JAARGANG 11 NUMMER 3 - SEPTEMBER 2012
DE TOEGESTOKEN HAND Door Aurelius Augustinus De epicurist vergist zich: het is niet waar dat de mens gelukkig is die ten volle geniet van het lichaam. Ook de stoïcijn zit ernaast: het is niet waar; ja, het is zelfs een pertinente leugen dat de mens gelukkig is die geniet van de deugdzaamheid van zijn ziel. Nee, gelukkig de mens die vertrouwt op de naam van de Heer. En omdat die filosofen ijdel zijn en liegen, staat er ook nog bij: “Zo’n mens slaat geen acht op ijdelheden en dwaze leugens.” Paulus zegt: “Nee, broeders en zusters, wij mogen ons niet laten leiden door het lichaam en ons lichaam niet volgen.” Dat doen de epicuristen. Maar zelfs als de ziel zichzelf wil volgen, is zij lichamelijk. Zij blijft in de sfeer van het lichaam, zij stijgt niet boven het lichaam uit. Want er bestaat geen mogelijkheid om daar bovenuit te stijgen als je neerligt en de toegestoken hand niet vastpakt. “Als u het lichaam volgt…” (kort en goed: “Als u het lichaam volgt.” Want waar gezegd is: “Wat kan een mens mij aandoen?” daar staat ook: “Wat kan het lichaam mij aandoen?”) goed, “als u het lichaam volgt, zult u sterven”, aldus Paulus. Bedoeld is niet de dood waarbij u het lichaam verlaat. Die dood zult u sterven, ook als u de Geest volgt. Nee, het gaat om de dood waarover de Heer in het evangelie zo’n huiveringwekkende uitspraak doet: “Wees bang voor hem die in staat is én ziel én lichaam om te laten komen in de Gehenna.” Vandaar de woorden: “Als u uw lichaam volgt, zult u sterven.” TEKST: Preek 156,7-8. in: Joke Gehlen-Springorum, Vincent Hunink, Hans van Reisen en Annemarie Six-Wienen, Aurelius Augustinus, Leven in hoop, Preken over teksten uit de brieven aan de christenen in Rome en Korinte, Damon Budel 2011, blz. 122-123.
1 FOTO: Augustinus-vaandel in de St. Petruskerk te Oirschot.
PATERSKERK EINDHOVEN MOEILIJKE AFFAIRE OP UNIEKE PLEK Na de vakantieperiode zijn onlangs de gesprekken weer voortgezet over de toekomst van het pastoraat vanuit de Paterskerk in Eindhoven. Daartoe zijn enkele werkgroepen actief en is een 'denktank' gevormd, bestaande uit vier augustijnen en negen leken, die allen hun sporen verdiend hebben binnen Eindhovense kerkgemeenschappen. Zij beraadslagen over een mogelijke herbestemming van het gebouw. Van diverse kanten wordt gezegd dat dit wel eens een moeilijke affaire zou kunnen worden. Daar staat tegenover dat de kerk en het gebied eromheen (klooster Mariënhage en voormalig Augustinianumcomplex) in het stadscentrum een unieke plek vormen, die bescherming en herontwikkeling meer dan waard is. De eerste meedenkende en geïnteresseerde organisaties hebben zich al gemeld. Het provinciaal bestuur van de Augustijnen heeft Joost Koopmans met ingang van 1 december benoemd tot rector van de Paterskerk en conventslid van Mariënhage.
2
Koopmans zal zijn activiteiten bij de Boskapel in Nijmegen beëindigen. Hij heeft al een PR-commissie van vijf mensen gevormd, die de herstart van de Paterskerk en verdere activiteiten publicitair gaat begeleiden. Het ligt in de bedoeling om op 2 december de eerste plannen publiekelijk bekend te maken. De commissie wil voorstellen dat de kerk, die geconsacreerd is als H. Hartkerk maar in Eindhoven bekend staat als de Paterskerk, voortaan officieel Augustijnenkerk zal heten. In de Eindhovense volksmond zal de naam Paterskerk echter gerust mogen blijven. (Bron: Provinciaal Bulletin OSA en verslag PR-commissie).
EEN DOORSTART VOOR DE PATERSKERK Door Bob Bodaar De Paterskerk deelt in het lot van zoveel andere kerken: zij is overbodig geworden. De emancipatie van de katholieken die zowel in de vorige als in de voor-vorige eeuw onstuimig om zich heen sloeg en alles doordrong, heeft ons ondermeer opgescheept met een nu, in onze eeuw, volkomen overbodig groot aantal niet meer te gebruiken gebedshuizen. Het enig juiste is die af te breken. Maar ieder weet hoe monumentale, financiële, dan wel pastorale redenen dat voorkomen – en soms terecht. Sinds die emancipatie op de top van de berg beland was, na een langzaam maar rigoreus verlopen rit naar boven, zijn in razend tempo de winsten ervan weer van de berg afgerold en her en der zelfs geheel teniet gedaan. En zo staan de gelovigen van vandaag heel concreet voor de bijna onmogelijke opgave om toch een goede oplossing te vinden voor het bovenmatig groot aantal overbodige kerken. Ook de Paterskerk is dit lot beschoren. Een duidelijke oplossing is niet voorhanden, zo blijkt, nu na lange tijd de vraag naar haar bestaansreden gesteld wordt. Op dit punt kun je globaal twee stappen zetten: de ene is: we kappen ermee, we sluiten de kerk, bouwen er een muur omheen en we zien wel wat er gebeurt; de tweede is: we kiezen voor een doorstart, maar dan wel heel degelijk en niet halfslachtig! Anders blijft het kwakkelen, wordt het vlees noch vis. Je zou kunnen zeggen dat in de loop van de afgelopen eeuw aan de stad Eindhoven van de kant van kerk en klooster alle mogelijke diensten zijn geboden, maar dat is op die wijze niet meer nodig noch mogelijk. We gaan nu kijken of er wellicht bij dit einde alsnog een nieuw begin kan komen; of, anders gezegd, na een zekere dood nieuw leven kan gaan groeien en bloeien, al zal dat er heel anders uitzien dan in de voorbije eeuw. En al vraagt dat een doelbewuste en heldere keuze, het is te prijzen dat degenen die namens onze Augustijnse gemeenschap hier die keuze moeten maken, gekozen hebben voor de tweede optie. Ik zou, met dit artikel, een gedachte (een voorstel?) naar voren willen brengen, een vraag op willen gooien, waarvan ik hoop dat men die betrekt bij de besprekingen rondom de toekomst van de kerk. Ik praat niet als deskundige, niet als theoloog, niet als pastoraal werker in Eindhoven, maar als medebroeder die betrokken is bij dit gebeuren en ook nog mogelijkheden ziet. ”Nu zwaarder wordt der jaren last, verschijnt mij vaak een droomgezicht: een haven waar een schoener ligt, en ik, ik ben een varensgast. De hoorn meldt met grote stem de afvaart en het nieuw begin, de bootsman haalt de loopplank in.” (Ida Gerhardt) Is het een optie, is het de moeite waard om na te denken over de vraag, of we in, rondom en vanuit de Paterskerk een (wat ik voor het gemak maar even zo noem) Centrum voor ouderen-pastoraat voor Eindhoven kunnen opzetten? Dat is de idee waaraan verder alles wat ik hierna zeg gerelateerd moet worden. Ik bedoel dus precies wat er staat: een centrum (een plek dus, een adres, een organisatie), pastoraat (geen maatschappelijk werk dus als eerste optie) en gericht op en bedoeld voor ouderen (als doelgroep dus). Ik wil proberen in een paar punten een en ander uiteen te leggen en in te vullen. Ter verduidelijking dus van mijn vraag: zou dit iets zijn? EEN CENTRUM Wij beschikken over een mijns inziens formidabele plek om dit op te zetten, hoewel je natuurlijk pas na een goede bestudering kunt zeggen welke ruimte(s) en wat al niet meer je voor zo’n centrum nodig hebt. Er dient een (wat de Fransen noemen) goede accueil te zijn, een secretaresse, een telefoonnummer, een overzicht van betrokkenen,
van stedelijke, landelijke of kerkelijke voorzieningen, een gidsje. Het zou een plek kunnen zijn vol goede informatiemogelijkheden (met name op het terrein van de oudere mens). Een goede presentatie en een goede informatie zijn vereist! Die moet “smoel hebben”, deze ontmoetingsplek! OUDEREN Het centrum richt zich in doen en laten op ouderen. Kerk en klooster van de Augustijnen gaan daarin reeds voor. Enige tijd geleden hoorde ik dat het bestuur van een ziekenhuis de pastorale zorg in het ziekenhuis had opgeheven. Mensen zijn namelijk in een ziekenhuis vanwege een lichamelijke ziekte, waarvan ze hopen te genezen, zo redeneerde men. Hoe ondoordacht en hoe dom om over het hoofd te zien dat juist mensen in een ziekenhuis behoefte hebben aan pastorale zorg. Dat juist die specifieke zorg bij kan dragen aan genezing, aan heelmaking. Zo is dat ook in de leefwereld buiten het zieken- of verzorgingshuis: er kan wel eens over het hoofd gezien worden dat juist ouderen behoefte hebben, niet alleen aan gezelschap, aan erkenning, aan verdieping, maar ook aan een 'pastorale aandacht'. Ouderen kunnen daarbij een heel specifieke aandacht vragen (om niet te spreken van aanpak), die – terecht overigens – elders wel gegeven wordt aan jongeren of kinderen… Zou hier niet een mogelijkheid liggen voor ons? Waarom studentenpastoraat, legerpastoraat, woonwagenbewonerspastoraat, daklozenpastoraat (we hebben ze allemaal beoefend!), en geen ouderenpastoraat? Het zou geweldig zijn, lijkt mij, als binnen het geheel van Paterskerk en Mariënhage voor Eindhoven specifieke mogelijkheden worden opgebouwd om aan ouderen op hen afgestemd pastoraat aan te bieden…, niet? PASTORAAT Ik kan slechts terloops en volstrekt onvolledig enkele mogelijkheden noemen van wat
TER ORIËNTATIE: Op deze satellietfoto valt toevallig de schaduw van het hoge gebouw aan de Kanaalstraat precies over de Paterskerk, waardoor deze helemaal zwart in beeld komt. De gebouwen met de rode daken vormen Mariënhage; daarbij is het kloosterkerkhof te onderscheiden. Rechtsonder de Dommel.
3
dat pastoraat in feite concreet zou kunnen inhouden – daar is uiteraard een nader gesprek voor nodig. En iedereen binnen onze (ruime) kring zou hierover mee kunnen denken. Intussen doe hier al wat suggesties. - Er zijn de vieringen in de Paterskerk. Het verdient aanbeveling zorg te dragen voor dusdanige vieringen dat ouderen zich er "thuis voelen" (wat houdt dat in?), zich erdoor aangesproken voelen, vieringen die niettemin toch eigentijds zijn en ook anderen dan ouderen aanspreken. Kortom, vieringen dienen met verve te worden verzorgd aan de hand van de vraag welke vormen en inhoud heel speciaal ouderen boeien en aanspreken. We hebben ouderen volop vlak bij de hand, dus we kunnen het hen vragen! Anders toch dan wanneer het bijvoorbeeld kinderen zou betreffen, niet? Er is de vraag, welke voorgangers in de stad mee zouden willen doen. Welke bezoekers van de Paterskerk? Welke Augustijnen? - Als ’n tweede aandachtpunt zou ik willen noemen de pastorale zorg voor de zieke oudere of, als u wilt, de oudere zieke. Is het mogelijk een bezoekersgroep op te bouwen en langzaamaan uit te breiden (met degelijke registratie)? Is het mogelijk met enkelen een prachtige en krachtige, rust schenkende viering van het ziekensacrament samen te stellen en aan mensen in de stad aan te bieden (bv. ook aan pastores elders)? Is het mogelijk met anderen een soort van katechese op te zetten voor vragen die bij ouderen/zieken leven? Daarbij zouden andere stadspastores betrokken kunnen worden of over dit alles zou eens contact opgenomen kunnen worden met Marinus van den Berg, de bekende ziekenpastor. Ik denk aan vragen als: hoe om te gaan met verlies, hoe kunnen we ouderen liturgie of vieringen aanbieden (thuis, of met groepjes); kan ons centrum zorgen voor een stedelijke ziekendag; wat te denken van het opzetten van een goede stervensbegeleiding; hoe kunnen we hen die dit op zich nemen goed begeleiden/vormen?
4
- Bij dit alles zijn en (zolang dat mogelijk is) blijven de Augustijnen betrokken. Het provinciaal bestuur benoemt een specifiek bestuur voor deze aanpak, kiest wellicht ook voor een directeur of voor een secretaresse/een rector. Dit bestuur onderzoekt bijvoorbeeld of er subsidiemogelijkheden zijn en zo ja, voor welke taken (PGB?). Er dient een breed opgezette en goed functionerende bezoekersgroep opgezet te worden, met begeleiding, coaching en wat dies meer zij. Andere betrokkenen zijn degenen – met name misschien jongere mensen en/of bezoekers van de Paterskerk nu – die mee willen gaan doen aan deze opzet. Zou het denkbaar zijn dat Augustijnse Beweging, Familia Augustiniana en Fraterniteit hier een (forse) rol in zouden kunnen gaan spelen? Biedt hun heel concreet een taak aan binnen dit geheel. ’t Lijkt me ook belangrijk na te gaan welke pastores mee willen doen (“op de lijst willen staan van betrokkenen”). NOG MAAR ÉÉN KANS Enfin, zo zal ieder die mee wil denken, wel voorbeelden en elementen aan kunnen geven om een goed centrum op te bouwen, te bemensen en actief te maken. Of het haalbaar is? Ik denk nu van 'jawel', dat moet in een jaar of drie zijn op te zetten, uit te bouwen en (belangrijk) over te dragen. Denk eens aan Jesaja, in een tijd dat het helemaal niet goed ging met zijn volk, met Israel, met Gods volk, en toch, en toch… De Heer zegt bij hem (43,19): “Zie, iets nieuws ga Ik maken, het is al aan het kiemen, ziet u dat niet?” De Kerk wordt nu, in onze dagen, al voor een groot deel gedragen door ouderen, menige parochie zou beslist niet meer zonder kunnen. We hebben nog maar één kans in de Paterskerk, wil dit project niet langzaamaan doodbloeden. Mij lijkt het goed en zinnig om daadkrachtig een en ander op te nemen. En dan denk ik: in deze richting.
Open Kloosterdag: 375 belangstellenden op bezoek in Mariënhage
VERBONDENHEID NAAR ALLE KANTEN Door Ingrid van Neer-Bruggink "U bent van harte welkom in het oude en nieuwe Mariënhage, de bibliotheek en het museum. En bij de medebroeders die hun leven lang ten dienste van God en de mensen hebben geleefd en gewerkt in West-Papoea, Bolivia, Frankrijk en Nederland. Zij kunnen u interessante dingen vertellen over hun werk in parochies, op scholen of in de wetenschap." Posters, een persbericht in onder meer het Eindhovens Dagblad en vermeldingen op de websites van de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR), Archipel en het Augustijns Instituut lieten 375 mensen een bezoek brengen aan Mariënhage tijdens de Open Kloosterdag op 24 juni. Een hoog aantal, gelet op de aanhoudende regen. De eerste bezoekers traden na de mis van 10.00 uur de Groene Zaal binnen voor het vertrouwde kopje koffie. In de goed bezochte viering werd naar aanleiding van de Open Kloosterdag op basis van de evangelietekst over de storm op het meer (Mc 4, 35-41) gepreekt over geloven tegen de stroom van de tijd in. Daarna werd als geloofsbelijdenis uitgesproken: "Ik geloof in een kerk die haar deuren wijd openzet…" Officieel startte de rondgang om 12.00 uur in de refter waar de mensen in een korte diapresentatie informatie kregen over het Zegel van de Orde, de Regel van Augustinus en de succesvolle activiteiten van de Augustijnen in Eindhoven zoals de verkondiging van het geloof (Paterskerk), het geven van onderwijs (Augustinianum), sociale zorg (de Thomas van Villanovastichting, de Labre- en Ritahuizen voor dak- en thuislozen) en het stimuleren van de wetenschap (de club Cassiciacum, de latere Wijsgerige Kring, en het Augustijns Instituut). De augustijnse variant op het benedictijnse ‘ora et labora’ is ‘bidden en goed kunnen samenwerken’. Na de presentatie vervolgde men in eigen tempo de route. De grote refter leende zich uitstekend voor een rustig gesprek met een van de aanwezige Augustijnen. Ook provinciaal Paul Clement had de deur van zijn kamer opengezet voor een persoonlijke ontmoeting of voor vragen over de toekomst van de Paterskerk en het klooster. Concrete antwoorden geven bij zoveel onzekere factoren was moeilijk, maar de openheid in de gesprekken werd zeer gewaardeerd. EXPOSITIES, FOTOCOLLAGES EN HEILIGEN IN GLAS-INLOOD Grote belangstelling was er voor de exposities. In de recreatieruimte hing een enorme kaart van Bolivia met pijltjes bij Cochabamba, La Paz en de Yungas. Er klonk levende muziek, er werden verhalen verteld – de mooiste waren van Jacob Postma. Er werd tekst en uitleg gegeven bij de drie grote fotocollages van Nico Beumer over de augustijnse missieprojecten. "De Nederlandse Augustijnen voelden zich
5
geroepen de 'Blijde Boodschap van de Verlossing' te brengen. Zij wilden bijdragen aan de verlossing van de verstikkende angst voor God, de duivel en het bijgeloof in vele boze geesten en wilden daar de boodschap brengen dat God Liefde is; dat het christelijk geloof Vergeving biedt, Barmhartigheid, Vriendschap, Troost en Steun" zo opende de begeleidende brochure. De resultaten zijn drie kerken en kerkgemeenschappen, een landbouwschoolproject, vrouwenemancipatie, de oprichting van de spaar- en leencoöperatie een bank voor de armen, de zender Radio Yungas voor hulp en educatie in dit moeizaam toegankelijke gebied, een middelbare school en een nieuwe augustijnse generatie. In de gang van de Oostvleugel las men de informatie over het historische Mariënhage. Aangezien veel Augustijnen de opgraving van 2007 niet hadden gezien, werden de foto’s ook door hen bekeken. Er was ook aandacht voor de Augustijnen die geschiedenis schreven: kleine biografieën van de heiligen in het glas-in-lood (in de vensters van de oude pandgang) gaven deze mannen en vrouwen hun betekenis terug. Zelfs de nestoren onder de Augustijnen, Rinus van Leur (92), Jacques Schreurs (91) en Hugo Vandalon (97) waren nieuwsgierig geworden door de gesprekken in het convent en kwamen deze zondag toch even kijken. De organisatoren Louis Mulder en Henny Mikkers zagen hun goed voorbereide dag beloond.
AUGUSTINUS-TEKSTEN ALS ANSICHTKAART, BOEKENLEGGER, KOELKASTMAGNEET Al weken van te voren was men in het convent bezig met de
voorbereidingen voor deze dag. Hans Hulshoff bekeek de video’s, tv-opnames en maakte uit honderden dia’s en foto’s een selectie voor een diapresentatie: beelden van de Papoea’s en hun cultuur in Senopi, Manokwari, Sorong en Ayawasi, de medische missiepost, het ontstaan van kerken, de twee scholen met het internaat Augustinianum en de jonge Augustijnen uit de Papoeagemeenschap. Met de hulp van vrijwilligers werden prachtige kunstvoorwerpen uit de Papoeacollectie uit de kelder naar boven gehaald en tentoongesteld. Bijna mensgrote beelden van hun voorvaderen, kleine houten boten en huizen op palen, kralenbanden, smalle langwerpige wit geverfde schilden en lange speren veranderden de kapittelzaal in een tentoonstelling over Papoea. Thijs, 3 jaar, verwerkte een kleine teleurstelling: hij had een van de paters gevraagd of hij met zo’n pijl en boog mocht schieten. In de Groene Zaal dronk men koffie en thee in ruime mate. De tafeltjes waren de hele dag door bezet. De complete inventaris aan kopjes en schotels is met zoveel bezoekers minstens vijf keer afgewassen en afgedroogd door Ronald Regensburg, Thea en Martien Brokke. De bezoekers waren meestal geen toevallige passanten, zo bleek uit de gesprekken. Velen hadden deze Open Kloosterdag genoteerd omdat ze in de omgeving van het klooster wonen, omdat ze familie of bekenden zijn van een van de Augustijnen, omdat collega’s of familieleden er werken, of omdat ze zelf als missionaris in Bolivia of Papoea hadden gewerkt. Het gonsde van gezelligheid, af en toe klonk er een ideetje. Gekleurde stroken met activiteiten lieten zien dat deze zaal beschikbaar is voor (parochie-)lezingen, cursussen, filmavonden, leesgroepen, meditatief tekenen en zelfs bridge. Op de achtergrond draaide de diapresentatie over de FAN, wie deze mensen zijn, wat ze doen en hoe je mee kunt doen. Veel werd er gekeken naar de collage over de Augustijnen in Frankrijk. Martin Schoenmakers had tientallen jaren kerkelijke assistentie in Parijs en Bagneux gepresenteerd in een helder chronologisch overzicht, voorzien van oude en recente foto’s. Het was eigenlijk te druk voor een toelichting, ook vanwege de verkoop van ansichten met de gekalligrafeerde Regelteksten en Augustinuskaarten van de FAN. Zo’n tekst van Augustinus verkoopt kennelijk goed als boekenlegger, muurmeditatie of als ‘magneet’ op de koelkast.
6
KUNSTWERKEN, BOEKEN, VERTALINGEN, FONDSWERVING En verder ging de rondgang, de trap op, naar het museum, waar Bob Bodaar, Bep van de Wiel en Mia van Rooij schilderijen, vaandels, kazuifels, monstransen en religieus vaatwerk uit ‘het rijke roomse verleden’, afkomstig van augustijnse kerken in het oog hielden. Dit genre kunstwerken is nog steeds bekend, maar de rijke details waren door velen nog nooit van dichtbij bekeken. En men ging de trap weer af naar de bibliotheek. Daar vertelde Ingrid van Neer dat dit alles – klooster, kerk, sociale opvang, school en instituut – is ontstaan door de inzet van de Augustijnen. Hun geloof in medemensen en hun organisatietalent maken dat initiatieven uitgroeiden tot gemeenschappen die verder bouwen. De Augustijnen financieren nog steeds het instituut, de bibliotheek, het personeel en de vertalingen. Zij hebben er veel voor over om Augustinus onder de aandacht te brengen. Dat ontlokte een van de bezoekers natuurlijk de opmerking dat de Augustijnen beter een uitgeverij hadden kunnen beginnen. De volgende keer dus maar eens goed de fondswerving promoten. De rondgang eindigde in de kerk die deze middag wat minder bezoekers trok. Om kwart over vier kwamen de augustijnen, personeel en tientallen vrijwilligers samen in de recreatie voor een geanimeerde borrel. Een speciale vermelding kreeg Louis de Wit die de hele middag buiten had gestaan met een opgestoken paraplu om de bezoekers welkom te heten. We werden uitgenodigd voor een heerlijk koud buffet, en alle vermoeidheid loste op. Het was een dag van gemeenschap, van verbondenheid naar alle kanten.
7
Het Labrehuis in Eindhoven: "Honderd wrakken op het stille strand van de Heilige Zwerver, op wiens voorspraak zij weer opgetuigd zee zullen kiezen."
LOSGESLAGEN EN VASTGELOPEN MANNEN Door Koen van Rossum De vraag van aartsbisschop Dr.J.de Jong aan de Augustijnen in augustus 1945 om de zorg voor daklozen en zwervers op zich te nemen vond ook in Eindhoven weerklank. Daar trok de Augustijn Marcellus Francissen, geestelijk adviseur van de R.K.Reclasseringsvereniging, zich het lot van onbehuisde en maatschappelijk hulpbehoevende mannen aan. Op 9 februari 1946 gingen de deuren van het “Doorgangshuis voor Dakloozen” open. Het was gelegen in de Plekhoek aan Stratumseind 46, een bouwvallig pand dat met het geld van een huis-aan-huiscollecte opgeknapt was. Op nr. 48 werd het kantoor gevestigd, en daarachter kwam een houten barak waar gewerkt kon worden.Van alle kanten werd er door de Eindhovenaren huisraad en meubilair aangeboden, tot kruisbeelden toe. Ook van elders kwam steun, zoals een partij stapelbedden uit het voormalige concentratiekamp Vught. De realisatie stond onder het beleid van de Stichting Thomas van Villa Nova, waarvan o.a. W. van Doorne, directeur van de DAF, bestuurslid was.
8
Als er een zwerver aanklopte, werden hem twee vragen gesteld: “Heb je al gegeten?” en “Wil je hier vannacht slapen?” Vragen als “Ben je katholiek, protestant of heiden?” en “Kom je uit Vught, uit de gevangenis of uit Veenhuizen?” bleven achterwege. De eerste jaren bestond de populatie vooral uit zwervers en mensen die op drift waren geraakt. Ook landgenoten die tijdens de bezetting de verkeerde kant hadden gekozen en met de nek werden aangekeken, vonden er onderdak. Een journalist van het katholieke weekblad Zuid Nederland omschreef ze in oktober 1948 als volgt: “Honderd merkwaardige gasten, met evenveel merkwaardige levens, van een bontheid zoals geen romanschrijver ze verzinnen kan. om eindelijk te ankeren in de wijde haven van Gods eindeloze goedheid.” MOTORRIJDER IN HABIJT Al spoedig, zomer 1946, wordt Francissen opgevolgd door Govert (pater Isaias) Mijnsbergen, augustijn. Hij krijgt assistentie van twee confraters, de paters Gérard Michielsen en Callistus Herraets. Een jaar later worden er tegen een karig loon twee sociaal werkers aangesteld, die worden bijgestaan door een grote groep vrijwilligers. Pater Mijnsbergen wist overal levensmiddelen vandaan te halen, bij boeren in de omtrek, op de groenteveilig in Venlo en bij Eindhovense zaken. Hij verplaatste zich op zijn bedeltochten per damesfiets, en later op een motor. Een motorrijder in habijt: wie had dat ooit gezien? Zo werd hij in de beginjaren de drijvende kracht en later het boegbeeld van het Labrehuis. Hij ondernam allerlei acties om geld binnen te halen: hield lezingen in de regio, beklom de kansel in vele kerken voor een bedelpreek, organiseerde een groot zwerversbal in Westerhoven. Jaarlijks was er de huis-
aan huis-collecte die steeds veel opbracht. Een bron van inkomsten vormde sinds 1950 ook een door Labre-bewoners gerunde fietsenstalling op een open terrein aan het Stratumseind. In 1952 bedroeg de opbrengst ƒ 3500.–, maar toen er een toegangsweg naar het nieuwe stadhuis zou worden aangelegd, moesten de fietsen het veld ruimen. Andere locaties bleken geen optie te zijn, en zo verdween in 1955 deze vorm van service aan de bezoekers van de binnenstad. PAARD PRINS EN HET PIEREMENT Beter ging het met een ander plan. Op bevrijdingsdag 1951 klonk voor het eerst draaiorgelmuziek in de stad. Sinds die dag trok het Labrepierement, getrokken door het paard Prins, dagelijks vele toehoorders.Het eerste orgel – een tweedehands exemplaar van Duits fabrikaat – was spoedig versleten, en in 1954 kwam er een echt Perlee-orgel, dat voor ƒ 7000.– gekocht werd. Vaste draaier was Christje Tangermann, een lilliputter, die van circus Krone afkomstig was. Hij was zo klein, dat hij met een stokje op de huisbellen moest drukken om gehoor te
vinden bij de bewoners. Toen bestuurder W.van Doorne afscheid nam van zijn bedrijf, werd de bijeenkomst opgeluisterd door muziek van het draaiorgel. Van Doorne gaf het koppel draaiers in een royale bui ieder 25 gulden, maar kort daarna hield de muziek op. De mannen waren verdwenen, en in allerijl werden er plaatsvervangers opgetrommeld. Wat bleek? De eerste draaiers werden gevonden in een nabije kroeg, waar zij de gift van Van Doorne erdoor draaiden. Na bijna vijftig jaar kleur en fleur aan de Eindhovense binnenstad gegeven te hebben, is het draaiorgel in 1998 verkocht. KLAREN VAN KLUSSEN Evenals in andere Labrehuizen werd ook in Eindhoven goed geld verdiend met liefdewerk oud papier; in 1951 werd zo’n 200.000 kg. opgehaald, en een jaar later eens zoveel. Minder succesvol was de productie van kinderspeelgoed. Daar bleek geen renderende afzet voor gevonden te kunnen worden. Ook de fabricage van drukknopen voor een plaatselijk confectiebedrijf bracht geen geld in het laadje; de machines waren vaak kapot en vergden te veel onderhoud. In het Blindeninstituut te Grave werd de kunst van bezems en borstels maken afgekeken, maar ook dat plan liep op niets uit. Toen pater Mijnsbergen in het tv-programma Anders dan anderen door Mies Bouwman geïnterviewd werd, vond hij dat een mooie gelegenheid het Labrehuis te promoten als instelling voor het klaren van moeilijke klussen. De directeur van Jacky Melkproducten in Bergeyk zat met zo’n klus: er moesten 500.000 blikjes gecondenseerde melk, bestemd voor export naar Griekenland, van een nieuw etiket voorzien worden. Dat karwei zou goed geld opbrengen. Alleen: het moest binnen zes weken afgewerkt worden. Toen bleek dat de Labremannen dat niet zouden klaarspelen, werden overal vandaan vrijwilligers Directeur Mijnsbergen in 1947 op de binnenplaats van het Labrehuis aan het Stratumseind, met twee van de vrijwilligers, de dames Smets en Van de Eertwegh. (Links) Door het draaiorgel krijgt het Labrehuis in heel Eindhoven grote bekendheid. (Onder)
gevraagd om mee te helpen. Het werd een soort continubedrijf, en zo kwam alles toch nog goed. NIEUWE BEHUIZINGEN In het jaarverslag over 1952 duikt de term overbevolking op; het Labrehuis krijgt er in toenemende mate mee te maken. Er wordt gezocht naar een nieuwe behuizing, en die wordt gevonden in Hoogstraat 231, een statig pand uit 1919, gebouwd voor de sigarenfabrikant J.Kerssemakers. Na de nodige aanpassingen en de uitbreiding met een nachtverblijf van twee verdiepingen wordt het huis plechtig in gebruik genomen op 23 januari 1954. In de vijftiger jaren wordt de bevolking gevarieerder: niet meer alleen ontheemden, maar ook psychisch labiele figuren, alcohol- en drugsverslaafden, ontspoorde zakenlieden en reclassenten vinden er onderdak. Dat vergt meer begeleiding en toezicht, hetgeen door de vele vrijwilligers mogelijk gemaakt wordt. Aan ontspanning wordt ook veel aandacht besteed: een atelier voor knutselaars, muziek- en toneelvoorstellingen, een jaarlijkse revu en ieder jaar het uitje. Vier jaar later doemt opnieuw het ruimtegebrek op; er worden plannen gemaakt voor complete nieuwbouw. Allerwege wordt gezocht naar geld, en het resultaat is dat op 16 september 1961 het nieuwe Labrehuis aan de Boutenslaan kan worden betrokken. Het biedt ruimte aan 135 bewoners en 14 passanten. Tijdens de openingsplechtigheid deelt de burgemeester mee dat koningin Juliana pater Mijnsbergen heeft benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Een eerdere brief van de nieuwe ridder aan hare majesteit, waarin hij haar vroeg om een vorstelijke donatie, had geen resultaat gehad. In 1964 moest hij Eindhoven verlaten, omdat hij gekozen was tot provinciaal van de Nederlandse Augustijnen. Maar bij zijn
9
Op 16 september 1961 komt de Bossche bisschop Bekkers om het nieuwe gebouw aan de Boutenslaan in te zegenen. (Onder)
vertrek beloofde hij terug te komen als zijn ambtsperiode verstreken was. Mèt de maatschappelijke veranderingen in de laatste decennia van de vorige eeuw verandert ook de samenstelling van de bewoners. Uit het jaarverslag van 1996: nieuw zijn de jongeren die vanwege grote huur- en andere schulden dakloos zijn geworden; ook gokverslaafden, allochtonen en asielzoekers kloppen aan. RITAHUIS Eind jaren negentig wordt het welzijnswerk in Eindhoven gereorganiseerd. Het Labrehuis gaat op in NEOS: Nieuwe Eindhovense Opvang Stichting, en op 1 mei 2000 treedt het bestuur van de Thomas van Villa Nova Stichting na 54 jaar terug. Hun laatste boodschap luidde: “Voorwaarts, maar niet vergeten!” In diverse jaarverslagen van de Stichting werd opgemerkt dat er al lang behoefte was aan een opvangcentrum voor vrouwen en kinderen die op straat waren komen te staan, met name ongehuwde moeders en uit huis gezette gezinnen. Dit leidde tot het oprichten van het Ritahuis, genoemd naar de Augustijnse heilige Rita van Cascia. Na de start in december 1957 en enkele jaren van experimenteren in samenwerking met de kinderbescherming en de sociaal-psychiatrische dienst van Eindhoven werd het Ritahuis gevestigd in het pand Hoogstraat 231, waar eerder de Labremannen gewoond hadden. De bewoonsters konden er rekenen op professionele hulp van een psycholoog, een vrouwenarts, een sociaal-psychiater en een pastorale paedagoog. In het jaar 1961 werden er 4991 verpleegdagen gewijd aan vrouwen en meisjes en 4934 dagen aan kinderen. Gegevens zijn ontleend aan het uitgebreide en rijkelijk geïllustreerde boek van Frans Dekkers: “Het kan iedereen overkomen /de geschiedenis van het Labrehuis te Eindhoven” (2006).
10
In 1965 is Goof Mijnsbergen te gast in het televieprogramma 'Anders dan anderen' van Mies Bouwman. Hij krijgt voor het Labrehuis een radio en geluidsinstallatie aangeboden.
CEES MERTENS IN MEMORIAM Het raakte mij diep toen ik vernam dat pater Mertens was overleden. Hij was mijn leraar Frans op het Augustinianum in Eindhoven, van ongeveer 1960 tot en met 1963. Er was ook nog een tweede markante leraar Frans, één of twee jaar tussendoor, Karel de Schaepdrijver, een man met een faam als Vlaamse nationalist, een spirituele, komische man, vol humor en fratsen. Pater Mertens herinner ik mij als 'droger en minder ondeugend' maar tijdens zijn lessen ook zeer bevlogen. Ik maakte Cees Mertens ook mee als toneelregisseur in minstens één toneelstuk van een Spaanse tijdgenoot van Molière. Ik moest daarin de rol spelen van een oude bejaarde man en echtgenoot van een oude vrouw, ouders van een jong stel, heftig verwikkeld in liefdesperikelen, waarin ik destijds buiten het toneel in werkelijkheid ook verwikkeld was; de rol van oude beminnelijke pater familias ging me in mijn herinnering niet zo goed af. Voor theatrale adviezen nodigde hij toen zijn collega De Schaepdrijver uit. Wat mij het meest bijblijft van Mertens, was zijn passie en de lyrische uitspraken die hij onuitwisbaar bij mij (en ik denk bij meer 'gevoeligen' in de klas) overbracht, met name naar aanleiding van een aantal 'oneliners' van Blaise Pascal. Het volgende citaat noemde Mertens een van de mooiste Franse taalzinnen die hij kende. Ik draag die nadien al mijn hele leven mee: "Toujours le silence de ses espaces infinis m'effraye": "Altijd (als ik naar de kosmos kijk; Pascal was ook sterrenkundige) beangstigt mij de stilte van die eindeloze ruimten." Ik prijs Mertens vanwege zijn aimabele en ingetoomd gepassioneerde stijl van leven en omgaan met mensen, soms superieur en wat afstandelijk maar altijd toegankelijk en geëngageerd. Ik heb hem later zo rond 2002 ook nog een keer in Parijs mogen bezoeken en ontmoeten, samen met père Hans Maassen. Cees Mertens liet ons een stukje Parijs zien, met name het 'Isle de la Cité'. Hij was een onderhoudende causeur, goedmoedig spottend over 'de oppervlakkige kennis en noties' van sociaalwetenschappers, waartoe ik mij ook reken. Ik prijs en dank de echte Augustijn, pater Cees Mertens, vanwege zijn inspirerende en aanstekelijke manier van lesgeven en toneelregie, zijn kwaliteiten als docent waarmee hij de schoonheid en poëtische kracht van het Frans op mij en velen heeft overgebracht en vanwege de wat droevige mildheid en vriendschappelijke stijl van (samen)leven. Een zachtmoedig mens die op goede momenten ook furieus kon zijn. Hij ruste in vrede... Joep Beliën, Zaltbommel
KORT&BONDIG 'HET SLOT VAN DE SPIRITIJNEN' Een jaar lang hebben de filmmakers Nelleke Dinnissen en Paul van Laere de spiritijnen (CSSp, paters van de Heilige Geest) in 'Het Slot', het kasteel van Gemert gevolgd en gesprekken met hen gevoerd. Dat heeft 130 uur beeldmateriaal opgeleverd waaruit een film is gedestilleerd van 85 minuten. Deze film kreeg als titel: Het Slot van de Spiritijnen, wat zowel verwijst naar het kasteel als naar het naderende einde van de congregatie. Bijna honderd jaar was het kasteel de thuishaven van de velen die als missionaris werden uitgezonden, meestal naar Afrika. Oud en aan het einde van hun krachten zijn ze naar Nederland teruggekeerd en ze kregen onderdak in het Slot. Nu is besloten om het Slot te verlaten. De filmmakers bezoeken de laatste zeventien bewoners tot en met de dag van hun vertrek. De ex-missionarissen zijn dikwijls heel kritisch ten aanzien van de kerk en haar missionering. Afrikanen die in Nederland op bezoek komen, vragen op hun beurt aan de paters en broeders of zij nu zelf niet meer geloven in wat hun medebroeders eens vol enthousiasme naar Afrika hebben gebracht en te geloven voorgehouden. Deze nostalgische en emotionerende film is als DVD te bestellen via tel. 024-6842024; nadere informatie via www.missie-geest.nl. De nieuwe algemene overste van de spiritijnen, John Fogarty, heeft gezegd dat zijn congregatie de nadruk wil leggen op het onderwijs, vooral in Afrika. De congregatie is daar al actief in Ghana, Tanzania en Nigeria. De spiritijnen werden ca. 300 jaar geleden gesticht en hebben momenteel ongeveer 2800 leden in 60 landen.
VERENIGDE STATEN: WEG MISDIENETTES In het Amerikaanse bisdom Lincoln (Nebraska) zijn al sinds 1994 geen vrouwelijke misdienaars, zogenoemde 'misdienettes' meer. De toenmalige bisschop had ze verboden. De bisschop van Arlington (Virginia) heeft onlangs besloten de beslissing over te laten aan de parochiepastores. Resultaat: in 29 parochies blijven de misdienettes, in 34 zijn ze voortaan verboden.
BELGIË: ONTKERKELIJKING EN 'UITZEND-PASTORS' De in 2000 in België opgerichte organisatie 'Rent a Priest' krijgt het alsmaar drukker. Deze organisatie heeft voor priesterloze parochies en andere groepen van gelovigen een bestand beschikbaar van vaak gehuwde of anderszins gesuspendeerde priesters, die gevraagd kunnen worden voor liturgische plechtigheden. Vorig jaar hebben volgens oprichter Norbert Bethune deze 'uitzend-pastors' 700 ceremonies verzorgd zoals eucharistievieringen, huwelijksplechtigheden en uitvaarten. Tegenover dit bericht staat dat het percentage praktiserende katholieken in België fors daalt. In 2002 was het ruim 17 procent, nu, tien jaar later, is het 8,7 procent, waarvan ca. de helft behoort tot de regelmatig praktiserende 'kernkatholieken'. Van de Belgen is 32,6 procent wel gelovig, maar niet kerkelijk.
FRANKRIJK: DOGMA'S OP DE HELLING Volgens een opiniepeiling, gepubliceerd in juli jl. in het Franse weekblad La Vie,
staan de rooms-katholieke dogma's duidelijk op de helling. Slechts 25 % van de ondervraagden gelooft in de schepping van de wereld door God en in de verrijzenis van Jezus Christus; van de totale bevolking gelooft 31 % in een leven na de dood. Van de katholieken zijn de percentages respectievelijk 66 en 56. In de afgelopen 20 jaar is het aantal vormsels bij hen gedaald met 18 %.
MARIA-VERSCHIJNINGEN Het Vaticaan heeft aan alle residerende bisschoppen een vertaling gestuurd van de in 1978 opgestelde en tot nu toe slechts in het Latijn bestaande normen voor 'hoe als bisschop te handelen wanneer in je diocees een Mariaverschijning wordt gemeld'. Beoordelen of die reëel is, is kerkrechtelijk in eerste instantie de taak van de locale bisschop. Wereldwijd zijn tot nu toe ruim 1500 verschijningen aangemeld, maar slechts 9 gevallen hebben van het Vaticaan het stempel 'geloofwaardig' gekregen.
DUITSLAND: KERKBANKEN VERKOCHT Alle 5000 kerkbanken die speciaal waren gemaakt voor de openluchtmis van de paus in Freiburg, tijdens zijn bezoek aan Duitsland vorig jaar, zijn inmiddels verkocht (410 euro en 80 euro verzendkosten; elke bank was 5 meter lang en 140 kg. zwaar). Van het zeildoek van het altaarpodium zijn tasjes gemaakt, verkrijgbaar à 95 euro, waarvan 10 euro voor Afrikaanse armen bestemd is.
DICHTE KERKEN Sinds 1975 zijn in ons land
1340 kerken buiten gebruik geraakt, waarvan er ca. 1000 een nieuwe bestemming hebben gekregen. Voor de toekomst is de verwachting dat er gemiddeld elke week twee kerkgebouwen zullen vrijkomen.
VROUWEN ALS PRIESTER In de Anglicaanse Kerk in Groot-Brittannië zijn vorig jaar voor het eerst meer vrouwen (290) dan mannen (273) priester gewijd. De Church of England and Wales telt momenteel 3535 vrouwelijke priesters en 8087 mannelijke.
OPMARS FUNDAMENTALISME Een groep van 700 theologen heeft op het '31ste Congres van de Theologie' in Brussel een "opmars van het fundamentalisme" vastgesteld in de verschillende wereldgodsdiensten. Wat betreft de R.-K. Kerk hadden zij harde kritiek op de Wereldjongerendagen, die "een autoritair en patriarchaal beeld" gaven van de kerk en waar "de paus bijna als God werd aanbeden".
11
RELIGIEUZEN EN EVANGELISATIE Op 6 oktober wordt in het Ds. Pierson College te 's-Hertogenbosch een symposium gehouden voor alle religieuzen en hun geassocieerden (binnen- en buitenlanders). Het thema luidt: 'De religieuzen en de nieuwe evangelisatie'. De inleiding wordt gehouden door Gerard Pieter Freeman OFM en de dag zal verder worden ingevuld met workshops, vieringen, gesprek (en hapjes, multiculti!). Verdere info bij de redactie.
AUGUSTINUS: TIJDGENOOT VAN ALLE TIJDEN Door Lambert van Gelder Terwijl in Nederland op 24 juni jl. de Open Kloosterdag werd gehouden (zie blz. 5) vond 1100 km. zuidelijker in Frankrijk ook een opening plaats: een gloednieuw museum, 'Espace Pierre de Grauw' in het Zuid-Bretonse Pont-Scorff. Vanwege die kloosterdag kon provinciaal Paul Clement geen gevolg geven aan de uitnodiging om die opening bij te wonen. De Augustijnen waren evenwel toch enigszins vertegenwoordigd door ondergetekende en door oud-augustijn Fred Strooper, die samen met hun partner acte de présence gaven. Een groot aantal belangstellenden luisterden op het zonovergoten plein vóór het museum naar de speeches van de burgemeester, de voorzitter van de Association des amis de Pierre de Grauw en van de 90-jarige kunstenaar zelf. In een 'augustijns onderonsje' met een goed glas wijn vertelde Pierre de Grauw hoe voldaan hij is dat hij zijn werkzame artistieke leven met een eigen museum mag afsluiten. Aan dit interview-achtige gesprek over dat leven zijn enkele, hier volgende passages ontleend. "De novicenmeester die ons in september 1943 ontving, pater Ildefonsus Seroe, was een uitzonderlijk man. Drie dagen na onze aankomst in Witmarsum gaf hij aan de hele club van pas aangekomen toekomstige novicen een uitvoerige uitleg van de wandschildering in de benedengang, die het leven van Nicolaas
12
van Tolentijn in beeld bracht, van de kruiswegstaties in de kapel en van de grote, in olieverf uitgevoerde wandschilderingen in de refter. Toen ik hem vertelde, dat ik in Venlo op het juvenaat volop had kunnen schilderen en boetseren, dank zij de openheid en het enthousiasme van de prefect, pater Doensen, zei Seroe dat ik mijn verfdoos en boetseermateriaal moest laten opsturen naar Witmarsum. Toen deze, verpakt in een grote kartonnen doos in het hoge Noorden waren aangekomen, gaf pater magister Seroe mij een tweede cel als atelier en tegelijk de opdracht om voor de kapel twee beelden van ongeveer 1,20 m. te boetseren, een Maria met kind en een Augustinus. Ik kon met een 'kameraad'-novice klei gaan halen in Makkum (het naburige dorp, wereldberoemd vanwege zijn aardewerk – Red.). Eenmaal mijn beelden vervaardigd, hebben wij deze artistieke producten, zorgvuldig verpakt en royaal omgeven met stro, in een handwagentje naar Makkum getransporteerd om daar gebakken te worden. Je ziet het tafereel: twee jonge kerels in habijt maken, achter een handwagentje, waarin een Onze Lieve Vrouw en een Augustinus tronen, een wandeling door het Friese land! Als ik dat verhaal vertel aan Dominicanen of Jezuïeten, dan bewonderen zij steeds de openheid, de vrijheid van pater Seroe. Ik kan dat alleen maar onderschrijven en zodoende zijn gedachtenis eren."
Bij de entree van Pont-Scorff staat het beeld van "Jeremias met het juk".
We slaan hier de tussenstaties Eindhoven, Culemborg en Nijmegen over en vervolgen het gesprek met Bagneux. "In Bagneux kreeg ik in oktober 1950 de beschikking over de vroegere hooizolder in de bijgebouwen van het convent. Ik heb daar gewerkt tot 2010." Hij kon daar blijven werken, ook toen hij Georgine had leren kennen. "Ja zeker. De bisschop van Nanterre was van mening dat ik Bagneux en Parijs zou moeten verlaten. In de persoon van de prior Jan Wiegmans heeft het convent toen laten weten dat men dat niet nodig vond en dat ik als beeldhouwer best in Bagneux kon blijven. Monseigneur is toen ijlings komen déjeuneren om de eensgezindheid in deze conventuele weerstand vast te stellen. Hij heeft toen verordend dat ik kon blijven zolang ik niet over een ander atelier kon beschikken. Voordat ik Georgine leerde kennen had ik al goede relaties met de gemeente Bagneux. Ik heb twee grote opdrachten kunnen uitvoeren, ben een twaalftal jaren 'professeur' geweest van het gemeentelijk beeldhouwatelier. De gemeente heeft ook royaal bijgedragen om de uitgave van de twee kunstboeken te kunnen financieren. Toen wij weggingen uit Bagneux, dus toen mijn atelier definitief werd opgeheven, heeft de burgemeester ons een afscheidsreceptie aangeboden." In die jaren begon de zoektocht naar een vervangende locatie. "In de jaren '90 maakte ik een inventaris op van wat er allemaal als 'vrij werk' in mijn atelier stond. Wij kwamen toen tot de ontdekking dat die beelden, tekeningen en schilderijen een samenhangende, door de Bijbel geïnspireerde collectie vormden, die wij niet mochten verstrooien. We hebben toen besloten op zoek te gaan naar een instelling, in staat en ondernemend genoeg om deze collectie blijvend en in goede conditie ten toon te stellen. We zijn daar vijftien jaar mee bezig geweest. We hebben contact gezocht met zo'n vijftien kloosters, conventen, bisdommen in Frankrijk, België en Nederland. We zijn zelfs twee keer in Israël geweest. Alles echter tevergeefs. Na dikwijls veel correspondentie en talloze vergaderingen kwam het negatieve besluit: gebrek aan krachten. Maar vooral was het gebrek aan inspiratie om iets heel nieuws op gang te brengen. Wij zouden daar een boek over kunnen schrijven!" Op vakantie in Bretagne kregen ze van een toevallig ontmoete kerkgangster het advies om eens naar Pont-Scorff in ZuidBretagne te gaan. Er waren daar een interessante pastoor, veel kunstateliers en mooie tentoonstellingen. "Wij daarheen en de pastoor met een bezoek vereerd. Nadat hij de foto's van mijn 'kunstwerken' had bekeken, zei hij dat de burgemeester zich zeker voor mijn werk zou interesseren. Deze ontving ons in het café en na een goed uur praten en onder het genot van drie biertjes kwamen wij tot de conclusie dat we samen misschien iets van de grond zouden kunnen krijgen. Het zou wel zo zijn, dat de collectie door de Bijbel geïnspireerde werken onder een uitgesproken filosofisch-humanistische belichting gepresenteerd zou worden en niet als 'art sacré'. Maar toch..." Als novice vervaardigde hij een Augustinusbeeld. Is hij sindsdien augustijns gebleven? "Meer dan ooit. Met het klimmen van de jaren heb ik Augustinus hoe langer hoe meer ontdekt, zijn genie bewonderd en ook zijn actualiteit. Als hij schrijft 'Heer God, zou u mij kunnen zeggen wie u bent en wie ik ben' dan maakt zo'n bede Augustinus tijdgenoot van alle tijden."
Foto’s van boven naar beneden: - De beeldengroep "Job en zijn vrienden" op het plein vóór het voormalig gemeentehuis, nu gerestaureerd tot het moderne museum 'Espace Pierre de Grauw'. - Pierre de Grauw tijdens zijn toespraak; links zittend zijn echtgenote Georgine. - In het museum geeft Pierre de Grauw een rondleiding aan een groep belangstellenden. - Pierre de Grauw spreekt tot de in groten getale verzamelde belangstellenden.
13
"Het lichaam van Christus zijn in de wereld van vandaag" was het thema van het derde Congres van de Lekenbeweging van de Augustijnen, 11-17 juli jl. in Rome.
AUGUSTIJNSE LEKEN Door Jan Martijn van der Werf Al jaren ben ik betrokken bij de Augustijnse lekenbeweging. Thuis aan tafel kwam die regelmatig ter sprake, wanneer onze pastor Wim Sleddens gasten uit het buitenland uitnodigde om hier bij ons in de kerk te concelebreren, in het Engels, in het Italiaans, in het Spaans. Zo ervaar je als vanzelf hoe goed ontmoeten kan doen. En dan raak je als vanzelf betrokken bij de Augustijnse lekenbeweging. Als jongere ben ik meegeweest naar het Augustiner Jugend Treffen in Duitsland en later ook naar de internationale bijeenkomsten in Rome, Guadarama en Pavia. En natuurlijk nam ik deel aan onze eigen tweejaarlijkse San Gimignano-reizen. In al deze ontmoetingen merk je, voel je, dat er een band is, ondanks het feit dat je elkaar eigenlijk net pas ontmoet hebt,. Sterker nog, dat je samen één bent. Je voelt het, je ziet het in allerlei kleine gebaren als samen eten, samen lezen, samen luisteren, samen bidden, samen bezig zijn. En dan vult Augustinus zo mooi aan: “Met deze en soortgelijke tekenen vanuit het hart van mensen die elkaar graag mogen, en met wat je zegt met je mond, je spraak, je ogen en duizend andere lieve gebaren, zielen als door vuur laten samensmelten en van vele één maken” (Conf. IV,13).
14
Na mijn laatste internationale bijeenkomst in Pavia, in 2006, merkte ik dat ik langzaam de groep van jongeren ontgroeide. Je glijdt als het ware vanzelf in een andere levensfase. En dan kom je, althans zo ging het bij mij, vanzelf terecht bij de Nederlandse Familia Augustiniana, in onze eigen familiagroep in de parochie. En samen lezen in Augustinus' werk en samen erover nadenken voelt erg goed. Maar toch... er miste iets. Dat heerlijke gevoel dat ik had tijdens die internationale bijeenkomsten, het gevoel van: wie je ook bent en waar je ook vandaan komt, je bent met elkaar verbonden, over de hele wereld. Met die gedachte ging ik in juli dan ook met veel plezier naar Rome. Het congres in Rome had een vol programma. Een schitterende lezing van Joe Kelley, die ik in 2001 in San Gimignano heb leren kennen en daarna nog vaak heb mogen ontmoeten. Een goede lezing, in feite een erg goede overweging van Augustijnse bisschop Scanavino die ik ontmoet had bij de diakenwijding van Delfio Lopez, een jonge Augustijn uit Peru en die op dit moment in San Gimignano woont. Rondetafelgesprekken over familia, familie en over jongeren. Kleinere workshops om met elkaar over de
verschillende thema's van gedachten te wisselen. Kortom, een erg vol maar goed programma. Maar eigenlijk draaide het in Rome maar om één ding: elkaar ontmoeten. En dan blijkt dat je niet de enige bent die de jongerenbeweging 'ontgroeid' is en doorgestroomd. Verschillende jongeren die ik heb leren kennen tijdens die internationale jongerenbijeenkomsten waren nu ook op het congres in Rome. Het was een genot om elkaar weer terug te zien. En dan gaat het als vanouds: gesprekken gaan verder waar ze zoveel jaar geleden geëindigd zijn, alsof je elkaar gisteren nog had gezien. En ook: nieuwe mensen ontmoeten, het enthousiasme waarmee ze vertellen. Jong en oud door elkaar, samen geven we elkaar weer een hoop nieuwe brandstof om onze vlam brandende te houden. Het thema van Rome had niet beter gekozen kunnen worden. Bisschop Scanavino benadrukte de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging: het is neem en eet, en deel! Zonder delen is er geen eucharistie. En Joe Kelley gaf in zijn lezing Augustinus' uitwerking van de gedachte van Paulus: wij vormen samen, u, ik, wij allemaal, het lichaam van Christus. En nu terug in Nederland? Om maar af te sluiten zoals een lied dat ik vaak gezongen heb met de koren Joli en Subtilia: “En dat vuur is blijven branden, en het stak de mensen aan, en zijn woorden kregen handen, waar wij elkaar verstaan”. En een gedachte die in een van de workshops naar voren kwam: Wij zijn allemaal lichaam van Christus. Wanneer wij dit ontvangen, zeggen we amen, “Ja dat ben ik!” Dus iedere keer weer bij het ontvangen van de eucharistie, ben je zo opnieuw verbonden met iedereen die je ontmoet hebt, realiseer je je dat je verbonden bent, dat je samen lichaam van Christus bent!
KRANTENKNIPSEL
15
RADICALE PATER In zijn reeks van bijzondere mensen in de Friese samenleving schreef columnist Pieter de Groot van het Friesch Dagblad op 7 september jl. een herinneringsbeschouwing over Marinus Agterberg, augustijn, onder de titel “Radicale Pater”. Wij drukken het centrale deel van de column hierbij af in de originele versie, in het vertrouwen dat de niet-Friese lezers willen proberen de noordelijke volkstaal te verstaan. Dat valt best mee: langzaam en af en toe hardop lezen. Ex-augustijn Wim Mekenkamp uit Kimswerd stuurde het knipsel op; Lambert van Gelder maakte de foto van de grafsteen op het kerkhof in Witmarsum. (Redactie)
16 NIEUWE ABONNEES
Uitgave in de Nederlandse provincie van de Augustijnen, voor allen die geïnteresseerd zijn in de Augustijnenorde en in de spiritualiteit van Sint Augustinus. Verschijnt viermaal per jaar. REDACTIE Bob Bodaar, Lambert van Gelder (eindredactie), Joost Koopmans, Karel Peijnenborg, Koen van Rossum. REDACTIE-ADRES Archipelstraat 286 - 6524 LR NIJMEGEN Tel. 024-3233749 - E-mail:
[email protected] ADMINISTRATIE Augustijnendreef 15 - 5611CS Eindhoven Tel. 040-2431646 - E-mail:
[email protected] VORMGEVING EN OPMAAK Verdijk Design Studio, Nijmegen VOLGEND NUMMER Het volgend nummer van ‘Augustijns Forum’ verschijnt eind december 2012. Reacties en andere bijdragen uiterlijk 20 november 2012 aan het redactie-adres. ISSN 1571-1374
Het is een goede zaak, wanneer steeds meer mensen kunnen kennismaken met ‘Augustijns Forum’. Dat blijkt ook uit het stijgende abonnee-aantal. Daarom: wijs uw familie, vrienden en kenissen, medewerkers en andere betrokkenen erop en meld hen aan als abonnee, of laat hen zichzelf aanmelden. Het liefst rechtstreeks bij de administratie: Augustijnendreef 15, 5611 CS Eindhoven. Als u overweegt een tegemoetkoming in de kosten van ‘Augustijns Forum’ over te maken, dan mag u weten dat één nummer gemiddeld vijf euro kost, voordat het bij u in de bus ligt. Een jaargang heeft meestal vier nummers. het gironummer is 853343 t.n.v. Orde der Augustijnen, Eindhoven. Vanuit buiten Nederland: IBAN NL 10 INGB 0000853343 BIC INGBNL2A.