34. Alleen het Hof van Justitie is dus bevoegd om de ongeldigheid van handelingen van de gemeenschapsinstellingen vast te stellen 35. Een recent voorbeeld waarbij het Hof van Justitie werd verzocht in te gaan op de geldigheid van een indelingsverordening betrof het verzoek om een prejudiciële beslissing over de geldigheid van punt 5 van de tabel die is opgenomen in de bijlage bij verordening (EG) nr. 2518/98 van de Commissie van 23 november 1998 tot indeling van bepaalde goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur. In haar uitspraak erkende het Hof van Justitie dat de Europese Commissie een ruime beoordelingsbevoegdheid heeft gekregen bij de verduidelijking van de inhoud van de posten die voor de indeling van een bepaald goed in aanmerking komen.
33
34
35
De Gecombineerde Nomenclatuur zelf is opgenomen in bijlage I van Verordening (EEG) 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987; welke bijlage jaarlijks wordt vervangen Zie onder andere Hof van Justitie 22 oktober 1987, zaak 314/85 (Foto-Frost); Hof van Justitie 15 april 1997, zaak C-27/95 (Bakers of Nailsea); Hof van Justitie 6 december 2005, zaak C-461/03 (Gaston Schul Douaneexpediteur) Zie onder andere Hof van Justitie 21 februari 1991, zaak C-143/88 (Zuckerfabrik Süderdithmarschen en Zuckerfabrik Soest); Hof van Justitie 21 maart 2000, zaak C-6/99 (Greenpeace France e.a)
15
Het Hof van Justitie bevestigde vervolgens evenwel dat die bevoegdheid van de Commissie haar evenwel niet machtigt om de inhoud van de tariefposten te wijzigen die zijn vastgesteld op basis van het bij het Internationaal Verdrag ingevoerde Geharmoniseerd Systeem. Derhalve heeft het Hof van Justitie in dit arrest beslist dat de Europese Commissie de draagwijdte van GS post beperkte en dus de grenzen van haar beoordelingsbevoegdheid heeft overschreden. Bijgevolg werd het betreffende onderdeel van de indelingsverordening ongeldig worden verklaard. Een ander voorbeeld waarbij twijfel bestaat omtrent de geldigheid van een indelingsverordening betreft de indeling van zogenaamde ‘home cinema sets’36. Hierbij heeft de Europese Commissie (volgens de motivering) de indeling vastgesteld op basis van algemene indelingsregels 1, 3b en 6 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur. Volgens de Europese Commissie is op basis van indelingsregel 3b het bestanddeel dat de set zijn wezenlijk karakter verleent het combinatie apparaat. Echter vervolgens wordt teruggegrepen op aantekening 3 bij afdeling XVI om te bepalen dat de CD/DVD functie de hoofdfunctie van het apparaat is. Ten eerste kan worden betwijfeld of aantekening 3 bij afdeling XVI een rol kan spelen bij de indeling van een goed op basis van indelingsregel 3b 37. Voorts is het de vraag of aantekening 3 bij afdeling XVI überhaupt kan worden toegepast voor de indeling van zogenaamde ‘home cinema sets’. Dit zijn per slot van rekening geen combinaties van machines van verschillende soorten die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, maar eerder een combinatie van machines die uit individuele elementen bestaat en die bestemd zijn om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten38.
§ 5.4
Toelichtingen (EG)
Naast aanvullende aantekeningen en indelingsverordeningen kan de Europese Commissie eveneens aanbevelingen en adviezen uitbrengen. Dergelijke aanbevelingen en adviezen in het kader van douane indeling worden gebruikelijk vastgelegd in ‘zogenoemde’ toelichtingen op de Gecombineerde Nomenclatuur. Zoals reeds eerder opgemerkt zijn toelichtingen bij de Gecombineerde Nomenclatuur belangrijke middelen ter verzekering van een uniforme toepassing van de douane indeling. Zij dienen te worden beschouwd als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan maar zijn rechtens niet bindend zijn. Hoewel dergelijke toelichtingen wettelijk niet bindend zijn, is het dus een zeer waardevol instrument van de Europese Commissie om te komen tot een uniforme toepassing van de indeling van goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur. In de uitzonderingsgevallen waarbij twijfel kan ontstaan omtrent de juistheid van een dergelijke toelichting, impliceert het feit dat toelichtingen op de Gecombineerde Nomenclatuur rechtens niet bindend zijn, dat de lidstaten eventueel kunnen afwijken van die toelichting. Het Hof van Justitie heeft in haar uitspraken meermalen bevestigd dat toelichtingen op de Gecombineerde Nomenclatuur de nationale douaneautoriteiten niet binden. Zij kunnen ervan afwijken mits zij hun beslissingen in dit opzicht motiveren 39.
36 37
38 39
Dit betreft onderdeel 1 van Verordening (EG) Nr. 129/2005 van de Europese Commissie van 20 januari 2005 Indien indeling op basis van aantekening 3 bij afdeling XVI kan plaatsvinden wordt formeel niet meer toegekomen aan indelingsregel 3b omdat indeling dan reeds heeft plaatsgevonden op basis van indelingsregel 1, de verwijzing naar indelingsregel 3b lijkt hierdoor overbodig Vergelijk aantekening 4 bij afdeling XVI Zie onder meer Hof van Justitie 11 mei 2006, zaak C-11/05 (Friesland Coberco Dairy Foods BV) waarin tevens weer wordt verwezen naar de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie inzake het feit dat toelichtingen waardevolle hulpmiddelen zijn voor de indeling van goederen, maar dat zij rechtens niet bindend zijn
16
De praktijk leert echter dat de lidstaten zeer terughoudend zijn ten aanzien van het afwijken van toelichtingen op de Gecombineerde Nomenclatuur van de Europese Commissie. Voor marktdeelnemers betekent dit dat – hoewel de toelichtingen niet wettelijk bindende zijn – zij door de douaneautoriteiten in de lidstaten alsnog worden gebonden de indeling die volgt uit de toelichting na te leven. Daarentegen passen de nationale rechterlijke instanties in bepaalde landen40 bij tijd en wijle het criterium toe dat toelichtingen op de Gecombineerde Nomenclatuur waardevolle hulpmiddelen zijn bij de uitlegging ervan maar dat zij rechtens niet bindend zijn. Een recent voorbeeld waarbij het Gerechtshof te Amsterdam zich over een dergelijk vraagstuk heeft uitgesproken betreft de indeling van zogenaamde mobiliteit scooters 41. De betreffende mobiliteit scooters werden door de douaneautoriteiten ingedeeld als ‘voertuigen voor personenvervoer’ van post 8703. Deze indeling kwam mede tot stand door een toelichting op de Gecombineerde Nomenclatuur42. Het Gerechtshof oordeelde dat met toepassing van algemene regel 1 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur het woordgebruik van post 8713 wettelijk bepalend is, zodat de onderhavige goederen onder die post moeten worden ingedeeld. Het Gerechtshof bevestigde vervolgens dat toelichtingen en indelingsadviezen volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie, van de Hoge Raad en van de Douanekamer waardevolle hulpmiddelen zijn, die evenwel de bewoordingen van een post niet terzijde kunnen stellen.
§ 5.5
Reactie Europese Hof van Justitie
Als reactie op deze uitspraak van een nationale rechter heeft de Europese Commissie inmiddels te kennen gegeven niet gelukkig te zijn met de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam omtrent de indeling van mobiliteit scooters. Als reactie hierop zal zij een indelingsverordening opstellen. Het is de verwachting dat deze indelingsverordening in grote lijnen zal overeenkomen met de huidige IDR toelichting en toelichting op de Gecombineerde Nomenclatuur 43. Zoals hiervoor reeds besproken, is een indelingsverordening verbindend in al haar onderdelen en is zij rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat van de Europese Gemeenschap. Aangezien de nationale rechterlijke instanties niet bevoegd zijn om een dergelijke indelingsverordening ongeldig te verklaren, dient een nieuwe procedure te worden opgestart waarbij het uiteindelijk aan het Hof van Justitie is om een uitspraak te doen over de juistheid en geldigheid van de indelingsverordening. Het is uiteraard van wezenlijk belang dat de indeling van goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur in alle lidstaten van de Europese Gemeenschap op uniforme wijze geschied. Hierbij heeft de Raad bewust een ruime bevoegdheid toegekend aan de Europese Commissie waar het de indeling van goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur betreft. Hierbij is het inmiddels echter wel vaste rechtspraak dat de indeling hierdoor niet mag afwijken van de indeling welke volgt uit het Geharmoniseerde Systeem en welke aldus op basis van de algemene regels ter interpretatie van de indeling wordt vastgesteld. 40 41 42 43
Voor zover mij bekend met name Nederland Gerechtshof Amsterdam (Douanekamer) 8 april 2008, zaken 06/77, 06,78 en 06/79 Welke op haar beurt was gebaseerd op een IDR toelichting Dit voorbeeld staat niet op zichzelf. Ten aanzien van de indeling van zogenaamde ‘heatsinks’ heeft zich in het verleden een zelfde situatie voorgedaan. Op 13 december 2003 een nationale rechter een uitspraak over de indeling van ‘heatsinks’ en de toepasbaarheid van een toelichting op de GN hierbij. Als reactie op de uitspraak is de Europese Commissie overgegaan tot het opstellen van een indelingsverordening. De indelingsverordening die hieruit voortvloeide is Verordening (EG) 384/2004 en trad reeds op 20 maart 2004 in werking en stond loodrecht op de uitspraak van de nationale rechter. Nu, ruim 4 jaar later heeft dezelfde nationale rechter prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over de indeling van de betreffende ‘heatsinks’ en daarmee ook over de geldigheid van de betreffende indelingsverordening
17
Indien de rechterlijke macht heeft geoordeeld dat de tekst van een toelichting op de Gecombineerde Nomenclatuur een beperking of afwijking inhoudt van het Geharmoniseerde Systeem of de Gecombineerde Nomenclatuur kan deze tekst reeds om die reden niet worden gebruikt voor het opstellen van een indelingsverordening. Ook voor een indelingsverordening geldt namelijk dat de indeling hierdoor niet mag afwijken van de indeling welke volgt uit het Geharmoniseerde Systeem.
18
Hoofdstuk 6 – Conclusie De Raad heeft de Europese Commissie verplicht om zorg te dragen dat de indeling van goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur in alle lidstaten van de Europese Gemeenschap op uniforme wijze geschiedt. Als gevolg hiervan heeft de Raad aan de Europese Commissie een ruime bevoegdheid toegekend ten behoeve van de indeling van goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur. Deze bevoegdheid beperkt zich niet enkel tot het jaarlijks vaststellen van bijlage I van de complete Gecombineerde Nomenclatuur44, maar strekt zich ook uit tot het opstellen van indelingsverordeningen en publiceren van adviezen en aanbevelingen (toelichtingen EG) welke dienstbaar zijn aan de indeling van goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur. Hoewel de Europese Commissie een ruime bevoegdheid heeft teneinde zorg te dragen voor een uniforme toepassing van de indeling van goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur in alle lidstaten van de Europese Gemeenschap dient zij echter wel een hoge mate van voorzichtigheid te hanteren. De indeling die de Europese Commissie beoogt, als het nu gaat om het opstellen van aanvullende aantekeningen en indelingsverordeningen of dat het de publicatie van adviezen en aanbevelingen betreft, mag in geen geval de indeling van goederen in alsmede de draagwijdte van het Geharmoniseerde Systeem beperken. Hierdoor wordt namelijk de positie van marktdeelnemers geschaad. In dat verband dient de Europese Commissie zich extra terughoudend op te stellen ten aanzien van het opstellen van indelingsverordeningen en aanvullende aantekeningen op de Gecombineerde Nomenclatuur. Omdat de nationale rechters niet bevoegd zijn om de juistheid en geldigheid van indelingsverordeningen en aanvullende aantekeningen op de Gecombineerde Nomenclatuur te toetsen, kan slecht het Hof van Justitie zich hierover uitspreken. Gelet op de alsmaar voller rakende agenda’s van de rechterlijke instanties, is het een zeer lang traject om de juistheid en geldigheid van indelingsverordeningen en aanvullende aantekeningen te toetsen. Hierdoor bestaat het risico dat marktdeelnemers uit verkeerde motieven afzien van het aangaan van de discussie omtrent de juistheid en geldigheid van indelingsverordeningen en aanvullende aantekeningen; niet om de discussie over de indeling van goederen, maar omwille van de termijnen en kosten die met dergelijke trajecten zijn gemoeid. Daarnaast dient speciale aandacht worden gevraagd voor de indelingsverordeningen welke in grote lijnen de omzetting betreffen van een toelichting op de Gecombineerde Nomenclatuur en welke door een rechterlijke instantie terzijde is geschoven omdat zij niet in lijn zijn met het Geharmoniseerde Systeem of de draagwijdte ervan beperken. De Europese Commissie dient op dit punt te worden beperkt in haar mogelijkheden invloed uit te oefenen op de indeling van goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur. Het Hof van Justitie heeft de bevoegdheid van de Europese Commissie voor het opstellen van indelingsverordeningen erkend. Het is derhalve aan het Hof van Justitie om deze bevoegdheid van de Europese Commissie te beperken ten aanzien van die gevallen waarbij de tekst van dergelijke indelingsverordeningen evident niet in lijn zijn met het Geharmoniseerde Systeem of de draagwijdte ervan beperken. Hoewel de vraag over de reikwijdte van de Europese Commissie om indelingsverordeningen op te stellen, voor zover bekend, nog niet is voorgelegd, zal het Hof van Justitie zich hier hopelijk in de nabije toekomst over uitspreken 45.
44
45
Inclusief de inleidende bepalingen, aanvullende aantekeningen op afdelingen of op hoofdstukken en de voetnoten met betrekking tot de GN onderverdelingen Wellicht zal het Hof van Justitie zich in de prejudiciële vragen die in zaak C-173/08 (Kloosterboer Services BV – omtrent de indeling van ‘heatsinks’) zijn gesteld hierover uitlaten.
19
Bibliografie
Mr. E.N. Punt en Mr. D.G. van Vliet Douanerechten – Inleiding tot het communautaire douanerecht (2000)
Prof. Dr. Ben J. M. Terra Europees indirect belastingrecht (tweede druk - September 2002)
Kenneth W. Dam The GATT; Law and International Economic Organization (Univ. of Chicago Press, 1977)
P.J.G. Kapteyn and P. Verloren van Themaat Introduction to the law of the European Communities (Third edition - 1998)
John Peterson and Elizabeth Bomberg Decision-making in the European Union (1999)
Internet bronnen
http://www.wto.org, is de officiële website van de Wereldhandelsorganisatie;
http://www.wcoomd.org, is de officiële website van de Wereld douaneorganisatie;
http://www.europa.eu, is de officiële website van de Europese Unie;
http://ec.europa.eu, is de officiële website van de Europese Commissie;
http://www.minbuza.nl, is de officiële website van het Ministerie van Buitenlandse zaken;
http://curia.europa.eu, is de officiële site van het Europese Hof van Justitie waar alle jurisprudentie van het Hof van Justitie welke is opgenomen kan worden geraadpleegd;
20