Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-2011
De toekomstperspectieven en verwachtingen van jonge Afghaanse vluchtelingen
Lore Defossez Promotor: Dr. Ilse Derluyn Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-2011
De toekomstperspectieven en verwachtingen van jonge Afghaanse vluchtelingen
Lore Defossez Promotor: Dr. Ilse Derluyn Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek
ABSTRACT Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen komen kwetsbaar aan in een onbekend land. Ze dragen verhalen en ervaringen met zich mee en hebben verwachtingen om nieuwe ervaringen aan te gaan. Het inlossen van die nieuwe verwachtingen wordt echter vaak ingehouden door de onzekerheid over de mogelijkheid om in het land te blijven. De grootste groep van niet-begeleide minderjarigen in België is van Afghaanse afkomst. Door de voortdurende gewapende conflicten en politieke onstabiliteit in Afghanistan, beslissen veel jongeren er te vertrekken. In dit onderzoek wordt bij jonge Afghanen, die reeds enige tijd in België verblijven, nagegaan met welke verwachtingen ze gevlucht zijn en in welke mate deze verwachtingen op dit moment zijn bijgestuurd. Er wordt ook gekeken of de reden van hun vlucht enig verband vertoont met de verwachtingen die ze hadden bij hun vlucht. Verder wordt nagegaan met welke moeilijkheden en hulp de jongeren te maken hebben gehad bij het streven naar hun verwachtingen en in welke mate hun eerste verwachtingen zijn ingelost. Door diepte-interviews en vragenlijsten af te nemen bij 12 jonge Afghanen werd bevonden dat jongeren vooral door de gewapende conflicten gevlucht zijn uit Afghanistan en bijgevolg veiligheid verwachtten in een nieuw land. Sinds het begin van hun verblijf, geeft elke jongere aan die veiligheid gevonden te hebben in België. De jongeren hebben ondertussen ook nieuwe verwachtingen gecreëerd, zoals studeren, een diploma behalen en een job vinden. Enkelen onder hen hebben die reeds gerealiseerd, maar de meerderheid van de jongeren kan niet verder werken aan zijn verwachtingen door de grootste moeilijkheid, legale verblijfsdocumenten behalen.
De toekomstperspectieven en verwachtingen van jonge Afghaanse vluchtelingen Lore Defossez Promotor: Dr. Ilse Derluyn Academiejaar 2010 – 2011 Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting orthopedaogiek
DANKWOORD Dit onderzoek zou nooit tot stand kunnen gekomen zijn zonder de hulp van een aantal mensen. Eerst en vooral zou ik de jongeren willen bedanken die zich hebben aangeboden mij te helpen met dit onderzoek en het vertrouwen hadden mij hun ervaringen te delen. Enkel door hun verhalen, inspanning en tijd is dit onderzoek mogelijk geworden. Ik wil elke jongen nog heel erg veel succes wensen met het verder leven en ik hoop dat elke verwachting die ze geformuleerd hebben tijdens de interviews, mag uitkomen. Ik zeg dit uit de grond van mijn hart, want door hun verhalen ben ik echt gaan beseffen in welke moeilijke situatie zij zich vaak bevinden. Daarnaast zou ik de diensten willen bedanken die mij geholpen hebben in contact te komen met deze jonge vluchteling. Een grote dank gaat uit naar Tim Vandriessche van het LOI in Wachtebeke en Els Degraeve van het LOI in Waregem, en in het bijzonder het Protestants Sociaal Centrum in Antwerpen. Ik wil hen eerst heel erg bedanken voor de kans die ze mij gegeven hebben om deel te nemen aan het jongerenkamp. Dit betekende voor mij een eerste ontmoeting met deze doelgroep en onmiddellijk een grote kans om op een snelle manier deze groep te leren kennen. Daarnaast wil ik nog specifiek Nina Henkens en Marijke D’Herde van het PSC bedanken voor de vele hulp die zij mij geboden hebben om jongeren te contacteren. Een grote dank gaat ook uit naar mijn promotor Dr. Ilse Derluyn voor haar leerrijke en kritische opmerkingen, goede raad en gerichte, nodige bijsturingen. Bedankt voor de hulp om dit onderzoek tot een meer overzichtelijk geheel te maken. Ook Marianne Vervliet zou ik graag bedanken voor mijn inleiding in het PSC. Dit betekende voor mij een grote eerste stap in mijn onderzoek. Ook voor de hulp bij de methodologie en structuur van mijn scriptie zou ik haar willen bedanken. Als laatste zou ik mijn ouders heel erg graag willen bedanken voor de vele steun die zij mij hebben geboden doorheen dit scriptieproces. Mijn mama verdient nog een extra vermelding voor de vele stukken tekst die zij geduldig heeft willen nalezen. Maarten, jij verdient ook een grote dankjewel voor de zoveel aanmoedigingen, steun en optimistische opmerkingen. Je deed mijn ontmoedigende dagen opnieuw opfleuren. Ook mijn vriendinnen verdienen een speciale vermelding. Zij deden mij inzien dat ik er nooit alleen voor stond en dat ik altijd op hen kon rekenen. Ik zou iedereen graag doen beseffen dat zonder hun hulp en steun deze scriptie nooit ging kunnen geworden zijn wat het nu is. Dankjewel hiervoor!
INHOUDSOPGAVE Inleiding ........................................................................................................................................................... 1 DEEL 1. LITERATUURSTUDIE 1.
Niet-begeleide Buitenlandse Minderjarigen ............................................................................................. 2 1.1.
2.
Juridisch kader ....................................................................................................................................... 2
A.
Definitie ................................................................................................................................................. 2
B.
Cijfers ..................................................................................................................................................... 3
C.
Status en verblijfsmogelijkheden .......................................................................................................... 3
1.2.
Psychologisch kader............................................................................................................................... 7
A.
Niet-begeleid ......................................................................................................................................... 7
B.
Minderjarig ............................................................................................................................................ 7
C.
Vluchteling ............................................................................................................................................. 8
Verwachtingen en toekomstperspectief ................................................................................................... 9 2.1.
Omschrijving .......................................................................................................................................... 9
2.2.
Het toekomstperspectief en de verwachtingen van Niet-Begeleide Buitendelandse Minderjarigen ... 9
A. Wetenschappelijk onderzoek over de verwachtingen en het toekomstperspectief van jonge vluchtelingen ................................................................................................................................................. 10 B. Mogelijke invloeden op het toekomstperspectief van jonge vluchtelingen ............................................. 12 3.
Afghaanse vluchtelingen......................................................................................................................... 14 3.1.
Situatieschets van Afghanistan ............................................................................................................ 14
3.2.
Afghaanse vluchtelingen in België ....................................................................................................... 15
DEEL 2. ONDERZOEK 1.
2.
Probleemstelling, Onderzoeksvragen en Doelstellingen ......................................................................... 17 1.1.
Probleemstelling .................................................................................................................................. 17
1.2.
Onderzoeksvragen ............................................................................................................................... 17
1.3.
Doelstellingen ...................................................................................................................................... 17
Methodologie ......................................................................................................................................... 19 2.1.
Onderzoekssetting ............................................................................................................................... 19
2.2.
Onderzoeksgroep ................................................................................................................................ 20
2.3.
Onderzoek ........................................................................................................................................... 21
A.
Kwalitatief onderzoek .......................................................................................................................... 21
B.
Kwantitatief onderzoek ....................................................................................................................... 23
C.
Onderzoeksprocedure ......................................................................................................................... 24
2.4.
Kwaliteitscriteria .................................................................................................................................. 25
A.
Betrouwbaarheid ................................................................................................................................. 25
B.
Validiteit .............................................................................................................................................. 26
DEEL 3. RESULTATEN 1. Vluchten uit een vertrouwde omgeving ..................................................................................................... 28 1.1. de reden van de vlucht ............................................................................................................................... 28 1.2. Een moeilijke beslissing .............................................................................................................................. 29 1.3. Een nieuw begin: nieuwe verwachtingen aannemen ................................................................................ 30 2. Ervaringen in een nieuw land ..................................................................................................................... 32 2.1. Positieve ervaringen ................................................................................................................................... 32 Ervaren hulp .................................................................................................................................................. 33 2.2. Negatieve ervaringen ................................................................................................................................. 34 Barrières en moeilijkheden ........................................................................................................................... 36 2.3. Verwachtingen moeten worden ingelost ................................................................................................... 37 3. Aannemen van nieuwe verwachtingen met het oog op een toekomst ....................................................... 39 3.1. De nieuwe verwachtingen.......................................................................................................................... 39 3.2. Toekomstperspectief ................................................................................................................................. 40 4. Een Belgische of een Afghaanse toekomst? ................................................................................................ 41 DEEL 4: DISCUSSIE 1. Bespreking resultaten ................................................................................................................................ 43 1.1. De reden van de vlucht en verwachtingen van een nieuw land ............................................................... 43 1.2. Barrières en moeilijkheden bij het streven naar een toekomstperspectief............................................... 45 1.3. Hulp bij het inlossen van de verwachtingen .............................................................................................. 48 1.4. De nieuwe verwachtingen en het toekomstperspectief ............................................................................ 49 1.5. Verwachtingen dan en nu .......................................................................................................................... 50 2. Beperkingen van het onderzoek ................................................................................................................. 51 3. Aanbevelingen ........................................................................................................................................... 53 3.1. Aanbevelingen voor het beleid en de praktijk ........................................................................................... 53 3.3. Aanbevelingen voor verder onderzoek ...................................................................................................... 54 Besluit ............................................................................................................................................................ 56 Bibliografie ..................................................................................................................................................... 57 Bijlagen .......................................................................................................................................................... 64 Bijlage 1: Informed Consent .............................................................................................................................. 65 Bijlage 2: Inleiding interview ............................................................................................................................. 68 Bijlage 3: Demografische Informatie ................................................................................................................. 69
Bijlage 4: Verwachtingen (ESRM) ...................................................................................................................... 71 Bijlage 5: Dagelijkse stressoren (ACDSS+CIS) .................................................................................................... 73 Bijlage 6: Agency ............................................................................................................................................... 74 Bijlage 7: Interview ............................................................................................................................................ 75 Bijlage 8: Boomstructuur................................................................................................................................... 77
INLEIDING Reeds enige tijd heb ik een sterke persoonlijke interesse ontwikkeld voor de leefwereld en ervaringen van jonge vluchtelingen. Door de vele verhalen die ze met zich meedragen, maakt dit voor mij een erg boeiende groep. Dit is ook de reden waarom ik mijn scriptie op deze doelgroep gericht heb. Toen ik de kans kreeg om een kwalitatief onderzoek te doen over verwachtingen en het toekomstperspectief van deze jongeren, heb ik niet lang getwijfeld deze kans aan te pakken. Door deze methode kreeg ik de mogelijkheid om zelf met deze jongeren te gaan praten en naar hun verhalen te luisteren. Het was ook mijn bedoeling om via deze scriptie de verhalen die deze jonge vluchtelingen met zich meedragen, naar buiten te brengen en meer mensen met deze doelgroep te laten kennis maken. De keuze om mij enkel op Afghaanse vluchtelingen te richten, heeft deels te maken met de aansluiting bij de doctoraatstudie van Marianne Vervliet, die zich specifiek op Afghaanse vluchtelingen richt, maar ook door de grote aanwezigheid in de actualiteit van Afghaanse vluchtelingen. Dagelijks verschijnen berichten in de media over de situatie in Afghanistan en over de grote toestroom van jonge Afghaanse vluchtelingen gedurende de laatste jaren. Een eerste deel van deze scriptie geeft een overzicht van de reeds bestaande literatuur over het juridische en psychologische kader van niet-begeleide buitenlandse minderjarigen, over onderzoek naar verwachtingen en toekomstperspectief van vluchtelingen en over vluchtelingen uit Afghanistan. In het tweede deel wordt de probleemstelling en bijbehorende onderzoeksvragen geformuleerd. Een derde deel geeft een overzicht van de gehanteerde methodologie doorheen het onderzoek. In een vierde deel worden alle resultaten van dit onderzoek weergegeven met behulp van citaten uit de oorspronkelijke gesprekken. Achtereenvolgens worden de redenen van de vlucht, de keuze voor de vlucht, verwachtingen bij de vlucht, de reeds opgedane ervaringen in België en de nieuwe verwachtingen en toekomstperspectieven beschreven. Het vijfde deel bestaat uit de discussie over dit onderzoek. De resultaten worden er besproken, beperkingen van het onderzoek worden opgesomd en er worden aanbevelingen voor de praktijk, het beleid en verder onderzoek geformuleerd. Als laatste volgt een besluit van het hele onderzoek. Doorheen de hele tekst wordt nooit de naam van een respondent gebruikt, omwille van de anonimiteit en respect voor de jongere De normen, vooropgesteld door de American Psychological Association, werden doorheen de tekst als referentiepunt gehanteerd.
1
DEEL 1: LITERATUURSTUDIE In dit eerste deel wordt een beeld geschetst over de doelgroep van dit onderzoek aan de hand van de bestaande literatuur. Eerst wordt een begripsomschrijving gegeven over niet-begeleide buitenlandse minderjarigen. Zowel het juridisch als het psychologisch kader komen hier aan bod. Beide kaders kunnen een invloed hebben op het toekomstbeeld dat jongeren schetsen en hun verwachtingen die ze hebben. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van bestaande literatuur over verwachtingen en toekomstbeelden van vluchtelingen. Tot slot wordt een schets gemaakt van de huidige situatie in Afghanistan en van Afghaanse vluchtelingen in België, aangezien enkel Afghaanse jongeren in dit onderzoek aan bod komen.
1. NIET-BEGELEIDE BUITENLANDSE MINDERJARIGEN 1.1.
JURIDISCH KADER
A. DEFINITIE Eén procent van de wereldbevolking, 50 miljoen mensen, zijn op dit moment ontworteld (Fazel & Stein, 2002), waardoor er over de hele wereld een groot aantal zowel vrijwillige migranten als vluchtelingen migranten zijn. Beide groepen migreren echter meestal met hetzelfde doel: nieuwe mogelijkheden creëren voor henzelf en hun familie om zo een nieuwe toekomst uit te bouwen voorbij de grenzen van hun eigen land (Global Commission on International Migration, 2005). Bij de vrijwillige migrant heeft de migratie meestal als doel om het leven van de migrant nog te verbeteren, zoals een werkaanbieding, mooiere omgeving, nieuwe culturen ontdekken… Bij de vluchteling is dit omdat deze persoon gedwongen werd om te vluchten: indien hij niet was gevlucht, kwam zijn leven in moeilijkheden. De Belgische Staat hanteert de definitie voor een vluchteling zoals deze in het Vluchtelingenverdrag van Genève van 28 juli 19511 staat beschreven: “Any person who to wellfounded fear of being persecuted for reasons of race, religion, nationality, membership of a particular social group or political opinion, is outside the country of his nationality and is unable or, owing to such fear, is unwilling to avail himself of the protection of that country; or who, not having a nationality and being outside the country of his former habitual residence as a result of such events, is unable or, owing to such fear, is unwilling to return to it.” De doelgroep die in deze scriptie gehanteerd wordt, zijn jonge vluchtelingen die als niet-begeleide minderjarigen zijn aangekomen in België. Deze doelgroep wordt in de Omzendbrief van 15
1
Convention and Protocol relating to the status of Refugees, p. 16, UNHCR, 2007 2
september 2005 omschreven als2 “Elke persoon die jonger dan 18 jaar lijkt te zijn of verklaart dat hij jonger is dan 18 jaar, en die : -
niet begeleid is door een persoon die het ouderlijk gezag of de voogdij over hem uitoefent krachtens de wet van toepassing overeenkomstig artikel 35 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht;
-
onderdaan is van een land dat geen lid is van de Europese Economische Ruimte;
en die verkeert in één van de volgende situaties : -
ofwel, de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling heeft gevraagd;
-
ofwel, niet voldoet aan de voorwaarden tot toegang en verblijf op het grondgebied vastgelegd in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.”
B. CIJFERS In 2010 hebben 19.941 mensen in België asiel aangevraagd. Dit is een stijging van ruim 16% met het jaar daarvoor en het hoogste cijfer sinds 2002. Vanaf 2008 is er ieder jaar een stijging van asielaanvragen zichtbaar (Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen [CGVS], 2011b). De stijging van asielaanvragen is voor een groot deel te wijten aan de mogelijkheid om meerdere asielaanvragen in te dienen (CGVS, 2008b). In het jaar 2010 waren 860, of ruim 4% van de 19.941 asielzoekers, niet-begeleid en minderjarig. Deze cijfers zijn via het CGVS vrijgegeven door het DVZ (CGVS, 2011a). Deze 860 zijn slechts een deel van alle niet-begeleide minderjarigen die in België aankwamen in 2010. In totaal waren er volgens de Dienst Vreemdelingenzaken (2011) 2.901 nietbegeleide minderjarigen. Er is dus een grote groep die geen asiel aanvraagt.
C. STATUS EN VERBLIJFSMOGELIJKHEDEN S TATUS Buitenlandse niet-begeleide minderjarigen kunnen in het kader van de Internationale Conventie van de Rechten van het Kind en de Resolutie van de Raad van de EU van 26 juni 1997 beroep doen op een administratief-juridisch beschermingsstatuut (Koning Boudewijnstichting, 2003; Cloet, 2007). Onder dit beschermingsstatuut kan de Belgische staat de toegang van niet-begeleide minderjarigen niet weigeren en kan ze hen niet gedwongen repatriëren. De jongeren hebben het recht om in België te blijven tot het moment dat er een ‘duurzame oplossing’ gevonden is (Cloet, 2007). Voor deze ‘duurzame oplossing’ moet de Belgische staat er naar streven de minderjarige met zijn ouders te 2
Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. 15 september 2005. Omzendbrief betreffende het verblijf van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Belgisch Staatsblad, 7 oktober 2005. 3
herenigen (Vreemdelingenrecht, 2009). In afwachting tot een duurzame oplossing gevonden is, moet de Belgische staat opvang en verblijfsdocumenten bieden aan de minderjarige tot de leeftijd van 18 (Cloet, 2007; Derluyn & Broekaert, 2007; Vreemdelingenrecht, 2009; Welzijnsraad Regio Brugge, 2010). V OOGD Sinds 1 mei 2004 is de ‘Wet op de voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen’ in werking getreden (Cloet, 2007; Unicef, 2009). Wanneer een buitenlandse niet-begeleide minderjarige zich meldt bij een officiële instantie of aangetroffen wordt door elke (bestuurlijke, politiële…) overheid, wordt de Dienst Voogdij verwittigd en wordt er een voogd aangesteld om de belangen van minderjarige te beschermen (Fedasil, 2003; CGVS, 2008a). Indien er twijfel geuit wordt rond de leeftijd van de ‘minderjarige’, moet er een medisch onderzoek gedaan worden door de Dienst Voogdij. Daar worden drie tests afgenomen om de leeftijd te controleren (Vreemdelingenrecht, 2009). Indien de jongere erkend wordt als minderjarig, krijgt hij een voogd toegewezen (Fedasil & Child Focus, 2005). Het is de taak van de voogd om te zoeken naar een duurzame oplossing voor de minderjarige (Derluyn & Broekaert, 2007). De voogd vertegenwoordigt de minderjarige bij alle juridische handelingen (Welzijnsraad Regio Brugge, 2010) en staat de minderjarige bij, bij bepaalde administratieve en praktische taken, zoals het informeren bij de te nemen beslissingen, het regelen van een advocaat, helpen bij de asielaanvraag of regulatieaanvraag en contact opnemen met een verblijfcentrum (Cloet, 2007; CGVS, 2008a). De voogd zorgt er ook voor dat de minderjarige passende psychologische en medische hulp krijgt (Fedasil & Child Focus, 2005). Het is de taak van de voogd om een school te vinden voor de minderjarige (Fedasil, 2008). De eerste stappen om familieleden van de minderjarige op te sporen, gebeurt ook door de voogd (Fedasil & Child Focus, 2005; Cloet, 2007; Rode Kruis Vlaanderen, 2010). V ERBLIJFSMOGELIJKHEDEN Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen kunnen in drie verschillende procedures terecht komen. De eerste is de asielprocedure, waarbij de minderjarige een asielaanvraag indient die geregistreerd wordt door de Dienst Vreemdelingenzaken. De minderjarige wordt dan een ‘Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker’ genoemd (Vreemdelingenrecht, 2009). Wanneer iemand asiel aanvraagt in België, betekent dit dat deze persoon bescherming aan de Belgische autoriteiten vraagt. De Belgische autoriteiten onderzoeken of deze vraag al dan niet terecht is en of er bescherming kan geboden worden. Er wordt in de Vreemdelingenwet geen onderscheid gemaakt tussen meerderjarigen en minderjarigen (Vreemdelingenrecht, 2009). De asielprocedure voor buitenlandse niet-begeleide 4
minderjarigen wordt dus op dezelfde manier behandeld als bij volwassenen (Vluchtelingenwerk Vlaanderen vzw, 2010a), met uitzondering dat het CGVS de asieldossiers van minderjarigen met voorrang behandeld (CGVS, 2008b). De tweede procedure waarin niet-begeleide minderjarigen terecht kunnen komen, is het bijzonder beschermingsstatuut voor diegene die (niet) meer in een procedure zitten. De laatste procedure is een procedure waar slachtoffers van mensenhandel of mensensmokkel beroep op kunnen doen. De procedure slachtoffer van mensenhandel en mensensmokkel geldt onder strenge voorwaarden (Vreemdelingenrecht, 2009). O PVANG Het is pas sinds 7 mei 2007 dat niet-begeleide minderjarigen die aan de grens gevonden worden, niet meer vastgehouden worden in gesloten centra (Vluchtelingenwerk Vlaanderen vzw, 2010b). Ze worden eerst allemaal, of ze nu asiel aanvragen of niet, in een observatie- en oriëntatiecentrum geplaatst, waar ze op medisch, psychologisch en sociale vlak worden onderzocht. In België zijn er twee observatie- en oriëntatiecentra, beiden beheerd door Fedasil: één in Steenokkerzeel en één in Neder-over-Heembeek. Deze centra zijn open centra. Er wordt psychologische, sociale, administratieve en juridische ondersteuning geboden (Fedasil & Child Focus, 2005). De minderjarigen blijven zo’n 15 à 30 dagen in het observatie- en oriëntatiecentrum, waarna ze worden doorverwezen naar een opvangplaats die verschilt bij asielzoekers en niet-asielzoekers (Fedasil, 2008). Buitenlandse niet-begeleide minderjarigen die asiel aanvragen worden opgevangen in een opvangstructuur voor alleenstaande minderjarige asielzoekers (Fedasil, 2003). Deze opvangcentra bestaan uit 7 federale opvangcentra en 3 Rode Kruiscentra. Er bestaan ook 12 lokale opvanginitiatieven (LOI’s), georganiseerd door OCMW’s, waar jongeren die reeds enige tijd in een collectieve opvangstructuur verblijven, naartoe kunnen. Hier wordt er individueel gewerkt met de jongere. Het doel van deze individuele begeleiding is aanleren van verantwoordelijkheden en het gepast omgaan met hun vrijheid (Fedasil & Child Focus, 2005; Welzijnswerk Regio Brugge, 2010; Fedasil, 2011b). Niet-asielzoekers kunnen onder de bevoegdheid van één van de gemeenschappen vallen, waardoor ze naar specifieke voorzieningen worden gestuurd die gerund worden door die gemeenschap (Kruispunt Migratie-Integratie, 2011a). Hiervoor moeten ze zich naar de Bijzondere Jeugdzorg richten. De jongere is er welkom indien er sprake is van een problematische opvoedingssituatie. De Vlaamse overheid benadrukt dat enkel niet-begeleide minderjarigen die naast materiële opvang, ook een hulpverlenende opvang nodig hebben, zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden. 5
Deze jongeren kunnen zich bijgevolg aanmelden aan het Comité Bijzondere Jeugdzorg en kunnen op deze manier terecht komen in één van de vier categoriale initiatieven (Kruispunt Migratie-Integratie, 2011a). Er is echter sprake van een opvangcrisis, daar er onvoldoende plaatsen in deze voorzieningen zijn, waardoor niet-asielzoekers toch vaak in het opvangnetwerk van Fedasil terecht komen (Fedasil, 2003; Koning Bouwdewijnstichting, 2003; Derluyn & Broekaert, 2008; Kruispunt Migratie-Integratie, 2011a). Doordat de minderjarigen in België verblijven, vallen ze ook onder de leerplicht, ongeacht hun administratieve statuut (Koning Boudewijnstichting, 2003). Hierdoor wordt elke minderjarige in een school ingeschreven. De meesten gaan het eerste jaar naar een onthaalklas om hun Nederlands of Frans bij te leren (Fedasil, 2008). N A 18 JAAR Er kunnen zich op de achttiende verjaardag van de jonge vluchtelinge drie situaties voordoen. Als de jongere erkend is als vluchteling of een verblijfsvergunning heeft gekregen, kan hij, net zoals zijn leeftijdsgenoten, functioneren binnen de maatschappij, met de rechten en plichten die hij dient te vervullen. Hij kan dus op een legale manier wonen, schoollopen en werken (Cloet, 2007). Indien de jongere nog geen uitsluitsel gekregen heeft over zijn asielaanvraag, wordt hij doorgestuurd naar een opvangstructuur voor volwassen asielzoekers. Indien de jongere op zijn achttiende niet (meer) beschikt over de noodzakelijke documenten om in België te blijven, moet hij het opvangcentrum verlaten. Hij verliest dan de hoedanigheid van nietbegeleide minderjarige vluchteling. Hij valt dan onder de wet van 15 december 1980 (R.I.Z.I.V, 2008); ‘de wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen’ (Fedasil, 2011a ). Op de dag dat de jongere 18 wordt, valt er een groot deel van zijn netwerk weg. Hij verliest dag op dag het speciale beschermingsstatuut en valt niet meer onder de leerplicht. Indien de jongere er voor kiest in België te blijven zonder legale verblijfsdocumenten, loopt hij het risico opgepakt te worden door de politie. Daardoor duiken vele jongeren onder uit angst gedwongen gerepatrieerd te worden naar hun land van afkomst (Cloet, 2007). Hij verliest zijn recht op verder onderwijs, waardoor hij zijn schooltraject vaak moet stopzetten zonder het voltooid te hebben (Koning Boudewijnstichting, 2003). Daarnaast mag de jongere niet gaan werken en wordt de gezondheidszorg nauwelijks toegankelijk. Heel weinig jongeren kiezen er voor om op hun 18e verjaardag vrijwillig terug te keren naar hun land van afkomst. Vaak is het leven in België zonder legale verblijfsdocumenten nog beter dan het legale leven in hun land van afkomst (Cloet, 2007). 6
1.2. PSYCHOLOGISCH KADER Buitenlandse niet-begeleide minderjarigen vormen een heterogene groep; niet enkel in termen van verschillende origine en taal, maar ook in termen van hun persoonlijk verleden en trajecten die ze elk hebben afgelegd. Ze migreren niet voor dezelfde reden en hebben niet dezelfde beschermingsnoden (Montgomery, Rousseau, & Shermarke, 2001; Sourander, 1998). Maar doordat buitenlandse nietbegeleide minderjarigen zowel vluchteling, minderjarig als niet begeleid zijn, behoren ze wel tot een populatie die als erg kwetsbaar wordt aangeduid (Bean, Eurelings -Bontekoe, Mooijaart, & Spinhoven, 2006). Ze hebben te maken gehad met traumatische gebeurtenissen voor en tijdens hun vlucht, ze hebben vrienden en familie moeten achterlaten in hun thuisland en hebben zich moeten aanpassen aan een geheel nieuwe cultuur met nieuwe normen, waarden, taal en gedragsregels (Derluyn, Mels, & Broekaert, 2009). Al deze bovenstaande gebeurtenissen hebben een grote invloed op het toekomstbeeld dat deze jongeren creëren (Fedasil, 2003). Onderstaande gegevens geeft een overzicht waarom deze jongeren zo kwetsbaar kunnen zijn en waarom dit invloed kan hebben op een onzeker toekomstperspectief .
A. NIET-BEGELEID Scheiding met de ouders wordt bij minderjarige vluchtelingen als een grote bedreiging gezien voor hun psychische gezondheid (Derluyn et al., 2009). Bij vele niet-begeleide minderjarigen wordt de scheiding met hun ouders zelfs als traumatischer gezien dan de blootstellingen aan gewelddadige conflicten in hun thuisland (Pine, Costello, & Masten, 2005). Ze zijn hierdoor alle referentiepunten uit hun oorspronkelijke omgeving kwijt (Koning Boudewijnstichting, 2003). Familiale variabelen zoals ouderlijk toezicht en nabijheid van ouders worden door Derluyn et al. (2009) naar voren geschoven als variabelen die het welzijn van een minderjarige vluchteling beschermen. Ook voor de overgangsperiode naar de adolescentie worden ouderlijke beïnvloeding (Harker, 2001) en een sociaal netwerk (Porter & Washington, 1993) gezien als erg belangrijk. De nauwe relatie met ouders zorgt voor steun en een veiligheidsgevoel, waardoor de overgang naar de adolescentie beter verloopt (Harker, 2001; Bean et al., 2006) en waardoor de jongere beter durft uitdagingen aan te pakken (Derluyn & Broekaert, 2007). Niet-begeleide minderjarigen missen deze veiligheid en verbondenheid tijdens hun vluchtproces naar een vreemd land en tijdens hun ontwikkelingsproces naar de adolescentie (Pine et al., 2005).
B. MINDERJARIG Bij vreemdelingen die asiel aanvragen, geldt de minderjarigheidgrens zoals deze in België gehanteerd wordt. Een minderjarige is volgens het Burgerlijk Wetboek ‘hij die beneden de 18 jaar is en niet
7
gehuwd is of gehuwd is geweest’ (art. 1:233 BW). Er wordt geen rekening gehouden met de meerderjarigheid uit het land van herkomst (Cloet, 2007; Vreemdelingenrecht, 2009). Het grootste deel van de niet-begeleide buitenlandse minderjarigen komt aan in België als adolescent. De adolescentie is een zeer cruciale fase voor het opbouwen van een eigen identiteit. Men leert gedurende deze periodes bepaalde waardes eigen maken en een eigen persoonlijkheid te ontwikkelen. De identiteit die een adolescent opbouwt, heeft gevolgen voor zijn hele verdere leven. Het zal een impact hebben op de beslissing die hij bij belangrijke keuzes in zijn leven zal maken, hoe hij zichzelf als jongere ziet en hoe hij zijn toekomst ziet (Nesdale & Mak, 2003). Voor
de
meeste
niet-begeleide
buitenlandse
minderjarigen
verloopt
het
proces
van
identiteitsontwikkeling heel wat moeizamer dan adolescenten die niet op de vlucht zijn. Veel jongeren voelen zich vaak beladen met het proces om te onderhandelen tussen de culturele waardes die ze van thuis hebben meegekregen en de culturele waarden van het gastland (Porter & Washington, 1993; Jones & Trickett, 2005; Gifford, Bakopanos, Kaplan, & Correa-Velez, 2007; Johnson, 2007; Hatoss & Sheely, 2009). Er wordt gesproken van een intercultureel conflict (Porter & Washington, 1993; Johnson, 2007). De minderjarigen moeten bijgevolg aan een dubbele overgangsperiode werken. Een eerste overgangsperiode waar de jongere een adolescent wordt en zijn eigen identiteit ontwikkelt en een tweede overgangsperiode waarbij de jongere zich moet hervestigen en proberen aanvaard te worden in een nieuwe omgeving en proberen om te gaan met een nieuwe culturele, linguïstische en gedragscontext (Gifford et al., 2007).
C. VLUCHTELING Men kan stellen dat vluchtelingen bloot gesteld worden aan stressoren die in 3 stadia kunnen worden onderverdeeld. Het eerste stadium zijn de trauma’s die vluchtelingen in hun herkomstland hebben meegemaakt. Velen onder hen hebben hun huis moeten verlaten uit onveiligheid als gevolg van oorlog en geweld. Het tweede stadium is de vlucht naar een veiliger oord. Doordat ouders een beter toekomst voor hun kinderen willen, zien ze smokkelaars vaak als enige mogelijke oplossing (Fazel & Stein, 2002). Velen worden echter slecht behandeld door de smokkelaars (Hancké, 2010). Het migreren zelf wordt vaak ook als een trauma gezien (Harker, 2001) door de ontworteling; de minderjarige heeft te kampen met heel wat verliezen, zoals zijn (t)huis, familie, sociaal netwerk, manier van leven, toekomstperspectief… (Derluyn & Broekaert, 2008). De asielprocedure en integratie in een nieuwe samenleving worden gezien als het derde stadium van stressoren waarmee een vluchteling te maken heeft (Fazel & Stein, 2002). De asielaanvraag is een 8
langdurige, stressvolle en ingewikkelde procedure. Gedurende de hele procedure kampt de jongere met de onzekerheid over het goedkeuren van zijn asielaanvraag (Burnett & Peel, 2001). Om als nieuweling in een land aan te komen en verwachtingen te creëren, is het veel jongeren een streefdoel om snel de status ‘vluchteling’ te verlaten, om zo als nieuwe burger in een samenleving zo goed mogelijk te kunnen functioneren (Hatoss & Sheely, 2009) en een meer zekere toekomst uit te bouwen.
2. VERWACHTINGEN EN TOEKOMSTPERSPECTIEF 2.1. OMSCHRIJVING Het vormen van verwachtingen en het aannemen van een toekomstperspectief is een belangrijke taak gedurende de adolescentie. Bij verwachtingen gaan jongeren beginnen nadenken en vragen stellen over hun eigen persoon, wat ze in hun leven willen bereiken en welke plaats ze binnen de maatschappij willen innemen (de Wit, Slot, van Aken, 2004). Een beroepskeuze maken is daarom een van de belangrijkste componenten bij het identiteitsvormen. Bij het maken van deze keuze, moeten jongeren in staat zijn over hun toekomst na te denken en voor zichzelf realistische doelen aan te nemen die zowel aantrekkelijk als haalbaar overkomen (Zimbardo, Weber, & Johnson, 2005). Adolescenten creëren constant dromen en projecten (Unicef, 2011). Het toekomstperspectief is het vooruitzicht op de mogelijkheden om de verwachtingen in te lossen (de Wit et al, 2004). Sommige jongeren zien zichzelf meer in staat om hun verwachtingen in te lossen, en hebben bijgevolg een positiever toekomstperspectief, dan anderen. De kansen die iemand heeft om aan zijn toekomstdromen te werken zijn niet altijd en overal gelijk (Unicef, 2011).
2.2. HET TOEKOMSTPERSPECTIEF EN DE VERWACHTINGEN VAN NIET-BEGELEIDE BUITENDELANDSE MINDERJARIGEN Jongeren worden vluchtelingen omdat ze weg van hun thuis moeten vluchten voor een situatie die niet langer leefbaar is (Montgomery et al., 2001). Velen vertrekken vaak met een verfraaid en rooskleurig beeld over het land waar ze naartoe gaan. Dit beeld wordt meestal snel aan diggelen geslagen wanneer ze aankomen in het land (Derluyn & Broekaert, 2007) en te maken krijgen met een hele nieuwe cultuur, discriminatie en barrières. Ze belanden in een situatie zonder zekerheden, ze hebben geen echt doel waar ze naar kunnen streven (Derluyn et al., 2009). Zolang ze nog geen 18 jaar zijn, kunnen ze bescherming genieten. Wat zal gebeuren op de dag dat ze 18 worden, is voor hen één groot vraagteken. De meeste rechten die ze hebben, vervallen op deze dag (Cloet, 2007). Velen 9
hebben nog geen geldig vluchtelingenstatuut en riskeren zo gedeporteerd te worden naar hun land van afkomst. Montgomery et al. (2001) duiden dit aan als ’status-in-waiting’. Deze constante onzekerheid heeft een permanente invloed op het psychologisch welzijn van de jongeren (Derluyn & Broekaert, 2008). Pas wanneer de jonge vluchtelingen meer duidelijkheid krijgen over het verblijfsstatus, kunnen ze langzaamaan opnieuw beginnen dromen en eigen plannen maken (Montgomery et al., 2001).
A. WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK OVER DE VERWACHTINGEN EN HET TOEKOMSTPERSPECTIEF VAN JONGE VLUCHTELINGEN
In de wetenschappelijke literatuur is heel wat te vinden over de invloed van het verleden op de jonge vluchteling, zoals de invloed op de geestelijke gezondheid (in onder andere Sourander, 1998; Harker, 2001; Montgomery et al., 2001; Fazel & Stein, 2002, 2003; Kohli & Mather, 2003; Nesdale & Mak, 2003; Bean et al., 2006; Bean et al., 2007; Johnson, 2007; Gifford et al., 2007; Derluyn et al., 2009; Lorek, et al., 2009; Steinhausen et al., 2009; Eggerman & Panter-Brick, 2010). Dit onderzoek richt zich echter op wat jongeren nog verwachten van de toekomst, na de traumatische gebeurtenissen die ze reeds meegemaakt hebben. In het onderstaande deel wordt een overzicht gegeven van wetenschappelijk literatuur over verwachtingen en het toekomstperspectief van vluchtelingen, al dan niet specifiek gericht op niet-begeleide minderjarigen. In een onderzoeksartikel van Riller (2009) wordt nagegaan welke verwachtingen vluchtelingen uit Irak hadden over het land waar ze zich willen vestigen. In het algemeen kwam naar voren dat verwachtingen van de vluchtelingen verschilden naargelang hun etnische achtergrond. Wat wel overal gelijk was, was het ideale beeld dat ze hadden van het Westen. In een navraag bij jonge vluchtelingen in datzelfde artikel, kwam vooral naar voren dat zij verwachtten verder te studeren in het land waar ze zich vestigden. Ook verwachtten ze dat ze een job zouden kunnen uitoefenen dat overeenkomt met hun diploma. Verder duidden jongeren aan dat ze meer eigen keuzes willen maken, meer kansen willen om een mooie toekomst uit te bouwen en in een omgeving verblijven waar het veilig is. In dit onderzoeksartikel wordt over een ander artikel (Hulewat, 1996) gerapporteerd. In dit artikel staat beschreven dat vluchtelingen naargelang hun verwachtingen in drie groepen kunnen worden onderverdeeld. De eerste groep wordt als ‘help mij aan de slag’ omschreven. Dit zijn mensen die hun eigen verantwoordelijkheden willen opnemen en de kansen grijpen die hen worden aangeboden. Een tweede groep wordt als de ‘zorg voor mij-groep’ beschreven. Zij verwachten dat de voorzieningen hen moeten helpen bij het zoeken van een job en hen ondersteunen op alle andere mogelijkheden, omdat ze een vluchteling zijn. De laatste groep, de ‘het moet op mijn manier-groep’, belichaamt de attitudes van vluchtelingen die jobs,
10
appartementen… weigeren, omdat ze niet aanvaardbaar zijn volgens de status die ze hadden in hun land van herkomst. In een Fins onderzoek van Sourander (1998), waar op zoek gegaan wordt naar de mogelijke gedragsproblemen en traumatische gebeurtenissen bij niet-begeleide buitenlandse minderjarigen, wordt aangegeven dat de meeste kinderen rapporteren dat ze een onzeker toekomstperspectief hebben. In één artikel (Gifford et al., 2007) staat kort beschreven welke invloed een toekomstperspectief op een buitenlandse niet-begeleide minderjarige heeft. Er wordt beschreven dat de manier waarop de jongere zijn toekomst ziet, een grote invloed heeft op hoe hij zijn huidig leven ziet. Jongeren zonder eigen toekomstbeeld, zoals het vaak het geval is bij buitenlandse niet-begeleide minderjarigen, voelen zich hopeloos of hulpeloos om aan hun toekomst te werken. In een onderzoek van Iversen, Berg, & Vaalter (2010) wordt nagegaan in welke mate het toekomstperspectief en de verwachtingen van immigranten, vluchtelingen en asielzoekers verschilt. Immigranten worden er beschreven als mensen die zonder geweld hun migratieproces hebben doorlopen. Asielzoekers zijn mensen die over de grenzen heen reizen om bescherming aan te vragen aan de doorvoor voorziene politieke autoriteiten. Indien hun beschermingsaanvraag goedgekeurd wordt, worden ze vluchteling. Uit de resultaten blijkt dat meer asielzoekers dan vluchtelingen ervan overtuigd zijn dat hun leven met de tijd zal verbeteren en dat meer vluchtelingen verwachten problemen te hebben in de komende 10 jaar van hun leven. Zowel immigranten als vluchtelingen en asielzoekers scoren erg hoog op alle items van de Beck hopelessness scale (Beck, Steer, Kovacs, & Garrison, 1985; Beck, Brown, Berchick, Stewart, & Steer, 1990), een schaal die meet in welke mate mensen negatieve verwachtingen hebben voor de toekomst. Immigranten scoorden het laagst op deze schaal, gevolgd door vluchtelingen en asielzoekers. De hoge scores van asielzoekers is vooral te wijten aan hun verblijf in asielcentra en de onzekerheid over hun status. Wel duidt 47,6% van de asielzoekers aan dat ze naar hun toekomst kijken met hoop en optimisme, naast 50% van de vluchtelingen en 47,8% van de immigranten. 45,8% van de asielzoekers en 76,2% van de vluchtelingen geven aan dat, wanneer ze naar de toekomst kijken, ze verwachten dat ze gelukkiger zullen worden dan ze nu zijn. Wel duidt 37,5% van de asielzoekers en 52,4% van de vluchtelingen aan dat ze niet verwachten te bereiken wat ze eigenlijk zouden willen bereiken. 45,8% van de asielzoekers en 47,6% van de vluchtelingen geeft zelfs aan dat het zinloos is iets proberen te bereiken, omdat ze er van overtuigd zijn dat ze toch niet zullen slagen.
11
B. MOGELIJKE INVLOEDEN OP HET TOEKOMSTPERSPECTIEF VAN JONGE VLUCHTELINGEN V LUCHTREDENEN Jongeren vluchten weg van hun herkomstland omdat de situatie er onleefbaar is geworden. Daarom besluiten ze andere oorden op te zoeken waar ze een leven hebben met meer kansen (Montgomery et al., 2001). In hun herkomstland krijgen ze nauwelijks de kans om hun dromen na te jagen en te verwezenlijken. De belemmering van deze dromen kunnen tal van redenen zijn. Thomas, Thomas, Nafees, & Bhugra, (2004) ondervonden dat de meest voorkomende vluchtredenen die jongeren opgaven, de volgende waren: de moord of vervolging van broers, zussen of ouders, het zelf vervolgd zijn, gedwongen rekrutering als kindsoldaat of huis/seksslaaf van soldaten, het uitbreken van oorlog en gesmokkeld worden voor exploitatie voor o.a. prostitutie of huisslavernij. Volgens Iversen et al. (2010) zijn politieke opstanden en schendingen van mensenrechten ook belangrijke vluchtredenen. Ook het gebrek aan degelijk onderwijs in het land van herkomst en het verliezen van familieleden worden als redenen opgegeven (Sourander, 1998; Burnett & Peel, 2001). P OSITIEVE INVLOED OP HET TOEKOMSTPERSPECTIEF Als gevolg van de kwetsbare en moeilijke situatie waarin veel jonge vluchtelingen zich bevinden, voelen zij zich vaak genoodzaakt hun toekomstdromen bij te schaven. Maar desondanks hun situatie, vertonen velen onder hen een sterke veerkracht. Vanistendael (2003, p.10) beschrijft veerkracht als ‘het vermogen om goed te functioneren op een sociaal aanvaardbare manier en ondanks moeilijke omstandigheden. … afhankelijk van iemands levensloop kan dat latent vermogen zich ontpoppen tot een actief proces van levensvolharding.’ De meeste jonge vluchtelingen hebben een overlevingsstrategie ontwikkeld die hen helpt om met hun situatie om te gaan. Aspecten van religieuze overtuiging, geloof en praktijk, zoals bidden, worden naar voren geschoven als ondersteunend voor het psychologisch welzijn van een vluchteling. Religiositeit vormt een buffer tegen stress en de negatieve aspecten van een trauma en correleert positief met het niveau van geluk en tevredenheid over het leven (Harker, 2001). Ook de samenhorigheid tussen individuen met dezelfde problemen wordt als een protectieve factor gezien voor het welzijn van vluchtelingen (Porter & Washington, 1993). Fazel & Stein (2002) schuiven een ondersteunend familiaal milieu en een positieve persoonlijke wil naar voren als protectieve factoren voor jonge vluchtelingen. Doordat niet-begeleide buitenlandse minderjarigen geen beroep kunnen doen op een ondersteunend familiaal milieu, zijn zij een nog meer kwetsbare groep dan begeleide minderjarige vluchtelingen. De onderzoekers benadrukken ook dat schoollopen een positieve invloed heeft op de veerkracht van jongeren. De school is een plaats waar jongeren kunnen leren, waar de ontwikkeling van peerrelaties wordt gestimuleerd en waar de jongeren geholpen worden om een eigen identiteit te creëren. Door
12
de sociale stabiele ondersteuning die een school biedt, speelt de school voor jonge vluchtelingen een vitale rol bij hun integratie. B ARRIÈRES EN MOEILIJKHEDEN Naast de positieve ervaringen die vluchtelingen ervaren, komen ze doorheen hun zoektocht naar een betere thuis heel wat barrières en moeilijkheden tegen die hun positieve verwachtingen een deuk geven. In de wetenschappelijke literatuur werden vooral voorbeelden gegeven over barrières bij het bereiken van de gepaste medische zorg (onder andere O’Donnell, Higgins, Chauhan, & Mullen, 2007; Miedema, Hamilton, & Easley, 2008; Asgary & Segar, 2011; Drummond, Mizan, Brocx, & Wright, 2011) en aanvaarding van eerder verworven competenties en waardering van reeds behaalde diploma’s in het land van herkomst (onder andere de Gruijter & ter Woerds, 2005; Walters, 2005; Fozdar & Torezani, 2008; Joyce, Jaya, De Mori, & Silvagni, 2009). Ook het lange verblijf in asielcentra betekent voor asielzoekers een belemmering. In de centra hebben ze beperkte rechten wat betreft werk en onderwijs. Tijdens deze periode verkeren de asielzoekers in onzekerheid over hun toekomst. Deze omstandigheden leidt hen tot passiviteit, wat in contrast staat met de verantwoordelijkheden die van hen verwacht worden zodra ze een verblijfsvergunning hebben (Vluchtelingenwerk Nederland, 2004; de Gruijter & ter Woerds, 2005). In een kwalitatief onderzoeksartikel van Khawaja, White, Schweitzer, & Greenslade (2008) worden vier gebieden besproken waar Soedanese vluchtelingen de meeste belemmeringen ervaren over hun verblijf in Australië. Deze vier gebieden zijn inburgering, financiële moeilijkheden, sociale isolatie en de impact van racisme. Op vlak van inburgering, rapporteerden de vluchtelingen vooral problemen in verband met het leren van een nieuwe taal en het aanpassen aan nieuwe culturele waardes en gewoontes. Hierbij aansluitend hadden ze problemen met het vormen van een sociaal netwerk, nieuwe dingen leren en het vinden van een job. Ook vreesden de vluchtelingen de Soedanese cultuur en gewoontes te verliezen. Op vlak van financiën rapporteerden de vluchtelingen opnieuw de problemen die ze ervaren bij het leren van een nieuwe taal, wat hen belemmeringen oplevert bij het vinden van een goede job. Op deze manier is het niet simpel in te staan voor de basisnoden van de familie. De derde belemmering die ze ondervinden, de sociale isolatie, wijten ze vooral aan het gebrek van sociale ondersteuning en ook hier komt de beperkte kennis van het Engels naar voren als belemmering. Als laatste gaven ze racisme en een slechte behandeling aan als belemmering.
13
3. AFGHAANSE VLUCHTELINGEN Aangezien dit onderzoek zich enkel richt op jonge Afghaanse vluchtelingen, volgt hieronder een korte situatieschets van Afghanistan. Dit om een beeld te geven van de omgeving waaruit de Afghaanse vluchtelingen gevlucht zijn. Daarna volgt een hoofdstuk waarin een overzicht wordt gegeven over de Afghaanse vluchtelingen die in België verblijven.
3.1. SITUATIESCHETS VAN AFGHANISTAN Gedurende de laatste decennia heeft Afghanistan nauwelijks een periode van vrede gekend. Op dit moment is er in Afghanistan sprake van gewapende conflicten die steeds intenser worden. De geweldsincidenten en burgerslachtoffers blijven stijgen (UN Security Counsil, 2009; CAW De Terp, 2010). Conflicten tussen etnische groeperingen in Afghanistan blijven aanwoekeren. De Pashtuns zijn de meest vertegenwoordigde groep met zo’n 38%. Daarnaast wonen er nog onder meer Tadzjieken, Hazara’s, Oezbeken en Turkmenen. De Pashtuns hebben gedurende de Afghaanse geschiedenis het langst over de politieke macht geregeerd, waardoor hun tradities en culturele percepties gelijk worden geacht als de nationale identiteit van Afghanistan. Hazara’s zijn historisch gezien de meest politieke en economische benadeelde groep geweest. De verschillen tussen deze etnische groepen hebben doorheen de Afghaanse geschiedenis reeds voor heel wat conflicten gezorgd (Riphenburg, 2005). Naast de gewapende conflicten en politieke conflicten, is er sprake van corruptie, geen functionerende rechtsstaat en ernstige mensenrechtenschendingen. Al deze problemen brengen met zich mee dat de Afghaanse overheden steeds minder basisbehoeften van de burgers kunnen voorzien (CAW De Terp, 2010). Er zijn ernstige verstoringen in de levens van Afghaanse gezinnen door armoede, economische instabiliteit, aanhoudend geweld en ontoereikende educatie voor de kinderen. Een gebrek aan educatie komt vaak door de gevaarlijke en vijandige omgeving waar de school zich bevindt. De kwaliteit van de educatie lijdt hier ook onder. De politieke instabiliteit en corruptie hebben ook tot gevolg dat er onvoldoende voorraden van elektriciteit, water, ziekenhuizen en wegen zijn (Riphenburg, 2005; Eggerman & Panter-Brick, 2010). Ook in buurlanden Iran en Pakistan kunnen Afghaanse vluchtelingen geen gewoon leven leiden. Velen worden constant onder druk gezet om terug te keren naar Afghanistan. Er is voor hen steeds een risico voor uitwijzing en politiegeweld. De Afghanen hebben er een erg lastige status, waardoor het moeilijk is om hen op een stabiele manier te vestigen (International Crisis Group, 2009; Monsutti in Chatty & Finlayson, 2010).
14
Dit alles leidt bij de Afghaanse burgers tot een steeds verkleinende hoop op verbetering en nauwelijks een gevoel van vooruitgang in termen van levenskwaliteit en sociale mobiliteit. Er is nood aan meer ethische en realistische politieke doelen om de prioriteiten van de Afghaanse burgers tegemoet te komen (Riphenburg, 2005; Eggerman & Panter-Brick, 2010; United Nations High Commissioner for Refugees, 2010).
3.2. AFGHAANSE VLUCHTELINGEN IN BELGIË In 2010 waren er in België 19.941 asielaanvragers. 1.411 daarvan, ofwel 7,1%, waren asielzoekers van Afghaanse afkomst. Bij de niet-begeleide minderjarige asielzoekers zijn Afghanen zelfs de meest vertegenwoordigde groep met zo’n 26,1% (CGVS, 2011b) en het aantal blijft steeds stijgen. Het overgrote deel zijn jongens en de meesten zijn 16 jaar of ouder (Develtere, 2009; CGVS, 2010). Cijfers van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen duiden op een hoog toekenningspercentage van zowel de vluchtelingenstatus als de subsidiaire bescherming bij Afghanen. Zo’n 40% van de asielaanvragers krijgt bescherming. Voor niet-begeleide minderjarigen stijgt dit cijfer tot 70%. Dit is echter nog steeds een lager percentage dan de door ons omringende landen (CAW De Terp, 2010). Er zijn naast de jonge asielzoekers ook een groot deel niet-begeleide Afghaanse vluchtelingen die geen asiel aanvragen. Over deze groep zijn er geen absolute cijfers, aangezien niet iedereen uit deze groep geregistreerd is en bijgevolg zonder wettelijke papieren in België verblijft (Kruispunt Migratie-Integratie, 2011b). De Belgische staat hanteert, in lijn met de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) kwalificatierichtlijnen van juli 2009, een beslissingssysteem voor Afghaanse vluchtelingen waarbij gebaseerd wordt op de verschillende regio’s voor het al dan niet toekennen van status van subsidiaire bescherming of vluchtelingenstatus. Er wordt erkend dat de huidige algemene veiligheidssituatie in Afghanistan erg problematisch is en dat er momenteel een ernstig gewapend conflict heerst, maar de veiligheid verschilt per regio. Daarom kent de Belgische staat de status van subsidiaire bescherming effectief toe aan burgers uit de regio’s waar de onveiligheid het hoogst is. Aan de hand van een individuele analyse en beoordeling van de motieven voor asielaanvraag, wordt een inschatting gemaakt van het vervolgingsrisico van de asielzoeker (Danckaers, 2010).
CONCLUSIE In het eerste hoofdstuk werd een overzicht gegeven over het justitieel en psychologisch kader waarin niet-begeleide buitenlandse minderjarigen zich bevinden. Op juridisch vlak zijn er voor deze jongeren heel wat moeilijkheden en onduidelijkheden. Ze krijgen te maken met administratieve zaken die voor hen vaak ingewikkeld en nauwelijks verstaanbaar zijn. Op psychologisch vlak worden deze jongeren 15
als een erg kwetsbare groep bestempeld. Door in een nieuwe, onbekende omgeving te komen zonder sociaal ondersteuningsnetwerk, kunnen ze psychologische problemen ontwikkelen. Ze hebben te kampen met heel wat gemis; gemis naar hun familie, gemis naar hun herkomstland, gemis naar een thuis. De lange procedures waar ze mee te maken hebben, hebben als gevolg dat ze vaak geen perspectief over hun toekomst kunnen schetsen. Dit werd uitgelegd in het tweede hoofdstuk. Ze kampen met aanzienlijke onzekerheden, waardoor ze nauwelijks een positief vooruitzicht hebben waar ze zich aan kunnen vastklampen. Het werken aan hun toekomst betekent een ware opdracht voor hen. Toch ontwikkelen veel jongeren een opmerkelijke veerkracht om met hun situatie om te gaan en op deze manier nieuwe toekomstdromen te ontwikkelen. In het derde en laatste hoofdstuk werd de huidige situatie in Afghanistan geschetst, samen met de geschiedenis die hieraan vooraf ging. Afghanistan heeft reeds vele jaren geen vrede meer gekend, waardoor het leven er alles behalve stabiel is. Door de constant veranderende situaties en de gewapende conflicten, is het een ware opdracht om er een goed en veilig leven op te bouwen. Als gevolg van deze onstabiele en gevaarlijke situatie, vluchten heel wat Afghanen hun land uit, in de hoop ergens anders een betere toekomst met meer kansen te kunnen uitbouwen. In de wetenschappelijke literatuur bestaat reeds wat informatie over verwachtingen die vluchtelingen hebben over het land waar ze naartoe vluchten. Ook werd reeds onderzocht waarmee vluchtelingen de meeste moeilijkheden ervaren en wat hen het meest heeft geholpen bij aankomst in een nieuw land. Er is echter niet zo veel informatie ter beschikking over de verwachtingen en het toekomstperspectief van jonge vluchtelingen. In mijn onderzoek had ik mij graag op deze doelgroep gericht, meer bepaald door hen een stem te geven en hen zelf vrij te laten vertellen over hun gevoelens en ervaringen.
16
DEEL 2: ONDERZOEK
1. PROBLEEMSTELLING, ONDERZOEKSVRAGEN EN DOELSTELLINGEN 1.1. PROBLEEMSTELLING Via de literatuurstudie is het duidelijk dat niet-begeleide Afghaanse minderjarigen een kwetsbare groep is die met heel wat onzekerheden te kampen heeft. Hun visie op de toekomst is niet altijd duidelijk, door gebrek aan een perspectief. Maar hadden deze jonge vluchtelingen een perspectief wanneer ze Afghanistan verlieten? En in welke mate is dit perspectief bijgeschaafd door hun verblijf in België? Door het geringe onderzoek naar de stem van de jonge vluchteling over dit onderwerp, richt ik mijn onderzoek hier op. Hieruit vloeit volgende probleemstelling: “Met welke verwachtingen en toekomstperspectief komen niet-begeleide Afghaanse minderjarigen aan in België? En in welke mate zijn deze verwachtingen en hun toekomstperspectief gewijzigd gedurende de tijd dat ze in België verblijven?”
1.2. ONDERZOEKSVRAGEN Uit mijn bovenstaande probleemstelling, zijn volgende onderzoeksvragen uitgevloeid: -
Heeft de vluchtreden van niet-begeleide Afghaanse minderjarigen een invloed op hun verwachtingen die ze hebben over het land waar ze naartoe vluchten?
-
Met welke barrières hebben de jonge vluchtelingen te maken gehad bij het streven naar hun verwachtingen?
-
Wat heeft de jonge vluchtelingen geholpen om hun verwachtingen in te lossen?
-
Wat zijn de verwachtingen die de jonge vluchtelingen nu hopen te bereiken?
1.3. DOELSTELLINGEN Ik heb bewust gekozen voor een onderzoek waarbij zowel op een kwantitatieve als kwalitatieve manier gegevens werden verzameld. Ik wil naar de verhalen van deze jonge vluchtelingen luisteren en hen via diepte-interviews een stem geven. Op deze manier kan ik hun situaties zoveel mogelijk begrijpen. Ik wil achterhalen in welke mate jonge vluchtelingen hun verwachtingen over het land waar ze naartoe vluchten, hebben kunnen inlassen. Aangezien hier nog niet veel wetenschappelijk onderzoek naar gebeurd is, probeer ik op deze manier mijn bijdrage te leveren tot wetenschappelijke onderzoek en literatuur van deze kwetsbare groep. Ik hoop op deze manier deze jonge vluchtelingen te kunnen helpen met hun moeilijke situatie. Door de moeilijkheden die zij ervaren om hun 17
verwachtingen en toekomstperspectief in te lossen, bloot te leggen, zou meer zicht moeten komen op nieuwe mogelijkheden om de problemen aan te pakken die aan de basis liggen van hun moeilijke situatie.
18
2. METHODOLOGIE In dit onderdeel beschrijf ik hoe ik mijn onderzoek heb aangepakt om mijn vooropgestelde onderzoeksvragen te beantwoorden. Deze uiteenzetting zal ik doen aan de hand van een beschrijving van de onderzoekssetting, de onderzoeksgroep en de onderzoeksmethode. Als laatste beschrijf ik hoe ik gepoogd heb aan de verschillende kwaliteitscriteria te voldoen.
2.1. ONDERZOEKSSETTING Ik heb gedurende mijn onderzoek heel wat beroep kunnen doen op de ondersteuning van de jongerenwerking van het Protestants Sociaal Centrum (PSC) te Antwerpen. Zij stonden er voor open om zoveel mogelijk mee te werken aan mijn onderzoek. De jongerenwerking is een deelwerking van de vluchtelingenwerking van het PSC, waar niet-begeleide minderjarigen en (uitgeprocedeerde) asielzoekers van 12 tot 21 jaar beroep kunnen doen op individuele ondersteuning, levensbeschouwelijke ondersteuning, en netwerking en groepsactiviteiten. De individuele ondersteuning is vooral om de draaglast te verminderen, onder andere door hen hulp te bieden bij de administratieve zaken. De netwerking en groepsactiviteiten is om de draagkracht van de jongere te verhogen. Dit gebeurt door hen te ondersteunen bij het opzetten of versterken van een sociaal netwerk aan de hand van een samenwerking met andere voorzieningen, vrijwilligers en de jongeren onderling. Met de levensbeschouwelijke ondersteuning willen ze de jongeren helpen een weg te zoeken in geloofs- en levensvragen (Jongerenwerking Protestants Sociaal Centrum / CAW De Terp, 2010). In 2010 heeft de jongerenwerking 176 jongeren begeleid, waarvan 141 individuele hulpverleningen. Het grootste deel, 67 jongeren, zijn van Afghaanse afkomst, zonder uitzondering allemaal jongens (CAW De Terp - PSC- Vluchtelingenwerk, 2011). Aangezien er in het PSC niet voldoende jongeren wilden meewerken of niet in aanmerking kwamen voor mijn onderzoek, heb ik nog andere voorzieningen gecontacteerd die samenwerkten met nietbegeleide buitenlandse minderjarigen. In totaal heb ik, naast het PSC, nog 25 andere werkingen gecontacteerd. De werkingen die ik eerst benaderd heb, waren 5 opvangcentra van het Rode Kruis, 4 opvangcentra georganiseerd door Fedasil, 7 Lokale Opvanginitiatieven (LOI’s) en Mentor-Escale vzw (biedt ondersteuning aan niet-begeleide minderjarigen te Brussel). Toen ik daar weinig positieve respons op heb gekregen, besloot ik nog wat verder te zoeken. Ik contacteerde nog 2 OKAN-klassen, De
SOM
vzw
(een
inburgeringsbureau
te
Kortrijk),
Transithuis
CAW
Artevelde
(een
eerstelijnshulpverlening voor vreemdelingen en asielzoekers te Gent), de Dienst Voogdij, Juna vzw (een categoriale voorziening voor buitenlandse niet-begeleide minderjarigen in de bijzondere
19
jeugdzorg te Aalst), vzw Gardanto (Vereniging voor de Nederlandstalige Voogden) en het Jongeren Advies Centrum van CAW Artevelde. Elf van bovenstaande voorzieningen lieten mij weten dat ze niet in contact komen met de doelgroep die voldoet aan mijn onderzoek. Van negen voorzieningen heb ik na het eerste contact geen nieuws meer gekregen. Twee voorzieningen waren reeds betrokken in een ander onderzoek, waardoor ze niet meer wilden meewerken en één voorziening wilde de jongeren niet belasten met de vraag of ze wilden mee werken aan een onderzoek. Slechts twee LOI’s hebben mij laten weten dat ze mij kunnen helpen met het contacteren van jonge Afghaanse vluchtelingen. LOI’s worden georganiseerd door de OCMW’s van verschillende gemeentes in Vlaanderen voor asielzoekers. Ze bieden een opvang voor jongeren die reeds enige tijd in een opvangcentrum hebben verbleven (Kruispunt Migratie-Integratie, 2011a). Hierbij krijgen jongeren materiële steun, zoals voeding, onderdak en bijstand. Ze krijgen er wekelijks leefgeld om kledij, voedsel en hygiëneproducten te kopen. Daarnaast staat het OCMW ook in voor medische zorg die aan de jongeren wordt geboden. Een maatschappelijke werker biedt hen psychosociale begeleiding en ondersteuning bij administratieve zaken (OCMW Zwevegem, 2011).
2.2. ONDERZOEKSGROEP In dit onderdeel wordt een beeld geschetst over de doelgroep die het onderwerp zijn van dit onderzoek. De doelgroep kan als volgt beschreven worden: jonge Afghaanse vluchtelingen die minstens een jaar in België verblijven en die hier aangekomen zijn als niet-begeleide minderjarigen. Ik ben mijn onderzoek gestart met een participerende observatie bij het jongerenkamp van het PSC tijdens de eerste week van augustus 2010. Gedurende één week ben ik met 14 jongeren, waarvan 10 Afghanen, als begeleidster mee geweest. Bij aanvang van het kamp heb ik de jongeren op de hoogte gebracht van mijn onderzoek en op het einde heb ik hen gevraagd wie bereid was deel te nemen. Ik legde hen het doel uit van mijn onderzoek en benadrukte de anonimiteit en vertrouwelijkheid. Ik liet hen de keuze of ze al dan niet geïnteresseerd waren om te participeren. Van de tien Afghaanse jongeren waren vier jongeren bereid mee te werken aan mijn onderzoek. Vier andere jongens waren daar niet toe bereid, daar ze reeds genoeg zaken aan hun hoofd hadden of zich emotioneel niet sterk voelden om hun verhaal te vertellen. De laatste twee Afghaanse jongeren waren reeds betrokken bij de doctoraatsstudie van Marianne Vervliet, waar mijn onderzoek een onderdeel van is. De PSC jongerenwerking heeft mij na het kamp geholpen bij het zoeken naar andere Afghaanse jongeren die in aanmerking kwamen voor mijn onderzoek. Op deze manier heb ik nog vijf andere jongeren gevonden die bereid waren mee te werken aan mijn onderzoek.
20
Ik ben ten slotte in de twee LOI’s die wilden meewerken, mijn onderzoek gaan voorstellen aan de jongeren. Op deze manier konden zij zelf beslissen of ze al dan niet wilden deelnemen. Ik gaf een mondelinge toelichting over het doel van mijn onderzoek en liet ze de vragenlijsten inkijken om hen een eerste zicht te geven op het gesprek. Ik verzekerde hen hierbij opnieuw strikte vertrouwelijkheid en anonimiteit. Drie jongeren hebben zich hierbij kandidaat gesteld. Ik heb uiteindelijk twaalf jonge Afghanen kunnen interviewen. De leeftijd van de jongeren varieert van 17 tot 23 jaar. Dit is de leeftijd die de jongeren mee gaven. Deze verschilt vaak met de leeftijd die op hun documenten staan, na een leeftijdsonderzoek door de Dienst Voogdij. Al deze jongeren zijn naar eigen zeggen aangekomen toen ze nog minderjarig waren. Vier van de jongeren doen op dit moment beroep op een subsidiaire bescherming, één jongere is geregulariseerd, zes jongeren zitten in de asielprocedure en één jongere is uitgeprocedeerd. Ik heb de jongeren zelf de keuze gelaten waar ze het interview wilden laten doorgaan. Zes jongeren die ik gecontacteerd heb via het PSC, verkozen om het interview door te laten gaan op het PSC zelf. We konden daar gebruik maken van een vergaderzaal waar we wat afgezonderd zaten. De jongeren konden er hun verhaal doen zonder gestoord te worden. Bij een afspraak met één van deze jongeren was het PSC echter uitzonderlijk gesloten, waardoor we een rustig café hebben opgezocht waar het interview kon doorgaan. We zaten aan een tafel apart, ver van andere tafels, zodat de jongere zijn verhaal kon doen zonder dat iemand anders meeluisterde. De drie jongeren die ik via een LOI gecontacteerd heb, kozen er voor om het interview in het LOI te laten doorgaan. Daar hadden we telkens een aparte ruimte beschikbaar waar het interview rustig kon verlopen. Drie andere jongeren lieten het interview liefst in het huis doorgaan waar ze woonden.
2.3. ONDERZOEK In
dit
onderzoek
wordt
gebruikt
gemaakt
van
zowel
kwalitatieve
als
kwantitatieve
onderzoeksmethoden. Beide methodes bieden waardevolle inzichten, elk op hun eigen manier. Bij kwalitatieve onderzoeksmethoden gaat men karakteristieken van de ondervraagden na in termen van kwaliteiten, in plaats van kwantiteiten. Hierbij worden zaken in kaart gebracht zoals gevoelens, opinies, betekenisverleningen en ervaringen (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2005; Schuyten, 2006). Door kwantitatief onderzoek kunnen verschillende gegevens beter met elkaar vergeleken (Schuyten, 2006; Baarda, 2009).
A. KWALITATIEF ONDERZOEK Bij kwalitatief wordt getracht het studieobject zoveel mogelijk intact te houden (Bouwstenen voor onderzoek in onderwijs en opleiding, 2011). Er wordt door de onderzoeker flexibel, open en interpreterend te werk gegaan, zodat er ruimte gecreëerd wordt voor onvoorziene en ongeplande 21
verschijnselen en er gereageerd kan worden op wat er binnen een situatie gebeurt, zoals het vragen naar de betekenis van uitspraken (Maso & Smaling, 2004; Baarda et al., 2005). Voorname methodes voor kwalitatieve informatieverzameling zijn een open interview, participerende observatie en documentenverzameling (Maso & Smaling, 2004). Deze methodentriangulatie vormt een belangrijke garantie om de validiteit en betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten te waarborgen (De JongGierveld, 1987). In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een participerende observatie, semigestructureerde diepte-interviews en een kleinschalige documentenverzameling. P ARTICIPERENDE OBSERVATIE Het uitgangspunt van Maso & Smaling (2004, p.51) in kwalitatief onderzoek is, ‘dat wat we kunnen observeren, ook zoveel mogelijk moeten proberen te observeren’. Dit omdat wat mensen zeggen, niet altijd gelijk loopt met wat ze doen. Daarom schuiven ze participerende observatie als aan te raden onderzoeksmethode naar voren. Ze beschrijven het als ‘het deelnemen aan de dagelijkse activiteiten van de onderzochten, om op die manier door meeleving, meebeleving [en] observatie … inzicht te krijgen in hun voor het onderzoek interessante, processen, gedragingen, interacties, opvattingen, houdingen, gevoelens, ervaringen of sociale relaties’ (Maso & Smaling, 2004, p.49). Ik vond de participerende observatie vooral nuttig voor het beter leren kennen van de onderzoeksgroep en er meer inzicht in verwerven. Ik kon op deze manier de jongeren observeren in hun dagelijkse handelingen en gedragingen. Overdag volgde ik alle kampactiviteiten mee. Hierbij maakte ik nog geen aantekeningen, daar het de natuurlijke omgang zou kunnen vervormen. ’s Avonds schreef ik alle nota’s op over de voorbije dag. Het kamp betekende ook een goede stap om met de jongeren een vertrouwensrelatie aan te gaan om later de interviews beter te laten verlopen. S EMI - GESTRUCTUREERD DIEPTE - INTERVIEW De basis van het interview zijn vragen, opgesteld door doctoraatstudente Marianne Vervliet voor haar longitudinaal onderzoek naar de verwachtingen, agency en het psychosociaal welzijn van nietbegeleide buitenlandse minderjarigen (bijlage 7) (Vervliet, Derluyn, & Broekaert, 2010; Universiteit Gent, 2011). Deze vragen werden niet altijd allemaal overlopen. Naargelang het verhaal dat de jongere vertelde, werden de vragen geselecteerd en nieuwe ‘doorvragen’ gesteld. De jongeren konden zelf kiezen op welke vragen ze wilden ingaan en in welke mate ze hun eigen verhaal wilden vertellen. Doordat het diepte-interviews waren, gebeurden de interviews bijgevolg niet zo gestructureerd. De jongeren vertelden vaak lange verhalen, waardoor de structuur van het interview wat verloren ging. Hierbij kwamen wel vaak persoonlijke en emotionele aspecten aan bod, wat heel wat informatie over de jongere opleverde (Baarda et al., 2005).
22
D OCUMENTENVERZAMELING Bij documentenverzameling worden materiële zaken verzameld zoals geschriften en registraties (Maso & Smaling, 2004). Gedurende dit onderzoek heb ik de kans gehad om enkele dossiers van jongeren in te kijken, met hun toestemming. Daar kon ik lezen welk vluchtverhaal ze gebracht hadden bij Dienst Vreemdelingenzaken en, indien van toepassing, op basis van welke argumenten ze niet als vluchteling werden erkend. Deze informatie beschouw ik als aanvullend op mijn interviews. Door de strikt vertrouwelijkheid van deze documenten, is de informatie die ik kan gebruiken in mijn onderzoek echter beperkt.
B. KWANTITATIEF ONDERZOEK Bij kwantitatief onderzoek worden van bij elke participant dezelfde en van tevoren vastgelegde vragen gesteld (Baarda, 2009). Om een goed zicht te krijgen op de participanten van het onderzoek, werd voor ieder interview een vragenlijst afgenomen. Op deze manier kon er een beter overzicht gemaakt worden om later participanten te vergelijken. Deze vragenlijsten betekenden een inleiding op de interviews. Aan de hand van antwoorden die hier werden gegeven, konden aanknopingspunten verkregen worden om het interview te laten leiden. D EMOGRAFISCHE I NFORMATIE ‘Demografische Informatie’ is een vragenlijst waar de belangrijkste gegevens van de participanten worden bevraagd, zoals onder andere hun asielprocedure, tijd in België en woonvorm in België. Deze vragenlijst biedt een goede basis om de jongeren te vergelijken op basis van hun demografische gegevens. Deze vragenlijst is te vinden in bijlage 3. E XPECTATIONS S CALE FOR R EFUGEES AND M IGRANTS In de ESRM (bijlage 4) wordt bevraagd welke verwachtingen de jongere had wanneer hij zijn land van herkomst verliet en welke verwachtingen hij nu, op dit moment, heeft. Bij elk van deze twee onderdelen worden 11 mogelijke verwachtingen naar voren geschoven, waarbij de respondent kan antwoorden met niet, een beetje of veel. Hij kan hierbij nog andere verwachtingen aangeven, indien deze niet in de vragenlijst vermeld staan. Daarnaast heeft de respondent de mogelijkheid aan te duiden welke verwachtingen zijn familie had op het moment hij zijn land van herkomst verliet en welke verwachtingen ze op dit moment hebben. Dit is echter niet altijd mogelijk, aangezien veel jongeren geen contact meer hebben met hun familie. Deze vragenlijst betekende een goede basis om het diepte-interview, later in het gesprek, op te baseren. A DOLESCENT C OMPLEX E MERGENCY D AILY S TRESSORS S CALE + C OLUMBIA I MPAIRMENT S CALE De volgende vragenlijst die van alle participanten werd afgenomen, is de ACDSS+CIS (bijlage 5). Deze vragenlijst, samen met de Columbia Impairment Scale (CIS), peilt naar mogelijke moeilijkheden waar
23
mensen gedurende de afgelopen maand mee te maken kunnen hebben. De antwoordmogelijkheden zijn niet, een beetje, veel of heel veel en worden visueel ondersteund door een steeds groeiende cirkel naargelang het antwoord (Mels, Derluyn, Broekaert, & Rosseel, 2009). Deze vragenlijst hielp om een beeld te schetsen over in welke omstandigheden de jongeren momenteel leefden en hoe ze zich daar over voelden (Nadler, Brotman, Miyoshi, Fryer, & Weitzman, 2009). A GENCY Als laatste werd een vragenlijst afgenomen met een viertal vragen die de omschrijving van agency volgens Kuczynsky (2003) illustreren. Volgens Kuczynsky is iedereen een actor in zijn interacties. Bijgevolg is het voor iedereen mogelijk om zelf betekenis te geven aan zijn omgeving, veranderingen mogelijk te maken en eigen keuzes te maken. De vragenlijst agency (bijlage 6) peilt naar de mate waarin de participantenze zich mogelijk achten hun eigen keuzes te kunnen maken. Ook hier zijn de antwoordmogelijkheden niet, een beetje, veel en heel veel.
C. ONDERZOEKSPROCEDURE I NFORMATIE EN TOESTEMMING Tijdens het eerste telefonische contact met de jongere werd de oorsprong en het doel van het onderzoek belicht en werd een datum en plaats vastgelegd om het interview te laten doorgaan. Deze werden door de jongeren zelf gekozen. Bij de aanvang van de afspraak werd nogmaals de bedoeling van het interview toegelicht (bijlage 2) en werd er gevraagd een informed consent te ondertekenen (bijlage 1). In dit document stond vermeld dat de jongeren bereid zijn mee te werken aan het onderzoek door een aantal vragenlijsten in te vullen en een gesprek te doen, dat hun gegevens enkel door de onderzoekers gebruikt zullen worden, dat hun namen nooit doorgegeven zullen worden aan derden en dat ze ieder moment hun deelname kunnen stopzetten indien ze dit willen. In het document stond ook vermeld dat het gesprek zal opgenomen worden, maar enkel beluisterd zal worden door de onderzoeker. A FNAME Bij aanvang van het gesprek konden de jongeren kiezen of ze de vragenlijsten in het Nederlands, Frans, Engels, Dari of Pashtun wilden invullen. Zes jongeren kozen voor Nederlands, vijf jongeren kozen voor Dari en één jongere koos voor Engels. Naast de vaste vragen, hadden de jongeren de mogelijkheid om aanvullende informatie te geven bij de vragenlijsten. Ook voor het interview hadden de jongeren de keuze in welke taal ze deze wilden laten doorgaan. Negen jongeren kozen er voor om het interview in het Nederlands te doen en drie jongeren kozen voor Engels.
24
Zoals hierboven reeds vermeld, werd, indien de jongere hiermee akkoord ging, het gesprek opgenomen met een digitale recorder. Het gesprek werd na de afspraak letterlijk uitgetypt. Dit doordat de onderzoeker tijdens het gesprek beter naar de jongeren zou kunnen luisteren. A NALYSE Het onderzoek naar de verwachtingen en toekomstperspectief van jonge Afghanen is een beschrijvend onderzoek waar nadrukkelijk het gezichtspunt en visie van de jongeren wordt beschreven. Hun gevoelens, ervaringen en belevingen worden in het onderzoek geïntegreerd. De kwantitatieve data werden enkel gebruikt met oog op het beschrijven (Baarda et al., 2005). De vragenlijsten boden een aanknopingspunt voor de interviews en werden bijgevolg samen met de kwalitatieve gegevens verwerkt. Voor het analyseren van de kwalitatieve gegevens werd gebruik gemaakt van het softwareprogramma NVivo. Via dit programma werden gegevens geanalyseerd, geclassificeerd en geordend (K.U.Leuven, 2011) om op deze manier de resultaten van het onderzoek op een overzichtelijke manier weer te geven. De verschillende stappen die gevolgd zijn bij het analyseren van de gegevens, werden beschreven door Baarda et al. (2005). De eerste stap die gezet werd, was het in grote lijnen labelen van geselecteerde fragmenten en een zinvolle reductie. De tweede stap was de labels ruimtelijk ordenen en er de eerste verbanden tussen vinden. Bij deze ordening vormden de onderzoeksvragen het uitgangspunt. Als derde stap werd de labelstructuur benoemd. Als resultaat van de tweede en derde stap werd een voorlopige boomstructuur opgesteld. De vierde stap was het vaststellen van de geldigheid van de labeling. De volgende stap was het definiëren van de kernlabels. Hierbij werden de concrete teksten samengevat en de uiteindelijke boomstructuur opgesteld (bijlage 8). Bij deze boomstructuur werd alle informatie, verkregen door de interviews, participerende observatie en documentenverzameling, toegevoegd. De zevende en laatste stap was het beantwoorden van de vraagstelling. De belangrijkheid van de verschillende labels worden door hun frequenties vastgesteld. Op die manier wordt aangegeven hoe belangrijk ze zijn en in welke zin ze belangrijk zijn.
2.4. KWALITEITSCRITERIA A. BETROUWBAARHEID Betrouwbaarheid wordt “gedefinieerd als de mate waarin metingen onafhankelijk zijn van toeval” (Baarda et al. 2005, p. 193). Dit betekent dat er een herhaalbaarheid van de tussen- en eindresultaten van het onderzoek mogelijk is. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen interne en externe vormen van betrouwbaarheid (Maso & Smaling, 2004).
25
Interne betrouwbaarheid duidt op de betrouwbaarheid binnen een onderzoeksproject (Maso & Smaling, 2004). Dit verwijst naar invloed die de individuele onderzoeker kan hebben op mogelijke vertekeningen van de onderzoeksresultaten (van Zwieten & Willems, 2004). De interne betrouwbaarheid werd verhoogd door alle interviews op te nemen met een recorder, waarna alles letterlijk uitgetypt werd en werden er delen uit de originele gesprekken gebruikt bij de rapportage. Ook werd gebruik gemaakt van computerprogramma’s om de gegevens te analyseren en werd er methodentriangulatie toegepast (Maso & Smaling, 2004). Externe betrouwbaarheid duidt op de herhaalbaarheid van het onderzoek als geheel door onafhankelijke onderzoekers (van Zwieten & Willems, 2004; Maso & Smaling, 2004). Daadwerkelijke herhaalbaarheid is meestal niet mogelijk, omdat de onderzoekssituatie daarvoor te veranderlijk is. Daarom wordt de feitelijke herhaalbaarheid vervangen door een virtuele herhaalbaarheid, waarbij de intersubjectieve navolgbaarheid het criterium is. Om aan dit criterium
te voldoen, werd een
uitgebreide rapportering van de realisering van dit onderzoek gedaan, onder andere door de selectie van de respondenten te beschrijven, de gekozen methoden en technieken te verduidelijken en de situatie en condities van het onderzoeksproject te omschrijven (Maso & Smaling, 2004).
B. VALIDITEIT Bij validiteit wordt de vraag gesteld in welke mate de onderzoeksbevindingen een juiste weergave zijn van wat zich werkelijk in de praktijk afspeelt. Ook hier wordt een onderscheid gemaakt tussen interne en externe validiteit (Maso & Smaling, 2004; Baarda et al., 2005; Baarda, 2009). Interne validiteit duidt op de deugdelijkheid van de keuze van de verzamelende gegevens, de onderzoeksopzet en de analyse die tot de onderzoeksconclusies leiden (Maso & Smaling, 2004; van Zwieten & Willems, 2005). Een aantal handelingen tijdens het onderzoek hebben er voor gezorgd dat de interne validiteit verhoogd werd. De participerende observatie was een langdurige participatie waarbij dagelijkse notities genomen werden, zodat er geen vertekeningen waren door een selectief geheugen. Aan de hand van de participerende observatie kon een vertrouwensrelatie opgebouwd worden met vele jongeren, wat ook de interne validiteit kan verhogen. Tijdens de interviews konden de jongeren hun eigen verhaal vertellen op een voor hen gekozen plaats. Deze interviews werden daarna steeds letterlijk uitgetypt. De gehanteerde methodentriangulatie bevorderde ook de interne validiteit (Maso & Smaling, 2004). Externe validiteit toont de generaliseerbaarheid aan van “onderzoeksconclusies naar andere personen, fenomenen, situaties en tijdstippen dan die van het onderzoek” (Maso & Smaling, 2004, p. 73). Deze generaliseerbaarheid is echter niet het grootste doel van dit onderzoek. De gehanteerde steekproef binnen dit onderzoek was ook statistisch niet representatief daar deze te klein was (Maso 26
& Smaling, 2004). Om deze onderzoeksvragen te beantwoorden, werd aan de hand van participerende observatie en interviews, waar jongeren zelf aan het woord werden gelaten, getracht de alledaagse situatie van de jongeren zoveel mogelijk intact te laten om op deze manier zoveel mogelijk bij de reële situatie van de jongeren aan te leunen (Baarda et al., 2005).
27
DEEL 3: RESULTATEN In dit derde deel worden de resultaten van de interviews weergegeven. Eerst wordt een overzicht gegeven over de reden waarom de jongeren naar België zijn gevlucht en wat ze van hun nieuwe omgeving verwachtten voordat ze er aankwamen. Voor deze verwachtingen werd de ESRM als leidraad gebruikt. Vervolgens wordt ingegaan op hun ervaringen in België. Zowel positieve als negatieve ervaringen worden beschreven. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de ACDSS+CIS. Hierbij wordt ook beschreven of, en in welke mate, hun verwachtingen die ze hadden bij hun vlucht, ingelost zijn. Als laatste wordt beschreven welke (nieuwe) verwachtingen de jongeren op dit moment hebben en welk zicht ze op hun toekomst hebben. Ook hier werd de ESRM als leidraad gebruikt en werd de vragenlijst agency gebruikt om na te gaan in welke mate ze deze toekomst haalbaar zien.
1. VLUCHTEN UIT EEN VERTROUWDE OMGEVING In dit eerste deel worden de resultaten besproken die relevant zijn voor de eerste onderzoeksvraag, namelijk “Heeft de vluchtreden van niet-begeleide Afghaanse minderjarigen een invloed op hun verwachtingen die ze hebben over het land waar ze naartoe vluchten?”
1.1. DE REDEN VAN DE VLUCHT Elke jongere (12) geeft de moeilijke situatie in Afghanistan aan als reden om uit het land te vertrekken. Zowel de nationale conflicten, individuele gevaren als gebrek aan doorgroeikansen waren motieven om er niet meer te blijven. Drie jongeren geven aan dat het gebrek aan kansen een reden is die hen naar het buitenland hebben gedreven. “Ik ging er niet naar school omdat er in mijn provincie, of mijn dorp altijd oorlog was. Er ging niemand meer naar school.” Naast het gebrek aan kansen in Afghanistan, was ook het steeds dreigende gevaar en gebrek aan veiligheid een aanleiding om er niet langer meer te blijven. De nationale conflicten speelden voor zes jongeren een belangrijke factor in het vertrek. “Elke stad heeft problemen. In mijn straat: bom, in de moskee: bom, in de bank: bom. Waar kan je blijven? Weet je, dat kan niet. Gisteren op straat: bom. Echt waar, 10 personen, 20 personen, 30 personen zijn doodgegaan. Waar is bom? In de straat, in een auto, soms gaan mensen met een taxi, ze vertrekken, en dan een bom. Waar kan je blijven, waar kan je leven? Je moet altijd oppassen, je moet kijken. … Altijd! Voor alle mensen. Mensen gaan gewoon dood, in mijn straat. Pff! Ook in de bazar! Gewoon in de bazar! Dat is echt een probleem, echt waar!”
28
Naast de nationale conflicten, speelden voor twee jongens ook de conflicten tussen de verschillende etnische volkeren een rol bij hun vlucht uit Afghanistan. “Er leven 3 verschillende volkeren in Afghanistan: Pashtun , Tadzjiek, Hazara. De Hazaramensen zijn altijd te min. De Pashtun en Tadzjiek zeggen: ‘wij zijn baas over jullie. Als wij zeggen dat jullie mogen eten, dan mogen jullie eten. Als we zeggen dat jullie niet mogen eten, dan moet je stoppen om te eten’. Daarom is het moeilijk te leven in Afghanistan. …” Negen jongeren ondervonden bedreigingen tegenover hun eigen persoon. Dit maakte het voor hen niet meer veilig om in Afghanistan te blijven. “Op een dag kwam de Taliban naar mij om te vragen of ik bij de Amerikanen met bommen om mijzelf wou doen, en dan zo ontploffen. Maar ik wou dat niet. Ik zei eerst tegen hen ‘ik ga nadenken hierover, ik weet het nog niet’. Ze zeiden dan tegen mij ‘Oké, wij komen binnen een paar weken terug en dan moet je jouw antwoord geven’.”
1.2. EEN MOEILIJKE BESLISSING Het vertrekken uit een vertrouwde omgeving is geen simpele keuze, maar soms zijn er geen andere mogelijkheden. Vijf jongeren geven aan dat het vertrek een keuze was die ze helemaal alleen genomen hebben. Bij twee jongens kwam dat omdat ze geen familie meer hadden waar ze op terug konden vallen. “Ik heb geen familie meer in Afghanistan. Mijn ouders zijn alle twee gestorven, zij hadden dus geen verwachtingen. Ik heb alleen beslist om te vertrekken.” De andere drie jongens beslisten te vluchten zonder hun ouders en andere familieleden hiervan op de hoogte te brengen. “Mijn familie wist dat nog niet. Ik heb het later gezegd dat ik weg was. Maar de dag dat ik vertrok, heb ik aan niemand gezegd dat ik weg ging.” Voor drie jongeren was het vluchten naar een ander land een keuze die ze samen met hun familie maakten. “It was a decision of my own and also of my uncle. My uncle told me ‘ if you will stay here, they will kill you. You must leave here and never come back to Afghanistan’.” Voor de andere jongeren (4) was het hun familie die in hun plaats besliste dat ze beter niet meer in Afghanistan zouden blijven.
29
“Mijn mama zei, samen met mijn oom, dat ik beter zou weggaan. Ik ben dan weggegaan, maar ik wist niet naar waar ik moest gaan, ik wist niets.” “My father was very afraid and he said to me ‘you have to leave the country first’. I said ‘why me?’ and he said ‘first you, and then we will come, after you’.”
1.3. EEN NIEUW BEGIN: NIEUWE VERWACHTINGEN AANNEMEN Toen de jongeren, of hun familie, beslisten dat het beter zou zijn om hun land te verlaten, hadden zij bepaalde verwachtingen voor ogen. Ze verwachtten dat het in een ander land beter zou zijn met bepaalde zaken. Voor bijna alle jongeren (11) was veiligheid hun belangrijkste verwachting van een nieuw land. Eén jongere noemde studeren op als zijn voornaamste verwachting. “Wanneer ik aankwam in België, wist ik niet wat ik moest doen hier. Ik wou gewoon ergens gaan waar ik veilig was, maar voor de rest wist ik helemaal niets, ik wist niet wat ik wou doen.” Een goede job vinden (7), een diploma behalen (8), legale verblijfsdocumenten verkrijgen (9) en nieuwe mensen leren kennen (8) scoorden ook hoog bij de verwachtingen van de jongeren wanneer ze Afghanistan verlieten. “Here there are a lot of nice material, like chairs, tables, a board, computers. In Afghanistan it is not. Some school don’t have these things. They are sitting on the ground, some school don’t have one board, it is not expensive, but some school don’t have these things also.” “Als ik in Iran was, besliste ik om naar Europa te gaan. Ik wou heel graag studeren. Ik ben nooit in Afghanistan naar school geweest. In Iran ging het niet om naar school te gaan.” Twee jongeren geven aan dat een doel van hun vlucht was om uit te zoeken of er echt mensenrechten voor iedereen bestaan. “I heard something about human rights in Europe, so that was my target. When I choose my target, I get it, with any cost, I don’t care.” Wanneer de jongeren Afghanistan verlieten met medeweten van hun familie, hadden hun familie ook bepaalde verwachtingen voor hen. Voor vijf van de families was ook de veiligheid van de jongere de belangrijkste verwachting bij het vertrek. “Also my father said to him ‘please, bring my son to a good country, where he is safe’.” Voor de familie van 2 jongeren was het studeren met betere condities de belangrijkste verwachting bij het vertrek van hun zoon.
30
“Mijn nonkel zei ‘daar kan je goed studeren, daar kan je goed leven, goed wonen. Daar is er democratie. Daar kan je alles’.” De familie van de 5 andere jongeren was niet op de hoogte van het vertrek van de jongere en kon bijgevolg ook geen verwachtingen hebben. Naast de veiligheid en het studeren, rapporteren de jongeren geen andere verwachtingen van hun familie. Eén jongere vermelde dat zijn familie gewoon hoopte dat hij een goed leven zou kunnen uitbouwen. “No, he always told me to make my life, he didn’t expect anything from me. ‘Make your life’, he always said.”
31
2. ERVARINGEN IN EEN NIEUW LAND Gedurende de jaren die de jongeren in België zijn verbleven, hebben ze reeds heel wat meegemaakt. De meeste jongeren vertellen dat ze zowel positieve als negatieve ervaringen hebben meegemaakt. Als leidraad voor de verschillende ervaringen, werden de verschillende factoren van de ACDSS+CIS gebruikt. De resultaten die hier besproken worden, zijn relevant voor de onderzoeksvragen “Met welke barrières hebben de jonge vluchtelingen te maken gehad bij het streven naar hun verwachtingen?” en “Wat heeft de jonge vluchtelingen geholpen om hun verwachtingen in te lossen?”.
2.1. POSITIEVE ERVARINGEN Drie jongeren geven aan dat ze erg tevreden zij met de Belgische staat als verblijfplaats, samen met de normen en wetten die er heersen. “A lot of different rules. The cultures are a lot of different. I think here, it is the best culture, the best way. In Belgium, people have found a good way for living. That’s nice.” “I like the law of Belgium. They have a very great law. People also are very nice. Many people are very nice.” Acht van de jongeren rapporteren dat ze erg tevreden zijn met hun veiligheid op dit moment. “Je kan naar de straten gaan of naar de politie. In Afghanistan is het niet zo. Elk moment kan je niet denken over later, het is moeilijk.” Naast de veiligheid, zijn heel wat jongeren (8) tevreden over hoe ze hier als persoon behandeld worden en 9 jongeren geven aan dat ze niet of nauwelijks het gevoel hebben dat andere mensen vooroordelen hebben over hun land van oorsprong “Ik heb het graag, zo, een cultuur van hier. Hier mag je zelf beslissen. Ze beslissen niet voor jou, er zijn geen andere mensen die voor jou beslissen.” “When I’m walking in the street, nobody asks you ‘who the hell are you?’. I love that. I don’t have any privacy, but I really like that. Nobody is caring ‘who are you?’ and ‘What are you doing?’.” Op drie jongens na, geven alle jongeren aan dat ze tevreden tot erg tevreden zijn met de manier waarop hun vrije tijd is ingevuld. “Ja, toen ik in Afghanistan was, wou ik heel graag sporten, maar ik kon er niet sporten. In Afghanistan moet je altijd naar je werk en heb je geen tijd om te sporten. Bijvoorbeeld ’s morgens om 6u moeten we wakker worden en gaan we naar het werk en om 18u ’s avonds ben je terug. Je hebt 32
geen tijd. Hier ja, hier speel ik erg graag voetbal, ik ben in een voetbalclub in Kapellen geweest. Ik zou graag altijd willen voetballen en zwemmen. Hier kan iedereen aan sport doen.” Zes jongeren hebben de kans gekregen, of hebben nog steeds de kans, om school te lopen in België, omdat ze minderjarig zijn (geweest). Ze zijn alle zes heel erg tevreden dat ze deze mogelijkheid hebben gehad. “Hier, ik ga naar school… mijn hersenen zijn een beetje wakker. Daarom ga ik heel graag naar school. Ik ga één jaar naar school, maar ik ben nog nooit één minuut te laat naar school gegaan. Ik ben heel graag altijd naar school gegaan.” Daarnaast vertellen 11 jongeren dat ze niet of nauwelijks problemen hebben om goeie relaties aan te gaan met volwassenen en 9 jongeren vertellen dat vrienden maken geen enkel probleem is. “Altijd nieuwe mensen leren kennen, zoiets is echt goed hé.” Slechts 4 jongeren rapporteren positieve ervaringen in verband met legale verblijfsdocumenten. Drie jongeren hiervan hebben een subsidiaire bescherming van een jaar en één jongere is geregulariseerd. Op één jongere na, zijn dit de enige jongeren die momenteel geen asielprocedure meer hebben lopen of een negatieve beslissing hebben ontvangen. “Soms was het moeilijk om zo lang te wachten op papieren, om zo lang op een positief antwoord te wachten. Maar België heeft mij niet opgebeld om te vragen dat ik naar hier kom. Ik begrijp wel waarom ik zo lang moest wachten op een antwoord. Dit is niet mijn land. Ik kwam hier om hulp te vragen. Ik ben wel blij met de hulp die ik al gekregen heb.” Negen jongeren vertellen helemaal geen problemen te hebben met het verkrijgen van gepaste medische zorg en vijf jongeren geven aan dat ze tevreden zijn met de huisvesting waar ze op dit moment in verblijven. “Van wonen ben ik wel blij hier. De mensen met wie ik hier woon en het huis ben ik blij mee.”
ERVAREN HULP Wanneer ik de jongeren vraag of er in België mensen zijn die hen hard geholpen hebben bij hun verblijf in een nieuw land, antwoorden negen jongeren dat ze reeds heel wat hulp ontvangen hebben. Zes jongeren geven aan dat vooral assistenten uit de centra waar ze verblijven of verbleven hebben, hen erg goed geholpen hebben met hun verblijf.
33
“Wanneer de school begon, in september en augustus, ging ik naar LOI. Daar heeft mijn assistent gezegd ‘als je naar school wilt, betaal ik voor jou, dat is geen probleem’. Dus dat was een reden voor de kans dat ik naar school kon gaan, totdat ik afgestudeerd was.” Twee jongeren verklaren dat er gewone Belgen hen heel hard geholpen hebben. Eén jongere daarvan heeft onderdak gevonden bij een Belgische inwoner. De andere jongere heeft de kans gehad heel wat bij te leren door de mensen met wie hij vrijwilligerswerk doet. “And there are people, like with who I’m working, they are trying to help, this really means something to me, that’s fine. Not only the director, but also the coordinator is a really fine guy. When you meet him, he’s really weird to you, but when you start talking to him, you really have a feeling of, how do you say is, medelijden? He really has that feeling and the rest are also really good guys. Nice people. I didn’t expect that, I really didn’t expect that, but that’s fun for me. Really good people over there.” Twee jongens gaven aan dat zij vooral veel hulp ervaren hebben van de mensen op school en de mensen die hen de kans gegeven hebben om naar school te kunnen gaan.
2.2. NEGATIEVE ERVARINGEN De meeste negatieve ervaringen die gerapporteerd zijn, zijn ervaringen in verband met het bekomen van legale verblijfsdocumenten. Maar liefst acht jongen vermelden dat ze niet tevreden zijn met de ervaringen die ze reeds meegemaakt hebben in verband met het verkrijgen van de documenten. Deze ontevredenheid wijst op een aantal zaken. Sommige jongeren (5) zijn vooral ontevreden over het ongeloof dat aan hun verhaal wordt gehecht of de vraag naar nieuwe bewijzen. “I told the people on the general-commissariat: ‘listen, you have studies the war of Afghanistan from the internet. That is not good. If you want, you can go one time to Afghanistan, and then you will know how the situation is. Every day I saw a suicide bomb. Every day! If you want, you can go and study form there Afghanistan’.” “Some people, before, they didn’t have any place, any paper. The explained their story at the commissariat, but they said: give me a new proof, a new story. But how can you have a new story? We have one story. You cannot go to the market and buy a new story. So many problems, so difficult.” Vier jongeren hebben veel moeite met de lange wachttijden voor het krijgen van een antwoord over hun verblijf.
34
“Now, I’m still waiting for what the government of Belgium will do with me, up to when? Maybe two years, six years. Now it’s more than 3 years I’ve been here, without anything. More than 6 or 7 months, I was in the street. I lived sometimes with my friends, for example for 1 night, 2 nights or 1 month.” Voor drie jongeren is het de moeilijke situatie waar ze mee te maken hebben bij het wachten op een beslissing van het commissariaat. “These are not human rights, keeping people waiting 4 years like me. Do nothing, just feed them and don’t give them a permission for a job, nothing. They are just treating us like a piece of trash, these are no human rights. When you have your papers, you might have a life with human rights, but not now.” Naast het verkrijgen van legale verblijfsdocumenten, zijn de jongeren vooral ontevreden over hun huisvesting. Zeven jongeren geven aan dat het voor hen moeilijk is te wonen waar ze nu (moeten) wonen. “I can tell you something, that I’m still having a headache from last night, because it’s fucked up. You want to sleep and everybody is shouting and making noise. There are 66 people in one home and every room is separated with a wall like my finger. There are no roof, just one for everybody, you know what I mean? If somebody do like this (knippert met vingers), then everybody can hear it. When they are talking, nobody can sleep. This go by three or four in the morning. And then everybody sleeps till noon, 11 or 12 o’clock. I really don’t like that.” Vier jongeren vertellen dat ze niet altijd tevreden zijn met de manier waarop ze behandeld worden in België. “It is so difficult life. Maybe we explain our story and some people say: ‘oh yes, they just come here to get some documents, because of that, they invent this story’. But no, it is not like this. This is really, we really have these kind of problems here. In Afghanistan, we have these problems.” Drie jongeren geven aan dat ze reeds met vooroordelen over hun afkomst te maken hebben gehad. Vooral het hebben van de Afghaanse nationaliteit maakt reacties los bij mensen. “I discussed with many people, and begun a friendship. And then they ask ‘where are you from?’, and I say Afghanistan, they say ‘oooh!’. Why? Why are we so dangerous? Because we are terrorists? It is not like this. No, Afghan people are not terrorists. But when you turn on the television, they see the terrorism.” “Soms denken ze niet dat ik van een Moslimland ben, ze denken altijd dat ik Italiaans ben. 35
Maar soms zie ik het voor mijn ogen van andere mensen. Dat doet soms pijn. En ook, nu momenteel werk ik in een rusthuis en daar zie ik veel dingen. Daar zijn ook veel mensen die vriendelijk zijn, heel gewoon, veel met je spreken. Maar veel mensen ook die weten dat ik Afghaan ben, spreken niet tegen mij.” Verder vertellen drie jongeren dat ze niet tevreden zijn met de manier waarop hun vrije tijd is ingevuld en vertellen zes jongeren dat ze ontevreden zijn met het geld dat ze beschikbaar hebben. “Here in Wachtebeke I went to the football for a short time, but they said ‘you don’t have documents’, so I have to wait till my document and identity card are okay.” “Voor eten heb ik voldoende geld, maar niet voor kledij. We krijgen maar €100 per jaar waar we al onze kleren mee moeten kopen.” Naast deze zaken rapporteren de jongen geen echte andere ontevredenheden over hun leven in België.
BARRIÈRES EN MOEILIJKHEDEN Als ik vraag of de jongeren met bepaalde barrières of moeilijkheden te maken hebben gehad, antwoorden vier jongeren dat ze in het begin heel wat moeite gehad hebben met de taal. Velen onder hen spraken enkel Dari of Pashto bij hun aankomst in België en konden geen woord Engels. “Ik ben in België aangekomen in Brussel aan de luchthaven. Daar was de politie en ze namen mij mee. Maar ik sprak geen Engels of Nederlands of Frans, ik kon niet begrijpen wat ze zeiden. Ze zeiden ‘geef me jouw paspoort’, maar ik begreep hen niet. Ik had ook geen paspoort,. ...Toen vroegen ze hoe oud ik was, maar ik verstond het ook niet, ik antwoordde ‘Afghanistan’, ze vroegen nog eens hoe oud ik was en dan antwoordde ik ‘Logar’, mijn provincie. Ik verstond helemaal niets wat ze vroegen.” Drie jongens vertellen dat ze heel wat moeite gehad hebben met de leeftijdstesten. Ze zeggen dat ze minderjarig waren als ze in België aankwamen, maar dat de leeftijdstesten uitwezen dat ze meerderjarig waren. Bijgevolg konden ze niet genieten van het beschermingsstatuut en konden niet naar school. “And there, I had documents about my age, about my birth certificate. They tested me, by doctor, by machine, they said ‘you are more than 18’. I said ‘no, the machine didn’t born me, my mother born me.’ They said ‘yes, of course, but machine says like this and we look at the machine’.” Eén jongere vertelt dat hij heel veel moeite heeft dat hij niet naar school kan. Hij heeft het er moeilijk mee dat hij zich nu vaak zit te vervelen, terwijl hij eigenlijk op school veel zou kunnen bijleren. 36
“It is now time for studying, it is not time for sleeping, doing nothing, 24 hours of thinking.” Drie jongens vermeldden nog dat ze soms moeite hebben met de Belgische cultuur en gewoontes. “Maar het drinken van alcohol is niet leuk.” “Dit heb ik meestal gezegd aan andere jongens die ik zag: ‘je moet heel veel geduld hebben, want er is ook een verschil van de cultuur. Sommige dingen zijn voor ons grappig, maar voor de Belgen niet. Dus je moet niet verwachten dat, als je een grapje vertelt, iedereen zal moeten lachen. Dat is niet zo’.” Eén jongere vertelt dat hij tijdens de interviews op het CGVS heel wat moeilijkheden heeft gehad met de tolk. De tolk was van de etnische groepering Pashtun, en de jongere was Hazara. De jongere vertelt dat de tolk steeds foute zinnen vertaalde. Een andere jongere heeft moeilijkheden gehad met zijn advocaat. Zijn advocaat had hem niet op tijd ingelicht over de mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen een negatieve beslissing. “Als je dan aankomt in België en je zit in het commissariaat waar de tolk ook Pashtun is, dan zeg je ‘we hebben problemen met andere volkeren, met Pashtun’, dan zeggen ze ‘nee, dat is niet waar‘. Iedereen die niet van Afghanistan is, gelooft dat niet. Ik weet niet waarom de mensen dat altijd zeggen tegen ons. Dus ook hier heb ik problemen met deze mensen. De tolk is Pashtun. De tolk zegt dan in het commissariaat: ‘het is niet waar, hij komt niet uit Afghanistan. Hij komt uit een ander land’. “ “Toen ik aankwam in Brugge, heeft een assistent van mijn advocaat gebeld dat de beslissing negatief was. Hij vertelde mij ook dat ik geen beroep kon aantekenen. Ik vroeg hem waarom en hij zei dat mijn advocaat mij te laat heeft verwittigd. Als je een negatieve beslissing krijgt, dan moet je maximum 20 dagen later je tweede aanvraag indienen. Mijn advocaat heeft dit niet laten weten, hij heeft het maar een maand later gezegd. Ik moest dan het centrum verlaten.”
2.3. VERWACHTINGEN MOETEN WORDEN INGELOST De probleemstelling van dit onderzoek stelt “Met welke verwachtingen en toekomstperspectief komen niet-begeleide Afghaanse minderjarigen aan in België? En in welke mate zijn deze verwachtingen en hun toekomstperspectief gewijzigd gedurende de tijd dat ze in België verblijven?”. De onderstaande resultaten beschrijven in welke mate de verwachtingen van de jonge vluchtelingen zijn ingelost. De elf jongeren die veiligheid als belangrijkste verwachting hadden bij het vertrek uit Afghanistan, vertellen allemaal dat ze deze veilige situatie gevonden hebben in België. Elke jongere vertelt dat het
37
een opluchting is te kunnen vrij rondlopen zonder steeds op hun hoede te moeten zijn. Wel vertellen vier jongeren dat ze tevreden zijn met de veiligheid, maar dat dit slechts een klein deel is waar ze gelukkig mee kunnen zijn. Door hun moeilijke situatie en problemen met het behalen van legale verblijfsdocumenten kunnen ze nog steeds niet opgelucht ademhalen. “Yes, here there is safety, but the mind is not safe. There is so many stress, so many tension.” “Ja, de veiligheid is beter, maar ja, als je illegaal bent of geen papieren krijgt, dan was het beter in Afghanistan. Dit leven, we hebben hier geen goed leven. Toen ik in Afghanistan vertrok, dacht ik, ik kan in Europa beter gaan leven, maar in Europa is het niet beter.” “Without any support, without anything I came from my country to here, to make my life, but not to destroy my life. But I think it is destroying my life.” De persoon die studeren als belangrijkste verwachting had, heeft ook zijn verwachting kunnen inlossen. Hij gaat nu nog steeds naar school en is daar erg gelukkig mee. “Nu ben ik blij, als ik naar school ga, neemt dat mijn stress een beetje weg. Daar kan ik met mensen een beetje leren, iets leren, ik begrijp dingen. Als je nooit naar school bent geweest, kan je niets zien, zijn je ogen dicht. Als je een beetje naar school gaat, gaan je ogen een beetje open, worden je hersenen een beetje wakker.” Naast bovenstaande verwachtingen, hadden de jongeren bij aankomst nog andere verwachtingen, zoals het hebben van een job, het verkrijgen van legale verblijfsdocumenten en het vinden van mensenrechten. Helaas zijn deze verwachtingen nog niet ingelost voor de meeste jongeren. Drie jongeren die verwachtten dat ze gingen kunnen studeren, hebben daar nog steeds de kans niet voor gehad. Ook duiden 4 jongeren aan dat ze gehoopt hadden snel papieren te krijgen om in België te blijven, maar dat ze nu nog steeds op een antwoord zitten te wachten. “After learning, I wanted to go to the university. I wish I could, to become an engineer. But nothing…” “Ik dacht dat ik geen probleem ging krijgen met de papieren. Ik dacht dat het mogelijk was om papieren te krijgen in België, dat ik een gewoon leven kon hebben zoals andere mensen. Ik dacht niet dat ik zoveel problemen ging hebben, zoals Afghanistan. Nu is mijn situatie zoals Afghanistan. Soms denk ik, als ik in Afghanistan was, het beter zou zijn, dan hier in België. Het is beter dan dat je hier geen papieren hebt.”
38
3. AANNEMEN VAN NIEUWE VERWACHTINGEN MET HET OOG OP EEN TOEKOMST In dit derde deel worden de resultaten voor de laatste onderzoeksvraag, “Wat zijn de verwachtingen die de jonge vluchtelingen nu hopen te bereiken?”, beschreven.
3.1. DE NIEUWE VERWACHTINGEN Wanneer ik de jongeren vraag of ze nieuwe verwachtingen hebben sinds hun vertrek, vermelden ze allemaal dat ze geen veiligheid meer verwachten, aangezien ze die in België reeds gevonden hebben. Acht jongeren duiden aan dat studeren, samen met een diploma behalen, nu hun belangrijkste verwachting is. “Since I was in West-Vlaanderen, I was eager to study. I thought when I get my documents, I will study hard. When I learned Nederlands, I read 3 or 4 books. After learning, I want to go to the university.” “In the future I want to study, I should study. I love to study” Twee jongeren vertellen dat het vinden van een job hun belangrijkste verwachting is op dit moment. Met deze job wilt één van de jongens geld verdienen, waarvan hij een deel naar Afghanistan zou sturen. “In Afghanistan, there are a lot of difficulties. The poor people, they didn’t go to school, they don’t have anything from school. I would like to work hard to find money, and in the future, I will send it for the poor people in Afghanistan. Because I will study. … I would like to help these people. So important! Because of education. Everybody now in Afghanistan wants education, want to get education. But unfortunately, they don’t have any facilities, they don’t have anything.” Eén jongere duidt het bekomen van legale verblijfsdocumenten aan als zijn grootste verwachtingen en één jongere zou in de toekomst liefst zijn familie naar België halen. Deze jongen weet echter niet of zijn familie nog in leven is. Hij weet dat ze gevaar lopen in Afghanistan, en zou ze daarom heel erg graag naar België laten overkomen. Het Rode Kruis heeft hem reeds proberen te helpen zoeken naar zijn familie, maar tot nu toe zonder succes. “Ik weet dat nog niet, ik ben nog bezig met mijn papieren, dus ik weet niet wat ik kan doen. Als de papieren en alles in orde zijn, kan dat, dan kan ik studeren of werken. Nu moet ik altijd wachten om een antwoord te krijgen.“ “If they would find my family, yes. Because Afghanistan is not good for them. There is a person who makes a lot of problems with my family.”
39
Naast deze belangrijkste verwachtingen die de jongeren hebben, zijn er nog een hele reeks andere verwachtingen die de jongeren graag zouden bereiken. Naast de twee jongeren die het krijgen van een job als hun belangrijkste verwachting hebben aangeduid, hebben de 10 andere jongeren ook aangeduid dat ze dit verwachten. “Ik zou zeker willen werk vinden. Zonder werk is het moeilijk. En natuurlijk goede collega’s. Momenteel denk ik aan werk, ja , dat is mijn toekomst.” Tien jongeren geven ook aan dat ze verwachten een gezin te stichten. Wel vertellen ze dat ze daar best nog wat mee wachten, totdat hun papieren in orde zijn. Elke jongere (12) geeft aan dat ze graag nog meer mensen willen kennen, vooral Belgische inwoners. Ze vertellen dat ze nog niet zoveel contact hebben met hen, en daar verandering in willen brengen. “If I get documents, I want to live alone, to have a wife, to make my life.” “Ik wil ook veel mensen leren kennen en Nederlands leren.” Zes jongeren geven aan dat ze zichzelf wel in staat zien hun verwachtingen en dromen te realiseren. Vijf jongeren twijfelen over deze mogelijkheid en één jongere geeft zelfs aan dat hij zichzelf hier niet toe in staat ziet. Daarnaast vertellen zeven jongeren dat ze het gevoel hebben dat ze de kracht hebben om de problemen op te lossen die ze tegenkomen. De vijf andere geven aan dat ze wel het gevoel hebben hun problemen te kunnen aanpakken, maar dat ze daar de kans niet toe krijgen door de situatie waarin ze zich op dit moment bevinden. “I have the feeling, yes, but I can’t do anything”
3.2. TOEKOMSTPERSPECTIEF Als ik de jongeren vraag hoe zij hun toekomst nu zien, zijn er slechts twee die hun toekomst positief inzien en denken hun verwachtingen te bereiken. “Toen dacht ik dat ik misschien nog één of twee maanden kon leven, niet meer. Soms dacht ik gewoon niet aan een toekomst, maar nu denk ik aan mijn toekomst, nu heb ik wel toekomst, maar toen was dat niet zo.” Drie jongeren zien hun toekomst vooral negatief in. Door de onzekere situatie waarin ze constant verblijven, hebben ze geen goed oog op de toekomst. “Sometimes I’m aware of my life, to suicide myself. Which kind of life is this? Life is really poor in here.” “Soms voor 1 uur is mijn kamer gesloten, want dan moet ik heel veel huilen. ‘Waarom ben ik 40
zo?, waarom heb ik altijd problemen? Waarom zie ik altijd mensen die blij zijn met de familie en hun leven. En ik, ik heb niets hier, ik heb niets. Voor wat moet ik hier leven, voor wat moet ik leven?’ Het is zo’n moeilijke situatie.” De andere zeven jongeren geven aan dat ze helemaal niet weten hoe ze de toekomst moeten zien. Voor hen is de toekomst heel erg onzeker, waardoor ze niet weten wat ze er van moeten verwachten. Sommigen (2) willen zelf niet nadenken over de toekomst, doordat hun situatie op dit moment zodanig slecht is. “Misschien kan ik papieren krijgen, ik weet het niet. Maar ik moet denken voor later, want mijn vroeger is allemaal kapot. Ik denk voor later, later is ook niet in orde. Ik weet niet of later in orde komt, of niet in orde komt. Daarom zeg ik altijd ‘wat moet ik doen voor later?’. Later, ik weet niet waar ik zal zijn, misschien hier, misschien terug naar mijn land, misschien ga ik dood, ik weet het niet.” “I don’t see a future, I can’t see a future. Everybody keeps asking me this question, I had a lot of interviews, even Phara. She really pushed me, she asked me three times, she pushed me to answer, but I can’t say. I don’t see a future. As long as I don’t have papers, I’m not human.”
4. EEN BELGISCHE OF EEN AFGHAANSE TOEKOMST ? Als laatste vroeg ik de jongeren of ze zichzelf voor de rest van hun leven in België zien wonen, of als ze toch liever, indien de situatie er verbetert, naar Afghanistan zouden willen terugkeren. Vijf jongeren vertellen dat ze nooit terug willen keren naar Afghanistan. Voor drie jongeren is dit omdat het voor hen nooit veilig zal zijn in Afghanistan. “Als ik terug ga naar Afghanistan, zal ik daar niet veilig zijn. Ze zoeken mij nog altijd, dus het is niet veilig voor mij.” “Ik wil niet meer naar Afghanistan. In mijn stad zijn er nu nog meer problemen dan vroeger. Voor mij is het heel gevaarlijk, voor mijn familie is het niet zo gevaarlijk. Mijn broers en zussen zijn nu nog klein, dus voor hen is het niet gevaarlijk.” De andere twee jongeren willen nooit terugkeren naar Afghanistan, omdat ze helemaal geen mogelijkheden hebben in het land. “Afghanistan in this moment, maybe tomorrow it will be stopped, the fighting will be stopped, there will be peace. If the government now will be able to stop the fighting, I think it will have to be rebuild for 20 years, maybe 30 years. Also, they didn’t make our country, because there is so many badness, so many destroy. Because of that, I can’t go to Afghanistan.” 41
Eén jongere vertelt dat hij enkel naar Afghanistan zou willen terugkeren om zijn familie te bezoeken en om te zien of iedereen oké is. Maar na het bezoek zou hij terug willen keren naar België en er voor de rest van zijn leven blijven. Vier jongeren geven aan dat ze wel ooit naar Afghanistan zouden willen terug keren, maar pas op het moment dat de oorlog er gestopt is en de situatie in het land verbetert. De vier jongeren geven aan dat ze eigenlijk liefst in Afghanistan zouden willen wonen, omdat hun familie daar woont, maar dat het door de onveilige situatie gewoon niet gaat. “Ik wou de Belgische nationaliteit hebben, de Afghaanse en de Belgische, ik krijg dan meer mogelijkheden voor alles. Maar als Afghanistan vrij is van oorlog, ga ik natuurlijk terug. Naar de natuur, het is helemaal anders. Momenteel denk ik niet dat Afghanistan snel zal verbeteren.” “Als iemand wilt leven in Europa, is het echt moeilijk. Maar in Afghanistan, als er geen oorlog is, denk ik dat het gemakkelijk te leven is.” Twee jongeren vertellen dat ze het nog niet weten of ze ooit naar Afghanistan terug willen. Voor de ene jongen komt het omdat hij niet weet of zijn familie nog in leven is in Afghanistan en voor de andere jongen omdat hij wilt zien wat de toekomst brengt. “Nu is het goed hier. Ik weet niet of ik terug wil naar Afghanistan als er geen oorlog meer zou zijn. Mijn leven begint nu hier. Dan weet ik niet, ik zal wel zien.”
42
DEEL 4: DISCUSSIE In dit vierde en laatste deel zullen eerst de resultaten besproken worden met oog op de vooraf opgesteld probleemstelling en onderzoeksvragen en aan de hand van de beschikbare literatuur. Vervolgens wordt ingegaan op de beperkingen van dit onderzoek, waarna enkele aanbevelingen worden geformuleerd voor de praktijk, het beleid en verder onderzoek. Als laatste wordt een besluit over dit onderzoek geformuleerd.
1. BESPREKING RESULTATEN De verworven resultaten zullen weergegeven worden per onderzoeksvraag: (1) heeft de vluchtreden van niet-begeleide Afghaanse minderjarigen een invloed op hun verwachtingen die ze hebben over het land waar ze naartoe vluchten?, (2) met welke barrières hebben de jonge vluchtelingen te maken gehad bij het streven naar hun verwachtingen?, (3) wat heeft de jonge vluchtelingen geholpen om hun verwachtingen in te lossen? En (4) wat zijn de nieuwe verwachtingen die de jonge vluchteling hoopt te bereiken? Doorheen de verschillende onderzoeksvragen en in het laatste deel (5), zal de probleemstelling, “met welke verwachtingen en toekomstperspectief komen niet-begeleide Afghaanse minderjarigen aan in België? En in welke mate zijn deze verwachtingen en hun toekomstperspectief gewijzigd sinds de tijd dat ze in België verblijven?” , beantwoord worden.
1.1. DE REDEN VAN DE VLUCHT EN
VERWACHTINGEN VAN EEN NIEUW LAND
Er zijn drie belangrijke redenen waarom de jongeren uit Afghanistan zijn gevlucht. De eerste reden was omdat de nationale conflicten steeds blijven aanhouden. Als gevolg daarvan was het niet veilig meer om over straat te lopen. Zes jongeren gaven aan dat ze zich al meerdere malen bedreigd hebben gevoeld door de steeds voortdurende gewapende conflicten. De nationale conflicten in Afghanistan zijn reeds meerdere decennia bezig en de burgerslachtoffers blijven maar stijgen (UN Security Counsil 2009). Conflicten tussen etnische groeperingen vormen een belangrijk deel van de nationale conflicten (Riphenburg, 2005). De etnische groep Hazara zijn gedurende de geschiedenis heen steeds de meest economische en politieke benadeelde groepering geweest. Deze groepering, die in de centrale bergen woont, heeft nooit politieke macht kunnen verwerven en werd steeds geregeerd door Pashtuns of Tadzjieken. Conflicten tussen de verschillende groeperingen gebeuren bijgevolg regelmatig (Riphenburg, 2005). Twee jongeren uit het onderzoek gaven aan dat deze conflicten tussen etnische groeperingen een belangrijke reden was voor hun vlucht uit Afghanistan. Beiden zijn ze Hazara en vertelden ze dat ze reeds met heel wat discriminatie te maken hebben gehad.
43
Als gevolg van de langdurige nationale conflicten, is de politiek in Afghanistan niet stabiel en is er geen functionerende rechtsstaat (CAW De Terp, 2010). Dit zorgt voor heel wat chaos in het land en leidt ook tot corruptie (Riphenburg, 2005; Eggerman & Panter-Brick, 2010). Daardoor zijn er nauwelijks beveiligingsdiensten waar de gewone Afghaanse burger beroep op kan doen indien hij in gevaar is. Bij de interviews, waren er negen jongeren die bedreigingen hebben ervaren tegenover hun eigen persoon en familie. Deze bedreigingen waren van verschillende aard, gaande van de vraag om zelfmoordterrorist te worden tot ontvoering van de jongere omdat zijn ouders niet willen dat zijn zus uitgehuwelijkt wordt. Door het vrezen voor hun leven, zijn zij vertrokken uit Afghanistan. Als gevolg van de vele conflicten, zijn de basisbehoeftes van veel Afghaanse inwoners beperkt. Vele gezinnen leven in armoede door de economische instabiliteit en er is ontoereikende educatie voor heel wat kinderen (Riphenburg, 2005; CAW De Terp, 2010; Eggerman & Panter-Brick, 2010). Drie jongeren konden niet langer in deze negatieve spiraal blijven en wilden een omgeving opzoeken met meer kansen. Ze gaven aan dat het onmogelijk was om naar school te gaan, omdat die gelegen was in een te gevaarlijk gebied. Nationale conflicten, conflicten tussen etnische groeperingen, bedreigingen tegen de eigen persoon en gebrek aan kansen zijn dus de vier redenen waarom de jongeren uit Afghanistan gevlucht zijn. Niet elke jongere had één reden, er waren heel wat jongeren die er meer dan één hadden. Voor hen was het onmogelijk om in Afghanistan te blijven, omdat ze er hun leven riskeren of het riskeren van een leven zonder kansen tegemoet te gaan. In een studie van Montgomery et al. (2001) werd ook aangeduid dat jongeren uit het land van herkomst vluchten, omdat de situatie er onleefbaar is geworden. Daardoor vluchten de jongeren naar een land waar ze hopen op meer kansen. Een onderzoek van Thomas et al. (2004) heeft aangegeven dat er heel wat verschillende redenen zijn waarom de jongeren op zoek gaan naar meer kansen in een ander land. Bij de meest voorkomende redenen staat onder andere moord of vervolging van een familielid, het zelf vervolgd zijn en het uitbreken van oorlog. De redenen die Thomas et al. (2004) aangeeft, vallen goed samen met de redenen die aan de hand van dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Zowel het uitbreken van oorlog en het zelf vervolgd zijn, zijn voorname vluchtredenen van de jongeren uit het onderzoek. Ook resultaten uit het onderzoek van Iversen et al. (2010) leunen aan bij de resultaten van dit onderzoek. Iversen et al. (2010) vonden dat politieke opstanden een belangrijke vluchtreden zijn. De conflicten tussen etnische groeperingen in Afghanistan kunnen als vorm van politieke opstanden beschreven worden. Voor twee jongeren hadden deze conflicten een grote invloed op hun vlucht. Er kan hier besloten worden dat de redenen die uit dit onderzoek gebleken zijn, voor een groot deel overeen komen met de bestaande literatuur.
44
Wanneer we naar de verwachtingen van de jongeren in dit onderzoek kijken, zien we dat er vooral een veilige omgeving wordt verwacht. Elf van de twaalf jongeren gaven veiligheid aan als hun belangrijkste verwachtingen. De twaalfde jongen gaf dit ook aan als een belangrijke verwachting, maar niet zijn belangrijkste. Drie jongeren gaven aan dat ze zelfs enkel veiligheid verwachtten, en dat ze aan niets anders dachten. Ze moesten gewoon weg uit de gevaarlijke omgeving. Elke jongere verwachtte dus dat hij veiligheid zou vinden in een ander, voor hem onbekend, land. De jongere die studeren opgaf als zijn meest belangrijke verwachtingen, had ook het beeld voor hem dat het in een ander land beter en gemakkelijker zou zijn om te studeren. Jongeren die uit hun land van herkomst vluchten, hebben meestal een ideaal beeld over hun bestemming (Derluyn & Broekaert, 2007; Riller, 2009). Riller (2009) deed een onderzoek naar de verwachtingen van Irakese vluchtelingen. Daar kwam naar voren dat de vluchtelingen vooral verwachtten te studeren in het land waar ze naartoe gaan. Daarnaast verwachtten ze ook een job uit te oefenen die overeenkomt met hun behaalde diploma en een leven met meer kansen om een toekomst uit te bouwen. Wanneer we deze resultaten naast de resultaten van dit onderzoek leggen, zien we heel wat overeenkomsten. Acht van de twaalf jongeren hoopten te kunnen studeren in België en een diploma te halen. Zeven jongeren verwachtten een goeie job te vinden en wat geld voor zichzelf (8) en hun familie (5) te verdienen. Twee jongeren hadden als belangrijke verwachtingen het zien of in de wereld mensenrechten zijn, omdat ze meer eerlijke kansen in hun leven wilden. In het onderzoek van Iversen et al. (2010) staat schendingen van mensenrechten ook als belangrijke vluchtreden. Als we nu kijken naar de redenen van vluchten en de verwachtingen die jongeren hebben over hun land van bestemming, zien we een duidelijk verband. De vluchtredenen kunnen in twee grote groepen gedeeld worden, namelijk gevaar en gebrek aan kansen. Ook de verwachtingen kunnen in deze zelfde twee groepen gedeeld worden: op zoek naar veiligheid en op zoek naar meer kansen. Onder meer kansen wordt verstaan, meer kansen op studeren, een diploma behalen, een goeie job hebben, geld verdienen om zichzelf en/of familie te onderhouden. Uit de resultaten van dit onderzoek, kan dus wel besloten worden dat de vluchtreden een invloed heeft op de verwachtingen die jonge vluchtelingen hebben.
1.2. BARRIÈRES EN MOEILIJKHEDEN BIJ HET STREVEN NAAR EEN TOEKOMSTPERSPECTIEF De barrières waarmee de meeste jongeren te maken hebben gehad gedurende hun verblijf in België, zijn vooral de taal (4) en de leeftijdstesten (3). De taal betekende voor hen vooral een barrière bij het vertellen van hun vluchtverhaal in het CGVS, ondanks de aanwezigheid van een tolk, en bij het leren kennen van nieuwe mensen. De leeftijdstesten waren voor drie jongeren een probleem, omdat ze op
45
die manier niet meer naar school konden gaan, wat wel een verwachting was van hen. De drie jongeren beweerden minderjarig te zijn,in tegenstelling wat de leeftijdstesten aantoonden. Wanneer we kijken naar de moeilijkheden die de jongeren opsomden, komt vooral de moeilijkheid om aan legale verblijfsdocumenten te geraken naar voren. Acht jongeren vertellen heel wat moeite te hebben met het behalen van de documenten. Ze geven aan dat zowel de wachttijden (4), de ongeloof dat aan hun verhalen wordt gewijd (5) en de slechte situatie waarin ze zich bevinden (3) heel erg moeilijk zijn voor hen. Ze geven ook aan dat het gebrek aan legale verblijfsdocumenten heel wat andere moeilijkheden en barrières met zich meebrengen, wat hun situatie nog moeilijker maakt. Zonder legale verblijfsdocumenten kunnen de jongeren niet studeren, geen diploma halen, niet gaan werken en bijgevolg ook geen geld verdienen. Ook over de plaats waar de meeste jongere (7) verblijven, zijn ze ontevreden. Dit heeft ook rechtstreeks te maken met het gebrek aan legale verblijfsdocumenten. In het onderzoek waren 4 jongeren die een subsidiaire bescherming hebben en één jongere die geregulariseerd is. Twee van de jongeren die een subsidiaire bescherming hebben en de jongere die geregulariseerd is, wonen in een huis alleen, en de twee andere jongeren met subsidiaire bescherming zijn op zoek naar een huis. Vier van deze vijf jongeren duidde aan tevreden te zijn met hun huisvesting. Dit zijn de enige vier van alle twaalf jongeren in het onderzoek die tevreden zijn over hun huisvesting. Wanneer we deze resultaten bekijken met het onderzoek van Khawaja et al.(2008), merken we enkele gelijkenissen op. Volgens het onderzoek zijn er vier grote gebieden waarbij vluchtelingen barrières ervaren, zijnde inburgering, financiële moeilijkheden, sociale isolatie en racisme. Bij inburgering komt de taal naar voren als belangrijkste barrière. Vier jongeren in dit onderzoek vertelden ook dat de taal hen heel wat belemmeringen oplevert op vlak van het leren kennen van nieuwe mensen. Velen zouden ook graag naar school gaan om het Nederlands beter onder de knie te krijgen. Zes jongeren uit het onderzoek vertelden dat ze ontevreden zijn over het geld dat ze krijgen. Deze jongeren kunnen echter nog geen job uitoefenen, waardoor ze afhankelijk zijn van het geld die ze krijgen. Ze hebben heel wat moeite dat ze zich vaak vervelen, terwijl ze eigenlijk in die tijd zouden kunnen gaan werken en geld verdienen. Op dit vlak komt het niet helemaal overeen met het onderzoek van Khawaja et al. (2008). In dit onderzoek zijn de financiële moeilijkheden vooral te wijten aan het niet vinden van de gepaste job, en niet aan het niet kunnen werken. Als derde moeilijkheid sommen Khawaja et al. (2008) de sociale isolatie op. In dit onderzoek vertellen 11 jongeren dat ze niet of nauwelijks problemen hebben om goeie relaties aan te gaan met volwassenen, zoals assistenten in de centra of leerkrachten op school en 9 jongeren die geen probleem hebben met het maken van vrienden. Wel geven ze aan dat ze vooral contact hebben met 46
mensen van Afghaanse afkomst en dat ze graag nog wat meer contact zouden hebben met de Belgische inwoners. Sommige jongeren vertelden wel dat, ook al hebben ze veel contact met andere jongeren, zich soms toch wel eenzaam voelen. Maar niemand van de jongeren gaf aan sociaal geïsoleerd te zijn. De laatste moeilijkheid die Khawaja et al. (2008) aangaven is de impact van racisme. In dit onderzoek rapporteerden 3 jongeren dat ze te maken hebben gekregen met vooroordelen gebaseerd op hun Afghaanse afkomst. Dit was niet de belangrijkste moeilijkheid die ze ervaren, maar het is wel één met grote impact. Men kan dus besluiten dat sommige barrières en moeilijkheden uit dit onderzoek overeen komen met het onderzoek van Khawaja et al. (2008). In dit onderzoek betekenen de papieren de grootste moeilijkheid voor de jongeren, maar aangezien de mensen in het onderzoek van Khawaja et al. (2008) reeds als vluchteling erkend waren, betekent dit voor hen geen problemen meer. Deze kan men dus niet vergelijken met het reeds bestaand onderzoek. Heel wat onderzoek (onder andere O’Donnell et al., 2007; Miedema et al., 2008; Asgary & Segar, 2011; Drummond et al., 2011) heeft aangetoond dat de ontoereikende medische zorg de grootste barrière betekent voor veel vluchtelingen. In dit onderzoek duidden echter negen jongeren geen tot nauwelijks problemen te hebben met het bereiken van medische zorg. De drie jongeren die aangaven dat ze wel problemen hebben met het bereiken van medische zorg, duidden wel aan dat dit niet hun ergste barrière is. In dit onderzoek rapporteren wel heel wat jongeren (10) dat ze met heel veel stress te maken hebben in hun leven. Een gepaste individuele begeleiding is momenteel voor vijf jongeren echter niet mogelijk. Vluchtelingenwerk Nederland (2004) en de Gruijter & ter Woerds (2005) geven nog het lange verblijf in asielcentra aan als belemmering. In dit onderzoek is het lange verblijf in een asielcentrum slechts voor één persoon van toepassing. Door het gebrek aan rechten van mensen zonder papieren, zijn er wel 8 personen die de beperkte vrijheid en de onmogelijkheid tot studeren en werken als een belemmering aanduidden. Velen lijden (8) ook onder de onzekerheid over hun toekomst in België, wat ook naar voren kwam als belemmering bij onderzoeken van Vluchtelingenwerk Nederland (2004) en de Gruijter & ter Woerds (2005). De grootste barrière waar de jongeren in dit onderzoek mee kampen, is het verkrijgen van legale verblijfsdocument. Dit betekent niet enkel een moeilijkheid, maar het brengt ook moeilijkheden met zich mee op vlak van o.a. studeren, werken en huisvesting.
47
1.3. HULP BIJ HET INLOSSEN VAN DE VERWACHTINGEN De twaalf deelnemers zijn heel erg tevreden dat de Belgische staat hen de veiligheid geboden heeft waar ze op zoek waren na hun vlucht uit Afghanistan. Van elf jongeren was dit hun voornaamste verwachting en die werd voor iedereen ingelost. Ze gaven aan dat het een grote opluchting is om vrij over straat te lopen. Wel vinden acht jongeren het heel erg jammer dat de Belgische staat hen niet meer kan helpen met het bekomen van legale verblijfsdocumenten en soms (5) hun vluchtverhaal niet geloven. Zeven van de twaalf jongeren hebben de kans (gehad) om naar school te kunnen gaan in België. Twee jongeren gaven aan heel wat steun gekregen te hebben van leerkrachten op school. Zowel emotioneel als financieel hebben ze veel hulp gekregen van hun leerkrachten. Die leerkrachten hebben het voor hen mogelijk gemaakt om te studeren. Vier andere jongeren gaven aan dat gewoon naar school gaan hen al heel erg helpt met het omgaan van stress. Het helpt hen hun gedachten even op iets anders te richten. Ook het omgaan met klasgenoten helpt hen met hun stress om te gaan. Eén van de jongeren gaf zelfs aan dat het schoollopen het enige van nut is in zijn leven. Fazel & Stein (2002) gaven in hun onderzoek ook aan dat schoollopen een erg goede invloed heeft op de veerkracht van jongeren. Het helpt hen structuur aan hun dag te brengen, hun peerrelaties te stimuleren en hun identiteit te creëren. Dit komt heel goed tot uiting in de verhalen van zes jongeren. Naast de hulp van de Belgische staat en leerkrachten, hebben 6 jongeren ook erg veel ondersteuning aan de assistenten die ze hebben in het centrum of LOI waar ze verblijven. Zowel voor een goede babbel, als voor praktische ondersteuning hebben ze al heel wat gehad aan hun assistenten. Eén jongere gaf nog aan dat hij een Belg ontmoet heeft waarbij hij enige tijd mag verblijven. Zonder zijn steun, riskeerde hij wekenlang op straat te moeten overleven. Een andere jongen heeft de kans reeds enige tijd mee te draaien in een persagentschap als vrijwilliger en is de mensen waarvan hij deze kans gekregen heeft, heel erg dankbaar. Door dit werk te doen, voelt de jongere zich nuttig en heeft hij niet veel tijd om na te denken over zijn droevige situatie in België. Hij bevindt zich in een milieu van mensen die hem constant steunen in wat hij doet. Dit betekent een sterke protectieve factor voor de jongen (Fazel & Stein, 2002). Vooral personen die geassocieerd worden met school of werken, worden als een belangrijke hulpbron door de jongeren aangewezen. Zowel school als werk helpt de jongeren hun gedachten te verzetten, waardoor ze dit als meer positief zullen aanzien. Het is eventjes een moment om niet aan hun moeilijke situatie te denken.
48
1.4. DE NIEUWE VERWACHTINGEN EN HET TOEKOMSTPERSPECTIEF Wanneer de jongeren over hun toekomst vertelden, waren de meeste (7) onzeker over wat er verder in hun leven zal gebeuren. Twee jongeren zagen hun toekomst zelfs negatief in. Het onzekere toekomstperspectief komt ook naar voren in een onderzoek van Sourander (1998). De jongeren hebben heel wat verwachtingen die ze nog willen bereiken, maar hebben helemaal geen idee of ze ooit de kans zullen hebben deze te kunnen bereiken. Door nog steeds geen legale verblijfsdocumenten te hebben, hebben ze beperkte rechten. De verwachtingen die ze hebben, zoals studeren en een job vinden, kunnen ze op dit moment nog niet inlossen. Ze moeten constant wachten op een uitspraak en riskeren het land uitgewezen te worden. Montgomery et al. (2001) duidt dit aan als ‘status-in-waiting’. Ze hebben te maken met een voortdurende onzekerheid, wat ook invloed heeft op hun psychologisch welzijn (Derluyn & Broekaert, 2008) en op hun hulpeloosheid (Gifford et al., 2007). Door hun ‘status-in-waiting’ kunnen ze niets anders doen dan afwachten op een uitspraak of het voor hen mogelijk wordt hun verwachtingen te realiseren. Zeven jongeren geven wel aan dat ze de kracht hebben hun problemen aan te pakken. Ze willen echt werken voor hun verwachtingen en weten dat ze daartoe in staat zijn, mits ze hiertoe de mogelijkheid krijgen. Dit is echter het probleem voor vijf jongeren, ze krijgen de mogelijkheid niet om aan hun verwachtingen te werken door het uitblijven van legale verblijfsdocumenten. In een onderzoek van Iversen et al. (2010) wordt gekeken in welke mate het toekomstperspectief en de verwachtingen vluchtelingen en asielzoekers verschilt. In de resultaten blijkt dat 37,5% van de asielzoekers en 52,4% van de vluchtelingen aangeven niet verwachten te bereiken wat ze eigenlijk zouden willen bereiken. In dit onderzoek is één jongere geregulariseerd en hebben vier jongeren subsidiaire bescherming, wat overeenkomt met de beschrijving van vluchteling in het onderzoek van Iversen et al. (2001). De andere zeven jongeren komen overeen met de beschrijving van asielzoeker bij Iversen et al. (2001). Van de vluchtelingen uit dit onderzoek, zijn er 2 jongeren die denken hun verwachtingen te kunnen realiseren en 3 andere die slechts een beetje denken hun verwachtingen te kunnen realiseren. Wanneer we kijken naar de asielzoekers, zijn er 4 jongeren die denken hun verwachtingen te kunnen realiseren (wat overeen komt met 57%), 2 jongeren die een beetje denken hun verwachtingen te kunnen realiseren en één jongere die niet verwacht zijn verwachtingen te realiseren. Deze kleine steekproef is natuurlijk niet te vergelijken met het onderzoek van Iversen et al. (2010), maar ruim bekeken scoren de asielzoekers in dit onderzoek hoger bij de kans die ze zichzelf geven hun verwachtingen te kunnen bereiken, dan de asielzoekers in het onderzoek van Iversen et al. (2010).
49
Wanneer we gaan kijken naar de nieuwe verwachtingen van de jongeren, is studeren bij de meeste jongeren (8) hun belangrijkste verwachtingen. Alle acht hebben ze reeds een idee voor wat ze willen studeren en waarin ze een diploma willen behalen. Voor twee andere jongeren is het halen van een job de belangrijkste verwachting. Slechts voor één jongere is het behalen van legale verblijfsdocumenten de belangrijkste verwachting, maar voor tien andere jongeren behoort dit ook tot hun verwachtingen, alleen duiden ze dit niet aan als hun belangrijkste. Ze moeten echter wel deze verwachting eerder behalen voor ze aan hun andere verwachtingen kunnen werken. De enige jongere die niet verwacht legale verblijfsdocumenten te behalen, is reeds geregulariseerd.
1.5. VERWACHTINGEN DAN EN NU De veiligheid waar elke jongere op zoek was, werd in België gevonden. Ze zijn erg opgelucht dat het gevaar geweken is en ze zonder angst op straat kunnen rondlopen. Dit was voor enkele jongeren ook hun enige verwachting. Ze verwachtten niets anders dan dat, zolang ze maar veilig waren. Maar wanneer ze enige tijd in België waren, merkten ze dat ze met deze veiligheid alleen niet ver geraakten. Ze maakten de bedenkingen wat de betekenis van veiligheid is, als ze niets met hun leven konden doen. Snel na hun aankomst maakten de jongeren dus nieuwe verwachtingen, verwachtingen om iets met hun leven te doen. Ze willen studeren, willen een diploma halen, een goeie job vinden, kortom, ze willen zo veel mogelijk afstand doen van hun status als vluchteling of asielzoeker en een normaal leven opbouwen. Ze willen kun eigen keuzes kunnen maken, hun eigen geld kunnen verdienen. Voor vele jongeren (7) wordt dit echter verhinderd door het gebrek aan legale verblijfsdocumenten. Al de verwachtingen die ze hebben, zoals studeren en werken, kunnen niet gerealiseerd worden zolang ze geen geldige papieren hebben. Het krijgen van legale verblijfsdocumenten duiden ze niet aan als hun belangrijkste verwachtingen, maar ze beseffen goed dat dit wel de reden is waarom hun belangrijkste verwachtingen niet kunnen gerealiseerd worden. Ze willen echt aan hun verwachtingen werken, ze willen zich niet nutteloos voelen, maar krijgen er hier de mogelijkheid niet toe. We kunnen dus wel besluiten dat de verwachtingen heel wat verschillen op het moment dat de jongeren Afghanistan verlieten met dit ogenblik. Doordat hun belangrijkste verwachting ingelost was, zijn ze op zoek gegaan naar nieuwe verwachtingen, nieuwe uitdagingen. Dit is niet eigen aan vluchtelingen. Elke persoon heeft zijn eigen verwachtingen en hoopt deze binnen enige tijd te kunnen bereiken. Heel veel mensen willen iets van hun leven maken, en dit verschilt niet bij jonge vluchtelingen.
50
2. BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK Bij de interpretatie van bovenstaande resultaten, moet rekening gehouden worden met een aantal beperkingen die dit onderzoek kenmerken. Als eerste wordt dit onderzoek gekenmerkt door een beperkte deelname, ondanks de diensten die werden gecontacteerd. Dit heeft als gevolg dat de resultaten en tendensen met omzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Door deze kleine steekproef, kunnen de resultaten niet gegeneraliseerd worden naar alle jonge Afghaanse niet-begeleide vluchtelingen in België. Om dit mogelijk te maken, dient een uitgesproken deelverzameling van de totale populatie onderzocht worden (Schuyten, 2006), wat hier niet het geval is. Het generaliseren is echter niet de bedoeling van dit onderzoek. Ook de samenstelling van de onderzoeksgroep kan vertekeningen met zich meebrengen. Diensten en jongeren waren volledig vrij in de keuze om al dan niet deel te nemen aan het onderzoek. Enkele diensten wilden hun jongeren niet deel laten nemen aan het onderzoek, daar ze vreesden dat de vragen emotioneel te zwaar zouden zijn. Enkele jongeren lieten ook weten dat ze niet wilden deelnemen, omdat ze zich niet klaar voelden om over hun situatie te praten. In Bean et al. (2007) geeft Weisaeth (1989) aan dat de jongeren die het meest met traumatische ervaringen te maken hebben gehad, zich minst opgeven voor een onderzoek. Dit om te vermijden over de opgelopen trauma’s te praten en te denken. Op deze manier is het mogelijk dat dit onderzoek in positieve zin is vertekend. Bovendien is slechts één jongere uit het onderzoek reeds geregulariseerd en zijn er vier jongeren die een subsidiaire bescherming hebben, wat een vertekening in negatieve zin kan betekenen. Een andere beperking is dat de deelnemers niet allemaal aan het PSC verbonden zijn. Dit was de intentie van het onderzoek, aangezien er dan een vergelijking kan gedaan worden tussen jongeren met dezelfde hulpmogelijkheden. Dit was echter niet mogelijk, aangezien slechts negen jongeren, die verbonden waren aan het PSC, bereid waren deel te nemen aan het onderzoek. Wanneer er gekeken wordt naar het vertrouwen tussen de jongeren en de onderzoekster, was er slechts met vier jongeren enige vertrouwensrelatie opgebouwd bij de participatieve observatie gedurende het PSC jongerenkamp. Het viel op dat deze jongeren meer vertelden over hun situatie dan de overige acht jongeren. Deze kampweek was zeker niet voldoende het volle vertrouwen te verwerven bij de jongeren, maar het was wel een grote stap in de goede richting. Bij de acht andere jongeren was er soms wat wantrouwen te merken. De jonge vluchtelingen die nog geen uitsluitsel gekregen hebben betreffende hun legale verblijfsdocumenten, zijn vaak ook voorzichtig met de informatie die zij meegeven.
51
In tweede instantie zorgden de gehanteerde instrumenten, namelijk de vragenlijsten en het interview, ook voor enkele beperkingen. Bij de vragenlijsten werd enige vaardigheid van lezen verwacht. Niet elke jongere was in staat alles te begrijpen wat in de vragenlijsten stond, ondanks de verschillende taalmogelijkheden van de vragenlijsten. De mondelinge toedracht van de onderzoekster kon dit voor een deel tegengaan. Ook voor de interviews zorgde de taal soms voor een barrière, ondanks de mogelijkheid om de interviews in het Nederlands, Frans, Engels of andere taal met behulp van een tolk, te laten doorgaan. Sommige jongeren konden zich niet altijd helemaal uitdrukken zoals ze wilden. Naast deze taalbarrière, was er ook sprake van cultuurverschillen. Het is mogelijk dat de onderzoekster een aantal zaken vanuit een cultureel verschillend referentiekader heeft geïnterpreteerd. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid dat jongeren antwoorden gaven die sociaal wenselijk zijn. Derluyn et al. (2008) geven aan dat er een kans bestaat dat jongeren zaken positiever gaan weergeven dan ze in werkelijkheid zijn. Een laatste beperking is dat de gegevens slechts door één onderzoekster zijn verzameld en geïnterpreteerd, waardoor er enige invloed van de onderzoekster aanwezig is. De interne betrouwbaarheid wordt wel vergroot, doordat er delen uit de originele gesprekken gebruikt zijn bij de rapportage. Ook werd gebruik gemaakt van een computerprogramma om de gegevens te analyseren en werd er methodetriangulatie toegepast (Maso & Smaling, 2004). Ondanks dat de steekproefgrootte van dit onderzoek te klein was om de resultaten te generaliseren, betekent dit onderzoek wel een stap om aanbevelingen te formuleren voor de praktijk, het beleid en verder onderzoek.
52
3. AANBEVELINGEN 3.1. AANBEVELINGEN VOOR HET BELEID EN DE PRAKTIJK Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek formuleer ik een aantal aanbevelingen voor het beleid en voor de praktijk. Als eerste zou ik de lange wachttijden van de procedures voor legale verblijfsdocumenten willen aanhalen. Een groot aantal jongeren gaven gedurende de interviews aan dat ze reeds lange tijd aan het wachten zijn of hebben moeten wachten op een beslissing aangaande hun verblijfsdocumenten. De jongeren dragen gedurende lange tijd de ‘status-in-waiting’ mee, wat een deuk geeft op hun hoop op een mooie toekomst (Montgomery, 2001) en invloed heeft op hun psychologisch welzijn (Derluyn & Broekaert, 2008). Op politiek vlak is de asielprocedure op 1 juli 2007 grondig hervormd geweest. Eén van de zaken die deze hervorming met zich meebracht, was de snellere asielprocedure (Kruispunt Migratie-Integratie, 2011c). Gedurende de interviews kwam echter naar voren dat deze periode nog steeds heel erg lang is, wat een belangrijke bron van stress voor hen betekent. Daarnaast wordt aanbevolen dringend de opvangcrisis voor jonge vluchtelingen aan te pakken. Deze heeft tal van consequenties. Als eerste worden alleenstaande minderjarige asielzoekers en nietbegeleide minderjarige niet-asielzoekers als twee homogene groepen gezien. Deze groepen zijn echter zeer heterogeen met jongeren met uiteenlopende noden. Door de verschillende ervaringen die ze meegemaakt hebben, hebben ze elk verschillende behoeftes. Ten tweede worden jongeren naar verschillende vormen van opvang gezonden, naargelang ze asiel aanvragen of niet. Jongeren zouden echter naar verschillende opvangsvormen gezonden moeten worden naargelang hun noden en behoeftes en niet naargelang hun verblijfsdocumenten (Derluyn & Broekaert, 2007, 2008). Ten derde dienen niet-asielaanvragers die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden, in de bijzondere jeugdzorg terecht te komen. Er is echter een nijpend plaatstekort, waardoor velen onder hen uiteindelijk toch in het opvangnetwerk van Fedasil terecht komen (Fedasil, 2003; Koning Bouwdewijnstichting, 2003; Derluyn & Broekaert, 2008; Kruispunt Migratie-Integratie, 2011a). In de interviews kwam vaak het ongenoegen van de jongeren naar voren dat ze niet naar school kunnen gaan omdat ze ouder dan 18 zijn. Sommigen onder hen hebben hun school abrupt moeten onderbreken doordat ze de meerderjarigheid hadden bereikt. Vele jongeren willen echter naar school blijven gaan en een diploma behalen, om iets van hun leven te maken. Ik zou de aanbeveling willen geven om alle jongeren de kans te geven te blijven studeren na hun 18e verjaardag. De jongeren krijgen bijgevolg niet enkel de kans om een diploma te behalen, maar ook om hun veerkracht te versterken als gevolg van de positieve invloed van een schoolomgeving. Ook een
53
vlottere en meer begeleide overgang van opvangcentrum op het moment de jongeren meerderjarig worden, is aangewezen. Sommige jongeren vertelden dat, vanaf het moment de leeftijdstesten aantoonden dat ze meerderjarig waren, ze letterlijk op straat werden gezet. Het doorverwijzen en correct informeren van de jongeren over hun verblijfsmogelijkheden lijkt mij hier erg aangewezen Als laatste zou ik nog een aantal aanbevelingen willen formuleren, specifiek gericht op Afghaanse vluchtelingen. De Belgische staat baseert zich op de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) kwalificatierichtlijnen van juli 2009 om volgens regio te beslissen of een Afghaanse vluchteling effectief de status van vluchteling of subsidiaire bescherming wordt toegekend. Er wordt vertrokken vanuit de veronderstelling dat de veiligheid in Afghanistan verschilt per regio, waardoor de Belgische staat enkel de status van subsidiaire bescherming zal toekennen aan burgers afkomstig uit de regio’s die op de lijst als meest onveilig vermeld staan. De UNHCR heeft ondertussen afstand genomen van de lijst met onveilige regio’s, omdat de situatie in Afghanistan zodanig snel verandert, dat er niet gepast kan nagegaan worden waar het nog veilig is. Ze geven nu de richtlijn om elk geval apart te bekijken (United Nations High Commissioner for Refugees, 2009; Maes, 2010). In België zijn in het jaar 2009 11 Afghanen teruggestuurd naar Kaboel (Danckaers, 2010). De Afghaanse hoofdstad staat niet op de lijst van risicovolle gebieden, omdat er geen open gevechten worden gehouden (CGVS, 2010). Desondanks gebeuren vaak bom- en zelfmoordaanslagen in de hoofdstad. Ook al zijn de burgers niet het doelwit van deze aanslagen, toch behoren zij vaak tot de slachtoffers. Er kunnen dus vragen gesteld worden rond de methode om te selecteren op basis van regio (Danckaers, 2010). Afghaanse vluchtelingen die wel uit de gevaarlijke regio’s komen, moeten bij hun asielprocedure ‘recent verblijf’ kunnen aantonen in deze regio. Hiermee wordt gekeken of de vluchteling effectief uit één van de getroffen gebieden komt en er recent heeft verbleven (Westerveen, 2009). In de vluchtelingendefinitie van de Conventies van Geneve staat echter nergens beschreven dat het een vereiste is dat de vluchteling recent in zijn regio van oorsprong moest verbleven hebben. Het aantonen van recent verblijf is bijgevolg geen te vervullen eis om als vluchteling erkend te worden. Het al dan niet toekennen van het vluchtelingenstatuut moet aan een onderzoek onderworpen worden waar gekeken wordt of er in de toekomst problemen zouden kunnen zijn voor de asielzoeker. Het verleden zou hier geen beslissende rol mogen spelen (Westerveen, 2009).
3.3. AANBEVELINGEN VOOR VERDER ONDERZOEK Als laatste wil ik nog enkele aanbevelingen formuleren voor verder onderzoek.
54
In de literatuur bestaan heel wat onderzoeken die het verleden van de jonge vluchtelingen als focus hebben. Heel wat minder zijn de onderzoeken naar de toekomst en verwachtingen van deze doelgroep. Er zijn reeds wat onderzoeken naar verwachtingen van vluchtelingen (onder andere Riller, 2009, & Iversen et al., 2010), maar onderzoeken met de specifieke toespits op jonge vluchtelingen is gering. Bij deze jonge doelgroep behoort het vormen van een toekomstperspectief tot hun ontwikkelingstaken (de Wit et al., 2004). Ze hebben ook nog heel wat belangrijke keuzes te maken in hun leven, waardoor hun verwachtingen kunnen verschillen met de volledig vluchtelingenpopulatie. Dit onderzoek zou een eerste stap kunnen betekenen naar verder onderzoek hierover. Enkele beperkingen van dit onderzoek kunnen meegenomen worden naar volgend onderzoek. Als eerste zou het aangewezen zijn om dit onderzoek met dezelfde probleemstelling en onderzoeksvragen als longitudinaal onderzoek uit te voeren. Sommige jongeren hadden tijdens de interviews moeite met het herinneren welke verwachtingen ze precies hadden bij het vertrek uit Afghanistan. Bij een longitudinaal onderzoek zouden een aantal keren het huidige moment besproken worden. Jongeren vinden het vaak gemakkelijker om over hun gevoelens en gedachtes van nu te vertellen, dan over hun gevoelens en van een aantal jaren geleden. Wanneer de jongeren voor de eerste keer naar hun verwachtingen worden gevraagd, zou ook gevraagd kunnen worden op welke manier zij zichzelf de kans inschatten deze verwachtingen in te lossen en op welke manier. Bij een volgende interview kan daar op teruggekoppeld worden. Daarnaast is het aanbevolen de steekproef van dit onderzoek uit te breiden. Door de geringe steekproef was het niet mogelijk om de resultaten te veralgemenen naar alle jonge Afghaanse vluchtelingen in België. Het uitbreiden van de steekproef zou de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek nog verhogen en er zou een mogelijkheid zijn om statistische vergelijkingen uit te voeren aan de hand van de vragenlijsten. Ten derde is het aangewezen om, indien de steekproef zou kunnen uitgebreid worden, een vergelijking te maken tussen jonge vluchtelingen met verschillende verblijfsdocumenten, zoals subsidiaire bescherming, regularisatie of asielprocedure. In dit onderzoek was slechts één jongere geregulariseerd. Hij rapporteerde heel wat meer positieve ervaringen dan jongeren in asielprocedure, maar aangezien hij alleen was, kunnen hier geen conclusies uit getrokken worden. Het zou handig zijn na te gaan of de verwachtingen van jongeren met verschillende verblijfsdocumenten uiteenliepen bij het vertrek uit hun land van herkomst. Ten laatste kan het interessant zijn om een vergelijking te maken tussen verwachtingen van jonge vluchtelingen uit verschillende landen. Elke respondent in dit onderzoek gaf het gebrek aan veiligheid 55
in Afghanistan aan als vluchtreden. Jonge vluchtelingen uit andere landen zouden verschillende redenen kunnen hebben, wat tot uiteenlopende verwachtingen zouden kunnen leiden.
BESLUIT Jonge vluchtelingen moeten vaak met tegenzin hun thuisland verlaten omdat het voor hen niet meer mogelijk is er te blijven. Ze hopen een mooiere toekomst te kunnen opbouwen in een nieuw land en verwachten een betere situatie. In Afghanistan speelt de onstabiele en gevaarlijke situatie een grote rol bij het vluchten van vele jongeren. Deze jongeren zijn op zoek naar een veilige plaats, een plaats waar ze geen schrik moeten hebben iedere keer ze de straat opgaan. Wanneer ze aankomen in een ander land, worden ze geconfronteerd met een nieuwe cultuur, gewoontes, regels en wetten, die zowel een positief als negatief effect hebben op de jongeren. Ze vinden er de veiligheid waarnaar ze reeds enige tijd op zoek waren en nemen nieuwe verwachtingen aan om iets van hun leven te maken. Ze worden echter geconfronteerd met een beperkte vrijheid bij het streven naar hun nieuwe verwachting. Veel jongeren ervaren heel wat moeilijkheden bij het verkrijgen van legale verblijfsdocumenten, waarop hun leven als het ware op pauze gezet wordt. Op dit moment zitten heel wat jongeren te wachten op het moment ze te horen zullen krijgen dat ze opnieuw aan hun leven mogen beginnen, opnieuw mogen streven om hun vele verwachtingen in te lossen. Maar naast het wachten wordt steeds de onzekerheid gekoppeld dat dit moment er nooit zou kunnen komen. Dit heeft een grote invloed op het psychologisch welzijn van jongeren, waardoor ze zich hopeloos en hulpeloos gaan voelen. Daarom is gepaste begeleiding voor deze jongeren nodig, zowel onder als boven de achttien. Op hulp kan geen leeftijd getrokken worden.
56
BIBLIOGRAFIE
Asgary, R., & Segar, N. (2011). Barriers to health care access among refugee asylum seekers. Journal of Health Care for the Poor and Underserved, 22, 506-522. Baarda, D. (2009). Dit is onderzoek! Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Baarda, D., de Goede, M., & Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff bv. Bean, T. M., Eurelings-Bontekoe, E., & Spinhoven, P. (2007). Course and predictors of mental health of unaccompanied refugee minors in the Netherlands: One year follow-up. Social Science & Medicine, 64, 1204-1215. Bean, T., Eurelings-Bontekoe, E., Mooijaart, A., & Spinhoven, P. (2006). Factors associated with mental health service need and utilization among unaccompanied refugee adolescents. Administration and Policy in Mental Health and Mental Health Services Research, 33, 342355. Beck, A., Brown, G., Berchick, R., Stewart, B., & Steer, R. (1990). Relationship between hopelessness and ultimate suicide: A replication with psychtiatric outpatients. American Journal of Psychiatry, 147, 190-195. Beck, A., Steer, R., Kovacs, M., & Garrison, B. (1985). Hopelessness and eventual suicide: A 10-year prospective study of patients hospitalized with suicidal ideation. American Journal of Psychiatry, 142, 559-563. Bouwstenen voor onderzoek in onderwijs en opleiding. (2011). Kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Geraadpleegd op 28 juni 2011 van http://studion.fss.uu.nl/Bouwstenenonline/2b3kwalitatiefenkwantitatief.doc Burnett, A., & Peel, M. (2001). Asylum seekers and refugees in Britain. What brings asylum seekers to the United Kingdom? BMJ , 322, 485-488. CAW De Terp - PSC- Vluchtelingenwerk. (2011). Jaarverslag 2010. CAW De Terp. (2010). Verslag studienamiddag 'Hoe veilig is Afghanistan?' 23 februari 2010. Antwerpen. Cloet, M. (2007). Voldongen feit? Opvang en begeleiding van buitenlandse, niet-begeleide minderjarigen. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. (2008a). De asielprocedure in België-Informatie voor asielzoekers. Brussel: Commissaris-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen.
57
Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. (2008b). Jaarverslag CGVS. Brussel: Commissaris-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. (2009). Subsidiaire bescherming. Brussel: Commissaris-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. (2010). Beleid van het CGVS inzake asielaanvragen van Afghaanse asielzoekers. Brussel: Commissaris-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen. Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. (2011a). 2010 Jaarverslag. Brussel: Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. (2011b). Asielstatestieken overzicht 2010. Geraadpleegd op 31 maart 2011 van http:// www.cgra.be/nl/cijfers/ Danckaers, T. (2010). Jonge asielzoekers moeten "terug naar Kaboel". MO* . Geraadpleegd op 3 april 2011 van http://www.mo.be/artikel/jonge-asielzoekers-moeten-terug-naar-kaboel de Gruijter, M., & ter Woerds, S. (2005). Kansen en belemmeringen bij maatschappelijke participatie van hoger opgeleide vrouwelijke vluchtelingen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. De Jong-Gierveld, J. (1987). Twee meten meer dan één. Het complementaire gebruik van survey- en interpretatieve methoden in een onderzoeksproject. Sociologische Gids, 34, 420-429. de Wit, J., Slot, W., & van Aken, M. (2004). Psychologie van de adolescentie. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Derluyn, I., & Broekaert, E. (2007). Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen: onoplosbare paradoxen. De Orde van de dag: Criminaliteit en Samenleving, 37, 29-34. Derluyn, I., & Broekaert, E. (2008). Unaccompanied refugee children and adolescent: the glaring contrast between a legal and a psychological perspective. International Journal of Law and Psychiatry, 31, 319-330. Derluyn, I., Mels, C., & Broekaert, E. (2009). Mental health problems in separated refugee adolescents. Journal of Adolescent Health, 44, 291-297. Develtere, L. (2009). Afghaanse minderjarige vluchtelingen. Dwalend als spoken door Europa. MO*. Geraadpleegd op 2 maart 2011 van http://www.mo.be/artikel/afghaanse-minderjarigevluchtelingen Dienst Vreemdelingenzaken. (2011). Activiteitenrapport 2010. Geraadpleegd op 24 juni 2011 van https://dofi.ibz.be/nl/jaarverslag/2010_NL.pdf Drummond, P., Mizan, A., Brocx, K., & Wright, B. (2011). Barriers to accessing health care services for West Africa refugee women living in Western Australia. Health Care for Women International, 32, 206-224.
58
Eggerman, M., & Panter-Brick, C. (2010). Suffering, hope, and entrapment: Resilience and cultural values in Afghanistan. Social Science & Medicine, 71, 71-83. Fazel, M., & Stein, A. (2002). The mental health of refugee children. Archs Dis Child, 87, 366-370. Fazel, M., & Stein, A. (2003). Mental health of refugee children: comparative study. BMJ, 327, 134. Fedasil & Child Focus. (2005). Profiel- en trajectmonitoring van de niet-begeleide minderjarige asielzoekers in België. Geraadpleegd op 10 april 2010 van http://www.fedasil.be/home/attachment/i/6312 Fedasil. (2003). Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen. Geraadpleegd op 2 april 2010 van http://www.fedasil.be/home/minors Fedasil. (2008). Wegwijzer voor Niet-Begeleide Minderjarigen in België. Brussel: Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (Fedasil). Fedasil. (2011a ). Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, artikels 54. Geraadpleegd op 31 maart 2011 van http://www.fedasil.eu/home/attachment/i/2977 Fedasil. (2011b). Het traject van een niet-begeleide buitenlandse minderjarige. Geraadpleegd op 31 juni 2011 van http://www.fedasil.be/nl/home/nbbmtour Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. 15 september 2005. Omzendbrief betreffende het verblijf van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Belgisch Staatsblad, 7 oktober 2005 Fozdar, F., & Torezani, S. (2008). Discrimination and well-being: Perceptions of refugees in Western Australia. The International Migration Review, 42, 30-63. Gifford, S., Bakopanos, C., Kaplan, I., & Correa-Velez, I. (2007). Meaning or measurement? Researching the social contexts of health and settlement among newly-arrived refugee youth in Melbourne, Australia. Journal of Refugee Studies, 20, 414-437. Global Commission on International Migration. (2005). Report of the global commission on International migration. Population and Development Review, 31, 787-798. Hancké, C. (2010). Afghaanse tieners dolen door Europa. De Standaard . Harker, K. (2001). Immigrant generation, assimilation, and adolescent psychological well-being. Social Forces, 79, 969-1004. Hatoss, A., & Sheely, T. (2009). Language maintenance and identity among Sudanese-Australian refugee-background youth. Journal of Multilingual and Multicultural Development, 30, 127144. Hulewat, P. (1996). Resettlement: A cultural and psychological crisis. Social Work, 41, 129-135. International Crisis Group. (2009). Afghanistan: What Now for Refugees?
59
Iversen, V. C., Berg, J. E., & Vaaler, A. E. (2010). Expectations of the future: Immigrant, asylum seeker, or refugee - does it matter? Journal of Psychiatric Intensive Care, 6, 23-30. Johnson, M. A. (2007). The social ecology of acculturation: implications for child welfare services to children of immigrants. Children and Youth Services Review, 29, 1426-1438. Jones, C. J., & Trickett, E. J. (2005). Immigrant adolescents behaving as culture brokers: a study of families from the former soviet union. The Journal of Social Psychology, 145, 405-427. Jongerenwerking Protestants Sociaal Centrum / CAW De Terp. (2010). Jaarverslag 2009. Joyce, A., Jaya, E., De Mori, G., & Silvagni, G. (2009). The experiences of students from refugee backgrounds at universities in Australia: Reflections on the social, emotional and practical challenges. Journal of Refugee Studies, 23, 82-97. K.U.Leuven. (2011). NVivo. Geraadpleegd op 5 https://admin.kuleuven.be/icts/services/software/licenties/nvivo
juli
2011
van
Khawaja, N. G., White, K. M., Schweitzer, R., & Greenslade, J. H. (2008). Difficulties and coping strategies of Sudanese refugees: a qualitative approach. Transcultural Psychiatry, 45, 489512. Kohli, R., & Mather, R. (2003). Promoting psychological well-being in unaccompanied asylum seeking young people in the United Kingdom. Child and Family Social Work, 8, 201-212. Koning Boudewijnstichting. (2003). Buitenlandse niet-begeleide minderjarigen in België. Stand van zaken en praktijkvoorbeelden voor opvang en hulpverlening. Brussel: Koning Boudewijnstichting. Kruispunt Migratie-Integratie. (2011a). OCMW en Opvang. Geraadpleegd op 23 juni 2011 van http://www.kruispuntmi.be/vreemdelingenrecht/wegwijs.aspx?id=330 Kruispunt Migratie-Integratie (2011b). Cijfers over etnisch-culturele diversiteit. Geraadpleegd op 23 juni 2011 van http://www.kruispuntmi.be/thema.aspx?id=5513 Kruispunt Migratie-Integratie (2011c). Verblijsstatuten. Geraadpleegd op 10 juli 2011 van http://www.kruispuntmi.be/vreemdelingenrecht/wegwijs.aspx?id=245 Kuczynski, L. (2003). Handbook of Dynamics in Parent – Child Relations. California: Sage Publications, Inc. Lorek, A., Ehntholt, K., Nesbitt, A., Wey, E., Githinji, C., Rossor, E., & Wickramasinghe, R. (2009). The mental and physical health difficulties of children held within a Britisch immigration detention center: A pilot study. Child Abuse & Neglect, 33, 573-585. Maes, A. (2010). Analyse beleid CGVS. Antwerpen: Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen Maso, I., & Smaling, A. (2004). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom.
60
Mels, C., Derluyn, I., Broekaert, E., & Rosseel, Y. (2009). Screening for traumatic exposure and posttraumatic stress symptoms in adolescents in the war-affected eastern democratic Republic of Congo. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 163, 525-530. Miedema, B., Hamilton, R., & Easley, J. (2008). Climbing the walls. Structural barriers to accessing primary care for refugee newcomers in Canada. Canadian Family Physician, 54, 335-336. Monsutti, A. (2010). The transnational turn in migration studies and the Afghan social networks. In Chatty, D. & Finlayson, B. Dispossession and Displacement. Forced Migration in the Middle East and North Africa. Oxford University: The British Academy. Montgomery, C., Rousseau, C., & Shermarke, M. (2001). Alone in a strange land: Unaccompanied minors and issues of protection. Canadian Ethnic Studies, 33, 102-120. Nadler, E. P., Brotman, L. M., Miyoshi, T., Fryer, Jr. G. E., & Weitzman, M. (2009). Morbidity in obese adolescents who meet the adult national institutes of health criteria for bariatric surgery. Journal of Pediatric Surgery, 44, 1869–1876. Nesdale, D., & Mak, A. S. (2003). Ethnic identification, self-esteem and immigrant psychological health. International Journal of Intercultural Relations, 27, 23-40. O'Donnell, C., Higgins, M., Chauhan, R., & Mullen, K. (2007). "They think we're OK and we know we're not". A qualitative study of asylum seekers' access, knowledge and views to health care in the UK. BMC Health Services Research, 7, 1-11. OCMW Zwevegem. (2011). Lokaal opvanginitiatief voor asielzoekers. Geraadpleegd op 23 juni 2011 van http://www.zwevegem.be/producten/lokaal-opvanginitiatief-voor-asielzoekers-loi Pine, D. S., Costello, J., & Masten, A. (2005). Trauma, proximity, and developmental psychopathology: The effects of war and terrorism on children. Neuropsychopharmacology, 30, 1781-1792. Porter, J. R., & Washington, R. E. (1993). Minority identity and self-esteem. Annual Review of Sociology , 19, 139-161. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (2008). Omzendbrief VI nr 2008/198 van 9 mei 2008. Geraadpleegd op 31 maart 2011 van http://www.medimmigrant.be/2008%2005%2009%20nr198%20instructies%20aan%20zieken fondsen%20ivm%20niet-begeleide%20minderjarige%20vreemdelingen%20NL.pdf Riller, F. (2009). Observations and recommendations. On the resettlement expectations of Iraqi refugees in Lebanon, Jordan and Syria. Beirut: ICMC Resettlement Deployee. Riphenburg, C. J. (2005). Ethnicity and civil society in contemporary afghanistan. Middle East Journal, 59, 31-51. Rode
Kruis Vlaanderen. (2010). Opsporing. Geraadpleegd http://tracing.rodekruis.be/smartsite.net?id=PUB_GUID3C5DF809C9FC473C8E0C458773A5744E
op
25
april
2010
van
Schuyten, G. (2006). Modellen van empirisch onderzoek I. Gent : Ugent. 61
Sourander, A. (1998). Behavior problems and traumatic events of unaccompanied refugee minors. Child Abuse & Neglect, 22, 719-727. Steinhausen, H.-C., Bearth-Carrari, C., & Metzke, W. C. (2009). Psychosocial adaptation of adolescent migrants in a Swiss community survey. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 44, 308-316. Thomas, S., Thomas, S., Nafees, B., & Bhugra, D. (2004). 'I was running away from death' - The preflight experiences of unaccompanied asylum seeking children in the UK. Health & Development, 30, 113-122. UN Security Counsil. (2009). The situation in Afghanistan and its implications for international peace and security. Unicef.
(2009). Kinderen op de vlucht. Geraadpleegd op 13 http://www.unicef.be/nl/project-belgium/kinderen-op-de-vlucht
Unicef.
(2011). Vergeet de adolescenten niet! Geraadpleegd http://www.unicef.be/nl/page/vergeet-de-adolescenten-niet
op
maart
15
juli
2011
van
2011
van
United Nations High Commissioner for Refugees. (2009). UNHCR Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-Seekers from Afghanistan. United Nations High Commissioner for Refugees. (2010). Voices of Afghan children. A study on asylum-seeking children in Sweden. The Baltic and Nordic Countries: UNHCR. Universiteit Gent. (2011). Marianne Vervliet. Geraadpleegd op 30 juni http://www.orthopedagogiek.ugent.be/index.php?position=2x4x0&user=MVV
2011
van
van Zwieten, M., & Willems, D. (2004). Waardering van kwalitatief onderzoek. Huisarts en Wetenschap, 47, 631-635. Vanistendael, S. (2003). Toch in het leven geloven. Het realisme van de spiritualiteit. Mechelen: Kerk en Wereld. Vervliet, M., Derluyn, I., & Broekaert, E. (2010). Interview rond verwachtingen bij jongvolwassen nieuwkomers. Vluchtelingenwerk Nederland. (2004). Kansen bieden voor eigen verantwoordelijkheid. Wegwijzer voor de integratie van vluchtelingen in Nederland. Amsterdam: Vluchtelingenwerk. Vluchtelingenwerk Vlaanderen vzw. (2010a). Geen aparte asielaanpak. Geraadpleegd op 22 april 2010 van http://www.vluchtelingenwerk.be/thema/asielaanpak_nbm.php Vluchtelingenwerk Vlaanderen vzw. (2010b). Niet-begeleide minderjarigen worden niet langer opgesloten. Geraadpleegd op 22 april 2010 van http://www.vluchtelingenwerk.be/thema/detentie_nbm.php
62
Vreemdelingenrecht. (2009). Verblijf in België Niet Begeleide Minderjarige Vreemdelingen. Geraadpleegd op 2 april 2010 van http://www.vmc.be/vreemdelingenrecht/wegwijs.aspx?id=148 Walters, D. (2005). Barrières voor studerende vluchtelingen. Het Belang. Welzijnsraad Regio Brugge. (2010). Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen. Geraadpleegd op 2 april 2010 van http://www.wrbrugge.be/Vreemd%20in%20regio%20Brugge/index.htm Westerveen, G. (2009). "Recent verblijf" in asielbeslissingen. Geraadpleegd op 25 augustus 2010 van http://www.cbar-bchv.be/JuridischeInformatie/JuridischeNota's/RecentVerblijf.pdf Zimbardo, P., Weber, A., & Johnson, R. (2005). Psychologie een inleiding . Amsterdam: Pearson Eductation Benelux.
63
BIJLAGEN 1. INFORMED CONSENT -NEDERLANDS - ENGELS - DARI 2. INLEIDING INTERVIEW 3. DEMOGRAFISCHE INFORMATIE 4. VERWACHTINGEN
- WANNEER JE JE LAND VAN HERKOMST VERLIET (ESRM) - NU, OP DIT MOMENT (ESRM)
5. DAGELIJKSE STRESSOREN (ACDSS+CIS) 6. AGENCY 7. INTERVIEW 8. BOOMSTRUCTUUR
64
BIJLAGE 1: INFORMED CONSENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN
Vakgroep Orthopedagogiek
Datum …../…../2011 Ik ben bereid om mee te werken aan het scriptieonderzoek van Lore Defossez en het onderzoek van Marianne Vervliet van de Universiteit Gent. Zij doen onderzoek rond de verwachtingen van niet-begeleide buitenlandse minderjarigen in België. De bedoeling van het onderzoek is om door deze informatie jongeren beter te kunnen helpen. Lore Defossez voert dit onderzoek uit in het kader van haar scriptieonderzoek. Ik ben bereid om een aantal vragenlijsten in te vullen en een gesprek met haar te doen. Ik weet dat Lore Defossez en Marianne Vervliet mijn naam nooit zullen gebruiken en dat alle gegevens enkel door hen gebruikt zullen worden. De gegevens zullen aan niemand doorgegeven worden. Deelname aan dit onderzoek heeft geen invloed op de procedure om in België te kunnen verblijven. Ik kan altijd mijn deelname aan het onderzoek stopzetten als ik dat wens. Lore Defossez mag onze gesprek opnemen, zodat zij deze thuis terug kan beluisteren. Ik weet dat niemand anders dan Lore Defossez het gesprek zal kunnen beluisteren en dat zij het gesprek nadien zal wissen. Ik kan haar steeds vragen een (stuk van een) gesprek niet op te nemen. Indien ik vragen heb kan ik altijd terecht bij Lore Defossez of Marianne Vervliet. Als ik wil, kan ik achteraf informatie krijgen over de resultaten van het onderzoek. Ik kan Lore Defossez of Marianne Vervliet ook om bijkomende emotionele ondersteuning vragen indien nodig. Contactgegevens: Marianne Vervliet Henri Dunantlaan 2 9000 Gent Telefoonnummer: 0474 46 02 83 E-mail:
[email protected]
Lore Defossez Telefoonnummer: 0474/39.31.40 E-mail:
[email protected]
Hartelijk dank voor jouw medewerking aan dit onderzoek!
De participant,
De onderzoekster,
De verantwoordelijke,
……………………………………
……………………………………
Marianne Vervliet
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen – Vakgroep orthopedagogiek Henri Dunantlaan 2, B-9000 Gent
www.UGent.be Ortserve.UGent.be
65
FACULTY OF PSYCHOLOGY AND EDUCATIONAL SCIENCES
Department of Orthopedagogics
Date …../…../2011 I am willing to participate in the thesis research of Lore Defossez and the research of Marianne Vervliet from Ghent University. They are doing a research on the expectations of unaccompanied refugee minors in Belgium. The aim of the research is to gain information to ameliorate the support for and situation of unaccompanied refugee minors in the future. Lore Defossez Is doing this research as a thesis research. Therefore I am willing to talk to Lore Defossez and to complete a questionnaire. I know that Lore Defossez and Marianne will never use my name and that all data will only be used by themselves. The data will not be given to someone else. Participating in this research has no consequences for my procedure to stay in Belgium. I can always stop my participation to the research if I want to. Lore Defossez can record our conversations in order to listen to them at home. I know that nobody else will be able to listen to the conversations and that Lore Defossez will erase the conversations afterwards. I can always ask Lore Defossez not to record (a part of) a conversation. When I have questions, I can always contact Lore Defossez or Marianne. When I want to, I can receive information on the results of the research when it is finished. I can also ask Lore Defossez or Marianne for additional emotional support when needed.
Contact information: Marianne Vervliet Henri Dunantlaan 2 9000 Gent Telephone number: 0474 46 02 83 E-mail:
[email protected]
Lore Defossez Telephone number: 0474/39.31.40 E-mail:
[email protected]
Thank you very much for participating in this research! The participant,
The researcher,
The person in charge,
……………………………………
……………………………………
Marianne Vervliet
Faculty of Psychology and Educational Sciences – Department of Orthopedagogics Henri Dunantlaan 2, B-9000 Ghent, Belgium www.UGent.be Ortserve.UGent.be 66
67
BIJLAGE 2: INLEIDING INTERVIEW Hallo, Ik zou je eerst en vooral nog eens heel erg hard willen bedanken voor de tijd die je voor mij wilt uittrekken. Ik apprecieer dit echt heel erg! Aan de telefoon heb ik je al kort uitgelegd waarover dit onderzoek gaat en waarom ik je hulp goed kan gebruiken. Ik zal het nog eens uitleggen, als dit voor jou goed is? Ik zeg nu al op voorhand dat, moest je iets niet begrijpen, je het onmiddellijk mag zeggen. Ik zal het dan proberen met andere woorden uit te leggen. Ik zit nu in mijn laatste jaar aan de universiteit in Gent en voor ik mijn diploma kan krijgen, moet ik eerst een masterproef maken. Dit is een onderzoek die ik moet doen over iets die mij interesseert. Ik ben al een heel tijdje geïnteresseerd in vluchtelingen, en vooral jonge vluchtelingen. Ik vind de verhalen die zij meedragen heel erg boeiend. Daarom heb ik voor dit onderzoek gekozen. Ik wil kijken met welke verwachtingen deze jonge vluchtelingen naar België komen. Wat willen ze in België bereiken? Daardoor kan ik jouw hulp goed gebruiken. Het interview bestaat uit twee delen. Eerst zal ik een paar vragenlijsten afnemen. Je mag kiezen of je deze zelfstandig wilt invullen, of het samen met mij wilt invullen? Ik heb deze vragenlijsten in het Nederlands, Engels, Dari, Pashto en Frans. Je mag zelf kiezen welke taal je het liefst hebt. Na de vragenlijsten zal ik je een aantal vragen stellen waar je vrij over kan vertellen. Ik wil nog eens goed benadrukken dat dit interview helemaal anoniem is. Op de vragenlijsten zal een nummer staan, dus je naam wordt nooit gebruikt. Ik zou wel nog willen vragen of het voor jou oké is om dit gesprek op te nemen? Ik ben de enigste die naar de opnames zal luisteren. Ik zal ze uittypen en daarna het gesprek onmiddellijk wissen. Voor mij is het gemakkelijker om de gesprekken op te nemen. Anders zou ik de hele tijd je antwoorden moeten opschrijven, en dit gaat wat moeilijker om goed naar je te kunnen luisteren. Als er vragen zijn die je niet wilt beantwoorden, is dit geen probleem. Je zegt het me en dan gaan we gewoon over naar de volgende vraag. Indien je een pauze nodig hebt, zeg je me dit ook gewoon. Dan kan je wat uitrusten na het vertellen. als je het gevoel hebt dat dit interview je helemaal niet ligt, of als je jou ongemakkelijk voelt over de vragen en bijgevolg er mee wilt stoppen, mag je mij dat ook altijd zeggen. Dat was het ongeveer. Ik zou nog willen vermelden dat, hetgeen je hier vertelt, geen invloed heeft op de procedure om in België te blijven. Indien je nog vragen hebt, mag je mij die altijd stellen. Moest je nog vragen hebben na het interview, mag je mij altijd contacteren. Mijn gegevens staan op de Informed Consent. Zo, als het goed is voor jou, zullen we er nu aan beginnen.
68
BIJLAGE 3: DEMOGRAFISCHE INFORMATIE Datum: …./…./…. 1.
ID-nummer: …./…./….
Wat is je sexe?
0 Man 0 Vrouw
2.
Hoe oud ben je?
…………… jaar oud
3.
Wat is je land van herkomst? (Waar ben je geboren?)
…………………………………
4.
Welke nationaliteit heb je?
…………………………………
5.
Welke etniciteit heb je? (bvb Pashtun, Tajiek, Uzbeek)
Harara,
…………………………………
6.
…………………………………
7.
Van welke provincie ben je afkomstig (in Afghanistan)? Wat was/is het beroep van je vader?
8.
Weet je of je ouders nog in leven zijn?
0 ik weet het niet
…………………………………
0 Beide zijn in leven 0 Enkel mijn moeder is nog in leven 0 Enkel mijn vader is nog in leven 0 Geen van beide zijn nog in leven 9.
Hoeveel broers/zussen heb je?
…. Broers …. Zussen
10.
11.
Wat is je geboorteorde? (jongste/oudste/nummer in geboorteorde van broers en zussen)
……
Hoeveel jaar ben je naar school geweest? Wat is het laatste jaar/ niveau waarin je zat?
0
……… jaar naar school geweest Jaar/niveau : …………………………
0 Ik ben nooit naar school geweest 12.
Wanneer ben je vertrokken uit je land van herkomst?
…………………………………………..
13.
Wanneer ben je aangekomen in België?
…………………………………………..
14.
Met wie ben je aangekomen in België?
0 broers/zussen 0 andere verwanten 0 echtgenoot/echtgenote 0 kinderen 0 alleen 0 met anderen: …………………………………
15.
Met wie leef je momenteel samen?
0 broers/zussen 0 andere verwanten 0 echtgenoot/echtgenote
69
0 kinderen 0 alleen 0
16.
Waarin woon je nu?
met anderen: …………………………………
0 in een huis met: ……………………………………………… ……………………………………………... 0 LOI 0 asielcentrum 0 andere voorziening/centrum: ………………………… 0 ergens anders : ……………………………
17.
Waar woon je nu in België? (geef je postcode indien mogelijk)
…………………………………
18.
Welke procedure heb je momenteel?
0 asielprocedure 0 procedure subsidiaire bescherming 0 dossier bij Raad van State 0 regularisatie procedure 0 procedure gezinshereniging 0 procedure niet-begeleide minderjarige vreemdeling 0 procedure slachtoffer van mensenhandel 0 niet (meer) in een procedure 0 andere : …………………………………
19.
Welke verblijfsdocumenten momenteel?
heb
je
0 Elektronische vreemdelingenkaart …. (A - F+) 0 Aankomstverklaring (bijlage 3) 0 Bevel tot terugbrenging(bijlage 38) 0 Ik heb geen legale documenten 0 Andere:………………………………………………..
20.
Ben je religieus? Welke religie volg je?
0 ik ben niet religieus 0 Katholiek 0 Moslim 0 Protestant 0 Boeddhist 0 Hindu 0 andere:…………………………………
70
BIJLAGE 4: VERWACHTINGEN (ESRM) Wanneer je je land van herkomst verliet: Datum: …./…./….
ID-nummer: …./…./….
Kan je de onderzoeker vertellen of je verwachtingen had voor jezelf op dat moment? Indien “neen”, kan je uitleggen waarom? Indien “ja”: welke verwachtingen had je? Welke was het meest belangrijk voor jou? Hoe dacht je dat je deze verwachting kon realiseren?
Duid nu aan in onderstaande lijst in welke mate je volgende verwachtingen had voor jezelf en in welke mate je familie bepaalde van onderstaande verwachtingen had voor jou, door de rondjes zwart te kleuren in de kolommen „door mezelf‟, „door mijn familie‟, die meest toepasbaar zijn. Duid daarna aan welke verwachting het meest belangrijk was, door een cirkel te trekken rond het nummer die voor deze verwachting staat in de lijst. Doe dit in het rood voor jezelf, in het groen voor je familie.
Op het moment dat ik mijn thuisland verliet waren er volgende verwachtingen:
Door mezelf
.
1.
Studeren
2.
Diploma behalen
3.
Een goede job vinden
4.
Geld verdienen voor mezelf
5.
Geld verdienen voor familie in mijn land van herkomst
6.
Veiligheid vinden
7.
Bij familieleden/kennissen gaan wonen
8.
Legale documenten bekomen
9.
Familieleden naar België laten komen
10. Een gezin stichten 11. Nieuwe mensen leren kennen 12. Andere verwachting: ..................................................................... 13. Andere verwachting:.......................................
Door mijn familie
.
.
.
Niet
Weinig
Veel
Niet
Weinig
Veel
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
71
Nu, op dit moment: Datum: …./…./….
ID-nummer: …./…./….
Kan je de onderzoeker vertellen of je verwachtingen hebt voor jezelf, voor je leven in de toekomst? Indien “neen”, kan je uitleggen waarom? Indien “ja”: welke verwachtingen heb je? Welke is het meest belangrijk voor jou? Hoe denk je dat je deze verwachting kan realiseren?
Duid nu aan in onderstaande lijst in welke mate je volgende verwachtingen hebt voor jezelf en in welke mate je familie bepaalde van onderstaande verwachtingen heeft voor jou, door de cirkels zwart te kleuren in de kolommen „door mezelf‟, „door mijn familie‟, die meest toepasbaar zijn. Duid daarna aan welke verwachting het meest belangrijk zijn, door een cirkel te trekken rond het nummer die voor deze verwachting staat in de lijst. Doe dit in het rood voor jezelf, in het groen voor je familie.
Nu, op dit moment, zijn er volgende verwachtingen voor mijn leven in de toekomst:
Door mezelf
Door mijn familie
.
1.
Studeren
2.
Diploma behalen
3.
Een goede job vinden
4.
Geld verdienen voor mezelf
5.
Geld verdienen voor familie in mijn land van herkomst
6.
Veiligheid vinden
7.
Bij familieleden/kennissen gaan wonen
8.
Legale documenten bekomen
9.
Familieleden naar België laten komen
10. Een gezin stichten 11. Nieuwe mensen leren kennen 12. Andere verwachting: ..................................................................... 13. Andere verwachting:.......................................
.
Niet
Weinig
Veel
Niet
Weinig
Veel
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
72
BIJLAGE 5: DAGELIJKSE STRESSOREN (ACDSS+CIS) Datum: …./…./….
ID nummer: …./…./….
Intsructies: Hieronder kan je een lijst vinden van moeilijkheden die mensen kunnen meemaken in hun dagelijks leven (gevoelens, gebeurtenissen, leefomstandigheden,…). Geef aan in welke mate je de voorbije maand één of meerdere van deze moeilijkheden hebt meegemaakt, door de overeenkomstige rondjes zwart te kleuren. In welke mate maakte je dit mee…? . Niet
Een beetje
Veel
Heel veel
1.
Gevoelens van onveiligheid.
0
0
0
0
2.
Moeilijkheden in de relatie (ruzie, discussie,…) met volwassenen (familie, volwassen vluchtelingen in het centrum, personeel van het centrum, leerkrachten,…).
0
0
0
0
3.
Moeilijkheden in de relatie (ruzie, discussie,…) met jongeren (klasgenoten, andere jonge vluchtelingen in het centrum,…).
0
0
0
0
4.
Moeilijkheden om vrienden te maken.
0
0
0
0
5.
Andere moeilijkheden in de familie (niet in de relatie met hen, bvb ziekte).
0
0
0
0
6.
Moeilijkheden om legale verblijfsdocumenten te verkrijgen.
0
0
0
0
7.
Ontoereikende (niet voldoende, geen goede) medische zorg.
0
0
0
0
8.
Ontoereikende (niet voldoende, geen goede) huisvesting (waar en hoe je woont).
0
0
0
0
9.
Ontoereikende (niet voldoende, geen goede) voeding/kledij.
0
0
0
0
10.
Onvoldoende geld.
0
0
0
0
11.
Ontevreden met hoe de vrije tijd is ingevuld.
0
0
0
0
12.
Onzeker voelen over de toekomst.
0
0
0
0
13.
Mensen slechte dingen horen zeggen over mezelf.
0
0
0
0
14.
Het gevoel anders behandeld te worden in vergelijking met anderen.
0
0
0
0
15.
Het gevoel dat anderen vooroordelen hebben over mezelf of over mensen van mijn land van oorsprong/ cultuur.
0
0
0
0
0
0
0
0
16.
Andere moeilijkheden die ik de voorbije maand hebt meegemaakt : ……………………………………………………
73
BIJLAGE 6: AGENCY
. In welke mate heb je dit gevoel? Niet
Een beetje
Veel
Heel veel
1.
Ik heb de kracht om problemen die ik tegenkom op te lossen.
0
0
0
0
2.
Ik kan dingen veranderen in mijn leven.
0
0
0
0
3.
Ik kan mijn eigen keuzes maken in mijn leven.
0
0
0
0
4.
Ik kan realiseren.
0
0
0
0
mijn
verwachtingen/dromen
74
BIJLAGE 7: INTERVIEW Interview rond verwachtingen bij jongvolwassen nieuwkomers (2010) 1. Wanneer ben je in België aangekomen? 2. Zou je me iets kunnen vertellen over hoe je leefde in je land van herkomst? Kan je iets vertellen over: hoe je woonde, met wie je woonde, je opleiding, je inkomen/ werk,…? 3. Hoe zag jij je toekomst voor je besliste naar België te vertrekken? 4. Zou je me iets kunnen vertellen over de reden van je vertrek? Wie heeft beslist dat jij best zou vertrekken? Jezelf, je familie…? 5. Zou je me iets kunnen vertellen over welke verwachtingen je had voor jezelf toen je je land van herkomst verliet? Hoe dacht je dat je dit kon realiseren? 6. Wat waren volgens jou de verwachtingen die je familie had voor jou toen je je land van herkomst verliet? En wat waren volgens jou de verwachtingen die de gemeenschap in je land van herkomst had voor jou (of voor jongeren zoals jij)? Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen je eigen verwachtingen en deze van je familie/ van de gemeenschap in je land van herkomst? 7. We zijn nu … jaar later. Je bent naar hier gekomen omdat je wilde… Welke verwachtingen heb je al ingelost? 8. Kan je me iets vertellen over de verwachtingen die je nu voor jezelf hebt voor de toekomst? Welke verwachtingen zijn veranderd? Waarom? 9. Wat zijn volgens jou de verwachtingen die je familie nu heeft voor jou, voor jouw toekomst? En wat zijn volgens jou de verwachtingen van de gemeenschap in je land van herkomst? En van de gemeenschap in België? Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen je eigen verwachtingen en deze van je familie/ van de gemeenschap? Zijn de verwachtingen van je familie/ de gemeenschap in je thuisland toen je vertrok en hun huidige verwachtingen verschillend? Hoe? 10. Kan je me iets vertellen over je huidige leefsituatie in België? Kan je me iets vertellen over: opleiding/diploma, werk, hoe en met wie je woont, aantal mensen waar je voor zorgt, kinderen/partner, religie, vrije tijd, sociaal netwerk (vrienden, contact met Belgen, contact met mensen van je land van herkomst in België, contact met vrienden en familie die in je land van herkomst wonen). In welke mate ben je tevreden over deze situatie en wat zou je mogelijk veranderen? Wat vind je het leukst aan leven in België? Wat vind je het moeilijkste aan leven in België? Wil je graag in België wonen voor de rest van je leven of heb je andere plannen/ dromen voor de toekomst? Zou je graag ooit nog terugkeren naar Afghanistan? Waarom? 75
11. Kan je me vertellen in welke mate je vindt en voelt dat je de verwachtingen waarover je het had al hebt gerealiseerd? Wie/wat heeft je hierbij geholpen? Hoe voel je je daarbij? Wie/wat heeft dit bemoeilijkt? Hoe voel je je daarbij? Wat kunnen Belgische mensen of de Belgische overheid (regering, ministers,…) doen om jou te helpen om je verwachtingen te realiseren? Wie kan wat doen voor jou? Wat is nodig om je verwachtingen te realiseren? Wie/ wat kan je helpen? Wie/wat heeft je al geholpen en helpt je in België om om te gaan met de veranderingen in je leven? 12. Kan je me iets vertellen over wat Belgische mensen van jou kunnen leren? Van je cultuur? Van wat je hebt ervaren en ervaart als vluchteling? En kan je iets vertellen over wat jou zou kunnen leren aan andere jonge vluchtelingen, in België of in jouw/hun land van herkomst? 13. Is er nog iets anders dat je me wilt vertellen? Wat denk je over dit interview? Hoe was het voor jou om op deze manier te praten over deze onderwerpen?
76
BIJLAGE 8: BOOMSTRUCTUUR
De vlucht o Reden vlucht Gevaar Individueel gevaar Nationale conflicten Nood aan meer kansen o Keuze Eigen keuze Familie was niet op de hoogte Geen familie meer Familie Gezamelijke beslissing o Manier van vluchten o Toekomst voor beslist te vluchten
Verwachtingen vertrek o Eigen Geen Veiligheid Studeren/diploma Job vinden Geld voor zichzelf Geld voor familie Legale documenten bekomen Bij familie/kennissen wonen Gezin stichten Familie laten overkomen Nieuwe mensen leren kennen Andere Belangrijkste verwachting o Familie verwachtingen? Nee Ja Veiligheid Studeren/diploma Job vinden o Geld voor zichzelf o Geld voor familie Legale documenten bekomen Bij familie/kennissen wonen Gezin stichten 77
o
Familie laten overkomen Hun belangrijkste verwachting Verwachtingen ingelost?
België o Leven Tevreden Veiligheid Relaties met volwassenen Relaties met jongeren Vrienden maken Legale verblijfsdocumenten Huisvesting Voeding/kledij Geld Vrije tijd Behandeling Vooroordelen cultuur Andere Ontevreden Veiligheid Relaties met volwassenen Relaties met jongeren Vrienden maken Legale verblijfsdocumenten Huisvesting Voeding/kledij Geld Vrije tijd Behandeling Vooroordelen cultuur Andere o Hulp gekregen? o Moeilijkheden/ barrières o Wat Belgen nog van Afghanen kunnen leren
Verwachtingen op dit moment o Geen o Veiligheid o Studeren/diploma o Job vinden Geld voor zichzelf Geld voor familie o Legale documenten bekomen 78
o o o o o
Bij familie/kennissen wonen Gezin stichten Familie laten overkomen Nieuwe mensen leren kennen Andere
Afghanistan o Contact met mensen uit Afghanistan? Ja Nee o Ooit teruggaan? Ja Om te wonen Voor bezoek Nee Gevaar Geen familie meer Weet het niet
Gevoelens o De toekomst Positief Negatief Weet het niet/onzeker o Agency Kracht problemen oplossen Mogelijkheid eigen keuzes maken Verwachtingen/dromen realiseren
79