3e
Jaargang.
1 FEBRUARI
1896.
No. 15.
DE TROUW *ïeerüeiiflaiisclM, pijji w È Maip der aröefie l nfe l ÏMM Wij vrouwen van den nieuwen tijd zijn verplicht elkander bij te staan. Vereenigd konden wijde wereld overwinnen.
Hoofdagente voor België: Emilie Claeys, Van Eyckstraat 6, Gent.
Redactie en Administratie :
N. VAN KOL, Aywaille bij Luik.
Kan vrij de man zijn waar de vrouw In slavenkeetnen zucht ?
INHOUD : De Vrouw en de Arbeid. — Ons Blaadje. — Boekbeoordeling. — Ingezonden. — Vergaderingen en lezingen. — Blaadjes Tin. — Olympe de Gouges. — Strijdpenning, enz.
De Vrouw en de Arbeid. C Vervolg.) Eigenlijk moest het ons ten zeerste verwonderen, dat het socialistisch instinct zoo sterk is in alle klassen, terwijl staats- en persmannen bijna zonder uitzondering beroep doen op de afzonderlijke belangen van individualistische groepen. Waarom zou het ons zoo bevreemden, dat de leiders der beweging voor het kiesrecht der vrouw bewust of onbewust socialist zijn in merg en been ? In dit opzicht heerscht er een zeer groote begripsverwarring. Wij hooren overal beweren dat de vrouw niets anders t r a c h t te verwerven dan volkomen gelijkberechtiging (equality of opportunity = gelijkheid van gelegenheid 1), dat zij niets eischt dan het recht om elk beroep of ambacht uit te oefenen en daarin te slagen of te falen al n a a r ha
P.
I Drukker en I Hoofdagent voor Holland : i W. H. Vliegen, te Maastricht.
Abonnementsprijs per jaar f 1,50 = fr. 3,00, bij vooruitbetaling. — Losse nummers 3 et.
schappelijke beteekenis van den arbeid wordt niet zoozeer bepaald door het aantal arbeiders, als wel door de physieke kracht en het productievermogen van iederen arbeider afzonderlijk. Dat het welzijn van den staat afhangt van de wettelijke bescherming van den arbeid, van staatsvoorzienig ten opzichte zijner producten en van openbare zorg voor de gezondheid der arbeiders, is t h a n s reeds tot een gemeenplaats op alle scholen geworden. Deze bescherming kan alleen verkregen worden door de renten van het kapitaal te verminderen en het loon der „handigheid" te verkleinen. Het is ten slotte geen heel dwaze of heel rovolutionnaire onderstelling, dat wij een Stephenson, een Arkwright en een Baker voor denzelfden prijs kunnen koopen als een Newton of een Darwin 2). W a t onze persoonlijke wenschen ook zijn mogen, wij kunnen gerust aannemen dat binnen een kwarteeuw de arbeid in waarheid beschermd zal worden tegen den vernietigenden individualistischeu invloed van kapitaal en „bekwaamheid", — en de s t a a t zal er slechts des te beter bij varen. Voorts moet men niet uit het oog verliezen dat h e t moderne socialisme daarin verschilt van het middeneeuwsche, dat de bescherming van den 1) Stephenson, de vader van het spoorwegwezen; Arkwright, de man die de katoen-spinmachine tot haar tegenwoordige volkomenheid bracht; Baker, de onverdroten Afrikareiziger, die groote diensten aan de wetenschap bewees. Alle drie mannen, die door ijzeren wilskracht en taaie volharding iets tot stand brachten, terwijl Newton (de ontdekker van de wetten der zwaartekracht! en Darwin ide man der theoriën omtrent den oorsprong der menschen,) worden gerekend te behooren tot de geniën; d. w. z. menschen die natuurlijk wel arbeiden moesten en ook geducht arbeidden, maar die niet uit louter wilskracht en zonder de hulp van een buitengewonen aanleg gekomen zouden zijn tot de hoogte waarop zij staan. Vermoedelijk wil de schrijver zeggen, dat iemands werkelijke waarde bepaald wordt door zijn ijver en niet door zijn talenten, omdat de ijver ien vrucht is van zijn wil en het talent een natuurgave. Zeer stellig verdient het genie bewondering, evenals een schoone vrouw of een fraai natuurtafereel; doch alleen als n a t u u r p r o d u c t . In het werkelijke leven heeft men meer aan strevende mannen, goede vrouwen en vruchtbare landerijen. Het g e n i e mag evenmin vergood, als de gewone alledaagsche a r b e i d geminacht worden ; alles moet geschat worden op zijn w e z e n l i j k e d. w. z. zijn b e t r e k k e l i j k e waarde. N.
114
GEEN SLAAP IS ZOO TEN VOLLE SLAAP ALS DE VROUW.
arbeid heeft opgehouden te zijn een zedelijke plicht, door een katholieke kerk m e t meer of minder welslagen toevertrouwd aan het geweten der individuen ; het is geworden tot een beginsel, een wet, berustend op het bewustzijn van maatschappelijk heil. Tot hiertoe echter schijnen de leiders deivrouwenbeweging geen partij te hebben getrokken van de lessen die te putten waren uit de studie der haar verwante arbeidsbeweging. Zij hebben verzuimd zich met één en hetzelfde doel te organiseeren, onafhankelijk van partijen en, zoo noodig, in oppositie en m e t de vrouwen èn met de arbeiderspartij. Zij hebben zich vergenoegd met den eisch van gelijkberechtiging, en niet opgemerkt hoe zinledig hij is, zelfs indien hij werd toegestaan. Zij hebben niet bespeurd dat reeds het stellen van dien eisch het verval heeft bevorderd van het weinigje bescherming dat nog van de ridderlijkheid der middeneeuwen was overgebleven. Zij hebben niet, zooals de partij van den arbeid, vastheid trachten te verkrijgen door in de plaats van een bescherming voortvloeiend uit het zedelijk bewustziin van het individu, te doen stellen een bescherming berustend op sociale wetgeving. Zij begrijpen niet, hoe het maatschappelijk welzijn evenzeer afhankelijk is van een speciale bescherming der vrouwen als van een speciale bescherming van den arbeid. Zij achtten het beneden zich, aan te nemen w a t een groot deel d,er m a n n e n niet aarzelden aan te nemen, — en de reden is niet ver te zoeken. De leiders der arbeiderspartij waren het product der Trades-Union b e w e g i n g ; zij gaven de denkbeelden van de massa hunner mede-arbeiders weer, zonder naar den geest hoog boven dezen verheven te zijn. Hun invloed wortelde voornamelijk in de organisaties die achter hen lagen, en niet in hun intellectueele meerderheid tegenover h u n n e tegenstanders. Alles bijeen genomen bestond er een bewonderenswaardige solidariteit in de arbeidersbeweging, en deze werd niet bewerkt door individuen van bijzondere bekwaamheden die zich tegen sommige klasseongerechtigheden verzetten omdat zij hun eigen toestand ondragelijk vonden. De bevrijding van den arbeid werd geleid ten bate van bet gansche heirleger en niet van enkele speciaal begaafden, integendeel, deze laatsten werden niet zelden opgeofferd aan het belang der groote meerderheid. W a t voor overeenkomst er ook besta tusschen beider noodwendigheid en algemeene trekken, in haar loop was de vrouwenbeweging geheel verschillend van die der arbeiders. Zij was toch voor een groot deel het gewrocht van enkele hoogbegaafde en beschaafde vrouwen, die in opstand kwam e n tegen de voorwaarden waaronder zij moesten werken. Haar superioriteit, geestelijk zoowel als zedelijk, boven de meerderheid der m a n n e n die haar in de pers of op de tribune tegenspraken, kunnen zij gemakkelijk en zonder eigenwaan constateeren. Zij voelden dat, bij gelijke opvoeding en gelijk Hooger Onderwijs, zij zich minstens de gelijke konden achten van den gemiddelden man. Zij stonden echter niet stil bij de behoeften, de capaciteiten, de functies der gemiddelde vrouw, om die te vergelijken met die van den gemiddelden m a n ; zij constateerden eenvoudig wat sinds lang een onmiskenbare waariieid had moeten zijn : dat sommige vrouwen bekwamer zijn
dan sommige m a n n e n ; en daarom eischten zij, en terecht, de maatschappelijke noodzakelijkheid van alle beroepen en ambten toegankelijk te stellen voor de vrouw. En zoo ontstond haar wachtwoord: „gelijkberechtiging." Anders dan de leiders der arbeidsparty, hadden zij niet achter zich de massa, het proletariaat. Het proletariaat had geen belang bij het openstellen aller ambten en beroepen voor vrouwen; er bestonden reeds gelijke rechten op de lagere school, de inspecteurs van onderwijs hielden gedurende do schooluren de meisjes op straat even goed in het oog als de j o n g e n s ; en h u n vrouwen en meisjes hadden de vrijheid om zich aan eiken tak van industrie te wijden mits zij maar, — en dat was niet moeilijk — aan den kapitalist bewijzen konden dat haar arbeid goedkooper uitkwam dan die der mannen. Wat het stemrecht betreft, wel, de mannén beseften ter nauwernood dat het door tradesunions en vrije organisaties gemaakt kon worden tot een machtig wapen ; hoe konden (ins de vrouwen uit het volk, 'noglusteloozer, nog hulpeloozer dan de mannen, er het gewicht van inzien ? Zij hadden toen nog niet de geestkracht om bonden te stichten tot het verwerven en goed gebruiken van het stemrecht. Het prediken van het stemrecht voor vrouwen was geen geschikt t h e m a om te behandelen aan de hoeken der straten ; het was niet, zooals de uitbreiding van het tradesunionisme, het gewrocht van werkplaatsen en fabrieken. Het was een onderwerp des gespreks in deftige salons en het rook te veel naar fijne toiletten, vluchtige novellen en complaisante kamerleden. De leidsters der beweging waren, zooals ik reeds zeide, uitnemende vrouwen, maar het waren vrouwen uit slechts ééne klasse en m e t slechts één kijk op het leven ; zij streden tegen hetgeen haar zelf in het leven verlamde en hechtten niet genoeg waarde aan de solidariteit m e t haar eigen sekse. Achter haar stonden slechts vrouwen van één type, beschaafde vrouwen uit den middelstand, die in opstand k w a m e n tegen de oude beperkingen der vrouw en van haren werkkring, die haakten n a a r meerdere ontwikkeling en naar een meer actief intellectueel bestaan. Gedurende een tijd scheen het alsof de vrouwenbeweging niets bedoelde en ook geen ander resultaat zou hebben, dan werk te verschaffen aan en nieuwe wegen te openen voor een intellectueel proletariaat onder de vrouwen der middelklasse, — talrijk, vergeleken met de plaatsen die zij zouden kunnen bekleeden, doch nietig klein, vergeleken met de groote m a s s a der vrouwen. Voor zulke uitgezochte vrouwen, - die verre stonden boven het gemiddelde harer klasse, om niet te zeggen harer kunne, — w a s de gemiddelde m a n geen voorwerp van bijzondere belangstelling, en het huwelijk nam hare gedachten m a a r zeer weinig in beslag. Voor haar scheen „gelijkberechtiging" de oplossing te zijn van het geheele vrouwenvraagstuk. En inderdaad, deze oplossing : een wijder arbeidsveld geopend voor eenige weinige, uitstekende, en meestal ongehuwde vrouwen eener bepaalde klasse, - zou het hoogtepunt der beweging moeten zijn, indien „gelijkberechtiging" haar wachtwoord bleef. Maar de opmerkelijke rusteloosheid die zoo klaar en krachtig de behoeften uitspreekt van één enkele klasse van vrouwen, bepaalt zich
GEEN SLAAF IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW.
geenszins tot die klasse alléén. Zij vertoont zich overal, in alle lagen der vrouwenwereld, al neemt zij nog niet overal bepaalde vormen aan, al herkent men in haar nog niet overal het verlangen naar verreikende wijzigingen in de voorwaarden waaronder de-vrouwen leven en werken. De organisatie van den vrouwenarbeid is nog pas in haar begin. A l s e r g r ; o t e vereenigingen van winkeljuffrouwen, vrouwelijke kantoorbedienden en vooral van vrouwelijke huisbedienden in het leven zullen zijn geroepen, dan zal de vrouwenkwestie een ander stadium intreden, en zal de eisch van speciale wetgeving en speciale bescherming dien van gelijkberechtiging geheel verdringen, die het k e n m e r k was der eerste uitingen der vrouwenbeweging. Dan zullen wij, wellicht voor h e t eerst, erkennen dat de bevrijding der vrouw niet mogelijk is in een mdividualische, wel in een socialistische maatschappij ; dan zullen wij leeren w a t de geschiedenis steeds heeit geopenbaard aan degenen die haar verstaan : dat de positie der vrouw rijst of daalt met die van den arbeid en dat beiden geen behoefte hebben aan gelijkberechtiging noch aan vrijheid van overeenkomst, m a a r aan bescherming. 3) 3) Het mag inconsequent schijnen dat juist ik dit artikel van Karl Pearson en zijn stellingen omtrent b e s c h e r m i n g d e r v r o u w vertaal en i n D e V r o u w plaats. Toch ben ik niet inconsequent. Te Zurich verzetteden E. Claeys en ik ons ten stelligste tegen „bescherming van den vrouwenarbeid", d. w. z. verdrijving der vrouw uit tal van industrieën, die schadelijk heeten te zijn voor haar en hare vrucht. Doch die eisch kwam voornamelijk van den kant der mannen, speciaal der arbeiders. Waar nu mannen zich zoo bijzonder bekommeren om ons welzijn en dat onzer vrucht, daar worden wij wantrouwend. W a n t in het maatschappelijk leven bemerken wij zoo weinig van die ridderlijke bezorgdheid, en in het huiselijk en sexueel verkeer nog veel minder. Burgers die in een wijnroes naar bordeelen loopen, voelen n i e t s voor „de, vrouw" noch voor het kind, evenmin als arbeiders die in een jeneverroes hun eigen, soms zwangere vrouw, slaan of sexueel misbruiken. Neen, in onze individualistische eeuw mogen wij vrouwen ons egoïsme veilig stellen tegenover liet egoisme van den man; waar allen als honden vechten om een broodkorstmogen wij vrouwen onze broodkorst verdienen waar en hoe wij willen. Ook iu een fabriek waar wij ons en onze vrucht willens en weieus vergiftigen. Waarom niet? Als wij trouwen met een man van wiens verleden wij het fijne niet weten, stellen wij ons en ons aanstaand kroost onbewust bloot aan de schandelijkste besmetting, aan een langzamen dood door verterende ziekte, ruwe behandeling of verfijnde wreedheid. Waarom ons en onze vrucht dan niet b e w u s t blootstellen aan de vergiftiging door loodwit of vuil stof of wat dies meer zij V Onze v r u c h t . . ! Mag eene vrouw zoo lichtzinnig zijn tegenover haar wordend kind ? . . . Maar vroegen w i j dan om het leven ? Ongevraagd werden wij geworpen iu de ellenden des levens. En in onze onzedelijke maatschappij, waar alles draait om het eigen ik, heeft de .vrouw die ondanks haarzelve bestaat, méér recht op het leven dan het ongeboren kind dat haar veelal ondanks haarzelve werd opgedrongen. Hoe hard het ook moge klinken, ik houd vol dat de moeder méér recht op het leven heeft dan het kind en dat, waar beiden niet kunnen behouden worden, de vrouw n o o i t , — t e n z i j u i t eigen v r i j e n w i l , — mag worden opgeofferd aan hare vrucht. Tegen eene bescherming der vrouw als voortplantster, als moeder van het komend geslacht heb ik niets, kan ik niets hebben, wanneer deze bescherming uitvloeisel is van de juiste waardeeriug der vrouw als zoodanig, wanneer zij plaats heeft in eene maatschappij
115
die gebouwd is op algeheele erkenning van het r e c ht d e s m e n s c h e n . W a t ik haat, wat ik bestrijd, dat is de huichelarij die. zoo vaak den strijd tusschen mannen en vrouwen kenmerkt. Men durft zijn égoistische beweegredenen niet blootleggen; men durft niet zeggen in hoeverre sexueele begeerten invloed hebben op iemands stellingen en argumenten ; men durft niet w a a r zijn omdat men inwendig niet z u i v e r is. E n daarom verschalkt men zich achter een bezorgheid voor de vrouw, een liefde voor het kroost, die men niet voelt. Gevloekt zij die huichelarij ! De afzichtelijkste naaktheid zou ons in de bereiking onzer doeleinden niet zoo hinderlijk zijn als het schermen met zedelijke gevoelens enkel voor de leus. Mannen en vrouwen (en ook socialisten en hun tegenstanders) zullen elkander nooit geheel verstaan, vóór zij waar durven zijn, eerst jegens zich zelf en dan jegens elkander. N.
Ons Blaadje. O n s B l a a d j e staat op het p u n t van geboren te worden ; is misschien reeds geboren als dit bericht verschijnt. 1) Geboren wordt het als de Schoone Slaapster, aan wier wieg zooveel goede, vriendelijke feeën bijéén k w a m e n . 2) Inderdaad, verblijdend is de s y m p a t h i e waarmede onze onderneming wordt begroet. Het kleine kapitaal dat wij noodig hadden om te beginnen, vloeide ons van alle zijden t o e ; tal van abonnés meldden zich, tal van sympathieke brieven werden ons geschreven ; eenige personen beloofden ons, zich er flink voor te spannen, anderen arbeidden er reeds voor; verschillende bladen n a m e n onze aankondiging over, kortom, het blijkt dat wij vele hartelijke vrienden bezitten en van deze vrienden het volle vertrouwen . . . Zullen wij dat niet teleurstellen ? NOOIT, indien men van ons niet het onmogelijke verwacht; NOOIT, indien men van
den beginne aan voelt in welken geest wij O n s B l a a d j e schrijven. Geen politiek in d e kinderwereld; geen rassen- en klassenhaat in het k i n d e r h a r t ; m a a r een streven naar h e t Ware, het Goede, het Schoone, dat sinds Plato's tijd nog niet verouderd is, en dat de kern en grondslag zijn moet van ieder individueel leven, van iederen maatschappelijken toestand. Die ideeën liggen, gelijk goudkorreltjes in het slijk der rivieren, verborgen in de bestaande literaturen, zoowel als in de bestaande menschen en toestanden. Die goudkorreltjes willen wij, ontdaan van zand en slib, aanbieden aan ons kleine goedje, opdat het, onbewust, zich ontwikkele tot de krachtige schakel die het verledene met de toekomst verbindt; die toek o m s t waarin het goede de overhand zal hebben, waarin niet het goud in het slijk, m a a r — het slijk in het goud zal worden gevonden. 1) Neen, nog niet. Wegens de gevangenneming van onzen vriend Vliegen, moet de definitieve uitgave worden uitgesteld tot einde Febr. of begin Maart. 2) Ook wel een paar booze heksen maar deze tellen op de massa niet meê.
(mannetjes),
116
GEEN SLAAF IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW
Wij openen de serie kinder-artikeltjes met m a k e n zou, kan ik de geruststellende verze een verhaal, op waarheid gegrond, verteld door kering geven dat, n a a r m a t e ik mijn kinderen Mevrouw de Pressensé. Dat goudkorreltje be meer behandel als kleine Spartanen, zij in die hoefden wij niet uit het shjk op te rapen ; dat zelfde m a t e gezonder, sterker, gelukkiger en blonk ons tegen uit een der beste boekendie levenslustiger worden. Verscheiden brieven van ooit voor kinderen k u n n e n worden geschre vegetarische moeders bewezen my dat licha ven. 3) Slechts veroorloofden wij ons, ter wille melijk en geestelijk welzijn der kinderen een der neutraliteit die O n s B l a a d j e moet ken logisch, dus algemeen, gevolg is der natuur merken, hoogstens 2 a 3 volzinnen te wijzigen. lijke leefwijze. Ik acht het dan ook mijn plicht, Voor het overige is de lieftallige schrijfster alle moeders aan te raden zich de werkjes van geheel alleen aan het woord ; en met opzet Allinson aan te schaffen en haar kinderen op kozen wij dat verhaal van deze 'vrouw, om te voeden volgens zijne voorschriften, ze in eens en vooral tijd te toonen, dat wij voor de bijzonderheden hier en daar wijzigend als zij kinderen het goede wenschen te nemen on dat wenschelijk achten. Niet alleen is het een verschillig waar wij het vinden ; indien het zich dagelijks herhalend feest, de rozen te zien slechts de kenmerken draagt van gevloeid te bloeien op de wangen zijner kinderen en den levenslust te zien lachen in h u n oogen, m a a r zijn uit een rein hart en een helder hoofd. Hartelijk dank aan al degenen die ons het het is ook een bron van innerlijke voldoening, op touw zetten van O n s B l a a d j e mogelijk te weten dat men, door hen een natuurlijke maakten ; en vriendelijk verzoek aan allen die leefwijze te laten volgen, hen een kapitaal van invloed hebben op scholen, kinderbibliotheken kracht en gezondheid meegeeft dat beter is enz. om er naar vermogen propaganda voor te dan fortuin. Daarenboven zijn gezonde, sterke maken, indien het bij k e n n i s m a k i n g meevalt. kinderen veel gemakkelijker op te voeden tot goede, degelijke menschen, dan zwakke, zie N. kelijke stumperdjes, wier ziel wordt gedemo 3) La Maison Blanchc, par Mad. E. de Pressensé. raliseerd door lichamelijke invloeden. Paris, Fischbacher, Rue de la Seine 33.
Boekbeoordeeling. Allinson's Medische Verhande lingen III. Uitgave van S. L. van Loog, Amsterdam. Prijs 60 cents.
Als persoonlijke ervaring -) kan ik er dit nog bijvoegen: mijn eenige kwaal is hoofdpijn. Bij mijn vroegere leefwijze leed ik daaraan zéér veel; de minste krachtsoverspanning deed mij een hoofdpijn krijgen, die zich wel eens over de kleine hersenen tot in den rug toe uitstrekte. Die telkens terugkcerende afmat ting en onbekwaamheid tot werken waar de lust tot werken zoo groot was, maakte mij soms moedeloos, prikkelbaar, j a bitter en pes simistisch; dat daarvan in De Vrouw nooit iets bleek is daaraan te danken, dat ik later weer verscheurde w a t ik in buien van neer slachtigheid schreef ); want ik meen dat zij, die doorvoor het publiek te schrijven de open bare stemming helpen bepalen, verplicht zijn de menschen op te wekken en tot levensmoed aan te sporen, in plaats van hen neer te druk ken, moedeloos te maken en dus de heerschende zwartgallige s t e m m i n g onzer eeuw te ver ergeren.
Nooit heb ik mij zoo frischen opgewekt ge voeld, nooit zoo veel pleizier in mijn leven ge had, als sinds ik mijn régime geregeld heb naar de voorschriften van Dr. Allinson. Niet m e t slaafsche letterlijkheid. Ik meen dat iemand m e t een kerngezond gestel en met geen erfelijken aanleg tot een of andere overheerschende kwaal, zich het matig gebruik van koffie e n thee niet behoeft te ontzeggen; noch ook vind ik het noodig, jonge kinderen geheel en al te spenen van honig, appelstroop, confitu ren en andere dingen waar de jeugd doorgaans op verzot is, mits zij niet gegeven worden op tijden en in hoeveelheden die den eetlust voor de hoofdspijzen: brood, melk, groenten en vruchten, bederven. 1) Doch in hoofdtrekken volgen wij getrouw zijn raadgevingen: plant aardig voedsel, onthouding van alkohol, gere geld koude baderi en volop lucht en beweging. Aan alle moeders die nog mochten vreezen dat onthouding van vleesch en zéér matig ge bruik van eieren de kinderen verzwakken, dat een op een kier staand venster 's nachts en een koud sponsbad 's morgens hen verkouden
2) Velen schreven mij over de genezing van een of andere slepende kwaal door de toepassing der V9getarische leefwijze, veelal in verband met een Kneippof Kühne-waterkuur.
1) In deze opvatting werd ik bevestigd door een schrijven van Dr. Fred. van Eeden, die mij niet groote welwillendheid zijn schriftelijk advies gaf.
3) Behalve de particuliere brieven die ik al te gauw op de post bezorgde. Mijn meest vertrouwde vrienden zouden kunnen getuigen, hoe diep-zwart-pessimistisch ik vroeger zijn kon !
;1
Doch sinds Augustus 1895 n a m e n de hoofd pijnen af in hevigheid, duur en snelle opeenvol ging; en daarbij werkte en las ik nooit zoo veel en zoo aanhoudend! Een dubbel bewijs dus voor de deugdelijkheid der Allinsonsche
GEEN SLAAP IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW. leefwijze. Ik heb nu weinig meer te verscheuren, w a n t ik heb nu werkelijk pleizier in mijn leven; het leven interesseert m i j ; en half in scherts, half in ernst maak ik plan, de uiterste grens van mijn leven, 100 jaar, te bereiken, ten einde te zien hoe de toekomst zich ontwikkelt uit het heden, —en wat voor menschen er groeien uit mijn gezonde, vroclijke kinderen. Die gemoedsstemming is zoo heerlijk, zoo bezielend, zoo verjongend, dat ik ze al mijn medemenschen van ganscher harte toewensch. Inderdaad, ik geloof dat indien alle schrijvers, dichters, denkers, journalisten, onderwijzers, geleerden, volksleiders en staatslieden gezonder van lijf en ziel waren dan zij nu zijn, hun levensopvatting ook optimistischer, hun redeneering logischer, hun invloed heilzamer, hun arbeid edeler zijn z o u ; en dat zou de algemeene stemming verheffen, ze rustiger, redelijker, zedelijker maken. Al wat nu twist en tweedracht, bitterheid en strijd veroorzaakt, zou tusschen gezonde menschen in vrede en eendracht worden uitgemaakt. W a n t als de natuurlijke leefwijze eenmaal het gestel heeft verbeterd, kan zij niet anders dan allengskens ook de opvatting omtrent de betrekkelijke waarde van weelde, pracht, fortuin, enz. enz. wijzigen. De in- en uitwendig volkomen gezonde, matig levende mensch, hecht natuurlijk méér waarde aan het leven-zelf, aan de instandhouding zijner gezondheid en aan het streven naar zedelijke volmaking, dan aan de uitwendige dingen des levens, die t h a n s zoo jammerlijk zijn verdeeld en op zoo onevenredige waarde worden geschat, dat er een menschonteerende strijd moet worden gevoerd zoowel oin ze te hebben als om ze te houden. Gezonde menschen met beperkte behoeften zouden eerder inzien, dat het „te veel" der eenen niet alleen het „te weinig" der anderen beduidt, maar ook, wel beschouwd, een ballast, een hinderpaal, een bron van last en onrust is, dan de naar ziel en lichaam zieken waaruit de tegenwoordige maatschappijen grootendeels bestaan. Gezonde menschen zijn voor rede vatbaar; en waar men oor heeft voor de rede, daar heeft m e n ook oog voor het licht en hart voor de liefde. Velen zullen ineenen dat ik mijn consequenties wel wat ver trek. Neen, toch niet. Wie zich zelf scherp w a a r n e e m t in toestanden van welzijn en onwelzijn, zal inzien dat 'een wereld van gezonde menschen normaal, dus ook rustig en gelukkig, zijn zou. Hoe het zij, men kan de waarde van een volmaakte gezondheid niet te hoog schatten en m a g geen middel verzuimen om die deelachtig te worden. En nu is het een heerlijk ding in mijn oog, dat men niet bepaald rijk behoeft te zijn om zich de weelde eener goede
117
gezondheid en daarmee blijden levenslust en onbedwingbaren levensmoed te verschaffen. Bruin brood is op den duur goedkooper dan wit en peulvruchten kosten op den duur minder dan aardappelen, omdat een goed doorvoed gestel ten slotte op een m i n i m u m goed voedsel teren kan. Groenten en fruit zou men zich kunnen aanschaffen, indien m e n bier en jenever afschafte. De armste kan dag en nacht zijn venster openhouden ('s nachts op een kier) en als tijd en gelegenheid tot een dagelijksch bad ontbreken, zich toch des morgens het lichaam flink afwrijven m e t een drogen ruwen doek. Mij dunkt, onder degenen die zich nog een blad als de Vrouw kunnen koopen, is er niet één zoo hopeloos diep verzonken in den afgrond der ellende, of hij kan tot op zekere hoogte leven volgens de regelen der gezondheidsleer. Geen denkend proletariër behoeft dan ook te wachten op het duizendjarig rijk van vrede, liefde en gerechtigheid om reeds nu, in zijn bekrompen omstandigheden, iets deelachtig te worden van de zedelijke en lichamelijke kracht en gezondheid, die h e m in het heden zullen te pas komen om dapper te strijden, en in de toekomst om waardig te genieten. N. Ingezonden. Geachte Mevrouw v. Kol, Naar aanleiding van uw warm pleidooi voor de geheel- onthouding, kan ik niet nalaten met u in correspondentie te treden. — Is u waarlijk zoo vóór de geheel-onthouding'? — Ik voor mij kan haar niet anders huldigen dan als overgang. Goed voorkinderen en zwakkeren. Hooger, véél hooger staat naar mijn inzien de matige, die naar omstandigheden met oordeel handelt, en geen slaaf wordt van theoriën; die paal en perk weet te stellen aan zijn wenschen en begeerten. Aan een kind wijst men de kachel, en verbiedt het die te naderen, „omdat het zich anders branden zal". Als het ouder is geworden weet het, dat die kachel hem niet deren zal, als hij haar voorzichtig behandelt, en voorzorgsmaatregelen neemt om de handen niet te branden. En zoo is het ook m e t den drank. — Tegen den zwakke zegt m e n : drink niets, omdat hij geen m a a t weet te houden, en voor hem die drank een groote verleider is, maar moet daarom een ander, die absoluut nooit in verzoeking komt zich te buiten te gaan, totaal onthouder worden? Ik voor mij geloof dat aan den dronkaard véél meer eerbied zal afdwingen hij, die wèl gebruikt en op het juiste oogenblik weet op te houden, dan hij die nooit viel omdat hij nooit in verzoeking k w a m ! Ik ken iemand, die niet sterk is, hard werkt, door te groote vermoeienis nooit den waren eetlust heeft, en die nu „uit principe" nooit iets tot opwekking gebruikt. Is dat nu te bewonderen of heeft men hier te doen met iemand die denkt vrij te zijn en zich slaaf m a a k t van
118
GEEN SLAAP IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW.
theoriën ? Zou het voor hem niet beter zijn wanneer hij een enkel glas wijn dronk bij het middagmaal, waardoor de eetlust opgewekt en de spijsvertering bevorderd wordt, en doet een werkman of matroos nu zoo'n groot kwaad wanneer hij n a uren werken in een polder of op „hondenwacht" in storm en ontij één glas jenever drinkt om ziekte te voorkomen? Neen, in het gebruik ligt het groote kwaad niet, maar in het misbruik. Aan kinderen geeft men messen en scharen in de hand, juist om er mee te leeren omgaan. Laat ons daarom den zwakkeling die alle zelfbeheersching mist, aanraden geheel-onthouder te worden, m a a r anderen, die nog wilskracht en energie hebben opvoeden tot het hoogere, tot een mensch m e t een vasten wil, een vrij oordeel, die zich niet angstvallig houdt aan iets wat hij ééns beloofde, maar onder elke omstandigheid wikt en weegt wat op dit oogenblik het best is! Hooger dan iemand, die angstig het gevaar, vermijdt, staat mijn oordeel hij, die het gevaar trotseert. Hoogachtend S. G. F. MEIJBOOM.
Directrice Amsterdamsche Huishoudschool. Toen ik sprak van den zedelijken plicht der geheel-onthouding, dacht ik in de verste verte niet aan „bescherming tegen drankgevaar" van een zekere cathegorie van vrouwen. Vrouwen zijn in den regel niet onmatig, vooral niet de „beschaafde" vrouwen uit iederen s t a n d ; en niet zij offeren zóódanig aan den drankduivel dat er m e t alle kracht tegen te velde moet worden getrokken! Ik liet mij leiden door de waarheid, die bij het overwegen dier ontzettende cijfers bij mij was opgedoemd: dat, om met kracht en klem tegen dien duivel te kunnen optreden, men moet wezen öf een volkomen bekeerd zondaar, öf een volkomen reine. Nu zou ik Mej. Meijboom's schrijven kunnen weerleggen met te wijzen op de betrekkelijke beteekenis der woorden „gebruik en misbruik", m a a r dat argument is afgezaagd. Liever wil ik de gedachten neerschrijven die haar brief mij ingaf: Verreweg de meeste geheel-onthouders waren vroeger matige gebruikers. Bewust of onbewust gehoorzaamden zij aan de hierboven genoemde waarheid en erlangden zich, door een vrijwillig offer, het recht om als reinen van drank op te treden tegen den drank. En zoo is het altoos gegaan in de wereld, de geheele geschiedenis door. Al het waarachtig goede dat er dóór menschen vóór menschen is gewrocht, is een vrijwillig offer van de goeden aan de boozen, van de wijzen aan de dwazen, van de sterken aan de zwakken. Altoos w a s het de edele wijnstok en nooit de gemeene* doornstruik waarvan men druiven las. En waaraan is de ontzachlijke invloed toe te schrijven van sommige heroïsche k a r a k t e r s ? Aan de volstrektheid hunner opvattingen, aan de heelheid hunner offers. De Christus der orthodox-geloovigen verliet zijn hemeltroon, de Gautanja der Hindoes zijn vorstelijk paleis, om de armste te worden onder de armen . . . Doch dat zijn halfgoden, ontzachlijke heroën der vrome legende. Het gewone dagelijksche leven wijst ons een Pater Damien, die afstand doet
van de schitterendste vooruitzichten om, bloeiend van jeugd en gezondheid, zich te gaan begraven onder de ellendigsten aller lijders aan walgelijke ziekten; wijst ons een Mej. Alberdingk Thym, die het comfortabele leven der gezeten bourgeoise vaarwel zegt, om in de meest volstrekte beteekenis met de armen te k u n n e n deelen w a t zij h e e f t . . . Laat deze menschen dweepers noemen wie wil, ik noem ze helden. Nooit zullen wij, gewone menschen, k u n n e n doen w a t zij doen, nooit de hoogte bereiken waarop zij staan. In het beste geval sluiten wij een compromis tusschen onze ziel en onze zinnen, tusschen onze plichten en onze lusten, en dat stelt ons in staat in onzen kring beste, brave, wellicht supérieure menschen te zijn, — m a a r meer ook niet. Lichten van deugd die over de massa heen stralen; bronnen van bezieling die altoos levend vloeien door alle eeuwen heen, dat worden wij nooit. Een offer nu en dan kunnen wij brengen; onder den drang der omstandigheden k u n n e n wij een grootsche daad verrichten; opgezweept door een stormvlaag van geestdrift kunnen wij een verheven einde m a k e n aan een zeer gewoon leven; m a a r het offer van ons heele leven en zijn te brengen, en dat niet in een roes van geestdrift en voor één oogenblik, m a a r m e t koel overleg en voor altoos, - daartoe zijn wij öf niet bij machte, öf niet van z i n s . . . En vele zulke offers is de menschheid niet eens waard, vrees ik. Doch zij die ze brengen staan zóó hoog en zijn zóó moedig en s t e r k ; zij zijn zoo boven alle beschrijving gelukkig in hun ideëe streven, dat men hen, reeds om h u n s zelfs wille, niet m a g weerhouden van h u n doornig pad. Kunnen wij niet allen zonnen zijn, wier eigen, eeuwig licht de oneindigheid doorboort tot op ongemeten afstanden, — planeten toch wèl, die binnen zekere grenzen een vriendelijken glans verspreiden. Kunnen wij geen helden zijn in den volstrekten zin des woords, heldhaftig in sommige opzichten toch wèl. Is de gloriekroon des helden, die zoo vaak een doornenkroon is, slechts bereikbaar voor enkele uitstekenden van ons geslacht, de graad van „zedelijke superioriteit" k a n behaald worden door een ieder wie wil. En daarom noodigde ik alle vrouwen van goeden wil uit, zich vrijwillig te spenen van alkoholische versnaperingen, ten einde in deze haar volstrekte reinheid oneindige kracht te putten in den strijd tegen den drankduivel. Mej. Meijboom, die zich uit principe h e t glaasje wijn ontzegt dat, naar zij meent, haar weldadig zou kunnen zijn, is het veel meer m e t mij eens dan zij denkt. En wat den verkleumden matroos op „hondenwacht" betreft, aan wien zij zoo gaarne eene hartsterking zou gunnen, — de Directrice der Huishoudschool, die als zoodanig kennis van ingrediënten heeft, schonk hem toch liever een kop warme koffie of cacao dan een glas matrozenjenever, alias vitriool ? In één ding ga ik gaarne m e t Mej. Meijboom mede, namelijk de opvatting der g e h e e l o n t h o u d i n g als een o v e r g a n g . Indien er genot is in alcohol, welnu dan moet het levende geslacht het toekomstige daartoe opvoeden, w a n t geoorloofd genot is menschenrecht. Door onze onthouding moeten wii echter eerst de drankgewoonten, de drankzucht en den erfelijken aanleg tot misbruik uitroeien, en door tal van andere middelen ons geslacht opvoe-
GEEN SLAAF IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW.
den tot menschen die weten wat zij willen en willen w a t zij weten ; — doch als wij zóó ver zijn, hebben wij het recept ter bereiding van alcohol als drank reeds lang vergeten en kennen wij slechts den nectar der hoogere genietingen. N. Vergaderingen en lezingen. Den 16en Jan. dezer werd te Parijs een vergadering gehouden van fransche vrouwen en feministen, ten doel hebbende, de belangen te behartigen van de vrouwen der fransche pers. Tot president dezer vergadering werd bij acclamatie gekozen een man, een Belg, - de Heer Louis Frank, w a t een bewijs is van ruime opvattingen. De discussies, zeer levendig soms, bleven steeds in den toon der goede kameraadschap, — wat bewijst dat men zich op deze vergadering wist vrij te houden van het noodlottige: „Jamaar ik z e g . . . . ! " onverschillig of „Ik" de zaak op het oog heeft of, Iks eigen opinie. De vrucht der vergadering was het stichten van een „Syndicaat van de fransche feministische pers." Naar het voorbeeld der Engelschen wil men zich houden aan de gebruikelijke mannelijke beroepsnamen, deze echter van toepassing makende op mannen en vrouwen. Den Men Jan. hield Mevrouw Rutgers-Hoitsema te Rotterdam een lezing over Buurtvereenigingen, — eene bloem van menschenliefde, ontsproten op Amerikaansche bodem, doch die overal wil bloeien waar de menschen van goeden wille zijn. Buurtvereenigingen, zeide de spr., zijn geen philanhopische, maardemokratische inrichtingen, waartoe ieder lid eener wijk of buurtschap zijn penninkske, zijn kennis, zijn bekwaamheid, bijdraagt. Het is een poging om alvast de menschen die r elkanders onmiddellijke nabijheid wonen, oij elkander te brengen, de maatschappelijke slagboomen tusschen hen weg te ruimen, hen te leeren elkander te waardeeren, te helpen, lief te hebben. De dames uit de buurt spreken met de werkmansvrouwen over de belangen harer kinderen, harer huishouding, enz., leeren haar in de puntjes sommige vakken, — als koken, fijn naaien, strijken, enz. waarmede óf het dagelijksch leven verbeterd wordt óf een duitje verdiend kan worden; passen op de kinderen der geheele wijk, rjjken en armen, die in daartoe bestemde tuinen en lokalen broederschap sluiten op loyale kindermanier; richten op gemeenschappelijke kosten St. Nicolaas — en anderen feestjes in, — kortom steken de zusterhand toe aan de minder gezegenden. Geen aalmoezen geven zij, maar zich zelf. W a a r nu de proletariërs zonder wantrouwen deze hand aangrijpen, daar ontstaat op die plaatsen althans broederlijke toenadering der standen, wederzijdsche opvoeding tot het groote en grootsche familieleven der toekomst, dat niet enkel berusten kan op effening der economische verschillen, m a a r slechts duurzaam kan wortelen in de waardeering van elkanders gaven, krachten en eigenschappen. Tot nu toe wisten, ondanks alle maatschappelijke misstanden, goede en eerlijke harten elkander wel eens te vinden; — des te beter, indien zij t h a n s met opzet beginnen elkander te zoeken.
119
Blaadjes Tin. Dezer dagen werd door de Hoofden der Scholen te Brussel aan de Heer André, Schepen dezer stad, eene vaas aangeboden, gegoten uit 30 kilogrammen tin. Dit tin was uitsluitend bijeengebracht uit verzamelingen van schijnbaar nietige voorwerpen: het „zilverpapier" van brokchocolade, oude vruchten-en groenteblikken, capsules van flesschen, leege verfspuitjes enz. enz. Al deze voorwerpen worden door de schoolkinderen ijverig verzameld en aan hun onderwijzer of onderwijzeres ter hand gesteld. zoodra de voorraad groot genoeg is wordt zij' verkocht: een drankverkooper in de Rue Anspach liet zijn heele toonbank bekleeden m e t tin, gekocht bij de schoolverzamelaars (die vaas voor den heer André bevalt mij wèl zoo goed !!). De opbrengst van den verkoop wordt besteed tot liefdadige doeleinden. In het pas verloopen j a a r werden daarvan 5Ö0 arme kleinen gekleed, 90 gedurende de vacantie naar buiten gezonden, ouden van dagen en zieken ondersteund, enz. enz. Van Jan. tot Oct. werden er 3.507 kilogrammen tin door vlijtige kinderhanden bijeengebracht, in de volgende verhoudingen: 875 k-g. „zilverpapier"; 100 k-g. leege verfspuitjes; 2.007 k-g. capsules van flesschen en 525 k-g. oud lood en koper. Natuurlijk moet alles behoorlijk, worden uitgezocht eer het ten verkoop wordt aangeboden. Dit geschiedt door 4 leerlingen der gemeentescholen, onder toezicht van twee hunner onderwijzers; eene eer, die door de kinderen hoogelijk wordt op prijs gesteld. Ik vind het denkbeeld der „Blaadjes Tin" uitstekend, en waardig om op alle scholen in alle landen nagevolgd te worden, te meer daar het niets kost dan wat toewijding, en dus zelfs zij, die geen cent te missen hebben, toch het hunne kunnen bijdragen tot dit werk van weldadigheid. Maar aan drankverkoopers stond ik geen greintje af van mijn rommel; want het is mede hunne zeer zware schuld, dat er halfnaakte kinderen zijn die door de liefdadigheid moeten worden gekleed!
Olympe de Gouges. Ontmoedigd door al die twisten, door geniepige tegenwerking en krenkende verdachtmaking, besloot zij het openbare leven vaarwel te zeggen, zich in de eenzaamheid terug te trekken, en daar in stille r u s t hare gedachten te verzamelen en de vrouwenkwestie te bestudeeren. J a m m e i genoeg heeft zij dat plan niet kunnen uitvoeren, maar riep de politieke strijd haar in het worstelperk, waar zij weldra bezwijken zou. Nadat zij een leven van wellust en genot had vaarwel gezegd, wijdde zij zich met al hare krachten aan den dienst der vrijheid, wijdde zij al hare liefde aan het vaderland. Om de berooide schatkist te vullen drong zij aan op een „impót patriotique" (vaderlandslievende belasting) en van heinde en ver kwamen de gaven bijeen. Fatsoenlijke vrouwen en prostituees offerden hare juweelen, handwerkers hunne gereedschappen, boeren het bijeengespaarde zilver; grooten en kleinen offerden vol vuur wat zij missen konden op het altaar des vaderlands. Olympe schonk een vierde van
120
GEEN SLAAP IS ZOO TEN VOLLE SLAAP ALS DE VROUW.
haar geheele inkomen en spoorde de lauwen aan. „O Maximiliaan! Maximiliaan! (1) gij zegt Om de werkloosheid en de bedelarij te be- vrede te brengen in de wereld, en gij verstrijden, stond zij weder een deel harer inkom- klaart den oorlog aan de m e n s c h h e i d ! . . . . sten af om toevluchtshuizen op te richten, en Gij beweert de eenige grondlegger der revolutie door de scherpe trekken waarmede zij de ellende te zijn, en gij zult er tot in de eeuwigheid de des volks wist te schilderen, slaagde zij er schandvlek, en het uitvaagsel van wezen. U w in, de harten der rijken voor de werkloozen adem verpest de lucht die wij inademen ; u w te openen en de noodlijdenden te helpen. misdaden zijn talrijk als de haren op uw hoofd!" Reeds toen stelde zij voor om „ateliers publiés" Dan verwijt zij h e m dat hij langs een stapel (openbare werkplaatsen) open te stellen en aldus van lijken aan het hoofd der conventie wil werk te verschaffen. komen en den hoogsten rang bereiken. HoeToen in Maart 1792 de burgemeester van ver hare exaltatie ging, blijkt uit h e t voorstel Etampes, Simonneau, zijn leven offerde om zijn aan Robespierre gedaan om samen in de Seine plicht te volvoeren, wist, Olympe door een te springen. „Manlius sprong in den afgrond om reusachtigen optocht dit feit te huldigen en Rome te redden, laat ons zijn voorbeeld voleer te brengen aan dezen „martelaar van de wet". gen. Uw dood zal de geesten kalmeeren, en mijn offer den toorn des hemels bedaren. Om de vrouwen te doen deelnemen aan den Mijn leven, gij weet het, is nuttig voor mijn strijd dier dagen, stichtte zij vrouwelijke „societés vaderland, doch door u w afsterven zal ik h e t populaires" (volks-groepen) en snelde vaak naar van zijn grootsten geesel bevrijden, en het de tribune om de vrouwenrechten te handhaven. wellicht de grootste weldaad hebben'bewezen..." De vruchtbaarheid van' hare ideën, de energie Waanzinnige! die aldus den h a a t en den harer improvisatie, de grootsche gedachten die zij zoo welsprekend wist te uiten, wekten de .toorn van den venijnig en hater, van „den bewondering op van al die haar hoorden. No- m a n m e t het groene gelaat" op u w . hoofd dter en Desessarts, die haar als eene zieneres durfdet halen! En of alsof dit niet genoeg was, der oudheid hoorden voorspellen van den toe- gaf zij er een vlugschrift uit, getiteld „Les trois komstigen vooruitgang der menschheid en de Unies ou le salut de la Patrie", (2) waarin vrijheid der vrouw, vergeleken haar m e t de Robespierre en Marat m e t een woede die aan meest beroemde redenaars der geschiedenis. razernij grensde, werden bestreden. Daardoor Doch haar talent w a s slechts natuurlijk in- schreef zij zelf haar doodvonnis, en dat wist zij. „Indien om uw vreeselijke wraak te koelen, stinct; vol geestdrift en enthousiasme, liet zij zich ondoordacht medeslepen, en gemis aan gij rein bloed moet storten, neem dan dat studie m a a k t e dat het hare beginselen aan eener vrouw, neemt het mijne . . . Al de schatten der wereld, het heelal aan mijn voeten, vastheid ontbrak. de dolken van al de moordenaars op my'n Nog lang bleef zij hangen aan de oude voorhart gericht, zullen de liefde voor de vrijheid oordeelen waaronder zij was opgegroeid. De diein mijn ziel ontgloeide, met kunnen dooven..." groote invloed der vreemdelingen in de revo(Slot volgt.) lutionnaire clubs werd door haar zooveel mo1)) Voornaam van Robespierre. gelijk tegengewerkt; nog lang geloofde zij aan de noodzakelijkheid van een koning en ver(2) De drie Stembussen of het Heil des Vaderlands. trouwde zij op den goeden wil van Louis XVI. Toen het verraad van dezen zwakken vorst bewezen w a s , wilde zij hem door verbanning DE VRIJDENKER. v a n den dood redden, en deed zij het moedige voorstel om naast den edelen grijsaard MalW e e k b l a d t o t v e r b r e i d i n g d e r Vrije herbes voor het Tribunal Révolutionnaire den Gedachte. gevallen koning te verdedigen. (voor Nederland p e r 3 m a a n Aan den hertog van Orleaiis richtte zij een Abonnementsprijs : (den 50 cents. brief om hem over te halen zijne schatten af (voor België 65 cents. te staan ten einde het hongerige volk te voeA D R E S D E R ADMINISTRATIE : den ; als loon voor dat vertrouwen op zijn edelmoedigheid werd haar zoon, die op een der N i e u w e B i n n e n w e g 3 9 8 , B o t t e r d a m . hertogelijke bezittingen als ingenieur werkSTBIJDPENBÏKVG. zaam was, ontslagen. Overdracht fr. 309.74 Sommigen beschuldigden haar, een fanatieke Brussel. Maaud. bijdr. van een vriend 25.00. royaliste, anderen, eene geëxalteerde republiHoboken. Mevr. K. 2.00. — Mevr. M. 0.10. keinsche te zijn; in waarheid was zij veranderGent. Eene Ond. 0.40. — Idem 0.10. — C. d. R. lijk, verward in hare begrippen, had zij geene 0.05. — E. d. W . 0.10. — M. d. Br. 0.10. — Jeanvaste politieke overtuiging. Alleen de Girondij- nctte 0.10. — Elvire en C h r a 0.10. — Emilie 0.15" nen bleef zy altijd getrouw, even als de meeste — Voor mijn Hélène 0.15. Lali Djiwo. Rina 0.30. — Lili en Bébé 0.50. — groote vrouwen der fransche revolutie. Intiem bevriend m e t Vergniaud, Condorcet, Brissot en Mama 1.50. — Rienzi en Nellie op 27 Jan. 1896, 50.00. Parijs. Kol. Thoft 5.00. Péthion, was zij de gewilde bezoekster van Den Haag. De Heer H. 1.04. den kluizenaar Bcnuirdin de Saint-Pkrre, die haar Totaal fr. 86.64. een „engel des vredes" noemde. HetJacobijnV o o r «le G e u t s c h e S p i n s t e r s . sche schrikbewind heeft zij met felheid bestreVan Mevr. K. te Hoboken I r . 2.00 den. Steeds had zij gehoopt dat de revolutie Van Mej. B. te Rotterdam fr. 1.04 zonder bloedvergieten zou plaats hebben; een Van Nellie en Rienzi, nogmaals fr. 20.00 al te r u w ingrijpen in de ontwikkeling zou slechts rampen veroorzaken, en de eerste drupTotaal fr. 23.04 pel bloeds door een bloedstroom gevolgd worMet Gent verrekend fr. 23.04. den. Hard en scherp waren hare aanvallen tegen de bloeddorst van Marat en Robespierre: In kas 0.00