Kleurrijke beelden Fotoberichtgeving over de multiculturele samenleving in HP/De Tijd en Vrij Nederland
Een vergelijking tussen 1994 en 2004
Quinta Theeuwes Studiejaar2004 – 2005
Master Media en Journalistiek Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam Begeleider: L. Zweers Tweede lezer: S. Trienekens
Voorwoord Na de HBO-opleiding Journalistiek in Tilburg was ik van mening dat ik veel kon maar eigenlijk maar weinig wíst. Daarom besloot ik na mijn afstuderen de masteropleiding Media en Journalistiek aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam te gaan volgen. Het waren twee leuke jaren en ik zou iedereen een tweede studentenleven in een nieuwe stad willen aanraden. En ja, bovendien heb ik nu het idee dat ik een stuk meer wéét dan voorheen. Een aantal colleges fotojournalistiek van Louis Zweers in combinatie met mijn niet te versmaden interesse voor fotografie leidde me naar ‘fotoberichtgeving’ als afstudeeronderwerp voor deze thesis. Het idee om de fotoberichtgeving over de multiculturele samenleving in HP/De Tijd en Vrij Nederland te gaan bekijken kwam van Louis Zweers, die mij gedurende van deze thesis dan ook begeleid heeft. Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar Ingrid Helmink, mijn vriendin en tot voor kort huisgenoot in Rotterdam. Doordat zij dezelfde opleiding volgt als ik en ook dag in, dag uit aan haar thesis werkte had ik de moed om door te gaan. Verder wil ik Gerard van Westerloo en Jenny Smets van Vrij Nederland en Henk Steenhuis en Mirjam Lingen van HP/De Tijd bedanken voor hun tijd om mij een interview af te laten nemen. Al zijn in deze thesis slechts korte gedeelten van hun antwoorden opgenomen, toch ondersteunt het mijn bevindingen en vond ik het bovendien erg leerzaam om hen te spreken. Ze waren vanaf het moment dat ik ze benaderde enthousiast en dat is erg fijn wanneer je aan het begin staat van een langdurig proces als dit. Tenslotte wil ik Louis Zweers bedanken. Ik ben maar één keer bij hem langs geweest om alles door te spreken maar hij liet me weten dat ik op het goede spoor zat en daardoor voelde ik de drang weer om door te gaan. De fotoberichtgeving over de multiculturele samenleving in twee opiniebladen is nou niet bepaald een onderwerp waar mijn vrienden een mening over hebben. Daarom is het erg fijn om van tijd tot tijd per email met je begeleider over dit onderwerp te kunnen ‘praten’ omdat hij er net zo enthousiast over is als ik. Ik heb deze thesis met plezier gemaakt maar ben erg blij dat het er nu op zit. Laat dat diploma nu maar komen! Quinta Theeuwes.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Inleiding
1-4
1.1 Vraagstelling
2-3
1.2 Onderzoek
3
1.3 Hoofdstukindeling
4
Hoofdstuk 2. Theoretisch kader 2.1 De geschiedenis van de fotoberichtgeving
5 - 24 5-6
2.1.1 Auteursrecht van de fotograaf
6-7
2.1.2 Retoucheren
7-9
2.1.3 ANP en NFP
9 - 10
2.2 Invloed van de media
10 - 11
2.2.1 Gatekeeper
11
2.2.2 Beeldvorming
12 - 13
2.2.3 De boodschap van een foto
14 - 16
2.3 Nederland als multiculturele samenleving
16 - 19
2.4 Elementen van de samenleving laten zien zoals ze zijn
19 - 21
2.5 Migranten en media
21 - 23
Conclusie
23 - 24
Hoofdstuk 3. Keuze voor onderzochte media en onderzoeksopzet
25 - 36
3.1 Geschiedenis HP/De tijd en Vrij Nederland
26 - 27
3.2 Kwantitatieve onderzoeksmethoden
28 -32
3.3 Kwalitatieve onderzoeksmethoden
32 - 36
Hoofdstuk 4. Kwantitatieve analyse Conclusie resultaten kwantitatieve analyse Hoofdstuk 5. Kwalitatieve analyse Conclusie resultaten kwalitatieve analyse
37 - 82 80 - 82 83 - 93 93
Conclusies en aanbevelingen
94 - 100
Literatuur en bronnenlijst
101
Boeken
101
Artikelen en internetbronnen
102
Mondelinge en overige bronnen
103 - 104
Bijlagen Invulschema foto’s
bijlage 1
Interview Gerard van Westerloo op 12 mei 2005
bijlage 2
Interview Jenny Smets, 30 mei 2005
bijlage 3
Interview Henk Steenhuis –hoofdredacteur- en Mirjam Lingen -chef beeldredactie- HP/De Tijd woensdag 1 juni 2005
bijlage 4
Artikel ‘Gratis slikken of afkicken’ HP/De Tijd 28 oktober 1994
bijlage 5
Artikel ‘Hoe de Zwarte Cobra in de val liep’ Vrij Nederland 18 september 2004
bijlage 6
Artikel ‘Mode-item voor het goede doel’Vrij Nederland 27 november 2004
bijlage 7
Artikel ‘Kleren maken de m/v. Het C&A-hart’ Vrij Nederland 11 december 2004
bijlage 8
Artikel ‘Tussen de Blassiusstraat en Marokko’ HP/De Tijd 5 augustus 1994
bijlage 9
Artikel ‘Uithuilen bij Aboutaleb’ HP/De Tijd 24 september 2004
bijlage 10
Artikel ‘De week van Ahmed Aboutaleb’ HP/De Tijd 19 november 2004
bijlage 11
Artikel ‘Het broeit bij de jonge Molukkers’ Vrij Nederland 15 oktober 1994
bijlage 12
Artikel ‘De nieuwkomers leren Nederland kennen’ Vrij Nederland 15 oktober 1994
bijlage 13
Artikel ‘Zwarte markt’ HP/De Tijd 28 oktober 1994
bijlage 14
Artikel ‘Chinatown aan Zee’ HP/De Tijd 22 oktober 2004
bijlage 15
Alle gevonden foto’s in HP/De Tijd en Vrij Nederland van juli t/m december 1994 en 2004. Met in kolommen alle toegekende waarden
bijlage 16
Hoofdstuk 1. Inleiding Mijn interesse in fotografie ontdekte ik al op jonge leeftijd. Al snel liep ik met een kleine camera rond die door de jaren heen werd vervangen door grotere en betere camera’s. Toen ik van de middelbare school kwam besloot ik niet naar de kunstacademie te gaan maar journalistiek te gaan studeren. Een keuze die ik nooit heb betreurd. Fotograferen doe ik nog steeds veel en als het even kan wil ik deze hobby in de toekomst gaan combineren met het schrijven. Tijdens mijn masteropleiding Media en Journalistiek op de Erasmus Universiteit in Rotterdam kreeg die interesse in fotografie een nieuwe dimensie. Tijdens een college fotojournalistiek van Louis Zweers werden foto’s aan de hand van verschillende theorieën tot in detail geanalyseerd. Niet langer zag ik foto’s als mooie plaatjes, ik ging steeds meer op zoek naar de achterliggende gedachte. Deze – voor mij – nieuwe denkwijze bracht me ertoe voor mijn masterthesis ook iets met foto’s te gaan doen. Ik wist alleen nog niet wat. Toen Louis Zweers als voorbeeld voor een thesis ‘de multiculturele samenleving in beeld’ voorstelde was ik meteen enthousiast. Het idee moest nog vorm krijgen, maar ik was er al snel zeker van dat dít het onderwerp was waar ik me de komende maanden mee bezig wilde gaan houden. Nederland als multiculturele samenleving staat sinds de moord op Theo van Gogh in november vorig jaar volop in de schijnwerpers. Het is een hot item, elk medium bericht er met regelmaat over. Het CBS omschrijft allochtonen als personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Onder niet-Westerse allochtonen worden personen verstaan met als herkomstgroepering Turkije, Afrika, Latijns-Amerika of Azië met uitzondering van Indonesië en Japan.1 De miljoenen mensen van buitenlandse afkomst die samen met de oorspronkelijke Nederlandse bevolking in Nederland wonen samen de zogenaamde ‘multiculturele samenleving’. Hoe wij samen leven, hoe wij omgaan en volgens anderen om móeten gaan met mensen die geboren zijn uit minstens een niet-Nederlandse ouder, vind ik heel interessant. Terwijl het een normale zaak zou moeten zijn dat wij allen samen in één land wonen, blijkt dat toch niet het geval te zijn. Er ontstaan regelmatig conflicten die lijken te ontstaan door cultuurverschillen tussen twee personen of groepen. Ter discussie staat in hoeverre allochtonen in ons land hun
1
http://www.cbs.nl/nl/standaarden/begrippen/bevolking/begrippenlijst.html bezocht op 6 juni 2005.
2 eigen cultuur ‘mogen’ behouden en op welke fronten zij de Nederlandse normen en waarden dienen over te nemen. 1.1 Vraagstelling Gaandeweg kreeg het idee meer vorm en begon ik meer en meer na te denken over de invloed van de media en het bijpassende begrip ‘beeldvorming’. Mijn afstudeerscriptie aan de Fontys Hogeschool voor journalistiek stond ook in het teken van beeldvorming in de media, deze ging echter over vrouwen. Ook vrouwen worden in zeker opzicht nog steeds als een ‘minderheid’ beschouwd. Dit geldt ook voor als allochtonen: de groep waar deze thesis over gaat. Dat vrouwen of allochtonen in bepaald opzicht als minderheidsgroep worden neergezet, is niet iets waar wij ons dagelijks mee bezig houden. Sterker nog, lang niet iedereen zal het met me eens zijn. Ik vind het daarom de moeite waard om in deze thesis uit te leggen wat de enorme hoeveelheid aan beelden in de media voor invloed hebben op ons denken en in hoeverre het noodzakelijk is dat journalisten en beeldredacteuren zich daar mee bezig houden. De keuze voor ‘Nederland als multiculturele samenleving’ heeft te maken met de aanhoudende nieuwsstroom over niet-Westerse mensen na de aanslagen in Amerika. Ook in Nederland dreunde dit door in de media. De beschrijving van een ontwikkelde en goed opgeleide jongen als Mohammed B. die Theo van Gogh in november 2004 om het leven bracht zette mensen aan het denken. Gaat het wel zo goed in Nederland? Kunnen we wel zoveel verschillende culturen in een land herbergen zonder dat dit soort grote conflicten ontstaan? Er ontstond een grote behoefte aan meer kennis over de achtergrond van allochtonen in Nederland. De media sprongen hier op in en een toename van berichten over de multiculturele samenleving was het gevolg. Hierdoor ging ik mij voor het eerst serieus afvragen hoe de media Nederland als multiculturele samenleving in kaart brengt. In geschrift, maar vooral ook in beeld. Op aanraden van Louis Zweers besloot ik dit te gaan onderzoeken in de twee opiniebladen HP/De Tijd en Vrij Nederland. Het idee leidde tot de volgende centrale vraagstelling: Wat zijn de verschillen en overeenkomsten in de fotoberichtgeving van HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004 over de multiculturele samenleving en welke verandering is waar te nemen in onderwerpskeuze waarbij deze foto’s zijn geplaatst?
3 Het antwoord op deze vraag zal worden onderbouwd door de beantwoording van een aantal deelvragen: •
Hoe ziet de geschiedenis van de fotojournalistiek eruit? Wat is de boodschap van een foto? Welke rol speelt de media in de negatieve of stereotype beeldvorming ten opzichte van allochtonen? Hoe ziet de bevolkingsopbouw naar afkomst in Nederland eruit?
•
Hoeveel artikelen verschijnen er over de multiculturele samenleving in 1994 en 2004? Hoeveel foto’s van mensen van niet-Westerse afkomst publiceren deze bladen? Is er in 2004 meer aandacht voor de multiculturele samenleving dan in 1994? Heeft de moord op Van Gogh gezorgd voor meer negatieve berichten over dit onderwerp? Hebben de artikelen waarbij deze foto’s zijn geplaatst een negatief, neutraal of positief karakter?
•
Welke verschillen zijn er te vinden in de interesse en berichtgeving over de multiculturele samenleving in HP/De Tijd en Vrij Nederland? Wordt er een terugkerend standpunt ingenomen door deze bladen ten opzichte van allochtonen?
1.2 Onderzoek De bovengenoemde vragen worden aan de hand van zowel een kwantitatief als een kwalitatief onderzoek van HP/De Tijd en Vrij Nederland beantwoord. De foto’s die bij de artikelen worden geplaatst hebben in dit onderzoek mijn speciale aandacht. Doordat tijdschriften meer dan kranten véél en vooral ook grote foto’s publiceren is de impact van deze foto’s niet gering. De onderzoeksperioden lopen van 1 juni tot en met 31 december 1994 en van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2004. In mijn onderzoek draait het in de eerste plaats om de geplaatste foto’s. Toch ben ik van mening dat een foto zonder tekst een heel andere waarde heeft dan een foto welke wordt omringd door een kop, een onderschrift en een artikel. Gezien mijn journalistieke vooropleiding vind ik dan ook dat ik niet alleen de foto’s moet beoordelen maar ook de artikelen. Het kwantitatief analyseren van de foto’s die ik vond kost veel tijd maar berust op feitelijke waarnemingen zoals het aantal foto’s in een uitgave en de oppervlakte van deze foto’s in vierkante centimeters. Het kwalitatief analyseren van foto’s is en interpretatieve vorm van onderzoek doen welke subjectief is. Over deze analyse valt te discussiëren, juist omdat zij niet objectief is. Toch zijn er methoden ontwikkeld om deze analyse toe te passen en ik vond het nuttig deze analyse uit te voeren zodat duidelijk wordt wat ik met bepaalde meetwaarden in de kwantitatieve analyse bedoel. In de theorie worden twee onderzoeksmethoden besproken aan de hand waarvan ik deze analyse heb uitgevoerd.
4 1.3 Hoofdstukindeling Deze masterthesis bestaat uit een literatuurstudie en een foto-onderzoek. De literatuur vormt de theoretische basis aan de hand waarvan ik de kwantitatieve- en kwalitatieve analyse van de foto’s ga uitvoeren. Deze beslaat hoofdstuk 2. Vervolgens leg ik in hoofdstuk drie uit hoe mijn onderzoek eruit ziet en waarom ik ervoor heb gekozen om HP/De Tijd en Vrij Nederland te gaan onderzoeken. In hoofdstuk vier wordt het kwantitatieve onderzoek aan de hand van elf opgestelde hypotheses uitgewerkt en afgesloten met en conclusie. In hoofdstuk vijf analyseer ik vier artikelen en de zeventien daarbij geplaatste foto’s kwalitatief. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie. Tot slot volgt een samenvatting van de kwantitatieve en de kwalitatieve onderzoeksresultaten en sluit ik deze thesis af met enkele aanbevelingen en suggesties voor verder onderzoek.
5
Hoofdstuk 2. Theoretisch kader Het bestuderen van de media is geen eenvoudige opgave, daar zullen mediaonderzoekers het over eens zijn. ‘De media’ is de noemer waaronder kranten, tijdschriften, internet, radio en televisie vallen. Maar zelfs al neem je een van deze mediaonderdelen apart, dan nog valt er zoveel over te vertellen en te onderzoeken dat onderzoek pas iets bruikbaars oplevert als het gebied in hele kleine stukjes gehakt wordt. In dit hoofdstuk zullen verschillende theorieën besproken worden welke als theoretische achtergrond dienen voor mijn onderzoek naar de manier waarop de multiculturele samenleving in twee opiniebladen wordt verbeeld. Ik heb hiervoor gebruik gemaakt van literatuur over de media als overkoepelend orgaan, maar ik ga vooral in op een deelaspect van de media: fotojournalistiek. Verder bespreek ik in welke mate foto’s voor kranten en tijdschriften gezichtsbepalend zijn en in welke mate de media bijdragen aan een negatieve of stereotype beeldvorming ten opzichte van allochtone Nederlanders.
2.1 De geschiedenis van de fotoberichtgeving Fotojournalistiek is volgens Bernadette Kester ‘de systematische inzet van fotografie bij de verslaggeving van kranten en tijdschriften’. Voordat kranten en tijdschriften echter systematisch gebruik maakten van foto’s had de fotografie al een lange weg bewandeld. De twee Franse uitvinders Louis Jacques Mandé Daguerre en Nicéphore Nièpce en de Engelsman William Henry Fox Talbot zijn verantwoordelijk voor de moderne fotografie. Daguerre ontwikkelde een manier om unieke afdrukken te maken, Fox Talbot kwam met het zogenaamde ‘calotype’ waarmee meerdere afdrukken van één negatief gemaakt konden worden. Daarmee was hij de grondlegger van het negatief-positief procédé zoals wij dat nu nog kennen.2 Het massaal afdrukken van een foto in een blad of krant was echter pas mogelijk na de ontwikkeling van een systeem waarbij de fijne grijstinten niet verloren zouden gaan. In 1882 bedacht Georg Meisenbach uit München een methode die het mogelijk maakte voor het eerst op grote schaal afbeeldingen in kranten en tijdschriften te drukken.3
2 3
Bernadette Kester, Onder vuur, Het ontstaan van de Nederlandse fotojournalistiek, 237 - 239. Bram Wisman, Argusogen, 14.
6 De geïllustreerde pers kwam in Nederland veel langzamer op gang dan bijvoorbeeld in Engeland, Frankrijk en Amerika. Daar begonnen de tijdschriften al rond 1843 met het afdrukken van illustraties. In Nederland werd de eerste nieuwsfoto pas in 1885 geplaatst (in de Katholieke Illustratie). Dat trage begin kwam voornamelijk doordat de schrijvende journalisten nogal sceptisch tegenover het plaatsen van foto’s in de krant stonden. Ze vonden dat een afbeelding iets was voor mensen die niet konden lezen en hielden het liever bij de houtgravures. Foto’s zouden cultuurbedervend zijn voor een krant. Meer dan één foto per pagina kon al helemaal niet.4
2.1.1. Auteursrecht van de fotograaf Aangezien de media weinig gebruik maakten van foto’s, waren er nog geen fotopersbureaus. Daar kwam verandering in toen in 1910 het Vereenigde Fotobureaux werd opgericht dat uitgroeide tot het grootste fotopersbureau van Nederland. Ruim dertig jaar na de uitvinding van Meisenbach, rond 1910, werd zijn procédé algemeen toegepast door de dagbladpers.5 Ondanks het feit dat er steeds meer foto’s werden afgedrukt en de rol van de fotografen dus steeds belangrijker werd, hadden persfotografen nog niet dezelfde rechten als schrijvende journalisten. Dit werd rechtgetrokken door de komst van de eerste fotografenorganisatie ‘De Nederlandsche Vereeniging van Persfotografen en Film-Operateurs’ in 1931. Fotografen die lid werden van deze vereniging kregen net als hun schrijvende collega’s een perskaart waardoor zij niet langer originele smoesjes hoefden te verzinnen om bij nieuwswaardige gebeurtenissen aanwezig te kunnen zijn.6 In 1961 werd de eerste stichting voor foto-auteursrechten ‘Burafo’ opgericht. Sem Presser was de voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging van Fotojournalisten en zorgde ervoor
4
Kester, Onder vuur, 240 en Bram Wisman, Argusogen, 15 - 17. Kester, Onder vuur, 244. 6 Wisman, Argusogen, 63 – 64. 5
7 dat het opgerichte Burafo de auteursrechten beter liet functioneren. Hij was ook verantwoordelijk voor de oprichting van het Bijstandsfonds, Stichting Foto Anoniem7 en de Fotografenfederatie.8 In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, verkoopt een fotograaf zijn foto’s sindsdien niet meer, hij verleent publicatierecht aan een krant, tijdschrift, boek of televisieprogramma. In ruil daarvoor ontvangt hij een vooraf afgesproken bedrag. Voor de fotojournalist is het auteursrecht de belangrijkste inkomstenbron daar hij veel foto’s maakt die nooit geplaatst worden. Wanneer hij foto’s maakt die wel geplaatst worden, is het noodzakelijk dat elke publicatie hem geld oplevert om voldoende inkomsten te verwerven om voort te kunnen bestaan.9
2.1.2. Retoucheren Langzaam maar zeker kwam de fotograaf in de buurt van gelijkheid met de schrijvende journalisten. Er werden hoe langer hoe meer foto’s geplaatst en rechten werden aangepast. Maar de techniek was nog niet zover dat alle opnames die gewenst waren ook daadwerkelijk gemaakt konden worden. Fotografen gingen experimenteren met het ‘retoucheren’ van hun foto’s. Niet alleen werden foto’s compleet veranderd door er dingen bij te tekenen, soms was het vanwege de techniek niet mogelijk iets af te drukken zonder daarvoor twee negatieven over elkaar heen te leggen. Wanneer een snel rijdend voertuig langs een mensenmassa reed bijvoorbeeld, kreeg de fotograaf niet én het voertuig én de mensen scherp op de foto. De sluitertijd was daarvoor nog niet kort genoeg. Daarom maakte de fotograaf dan twee aparte foto’s (een van het voertuig en een van de mensenmassa) welke hij tot een geheel monteerde. In dit geval lijkt er niet veel reden voor commotie. Maar het kon ook voorkomen dat foto’s dusdanig geretoucheerd werden dat de beeltenis volledig afweek van de oorspronkelijke gebeurtenis. Hier ontstonden steeds vaker rellen over, vooral binnen de politiek.10
7
Stichting Foto Anoniem (1984) bestaat nog steeds en heeft tot doel de auteursrechthebbende op te sporen van foto’s die de pers jaren na dato wil plaatsen. Het betreft veelal archieffoto’s. Stichting Foto Anoniem helpt tegen vergoeding de fotograaf te achterhalen, waarna de gebruikelijke toestemming kan worden gevraagd. Wanneer de fotograaf onvindbaar blijkt, betaalt het medium een bedrag aan de Stichting en ontvangt een contract waarin staat dat zij gevrijwaard blijven tegen aanspraken van de auteursrechthebbende. Wanneer de fotograaf alsnog gevonden wordt, keert Stichting Foto Anoniem hem of haar geld uit. http://www.burafo.nl/cms/db.php3?id=9, bezocht op 11 april 2005. 8 Wisman, Argusogen, 147 – 151. 9 Wisman, Argusogen, 211 - 218. 10 Wisman, Argusogen, 48.
8 Dat daar ophef over komt is niet verwonderlijk want als publiek verwacht je bij het zien van een foto dat je naar een beeltenis van de werkelijkheid kijkt. Je weet dat een foto op een ander moment iets anders had kunnen laten zien en dat afstand en gebruikte lens de foto iets anders hadden kunnen maken. Maar in principe ga je er wel vanuit dat de fotograaf zijn best heeft gedaan het publiek een beeld te laten zien dat zo goed mogelijk overeen komt met de werkelijkheid. Tegenwoordig wordt het retoucheren van nieuwsfoto’s in de pers niet meer geaccepteerd. Het is een ongeschreven regel in de journalistiek dat je niet aan beeldmateriaal knoeit. Tenzij het een illustratie betreft of je er uitdrukkelijk bij vermeldt dat het om een bewerkte foto gaat. Aangezien een foto net als een artikel een journalistieke boodschap overbrengt moet de lezer erop kunnen vertrouwen dat hij een beeld van de werkelijkheid ziet. Het Noordhollands Dagblad plaatste op 7 december 2004 een rectificatie nadat zij op zaterdag 4 december een foto op de voorpagina had geplaatst van een brand in een kaasfabriek in Lutjewinkel. Deze foto bleek door de fotograaf gemanipuleerd te zijn: zowel de rookwolken als de vuurzee werden door hem groter gemaakt dan ze in werkelijkheid waren.11 Het gaat tegen de journalistieke codes in om foto’s te manipuleren omdat je het publiek daarmee voor de gek houdt en daarmee je eigen krant niet serieus neemt. Jenny Smets is fotoredacteur bij Vrij Nederland en zegt hierover: “Het hoort bij mijn beroepsethiek dat je niet knoeit met foto’s omdat je dan de waarheid vertekent. Natuurlijk worden er voorafgaand aan de plaatsing heel veel keuzes gemaakt die de werkelijkheid al een bepaalde richting op laten gaan. Maar zolang het daar bij blijft is het goed. Wanneer mensen op een foto een lantaarnpaal wegpoetsen omdat het storend is, dan is de stap niet groot meer om de volgende keer ook een aantal personen weg te poetsen. En dan raakt het einde zoek. Dan ga je als fotograaf of als beeldredactie de waarheid bewust vertekenen. Ik vind dat je moet laten zien wat ‘is’. Dus als die lantaarnpaal je in de weg zit, dan moet je als fotograaf een stap opzij zetten zodat je het niet meer in je vizier hebt. Met de komst van digitale fotografie is manipuleren heel makkelijk geworden en misschien is het soms verleidelijk. Maar hoe klein de manipulatie ook is, ik vind dat je je lezers voor de gek houdt door daar aan mee te doen. Je doet de waarheid geweld aan en dan verlies je als weekblad alle geloofwaardigheid.”12
11
http://www.nhd.nl/Index, http://www.superolog.nl bezocht op 28 april 2005. Ik maakte met de redacties van beide bladen een afspraak om wat meer inzicht te krijgen in hun manier van werken. Jenny Smets sprak ik op 30 mei 2005. De uitwerking van dit interview vind je in bijlage 3.
12
9 Mirjam Lingen, chef beeldredactie HP/De Tijd: “Als iets niet kan, is het wel het manipuleren van foto’s. Vanuit mijn vak ben ik daar heel stellig in. Een foto is net zo journalistiek als een artikel. Het bevat een boodschap en daar mag je niet mee knoeien. Stel dat een fotograaf mij niet vertelt dat hij de foto gemanipuleerd heeft en ik kom daar later achter, dan hoeft hij niet meer terug te komen. Ik moet de fotografen kunnen vertrouwen anders werkt het niet. Bij de Volkskrant zie ik regelmatig gemanipuleerde foto’s voorbij komen. Daar hebben ze dus duidelijk een lagere standaard wat betreft wat wel en wat niet kan. Ik vind dat als je iets niet wilt laten zien, je het niet moet plaatsen. Je moet er niet aan gaan rommelen om het uit beeld te halen. Als je daar aan gaat beginnen weet ik niet meer waar het zal stoppen. Je lezers moeten je kunnen vertrouwen en als je begint met het manipuleren van foto’s is heel je blad ongeloofwaardig.”13
2.1.3. ANP en NFP In 1948 startte het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) een fotoafdeling: ANP-foto. Dit was het eerste Nederlandse fotobureau dat op grote schaal foto’s verspreidde via een zendernet. Nog liep Nederland erg achter op Amerika die op dat moment al bezig was met experimenten om beeld via de telefoon over te seinen. In 1921 had E. Belin de draadloze fototelegrafie uitgevonden. Deze apparatuur werd onder de naam Belinograph in de handel gebracht maar nog niet veel gebruikt. Voor 1940 was De Telegraaf de enige krant in Nederland die een dergelijk apparaat in zijn bezit had. Toen zij in 1949 weer mocht verschijnen ging De Telegraaf weer met de Belinograph aan de slag en liep daarmee qua tijdswinst ver vooruit op de concurrenten. In 1965 werd het foto-telenet geautomatiseerd. Het was niet langer nodig afdrukken te maken, men kon van het zogenaamde ‘Electronic Picture Desk’ een foto uit het aanbod kiezen en deze werd rechtstreeks vanaf het negatief in de kranten gedrukt. Behalve het ANP was in 1948 het Nationaal Foto Persbureau (NFP) aan de slag gegaan persfoto’s te verstrekken. Het werd opgericht door persfotografen Piet Magielsen en Jan Stevens.14 Na die tijd zijn er verscheidene fotopersbureaus weggevallen en bijgekomen. Kranten en tijdschriften maken er ook nu nog veelvuldig gebruik van.
13
Ik had een interview met chef beeldredactie van HP/De Tijd Mirjam Lingen op 1 juni 2005. De uitwerking hiervan vind je in bijlage 4. 14 Wisman, Argusogen, 119 - 127.
10 Tegenwoordig zijn foto’s onmisbaar geworden in de krant en in tijdschriften. Het bepaalt mede het gezicht en dat is dan ook de reden dat de fotograaf van tegenwoordig niet meer op pad wordt gestuurd voor een ‘standaard plaatje’. Daarvoor neemt men foto’s af van het ANP, waarop elke krant geabonneerd is. Zowel de nieuwsdienst als de fotodienst van het ANP zijn in het abonnement opgenomen dus de kranten en tijdschriften hoeven hiervoor niets extra’s te betalen. De eigen fotografen en freelancers worden op pad gestuurd om bijzondere foto’s te maken. Foto’s die alleen in hun krant of blad worden afgedrukt en dus uniek zijn.15 Het zijn vooral deze foto’s die krant en tijdschrift een gezicht geven en daarom is er geen krant of blad meer die alleen foto’s van fotopersbureaus afdrukt. Maar niet alleen om te voorkomen dat je precies dezelfde beelden afdrukt als je concurrent zijn fotopersbureaus onmisbaar, ook omdat het veel te duur zou zijn als je voor iedere foto een fotograaf op pad moet sturen. Vooral bij gebeurtenissen in het buitenland lopen die kosten hoog op. En het levert je uiteindelijk hetzelfde plaatje op als die Reuters en het ANP in grote hoeveelheden beschikbaar stellen. Dat loont de moeite dus niet. Maar het kan ook voorkomen dat je een foto wilt plaatsen van iemand die al dood is. Wanneer je dan als medium geen foto van deze persoon in bezit hebt, zou je er niet aan kunnen komen. Via een persbureau kun je dat dan wel. Veel persbureaus zoals het ANP geven opdrachten aan fotografen en zorgen dat er bij belangrijke gebeurtenissen altijd iemand met een camera aanwezig is. Maar er zijn ook fotopersbureaus zoals de Hollandse Hoogte, die de foto’s van verschillende Nederlandse fotografen tegen vergoeding via internet beschikbaar stellen. Zo heb je als medium de mogelijkheid om een keuze te maken uit materiaal dat je anders waarschijnlijk nooit te zien zou krijgen.
2.2. Invloed van de media Nu gezegd is dat foto’s voor kranten en tijdschriften een gezichtsbepalende functie vervullen wil ik stilstaan bij de invloed die beelden kunnen hebben op mensen. Allereerst moeten we dan weten of de media wel invloed uitoefenen op de lezers, kijkers en luisteraars. Marshal McLuhan (1962) en Klapper (1960) hebben zich hiermee beziggehouden en opvallend is hoe de gedachte over dit onderwerp zich steeds weer bijstelde. Rond 1873 werd de invloed van de media als almachtig gezien. Als een soort injectienaald zouden de media het publiek
Inmiddels wordt er door het NFP alleen nog in opdracht voor de pers gewerkt. De grote kranten hebben allemaal hun eigen fotografen in dienst en de ‘doorsneeplaatjes’ nemen zij af van het ANP. 15 Wisman, Argusogen, 137 – 138.
11 injecteren met meningen en ideeën. Deze gedachte werd later bijgesteld toen de voorspellingen over wat de media zouden kunnen bewerkstelligen niet uit bleken te komen. Klapper zei dat de media eerder versterking dan verandering in de hand werkte en daarom werd toen gezegd dat de media géén invloed hadden. De macht van de media bleef op en neer schommelen. Dan weer werd er van een grote macht uitgegaan, dan weer van een heel kleine. Inmiddels heeft onderzoek aangetoond dat de macht van de media samenhangt met wat de ontvanger uit de boodschap wil opmaken. De door de zender bedachte boodschap wordt dus niet door iedereen hetzelfde opgevat en begrepen, omdat iedereen anders is en anders met deze boodschap om gaat. Berelsons voorzichtige samenvatting uit 1948 is volgens de samenstellers van het boek ‘De werking van massamedia’ nog steeds van toepassing: Some kinds of communication on some kinds of issues, brought to the attention of some kinds of people under some kinds of conditions, have some kinds of effects. De reden van deze vage beschrijving is dat de macht van de media niet overschat moet worden. Maar je mag ook niet veronderstellen dat de macht van de media verwaarloosbaar is. Media hebben de grootste invloed op mensen die over een bepaald onderwerp nog geen kennis of houding hebben. Op datgene waarmee men zelf al ervaring heeft en waar men zich een mening over gevormd heeft, zal het medium niet zo’n grote invloed hebben.16
2.2.1 Gatekeeper
Volgens het proces van gatekeeping van White is de journalist de schepper van de werkelijkheid zoals deze in de media te zien is. Immers is de journalist degene die als sluiswachter bepaalt wat hij wel en wat hij niet opschrijft.17 In het geval van de fotoberichtgeving echter, is de beeldredactie de verantwoordelijke gatekeeper voor de foto’s die geplaatst worden. Zij bepaalt welke fotograaf er op pad wordt gestuurd, selecteert uit de beschikbare foto’s, bepaalt het formaat van de foto’s en is uiteindelijk verantwoordelijk voor het plaatsen van het beeld. Om te weten te komen in hoeverre de beeldredacties van HP/De Tijd en Vrij Nederland stil staan bij de gevolgen van negatieve beeldvorming en of zij een afspiegeling willen vormen van deze samenleving interviewde ik hoofd- en beeldredactie van beide bladen.
16 17
Stappers et all., De werking van massamedia, 209 – 217. Stappers et all., De werking van massamedia, 88 en 120 – 124.
12 2.2.2. Beeldvorming
Er vanuit gaande dat de media misschien geen zeer grote maar wel degelijk invloed hebben, komt er een ander aspect om de hoek kijken, namelijk het begrip beeldvorming. Letterlijk betekent beeldvorming het beeld dat een mens zich vormt over iets of iemand door wat hij in zijn dagelijkse leven meemaakt. Dat wil zeggen dat je mening over een bepaalde zaak gevormd wordt door wat je ziet op straat, wat je hoort van de mensen om je heen, wat je leest in de krant, wat je ziet op de televisie en ga zo maar door. In deze thesis wil ik het hebben over de concrete beelden en teksten die een negatieve of stereotype beeldvorming bij de kijker en lezer tot gevolg hebben. Om te kunnen begrijpen hoe beeldvormingsprocessen zich in ons hoofd afspelen, moeten we bij een aantal dingen stilstaan. Zo is de invloed van geschreven teksten en beelden voornamelijk te danken aan de hoeveelheid hiervan. Dagelijks worden we overspoeld met beelden die voorbijkomen in het onderwijs, voorlichting, kunst, reclame en de media. Beeldvorming is dus overal, om ons heen en in ons hoofd. Het ontstaat door de combinatie van de genoemde teksten en beelden aan de ene kant en de denkbeelden, ideeën en gedachten van jezelf en anderen aan de andere kant. Beeldvorming heeft effecten in de werkelijkheid. Na het lezen van het volgende voorbeeld wordt duidelijk dat uit onbewuste beeldvorming (veroorzaakt door de hoeveelheid en de vorm van beeldentoevoer) een bepaald gedrag voortkomt: “Een hoge ambtenaar van het vroegere Ministerie van Cultuur, Recreatie- en Maatschappelijk Werk is door een gemeente gevraagd advies te geven over het minderhedenbeleid. Wanneer zij de zaal binnenkomt en haar hand naar de mannelijke voorzitter uitsteekt ter kennismaking, reikt hij zijn jas aan om die op te hangen in de garderobe. De ambtenaar in kwestie is een Surinaamse Nederlandse.”18
Wanneer een blanke man aanneemt dat de Surinaamse vrouw die de vergaderzaal binnenstapt de garderobejuffrouw is, dan komt zijn gedrag voort uit onbewuste stereotype beeldvorming. Blijkbaar komt het niet bij hem op dat zíj de hoge ambtenaar van het Ministerie zou kunnen zijn. En eigenlijk is dat ook niet zo vreemd. Hij ziet immers zelden een Surinaamse Nederlandse in een hogere functie verbeeld in kranten, in advertenties en op televisie. Deze verschillende media bevestigen keer op keer de bekende stereotypen over Surinaamse 18
A.Smelik, Effectief Beeldvormen. Theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen, 6-9.
13 vrouwen. Ze worden voornamelijk in beeld gebracht als schoonmaakster, in een slachtofferrol of in een of andere vorm die in onze ogen ‘minder’ wordt geacht dan de rol die de blanke Nederlander in de media wordt toegedicht. Daar zit hem de oorzaak van dit gedrag. Het is de vraag of beeldvorming schadelijk is. In beginsel niet. Beeldvorming wordt veroorzaakt door alles wat wij in ons dagelijkse leven meemaken. De mensen die wij ontmoeten, de media die wij lezen, beluisteren en bekijken. Er kan namelijk ook positieve beeldvorming plaatsvinden. Het medium laat dan teksten en beelden zien die niet overeenkomen met het verwachtingspatroon dat er heerst over allochtone Nederlanders. De rollen worden omgedraaid. Daardoor kunnen positieve beelden in ons hoofd blijven hangen.19 Volgens de Uses and gratifications benadering is de mens door zijn denkvermogen heel goed in staat om in te schatten wat wel en wat niet waar is. We zien iets in de media, praten erover met andere mensen en met behulp van onze normen en waarden bepalen wij zelf of we ons gedrag aanpassen door het ontvangen van deze boodschap. De kritiek op deze laatste theorie is echter dat het ten eerste niet goed te onderzoeken is, en dat bovendien veel denkwerk onbewust plaatsvindt. Ik denk dat dat met negatieve of stereotype beeldvorming ook gebeurt. Want wie is zich bewust van het feit dat de media zorgen voor het in stand houden van stereotyperingen? En wie gelooft dat zijn gedrag en vooroordelen in bepaalde mate worden veroorzaakt door hetgeen hij of zij op de televisie, in kranten of tijdschriften ziet? Maar aan de andere kant: is het vreemd te veronderstellen dat als je iets maar vaak genoeg ziet je niet ‘beter weet’ dan dat? Dat je de andere kant niet meer ziet?20 Ik wil in deze thesis niet pleiten voor het weglaten van negatieve berichten over allochtonen of het toevoegen van positieve verhalen en beelden. Het zou alleen wel mooi zijn als er een mooie mix ontstaat. Zoals autochtonen als vanzelfsprekend in beeld worden gebracht als zowel held als slachtoffer en zowel als deskundige als ‘man van de straat’, zo zou dat met allochtonen als vanzelfsprekend onderdeel van onze samenleving ook moeten gebeuren. Zowel onder de autochtone als onder de allochtone bevolking bevinden zich zowel helden als rotte appels. Dat mogen de media gerust laten zien. Samen met de ervaringen die de lezer of kijker van deze media in de dagelijkse praktijk opdoet, kan hij of zij zelf een beeld vormen over de multiculturele samenleving.
19 20
Smelik, Beeldvormen, 23. Stappers et all., De werking van massamedia, een overzicht van inzichten, 80 – 87.
14
2.2.3 De boodschap van een foto Aan het begin van mijn theoretisch kader heb ik verteld dat men in vroegere tijden weinig waarde hechtte aan foto’s. De foto’s die afgedrukt werden in de media dienden enkel ter illustratie. Pas veel later ging men de foto als ‘aparte boodschap’ beschouwen en bestond ook de benaming fotojournalist. In 1964 beschreef de fransman Roland Barthes in Rhétorique de l’image hoe verborgen betekenissen in foto’s te ontcijferen zijn. Aan de hand van de door hem bestudeerde semiotiek (de leer der tekens) legt hij uit dat niet alleen woorden, maar ook objecten het mogelijk maken betekenis te geven aan culturele verschijnselen zoals foto’s. Hij legt dit uit aan de hand van een reclamefoto van Italiaanse producten van het merk Panzani die uit een boodschappennetje de tafel op lijken te rollen. Barthes haalt de foto als het ware uit elkaar om de achterliggende betekenis te achterhalen. Zo beschrijft hij dat het eten dat getoond wordt in eerste instantie aangemerkt kan worden als de signifier. We zien eten, daar hoeven we niet over te discussiëren. Als je de foto verder uiteen gaat halen kun je ook zeggen dat je te maken hebt met vers en gezond eten. Los van het feit dat er op de afbeelding ook blikjes worden afgebeeld zullen deze waarden niet veel discussie oproepen. Deze toegekende waarden noemt Barthes de signifieds. Door de signifieds te benoemen verandert Barthes het eten op de foto in tekens en deze tekens kunnen vervolgens als een taal gelezen worden. Knalrode paprika’s en tomaten zien er lekker en gezond uit. Barthes noemt dit denotatie. Minder overeenstemming is er waarschijnlijk in het geval van connotatie. Dat gaat een stap verder en omschrijft het zichtbare eten tevens als een uiting van Italiaansheid door de naam van het merk en de kleur van de gebruikte groenten. Het zijn deze waarden die belangrijk zijn om te begrijpen dat foto’s in iedere cultuur anders gelezen worden. Een Italiaan zou het namelijk niet opgevallen zijn dat de naam Panzani voor een buitenlander erg ‘Italiaans klinkt’ en de betekenis van de uitgesproken rode groenten zeggen hem waarschijnlijk ook weinig. De reclamefoto is echter bedoeld voor Frans publiek en daar leest men deze dingen er wel aan af. Dat komt omdat er stereotype symbolen zijn gebruikt die door andere culturen zonder moeite gelezen worden. De pasta, de verse producten, veel tomaten en de felle kleuren doen denken aan Italië.21
21
Roland Barthes, Retorica van het beeld is een vertaling van ‘Rhétorique de l’image’ uit 1964 en verscheen in Skrien 117 (1982) pagina 34-39.
15 In dit onderzoek ga ik nieuwsfoto’s bekijken, waarbij de betekenis van de foto er waarschijnlijk iets minder dik bovenop zal liggen dan in een reclamefoto. Maar ook in nieuws- en reportagefoto’s kun je stereotype beelden terugvinden. Met behulp van de theorie van Barthes heb ik in het kwalitatieve deel van mijn onderzoek gepoogd de foto’s te ontleden en de achterliggende boodschap te vangen. Het ontleden van een foto is een leuke bezigheid omdat je je steeds afvraagt of de fotograaf wel stilgestaan heeft bij de dingen die jij uit de foto opmaakt. Je moet immers niet vergeten dat er al heel wat keuzes zijn gemaakt voordat je de foto onder ogen krijgt in een krant of tijdschrift. In Le message photographique (1961) beschrijft Barthes dat er net als bij een schilderij, tekening of film, door de maker altijd een betekenis aan de foto wordt toegevoegd. De fotograaf heeft keuzes gemaakt (onder andere door tijdstip van fotograferen, zijn standpunt, lensgebruik, genomen afstand, en begrenzing) om te foto te maken tot wat hij is. De fotograaf is in dezen de zender van de foto als boodschap. Wanneer de foto echter wordt afgedrukt, komen er nog verschillende mensen aan te pas die allemaal bepaalde keuzes maken. Binnen de redactie van het medium wordt een selectie gemaakt uit de gemaakte foto’s, de foto’s worden bewerkt (qua kleur, scherpte en uitsnede), iemand schrijft een artikel waarbij de foto wordt geplaatst, er wordt een kop bedacht waar ook de foto onder valt en er wordt een onderschrift geschreven. Al deze handelingen die los van het ‘maken van de foto’ gebeuren, vallen samen onder datgene wat de zender doet. Het bepaalt in sterke mate de uiteindelijke boodschap van de foto. Want een foto die apart bekeken wordt, kan door deze bewerkingen en het toevoegen van tekst een heel andere betekenis krijgen dan de fotograaf voor ogen had. Met dit aspect heeft Harold Evans zich beziggehouden. In zijn boek Pictures on a page uit 1978 beschrijft hij de bovenstaande manieren waarop een redactie de betekenis van een foto kan veranderen. Hierover zal ik in de onderzoeksopzet in het volgende hoofdstuk verder uitweiden. Los van de tekst, de kop, het onderschrift en de lay-out en geeft ook de naam van het medium een extra boodschap mee aan de foto. Want de naam vertegenwoordigt een begrip dat de lezing van een boodschap sterk kan beïnvloeden, of eigenlijk: een foto kan van betekenis veranderen naar gelang het medium waarin hij wordt geplaatst.22 Vervolgens komt de boodschap via de zender bij de ontvanger: de lezer van het medium waarin de foto in zijn uiteindelijke context wordt afgedrukt. En zoals reeds beschreven voegen deze verschillende lezers aan de foto in zijn uiteindelijke context nog een extra betekenis toe, welke afhankelijk is van de cultuur van de maatschappij die de boodschap 22
L. Zweers, Collegehandleiding fotojournalistiek, Rotterdam, november 2004, Erasmus Universiteit en http://www.ic.arizona.edu/~comm300/mary/semiotics/barthes.theory.html, bezocht op 15 maart 2005
16 ontvangt. Dus de boodschap van een foto bestaat uit dat wat de foto laat zien, de context, de naam van het medium en de boodschap welke de ontvanger aan de weergegeven symbolen of uitdrukkingen toekent vanuit zijn cultuur.
2.3 Nederland als multiculturele samenleving Nu ik uitgelegd heb op welke manier een foto betekenissen draagt en invloed heeft op mensen, wil ik even stilstaan bij het begrip multiculturele samenleving. In deze thesis ga ik me bezighouden met de manier waarop deze multiculturele samenleving in geschrift maar vooral in beeld, wordt weergegeven. Het begrip multiculturele samenleving is ontstaan toen in de jaren vijftig zo’n 300.000 mensen vanuit Indonesië naar Nederland kwamen. In de jaren zestig werden in de landen rondom de Middellandse zee werknemers geworven. In de jaren zeventig en tachtig mochten in het kader van gezinshereniging de toenmalige gastarbeiders hun gezinnen naar Nederland laten komen. In het jaar van de Surinaamse onafhankelijkheid (1975) kwamen veel Surinamers naar Nederland op zoek naar meer zekerheid. Deze arbeidsimmigratie, de komst van voormalige Rijksgenoten, vluchtelingen en asielzoekers hebben niet alleen de kleur van het straatbeeld veranderd maar brachten ook andere perspectieven en ervaringen met zich mee.23 Het begrip multiculturele samenleving wordt in zijn algemeenheid in de media gebruikt in de betekenis van het naast en met elkaar leven van verschillende culturen in Nederland met als doel een nieuwe gemeenschappelijke, gemengde cultuur te vormen.24 Volgens de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2004 leven er in Nederland in totaal 3.088.152 allochtonen. Dit is het totaal van de eerste en tweede generatie allochtonen uit zowel Westerse als niet Westerse landen. Uit niet westerse landen zijn dat er 1.668.294.25 De totale bevolking van Nederland is momenteel 16.292.353.26 Dat wil dus zeggen dat meer dan 10 procent van de Nederlandse bevolking uit niet Westerse allochtonen bestaat. Van de in Nederland wonende allochtonen zijn er 314.699 afkomstig uit Marokko,
23
Garjan Sterk et all., Media en Allochtonen, Journalistiek in de multiculturele samenleving, 111. Garjan Sterk et all., Media en Allochtonen, Journalistiek in de multiculturele samenleving, 9-10. 25 Website Centraal Bureau voor de Statistiek http://statline.cbs.nl/StatWeb/table.asp?PA=37713 bezocht op 23 april 2005. 26 Website Centraal Bureau voor de Statistiek http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?HDR=T&LA=nl&DM=SLNL&PA=37296 bezocht op 23 april 2005. 24
17 129.721 van Nederlandse Antillen en Aruba, 328.312 uit Suriname en 357.911 uit Turkije.27 En dit percentage groeit met het jaar. Daarom is het belangrijk stil te staan bij het begrip ‘multiculturele samenleving’, het multiculturele deel groeit immers en dus blijft de samenstelling van de Nederlandse bevolking veranderen. Kerncijfers van de allochtonenprognose 2004-2050 volgens het CBS: Aantal allochtonen in Nederland volgens prognose CBS: Jaar Totaal Waarvan niet-westers 2004 3.088.152 1.668.297 2010 3.293.759 1.830.620 2020 3.747.863 2.103.410 2030 4.166.743 2.354.492 2040 4.591.212 2.591.597 2050 5.025.655 2.799.586 Deze groei is volgens het CBS te verklaren door het afnemende aantal allochtonen dat na jaren weer naar het land van herkomst terugkeert, en het toenemende aantal geboorten binnen deze groep.28 Het onderwerp van deze thesis zou geen issue zijn wanneer er zich binnen de Nederlandse multiculturele samenleving geen problemen zouden voordoen. Karin Simone Prins beschrijft in haar proefschrift Van ‘gastarbeider’ tot ‘Nederlander’: Adaptatie van Marokkanen en Turken in Nederland uit 1996, de mate waarin Marokkanen en Turken de Nederlandse normen, waarden en gebruiken overnemen en die van henzelf behouden. Zij onderscheidt vier vormen van adaptatie namelijk integratie, assimilatie, separatie en marginalisatie. Van streven naar integratie is sprake wanneer een nieuwkomer het belangrijk vindt contact met leden van de dominantie groep (autochtonen) te onderhouden en er tevens aan hecht de eigen cultuur te behouden. Bij assimilatie vindt de immigrant het onderhouden van contacten met autochtonen ook belangrijk maar wordt het niet belangrijk gevonden de eigen cultuur te behouden. We spreken van separatie wanneer een persoon weinig waarde hecht aan contact met leden van de dominante groep en de eigen cultuur wil behouden. Marginalisatie is de adaptatievorm waarbij de migrant het onbelangrijk vindt contact te hebben met autochtonen en ook geen waarde hecht aan het behouden van de eigen cultuur.
27
Website CBS Bevolking naar herkomstgroepering en generatie, 23 april 2005. http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=37325 bezocht op 23 april 2005. 28 Website CBS http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=T&LA=nl&DM=SLNL&PA=37175 bezocht op 23 april 2005.
18
Behoefte aan behoud van de eigen cultuur ja
nee
Behoefte aan contact met
ja
integratie
assimilatie
de dominante groep
nee
separatie
marginalisatie
Dit proefschrift beschrijft de manier waarop Turken en Marokkanen zelf vinden dat ze in de Nederlandse samenleving staan en de manier waarop autochtone Nederlanders vinden dat Turken en Marokkanen in de samenleving staan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste generatie (zelf in Turkije of Marokko geboren) en de tweede generatie (minstens één van de ouders in Turkije of Marokko geboren). Volgens dit proefschrift zijn vooral de immigrantengroepen die vlak na de Tweede Wereldoorlog kwamen geassimileerd in de Nederlandse samenleving. Zij hebben zich bijna volledig aangepast aan de Nederlandse normen en waarden en vallen nauwelijks op. Wat betreft de meer recente immigrantengroepen ligt het volgens dit proefschrift minder eenduidig. De grootste groep personen van de eerste generatie neemt een gesepareerde positie in de Nederlandse samenleving in. Zij zijn gericht op hun oude cultuur, spreken slecht Nederlands en hebben weinig contact met Nederlanders. Personen van de tweede generatie immigranten in Nederland staan al heel anders in de maatschappij. Zij nemen veel meer deel aan het maatschappelijke leven en zijn geïntegreerd. Marginalisatie komt vooral voor onder jongeren die zich noch met de eigen cultuur, noch met de Nederlandse cultuur verbonden voelen. Hierdoor raken ze vervreemd van de maatschappij. Ze worden ook wel randgroepjongeren genoemd. Volgens het beschreven onderzoek stellen autochtone Nederlanders het op prijs als allochtonen hun eigen cultuur laten voor wat het is en veel contact hebben met autochtone Nederlanders (assimilatie). Dit is precies waar het multiculturele debat in de media over gaat. Autochtonen willen dat allochtonen leven als de meerderheid van de Nederlandse bevolking. Het lijkt ondoenlijk om samen te leven in een land wanneer iedereen zijn eigen cultuur trouw blijft. Er ontstaan dan keer op keer conflicten omdat sommige zaken voor een autochtoon heel normaal zijn en voor een allochtoon ondenkbaar en andersom. Mijn idee hierover is dat de media hierin een belangrijke rol kunnen spelen. Als zij laten zien hoe allochtonen leven, hoe zijn denken, kortom hén een stem geven, dan kunnen autochtonen hun mening aan de hand hiervan wellicht bijstellen. Je kunt naar mijn mening immers pas ergens een mening over hebben, als je veel informatie tot je beschikking hebt. Aangezien uit het onderzoek van Prins blijkt dat er maar op zeer kleine
19 schaal contact tussen allochtonen en autochtonen plaatsvindt zouden de media in ieder geval kunnen zorgen voor, laten we zeggen ‘aanvullende informatie’ over allochtonen. Pas dan kan de manier waarop autochtonen over allochtonen denken veranderen en tonen autochtonen wellicht meer interesse in deze groep. Hierdoor komen zij nog meer te weten over allochtonen waardoor het beeld dat zij hebben over allochtonen bijgesteld kan worden. Maar dat is alleen een issue wanneer blijkt dat de media weinig of negatief over de multiculturele samenleving bericht. Anders is er immers geen probleem. Hier ga ik op in in de nu volgende paragraaf.
2.4 Elementen van de samenleving laten zien zoals ze zijn Het feit dat je in Nederland geboren wordt, wil niet automatisch zeggen dat je volgens de geldende waarden en normen van de Nederlandse samenleving wordt opgevoed. Door de opvoeding door allochtone ouders, krijgen allochtone kinderen een andere maatschappelijke werkelijkheid mee over wat cultuur is en aan welke kwaliteit die moet voldoen dan de autochtone bevolking. Net als Barthes is Ivan Wolffers ervan overtuigd dat hierdoor bepaalde bedoelingen van de media aan hen voorbij gaan, of dat ze het totaal verkeerd begrijpen. Terwijl deze betekenissen voor Nederlanders voor de hand liggen. Als voorbeeld noemt Wolffers: “Herkent een Iraniër, opgevoed met het idee dat er niets belangrijker is dan de familie, als hij De avonden leest iets in de manier waarop het gezin van Egters op de Schilderskade 66 met elkaar omgaat? Begrijpt een Turkse vrouw het verzet van Erik in Kort Amerikaans tegen zijn gereformeerde vader en waarom de rebellie van de zoon wel vermengd moet zijn met seksuele ontwikkeling? Kunnen Marokkanen die Nederlandse films zien zoals Karakter of De wisselwachter de tekenen ontcijferen die voor Nederlanders voor de hand liggen?” 29 Wolffers probeert duidelijk te maken dat je wel kunt wíllen dat iedereen in Nederland – ongeacht herkomst – hetzelfde denkt en doet, maar dat dat vanwege de verschillende culturele achtergronden nooit gaat gebeuren. Dat moet je accepteren en van daaruit verder denken. Volgens Wolffers is één van de belangrijkste aspecten om ervoor te zorgen dat verschillende culturen in één land makkelijker samengaan, het belichten van de verschillen en
29
Ivan Wolffers, Gekleurd Nederland, De ondraaglijke eenzijdigheid van de westerse cultuur, 10.
20 overeenkomsten van deze culturen in de media. De overheersende autochtone cultuur overheerst in de media dus zou er vooral extra aandacht besteed moeten worden aan de verschillende autochtone culturen. Deze verschillende culturen zouden volgens hem dan niet verteld en verbeeld moeten worden door allochtonen een rol toe te delen die door iemand bedacht is die de verschillende culturen vreemd is, maar door iemand die zelf de beschreven culturele achtergrond heeft. Allochtonen leven nu volgens hem in films ofwel exact hetzelfde als autochtonen, ofwel worden zij op stereotype wijze afgebeeld. De werkelijke rol van allochtonen in de Nederlandse samenleving is volgens hem in cultuuruitingen als televisie, film en fotografie nauwelijks terug te vinden. Allochtonen worden voornamelijk in beeld gebracht als het onderwerp ‘multicultureel is’. Wanneer dat niet het geval is, worden allochtonen volgens hem geweerd. Hij vraagt zich dan ook af hoe het mogelijk is dat een zo opvallend fenomeen als de instroom van allochtonen in Nederland en het samenwonen met hen, zo opvallend afwezig is in het grootste deel van onze kunst.30 Gezien het toenemende aantal niet-Westerse allochtonen in Nederland is het niet vreemd te veronderstellen dat de mate waarin autochtonen ‘geconfronteerd’ worden met andere culturen toeneemt. In de door mij onderzochte periode 1994 en 2004 woonden er respectievelijk 2.394.634 en 3.088.152 allochtonen in Nederland. We kunnen niet ontkennen dat de samenstelling van de Nederlandse samenleving verandert en kleurrijker wordt. Ik ben het met Wolfers eens dat de media dat dan ook niet moeten ontkennen door de allochtone bevolking te weren of in stereotype rollen te verbeelden. Volgens Wolffers is de manier waarop allochtonen in de media worden overgeslagen of op stereotype wijze worden verbeeld, net zo verontrustend als het weren van degenen die niet aan bepaalde raciale of etnische criteria voldoen uit bepaalde straten of wijken. Ook in de machtsnetwerken rondom onze cultuur vinden we volgens hem veel te weinig allochtone Nederlanders terug. Dat is de reden dat zij voor de verbeelding van zichzelf in de media zijn aangewezen op autochtone Nederlanders die hen vaak zonder enige kennis van leefwijze en drijfveren, op stereotype wijze afschilderen. Met andere woorden, er wordt meer óver dan dóór allochtonen verteld in de media.31
30 31
Ivan Wolffers, Gekleurd Nederland, 8 - 12. Ivan Wolffers, Gekleurd Nederland, 13 – 14.
21 Ik vroeg aan de beeldredactie van HP/De Tijd en Vrij Nederland in hoeverre zij zich bezig houden met het plaatsen van foto’s waarop allochtonen te zien zijn. Mirjam Lingen is chef beeldredactie bij HP/De Tijd en zegt hierover: “Ik vind het niet nodig om steeds bewust een standpunt te kiezen van waaruit je allochtonen in beeld hebt. Het gaat erom dat je een goede foto maakt en de werkelijkheid vastlegt. Wanneer daar – en dat is in onze maatschappij het geval – allochtonen in voorkomen dan leg je dat dus vast. En als ik in het kader van een artikel heel bewust op zoek ben naar een foto met een groep allochtonen en ik geef ze die opdracht dan zullen ze er wel bij stilstaan. Maar altijd heel bewust op pad gaan met het idee ‘ik moet er allochtonen op zetten in verband met de beeldvorming’… Nee, absoluut niet.” 32 Jenny Smets van Vrij Nederland denkt daar anders over. Ik vroeg haar voor welke foto van een doorsnee terrasje op een zomerdag ze zou kiezen: de foto mét of de foto zonder allochtonen in beeld. Zij antwoordde: “Dan is de kans groot dat ik voor de foto mét allochtonen kies. Omdat ik voor pluriformiteit ben. Dat geldt overigens niet alleen bij allochtonen, ook bij jongeren, vrouwen en ouderen bijvoorbeeld. De fotografen denken daar zelf ook over na, dat verwacht ik ook van ze.”33
2.5 Migranten en media
Dat de keuzes van journalisten en beeldredacties belangrijk zijn om negatieve of stereotype beeldvorming ten opzichte van allochtonen bij het publiek te voorkomen, is niet nieuw. Het NVJ Bureau Migranten en Media heeft zich vanaf 1984 ingezet voor meer allochtonen in journalistieke redacties en het uiteenzetten van het belang van pluriforme berichtgeving over allochtonen in de media.34 In 2002 is zij begonnen met een reeks van trainingen op redacties van regionale kranten over de manier waarop zij omgaan met de berichtgeving over migranten. De redacties van de onderzochte kranten (Haagse Courant, Goudsche Courant, Utrechts Nieuwsblad, Amersfoortse Courant en De Dordtenaar) blijken nog vrijwel geheel uit ‘witte mensen’ te bestaan. Af en toe worden allochtone freelancers ingehuurd.35 Ook bij HP/De Tijd en Vrij Nederland bestaan de redacties bijna geheel, of volledig uit blanke 32
Ik hield een interview met chef beeldredactie van HP/De Tijd Mirjam Lingen op 1 juni 2005. De uitwerking hiervan vind je in bijlage 4. 33 Ik interviewde Jenny Smets op 30 mei 2005. De uitwerking van dit interview vind je in bijlage 3. 34 Op 1 juli 2004 werd het werk van Migranten & Media neergelegd wegens de stopzetting van de noodzakelijke VWS-subsidie. 35 Journalistiek in de multiculturele samenleving, onder redactie van Ellen de Vries, gepubliceerd op het internet: http://beeldvorming.net/multi-culti-journalistiek.pdf, gedownload op 3 april 2005.
22 medewerkers. Bij HP/De Tijd werkt één journalist van allochtone afkomst en bij Vrij Nederland geen. Ook onder de fotografen bevinden zich geen allochtone Nederlanders.36 De stelling die dit bureau inneemt en welke overeenkomt met hetgeen een ander bureau, (Bureau Beeldvorming en Diversiteit van de publieke omroep37) ook aanhangt, is dat meer allochtonen binnen een redactie zorgen voor meer pluriformiteit in de berichtgeving. En meer pluriformiteit in de berichtgeving betekent méér allochtonen in beeld, en allochtonen op meer verschíllende manieren in beeld. Wat betreft de bronnen die in het onderzoek van Migrant en Media zijn genoteerd, valt op dat mensen van allochtone afkomst vooral worden opgevoerd wanneer het artikel expliciet over de multiculturele samenleving gaat. En dus veel minder wanneer het over een alledaags onderwerp gaat. Maar zelfs wanneer een artikel specifiek over de multiculturele samenleving gaat wordt er meer óver allochtonen gepraat dan dóór allochtonen. De allochtone bronnen die aan het woord worden gelaten worden zelden als gezaghebbende persoon benaderd. Deskundigen zijn meestal blank en man.38 De voorloper van Bureau Beeldvorming en Diversiteit (Meer van Anders) gaf in 2002 een boekje uit waarin allochtone deskundigen vermeld staan zodat redacties niet langer kunnen stellen dat er ‘nou eenmaal geen allochtone deskundigen te vinden zijn’ en uit het elite-kringetje van autochtone deskundigen stappen.39 Tuncay Çinibulak is journalist bij de Haagsche Courant en voegt hier aan toe dat veel autochtone journalisten de drempel te hoog vinden om over allochtone gemeenschappen te berichten. Behalve het aannemen van meer allochtone Nederlanders op redacties, zouden autochtonen volgens hem de mogelijkheid moeten krijgen zich uitgebreid te verdiepen in de belevingswereld van allochtonen. Pas dan kan correcte verslaggeving plaatsvinden en zal er ook meer over de multiculturele samenleving geschreven worden dan alleen het ‘slechte nieuws’.40 Want het negatieve nieuws over allochtonen, wat in dit onderzoek beschreven wordt als zijnde problematiserend, blijkt de overhand te hebben. Met problematiserend wordt bedoeld dat het artikelen betreft die allochtonen in verband brengen met criminaliteit, illegaliteit, overlast, geweld, en sociaal economische achterstand. Onder 36
Interview Gerard van Westerloo, in 2004 interim hoofdredacteur van Vrij Nederland en interview Henk Steenhuis, hoofdredacteur HP/De Tijd. Zie voor de uitwerking van deze interviews bijlage 2 en 4. 37 Meer van Anders ontstond in 2001 uit de samenvoeging van het project Bureau Beeldvorming m/v en Meer Kleur in de Media. Bureau Beeldvorming m/v had als taak programmamakers aan te zetten tot evenwichtige beeldvorming van mannen en vrouwen in hun programma’s. Het doel van Meer Kleur in de Media was om meer etnische minderheden in programma’s en in personeelssamenstelling te krijgen. Per 1 september 2003 wijzigde de naam Meer van Anders in Bureau Beeldvorming en Diversiteit. 38 Abdel Ilah Rubio, Journalistiek in de multiculturele samenleving, ‘De verhalen die lezers krijgen voorgeschoteld zijn niet altijd even koosjer!’, 14 – 15. 39 Meer van Anders, Alles went, adressenboek allochtone deskundigen. 40 De Vries, Journalistiek in de multiculturele samenleving, Contacten leggen is één ding, ze onderhouden een ander. Vooral de nazorg is belangrijk, 25.
23 niet-problematiserende artikelen verstaan de onderzoekers artikelen over succesverhalen, portretten of recensies van culturele festivals. In dit onderzoek is het aantal nietproblematische artikelen in de onderzochte kranten een stuk groter dan de problematische artikelen (60 ten opzichte van 40 procent) maar dat is voornamelijk te danken aan de succesverhalen van de vele sporters van allochtone afkomst.41
Conclusie: De media hebben invloed, al is het maar door de grote hoeveelheid beelden die zij op ons afvuren. Door allochtonen in woord en beeld uit te sluiten in de Nederlandse media of door ze op stereotype wijze af te beelden, kan negatieve of stereotype beeldvorming ten opzichte van allochtonen ontstaan. Door wat wij elke dag in ons leven meemaken hebben wij onszelf een beeld gevormd over allochtonen. Dat beeld is bij iedereen verschillend en invloed op die positieve, stereotype dan wel negatieve beeldvorming die afkomstig is door hoe wij leven, wie wij tegenkomen en waar wij over praten, heeft niemand in de hand. Journalisten en beeldredacteuren die bij een van de vele Nederlandse media werken echter wel. Door herhaaldelijk met dezelfde onderwerpen en beelden te komen houden zij ons een beeld voor over allochtonen. Een beeld dat in sommige gevallen klopt, maar in andere gevallen niet geheel overeenkomt met de waarheid. Door bepaalde onderwerpen en beelden weg te laten en andere herhaaldelijk te beschrijven en te laten zien, hebben journalist en beeldredacteur een belangrijke vinger in de pap als gatekeeper: wat ziet het publiek wel en wat niet. Allochtonen worden volgens de besproken theorieën in de media vaak in verband gebracht met criminaliteit, illegaliteit, overlast, geweld en sociaal economische achterstand. Dit zijn als vanzelfsprekend voorbeelden van onderwerpen welke negatieve en stereotype beeldvorming creëren dan wel in stand houden. De media leveren door de hoeveelheid beelden en teksten die zij verspreiden een belangrijke bijdrage aan het beeld dat mensen zich vormen. In dit geval gaat het dan specifiek over het beeld dat mensen zich vormen over allochtonen. De media trachten te laten zien wat er in de samenleving speelt. Ik vind dat dat de taak is van journalisten: laten zien wat er speelt in de samenleving. Dat betekent in het geval van berichtgeving over allochtonen dat de media gerust artikelen kunnen publiceren welke problematiserend zijn ten opzichte van allochtonen. Het betekent echter óók dat zij artikelen moeten publiceren die neutraal of idealiserend van aard zijn. Zogezegd moeten zij streven 41
http://beeldvorming.net/multi-culti-journalistiek.pdf, 4-8.
24 naar een zo uitgebreid mogelijke berichtgeving over allochtonen in Nederland. Met verschillende invalshoeken en vanuit verschillende perspectieven.
25
Hoofdstuk 3. Keuze voor onderzochte media en onderzoeksopzet Zoals Wolffers in de besproken literatuur zegt is Nederland als multiculturele samenleving een feit van waaruit je verder moet denken. Want – en dat is mijn mening – al zou je nog zo racistisch zijn, iedereen zou zich moeten beseffen dat het ontstaan van onze multiculturele samenleving niet terug te draaien valt. Dat gaat ook zeker niet gebeuren. Dat er veel verschillende mensen met veel verschillende culturen in dit land leven is een feit en van daaruit moet je naar mijn mening verder denken. Het centrale idee van mijn thesis is dan ook niet dat de media positiever over allochtonen moeten berichten en negatieve berichten weg moeten laten om zo een positiever beeld te scheppen. Het gaat er mij om dat journalisten en fotografen de taak hebben de samenleving te laten zien zoals zij is. Dat betekent op zijn minst een zo goed mogelijke weerspiegeling, waarbij de continue stroom van stereotype beelden geen plaats zou moeten hebben. Het gaat om de verbeelding van ‘allochtoon Nederland’ waarover in de bestudeerde theorie wordt gezegd dat die verbeelding op een onvolledige, negatieve en stereotype manier plaatsvindt. Ik wil in deze thesis onderzoeken of dat ook bij HP/De Tijd en Vrij Nederland het geval is.
Om tot een antwoord te komen op mijn probleemstelling: ‘Wat zijn de verschillen en overeenkomsten in de fotoberichtgeving van HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004 over de multiculturele samenleving en welke verandering is waar te nemen in de wijze waarop over dit onderwerp wordt bericht?’ heb ik de uitgaven van HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en in het laatste half jaar van 2004 onderzocht en de artikelen die betrekking hebben op de multiculturele samenleving gekopieerd. Ik heb gekozen voor HP/De Tijd en Vrij Nederland omdat in deze weekbladen regelmatig uitvoerig verslag gedaan wordt van zaken die spelen in onze multiculturele samenleving. Beide bladen hebben de reputatie opinievormend te zijn, en ook al richt ik me niet op de invloed die deze bladen al dan niet op de lezers uitoefenen, toch
26 ga ik er met een gemiddelde oplage van 65.870 exemplaren van Vrij Nederland en een gemiddelde oplage van 47.296 van HP/De Tijd in 2004 vanuit dat die invloed redelijk is.42
3.1 Geschiedenis HP/De Tijd en Vrij Nederland HP/De Tijd is nog jong en kwam in 1990 voort uit de Haagse Post en De Tijd. De Tijd was katholiek en ontstond in 1845. Rond 1970 kwam het blad in moeilijkheden en men ging door als weekblad. Eerst in de vorm van een krant, later als magazine. Het blad werd progressief katholiek. Uiteindelijk werd er in 1990 gefuseerd met concurrent De Haagse Post, welke in 1914 ontstond als sociaal liberaal weekblad en inmiddels ook noodlijdend was. HP/De Tijd verschijnt nu ook in de vorm van een magazine, op wekelijkse basis. De fusie met De Haagse Post was een oplossing, maar zorgde niet voor grote groei.43 De huidige hoofdredacteur van HP/De Tijd Henk Steenhuis zegt in een interview dat ik op 1 juni 2005 met hem had over het links of rechts zijn van zijn blad: “HP/De Tijd is pas vijftien jaar geleden ontstaan vanuit de Haagse Post die nergens bij hoorde en De Tijd, lang geleden een katholiek dagblad. We zijn eigentijds en uit de hokjes van de zuilen gestapt. Wij horen dus eigenlijk nergens meer bij. Ik vind ook niet dat het uitmaakt welke mening je verkondigt in je blad, als die maar degelijk beredeneerd wordt. We hebben bijvoorbeeld wel eens criminaliteitscijfers gepubliceerd over Marokkanen, maar ook hebben we recentelijk een verhaal geplaatst waarin wordt gepleit voor een generaal pardon voor de zesentwintigduizend asielzoekers.” Het eerste exemplaar van Vrij Nederland verscheen op 31 augustus 1940. Het groeide uit tot een veel gelezen verzetsblad. Na de bevrijding werd Vrij Nederland onder hoofdredactie van Henk van Randwijk legaal voortgezet. Het blad is van oorsprong een links georiënteerd blad en verscheen sinds de oprichting op krantenformaat. Sinds de jaren negentig verschijnt Vrij Nederland net als HP/De Tijd als magazine. Door concurrentie van de dagbladen en het overlijden van hoofdredacteur Joop van Tijn in 1997, brak een onzekere periode aan. Vrij Nederland is zich vanaf die tijd meer gaan richten op de opinievorming. Het VN van nu
42
Website Instituut voor Media Auditing: http://www.hoi-online.nl/Default.aspx?id=2756&pos=1 bezocht op 21 juni 2005. 43 Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000 Beroep, cultuur en organisatie, 424.
27 belicht de achtergronden van het nieuws en publiceert regelmatig dossiers over actuele onderwerpen.44 Gerard van Westerloo was in 2004 interim hoofdredacteur van Vrij Nederland en hij beschrijft het blad als volgt: “Vrij Nederland was in 1994 echt nog een heel links blad en stond heel positief tegenover de multiculturele samenleving. Ze wilde begrip kweken voor andere culturen en schreven er echt héél positief over om er extra de aandacht voor te vragen. Toen ik in 2004 bij Vrij Nederland kwam als hoofdredacteur, had Vrij Nederland eigenlijk geen koers meer. Ze waren niet links, ze waren niet rechts. Elke mening mocht erin, als het maar goed geschreven was. Het ging puur om de schrijfstijl, een herkenbaar standpunt was er niet meer uit te halen. Ik wilde er weer een links blad van maken. In 2004 is Vrij Nederland nog steeds begripvol over allochtonen. Vaak nemen we geen stelling in, maar laten we gewoon zien hoe het ís.”45 De opinieweekbladen maakten in de jaren zeventig een hoogtepunt mee wat betreft oplage. Ze hadden een grote invloed op de meningsvorming. Eind jaren zeventig beleefden de dagbladen echter hun topjaren (per 100.000 Nederlanders 32.554 dagbladen) en de oplage van de opiniebladen liep daardoor terug. De dagbladen werden bovendien steeds dikker en daarom was de behoefte aan opiniebladen minder groot. De geïllustreerde tijdschriften maakten juist een enorme bloei door, voor elke hobby of interesse werd wel een blad uitgegeven. De oplagen waren enorm en trokken dus ook lezers van de opiniebladen weg.46 Het progressieve Vrij Nederland overleefde de verminderde oplagecijfers terwijl de Haagse Post en De Tijd gedwongen moesten fuseren. De oplage van Vrij Nederland daalde van 200.000 in 1978 naar ongeveer 80.000 in 199547 en bedroeg in 2004 65.870 exemplaren.48
44
www.vrijnederland.nl Ik had een interview met Gerard van Westerloo op 12 mei 2005. Dit interview en het interview met Henk Steenhuis vind je in bijlage 2 en 4.
45
46
Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000 Beroep, cultuur en organisatie, 422. Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000 Beroep, cultuur en organisatie, 424. 48 http://www.hoi-online.nl/Default.aspx?id=2756&pos=1 bezocht op 21 juni 2005. 47
28 3.2 Kwantitatieve onderzoeksmethoden Ik beperk het onderzoek tot ‘Nederland als multiculturele samenleving’ en zal dus eventuele reportages over culturen in het buitenland niet meenemen in mijn onderzoek. De keuze voor het jaartal 2004 is gebaseerd op het feit dat de moord op Theo van Gogh de meest recente gebeurtenis is die de discussie over onze multiculturele maatschappij aanzwengelde. Het was in november 2004 en daarom heb ik gekozen voor het laatste half jaar van 2004. Om het logisch te houden onderzocht ik daarom ook van 1994 alleen het laatste half jaar. Het onderzoeken van de fotoberichtgeving is in eerste instantie mijn bedoeling. Ik ben erg geïnteresseerd in fotografie en na een onderzoekscollege fotojournalistiek besloot ik dat ik hier iets meer mee wilde doen. Behalve het bestuderen van de foto’s, wil ik ook de berichtgeving in mijn onderzoek betrekken. Mijn vooropleiding Journalistiek aan de Fontys Hogeschool in Tilburg is mijn basis. Ik vind het daarom belangrijk het journalistieke aspect van de onderwerpen niet uit het oog te verliezen. Daarom ga ik de foto’s die ik vind niet alleen ‘los’ beoordelen maar ga ik de berichtgeving ook meenemen. Ik begin met het opzoeken van alle artikelen die op de een of andere manier over de multiculturele samenleving gaan ongeacht of er op de foto een moskee, een buitenwijk een persoon of iets anders staat. De uitgaven van HP/De Tijd en Vrij Nederland van 1994 kan ik inzien bij de Centrale Bibliotheek van Rotterdam, de uitgaven van 2004 van beide bladen in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Alle artikelen waar een foto bij zit kopieer ik, de artikelen zonder foto laat ik buiten beschouwing (dit betreft voornamelijk ingezonden brieven, columns en commentaren over dit onderwerp welke voor mijn onderzoek niet van belang zijn). Vervolgens ga ik aan de hand van een schema dat ik opstelde naar aanleiding van de bestudeerde theorie de verschillende aspecten van het artikel en de foto noteren.49
49
Zie voor het gebruikte schema bijlage 1.
29 Op de schema’s vul ik in: 1. Nummer van de gevonden foto in het onderzoek 2. Datum uitgave, nummer en jaargang 3. Paginanummer waarop de foto geplaatst is 4. Onderschrift foto 5. Kop en subkop bij artikel 6. Wat is er in beeld gebracht? 7. Naam fotograaf of persbureau 8. Naam journalist 9. Grootte van de foto (hoogte x breedte in centimeters en cm2) 10. Onderwerp artikel 11. Aantal pagina’s gevuld met tekst 12. Totaal aantal pagina’s besteed aan artikel inclusief foto’s 13. Teneur foto (positief/neutraal/negatief) 14. Teneur tekst (positief/neutraal/negatief 15. Teneur foto in combinatie met de tekst (positief/neutraal/negatief/verwarrend) 16. Problematiserend / neutraal / idealiserend 17. Wordt er dóór of óver allochtonen gesproken? 18. Allochtoon in beeld gebracht? (Ongeacht of het een multicultureel onderwerp is of niet). De eerste gegevens uit dit rijtje worden genoteerd om elke foto een ‘label’ mee te geven, zodat ik ook na het invoeren van honderden foto’s, elke afbeelding nog terug kan vinden. De namen van fotografen en/of persbureaus worden genoteerd om een conclusie te kunnen trekken over het verband tussen fotografen en dit onderwerp. Zijn het steeds dezelfde fotografen die bij onderwerpen over de multiculturele samenleving de foto’s verzorgen of niet? Wijkt men voor het afbeelden van multiculturele onderwerpen uit naar een fotopersbureau of sturen de redacties een eigen fotograaf? Hetzelfde geldt voor de journalisten. Aan de hand van de interviews met de hoofd- en beeldredactie van beide bladen zal ik een verklaring proberen te geven van het wel of niet inzetten van dezelfde fotografen en journalisten bij dit onderwerp.
30 De oppervlakte van de foto’s is interessant omdat een grote foto een grotere impact heeft dan een kleine foto. Ik heb alle foto’s gefotokopieerd op 100% wat betekent dat ze op ware grootte zijn afgedrukt. Vervolgens heb ik met een liniaal gemeten wat de hoogte en de breedte van de foto’s was in centimeters zodat ik de oppervlakte kon bepalen. Het onderwerp wordt genoteerd om tijdens de uitwerking snel te kunnen zien of het een multicultureel onderwerp betreft of niet. Het aantal pagina’s tekst dat per artikel wordt besteed aan een onderwerp zegt iets over de tijd die in het verhaal is gestoken en de mate waarin de redactie het belangrijk vindt dit onderwerp te belichten. Het totaal aantal pagina’s dat besteed wordt aan het artikel inclusief foto’s zegt iets over de waarde die de redactie aan het onderwerp hecht. Hoe meer ruimte er aan een onderwerp besteed wordt, hoe groter het belang is dat de hoofdredactie van het blad aan dit onderwerp hecht. Dat vind ik belangrijk om te weten, zo kan ik de verschillen tussen beide tijdschriften beter uiteen zetten. Per foto noteer ik de ‘teneur’: het gevoel dat de foto in eerste instantie oproept. Dat kan positief, neutraal of negatief zijn. Per tekst schrijf ik die teneur ook op, alleen gaat het me bij de tekst om de teneur ten opzichte van het beschreven individu of de beschreven groep allochtonen. Is de tekst positief, neutraal of negatief ten opzichte van dit individu of deze groep die deel uitmaakt van de allochtone bevolking binnen de Nederlandse multiculturele samenleving? De tekst kan namelijk ook heel positief berichten over een bepaalde buurt, maar vervolgens een hele negatieve klank hebben ten opzichte van de allochtonen die daar wonen. In dat geval wordt de tekst als negatief bestempeld, want het gaat me erom of de tekst ten opzichte van allochtonen of de combinatie autochtoon - allochtoon in Nederland positief, neutraal of negatief wordt benaderd. De combinatie van de teneur van de foto en de tekst wordt ook genoteerd. Een foto kan namelijk heel positief overkomen, wanneer echter de tekst een negatieve lading heeft wordt de geportretteerde persoon of groep ook negatief beoordeeld door de lezer. Zoals in de theorie van De Vries op pagina 22 wordt besproken ga ik in mijn onderzoek ook kijken naar de mate waarin er in HP/De Tijd en Vrij Nederland op problematiserende,
31 neutrale of idealiserende manier wordt bericht over allochtonen. Met problematiserend wordt bedoeld dat allochtonen in verband worden gebracht met criminaliteit, illegaliteit, overlast, geweld en sociaal economische achterstand. Een artikel is idealiserend wanneer er zeer positief over de allochtoon of de groep allochtonen wordt geschreven. Je kunt hierbij denken aan succesverhalen over allochtone sporters, maar ook aan geslaagde zakenmensen of journalisten waarover zeer positief wordt bericht. Niet zelden wordt in deze berichtgeving überhaupt niet gesproken over de afkomst van de beschreven persoon. Dankzij het succes lijkt de allochtone afkomst dan níet belangrijk. Onder het kopje neutraal schaar ik alle berichten die neutraal van aard zijn en de beschreven allochtoon of groep allochtonen niet ‘ophemelen’ of ‘afvallen’. Met de gegevens over het wel of niet problematiserend zijn van een artikel, kan ik concluderen welk percentage van de artikelen de multiculturele samenleving in een negatief daglicht plaatst. Verder schrijf ik voor ieder artikel op of het óver allochtonen gaat, of dat er dóór allochtonen wordt gesproken. Dit doe ik in het kader van de besproken theorie van Wolffers (pagina 1922) en het onderzoek van Bureau Migranten en Media (pagina 22 en 23) waaruit blijkt dat er vaker óver dan dóór allochtonen wordt verteld. Wanneer er dóór allochtonen wordt verteld wordt een allochtone Nederlander geciteerd of geparafraseerd. In dit geval geeft de journalist de woorden van een allochtone Nederlander weer. Wanneer er óver allochtonen wordt verteld kan dat betekenen dat de journalist schrijft over allochtonen, maar het kan ook betekenen dat de journalist een autochtoon aan het woord laat die zich uitlaat over allochtonen of een kwestie die speelt in de multiculturele samenleving. In principe zou deze laatste indicator (óver allochtonen) nog uiteengesplitst moeten worden in ‘de journalist beschrijft’ en ‘een autochtoon beschrijft’ omdat de journalist in het laatste geval afstand neemt van wat er gezegd wordt. Terwijl hij in het eerste geval zijn eigen mening verkondigt en dat is een fundamenteel verschil. Toch heb ik ervoor gekozen enkel de begrippen ‘óver’ en ‘dóór’ te gebruiken omdat het mij gaat om het feit of de allochtone Nederlander in het artikel nou wél of níet aan het woord wordt gelaten. Bovendien valt zo onder het kopje ‘óver’ altijd de tekst die door een autochtoon is geschreven of uitgesproken aangezien er zowel bij HP/De Tijd als Vrij Nederland in deze onderzoeksperiode geen artikelen werden geschreven door allochtone Nederlanders. Dus onder het kopje ‘óver allochtonen verteld’ vallen zij, die niet tot de allochtone bevolking gerekend worden.
32 Per exemplaar noteer ik het aantal gevonden foto’s in de totale uitgave (dus álle foto’s, ongeacht het onderwerp, foto’s op de cover en foto’s bij de inhoudsopgave buiten beschouwing gelaten). Evenals het aantal pagina’s per uitgave. Met deze gegevens kan ik straks uitrekenen hoeveel foto’s er gemiddeld in één exemplaar staan en hoeveel procent daarvan wordt ‘ingenomen’ door foto’s bij een multicultureel onderwerp. Hetzelfde geldt voor het noteren van het aantal pagina’s: als ik het gemiddeld aantal pagina’s per uitgave weet en ik weet het aantal pagina’s per multicultureel artikel, dan kan ik uitrekenen hoeveel procent er per uitgave aan dit onderwerp wordt besteed. In de theorie bespreek ik op pagina 13 tot en met 15 de negatieve of stereotype beeldvorming die spreekt uit het aantal afgebeelde allochtonen in de media (er wordt gesuggereerd dat het percentage allochtonen in de Nederlandse samenleving niet overeenkomt met het percentage allochtonen dat in de media wordt getoond). Daarom heb ik álle foto’s waarop een nietWesterse allochtoon te zien is gekopieerd. Daarmee kan ik aan de hand van het aantal pagina’s, het aantal artikelen, het aantal foto’s en de oppervlakten van de foto’s iets zeggen over het percentage foto’s waarop een allochtonen wordt afgebeeld. Dit voegt extra informatie toe wat betreft de aanwezigheid van negatieve of stereotype beeldvorming want alleen door de hoeveelheid aan foto’s met niet-Westerse allochtonen erop te noteren kun je bepalen of er in HP/De Tijd en Vrij Nederland een min of meer overeenkomende samenstelling van de bevolking wordt weerspiegeld.
3.3 Kwalitatieve onderzoeksmethoden In hoofdstuk 4 beschrijf ik welke informatie ik door middel van deze kwantitatieve gegevens heb verzameld en wat ik hier voor conclusies aan kan verbinden.50 Inhoudelijk is er dan echter nog niet veel gezegd over de geplaatste foto’s. Daarom zal ik na de kwantitatieve analyse nog vier artikelen en alle daarbij geplaatste foto’s kwalitatief beoordelen in hoofdstuk 5. Bij deze beoordeling maak ik gebruik van de theorie van de op pagina 15 tot en met 17 besproken literatuur van Barthes en Evans. Aan de hand van de onderzoeksmethoden die zij gebruiken kan ik de foto als het ware ‘ontleden’ en de diepere betekenis vinden en uitleggen. Het geeft enig inzicht in de manier waarop HP/De Tijd en Vrij Nederland de multiculturele 50
De afgedrukte versie van het Excelbestand waarin ik alle kwantitatieve gegevens heb genoteerd vind je in bijlage 16.
33 samenleving verbeelden. Zowel symbolen als gezichtsuitdrukkingen en poses kunnen een foto stereotyp maken. Ik wil met de kwalitatieve analyse laten zien in hoeverre beide bladen de multiculturele samenleving op een negatieve of stereotype wijze afbeelden. Hierbij wil ik echter niet uit het oog verliezen dat een foto niet op zichzelf staat wanneer het in combinatie met een artikel wordt afgedrukt. Net zo min als dat een artikel helemaal los staat van de bijgeplaatste foto. Daar komt nog bij dat er vaak meerdere foto’s bij een artikel worden geplaatst. Daardoor kun je pas echt iets zeggen over de manier waarop het bewuste blad dit multiculturele onderwerp heeft belicht, door de combinatie van het artikel en alle foto’s te analyseren. Daarom bespreek ik van vier artikelen eerst de tekst, daarna de bijbehorende foto’s apart en leg ik daarna uit wat de combinatie voor betekenis krijgt. De conclusies van deze kwalitatieve analyse zijn weliswaar niet objectief, toch zegt het iets over de manier waarop HP/De Tijd en Vrij Nederland de multiculturele samenleving verbeelden. Volgens Barthes moet je bij het zoeken naar de boodschap van een foto letten op de volgende zaken: •
Trucage
Door montage of retouchering wordt gebruik/misbruik gemaakt van de geloofwaardigheid van de fotografie. De fotograaf of de beeldredactie wil hiermee een bepaald effect bereiken. •
Pose
De pose welke de persoon op een foto aanneemt, kan door de ontvanger een bepaalde betekenis hebben welke er vanuit de ontvangende cultuur aan toe wordt gekend. De foto krijgt deze betekenis doordat stereotype houdingen en uitdrukkingen binnen een cultuur associaties oproepen. •
Objecten
De fotograaf heeft een voorwerp of attribuut met of zonder opzet in beeld geplaatst. De objecten die bedoeld worden zijn algemeen geaccepteerd als verbonden met bepaalde onderwerpen of begrippen. •
Het fotogenieke
Het beeld wordt opgesierd door bepaalde technieken van belichting, diafragma-instelling en wijze van afdrukken. Het gebruik van de gekozen lens, het camerastandpunt, de afstand
34 die de fotograaf neemt, het objectief en de begrenzing van de werkelijkheid wordt gekozen door de fotograaf. •
Esthetiek
Het imiteren van echte kunst doordat de foto door middel van compositie of speciale technieken op andere kunsten probeert te lijken. •
Syntaxis
Een serie naast of onder elkaar geplaatste foto’s, van hetzelfde onderwerp in een tijdsverloop, opent ook mogelijkheden tot het toevoegen van nieuwe betekenissen. Door het herhalen van een beeld met steeds een verandering komt de foto als het ware ‘in beweging’ zoals bij een film.51 Naast deze door Barthes opgestelde criteria betrek ik de theorie van Harold Evans bij deze analyse. Waar Barthes kijkt naar de betekenis van tekens, kijkt Harold Evans (1997) voornamelijk naar handelingen van de fotoredactie die de werkelijkheid volgens hem vertekenen. Ook hierdoor kan een foto een heel andere betekenis krijgen dan de fotograaf voor ogen had. Evans geeft aan dat de (foto)redacteur verschillende mogelijkheden heeft om het fotomateriaal te bewerken: •
Bepalen van het formaat
Leesbaarheid, emotionele impact •
Sequentie
Het plaatsen van een fotoserie •
Cliché
Het herhaaldelijk plaatsen van dezelfde foto •
Derde effect
Verschillende beeldinhouden tegenover elkaar stellen •
Kadrering
Het wegsnijden van een deel van de foto •
Begeleidende tekst
De kop bij de foto en het onderschrift.52
51
Uit ‘De fotografische boodschap’, een vertaling van ‘Le message photographique’ (1961) van Roland Barthes in filmblad Skrien nr. 92/93, 1980, 45 - 46. 52 Harold Evans, Pictures on a page, photo-journalism, graphics and picture editing.
35 De theoretische benadering van Barthes is voor mijn onderzoek het meest interessant omdat ik met deze methode een grote hoeveelheid aan artikelen met bijbehorend beeldmateriaal kan beoordelen. Het beoordelen van trucage, pose, objecten, het fotogenieke, de esthetiek en de syntaxis volgens de methode van Barthes lukt alleen wanneer ik me beperk tot een aantal foto’s. De complete analyse van iedere foto die afgedrukt werd in HP/De Tijd en Vrij Nederland in twee jaargangen bij een artikel over de multiculturele samenleving, zou een boekwerk aan subjectieve informatie worden. Daarom gebruik ik een schema dat Louis Zweers tijdens de colleges fotojournalistiek heeft uitgereikt welke ik heb aangevuld met indicatoren waarvan ik de waarden wil kunnen bepalen (zie bijlage 1). Maar ook van deze theorie is niet elk segment bruikbaar voor mijn onderzoek. Of een foto bijvoorbeeld is bijgesneden kan ik niet zeggen wanneer ik de foto in zijn ‘afgedrukte vorm’ zie. Dat zou je alleen kunnen onderzoeken door alle originelen ernaast te leggen. Dat ga ik in mijn onderzoek niet doen. Maar het is wel interessant om je te beseffen dat de foto zoals hij in een tijdschrift is afgedrukt, door de fotograaf soms met een heel andere gedachte of bedoeling gemaakt is of ten mínste met een grotere reikwijdte werd aangeleverd. Opmerking: De foto’s op de covers zijn niet meegenomen in mijn onderzoek omdat dit vaak bewerkte foto’s zijn. De foto’s in de inhoudsopgave zijn niet meegenomen bij het tellen van het totaal aantal foto’s, en ook niet als aparte onderzoekseenheid omdat het foto’s zijn die verderop in het nummer op groter formaat terugkomen. Illustraties zoals tekeningen en grafieken zijn niet opgenomen in het onderzoek. Hierdoor zijn enkele artikelen die over de multiculturele samenleving berichten niet in het onderzoek opgenomen omdat er geen foto bij het artikel werd geplaatst maar een illustratie. Het artikel moet gaan over Nederland als multiculturele samenleving en niet over een ander land. Een visie op de Nederlandse samenleving door iemand die zelf niet in Nederland woont telt wel mee. Zolang de tekst maar over Nederland gaat. Helaas is het voorgekomen dat ik bij het noteren van de fotograaf of het fotopersbureau de bron niet kon achterhalen. In HP/De Tijd van 2004 kwam dit bijvoorbeeld voor bij compilatie van het jaar 2004. Hierbij zijn 22 portretfoto’s geplaatst waarbij de makers van deze foto’s niet worden vermeld. Maar het is ook voorgekomen dat ik er thuis achter kwam dat de naam van de fotograaf/het fotopersbureau door het kopiëren was weggevallen. In de meeste gevallen heb ik de namen alsnog kunnen achterhalen door de gebundelde uitgaven nogmaals te raadplegen. In verband met de tijd die daar extra in ging zitten ontbreekt in de gegevens
36 (zoals te zien in bijlage 16) van een aantal foto’s de bron. Hier heb ik rekening mee gehouden bij het samenstellen van de grafieken en dit wordt dan ook aangegeven. In het volgende hoofdstuk volgen de hypotheses en de onderzoeksresultaten van de kwantitatieve analyse. In hoofdstuk vijf analyseer ik vier artikelen en de zeventien bijbehorende foto’s kwalitatief, zodat je een beeld krijgt van de manier waarop ik de foto’s in groepen heb ingedeeld voor de kwantitatieve analyse.
37
Hoofdstuk 4. Kwantitatieve analyse Met behulp van de literatuur heb ik beschreven waarom het nuttig is te kijken naar de manier waarop de multiculturele samenleving ‘in beeld wordt gebracht’ in HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 ten opzichte van 2004. Aan de hand van de verzamelde gegevens ga ik antwoord geven op de probleemstelling: Wat zijn de verschillen en overeenkomsten in de fotoberichtgeving van HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004 over de multiculturele samenleving en welke verandering is waar te nemen in de wijze waarop over dit onderwerp wordt bericht? Het is interessant om te kijken in hoeverre de fotoberichtgeving over de multiculturele samenleving in tien jaar tijd veranderd is. Er kan nu meer, de vrijheid van de pers is zeer groot. Ik denk dat de interesse tussen 1994 en 2004 ten opzichte van de multiculturele samenleving toegenomen is, wat zich wellicht zal uiten in een toename aan artikelen en foto’s die in relatie staan tot dit onderwerp. Om uitspraken te doen over de manier waarop HP/De Tijd en Vrij Nederland de multiculturele samenleving verbeelden ga ik in dit hoofdstuk de volgende hypotheses onderzoeken en beantwoorden: Hypothese 1: In zowel HP/De Tijd als in Vrij Nederland staan in 2004 meer artikelen over de multiculturele samenleving dan in 1994 omdat de interesse voor dit onderwerp in tien jaar tijd is toegenomen. Hypothese 2: In zowel HP/De Tijd als in Vrij Nederland staan in 2004 meer foto’s over de multiculturele samenleving dan in 1994 omdat de interesse voor dit onderwerp in tien jaar tijd is toegenomen.
38 Hypothese 3: In Vrij Nederland staan in verhouding meer artikelen en foto’s over de multiculturele samenleving dan in HP/De Tijd omdat ik denk dat Vrij Nederland vaker over maatschappelijke onderwerpen bericht. Hypothese 4: Van de gevonden foto’s verwacht ik in HP/De Tijd een negatiever beeld over de multiculturele samenleving te vinden dan in Vrij Nederland omdat dit laatste blad als linkser georiënteerd kan worden aangemerkt. Hypothese 5: Ik verwacht een negatieve verandering waar te nemen in de berichtgeving in 2004 ten opzichte van 1994. Ik verwacht dat allochtonen in 2004 in artikelen vaker in verband worden gebracht met criminaliteit, illegaliteit, overlast, geweld en sociaal economische achterstand dan in 1994. Hypothese 6: Het zijn steeds dezelfde fotografen en journalisten die op pad worden gestuurd om over de multiculturele samenleving te berichten omdat de redactie mensen kiest die in dit onderwerp geïnteresseerd zijn. Hypothese 7: Er wordt vaker gebruik gemaakt van fotopersbureaus dan van eigen fotografen omdat deze foto’s goedkoper zijn en ze bovendien makkelijk te verkrijgen zijn. Hypothese 8: Op basis van de door mij bestudeerde literatuur verwacht ik dat er in beide bladen op minder dan 10 % van het totaal aantal foto’s per uitgave een niet-Westerse allochtoon is afgebeeld.
39 Hypothese 9: Foto’s van allochtonen worden voornamelijk afgedrukt bij artikelen die over de multiculturele samenleving gaan. Hypothese 10: Ik verwacht dat de foto’s van die gemaakt zijn door eigen of gehuurde fotografen groter zijn afgedrukt dan foto’s welke van persbureau’s afkomstig zijn. Hypothese 11: Op basis van de door mij bestudeerde literatuur verwacht ik dat er meer óver dan dóór allochtonen wordt verteld in de artikelen over de multiculturele samenleving. Door middel van grafieken en tabellen van de gegevens ga ik antwoord geven op deze hypotheses. Sommige conclusies worden aangevuld met de informatie die ik kreeg van de redacties van HP/De Tijd en Vrij Nederland. De volledige interviews heb ik als bijlage opgenomen (bijlage 2, 3 en 4). Daarna geef ik een samenvatting waarin ik de hoofdvraag beantwoord. In totaal vond ik 377 foto’s. Van deze foto’s zijn 289 foto’s geplaatst bij een artikel over de multiculturele samenleving en zij vormen de basis van dit onderzoek. De overige 88 foto’s heb ik opgenomen omdat er een allochtone Nederlander op werd afgebeeld. Deze foto’s zijn gebruikt om een antwoord te kunnen geven op hypothese 8 en 9 maar worden in de rest van de kwantitatieve analyse niet meegenomen.
40 Hypothese 1: In zowel HP/De Tijd als in Vrij Nederland staan in 2004 meer artikelen over de multiculturele samenleving dan in 1994 omdat de interesse voor dit onderwerp in tien jaar tijd is toegenomen. Aantal artikelen over de multiculturele samenleving
Aantal foto's bij deze artikelen
HP/De Tijd 1994
11
33
Vrij Nederland 1994
13
58
HP/De Tijd 2004
35
81
Vrij Nederland 2004 Totaal aantal artikelen en foto’s die gevonden zijn en gebruikt in deze kwantitatieve analyse
46
117
105
289
Tabel 1. Het aantal artikelen over de multiculturele samenleving en de daarbij geplaatste foto’s in HP/De Tijd en Vrij Nederland. Deze aantallen zijn gebruikt bij de kwantitatieve analyse.
Aantal artikelen en bijbehorende foto's over de multiculturele samenleving 140 120 Aantal
100 80
Aantal artikelen
60
Aantal foto's
40 20 0 HP de Tijd 1994
HP de Tijd 2004
Vrij Nederland 1994
Vrij Nederland 2004
Grafiek 1. Het aantal gevonden artikelen en foto’s over de multiculturele samenleving in HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 en 2004.
Deze hypothese is juist: zowel in HP/De Tijd als in Vrij Nederland zijn in 2004 ten opzichte van 1994 meer artikelen over de multiculturele samenleving geplaatst. Bij beide bladen is het aantal artikelen in deze tien jaar ruim verdrievoudigd. Het aantal foto’s in HP/De Tijd was in 2004 tweeëneenhalf keer zo groot als in 1994, bij Vrij Nederland twee keer zo groot. Hiermee is ook hypothese 2 ‘In zowel HP/De Tijd als in Vrij Nederland staan in 2004 meer foto’s over
41 de multiculturele samenleving dan in 1994 omdat de interesse voor dit onderwerp in tien jaar tijd is toegenomen’ ook bevestigd. De bovenstaande grafiek en tabel laten het absolute aantal van de gevonden foto’s en artikelen zien in beide bladen in de onderzochte periode. Hier kun je dan ook aflezen wat de toename bij beide bladen was van het aantal artikelen en het aantal foto’s. Zoals je ziet wordt er in Vrij Nederland in beide jaren zowel aan artikelen als aan foto’s meer aandacht besteed aan multiculturele onderwerpen dan in HP/De Tijd. Echter: in 1994 werd Vrij Nederland nog op A3-formaat afgedrukt. De oppervlakte per pagina is daarom twee keer zo groot als de oppervlakte per pagina van Vrij Nederland in 2004 en van HP/De Tijd in beide jaren welke op A4-formaat werden afgedrukt. Hierdoor was er in de onderzochte exemplaren van Vrij Nederland in 1994 dus twee keer zoveel ruimte om te besteden aan artikelen en foto’s. Als Vrij Nederland in 1994 de helft van het aantal pagina’s van HP/De Tijd zou bevatten kon ik wel een vergelijking maken. Dit is echter niet het geval (sterker nog: in 1994 waren niet alleen de pagina’s van Vrij Nederland twee keer zo groot als van HP/De Tijd, ook het aantal pagina’s was groter dan van HP/De Tijd. Zie tabel 3). Om iets te kunnen zeggen over de verhouding tussen deze twee bladen heb ik daarom de waarden van de gevonden foto’s en artikelen van Vrij Nederland in 1994 door tweeën gedeeld. Dan ontstaat het volgende beeld: Verdeling van het aantal artikelen en de daarbij geplaatste foto's over de multiculturele samenleving na correctie Vrij Nederland 1994 in verband met verschil in paginagrootte
aantal
150 Totaal aantal artikelen over de multiculturele samenleving
100 50 0 HP de Tijd 1994
Vrij Nederland 1994
HP de Tijd 2004
Vrij Nederland 2004
Totaal aantal foto's dat geplaatst w erd bij de artikelen over de multiculturele samenleving
Grafiek 2. Het aantal gevonden artikelen en foto’s over de multiculturele samenleving in HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004 nadat de waarden van Vrij Nederland in 1994 door tweeën zijn gedeeld vanwege een twee keer zo grote oppervlakte.
Ook na toepassing van deze correctie blijven beide hypothesen bevestigd, alleen zie je dat de hoeveelheid aan foto’s over dit onderwerp hierdoor in Vrij Nederland in 1994 minder is geworden dan in HP/De Tijd in 1994.
42 Gerard van Westerloo was tijdens de moord op Van Gogh interim hoofdredacteur van Vrij Nederland. Met hem heb ik het ook gehad over het ‘hot’ zijn van het onderwerp multiculturele samenleving. Hij zei hier over: “Het was het journalistieke gevoel in je dat je zegt dat alles dat niets met de moord te maken heeft van tafel geschoven moet worden. Je kunt op zo’n moment gewoon niet aankomen met een verhaal dat niets om het lijf heeft. Het móest gewoon in verband staan met die moord. Je jut elkaar op, je denkt dat de lezers er alles over willen weten. Maar na een week of drie begin je je te beseffen dat je die honger naar kennis op steeds datzelfde gebied misschien hebt overschat. Dat de lezers het inmiddels wel beu zijn. Je hoort dat dan van je omgeving, maar je krijgt er dan ook veel brieven over. Mensen die schrijven dat ze wel weer eens iets anders willen lezen dan steeds hetzelfde. En dan gaat het jezelf ook vervelen en bouw je het weer af.” Conclusie: In zowel HP/De Tijd als Vrij Nederland wordt in 2004 meer aandacht besteed aan de multiculturele samenleving dan in 1994. Het aantal artikelen in beide bladen verdrievoudigde in deze tien jaar. Het aantal foto’s is in HP/De Tijd met factor 2,5 toegenomen, in Vrij Nederland is dit aantal verdubbeld ten opzichte van 1994. Wanneer je uitgaat van een gelijke paginagrootte in 1994 (en je daarom de waarden van Vrij Nederland in 1994 door tweeën deelt) besteedt Vrij Nederland qua artikelen iets meer aandacht aan dit onderwerp dan HP/De Tijd. Qua foto’s drukt HP/De Tijd er na toepassing van deze berekening iets meer af in het kader van dit onderwerp. Over het aandeel foto’s en artikelen dat in beide bladen percentueel wordt geplaatst gaat de volgende hypothese. Hypothese 3: In Vrij Nederland staan in verhouding meer artikelen en foto’s over de multiculturele samenleving dan in HP/De Tijd omdat ik denk dat Vrij Nederland vaker over maatschappelijke onderwerpen bericht. In de bovenstaande grafieken kunnen we aflezen dat het absolute aantal artikelen en foto’s in Vrij Nederland in zowel 1994 als 2004 inderdaad groter is dan in dezelfde jaren in HP/De Tijd. Maar zoals gezegd ligt deze verhouding anders wanneer je de oppervlakten van beide bladen gelijk trekt. Dan geldt dit wat betreft foto’s alleen nog maar voor 2004. Ik ga nu eerst kijken hoeveel foto’s er per artikel bij een multicultureel onderwerp worden geplaatst.
43
Totaal aantal foto's dat geplaatst wordt bij Totaal aantal artikelen artikelen over de over de multiculturele multiculturele samenleving samenleving
Gemiddeld aantal foto's dat bij een multicultureel onderwerp wordt geplaatst
HP de Tijd 1994
11
33
3
Vrij Nederland 1994
13
58
4,46
HP de Tijd 2004
34
81
2,38
Vrij Nederland 2004
47
117
2,49
Tabel 2. Het aantal gevonden artikelen en foto’s en het gemiddeld aantal foto’s per artikel over de multiculturele samenleving in HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004.
Zoals je kunt zien plaatst Vrij Nederland gemiddeld per artikel meer foto’s dan HP/De Tijd. Dat verschil was in 1994 groter dan in 2004 wat te verklaren valt door het A3-formaat van Vrij Nederland in 1994. In 2004 was de afmeting van de pagina’s van beide bladen even groot en ook het aantal pagina’s per uitgave (zie tabel 3) waardoor deze vergelijking idealer is. Je ziet in 2004 dat het gemiddeld aantal foto’s per artikel dan ook bijna gelijk is. Als je gaat kijken naar de verhouding tussen het gemiddeld aantal pagina’s van een uitgave en het gemiddeld aantal pagina’s dat besteed is aan foto’s en aan tekst per uitgave dan krijg je een ander beeld. Natuurlijk is de oppervlakte van de pagina’s van Vrij Nederland in 1994 nog steeds twee keer zo groot als de oppervlakte van de pagina’s in Vrij Nederland 2004 en de oppervlakte van alle uitgaven van HP/De Tijd. Maar door het gemiddeld aantal pagina’s per uitgave te berekenen en af te zetten tegen het gemiddeld aantal pagina’s dat besteed wordt aan het totale artikel, alleen aan tekst en alleen aan foto’s, kun je zien hoe de verdeling naar dit onderwerp per blad ligt. Gemiddeld aantal pagina’s besteed aan multicultureel artikel: tekst én foto’s (per uitgave)
Gemiddeld aantal Gemiddeld aantal Gemiddeld aantal pagina's tekst per pagina's besteed aan pagina's foto's per artikel artikel per uitgave (per uitgave) (per uitgave)
HP de Tijd 1994
3,3
1,8
Vrij Nederland 1994
3,1
1,8
1,3
97
3
2
1
96
2,9
1,8
1,1
91
HP de Tijd 2004 Vrij Nederland 2004
1,5
87
Tabel 3. De verdeling van het aantal pagina’s dat gemiddeld per uitgave aan multiculturele onderwerpen wordt besteed in verhouding tot het gemiddeld aantal pagina’s per uitgave.
44 Uit deze tabel wordt duidelijk dat het verschil in het gemiddeld aantal pagina’s dat per uitgave aan multiculturele artikelen wordt besteed verwaarloosbaar is. In beide bladen worden in beide jaren gemiddeld drie pagina’s per uitgave besteed aan multiculturele onderwerpen. Het gemiddeld aantal pagina’s tekst ligt op twee pagina’s en het gemiddeld aantal pagina’s dat aan foto’s werd besteed ligt rond één pagina. Alleen in 1994 werd er in HP/De Tijd per uitgave gemiddeld anderhalve pagina besteed aan foto’s tegenover 1,3 pagina’s in Vrij Nederland. Ook dit is een verwaarloosbaar verschil. Ik kan dus concluderen dat ten opzichte van het gemiddeld aantal pagina’s per uitgave, de aandacht besteed aan multiculturele onderwerpen in beide bladen in beide jaren niet veranderd zijn. In onderstaande cirkeldiagrammen zie je deze conclusie in één oogopslag: Verdeling van het aantal pagina's dat gemiddeld per uitgave aan multiculturele onderwerpen wordt besteed in Vrij Nederland in 1994
4%
3% multiculturele onderwerpen
multiculturele onderwerpen
Niet multiculturele onderwerpen
Niet multiculturele onderwerpen
97%
96%
Verdeling van het aantal pagina's dat gemiddeld per uitgave aan multiculturele onderwerpen wordt besteed in HP de Tijd in 2004
3%
97%
Verdeling van het aantal pagina's dat gemiddeld per uitgave aan multiculturele onderwerpen wordt besteed in HP de Tijd in 1994
Verdeling van het aantal pagina's dat gemiddeld per uitgave aan multiculturele onderwerpen wordt besteed in Vrij Nederland in 2004
3% multiculturele onderwerpen
multiculturele onderwerpen
Niet multiculturele onderwerpen
Niet multiculturele onderwerpen
97%
Grafiek 3. De verdeling van het aantal pagina’s dat gemiddeld per uitgave aan multiculturele onderwerpen wordt besteed in verhouding tot het gemiddeld aantal pagina’s per uitgave.
Conclusie: Als je gaat kijken naar het absolute aantal gevonden artikelen over de multiculturele samenleving zijn de waarden van Vrij Nederland zowel in 1994 als in 2004 het grootst. Maar Vrij Nederland besloeg in 1994 meer pagina’s dan HP/De Tijd. Bovendien waren de pagina’s
45 in dat jaartal groter dan in 2004 en sowieso groter dan de uitgaven van beide jaren van HP/De Tijd. Het aantal pagina’s én de grootte van deze pagina’s waren in 2004 voor beide ongeveer gelijk. Als je daarom niet het absolute aantal artikelen en foto’s bekijkt, maar het gemiddeld aantal pagina’s dat aan multiculturele onderwerpen besteed wordt dan zie je dat dit bij beide bladen in beide jaren nagenoeg gelijk is. In Vrij Nederland en HP/De Tijd worden dus in beide jaren gemiddeld per uitgave evenveel pagina’s besteed aan multiculturele onderwerpen. Hypothese 4: Van de gevonden foto’s verwacht ik in HP/De Tijd een negatiever beeld over de multiculturele samenleving te vinden dan in Vrij Nederland omdat dit laatste blad als linkser georiënteerd kan worden aangemerkt. Alle foto’s die bij de multiculturele samenleving zijn geplaatst heb ik apart beoordeeld op teneur. Dat wil zeggen het gevoel dat de foto oproept wanneer je hem beoordeelt zonder de tekst erbij te betrekken. In de onderstaande grafiek kun je zien hoe deze verdeling volgens mijn beoordeling is uitgevallen. De blauwe staaf staat voor het totaal aantal foto’s, de gekleurde staaf ernaast geeft de verdeling aan tussen positief, neutraal en negatief. Foto's afzonderlijk beoordeeld naar teneur positief, neutraal of negatief
Teneur foto positief Teneur foto neutraal
nd
nd
er ed N
Aantal foto's bij artikelen over de multiculturele samenleving
Vr ij
Vr ij
N
ed
er
la
la
Ti jd de P H
20 04
04 20
19 Ti jd de P H
19 94
Teneur foto negatief
94
aantal
140 120 100 80 60 40 20 0
Grafiek 4. De beoordeling van de foto’s geplaatst bij artikelen over de multiculturele samenleving zonder hierbij de tekst te betrekken in HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004.
46 In onderstaande tabel kun je de absolute aantallen beter zien:
HP/De Tijd 1994 HP/De Tijd 2004 Vrij Nederland 1994 Vrij Nederland 2004
Totaal aantal foto's bij deze Teneur artikelen positief 33 81 58 117
Teneur neutraal 7 5 6 23
Teneur negatief 23 51 31 74
3 25 21 20
Tabel 4. De beoordeling van de foto’s geplaatst bij artikelen over de multiculturele samenleving zonder hierbij de tekst te betrekken in HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004.
Zoals je kunt zien worden zowel in HP/De Tijd als in Vrij Nederland vooral neutrale foto’s geplaatst. Het aandeel neutrale foto’s is overal meer dan de helft van het totaal aantal foto’s. Het aantal negatieve foto’s springt er vooral uit bij HP/De Tijd in 2004, waar bijna eenderde van de foto’s deze beoordeling meekrijgt. Bij Vrij Nederland lag dat op eenzesde deel in 2004. Het beoordelen van foto’s naar ‘teneur’ is een subjectieve bezigheid en over sommige foto’s kan dan ook gediscussieerd worden. Onder neutrale foto’s vallen vooral portretten, overzichtsfoto’s en foto’s van gebouwen. Maar het kan ook voorkomen dat iemand op een portret zo boos of agressief kijkt, dat hij door mij als negatief werd beoordeeld. Positieve foto’s roepen blijheid op. Dat kan zijn doordat mensen vrolijk kijken, maar het kan ook betekenen dat het een beeld van zorgeloze spelende kinderen betreft. Een foto krijgt een negatieve teneur mee wanneer er bijvoorbeeld een nors of boos kijkend persoon op staat, maar het kan ook gebeuren dat de fotograaf door het gebruiken van erg weinig licht een negatief beeld heeft geschept van een situatie of persoon. Het is niet mogelijk de door mij onderzochte foto’s als bijlage toe te voegen omdat het een boekwerk van tien centimeter dikte zou worden. Om toch wat meer inzicht te krijgen in de manier waarop ik de foto’s heb beoordeeld, wordt het beoordelen van de teneur in de kwalitatieve analyse besproken. Het totaal aan gegevens over de teneur vind je terug in bijlage 16. Zoals in de literatuur op pagina 15-17 en 32-35 besproken bestaat de boodschap die een blad wil overbrengen uit meer dan alleen een foto. De context waarbinnen de foto wordt geplaatst voegt ook informatie toe waardoor de betekenis van een foto kan veranderen. Daarom heb ik ook alle artikelen gelezen en beoordeeld naar teneur. Ook dit kan ‘positief, neutraal, of negatief’ zijn. In dit geval gaat het erom of een artikel positief, neutraal of negatief bericht over het multiculturele onderwerp. Dat kan dus betekenen dat een allochtoon, de multiculturele samenleving, moskeebezoek – en al wat er nog meer aan multiculturele
47 onderwerpen voorbij komt – in een positief, neutraal of negatief daglicht wordt geplaatst. In onderstaande tabel kun je zien hoe de verdeling van de teneur bij beide bladen in beide onderzoeksperioden ligt. Totaal aantal artikelen over de multiculturele Teneur samenleving positief 11 34 13 46
HP/De Tijd 1994 HP/De Tijd 2004 Vrij Nederland 1994 Vrij Nederland 2004
Teneur neutraal 7 11 7 17
Teneur negatief 2 2 1 4
2 21 5 25
Tabel 5. De verdeling naar teneur van het aantal artikelen over de multiculturele samenleving in het laatste half jaar van HP/De Tijd en Vrij Nederland.
Als je grafiek 4 en 5 naast elkaar legt, zie je dat in beide bladen de foto’s in eerste instantie vaak als neutraal worden bestempeld, maar dat de foto’s in combinatie met de tekst bij Vrij Nederland over het algemeen als positief ‘uit de bus komen’ en bij HP/De Tijd juist vooral als zijnde negatief. Foto's beoordeeld in combinatie met de tekst
Teneur combi tekst/foto positief
20 04 la
nd
Aantal foto's bij artikelen over de multiculturele samenleving
N
ed
er
Teneur combi tekst/foto negatief
Vr ij
Vr ij
N
ed
er
la
Ti jd de P H
nd
04 20
19 Ti jd de P H
19 94
Teneur combi tekst/foto neutraal
94
aantal
140 120 100 80 60 40 20 0
Grafiek 5. De beoordeling van de foto’s geplaatst bij artikelen over de multiculturele samenleving in combinatie met de tekst in HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004.
In combinatie met de tekst verdubbeld in Vrij Nederland van 2004 het aandeel positieve foto’s. Maar ook het aandeel foto’s dat in combinatie met de tekst niet meer neutraal maar negatief is geworden is ruim verdubbeld. In onderstaande tabel kun je zien dat dat komt omdat er in 2004 in Vrij Nederland 17 positieve en 25 negatieve berichten verschenen over de multiculturele samenleving. Op een totaal van 46 artikelen is dat verschil aanzienlijk en zou je
48 dus kunnen zeggen dat Vrij Nederland vaker op een negatieve dan op een positieve manier over de multiculturele samenleving heeft geschreven in het laatste halfjaar van 2004. De positieve beelden in HP/De Tijd in 1994 zijn zeker zo opvallend: bijna álle foto’s worden in dat jaar in combinatie met de tekst als positief beoordeeld. Zonder tekst was dat nog geen vierde deel. Je kunt in bovenstaande tabel zien dat dat komt omdat meer dan de helft van de artikelen in dat jaar als positief zijn beoordeeld. Voordat ik nou meteen constateer dat HP/De Tijd positiever bericht over Vrij Nederland, moeten we nog eens goed naar de tabel op pagina 45 kijken. Het aantal positieve berichten in HP/De Tijd ten opzichte van het totaal is weliswaar oververtegenwoordigd maar als je deze cijfers vergelijkt met de artikelen in Vrij Nederland moet je een andere conclusie trekken. Verschenen er in 1994 in beide bladen nog vrijwel evenveel artikelen over dit onderwerp, in 2004 schreef HP/De Tijd maar 34 artikelen over dit onderwerp en Vrij Nederland 46. Het aantal artikelen in Vrij Nederland is dus een stuk groter, en het aantal positieve artikelen ook. Vrij Nederland schrijft dus wel degelijk op een positievere manier over de multiculturele samenleving dan HP/De Tijd. Conclusie: Het overgrote deel van de foto’s in HP/De Tijd en Vrij Nederland zijn neutraal van aard. Eenderde van de foto’s die HP/De Tijd publiceerde in 2004 was negatief, ten opzichte van een zesde deel in Vrij Nederland. In 2004 liet HP/De Tijd dus negatievere beelden zien. Dit geldt niet voor 1994 want al drukte Vrij Nederland in dat jaar vrijwel evenveel positieve foto’s af als in HP/De Tijd, toch was het meerendeel van de foto’s negatief. Vrij Nederland drukte in dat jaar (in beide jaren overigens) namelijk veel meer foto’s af dan HP/De Tijd. De foto’s in Vrij Nederland waren voor een vijfde deel negatief, tegenover een tiende in HP/De Tijd. Over 1994 kun je dus zeggen dat Vrij Nederland negatievere foto’s laat zien dan HP/De Tijd. Wanneer je de tekst erbij gaat betrekken krijg je een ander beeld. De meeste foto’s worden in eerste instantie als neutraal beoordeeld maar van die teneur blijft na het lezen van de tekst weinig over. Dat is op zich niet vreemd want opiniebladen nemen vaak wel een stelling in over een onderwerp. Door die stelling te lezen kijk je met andere ogen naar de foto en verandert de teneur. Wanneer je de tekst bij de foto’s betrekt worden de foto’s in Vrij Nederland over het algemeen positief beoordeeld en bij HP/De Tijd juist voornamelijk negatief. De slotconclusie luidt hier dat Vrij Nederland positiever over de multiculturele samenleving bericht en in 2004 zijn ook de foto’s positiever van aard dan in HP/De Tijd.
49
Hypothese 5: Ik verwacht een negatieve verandering waar te nemen in de berichtgeving in 2004 ten opzichte van 1994. Ik verwacht dat allochtonen in 2004 in artikelen vaker in verband worden gebracht met criminaliteit, illegaliteit, overlast, geweld en sociaal economische achterstand dan in 1994. Deze veronderstelling ligt in het verlengde van hypothese 4. Beiden gaan over de vraag of de multiculturele samenleving wel of niet in een negatief daglicht wordt geplaatst in beide bladen. In de vorige uitwerking ben ik vooral ingegaan op de teneur van foto’s. Je zag dat de meeste foto’s neutraal van aard zijn, en dat ze in HP/De Tijd in combinatie met de tekst vaak negatief, en in Vrij Nederland vaak positief uitvallen. De conclusie was daarom dat Vrij Nederland de multiculturele samenleving op een positievere manier verbeeld dan HP/De Tijd. Nu ga ik kijken of de berichten in 2004 in verband met de toegenomen onrust rondom de moord op Theo van Gogh in november 2004 sprake is van een negatievere berichtgeving dan in 1994. Om dit te onderzoek heb ik ‘zwaardere indicatoren’ gebruikt, namelijk: Artikelen over de multiculturele samenleving waarin allochtonen in verband worden gebracht met criminaliteit, illegaliteit, overlast, geweld en sociaal economische achterstand schaar ik in dit onderzoek onder het kopje ‘problematiserend’ (Dit wordt in de theorie besproken op pagina 22). In tegenstelling tot de besproken theorie over het begrip ‘problematiserend’ en ‘idealiserend’, heb ik onder de idealiserende artikelen alleen de stukken opgenomen die ook echt idealiserend over het beschreven multiculturele onderwerp berichten. De portretten die neutraal van aard zijn en de afgebeelde allochtoon niet ‘ophemelen’ vallen in mijn onderzoek onder het kopje ‘neutraal’. Deze zwaardere indicatoren gebruik ik omdat de indicatoren ‘positief’ en ‘negatief’ iets minder overtuigend zijn dan ‘idealiserend’ en ‘problematiserend’. Het komt dan ook in verschillende gevallen voor dat ik een artikel wel ‘negatief’ vond, maar dat hij in een later stadium niet als ‘problematiserend’ werd aangemerkt. Hiervoor was de mate van negativiteit naar mijn beoordeling dan niet groot genoeg. Hetzelfde geldt voor positief en idealiserend; een tekst kan positief berichten over de multiculturele samenleving maar dat wil nog niet zeggen dat de beschreven allchto(o)n(en) beschreven worden alsof zij het ‘helemaal voor elkaar hebben’.
50 Uit het onderstaande stapeldiagram valt op te maken dat er in 2004 inderdaad vaker op een problematiserende manier over de multiculturele samenleving wordt bericht dan in 1994. Zowel bij HP/De Tijd als bij Vrij Nederland wordt meer dan de helft van de artikelen in 2004 als problematiserend beoordeeld.
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 HP de Tijd 2004
idealiserend neutraal problematiserend Aantal artikelen HP de Tijd 1994
aantal
Aantal artikelen over de multiculturele samenleving, uitgesplitst in idealiserend, neutraal en problematiserend
Grafiek 6. Het aantal artikelen over de multiculturele samenleving in het laatste half jaar van 1994 en 2004 in HP/De Tijd en Vrij Nederland, uitgesplitst in idealiserend, neutraal en problematiserend.
Aantal artikelen
problematiserend
neutraal
idealiserend
HP de Tijd 1994
11
2
5
4
Vrij Nederland 1994
13
4
5
4
HP de Tijd 2004
34
18
14
2
Vrij Nederland 2004
46
21
18
7
Tabel 6. Behorende bij bovenstaande grafiek: Het aantal artikelen over de multiculturele samenleving in het laatste half jaar van 1994 en 2004 in HP/De Tijd en Vrij Nederland, uitgesplitst in idealiserend, neutraal en problematiserend.
Wat aan bovenstaande tabel verder opvalt is dat HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 nog erg op een lijn zaten. In 2004 publiceerde Vrij Nederland echter veel meer artikelen over de multiculturele samenleving. Het aantal problematiserende berichten ligt nagenoeg gelijk als bij HP/De Tijd, maar het aantal idealiserende berichten is in Vrij Nederland een stuk hoger. Om duidelijker in kaart te brengen hoe deze verdeling procentueel ligt, volgen nu vier cirkeldiagrammen.
51
De verdeling van de artikelen over de m ulticulturele sam enleving in HP/De Tijd in 1994
De verdeling van de artikelen over de m ulticulturele sam enleving in HP/De Tijd 2004
6%
18% 36% 41%
46%
53% problematiserend
problematiserend
neutraal
neutraal
idealiserend
idealiserend
Verdeling van het aantal artikelen over de multiculturele samenleving in Vrij Nederland in 1994
De verdeling van de artikelen over de m ulticulturele sam enleving in Vrij Nederland in 2004
15% 31%
31%
46%
problematiserend 38%
39%
problematiserend
neutraal
neutraal
idealiserend
idealiserend
Grafiek 7. De verdeling van het aantal artikelen over de multiculturele samenleving in HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004 uitgesplitst in problematiserend, neutraal en idealiserend.
Uit deze cirkeldiagrammen kun je allereerst opmaken dat het blauwe vlak dat staat voor problematiserend, in 2004 flink is toegenomen. Beide bladen schrijven negatiever. Vooral bij HP/De Tijd is de verdrievoudiging van het aantal problematiserende artikelen spectaculair. Het aantal neutrale artikelen is in zowel HP/De Tijd als Vrij Nederland nagenoeg gelijk gebleven. Een groot aantal idealiserende artikelen heeft dus plaats gemaakt voor problematiserende artikelen. Het aantal problematische artikelen in Vrij Nederland in 1994 was gelijk aan het aantal idealiserende artikelen in dat jaar en was een stuk minder dan het aantal neutrale artikelen. Ook bij HP/De Tijd was het grootste deel van de artikelen nog neutraal.
52 Conclusie: De mate waarin artikelen over de multiculturele samenleving problematiserend, neutraal of idealiserend zijn in 1994 en 2004 werd aan de hand van deze hypothese getest. Het percentage problematiserende artikelen in HP/De Tijd in 1994 lag op 18% en de toename naar 53% in 2004 is spectaculair. HP/De Tijd schrijft dan ook negatiever over de multiculturele samenleving dan Vrij Nederland. In 1994 zaten HP/De Tijd en Vrij Nederland nog erg op één lijn. In 2004 publiceerde Vrij Nederland echter veel meer artikelen over de multiculturele samenleving. Het aantal problematiserende berichten ligt nagenoeg gelijk als bij HP/De Tijd, maar het aantal idealiserende berichten is in Vrij Nederland een stuk hoger. Als je kijkt naar de cirkeldiagrammen dan kun je zeggen dat er een zeer evenredige verdeling is tussen het aantal problematiserende, neutrale en idealiserende artikelen in beide bladen in het laatste half jaar van 1994. Er wordt in die onderzoeksperiode dus niet echt één bepaald standpunt ingenomen ten opzichte van de multiculturele samenleving. Beide bladen waren toen zo te zien nog een stuk voorzichtiger dan in 2004. In 2004 zie je immers duidelijk dat veel neutrale berichten plaats hebben gemaakt voor berichten waarin de multiculturele samenleving op een negatieve manier wordt beschreven. Beide bladen laten in 2004 horen wat zij denken en bij beide bladen valt dat negatiever uit dan in 1994.
53 Hypothese 6: Het zijn steeds dezelfde fotografen en journalisten die op pad worden gestuurd om over de multiculturele samenleving te berichten omdat de redactie mensen kiest die in dit onderwerp geïnteresseerd zijn. Bovendien zijn zij voornamelijk van autochtone afkomst. De reden dat ik deze hypothese heb opgesteld hangt samen met de op pagina 22 besproken literatuur van Wolffers. Hij stelt dat de multiculturele samenleving voornamelijk door autochtone verslaggevers in kaart wordt gebracht, die de multiculturele samenleving niet van ‘binnenuit’ kennen en dit onderwerp daardoor op een stereotype wijze in woord en beeld belichten. Tijdens het interview met de redacties van HP/De Tijd en Vrij Nederland werd duidelijk dat er zowel in 1994 als in 2004 geen allochtone fotografen in dienst waren. Ook waren er geen allochtone journalisten werkzaam bij Vrij Nederland. Bij HP/De Tijd is er momenteel één journalist werkzaam met Indische ouders maar hij schreef in de onderzochte periode geen artikelen/was nog niet in dienst? Dat de multiculturele samenleving door autochtonen wordt verbeeld is dus ook bij HP/De Tijd en Vrij Nederland het geval. De vraag blijft echter of dat erg is. Zou het echt zo zijn dat allochtonen de multiculturele samenleving beter of vollediger in kaart brengen dan autochtone journalisten? Volgens Gerard van Westerloo is het juist goed als een autochtone journalist een artikel schrijft over een multicultureel onderwerp: “Een allochtone Nederlander schrijft minder kritisch over multiculturele onderwerpen die hem bekend zijn. Dat betekent dat het vrijwel altijd positief uit pakt. Aan de andere kant betekent dat ‘minder kritisch zijn’, ook dat ze van veel dingen dénken dat ze het wel weten of in ieder geval hóren te weten. Ze vragen er dan ook niet naar en laten het in het verhaal weg. Iemand die helemaal niets van moskeebezoeken afweet, durft veel dommere vragen te stellen omdat hij niet bang hoeft te zijn dat mensen dat gek vinden. Dat doet een autochtone Nederlander dus sneller waardoor de antwoorden vaak veel uitgebreider zijn en er een beter verhaal van te maken is.” “Ik ben er dus níet voor om allochtone Nederlanders op multiculturele onderwerpen af te sturen. Het beste is eigenlijk wanneer er twee journalisten op pad gaan, een autochtone en een allochtone Nederlander. Dan krijg je een goede mix. Samenwerken is de ideale combinatie om een objectief artikel te produceren.”
54 Meer journalisten en fotografen van allochtone afkomst op een redactie is volgens Wolffers (literatuur pagina 22) een van de manieren om ervoor te zorgen dat de samenleving op een juiste wijze wordt weergegeven. Gerard van Westerloo zegt hierover: “Naar mijn mening kwamen er wel voldoende artikelen over de multiculturele samenleving in Vrij Nederland ondanks het feit dat we vrijwel geen allochtone journalisten hadden. We waren er naar mijn mening voldoende mee bezig, maar dat neemt niet weg dat er veel meer journalisten van allochtone afkomst op redacties moeten komen. Dat zou een hele goede ontwikkeling zijn omdat er dan waarschijnlijk wel meer ideeën in die richting ter sprake komen. Maar het staat nog steeds in de kinderschoenen. In mijn tijd zaten er nul in de redactie, alleen een enkeling als freelancer.” Dat de multiculturele samenleving door autochtonen wordt verbeeld is dus ook bij HP/De Tijd en Vrij Nederland het geval. Volgens de door mij besproken literatuur is dat een probleem omdat allochtonen door autochtonen niet in beeld worden gebracht zoals ze zijn. Volgens Gerard van Westerloo houdt een autochtone journalist juist meer afstand, waardoor de artikelen juist objectiever zouden zijn. Toch is ook hier iets tegenin te brengen wanneer je het volgende citaat van Van Westerloo: “(…) een jongen van allochtone afkomst moest eens een verhaal schrijven over Haagse stratenmakers. Hij ging er heel veel naartoe om te kijken en vragen te stellen. Maar hij begreep hen niet, kreeg niets uit ze los. En de stratenmakers vonden hem maar een rare vogel. Samen konden ze dus gewoonweg niet met elkaar communiceren, dat merkte ik vaker. Een Amsterdammers bedoelt als hij zegt ‘ik vind dat maar een trut’ dat hij haar eigenlijk wel een leuke meid vindt. Dat is juist grappig bedoeld. Een jongen die hier al vanaf zijn geboorte woont hoeft dat niet te begrijpen en is totaal in verwarring door dit soort taalcodes, die wij wel begrijpen.” Andersom zou dit dus betekenen dat Wolffers wel gelijk heeft als hij zegt dat allochtonen door allochtonen verbeeld moeten worden. Autochtonen zouden de taalcodes van allochtonen gezien bovenstaand voorbeeld immers ook niet begrijpen en dus ook op problemen stuiten. Jenny Smets van Vrij Nederland is als chef beeldredactie verantwoordelijk voor de beslissing welke fotograaf foto’s maakt bij de artikelen. In een interview met haar op 30 mei 2005 vertelde zij het volgende:
55 “Wij hebben twee fotografen met een contract en dan nog een hoop freelancers. Alleen onder de freelancers zit een allochtone fotograaf maar ik vind het niet prettig om hem zo te bestempelen omdat ik hem als fotograaf en medewerker zie. Dat heeft met zijn afkomst niets te maken. Het is ook absoluut niet zo dat hij op pad gestuurd wordt wanneer we een foto willen over een multicultureel onderwerp. Je plaatst iemand niet in dat ‘hokje’ omdat hij een allochtone Nederlander zou zijn. De keuze voor welke fotograaf je op een multicultureel onderwerp af stuurt maak je trouwens wel heel bewust. Er zijn fotografen waarvan ik weet dat zij zeer geschikt zijn om bij de multiculturele onderwerpen met een goede foto terug te komen. Ik kies degene waarvan ik weet dat hij goed kan communiceren en bovendien vooral ook geïnteresseerd in multiculturele onderwerpen. Als je er niets mee hebt heb je wel een probleem als fotograaf want dan kom je niet met een goede foto thuis. Ik vind het een vereiste van een goede fotograaf dat hij weet waar hij mee bezig is. Dat hij niet gewoon maar een foto maakt, maar dat hij weet wat er speelt en zich heeft ingelezen. Een fotograaf is ook een journalist, hij draagt met zijn foto ook een boodschap over en ik vind daarom dat hij de verantwoordelijkheid heeft zich in het onderwerp te verdiepen. Vooral bij onderwerpen als de multiculturele samenleving.” De keuze is dus gebaseerd op het vertrouwen in het kúnnen van de fotograaf en de affiniteit met het onderwerp en niet met de afkomst van de fotograaf. Ook Mirjam Lingen selecteert de fotograaf op basis van eerdere ervaringen die goed uitpakten: “Wie de foto bij een multicultureel onderwerp gaat maken heeft niets te maken met het wel of niet ‘passen’ van een onderwerp bij die fotograaf. Het heeft te maken met de vorm van het artikel. Als er iets geschreven wordt over de multiculturele samenleving dat in de vorm van een reportage wordt gebracht stuur ik er een reportagefotograaf op af. Maar wanneer je in het kader van dat onderwerp een persoonlijk interview met iemand houdt, stuur ik er een fotograaf op af die mooie portretten kan maken. Ik ken hun kwaliteiten dus ik stem die af op het soort foto dat ik zoek.” Kennelijk zijn er bij zowel Vrij Nederland als HP/De Tijd meerdere fotografen beschikbaar die aan deze eisen voldoen want in onderstaande tabel kun je zien dat vrijwel bij elk verhaal een andere fotograaf op pad is gestuurd. Er is dus geen sprake van een uitgesproken voorkeur voor een fotograaf om te foto’s bij een multicultureel onderwerp te verzorgen.
56
Totaal aantal artikelen over de multiculturele samenleving
Totaal aantal foto's dat geplaatst werd bij de artikelen over de multiculturele samenleving
Totaal aantal fotografen dat bij de artikelen over de multiculturele samenleving een foto verzorgde
HP de Tijd 1994
11
33
8
Vrij Nederland 1994
13
58
10
HP de Tijd 2004
34
81
30
Vrij Nederland 2004
47
117
41
Tabel 7. De verdeling van het aantal fotografen dat foto’s maakte bij artikelen over de multiculturele samenleving in het laatste half jaar van 1994 en 2004 in HP/De Tijd en Vrij Nederland.
Om deze gegevens beeldender te maken zie je hieronder een cirkeldiagram van de verdeling van het aantal fotografen onder de multiculturele artikelen in Vrij Nederland in 2004. Zoals je ziet bestaat de cirkel uit veel segmenten, waaruit je kunt afleiden dat er voor vrijwel ieder artikel een andere fotograaf op pad gaat. In bovenstaande tabel werd al duidelijk dat dat ook voor 1994 geldt, evenals in de onderzochte perioden van HP/De Tijd.
De verdeling van het aantal fotografen onder de artikelen over de multiculturele samenleving in Vrij Nederland 2004
Arie Kievit Ad van Denderen Thomas Schlijper Martijn van de Griendt Leonard Fäustle Mark Schaevers Robin Utrecht Joost van den Broek Bob Bronshof Rick Nederstigt
Paul Levitton Goos van der Veen Hans van den Bogaard Jan Stappenbeld Ad Nuis Roel Rozenburg Ed Oudenaarden Bastiaan Heus Paul van Riel Auke Vleer
Bert Nienhuis Hans Hordijk Michiel van Nieuwkerk Mark Kohn Herman Wouters David van Dam Juan Vrijdag Pepijn van den Broeke Nout Steenkamp onbekend
Grafiek 8. De verdeling van het aantal fotografen onder de artikelen over de multiculturele samenleving in Vrij Nederland in het laatste half jaar van 2004.
57 Ook een verband tussen het aantal artikelen over de multiculturele samenleving en het aantal journalisten dat die artikelen schreef is er niet. aantal artikelen
aantal journalisten
HP de Tijd 1994
11
11
HP de Tijd 2004
34
27
Vrij Nederland 1994
13
8
Vrij Nederland 2004
47
32
Tabel 8. De verdeling van het aantal artikelen onder het aantal journalisten in HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004.
Het aantal journalisten dat een artikel over dit onderwerp schrijft is bijna net zo groot als het aantal artikelen. Er zijn wel journalisten die vaker dan één keer over dit onderwerp berichten, maar er is geen enkele journalist te vinden die structureel over dit onderwerp bericht. Je kunt dus bij beide bladen van zowel de fotografen als de journalisten niet zeggen dat het steeds dezelfde zijn die op pad gaan om over de multiculturele samenleving te berichten. Dit wordt nog eens benadrukt door de gedachte die er heerst op beide redacties. Zij maken duidelijk dat de afkomst van fotografen en journalisten voor de redacties niet belangrijk is. Misschien dat dat een van de redenen is waarom er zo weinig allochtonen op de redacties werken. Of er onder allochtonen een grote behoefte bestaat om bij deze bladen te gaan werken weet ik niet, daar kan ik geen uitspraken over doen. De redacties zijn het er over eens dat de kwaliteiten van fotograaf en journalist voorop staan en dat interesse in het onderwerp mede bepalend is voor het wel of niet ‘op pad sturen van een bepaalde journalist of fotograaf’ om een multicultureel onderwerp te verslaan. Conclusie: De multiculturele samenleving wordt in HP/De Tijd en Vrij Nederland door autochtone journalisten en fotografen verbeeld. Volgens Van Westerloo van Vrij Nederland is het wel belangrijk meer allochtonen op de redactie te hebben omdat zij zorgen voor meer multiculturele onderwerpen. Hij vindt niet – zoals Wolffers – dat allochtone journalisten garant staan voor een betere weerspiegeling van de multiculturele samenleving. Toch zou de achtergrond van een journalist – gezien zijn voorbeeld over een allochtone journalist en Haagsche stratenmakers die elkaar niet begrepen – kúnnen betekenen dat allochtone journalisten de multiculturele samenleving beter kunnen weerspiegelen. Maar ook Jenny Smets van Vrij Nederland en Mirjam Lingen van HP/De Tijd vinden niet dat de mate van
58 weerspiegelen van de multiculturele samenleving samenhangt met het aantal allochtonen op een redactie. Het gaat volgens hen om de kwaliteiten en de interesses van de journalist en of die journalist dan autochtoon of allochtoon is maakt een artikel niet beter of slechter. In de slotconclusie op pagina… ga ik nogmaals op dit onderdeel in. Hypothese 7: Er wordt vaker gebruik gemaakt van fotopersbureaus dan van eigen fotografen omdat deze foto’s goedkoper zijn en ze bovendien makkelijk te verkrijgen zijn. Dat het materiaal van een eigen of ingehuurde fotograaf origineler is dan het materiaal van een fotopersbureau moge duidelijk zijn. Zoals ik in het kader van de geschiedenis van de fotojournalistiek op pagina 10 schreef hebben kranten en tijdschriften hun fotografen nodig om zich te onderscheiden van hun concurrenten. Los van het feit dat Vrij Nederland en HP/De Tijd met elkaar concurreren, kunnen ook EM (van het NRC), Volkskrant magazine en Elzevier als concurrent van deze bladen aangemerkt worden.53 Om zich van elkaar te onderscheiden maken zij zoveel mogelijk gebruik van fotografen. Voor de zogenaamde ‘geijkte plaatjes’ maken zij gebruik van het ANP. Het betreft hier foto’s van gelegenheden waarbij zeer veel fotografen aanwezig zijn en waarbij het sturen van een fotograaf waarschijnlijk (ongeveer) hetzelfde beeld zou opleveren. Ook maken kranten en tijdschriften tegenwoordig gebruik van fotopersbureaus zoals de Hollandse Hoogte, die de foto’s van verschillende Nederlandse fotografen tegen vergoeding via internet beschikbaar stellen. De interviews die ik gehouden heb onder de hoofd- en beeldredactie van beide bladen maakten me echter duidelijk dat het inhuren van fotografen duur is. Terwijl je met een abonnement op het ANP zoveel foto’s kunt krijgen als je hebben wilt. Daarom vraag ik me af of het wel haalbaar is zoveel foto’s van fotografen te bekostigen. Jenny Smets van Vrij Nederland zegt hierover: “Je kunt het je financieel niet veroorloven om voor elk verhaal een fotograaf op pad te sturen. Daarom kiezen we voor een eigen foto wanneer het onderwerp daar aanleiding toe geeft. Naar een landelijke gebeurtenis waar al een hele lading fotografen aanwezig zal zijn, stuur ik geen fotograaf. Die foto bestel ik dan liever bij het ANP. Maar een reportage bijvoorbeeld, die wil
53
Uit het interview dat ik hield met Jenny Smets van Vrij Nederland, zie bijlage 3.
59 ik voorzien van bijzondere foto’s. Onze fotografen bepalen ons gezicht, want de foto’s van fotopersbureaus kunnen door elke willekeurige krant of weekblad worden overgenomen. Om origineel te blijven is het daarom belangrijk wel eigen beeldmateriaal te gebruiken.” Mirjam Lingen, HP/De Tijd: “Materiaal van je eigen fotografen is uniek, dus dat heb ik het liefst. Maar het is niet haalbaar. Een eigen fotograaf ergens naartoe sturen is wel goedkoper dan een foto aankopen bij een fotopersbureau maar er zijn soms redenen om dat toch niet te doen. Dan besluit je uit bestaand materiaal te kiezen. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een foto niet meer gemaakt kan worden omdat iemand dood is. Net als met Fortuyn destijds. Dan moet je het doen met het materiaal dat er al is. Om het dan toch nog een beetje uniek te houden, kun je wel met het fotopersbureau afspreken dat zij een bepaalde foto voor je vast houdt zodat je niet bang hoeft te zijn dat iedereen dezelfde foto op de cover plaatst.” In de onderstaande grafiek kun je snel aflezen dat het aantal foto’s dat door fotografen werd geleverd bij multiculturele artikelen in beide bladen juist groter was dan het aantal foto’s dat door fotopersbureaus werd geleverd.
Verdeling van de foto's onder persbureaus en fotografen
nd
nd
er la Ne d Vr ij
Vr ij
Ne d
er la
Ti jd P/ De H
20 04
04 20
19 Ti jd P/ De H
19 94
Aantal foto's geleverd door persbureaus
94
aantal
140 120 100 80 60 40 20 0
Aantal foto's geleverd door fotografen Aantal foto's bij artikelen over de multiculturele samenleving
Grafiek 9. De verdeling van de foto’s over de multiculturele samenleving onder fotopersbureaus en fotografen in het laatste half jaar van 1994 en 2004 in HP/De Tijd en Vrij Nederland.
Ik moet hierbij wel de opmerking plaatsen dat ik met de door mij verzamelde gegevens alleen iets kan zeggen over de bronnen van de foto’s die bij multiculturele artikelen werden geplaatst. Ik heb immers alle foto’s die bij een multicultureel onderwerp werden geplaatst
60 (289 foto’s) en de foto’s die niet bij een multicultureel onderwerp werden geplaatst maar wel een allochtoon laten zien genoteerd (88 foto’s). Ik heb dus van lang niet alle gepubliceerde foto’s de brongegevens. De conclusie die ik met de beschikbare gegevens kan trekken is dat van de foto’s die geplaatst zijn bij artikelen over de multiculturele samenleving in 60 % van de gevallen van een fotograaf was en in 40% van de gevallen van een fotopersbureau. In onderstaande tabel heb ik de percentages uitgesplitst naar jaar en blad. percentage van het aantal foto's van fotografen
percentage van het aantal foto's van fotopersbureaus
88 HP/De Tijd 1994 63 HP/De Tijd 2004 91 Vrij Nederland 1994 59 Vrij Nederland 2004 Tabel 9. De procentuele verdeling naar bron van de gevonden foto’s welke geplaatst werden bij multiculturele onderwerpen in HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 en 2004.
12 37 9 41
In de onderstaande grafieken kun je zien hoe de bronnen van de foto’s die bij multiculturele onderwerpen zijn geplaatst (en die niet door ingehuurde/eigen fotografen gemaakt zijn) verdeeld zijn onder de verschillende persbureaus voor de verschillende bladen en jaren. Zoals je ziet zijn er in de loop der tijd een aantal persbureaus bijgekomen waar HP/De Tijd en Vrij Nederland nu ook foto’s van afnemen. De bronnen van foto's bij m ulticulturele onderw erpen die niet afkom stig zijn van eigen/gehuurde fotografen in HP/De Tijd 2004
De bronnen van foto's bij multiculturele onderwerpen die niet afkomstig zijn van eigen/gehuurde fotografen in HP/De Tijd in 1994
1
2
1
1
Hollandse Hoogt e ANP Fot o
9
3
ANP Foto Bettmann Archive
17
Spaarnest ad Fotoarchief Corbino Aurora/Transworld
61
De bronnen van foto's bij multiculturele onderwerpen die niet afkomstig zijn van eigen/gehuurde fotografen in Vrij Nederland in 1994
De bronnen van foto's bij m ulticulturele onderw erpen die niet afkom stig zijn van eigen/gehuurde fotografen in Vrij Nederland in 2004 Hollandse Hoogte ANP Foto
1
2 2 11
2
17
ANP Foto 2
Kippa
13
Sion Touchig/netw or k/transw orld EPA/ANP
Hollandse Hoogte
Fmax De Telegraaf
Grafiek 10. De verdeling van de bronnen van foto’s die niet afkomstig zijn van eigen of ingehuurde fotografen in het laatste half jaar van 1994 en 2004 in HP/De Tijd en Vrij Nederland.
Conclusie: Zowel de chef beeldredactie van HP/De Tijd als van Vrij Nederland gaven aan dat foto’s van eigen of gehuurde fotografen belangrijk zijn om je blad te onderscheiden van de rest. Ze maken je blad origineel en geven het een gezicht. In tegenstelling tot mijn verwachting werden er meer foto’s van fotografen gepubliceerd dan van fotopersbureaus. Omdat ik alleen de bron heb genoteerd van foto’s die bij artikelen over de multiculturele samenleving werden afgedrukt, kan ik geen uitspraken doen over het percentage fotografen dat foto’s verzorgde voor beide bladen ten opzichte van het totaal aantal gepubliceerde foto’s. Wel kan geconstateerd worden dat er bij het verbeelden van de multiculturele samenleving voornamelijk gebruik gemaakt wordt van eigen of gehuurde fotografen en minder van fotopersbureaus. Dit hangt wellicht samen met het feit dat het over het algemeen geen gebeurtenissen betreft welke door massa’s fotografen tegelijk worden verslagen (die zouden de bladen bij de fotopersbureaus afnemen). Het betreft veelal reportages, waardoor de beeldredactie eerder blijkt te kiezen voor een fotograaf dan voor een fotopersbureau. Tot slot kan nog geconcludeerd worden dat er in de loop van de beschreven tien jaar gebruik gemaakt wordt van meer verschillende persbureaus.
62 Hypothese 8: Op basis van de door mij bestudeerde literatuur verwacht ik dat er in beide bladen op minder dan 10 % van het totaal aantal foto’s per uitgave een niet-Westerse allochtoon is afgebeeld. Het gemiddeld aantal foto’s met daarop een niet-Westerse allochtoon per uitgave is als volgt verdeeld: Aantal uitgaven in dit het Totaal aantal foto's Gemiddeld aantal foto's waarop waarop een niet-Westerse gemeten laatste een niet-Westerse allochtoon is allochtoon is afgebeeld half jaar afgebeeld per uitgave HP de Tijd 1994
30
25
1,2
HP de Tijd 2004 Vrij Nederland 1994 Vrij Nederland 2004
61
26
2,38
44
26
1,69
92
24
3,83
Tabel 10. Het gemiddeld aantal foto’s per uitgave waarop een niet-Westerse allochtoon wordt afgebeeld in het laatste half jaar van 1994 en 2004 in HP/De Tijd en Vrij Nederland.
De reden dat ik heb berekend welk percentage van het totaal aantal geplaatste foto’s een nietWesterse allochtoon laat zien heeft te maken met de door mij bestudeerde theorie van Wolffers en het NVJ Bureau Migranten en Media (zie pagina 21-23). In deze theorie wordt beschreven dat journalisten de werkelijkheid moeten weerspiegelen en aangezien het percentage niet-Westerse allochtonen in Nederland 10% bedraagt zou dat percentage feitelijk gehaald moeten worden om een exacte afspiegeling te vormen van de samenleving. Hier valt echter tegenin te brengen dat het percentage bejaarden of jongeren dat in Nederland leeft, in de media hoogstwaarschijnlijk ook niet overeen komt. Dat hangt samen met de onderwerpskeuze van de bladen, wat in directe verbinding staat met ‘wat nieuws is’ op het moment van verschijnen. Deze informatie in gedachten houdend, is het wat mij betreft niet reëel te verwachten dat HP/De Tijd en Vrij Nederland in hun uitgaven steeds op 10% van de afbeeldingen een niet-Westerse allochtoon zouden afbeelden. Zo werkt de journalistiek nou eenmaal niet. Het is dus ook niet mijn bedoeling te suggereren dat deze bladen niet goed bezig zijn ómdat dit percentage niet gehaald wordt. Ik ben echter wel nieuwsgierig naar het de gegevens over het werkelijke percentage niet-Westerse allochtonen op foto’s in HP/De Tijd en Vrij Nederland.
63 Zoals je in voorgaande tabel kunt zien drukt Vrij Nederland in beide jaren meer foto’s af waarop een niet-Westerse allochtoon is afgebeeld dan HP/De Tijd. Dat komt overeen met de gedachte die er heerst binnen de redactie. Zowel Gerard van Westerloo als Jenny Smets van Vrij Nederland vertelden me dat fotografen soms de opdracht meekrijgen op te letten dat ze niet alleen autochtonen fotograferen maar dat ze voor een mix zorgen. Bij HP/De Tijd is men van mening dat deze vermelding niet nodig is omdat je als fotograaf toch wel allochtonen voor je lens krijgt, aangezien zij deel uitmaken van de samenleving. Ook het maken van een keuze door de beeldredactie speelt een rol. Jenny Smets van Vrij Nederland gaf aan dat wanneer ze een keuze moet maken tussen drie foto’s van terras, ze hoogstwaarschijnlijk die ene foto zou kiezen waar wél een allochtoon op staat. Mirjam Lingen van HP/De Tijd gaf aan dat dit voor haar geen criterium is, zij kiest de beste foto, ongeacht of er een allochtoon op staat of niet. Sterker nog, zij zegt: “Als je je fotografen de opdracht geeft bewust foto’s te maken van allochtonen, dan krijg je de omgekeerde wereld. Neem de avond na de moord op Van Gogh. Er was toen een bijeenkomst op de Dam om te protesteren tegen deze gebeurtenis. In alle kranten zag je op de voorpagina foto’s met vooral veel allochtonen. Maar toen vertelde een van onze journalisten dat hij daar op de hele avond misschien vijf allochtonen was tegengekomen. Dan ga je je toch wel afvragen of de fotograaf van die kranten die mensen niet bij elkaar heeft gezet omdat hij daar iets mee wilde zeggen. Dat hij de werkelijkheid dus zelf gecreëerd heeft. Terwijl ik vind dat een fotograaf moet vastleggen wat hij ziet. Hij mag best een object verplaatsen of een stapje opzij doen, maar verder moet hij de werkelijkheid vastleggen. Steeds bewust kiezen voor foto’s waarop allochtonen staan of de fotograaf zelfs de opdracht geven te zoeken naar groepjes allochtonen: dát is pas meewerken aan beeldvorming.” Deze verschillen in de selectieprocedure op de verschillende redacties verklaren waarom er in HP/De Tijd minder allochtonen afgebeeld worden dan in Vrij Nederland. Ik ben het met beide opmerkingen eens. Ik vind het niet verkeerd wanneer een fotograaf soms bewust een foto maakt van een ‘hoek’ waar wél allochtonen aanwezig zijn omdat hij wil dat er ook allochtonen in zijn blad worden afgebeeld. Aan de andere kant is het wel zo dat als je je er steeds té bewust mee bezig bent, je juist expres wacht met het maken van een foto totdat er een allochtoon voorbij komt lopen. In dat geval zet je de foto steeds in scène en dat is natuurlijk niet de bedoeling. De hypothese die ik op heb gesteld heeft dan ook niet te maken met het feit dat ik vind dat er per se eenzelfde percentage allochtonen moet worden afgebeeld in beide bladen als het percentage allochtonen binnen de Nederlandse bevolking. Het heeft
64 meer te maken met de literatuur die ik bestudeerd heb waarin wordt gezegd dat allochtonen haast geweerd worden uit de media. Als dat zo is dan vind ik dat wel schokkend. Als er geen foto’s van allochtonen te vinden zijn dan lijkt het net alsof ze in onze samenleving niet voorkomen en je hun bestaan ontkent. Daarom wilde ik uitzoeken hoe dat percentage in deze bladen verdeeld is. Wanneer je het totaal aantal foto’s in alle uitgaven van juli tot en met december bij elkaar optelt en afzet tegenover het aantal foto’s daarvan waarop een allochtoon te zien is, ontstaat het volgende beeld: Percentage foto's w aarop een nietWesterse allochtoon w erd afgebeeld in HP/De Tijd in 1994
3%
97%
Totaal aantal foto's
Totaal aantal foto's w aarop een nietWesterse allochtoon w erd afgebeeld
Percentage foto's w aarop een nietWesterse allochtoon w erd afgebeeld in Vrij Nederland in 1994
4%
96%
Totaal aantal foto's
Totaal aantal foto's w aarop een nietWesterse allochtoon w erd afgebeeld
Percentage foto's w aarop een nietWesterse allochtoon w erd afgebeeld in HP/De Tijd in 2004
Totaal aantal foto's
5%
95%
Totaal aantal foto's w aarop een nietWesterse allochtoon w erd afgebeeld
Percentage foto's w aarop een nietWesterse allochtoon w erd afgebeeld in Vrij Nederland in 2004
2%
98%
Totaal aantal foto's
Totaal aantal foto's w aarop een nietWesterse allochtoon w erd afgebeeld
Grafiek 11. Het percentage foto’s waarop een niet-Westerse allochtoon werd afgebeeld ten opzichte van het totaal aantal afgedrukte foto’s in het laatste half jaar van 1994 en 2004 in HP/De Tijd en Vrij Nederland.
65 Zoals je uit de cirkeldiagrammen kunt aflezen is het percentage afgebeelde niet-Westerse allochtonen in beide bladen in beide jaren inderdaad minder dan 10% van het totaal aantal afgedrukte foto’s. Bij HP/De Tijd is dat percentage in 1994 3% en in 2004 5%. Bij Vrij Nederland ligt dat percentage in 1994 op 4% en in 2004 op 2%. Deze cijfers verschillen niet veel van elkaar waaruit je kunt concluderen dat van het totaal aantal foto’s bij beide bladen evenveel foto’s aan ‘allochtonen worden besteed’. Hierbij werden álle foto’s meegeteld behalve de foto’s op de cover (omdat dit vaak bewerkte foto’s zijn) en de foto’s in de inhoudsopgave (omdat deze foto’s verderop in het blad terugkomen). Dit percentage lag hoger in de weken na de moord op Van Gogh in november 2004. Dat wil dus zeggen dat er in de periode rondom deze moord door beide bladen meer aandacht besteed is aan dit multiculturele onderwerp en dat was af te lezen aan een stijging van het aantal afgebeelde allochtonen. Ik wil niet pretenderen dat een percentage van 10% noodzakelijk is om een correcte afspiegeling te vormen van de maatschappij. In dit geval hangt het plaatsen van foto’s waarop een allochtone Nederlander te zien is zelfs samen met een zeer negatief onderwerp en zou het juist niet wenselijk geacht (kunnen) worden foto’s van allochtonen te plaatsen. Maar logisch is het wel, wanneer je in het kader van dit onderwerp alleen maar autochtonen in beeld brengt ben je niet objectief de aanslag van een Moslim aan het beschrijven. Het plaatsen van een foto waarop een allochtoon wordt afgebeeld hangt van veel factoren af. Het onderwerp is daar een van de belangrijkste factor: wanneer een artikel over iets gaat dat niets met de multiculturele samenleving te maken heeft zou je als redactie pas overgaan tot het plaatsen van een foto van een allochtoon als je van mening bent dat dit noodzakelijk is voor het weergeven van de pluriforme samenleving. Of omdat je als fotograaf grote ‘kans’ hebt een allochtoon in beeld te krijgen wanneer je op straat foto’s maakt. Omdat die mix van autochtonen en allochtonen is wat we op straat zien en de fotograaf daar dus niet bij stil hoeft te staan om ‘ze’ in beeld te krijgen. Zelfs als het artikel wel over de multiculturele samenleving gaat zijn er altijd nog tal van andere beelden te fotograferen zoals gebouwen of objecten. Conclusie: Om te kijken of HP/De Tijd en Vrij Nederland feitelijk gezien de multiculturele samenleving weerspiegelen heb ik berekend op welk percentage van het totaal aan foto’s een niet-Westerse allochtoon werd afgebeeld. Allereerst werd duidelijk dat van de twee bladen Vrij Nederland
66 in beide jaren meer foto’s afdrukt waarop een niet-Westerse allochtoon is afgebeeld dan HP/De Tijd. Het werkelijke percentage niet-Westerse allochtonen in Nederland bedraagt 10%, HP/De Tijd zit in 1994 op 3% en op 5% in 2004. Bij Vrij Nederland ligt dat percentage in 1994 op 4% en in 2004 op 2%. Deze cijfers liggen erg dicht bij elkaar en zijn beduidend minder dan de werkelijke samenstelling naar bevolking in Nederland. Het is echter de vraag of dat een probleem is. Het percentage bejaarden of jongeren dat in Nederland leeft, komt volgens mij ook niet overeen met het percentage dat we daarvan terug zien in de media. Het is daarom naar mijn menig niet reëel te verwachten dat HP/De Tijd en Vrij Nederland in hun uitgaven steeds op 10% van de afbeeldingen een niet-Westerse allochtoon zouden afbeelden. Zo werkt de journalistiek nou eenmaal niet. Toch heb ik het onderzocht om er achter te komen hoe het met deze percentages gesteld is. De percentages zijn laag, wat op zich niet erg positief is maar ik durf aan de hand van deze gegevens niet te concluderen dat allochtonen in de media geweerd woorden zoals Wolffers dat in het literatuurgedeelte doet.
67 Hypothese 9: Foto’s van allochtonen worden voornamelijk afgedrukt bij artikelen die over de multiculturele samenleving gaan. In de literatuur wordt aan de hand van het boek van Wolffers op pagina 20 gezegd dat foto’s van allochtonen voornamelijk worden afgedrukt bij artikelen die ook echt over de multiculturele samenleving gaan. Ik heb onderzocht of dat in HP/De Tijd en Vrij Nederland het geval is. In onderstaande grafiek zie je dat dat inderdaad zo is. In beide bladen wordt in meer dan de helft van de gevallen gekozen voor een foto van allochtonen, wanneer het een artikel over de multiculturele samenleving betreft.
Verdeling van de gevonden foto's waarop een niet-Westerse allochtoon is afgebeeld
Totaal aantal foto's w aarop een niet-Westerse allochtoon w erd afgebeeld bij een multicultureel onderw erp
20 04
Ne d
er la
nd
Totaal aantal foto's w aarop een niet-Westerse allochtoon is afgebeeld in het laatste half jaar van het genoemde jaartal
Vr ij
Vr ij
Ne d
er la
Ti jd de P H
nd
04 20
19 Ti jd de P H
19 94
Totaal aantal foto's w aarop een niet-Westerse allochtoon w erd afgebeeld zonder dat het een multicultureel onderw erp betrof
94
aantal
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Grafiek 12. De verdeling van de foto’s van allochtonen onder onderwerpen die wel of niet over de multiculturele samenleving gaan in HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004.
Wat je uit bovenstaande grafiek nog meer kunt opmaken is dat er in Vrij Nederland in beide jaren vrij veel foto’s van niet-Westerse allochtonen zijn afgedrukt bij een artikel dat níet over de multiculturele samenleving ging, in vergelijking met HP/De Tijd. Uit de interviews met de beeld- en hoofdredactie van beide bladen valt wel een beetje af te leiden hoe dit komt. Op
68 pagina 21 las je al de opmerkingen van chef beeldredactie HP/De Tijd Mirjam Lingen en chef beeldredactie Vrij Nederland Jenny Smets. Lingen is van mening je moet laten zien wat er gebeurd en of er op de foto dan wel of geen allochtoon wordt afgebeeld doet er niet toe. Als de foto maar goed is. Smets geeft aan dat het plaatsen van een foto waarop een allochtoon te zien is bij een niet-multicultureel onderwerp haar voorkeur heeft omdat ze voor pluriformiteit is. In verband met de moord op Van Gogh in november 2004 werden er in november en december meer artikelen geplaatst over de multiculturele samenleving dan in de andere maanden. Ik vroeg me af of ook het aantal foto’s waarop een allochtoon wordt afgebeeld in die periode groter is dan ervoor. We hebben immers net gezien dat beide bladen voornamelijk allochtonen in beeld brengen wanneer het artikel over de multiculturele samenleving gaat. Onderstaande grafieken laten zien dat het groter worden van het aantal artikelen over dit onderwerp samenhangt met het groter worden van het aantal foto’s waarop een niet-Westerse allochtoon wordt afgebeeld. De eerste uitgave van Vrij Nederland na de moord was op 6 november 2004 en zoals je ziet stijgt het aantal foto’s waarop een niet-Westerse allochtoon wordt afgebeeld in die periode aanzienlijk. De (blauwe) lijn die laat zien welke foto’s van het totaal aantal foto’s (de roze lijn) geplaatst werden bij een multicultureel onderwerp stijgt in die maand evenredig. Je kunt hier dus uit afleiden dat er meer artikelen verschenen over de multiculturele samenleving, en dat dat samenhangt met het afbeelden van meer foto’s waarop een niet-Westerse allochtoon werd afgebeeld. In Vrij Nederland behoorden in december álle foto’s waarop een allochtoon stond bij een artikel over de multiculturele samenleving. Dat wil dus zeggen dat er in die maand bij artikelen welke níet over de multiculturele samenleving gingen, geen enkele allochtoon werd afgebeeld.
69
aantal foto's waarop een niet-Westerse allochtoon wordt afgebeeld bij een multicultureel onderwerp
be r
de ce m
be r no ve m
ok to be r
au gu st us se pt em be r
25 20 15 10 5 0 ju li
maand
Aantal foto's waarop een niet-Westerse allochtoon wordt afgebeeld in Vrij Nederland in 2004
aantal foto's waarop een niet-Westerse allochtoon werd afgebeeld
aantal Grafiek 13. Het totaal aantal foto’s waarop een allochtoon werd afgebeeld per maand en het aantal foto’s hiervan dat bij een multicultureel onderwerp werd geplaatst in het laatste half jaar in Vrij Nederland in 2004.
De stijging die we zien van juli naar augustus is ook opmerkelijk. Het lijkt erop alsof er in juli iets is voorgevallen wat de toename van het aantal artikelen over de multiculturele samenleving in augustus kan verklaren. Dat is ook zo. Minister Verdonk kwam in die maand in het nieuws omdat ze zesentwintigduizend afgewezen asielzoekers geen pardon wil geven.54 Waarschijnlijk was dit de aanleiding meer te gaan berichten over de multiculturele samenleving. Vervolgens verschijnt er twee weken later een artikel over Jihad in Nederland55. In augustus verschijnt er een kort artikel over imam Abdullah Haselhoef56 die op bezoek was bij een televisieprogramma en zijn respect voor Osama Bin Laden toelichtte. In augustus staat er ook een artikel in Vrij Nederland over vluchtelingen met een goede opleiding die hier niet aan werk kunnen komen57, een artikel over de integratiebevordering van een potje cricket58, Nederlanders die Surinaams eten leren kennen59 en een artikel over leven als Westerse moslim.60 Daarna neemt het aantal artikelen over de multiculturele samenleving in Vrij Nederland weer af. De stijgende lijn van november naar december heeft wel degelijk te maken met artikelen die verschenen met de moord op Van Gogh als aanleiding (zie voor de titels van deze artikelen bijlage 16).
54
Margalith Kleijwegt, Minister van Polarisatie, Vrij Nederland, 3 juli 2004, 38. Machteld Allan, Altijd tegen de Joden, Vrij Nederland, 17 juli 2004, 54. 56 Thijs Broer, Respect voor Osama, Vrij Nederland, 14 augustus 2004, 8. 57 Rudie Kagie, Vluchtelingendokters. Artsen zonder kansen, Vrij Nederland, 14 augustus 2005, 18/ 58 Marie-José Kleef, Integratie op het Cricketveld, Vrij Nederland, 14 augustus 2004, 34. 59 Diny Schouten, Boter&Vis Surinaamse Bloedworst, Vrij Nederland, 21 augustus 2004, 68. 60 Dick Pels, Religieus shoppen. Schipperen naast Allah, Vrij Nederland, 28 augustus 2004, 40. 55
70
25 20 15 10 5 0 be r
de ce m
be r
no ve m
ok to be r
au gu st us se pt em be r
aantal foto's waarop een niet-Westerse allochtoon wordt afgebeeld bij een multicultureel onderwerp
ju li
aantal
Aantal foto's waarop een niet-Westerse allochtoon wordt afgebeeld in HP/De Tijd in 2004
aantal foto's waarop een niet-Westerse allochtoon werd afgebeeld
maand Grafiek 14. Het totaal aantal foto’s waarop een allochtoon werd afgebeeld per maand en het aantal foto’s hiervan dat bij een multicultureel onderwerp werd geplaatst in het laatste half jaar van HP/De Tijd in 2004.
Ook in HP/De Tijd zie je de stijging van het aantal foto’s met daarop een allochtoon van oktober naar november. Deze stijging is echter opvallender dan die bij Vrij Nederland. De eerste uitgave van HP/De Tijd na de moord op Van Gogh was op 6 november 2004. Daarna volgen nog drie uitgaven in november en zoals je ziet werden in totaal in die maand veel meer foto’s met daarop een allochtoon afgedrukt dan normaal. In december was dit onderwerp nog steeds ‘hot’ waardoor ook toen nog veel foto’s werden afgedrukt bij dit onderwerp. In HP/De Tijd was er (in tegenstelling tot Vrij Nederland) behalve bij artikelen over de multiculturele samenleving, ook bij andere artikelen in november en december nog ‘ruimte’ voor foto’s met daarop een allochtoon afgebeeld. De piek laat zoals gezegd het feitelijke aantal foto’s zien waarop een allochtoon werd afgebeeld bij een multicultureel onderwerp, afgezet tegen het totaal aantal foto’s waarop een allochtoon werd afgebeeld. Het zegt niets over het aantal artikelen over de multiculturele samenleving. In dit geval hangt dat echter wel sterk samen. In november 2004 werden er in HP/De Tijd namelijk 10 artikelen geplaatst over de multiculturele samenleving, terwijl dat in oktober 6 artikelen waren evenals in december. HP/De Tijd bericht in vergelijking met Vrij Nederland structureel minder over de multiculturele samenleving wat eerder al naar voren kwam. Na de moord op Van Gogh was er sprake van een enorme toename in het aantal foto’s
71 waarop een allochtoon werd afgebeeld en deze foto’s stonden voornamelijk bij multiculturele onderwerpen. (De titels en beoordelingen van deze artikelen kun je vinden in bijlage 16). Om te laten zien dat de piek bij HP/De Tijd samengaat met het stijgen van het aantal artikelen over de multiculturele samenleving (dus met een stijging van aandacht voor dit onderwerp) volgen nu twee grafieken waarin de artikelen wel zijn opgenomen:
aantal
De verhouding tussen het aantal artikelen over de multiculturele samenleving en de daarbij geplaatste foto's in HP/De Tijd in de maanden rondom de moord op Theo van Gogh
40 30 20 10 0 okt-04
nov-04
dec-04
Aantal artikelen over de multiculturele samenleving Totaal aantal foto's bij deze artikelen over de multiculturele samenleving Het aantal foto's bij deze multiculturele artikelen, w aarop een niet-Westerse allochtoon w erd afgebeeld
Grafiek 15. De verhouding tussen het aantal artikelen over de multiculturele samenleving tegenover het aantal geplaatste foto’s daarbij in totaal én het aantal foto’s waarop een niet-Westerse allochtoon werd afgebeeld in HP/De Tijd in 2004.
aantal
De verhouding tussen het aantal artikelen over de multiculturele samenleving en de daarbij geplaatste foto's in Vrij Nederland in de maanden rondom de moord op Theo van Gogh
40 30 20 10 0 okt-04
nov-04
dec-04
Aantal artikelen over de multiculturele samenleving Totaal aantal foto's bij deze artikelen over de multiculturele samenleving Het aantal foto's bij deze multiculturele artikelen, w aarop een niet-Westerse allochtoon w erd afgebeeld
Grafiek 16. De verhouding tussen het aantal artikelen over de multiculturele samenleving tegenover het aantal geplaatste foto’s daarbij in totaal én het aantal foto’s waarop een niet-Westerse allochtoon werd afgebeeld in Vrij Nederland in 2004.
72 Zoals je kunt zien is er bij beide bladen sprake van een toename in zowel het aantal berichten als het aantal foto’s na de moord op Van Gogh. Je kunt echter zien dat het aantal artikelen heel snel weer afneemt en dat alleen het aantal foto’s waarop een allochtoon wordt afgebeeld tot eind december blijft stijgen. Het aantal multiculturele artikelen stijgt vanaf november zoals gezegd in Vrij Nederland ook, maar in tegenstelling tot HP/De Tijd zakt deze stijging niet meteen weer in. Qua foto’s waarop een allochtoon wordt afgebeeld blijft Vrij Nederland ook stijgen na de moord, terwijl HP/De Tijd ook in dat opzicht dan weer veel minder gaat publiceren. Hieruit kun je afleiden dat HP/De Tijd rond de moord op Theo van Gogh ineens veel meer geïnteresseerd is in de multiculturele samenleving dan ervoor, en dat die interesse een maand later weer tot het oude niveau daalt. Bij Vrij Nederland houdt de interesse in december stand, sterker nog: de fotolijn blijft stijgen, de hoeveelheid artikelen neemt iets af. Conclusie: Na de moord op Van Gogh stijgt de interesse voor multiculturele onderwerpen in beide bladen. Zowel het aantal artikelen als het aantal foto’s waarop een allochtoon wordt afgebeeld stijgt in de daarop volgende maand. Vrij Nederland heeft over het algemeen al meer aandacht voor multiculturele onderwerpen, waardoor de stijging na de moord op Van Gogh niet zo spectaculair lijkt als bij HP/De Tijd. HP/De Tijd geeft de multiculturele samenleving veel aandacht in de maand die op de moord volgt, maar die interesse is daarna ook weer op het oude peil teruggezakt. Uit deze resultaten kun je concluderen dat HP/De Tijd in ieder geval in dit geval gevoeliger is voor de ontstane ‘hype’ na de moord op Van Gogh dan Vrij Nederland. HP/De Tijd bericht immers in de maand ervoor en de maand erna weer op gelijk niveau: de stijging is dus echt van tijdelijke aard. Vrij Nederland besteedt toch al meer aandacht aan multiculturele onderwerpen en na de moord is die interesse aangewakkerd en deze houdt (in ieder geval in december) stand.
73 Hypothese 10: Ik verwacht dat de foto’s van die gemaakt zijn door eigen of gehuurde fotografen op groter formaat worden afgedrukt dan foto’s welke van fotopersbureau’s afkomstig zijn. In de literatuur wordt op pagina 15-17 en 32-35 de impact van foto’s besproken aan de hand van de grootte. In de interviews kwam naar voren dat de foto’s van eigen fotografen een blad een gezicht geven. Chef beeldredactie Mirjam Lingen zegt hierover: “Als het een foto van een van onze eigen fotografen betreft, kan dat een reden zijn om de foto paginagroot af te drukken. Die foto’s zijn uniek –want voor ons in opdracht gemaakt – dus ik weet zeker dan een ander blad die foto’s niet heeft. Dat kan dus wel een criterium zijn voor de grootte van de foto.” Door middel van het afdrukken van deze foto’s onderscheid je je immers van de rest. Om te zien of in HP/De Tijd en Vrij Nederland gebruik wordt gemaakt van die impact en dan in het bijzonder van de impact van foto’s van eigen of gehuurde fotografen zet ik nu uiteen in welke mate de grootte van een foto samenhangt met de bron (fotograaf of fotopersbureau). In totaal zijn 217 van de 289 foto’s die bij artikelen over de multiculturele samenleving staan gemaakt door fotografen en 72 door fotopersbureaus. In de onderstaande tabel zie je de gemiddelde oppervlakte van de foto’s in beide bladen in beide jaren. Ook hier is 1994 van Vrij Nederland vertekend omdat het blad toen nog op A3 formaat werd afgedrukt terwijl de overige jaren op A4 formaat werden afgedrukt. HP/De Tijd 1994 2004 Gemiddelde oppervlakte in cm2
180,27
149,33
Vrij Nederland 1994 2004 227,47
199,62
Tabel 11. De gemiddelde oppervlakte per foto in cm2 in HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 en 2004.
Onderstaande grafiek zet het aantal foto’s per oppervlakte (weergegeven in cm2) uiteen. De oppervlakten zijn berekend door de hoogte en de breedte op te meten en met elkaar te vermenigvuldigen. Omdat ik alle foto’s op 100% heb gekopieerd is er geen sprake van een vertekening van formaat in mijn onderzoek. Zoals je kunt zien heb ik de oppervlakten in groepen verdeeld zodat het een iets overzichtelijker geheel werd. Echt heel duidelijk is het
74 nog niet omdat er sprake is van zeer veel verschillende formaten. Duidelijk wordt in ieder geval dat er in HP/De Tijd in 2004 de meeste kleine foto’s bij artikelen over de multiculturele samenleving zijn geplaatst. Paginagrote foto’s komen natuurlijk voor, maar niet erg vaak. Het kost veel ruimte en wordt dus alleen gedaan als die ruimte beschikbaar is en de beeldredacteur de foto zo interessant vindt dat paginagroot afdrukken gewenst is. Wat je hier echter wel in gedachten moet houden is dat de grafieken zijn samengesteld met gegevens van alle foto’s die bij multiculturele artikelen werden geplaatst. Het zegt dus iets over díe foto’s, en niet over het verschil in grootte tussen foto’s van fotografen en fotopersbureaus in zijn algemeenheid in deze bladen.
Oppervlakte van foto's over de multiculturele samenleving per blad per jaar
05 50 0 -1 0 10 0 015 15 0 02 20 00 025 25 0 03 30 00 035 35 0 040 40 0 04 45 50 050 50 0 05 55 50 060 60 0 065 65 0 07 80 00 085 0
30 25 20 15 10 5 0
HP De Tijd 1994 HP De Tijd 2004 Vrij Nederland 1994 Vrij Nederland 2004
Grafiek 17. De verdeling van de oppervlakte van de gevonden foto’s over de multiculturele samenleving in HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 en 2004.
In onderstaand taartdiagram kun je zien dat de foto’s die door een fotopersbureau geleverd zijn bij de artikelen die ik vond over de multiculturele samenleving, in 54% van de gevallen kleiner zijn dan 150 cm2. Dat is het formaat van een normale foto zoals wij ze voor privédoeleinden ook meestal laten afdrukken. Groter dan 300 cm2 komt maar heel zelden voor (dat zijn met de klok mee de kleine taartpuntjes na de 11% van foto’s met een oppervlakte van 250-300 cm2).
75
0-50 50-100 100-150 150-200
Persbureau 1%
0%
0% 1% 1% 3% 3% 1% 4%
200-250 250-300 300-350 350-400
23%
11%
10%
21% 11%
10%
400-450 450-500 500-550 550-600 600-650 650-700 800-850
Grafiek 18. De verdeling van de oppervlakte van de gevonden foto’s over de multiculturele samenleving die geleverd werden door fotopersbureaus in HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 en 2004.
Ook de foto’s die door fotografen werden geleverd die niet in opdracht van een fotopersbureau werkten, zijn in de helft van de gevallen (50%) afgedrukt op een formaat dat kleiner was dan 150 cm2. Bij de fotografen kwam een oppervlakte van 800-850 wel voor, maar in verhouding tot het grote aantal gevonden foto’s was dat in nog geen procent van de gevallen. Een oppervlakte van 600-650 cm2 komt bij de fotografen in 3% van de gevallen voor. Dat is niet echt vaak maar wel beduidend vaker dan bij de foto’s die door fotopersbureaus werden geleverd.
76
0-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-300
Zelfstandige fotograaf 2%
2% 0%
2% 3% 6%
5%
3% 0% 1%
23%
14% 16% 10%
13%
300-350 350-400 400-450 450-500 500-550 550-600 600-650 650-700 800-850
Grafiek 19. De verdeling van de oppervlakte van de gevonden foto’s over de multiculturele samenleving die geleverd werden door fotografen in HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 en 2004.
Conclusie: Een zeer opvallend verschil in oppervlakten van de foto’s die geleverd zijn door fotopersbureaus of fotografen is niet terug te vinden. Het enige duidelijke verschil zit hem in de categorie van foto’s met een oppervlakte van 200 tot 250 cm2. Dat komt bij foto’s van fotografen in 16% van de gevallen voor en bij foto’s van persbureaus in 10% van de gevallen. Ik vind de verschillen echter dusdanig klein dat ik niet durf te stellen dat de foto’s van fotografen heel vaak op groter formaat worden afgedrukt dan de foto’s die door fotopersbureaus worden geleverd. Ook moet je in gedachten houden dat de grafieken zijn samengesteld met gegevens van alle foto’s die bij multiculturele artikelen werden geplaatst. Het zegt dus iets over díe foto’s, en niet over het verschil in grootte tussen foto’s van fotografen en fotopersbureaus in zijn algemeenheid in deze bladen. Over het formaat van de foto’s over de multiculturele samenleving vallen dan ook geen spannende uitspraken te doen: zowel foto’s van fotopersbureaus als foto’s van fotografen worden op zeer wisselende formaten afgedrukt.
77 Hypothese 11: Op basis van de door mij bestudeerde literatuur verwacht ik dat er meer óver dan dóór allochtonen wordt verteld in de artikelen over de multiculturele samenleving. Aantal artikelen over de multiculturele samenleving
Over allochtonen verteld
Dóór allochtonen verteld
Zowel óver als dóór allochtonen verteld
HP/De Tijd 1994
11
4
6
1
Vrij Nederland 1994
13
5
5
3
HP/De Tijd 2004
35
21
5
9
Vrij Nederland 2004
46
23
17
6
Tabel 12. Het aantal artikelen over de multiculturele samenleving opgedeeld in artikelen die óver allochtonen gaan zonder dat zij aan het woord worden gelaten, dóór allochtonen verteld worden of beide.
Wordt er in de artikelen over de multiculturele samenleving óver allochtonen gesproken, dóór allochtonen of beide?
Zowel óver als dóór allochtonen verteld
20 04 d Vr ij N ed er la n
H
P/ D e
d
Ti jd
19 94
20 04
Dóór allochtonen verteld
Vr ij N ed er la n
H
P/ D e
Ti jd
19 94
aantal
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Over allochtonen verteld
Grafiek 20. De verdeling waarop er in de artikelen over de multiculturele samenleving óver of dóór allochtonen wordt gesproken of beide in HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 en 2004.
Als je kijkt naar 1994 is mijn hypothese niet juist. In dat jaar werd er in HP/De Tijd juist meer dóór dan óver allochtonen gesproken. In Vrij Nederland was het aantal artikelen waarin het dóór allochtonen werd gesproken nagenoeg gelijk aan het aantal artikelen waarin er óver allochtonen werd gesproken. In de onstaande cirkeldiagrammen is dat duidelijker te zien.
78 Als je kijkt naar 2004 dan valt op dat in beide bladen veel vaker óver dan dóór allochtonen wordt verteld. In Vrij Nederland liggen die percentages dichter bij elkaar dan in HP/De Tijd, maar daar staat tegenover dat er in HP/De Tijd meer verhalen voorkomen waarin er zowel dóór als óver allochtonen wordt verteld. Vrij Nederland 1994
HP/De Tijd 1994 Over allochtonen verteld
9% 36%
23%
Dóór allochtonen verteld
39%
Zow el óver als dóór allochtonen verteld
55%
Vrij Nederland 2004
Over allochtonen verteld Dóór allochtonen verteld Zow el óver als dóór allochtonen verteld
Over allochtonen verteld
13%
26%
14%
Dóór allochtonen verteld Zow el óver als dóór allochtonen verteld
38%
HP/De Tijd 2004
60%
Over allochtonen verteld
50% 37%
Dóór allochtonen verteld Zow el óver als dóór allochtonen verteld
Grafiek 21. De verdeling van het aantal artikelen over de multiculturele samenleving: óver allochtonen verteld, dóór, of beide. In HP/De Tijd en Vrij Nederland in 1994 en 2004.
Conclusie: Zoals besproken in de onderzoeksopzet op pagina 31 vallen onder het kopje ‘dóór allochtonen verteld’, de artikelen waarin een allochtone Nederlander aan het woord komt. Onder het kopje ‘óver allochtonen verteld’ vallen de artikelen waarin de journalist schrijft over allochtonen en de artikelen waarin een autochtoon zich over allochtonen of een kwestie die speelt in de multiculturele samenleving. Voor het jaar 2004 is mijn hypothese juist: in dat jaar wordt er in beide bladen inderdaad meer óver dan dóór allochtonen gesproken in artikelen over de multiculturele samenleving. Vooral bij HP/De Tijd zit er een groot verschil in het percentage
79 artikelen dat dóór of óver allochtonen wordt gesproken. Daar staat tegenover dat in HP/De Tijd wel meer artikelen te vinden zijn waar zowel dóór als óver allochtonen wordt verteld. In Vrij Nederland is dat aantal artikelen gering. Voor het jaar 1994 is de hypothese alleen bij Vrij Nederland juist, maar dat is nipt. In HP/De Tijd werd er toen nog meer dóór dan óver allochtonen verteld. We kunnen hier dus concluderen dat het zeer regelmatig voor komt dat journalisten of autochtonen zich in HP/De Tijd en Vrij Nederland uitlaten over allochtonen en vaak wordt er dan ook geen allochtoon aan het woord gelaten. In de meest recente onderzoeksperiode (2004) valt op dat allochtonen in Vrij Nederland vaker een stem krijgen dan in HP/De Tijd. Daar staat tegenover dat er in HP/De Tijd meer artikelen staan waar zowel autochtonen als allochtonen een stem hebben, wat gezien het principe van hoor- en wederhoor binnen de journalistiek een goede zaak is.
80 Conclusie resultaten kwantitatieve analyse In het kort volgen nu de resultaten welke in de slotconclusie op pagina 94 - 100 nogmaals uitgebreid worden besproken. In HP/De Tijd en Vrij Nederland werden in 2004 meer artikelen over de multiculturele samenleving geplaatst dan in 1994. Ook werden er in beide bladen in 2004 meer foto’s gevonden die de multiculturele samenleving verbeelden dan in 1994. Wanneer je HP/De Tijd en Vrij Nederland apart bekijkt zie je dat er qua aantallen in Vrij Nederland in 1994 en in 2004 meer over de multiculturele samenleving wordt bericht dan in HP/De Tijd. Dit komt zowel in de hoeveelheid artikelen als in de hoeveelheid foto’s bij deze artikelen naar voren. Wanneer je echter de verdeling van het aantal pagina’s dat aan multiculturele onderwerpen wordt besteed met elkaar vergelijkt zie je dat beide bladen evenveel pagina’s aan dit onderwerp besteden. Vrij Nederland plaatst dus absoluut gezien wel meer artikelen en foto’s over dit onderwerp, maar het percentage per uitgave dat aan dit onderwerp besteed wordt is (nagenoeg) gelijk. Als je de teneur van de foto’s afzonderlijk van de tekst beoordeeld (dus de letterlijke fotoberichtgeving) zie je dat ‘neutrale foto’s’ in beide bladen het meest voorkomend zijn. Dat komt omdat er heel veel portretten worden afgedrukt die over het algemeen geen negatieve of positieve gevoelens oproepen en zodoende als neutraal beoordeeld zijn. Het aantal positieve foto’s was het grootst in Vrij Nederland van 2004. Het aantal negatieve foto’s was het grootst in HP/De Tijd van 2004. Wat betreft de teneur van de combinatie tekst en foto wordt in Vrij Nederland een foto die in eerste instantie als neutraal wordt bestempeld door de positieve tekst vaker als positief beoordeeld. Dit in tegenstelling tot HP/De Tijd waar neutrale foto’s door de negatieve teneur van de tekst vaker als negatief beoordeeld worden in combinatie met de tekst. Er is geen verband tussen het onderwerp multiculturele samenleving en de fotograaf die de foto’s bij dit onderwerp verzorgt. Voor vrijwel ieder artikel wordt er een andere fotograaf op pad gestuurd.
81 Ook bestaat er geen verband tussen het onderwerp multiculturele samenleving en de journalist die daar een artikel over schrijft. Voor vrijwel ieder artikel wordt er een andere journalist op pad gestuurd. Zowel HP/De Tijd als Vrij Nederland maakt vaker gebruik van een eigen of ingehuurde fotograaf dan van een fotopersbureau. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat foto’s van een fotograaf in opdracht van het blad worden gemaakt en dus uniek (en dus origineler) zijn dan de foto’s van fotopersbureaus welke elk medium kan afnemen. Van de fotopersbureaus wordt bij HP/De Tijd in 2004 voor foto’s bij een artikel over de multiculturele samenleving voornamelijk gebruik gemaakt van de Hollandse Hoogte. In 1994 zijn er zo weinig foto’s bij fotopersbureaus afgenomen bij dit onderwerp dat daar geen nuttige conclusie uit kan worden getrokken. Als Vrij Nederland in 2004 een foto afnam van een fotopersbureau om bij een artikel over de multiculturele samenleving te plaatsen, maakte ook dit blad voornamelijk gebruik van de foto’s die aangeboden werden door de Hollandse Hoogte. Ook hier geldt voor 1994 dat er niet veel foto’s met betrekking tot dit onderwerp van fotopersbureaus afkwamen. In 2004 werd er in HP/De Tijd en Vrij Nederland vaker op een problematiserende manier over de multiculturele samenleving bericht dan in 1994. Het percentage problematiserende artikelen lag in HP/De Tijd in 1994 nog een stuk lager dan het aantal neutrale en idealiserende berichten. Het aantal problematische artikelen in Vrij Nederland in 1994 was gelijk aan het aantal idealiserende artikelen in dat jaar en er werd toen nog een stuk neutraler over de multiculturele samenleving bericht. Volgens de gegevens van het CBS is momenteel 10% van de Nederlandse bevolking van allochtone afkomst. In de fotoberichtgeving is dit niet terug te vinden. Vrij Nederland drukt meer foto’s af waarop een allochtoon te zien is dan HP/De Tijd. Van het totaal aan foto’s waarop een allochtoon wordt afgebeeld, wordt meer dan de helft geplaatst bij een artikel over de multiculturele samenleving. Na de moord op Van Gogh op 2 november 2004 werden er in beide bladen meer artikelen geplaatst over de multiculturele samenleving dan in de andere maanden in 2004. Ook het
82 aantal foto’s waarop een allochtoon wordt afgebeeld is in die periode groter dan in de maanden ervoor. In Vrij Nederland werden álle foto’s waarop een allochtoon te zien is in december geplaatst bij een multicultureel onderwerp, in HP/De Tijd bíjna allemaal. Foto’s van fotografen en fotopersbureaus worden beide op zeer wisselende formaten afgedrukt. Je kunt dus niet stellen dat foto’s van fotografen vaker op een groot formaat worden afgedrukt omdat ze origineler zijn en het blad een gezicht geven. Wat betreft het spreken dóór over óver allochtonen in artikelen over de multiculturele samenleving tot slot: in 2004 wordt er in beide bladen meer óver dan dóór allochtonen gesproken. Vooral bij HP/De Tijd zit er een groot verschil in het percentage artikelen waarin er dóór of óver allochtonen wordt gesproken. Daar staat tegenover dat in HP/De Tijd wel meer artikelen te vinden zijn waar zowel dóór als óver allochtonen wordt verteld. In Vrij Nederland is dat aantal artikelen gering. In het jaar 1994 werd er in HP/De Tijd nog meer dóór dan óver allochtonen verteld terwijl die percentages bij Vrij Nederland toen nog nagenoeg gelijk waren aan elkaar.
83
5. Kwalitatieve analyse Om te begrijpen wat ik precies gedaan heb bij de beoordeling van de teneur van een foto, de teneur van een tekst en de combinatie van beide ga ik nu vier artikelen analyseren. Niet alleen krijg je als lezer dan meer inzicht in de wijze van beoordeling in het kwantitatieve gedeelte, ook zal ik de methodes van Barthes en Evans inhoudelijk toepassen zoals ik deze in de literatuur op pagina 15-17 en 32-35 besproken heb aan de hand van dit schema: -
pose / houding
-
objecten / gebouwen
-
fotogenieke / esthetiek
-
syntaxis / derde effect
-
relatie foto / tekst
Op deze manier kan ik laten zien op welke manier houdingen, gezichtsuitdrukkingen, symbolen en dergelijke van invloed zijn op de manier waarop wij de boodschap van een foto ‘lezen’. Ook wordt dan echt duidelijk wat ik bedoel als ik zeg dat de teneur van een foto bijvoorbeeld positief is. Aan de hand van een negatieve context kán deze foto dan een negatieve teneur krijgen in de totaalbeoordeling en als je de foto erbij kunt pakken (zie bijlagen 12 – 15) kun je zelf meedenken over deze beoordelingen en dieper nadenken over de foto’s en de artikelen als geheel. Aan de hand van vier artikelen ga ik nu een kwalitatieve analyse uitvoeren. Ik bespreek de zeventien foto’s die bij deze artikelen zijn geplaatst aan de hand van het model van Barthes en Evans zoals ik die hieronder heb geformuleerd. Of een artikel bijdraagt aan een negatieve of stereotype beeld ten opzichte van de multiculturele samenleving is pas te zeggen als je het artikel met álle bijbehorende foto’s grondig analyseert. Daarom analyseer ik eerst de tekst, daarna elke foto afzonderlijk, en vervolgens vertel ik wat het totaalbeeld van het artikel zegt over eventuele negatieve of stereotype beeldvorming ten opzichte van allochtonen.
84 Artikel 1. ‘Het broeit bij de jonge Molukkers’ (zie bijlage 12) Geschreven door Margalith Kleijwegt – foto’s van Bert Nienhuis Vrij Nederland 15 oktober 1994 pagina 8-12. Dit artikel gaat over jonge Molukkers in Nederland. Er wordt gesteld dat zij zich agressief opstellen ten opzichte van de Nederlandse overheid omdat zij zich net als hun ouders en grootouders hard maken voor een eigen Republiek der Molukken. Al in de inleiding neemt de journalist stelling ten opzichte van deze groep door de zinnen ‘De eerste rellen waren er al. En de onrust neemt toe’. We kunnen hier uit afleiden dat we moeten uitkijken voor de jongste generatie Molukkers, wat dus een negatief standpunt is ten opzichte van deze allochtone groep. Er wordt beschreven hoe deze jongeren verschillende malen in conflict raakten met de politie en daaruit wordt afgeleid dat een nieuwe periode van strijd in aantocht is. Veel Molukse jongeren hebben een leerachterstand en na de middelbare school proberen ze nog verder te leren maar geven het al snel weer op. Volgens het artikel wordt er overal tussen de regels door gedreigd met geweld in de zin van ‘als de overheid niet, dan…’ de conclusie die hieruit wordt getrokken is dat Molukkers strijd kennelijk als enige wapen zien op bezuinigingen tegen te houden. Aan het slot van het artikel wordt deze derde generatie zelf nog even aan het woord gelaten. Uit de omschrijving leren we dat het besproken groepje goed is opgeleid maar zonder werk zit. Ze maken duidelijk dat ze zich in Nederland niet thuisvoelen en dag en nacht bezig zijn met de strijd. Foto 1, pagina 8 Op de eerste foto op pagina 8 zien we mensen met een spandoek lopen: een teken van verzet. Het onderschrift maakt duidelijk dat het een beeld uit het verleden betreft. Je ziet dat de opstandelingen met behulp van een waterstraal op afstand gehouden worden door de politie. Je kunt nog net op het spandoek lezen dat er iets staat over 'RMS': Republik Molukku Salatan'. Het doel van RMS is het vestigen van een Vrije Republiek der Zuid-Molukken, de strijd waar volgens het artikel de derde generatie nu op voortborduurt. Doordat de waterstraal goed in beeld is genomen en de tekst van het spandoek nog net te lezen is kun je meteen zien dat hier gaat om mensen die zich verzetten. En door de letters RMS kun je zien dat de mensen die met het spandoek lopen, Moluks zijn. Het stereotype beeld van Molukkers is dat zij zich verzetten tegen de gevestigde orde of liever gezegd tegen de overheid in Nederland. Net als hun voorvaderen.
85 Foto 2, pagina 9 Dit beeld komt dreigend over, doordat er weinig licht is en door hoe de mannen kijken. Het strijdlustige beeld dat in de tekst beschreven wordt, wordt hiermee bevestigd: ze kijken alsof ze klaar zijn voor de strijd en niemand ze iets kan maken. Hun houding is ook niet open, ze staan met de handen in hun zakken en kijken agressief. Bovendien staan ze voor een muur waarop met graffiti de letters RMS zijn gespoten. Grafitti is een teken van achterstand en armoede, de letters RMS wijzen erop dat we hier met Molukkers te maken hebben. Het feit dat hun houding zo agressief overkomt maakt dat we bij één aanblik een argwanend gevoel krijgen ten opzichte van de gefotografeerde mannen. Het idee dat Molukkers strijdlustig zijn en altijd bezig zijn zich te verzetten tegen de Nederlandse staat komt overeen met het strijdlustige beeld dat we hier zien. In zoverre zou je kunnen stellen dat het beeld stereotyp is. Niet alleen heeft de redactie hier bewust voor gekozen, je kunt je vooral afvragen wat de rol van de fotograaf in dezen was. Ik vraag me af of de jongens zelf voor deze muur zijn gaan staan of dat de fotograaf ze voor deze muur heeft gezet. Zouden ze automatisch in deze volgorde zijn gaan staan? Als de buitenste jongens namelijk in het midden hadden gestaan waren de letters RMS onleesbaar geweest want deze jongens zijn zo lang dat ze de tekst zouden verbergen met hun lichaam. Wanneer de fotograaf de pose en de achtergrond heeft bedacht zou ik daar meer moeite mee hebben dan wanneer de jongens hier zelf zijn gaan staan. Dan heeft hij deze jongeren bewust in verband gebracht met achterstand en verval waarmee je grafitti kunt associëren. En steken zij de handen in de zakken omdat ze dat zelf willen of vaak doen, of zei de fotograaf dat ze dat moesten doen? Dat weet ik niet en daar kan ik dan ook geen oordeel over vellen. Feit is dat de tekst gaat over Molukse jongeren die zich net als voorgaande generaties bezighouden met het zich afkeren van de Nederlandse maatschappij en zich hard maken voor een eigen Republiek. In dat kader is wat we op deze foto zien dus zeer toepasselijk. Zo toepasselijk zelfs dat ik me afvraag hoe de foto tot stand kwam en of we hier niet met een in ‘scène’ gezette foto te maken hebben. Waarschijnlijk wel want de foto is in ieder geval geposeerd aangezien de jongens niet met elkaar aan het praten zijn en je in een normale situatie niet in deze houding gaat zitten (op je hurken met je rug naar je vrienden). Ik vind dat deze foto een stereotyp beeld laat zien van Molukkers: strijdlustigen aan de onderkant van de samenleving. Foto 3, pagina 10 Sam Pormes staat en heeft zijn handen in zijn zakken. Daaruit kun je afleiden dat hij op zijn gemak is. Zijn gezichtsuitdrukking laat niets zien van vrolijkheid of triestheid, hij kijkt recht
86 in de lens maar laat verder niets los over zijn gevoelens. De foto is gemaakt in een huiskamer, vermoedelijk de huiskamer van Pormes zelf. De foto’s aan de muur en op de kast geven de foto een familiaire sfeer. Het feit dat deze foto in een woonkamer is genomen schept wat minder afstand tussen de lezer en de afgebeelde man omdat het de foto niet zakelijk maar juist informeel maakt. De fotograaf heeft een dusdanige afstand genomen van de te fotograferen persoon dat de achtergrond goed zichtbaar is. Je kunt hierdoor duidelijk zien dat hij in een woonkamer staat, dat zou niet het geval geweest zijn als de fotograaf een stap vooruit had gezet. Sam Pormes staat niet precies in het midden maar omdat hij de enige persoon op de foto is, wordt wel alle aandacht naar hem toegetrokken. Bovendien past zijn hoofd perfect symmetrisch tussen de fotolijstjes achter hem. Er is niets aan deze foto wat het beeld ten opzichte van Molukkers stereotyp maakt. Het is een neutraal beeld van een man in een huiskamer. Foto 4, pagina 12 Deze foto komt net als foto 2 erg dreigend over. Donkere jassen overheersen het beeld en de mannen hebben allemaal de handen op hun rug en de borst vooruit. Vooral de man iets rechts van het midden straalt stijdlust uit. Hij steekt niet alleen zijn borst ver vooruit, hij heeft ook zijn benen uit elkaar staan waardoor hij voldoet aan het stereotype beeld van een bodyguard. Ik vind dit een stereotyp beeld van Molukkers omdat de strijd van de foto afstraalt en het een foto van alléén Molukse jongeren betreft. Er staan geen blanke Nederlanders bij want – zo doet de tekst je vermoeden – alles wat Nederlands is, is slecht. Conclusie: Als het stereotype beeld van Molukkers het ‘strijden tegen de Nederlandse overheid’ is dan hebben we hier te maken met zeer stereotype foto’s. De derdegeneratie Molukkers bestaat in werkelijkheid natuurlijk helemaal niet puur uit strijdlustigen. In het artikel komt de journalist er vijf ‘tegen’ waar hij wat vragen aan kan stellen. Deze jongens vindt hij in een wijkgebouw in Assen, waar hun nieuwe leider hen regelmatig ontmoet. Het is dus niet gek dat de journalist hier een groepje strijdlustige Molukkers treft, ze zijn hier juist om verhalen aan te horen over de strijd die doorgevoerd moet worden. De journalist heeft er bewust voor gekozen alleen mensen aan het woord te laten die vinden dat Molukkers onderdrukt en vergeten worden door de Nederlandse regering. Het artikel zet daarom al een negatief beeld neer, en de foto’s die erbij werden geplaatst zitten vol spanning en strijd. De invalshoek van de journalist is dan ook erg duidelijk: je moet oppassen voor jonge Molukkers.
87 Hier valt echter tegenin te brengen dat de journalist op pad ging met het idee een artikel te gaan schrijven over de jongens in Assen die de laatste tijd betrokken waren bij rellen. Hij spreekt wat oudere Molukkers die hun mening over de jongste generatie geven en hij spreekt vijf van deze jongeren. Je kunt je afvragen wat voor foto de fotograaf bij dit artikel had moeten maken. In zoverre komt het beeld overeen met de tekst en heb ik er niet zoveel problemen mee. Wat hier echter aan de hand is, is dat alleen foto 2 en 3 door een fotograaf van Vrij Nederland zijn gemaakt. De overige foto’s zijn er door de redactie ‘bijgezocht’ om voor nog strijdlustiger beelden te zorgen bij dit artikel. In dat verband vind ik dat dit artikel bijdraagt aan negatieve en stereotype beeldvorming ten opzichte van Molukkers. Artikel 2. ‘De nieuwkomers leren Nederland kennen’ (zie bijlage 13) Geschreven door Elma Drayer – foto’s van Hans van den Bogaard Vrij Nederland 15 oktober 1994 pagina 29-31 De tekst gaat over het integreren van nieuwkomers in Nederland door het volgen van taallessen en lessen over de Nederlandse samenleving. De cursus is vrijwillig, dus de mensen die op deze foto staan hebben er zelf voor gekozen mee te doen en meer van Nederland te weten te komen. In het kader van het integratiedebat, waarin gestreefd wordt naar een zo volledig mogelijke kennismaking van de Nederlandse samenleving is dat positief te noemen. Wij willen immers (zoals Karin Simone Prins in haar onderzoek naar voren laat komen) dat allochtonen zich zoveel mogelijk aan onze samenleving aanpassen. De mensen die hier zijn afgebeeld zijn dat ook van plan, ze staan er voor open anders hadden ze zich nooit voor deze cursus aangemeld. Foto 1, pagina 29 Op deze foto zie je een allochtone vrouw in een tandartsenstoel liggen. Om haar heen staat een groep allochtonen en een tandarts die toekijken. De foto straalt iets positiefs uit doordat de vrouw in de stoel haar mond opendoet en daar grappig bij kijkt en de rest van de groep vrolijk toekijkt. In het artikel wordt beschreven dat het gaat om een dagje uit van deze groep 'nieuwkomers' via het Startpunt Nieuwkomers in Den Haag. Allerlei openbare gelegenheden worden bezocht in het kader van maatschappij-orientatie. Ik vind dit geen stereotype foto omdat ik niet zou weten wat voor foto er anders gemaakt had moeten worden in deze tandartspraktijk. Kennelijk overkomt hen iets nieuws, ze staan in een
88 luxe tandartspraktijk waar we dingen uitproberen en rondkijken. Ik beoordeelde de foto dan ook als positief. Foto 2, pagina 30 Deze foto lijkt in eerste instantie wel stereotyp te zijn. We zien immers vrouwen met een hoofddoek op vragend naar de lerares kijken. De tekst gaat over het feit dat deze vrouwen nog geen Nederlands spreken en daarom nu lessen volgen. Wanneer we de hele tafel konden zien, en daar zouden alleen maar vrouwen zitten zonder hoofddoek dan heeft de fotograaf waarschijnlijk heel bewust voor dit hoekje gekozen. Hoofddoekjes zijn immers kenmerkend voor Islamitische vrouwen en daarmee voor 'allochtonen'. Je zou kunnen zeggen dat het stereotyp is vrouwen met hoofddoekjes in een Nederlandse les op deze manier vast te leggen. Maar ik zou niet weten wat de fotograaf anders had moeten fotograferen. Het artikel gaat over allochtonen die Nederlandse les krijgen, de vrouwen zijn volgens Islamitisch gebruik gescheiden van de mannen. Wat we hier letterlijk zien zijn allochtone vrouwen die les krijgen van een Nederlandse vrouw (links in beeld, iedereen kijkt naar haar). Het enige stereotype zou het feit kunnen zijn dat twee van de vier allochtone vrouwen een hoofddoek draagt. Hoofddoekjes staan zoals gezegd voor 'allochtonen' 'islamitisch' 'migratiedebat' etc. Toch vind ik niet dat er hier sprake is van een stereotype foto omdat het op mij overkomt alsof de fotograaf heeft vastgelegd wat er aan de hand was: een aantal allochtone vrouwen welke een Nederlandse les aan het volgen is. Ik heb dan ook geen enkele moeite met deze foto, ik vind zelfs dat hij positief overkomt omdat een vrouw lachend kijkt en de rest erg geïnteresseerd lijkt te zijn. En in het kader van het migratiedebat is geïnteresseerd zijn in de Nederlandse taal goed, er wordt immers gehoopt dat deze vrouwen binnen afzienbare tijd allemaal Nederlands spreken. Het totaalbeeld van tekst en foto’s is naar mijn mening positief. In de tekst wordt heel duidelijk verteld hoe graag deze nieuwkomers Nederland willen leren kennen. De teneur van de foto’s is positief en het geheel krijgt van mij dan ook de waarde positief mee.
89 Artikel 3. ‘Zwarte markt’ (zie bijlage 14) Geschreven door Harold Hamersma – foto’s van Ronald Hoeben HP/De Tijd 28 oktober 1994 pagina 82-85 De tekst gaat over het mislukken van de Y-markt, waardoor de zwarte markt in Beverwijk nu een groot succes is. In het artikel wordt beschreven hoe mensen van allerlei verschillende culturen hun producten hier met succes aan de man brengen en hoe gezellig het er is. Foto 1, pagina 82 Op deze foto zien we een stukje van de zwarte markt in Beverwijk. Er zijn veel witte standbeelden uitgestald op een hoge trap en op de voorgrond zien we een vrouw die met een klein beeld in haar handen staat. De voorgrond is erg donker, dat komt omdat de fotograaf zelf binnen staat en de foto naar buiten toe is gemaakt. De lichtinval is daarom rondom de fotograaf minder dan achteraan op de foto. Behalve dat er op deze foto enorm veel beelden staan en dat erg in het oog springt, zie ik niets bijzonders aan deze foto. Ik lees geen symbolen of dieperliggende betekenissen. De foto werd door mij dan ook als neutraal beoordeeld. Foto 2, pagina 83 Op deze foto zien we een terras die bestaat uit grote picknicktafels waaraan mensen zitten te eten. Op de achtergrond zien we een gebouw waaraan een bord hangt waar met grote letters ‘Friet van Flip Patat friet’ geschreven staat. Het is beeld is wellicht stereotyp ten opzichte van een markt, maar niet ten opzichte van het multiculturele onderwerp van de tekst. Op de markt wordt altijd veel gekeken, gesnoept en gegeten en dat is wat we hier zien. Het enige opvallende is het feit dat we een Hollandse patatkraam zien en geen exotisch restaurantje. Maar als je de tekst hebt gelezen weet je dat op deze markt allochtonen en autochtonen door elkaar heen staan met kraampjes en winkels. Wat dat betreft is deze foto niet vreemd. Het enige dat je er nog uit af zou kunnen lezen is dat er verschillende allochtonen aan een patatje zitten en dat je zou kunnen zeggen dat zij Nederlandse gebruiken over hebben genomen. De foto werd door mij als neutraal beoordeeld. Foto 3, pagina 83 Deze foto laat een restaurantje zien waar mensen buiten aan tafel zitten op een terras. Aan de gevel van het gebouw hangen plaatjes van gerechten. Opvallend is de vlag boven de gevel
90 welke staat voor de Europese Unie. Zoals in de tekst wordt gezegd komen veel verschillende culturen op deze markt samen en de eigenaar van dit restaurant is daar trots op. De fotograaf is het in ieder geval ook zeker opgevallen, anders had hij de vlag er niet opgezet. Als hij immers twee stappen naar voren had gezet was de vlag uit beeld gevallen. De foto werd door mij als neutraal beoordeeld. Foto 4, pagina 84 Op de foto zijn drie mannen afgebeeld. De meest linkse man leunt met zijn arm tegen de deurpost, de middelste heeft zijn handen op zijn rug en lacht, de meest rechtse man houdt zijn handen bij elkaar voor zijn lichaam. De mannen staan er ontspannen bij, maar het is wel erg duidelijk dat ze aan het poseren zijn. De foto is gemaakt voor de winkel, waardoor we het voorpand van de winkel gedeeltelijk zien. Opvallend aan deze foto zijn de vele objecten: een vrieskist voor de winkel, een Nederlandse vlag aan de gevel, een tafel en een sigarettenautomaat in de winkel. Vooral de Nederlandse vlag is opvallend, vooral omdat hij nét op de foto past en in zijn totaliteit bijna net zoveel ruimte inneemt als de drie mannen samen. De combinatie tussen de zeer grote naam ‘ALI’ op de gevel en de Nederlandse vlag er onder, suggereren net als voorgaande foto’s dat deze zwarte markt multicultureel is. De foto werd door mij als positief beoordeeld. Foto 5, pagina 85 Deze foto is klein en niet erg duidelijk maar laat een rustig terras zien voor een eetzaakje. Los van wat asbakken op tafel en plaatjes van gerechten aan de gevel kan ik niet echt objecten vinden waar een diepere betekenis achter schuilt. Ik vind de foto niet bijzonder, het is een overzichtje van een stukje markt, meer niet. De foto werd door mij als neutraal beoordeeld. Foto 6, pagina 85 Op deze foto zien we een bus die volgeladen is met etenswaren. Het doet denken aan een allochtone eigenaar omdat het een stereotype beeld ‘busje’ betreft. Nederlandse rijdende patatkramen zijn over het algemeen niet zo volgeladen als deze bus. Hij verkoopt werkelijk van alles. Patat, snoep, ijs, drinken en wie weet wat allemaal nog meer aan lekkers. Op de voorgrond zitten drie mensen op een bankje te eten van wat zij net kochten. Op de achtergrond zien we in grote letters waar de toiletten zich bevinden op deze markt.
91 Ik vind dit een stereotype beeld, maar niet op een negatieve manier. De foto werd door mij als neutraal beoordeeld omdat ik er geen negatief of positief gevoel bij krijg. Het is een overzichtje, een stukje markt. Foto 7, 85 Op deze foto zien we een grote groep blanke mensen met witte kleding aan. Het is duidelijk een geposeerde foto. De groep staat voor een enorme kraam, waar zo te zien eten én drinken gehaald kan worden. Het beeld is wel positief, ik zie alleen maar lachende mensen. Ik denk dat deze foto bij dit artikel is afgedrukt om te laten zien dat op deze markt blank en zwart handel drijven. Alleen zou je uit deze foto kunnen afleiden dat dat wel geheel gescheiden gebeurt aangezien ik alleen maar witte gezichten zie. Ik heb de foto als positief beoordeeld omdat de mensen lachen. Verder vind ik het een weinig spraakmakende foto. Conclusie: De tekst beschrijft hoe autochtoon en allochtoon op de zwarte markt in Beverwijk naast elkaar handel drijven. Het is er gezellig en je krijgt van alle culturen iets mee. Om te benadrukken dat er verschillende culturen op de markt rondlopen zijn er verschillende foto’s bij het artikel geplaatst. De meeste foto’s laten een overzichtje zien waar verder niet veel aan opvalt. Drie foto’s springen er echter uit. Dat is de foto waar allochtonen aan een patatje zitten: naar mijn mening is dit een foto die zou kunnen bijdragen aan positieve beeldvorming. De foto waar drie allochtone mannen in de zaak ‘Ali’ staan waar een grote Nederlandse vlag aanhangt is stereotyp. De verschillende objecten in de zaak laten zien dat het hier geen Nederlandse zaak betreft maar een zaak waar buitenlands eten verkocht wordt. De dikke ALI-letters bevestigen dit zeer opvallend. De combinatie met de Nederlandse vlag kan als zijnde positief worden beschouwd want het legt een duidelijke link tussen twee verschillende culturen. En de multiculturele samenleving gaat in de eerste plaats om het samengaan van verschillende culturen. De laatste foto die ik stereotyp vind is die met de volgeladen bus. Het is echter geen negatief beeld. Ik vind het totaalbeeld van de tekst en de foto’s positief ten opzichte van de multiculturele samenleving.
92 Artikel 4. ‘Chinatown aan Zee’ (zie bijlage 15) Geschreven door Renate van der Zee – foto’s van Arenda Oomen HP/De Tijd 22 oktober 2004 pagina 79-81 De tekst gaat over het feit dat er in Den Haag vier straten zijn die samen een Chinese wijk vormen. De gemeente heeft ruim een miljoen euro uitgetrokken om de straten een ‘oosterse touch’ te geven zodat het nog meer een echte Chinese wijk is. De wijk is een trekpleister voor toeristen en ook al worden er in de tekst problemen binnen de gemeenschap omschreven zoals eenzaamheid onder de ouderen en het gebrek aan kinderopvang, toch beoordeel ik de tekst als positief. Het feit dat de gemeente bereid is geld uit te geven aan deze wijk en de uitbreiding ervan niet tegen te houden of als bedreiging te zien, zegt voor mij genoeg. De straatnamen zijn met het geld van de gemeente niet langer alleen in het Nederlands te lezen maar ook in het Chinees en iedereen lijkt dat maar wat leuk te vinden. De foto laat een Chinees meisje zien dat een dans opvoert op staat. Ze heeft traditionele kleding aan en kijkt zeer geconcentreerd. Het publiek is onscherp afgebeeld en het dansende meisje scherp waardoor alle aandacht op haar gericht is. De foto komt neutraal op mij over er zijn behalve de kleding geen opvallende elementen aanwezig. Foto 2, pagina 80 en 81 Op deze foto zien we een hoop Chinese mannen die met de traditionele ‘draak’ in de weer zijn. Ook zij zijn op straat, de tekst leert dat zij in een optocht meelopen. Deze foto is stereotyp omdat de draak een zeer herkenbaar Chinees fenomeen is. Je kunt de bijpassende muziek zelfs bijna dromen. De foto werd door mij als neutraal beoordeeld want hij mag dan stereotyp zijn, negatief is hij niet. De tekst beschrijft hoe autochtoon en allochtoon in de Chinese week in Den Haag gezellig samenkomen. Dit aspect wordt benadrukt in de nu volgende foto. Foto 3, pagina 81 We zien twee vrouwen die bij een kassa spulletjes aan het afrekenen zijn. Aan de muur achter hen zien we Engelse teksten, daaronder Chinese tekens en daaronder een bedrag in euro’s. Dit benadrukt het feit dat we een Chinese winkel zien, wat het onderschrift bevestigt. De tweeledigheid in taal benadrukt het multiculturele van de wijk waarin de winkel staat. Dat leren we uit de tekst. Het feit dat er vervolgens een Chinese vrouw en een blanke vrouw bij de
93 lopende band staan, benadrukt nogmaals het multiculturele aspect van deze foto. Ik beoordeelde de foto als neutraal omdat hij geen negatieve of positieve gevoelens oproept. Foto 4, pagina 81 Een straatnaambord met Chinese tekens en daarboven een Nederlandse naam is wat deze foto laat zien. Het is een close-up dus alle aandacht is op het bord gericht. Onderaan op het bord staat ‘Chinatown Den Haag’ wat alleszeggend is. Met de tekst als leidraad komt ook in deze foto het naast elkaar bestaan van verschillende culturen tot uitdrukking. Ik vind de foto enigszins stereotyp omdat Chinese tekens als een ‘Chinees symbool’ kunnen worden beschouwd. Aan de andere kant kunnen deze tekens voor een Europeaan net zo goed het Arabisch vertegenwoordigen. Ik beoordeelde deze foto als neutraal omdat ik geen negatief of positief gevoel krijg bij deze foto. Conclusie: De foto’s die bij deze tekst zijn geplaatst zijn redelijk stereotyp of op zijn minst erg herkenbaar als zijnde ‘Chinees’. Vooral de draak op foto 2 is erg bekend als Chinees symbool. Het totaalbeeld van dit artikel vind ik positief. Het mogen dan stereotype beelden zijn, ze zijn vrij neutraal en door de positieve toon van de tekst ervaar ik ze als zijnde positief. Conclusie resultaten kwalitatieve analyse: Door het bespreken van deze foto’s en artikelen is hopelijk duidelijk geworden op welke manier ik alle foto’s heb beoordeeld. Belangrijk is het hierbij op te merken dat een foto die in eerste instantie als neutraal kan worden aangemerkt, door de tekst een negatief of positief karakter kan krijgen. Zoals in de literatuur van Barthes en Evans al naar voren kwam. De artikelen die ik heb uitgekozen zijn niet helemaal willekeurig gekozen. Ik heb gekeken naar foto’s waar iets over te vertellen valt omdat er gebruik wordt gemaakt van symbolen of omdat de foto stereotyp is. Ook de artikelen zijn echt ‘multicultureel’ in de meest letterlijke zin van het woord. Er komen nogal wat stereotyperingen voorbij, maar opvallend is het wel dat deze beelden helemaal niet negatief hoeven te zijn. In het geval van de Molukkers is dat zeer zeker wel het geval: de mannen komen allemaal erg dreigend over. Maar in het geval van de Chinese wijk en de zwarte markt kan stereotyp ook positief zijn. Het stereotyp verbeelden van elementen uit de multiculturele samenleving hoeft op zich dus geen probleem te zijn. Het kan wel een probleem zijn en daarop ga ik in in de nu volgende conclusies en aanbevelingen.
94
Conclusies en aanbevelingen Om tot een antwoord te komen op de vraag Wat zijn de verschillen en overeenkomsten in de fotoberichtgeving van HP/De Tijd en Vrij Nederland in het laatste half jaar van 1994 en 2004 over de multiculturele samenleving en welke verandering is waar te nemen in onderwerpskeuze waarbij deze foto’s zijn geplaatst? heb ik een kwantitatief en een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Aan de hand van 11 hypotheses ben ik de deelvragen langsgelopen op zoek naar een antwoord op mijn hoofdvraag. Het onderzoeken van de verschillen en overeenkomsten in HP/De Tijd en Vrij Nederland in de fotoberichtgeving over de multiculturele samenleving heeft veel antwoorden opgeleverd. Er bestaan op sommige vlakken grote verschillen en op andere vlakken kleine. Om te beginnen met de kwantitatieve analyse heb ik geconcludeerd dat er in Vrij Nederland in beide jaren meer aandacht wordt besteed aan multiculturele onderwerpen dan in HP/De Tijd. Er verschijnen zowel meer artikelen als meer foto’s. Als je de gevonden foto’s en artikelen in Vrij Nederland in 1994 door tweeen deelt omdat dit blad toen op A3 formaat werd afgedrukt en HP/De Tijd al op A4 formaat, blijft het aantal artikelen nog steeds groter maar is het aantal foto’s in Vrij Nederland in verhouding minder dan in HP/De Tijd. Als je kijkt naar het gemiddeld aantal pagina’s dat aan multiculturele onderwerpen besteed wordt dan zie je dat dit bij beide bladen in beide jaren nagenoeg gelijk is. In Vrij Nederland en HP/De Tijd worden dus in beide jaren gemiddeld per uitgave evenveel pagina’s besteed aan multiculturele onderwerpen. Dat wil dus zeggen dat Vrij Nederland wel meer artikelen aan dit onderwerp besteedt, maar dat de artikelen gemiddeld genomen minder lang zijn dan in HP/De Tijd. In zowel HP/De Tijd als Vrij Nederland wordt in 2004 meer aandacht besteed aan de multiculturele samenleving dan in 1994. Het aantal artikelen in beide bladen verdrievoudigde in deze tien jaar. Het aantal foto’s is in HP/De Tijd met factor 2,5 toegenomen, in Vrij Nederland is dit aantal verdubbeld ten opzichte van 1994.
95 Het overgrote deel van de foto’s in HP/De Tijd en Vrij Nederland zijn neutraal van aard. Eenderde van de foto’s die HP/De Tijd publiceerde in 2004 was negatief, ten opzichte van een zesde deel in Vrij Nederland. In 2004 liet HP/De Tijd dus negatievere beelden zien. Dit geldt niet voor 1994 want toen liet Vrij Nederland in verhouding tot het totaal (Vrij Nederland drukt er meer af dan HP/De Tijd) meer negatieve beelden zien dan HP/De Tijd. Wanneer je de tekst erbij gaat betrekken krijg je een ander beeld. De meeste foto’s worden in eerste instantie als neutraal beoordeeld maar van die teneur blijft na het lezen van de tekst weinig over. Dat is op zich niet vreemd want opiniebladen nemen vaak wel een stelling in over een onderwerp. Door die stelling te lezen kijk je met andere ogen naar de foto en verandert de teneur. Wanneer je de tekst bij de foto’s betrekt worden de foto’s in Vrij Nederland over het algemeen positief beoordeeld en bij HP/De Tijd juist voornamelijk negatief. De slotconclusie luidt hier dat Vrij Nederland positiever over de multiculturele samenleving bericht en in 2004 zijn ook de foto’s positiever van aard dan in HP/De Tijd. In 1994 zaten HP/De Tijd en Vrij Nederland nog erg op één lijn wat betreft het publiceren van problematiserende, neutrale en idealiserende artikelen. In 2004 publiceerde Vrij Nederland echter veel meer artikelen over de multiculturele samenleving. Het aantal problematiserende berichten ligt nagenoeg gelijk als bij HP/De Tijd, maar het aantal idealiserende berichten is in Vrij Nederland een stuk hoger. De artikelen over de multiculturele samenleving zijn in HP/De Tijd in 1994 in 18% van de gevallen problematiserend en in 2004 was dat 53%. Een opzienbarende toename. HP/De Tijd schrijft ook wanneer je deze indeling maakt en toetst aan de hand van de gegevens, negatiever over de multiculturele samenleving dan Vrij Nederland. De multiculturele samenleving wordt in HP/De Tijd en Vrij Nederland door autochtone journalisten en fotografen verbeeld. Volgens Van Westerloo van Vrij Nederland is het wel belangrijk meer allochtonen op de redactie te hebben omdat zij zorgen voor meer multiculturele onderwerpen. Hij vindt niet – zoals Wolffers – dat allochtone journalisten garant staan voor een betere weerspiegeling van de multiculturele samenleving. Toch zou de achtergrond van een journalist kúnnen betekenen dat allochtone journalisten de multiculturele samenleving beter kunnen weerspiegelen. Maar ook Jenny Smets van Vrij Nederland en Mirjam Lingen van HP/De Tijd vinden niet dat de mate van weerspiegelen van de multiculturele samenleving samenhangt met het aantal allochtonen op een redactie. Het gaat
96 volgens hen om de kwaliteiten en de interesses van de journalist en of die journalist dan autochtoon of allochtoon is maakt een artikel niet beter of slechter. In tegenstelling tot mijn verwachting werden er meer foto’s van fotografen gepubliceerd dan van fotopersbureaus. Omdat ik alleen de bron heb genoteerd van foto’s die bij artikelen over de multiculturele samenleving werden afgedrukt, kan ik geen uitspraken doen over het percentage fotografen dat foto’s verzorgde voor beide bladen ten opzichte van het totaal aantal gepubliceerde foto’s. Wel kan geconstateerd worden dat er bij het verbeelden van de multiculturele samenleving voornamelijk gebruik gemaakt wordt van eigen of gehuurde fotografen en minder van fotopersbureaus. Tot slot kan nog geconcludeerd worden dat er in de loop van de beschreven tien jaar gebruik gemaakt wordt van meer verschillende persbureaus. Om te kijken of HP/De Tijd en Vrij Nederland feitelijk gezien de multiculturele samenleving weerspiegelen heb ik berekend op welk percentage van het totaal aan foto’s een niet-Westerse allochtoon werd afgebeeld. Allereerst werd duidelijk dat van de twee bladen Vrij Nederland in beide jaren meer foto’s afdrukt waarop een niet-Westerse allochtoon is afgebeeld dan HP/De Tijd. Het werkelijke percentage niet-Westerse allochtonen in Nederland bedraagt 10%, HP/De Tijd zit in 1994 op 3% en op 5% in 2004. Bij Vrij Nederland ligt dat percentage in 1994 op 4% en in 2004 op 2%. Deze cijfers liggen erg dicht bij elkaar en zijn beduidend minder dan de werkelijke samenstelling naar bevolking in Nederland. Het is echter de vraag of dat een probleem is. Het percentage bejaarden of jongeren dat in Nederland leeft, komt volgens mij ook niet overeen met het percentage dat we daarvan terug zien in de media. Het is daarom naar mijn menig niet reëel te verwachten dat HP/De Tijd en Vrij Nederland in hun uitgaven steeds op 10% van de afbeeldingen een niet-Westerse allochtoon zouden afbeelden. Zo werkt de journalistiek nou eenmaal niet. Toch heb ik het onderzocht om er achter te komen hoe het met deze percentages gesteld is. De percentages zijn laag, wat op zich niet erg positief is maar ik durf aan de hand van deze gegevens niet te concluderen dat allochtonen in de media geweerd woorden zoals Wolffers dat in het literatuurgedeelte doet. Na de moord op Van Gogh stijgt de interesse voor multiculturele onderwerpen in beide bladen. Zowel het aantal artikelen als het aantal foto’s waarop een allochtoon wordt afgebeeld stijgt in de daarop volgende maand. Vrij Nederland heeft over het algemeen al meer aandacht voor multiculturele onderwerpen, waardoor de stijging na de moord op Van Gogh niet zo
97 spectaculair lijkt als bij HP/De Tijd. HP/De Tijd geeft de multiculturele samenleving veel aandacht in de maand die op de moord volgt, maar die interesse is daarna ook weer op het oude peil teruggezakt. Uit deze resultaten kun je concluderen dat HP/De Tijd in ieder geval in dit geval gevoeliger is voor de ontstane ‘hype’ na de moord op Van Gogh dan Vrij Nederland. HP/De Tijd bericht immers in de maand ervoor en de maand erna weer op gelijk niveau: de stijging is dus echt van tijdelijke aard. Vrij Nederland besteedt toch al meer aandacht aan multiculturele onderwerpen en na de moord is die interesse aangewakkerd en deze houdt (in ieder geval in de maand na de moord) stand. Een zeer opvallend verschil in oppervlakten van de foto’s die geleverd zijn door fotopersbureaus of fotografen is niet terug te vinden. Het enige duidelijke verschil zit hem in de categorie van foto’s met een oppervlakte van 200 tot 250 cm2. Dat komt bij foto’s van fotografen in 16% van de gevallen voor en bij foto’s van persbureaus in 10% van de gevallen. Ik vind de verschillen echter dusdanig klein dat ik niet durf te stellen dat de foto’s van fotografen heel vaak op groter formaat worden afgedrukt dan de foto’s die door fotopersbureaus worden geleverd. Ook moet je in gedachten houden dat de grafieken zijn samengesteld met gegevens van alle foto’s die bij multiculturele artikelen werden geplaatst. Het zegt dus iets over díe foto’s, en niet over het verschil in grootte tussen foto’s van fotografen en fotopersbureaus in zijn algemeenheid in deze bladen. Over het formaat van de foto’s over de multiculturele samenleving valt dan ook alleen maar te concluderen dat zowel foto’s van fotopersbureaus als foto’s van fotografen op zeer wisselende formaten worden afgedrukt. In 2004 wordt er in beide bladen meer óver dan dóór allochtonen gesproken in artikelen over de multiculturele samenleving. Vooral bij HP/De Tijd zit er een groot verschil in het percentage artikelen dat dóór of óver allochtonen wordt gesproken. Daar staat tegenover dat in HP/De Tijd wel meer artikelen te vinden zijn waar zowel dóór als óver allochtonen wordt verteld. In Vrij Nederland is dat aantal artikelen gering. Voor het jaar 1994 is de hypothese alleen bij Vrij Nederland juist, maar dat is nipt. In HP/De Tijd werd er toen nog meer dóór dan óver allochtonen verteld. We kunnen hier dus concluderen dat het zeer regelmatig voor komt dat journalisten of autochtonen zich in HP/De Tijd en Vrij Nederland uitlaten over allochtonen en vaak wordt er dan ook geen allochtoon aan het woord gelaten. In 2004 valt op dat allochtonen in Vrij Nederland vaker een stem krijgen dan in HP/De Tijd. Daar staat tegenover dat er in HP/De Tijd meer artikelen staan waarin zowel autochtonen als allochtonen
98 een stem hebben, wat gezien het principe van hoor- en wederhoor binnen de journalistiek een goede zaak is.
Aanbevelingen en suggesties voor verder onderzoek Je kunt wel zeggen dat (net als Wolffers zegt op pagina 19-22) autochtonen de allochtonen beter moeten leren begrijpen dat er daarom meer over allochtonen geschreven moet worden. En dan niet alleen meer, maar vooral op een pluriformere manier dan dat dat nu gebeurt. Daar zou je tegenin kunnen brengen dat allochtonen zich dan ook wat meer zouden moeten verdiepen in de Nederlandse cultuur. Het voorbeeld dat ik heb overgenomen van Wolffers laat immers zien dat allochtonen die opgevoed zijn door ouders met een andere cultuur dan de Nederlandse, bepaalde gebruiken, gewoonten en symbolen in de Nederlandse media niet begrijpen. Het is de vraag of je de gebruiken, gewoonten en symbolen van de verschillende groepen allochtonen in Nederland aan autochtonen moet uitleggen door meer over de multiculturele samenleving te berichten. Dan zou je ook kunnen zeggen dat we er met zijn allen voor moeten zorgen dat autochtonen deze tekenen van Nederlandse cultuur moeten leren kennen. Bijvoorbeeld door meer te lezen over de Nederlandse cultuur, taallessen te volgen, veel met autochtonen om te gaan, en ga zo maar door. In zekere zin is dit ook al wel het geval aangezien allochtonen in het kader van het integratiedebat al op grote schaal taallessen volgen en cursussen volgen over de Nederlandse maatschappij. Ik zou dan ook willen afsluiten met de aanbeveling dat er aan beide kanten bijgeleerd moet worden. De media kunnen hierin een rol vervullen, namelijk door beide partijen op zeer veel verschillende manieren in beeld te laten komen en aan het woord te laten. De allochtone Nederlander verdient daarbinnen meer aandacht dan nu het geval is en mag pluriformer in beeld worden gebracht. Zoals ik in de conclusie van de kwalitatieve analyse vermeldde, hoeven stereotype beelden niet per see negatief te zijn. In zoverre is het niet zeer problematisch om te constateren dat er wel degelijk veel gebruik gemaakt worden van stereotypen in de verbeelding van de multiculturele samenleving. Deze beelden vormen pas een probleem als zij de enige beelden zijn die het mediapubliek voorgeschoteld krijgt. En daar gaat het mij in de eerste plaats om in deze thesis. In de kwantitatieve analyse kwam al naar voren dat allochtonen voornamelijk worden afgebeeld bij onderwerpen over de multiculturele samenleving. Terwijl allochtonen zoveel meer zijn dan ‘een Chinees’ of ‘een Marokkaan’. Ze zijn ook werknemer, vader,
99 directeur, voorzitter, en ga zo maar door. Ik hoop dat deze thesis aanleiding geeft tot discussie en nadenken over dit onderwerp en dat journalisten wat bewuster met multiculturele onderwerpen om gaan. Dat kan in sommige gevallen betekenen dat ze net even iets verder kijken dan hun huidige adresboekje als ze op zoek zijn naar een woordvoerder. Het kan ook betekenen dat ze niet alleen de meest bekende cultuurfestivals moeten verslaan, maar bij wijze van spreken ook eens moeten gaan kijken bij de Indische man om de hoek. Ik ben nuchter genoeg om te begrijpen dat het continu nadenken over de manier waarop je een allochtoon in woorden en beelden laat zien ondoenlijk is. De journalistiek bedrijven is vaak vluchtig en uit ervaring weet ik dat je vaak blij bent dat je íemand hebt gevonden die jou kan vertellen wat je wilt weten. Dan denk je er niet bij na dat je misschien ook wel een allochtoon had kunnen vinden. Ik wil dan ook niet pleiten voor een totale verandering in de manier waarop berichtgeving over de multiculturele samenleving plaatsvindt. Daarvoor zijn ten eerste mijn resultaten niet schokkend genoeg en ten tweede zou het een onmogelijke taak zijn om journalisten een nieuwe werkwijze op te leggen waar zij het zelf misschien helemaal niet mee eens zijn. Het zou alleen mooi zijn als zowel de journalist, als de fotograaf, als de beeldredactie eens stil staat bij de consequenties van een constante negatieve beeldtoevoer over allochtonen. Om een duidelijker beeld te krijgen over de manier waarop de multiculturele samenleving in HP/De Tijd en Vrij Nederland in beeld wordt gebracht, zou je ook alle artikelen in groepen kunnen indelen. Door onderscheidt te maken in bijvoorbeeld reportage, portret, onderwerpinterview, verslag en dergelijke kun je aan de hand van de overige bevindingen meer zeggen over de artikelen dan ik nu kan doen. Bovendien is een half jaar onderzoeken niet representatief voor het hele jaar. Misschien is er in het jaar wel iets voorgevallen dat het hele jaar vertekent. Bovendien valt er vrij weinig te zeggen over de invloed die deze beelden nou echt op mensen hebben. Dat hangt vooral samen met het feit dat je niet weet hoeveel mensen deze bladen echt aandachtig lezen. Bovendien zijn twee bladen, slechts twee kleine mediaonderdelen uit een zeer groot aanbod. De beeldvorming die plaats kan vinden door foto’s en de bijbehorende artikelen vindt alleen plaats als dit op zeer grote schaal op dezelfde manier voorbijkomt bij het publiek. Wanneer er een onderzoek gedaan zou worden naar dit onderwerp in verschillende kranten, op televisie, in reclames en in tijdschriften en deze resultaten worden allemaal met elkaar vergeleken, dan kun je pas echt uitspraken doen over die invloed. Maar dan nog is er
100 geen eenduidig antwoord op te geven want de invloed van de media is een zeer moeilijk te onderzoeken onderwerp.
101
Literatuur- en bronnenlijst Boeken •
Bruin, de, Joost., Het multiculturele gezicht van populair Nederlands televisiedrama, Amsterdam, 2005. Dit hoofdstuk is een onderdeel van ‘Beeldritsen’, het promotie onderzoek van De Bruin aan de Universiteit van Amsterdam in 2005.
•
Evans Harold, Pictures on a page, photo-journalism, graphics and picture editing, Londen, 1997.
•
Kester Bernadette, ‘Onder vuur – Het ontstaan van de Nederlandse fotojournalistiek’ verscheen als hoofdstuk in het boek Journalistieke cultuur in Nederland, Amsterdam, Universitypress, 2002. Onder redactie van Jo Bardoel, Chris Vos, Frank van Vree en Huub Wijfjes.
•
Kleppe Martijn, Tot Icoon Verheven: Een onderzoek naar de verheffing van maatschappelijke gebeurtenissen tot fotografische iconen van de recente Nederlandse geschiedenis, afstudeerscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam, 2004.
•
Prins Karin Simone, Van ‘gastarbeider’ tot ‘Nederlander’: Adaptatie van Marokkanen en Turken in Nederland, Groningen, 1995.
•
Smelik A., Effectief Beeldvormen. Theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen. Assen, 1999.
•
Stappers et all.,De werking van massamedia: een overzicht van inzichten, Amsterdam 1997.
•
Sterk Garjan et al, Media en allochtonen, Journalistiek in de multiculturele samenleving, Den Haag, 2000.
•
Wijfjes Huub, Journalistiek in Nederland 1850-2000 Beroep, cultuur en organisatie, Amsterdam, 2003.
•
Wisman Bram, Argusogen – een documentaire over de persfotografie in Nederland, Amsterdam, 1994.
•
Wolffers Ivan, Gekleurd Nederland, De ondraaglijke eenzijdigheid van de westerse cultuur, Breda, 1999.
•
Zweers Louis, Collegehandleiding fotojournalistiek, Rotterdam, november 2004, Erasmus Universiteit.
•
Zweers Louis, Standplaats in de tropen, Walburg Pers, 1996.
102 Artikelen: •
Barthes Roland, Le Message photographique. Vertaling uit filmblad Skrien nr. 92/93, pp. 44-49 door Stichting Skrien, 1979/1980.
•
Barthes Roland, Rhétorique de l’image Vertaling uit filmblad Skrien nr. 117, pp.34-39, 1982.
Internetbronnen: •
www.cbs.nl
•
www.hpdetijd.nl
•
www.vrijnederland.nl
•
www.beeldvorming.net, algemene informatie over de multiculturele samenleving.
•
http://beeldvorming.net/multi-culti-journalistiek.pdf, Journalistiek in de multiculturele samenleving, onder redactie van Ellen de Vries, gepubliceerd op het internet. Gedownload op april 2005.
•
http://www.burafo.nl, Stichting Foto Anoniem.
•
http://www.nhd.nl/Index, website van het Noord Hollands Dagblad.
•
http://www.superolog.nl, website waarop de eerste informatie verscheen over de gemanipuleerde foto in het Noord Hollands Dagblad.
•
http://www.ic.arizona.edu/~comm300/mary/semiotics/barthes.theory.html deze site is onderdeel van de site van de universiteit van Arizona met informatie over Roland Barthes.
•
www.hoi-online.nl website van het instituut voor media auditing welke de oplagecijfers van tijdschriften bijhoudt.
103 Mondelinge bronnen: •
Gerard van Westerloo, interim hoofdredacteur van Vrij Nederland van 15 september 2004 tot 1 april 2005. Ik sprak hem op 12 mei 2005.
•
Jenny Smets, huidige chef beeldredactie Vrij Nederland, gesproken op 30 mei 2005.
•
Henk Steenhuis huidige hoofdredacteur en Mirjam Lingen, huidige chef beeldredactie HP/De Tijd, gesproken op 1 juni 2005.
Overige bronnen:
•
Alle exemplaren van het laatste half jaar van 1994 en 2004 van HP/De Tijd en Vrij Nederland, ingezien en gefotokopieerd in de Centrale Bibliotheek Rotterdam en de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
Overige bestudeerde bronnen welke in het literatuurhoofdstuk niet worden genoemd: •
Aboutaleb Ahmed, Overdijk-Francis, J.E., Smeets, H., Bij nader inzien, het integratiedebat op afstand bekeken, Houten/Lelystad, 2000.
•
Burg, van, Matthijs, Fortuyn en foto’s: een onderzoek naar de fotoberichtgeving over Pim Fortuyn in vijf Nederlandse dagbladen, afstudeerscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam, 2004.
•
Deuze Mark, Gekleurd nieuws, Journalistiek voor een multiculturele samenleving, Amsterdam, 2002. Dit hoofdstuk is een onderdeel van Journalistieke cultuur in Nederland, Amsterdam Universitypress, onder redactie van Jo Bardoel, Chris Vos, Frank van Vree en Huub Wijfjes.
•
Fortuyn Pim en Haselhoef A.R.F., De islamisering van onze cultuur, Nederlandse identiteit als fundament, Rotterdam, 2001.
•
Gowricham Ruben S., Andere gedachten, over de multiculturele samenleving, Utrecht, 2000.
104 •
Kleppe Martijn, Tot Icoon Verheven: Een onderzoek naar de verheffing van maatschappelijke gebeurtenissen tot fotografische iconen van de recente Nederlandse geschiedenis, afstudeerscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam, 2004.
•
Knecht Thijmen, De eeuw achter ons, Budel, 2003.
•
Oosterbaan Warna, Een leesbare scriptie, Amsterdam, 2004.
•
Werf, Van der, Siep, Een inleiding in de multiculturele samenleving, Bussum, 2002.
Bijlage 1 Invulschema foto’s
Nummer v/d foto in onderzoek Hp de Tijd/ Vrij Nederland Datum van uitgave, nummer, jaargang
Datum:……………………………. Nummer:………………………….. Jaargang:……………………………
Paginanummer gevonden foto
Pagina:……………………………
Soort foto (kleur of zwart/wit)
Kleur / zwart/wit
Naam fotograaf of persbureau Grootte van de foto (hoogte x breedte in centimeters)
…………………………….x……………………………cm’s = ……………………..cm2
Wat is er in beeld gebracht? Onderwerp artikel Aantal pagina’s tekst
…………….. pagina’s tekst totaal aantal pagina’s besteed aan artikel inclusief foto’s……………….
Journalist Onderschrift foto Kop en subkop bij artikel Teneur foto
Positief / Neutraal / Negatief
Teneur tekst
Positief / Neutraal / Negatief
Teneur in combinatie met tekst Multicultureel onderwerp? Problematiserend?
Positief / Neutraal / Negatief / Verwarrend Ja / nee Problematiserend / neutraal / idealiserend
Bijlage 2 Interview Gerard van Westerloo op 12 mei 2005. Gerard van Westerloo was van 15 september 2004 tot 1 april 2005 interim hoofdredacteur van Vrij Nederland. Wat zijn volgens u de verschillen tussen HP/De Tijd en Vrij Nederland? “In 1994 leken deze twee nog heel veel op elkaar. Het waren een beetje zusterbladen. Allebei links en positief over de multiculturele samenleving. Vrij Nederland wilde begrip kweken voor andere culturen. Ze schreven er echt héél positief, om er extra de aandacht voor te vragen. Toen ik in 2004 bij Vrij Nederland kwam als hoofdredacteur, had VN eigenlijk geen koers meer. Ze waren niet links, ze waren niet rechts, elke mening mocht erin, als het maar goed geschreven was. Het ging puur om de schrijfstijl, een herkenbaar standpunt was er niet meer uit te halen. Ik wilde er weer een links blad van gaan maken. De HP tendens tov allochtonen ging van ‘van allochtonen heb je geen last, daar mag je niet eens over zeuren’ naar ‘je moet er last van hebben, allochtonen zijn verantwoordelijk voor veel dingen die niet positief zijn’. Dus een verandering in koers wat betreft allochtonen.” “In 2004 is VN nog steeds begripvol over allochtonen. Vaak nemen we geen stelling in, maar laten we gewoon zien hóe het is. Om een voorbeeld te geven: in 2004 heeft Margalith Kleywegt een artikel geschreven over de ouders van VMBO-leerlingen. Daarin neemt ze geen stelling in of het negatief of positief is, maar schetst ze een beeld van hoe het écht ís op die school.” Zorgen meer allochtonen op een redactie voor meer onderwerpen over de multiculturele samenleving? “Het is heel kwalijk, maar binnen de media zie je eigenlijk maar heel weinig allochtone medewerkers. En als ze er al zijn, dan worden ze vaak in het hokje ‘multiculturele onderwerpen’geplaatst. Dan gaan ze dus alleen daar over schrijven. Het gekke is dat ze dat zelf ook graag willen. Maar ik probeerde ze altijd júist over andere onderwerpen te laten schrijven. Maar op de een of andere manier lukte dat
vaak niet. Het waren hele harde werkers, maar hoe goed ze ook Nederlands spraken, ze begrepen sommige taalcodes gewoon niet. Om een voorbeeld te noemen: een jongen van allochtone afkomst moest eens een verhaal schrijven over Haagse stratenmakers. Hij ging er heel veel naartoe om te kijken en vragen te stellen. Maar hij begreep hen niet, kreeg niets uit ze los. En de stratenmakers vonden hem maar een rare vogel. Samen konden ze dus gewoonweg niet met elkaar communiceren, dat merkte ik vaker. Een Amsterdammers bedoelt als hij zegt ‘ik vind dat maar een trut’ dat hij haar eigenlijk wel een leuke meid vindt. Dat is juist grappig bedoeld. Een jongen die hier al vanaf zijn geboorte woont hoeft dat niet te begrijpen en is totaal in verwarring door dit soort taalcodes, die wij wel begrijpen.” Als je een Nederlandse journalist dezelfde opdracht geeft als een allochtone Nederlander krijg je dan verschillende verhalen? “Sowieso krijg je twee heel verschillende verhalen wanneer je twee verschillende journalisten op pad stuurt met dezelfde opdracht. Maar het is inderdaad wel zo dat als je een multicultureel onderwerp bedoelt, de verschillen opmerkelijk zijn. Een allochtone Nederlander schrijft minder kritisch over multiculturele onderwerpen die hem bekend zijn. Dat betekent dat het vrijwel altijd positief uit pakt. Aan de andere kant betekent dat ‘minder kritisch zijn’, ook dat ze van veel dingen dénken dat ze het wel weten of in ieder geval hóren te weten. Ze vragen er dan ook niet naar en laten het in het verhaal weg. Iemand die bijvoorbeeld helemaal niets van moskeebezoeken afweet, durft veel dommere vragen te stellen omdat hij niet bang hoeft te zijn dat mensen dat gek vinden. Dat doet een autochtone Nederlander dan dus sneller waardoor de antwoorden vaak veel uitgebreider zijn en er een beter verhaal van te maken is.” “Ik ben er dus níet voor om allochtone Nederlanders op multiculturele onderwerpen af te sturen. Het beste is eigenlijk wanneer er twee journalisten op pad gaan, een autochtone en een allochtone Nederlander. Dan krijg je een goede mix.” “Als je een opdracht hebt over bijvoorbeeld moskeebezoek, dan is mijn eerste criterium voor een bijpassende journalist: heeft hij er de adem voor. Ik wil zo’n onderwerp heel uitgebreid belicht hebben dus ik zet er sowieso niemand op die het liefst elke week een verhaal afrond en dan weer aan iets nieuws begint. Ik zet er iemand op die de tijd wil en kan nemen om het helemaal uit te zoeken en te belichten.
Ik denk zeker niet dat – als ik de beschikking zou hebben over een allochtone Nederlander, want alleen onder de freelancers werkte er een enkeling – ik direct een voorkeur zou hebben voor iemand die zelf bekend is met moskee bezoek. Dan weet ik niet of hij objectief kan schrijven. Maar het moet ook zeker niet iemand zijn die negatief tegenover moslims en moskeeën staat, dan wordt het ook niet objectief. Ook hier geldt: samenwerken is de ideale combinatie.” Komen er wel voldoende artikelen over de multiculturele samenleving in Vrij Nederland als er op de redactie geen allochtone Nederlanders zitten? “We waren er naar mijn mening wel voldoende mee bezig, maar dat neemt niet weg dat er veel meer journalisten van allochtone afkomst op redacties moeten komen. Dat zou een hele goede ontwikkeling zijn omdat er dan waarschijnlijk wel meer ideeën in die richting ter sprake komen. Maar het staat nog steeds in de kinderschoenen. In mijn tijd zaten er nul in de redactie, alleen een enkeling als freelancer.” “De vaste fotografen waren Steye Raviez, Bert Nienhuis en Hans van den Boogaard. In principe kreeg een van hen dus de opdracht voor een foto bij een artikel, tenzij ze alledrie niet konden, dan zorgde je voor een freelancer. Ook onder de fotografen zaten geen mensen van allochtone afkomst, dus de fotograaf werd zeker niet op onderwerp uitgezocht. Het is eerder zo dat je als hoofdredacteur weet dat bepaalde journalisten het goed kunnen vinden met een van de drie fotografen en dat je dus probeert die combinatie te maken. Dan kunnen ze samen aan de opdracht werken. Dat was in de tijd dat ik nog als journalist voor Vrij Nederland werkte ook al zo met Hans van den Boogaard. Wij konden het heel goed met elkaar vinden, zijn nog steeds goede vrienden. Dan zorgde ik ervoor dat we samen op pad konden, de hoofdredacteur wist dat ook wel dus regelde dat dan. Dat was niet om de laatste reden omdat ik erg te spreken ben over zijn foto’s. Die wilde ik graag bij mijn artikel hebben. Dus welke fotograaf op een onderwerp af wordt gestuurd heeft te maken met de voorkeur van de journalist en vervolgens de tijd die de fotografen hebben. Het heeft met het onderwerp niets te maken.” “Tegenwoordig is dat wel veel minder het geval omdat er sinds een jaar of zeven een beeldredacteur bij VN werkt, Jenny Smets. Zij heeft contact met de fotografen en de journalist weet vaak niet eens meer welke fotograaf de foto bij zijn artikel plaatst.
Laat staan hoe het beeld eruit komt te zien. Ze hebben haast geen contact meer. Dat is een nadeel. Het voordeel is echter dat een beeldredacteur een professionele kijk heeft op de fotoberichtgeving. Zij heeft een goed beeld over wat Vrij Nederland moet uitstralen.” Heeft u wel eens een foto bij een artikel in Vrij Nederland gezien waarvan u vond dat het een negatieve beeldvorming ten opzichte van allochtonen zou kunnen hebben? “Wat betreft beeldvorming van allochtonen in de media, daar til ik niet zo zwaar aan. Ik begrijp dat er naar gekeken wordt, maar ik denk dat dat voor een dagblad belangrijker is dan voor een weekblad. Er worden door alle journalisten voldoende onderwerpen aangedragen die te maken hebben met het multiculturele en dat er de ene keer veel en de andere keer weinig allochtonen in VN staan dat doet er niet zoveel toe denk ik. Ik heb dan ook nog nooit een foto bij een multicultureel onderwerp gezien waarvan ik dacht ‘dat moet anders’. Je plaats iemand nooit bewust in een kwaad daglicht omdat hij allochtoon is. Ik moet er trouwens wel bijzeggen dat ik niet alle foto’s zie voordat ze geplaatst worden. Dat is de taak van de beeldredactie.” Hoe komt het dat er na de moord op Van Gogh zo’n hype ontstond ten opzichte van allochtonen in Nederland? “Het was het journalistieke gevoel in je dat je zegt dat alles dat er niets mee te maken heeft van tafel geschoven moet worden. Je kunt op zo’n moment gewoon niet aankomen met een verhaal dat niets om het lijf heeft. Het móest gewoon in verband staan met die moord. Je jut elkaar op, je denkt dat de lezers er alles over willen weten. Maar na een week of drie begin je je te beseffen dat je die honger naar kennis op steeds datzelfde gebied misschien hebt overschat. Dat de lezers het inmiddels wel beu zijn. Je hoort dat dan van je omgeving, maar je krijgt er dan ook veel brieven over. Mensen die schrijven dat ze wel weer eens iets anders willen lezen dan steeds hetzelfde. En dan gaat het jezelf ook vervelen en bouw je het weer af.” Denkt u dat VN veel invloed heeft? “Nee. Vroeger wel, toen hadden wij een directe impact. Mensen praatten over wat wij schreven. Nu is de televisie veel sneller en heeft een veel groter bereik. Zelfs als wij een primeur hebben en de televisie neemt het over, weet niemand meer dat de
oorspronkelijke feiten van ons kwamen. Vroeger waren wij bepalend voor het publieke debat, nu is de televisie dat. Ik maak me daarover geen illusies en doe er ook niet dramatisch over. Zó is het, klaar.” Denkt u dat fotografen er bij stil staan dat er een mix zou ‘moeten’ zijn in wel en geen allochtone Nederlanders op hun foto’s? Dat ze dus op een terras wél dat hoekje met twee allochtone Nederlanders in beeld brengen en niet dat hoekje met alleen maar blanken? “Daar denk je als hoofdredacteur in ieder geval wel bij na. Of de fotografen dat doen weet ik niet, ik probeer het ze wel bij te brengen. Als ze ergens bijvoorbeeld helemaal geen allochtonen zien, zoals bijvoorbeeld bij een klassiek concert, dan wil ik dat ze daar over nadenken. Zegt dat iets over allochtonen? Komen zij hier niet? Kan Vrij Nederland daar iets mee doen bijvoorbeeld? Je probeert ze te trainen, zodat ze altijd alert zijn op die mix. Maar als die mix niet te fotograferen valt omdat er geen mix is, dan wil ik wel dat daar over na wordt gedacht.” In een uitgave van HP/De Tijd vond ik een artikel over drugsverslaafden in Amsterdam. De enige foto die daarbij geplaatst is, is een foto van een neger die crack rookt. Wat vindt u daarvan? Zou u dat ook gedaan hebben in Vrij Nederland? (zie bijlage 5) “Ik heb daar geen enkel probleem mee. Als je in Amsterdam gaat kijken dan is dit het straatbeeld. Er zitten veel allochtonen in portiekjes te spuiten en dergelijke. Het is de werkelijkheid en daarom mag het gerust. Ik zou het ook zo plaatsen.”
Bijlage 3 Ik sprak chef beeldredactie van Vrij Nederland Jenny Smets op 30 mei 2005. Vanaf wanneer werkt u bij Vrij Nederland? “Vanaf 1999.” Is HP/De Tijd een belangrijke concurrent? “HP/De Tijd is wel een van de belangrijkste concurrenten. EM van NRC en het Volkskrant magazine zijn ook concurrenten. En Elzevier ook, al mikken zij op een andere doelgroep.” Wat zijn volgens u de verschillen tussen HP/De Tijd en Vrij Nederland “Vrij Nederland gaat genuanceerder te werk, voorzichtiger. Wij zijn meer links georiënteerd dan HP/De Tijd en dat zou je in de berichtgeving en foto’s terug moeten kunnen vinden.” Volgens Gerard van Westerloo is het voordeel van de komst van een beeldredacteur, dat u een goed beeld heeft over wat Vrij Nederland moet uitstralen. Dat u weet wat voor foto’s bij het ‘gezicht’ van VN passen en welke niet. “Dat klopt, je probeert als beeldredactie consequent één lijn aan te houden. Het beeld is imagebepalend en daarom moet je elk beeld in overweging nemen en nadenken of dat past bij het gezicht van het blad. Het is moeilijk hier een voorbeeld van te geven omdat dat per geval verschilt. Maar je kunt je bij vrijwel elk onderwerp een paar foto’s voorstellen die je zeker níet als illustratie erbij wilt hebben.”
Hoeveel fotografen werken er in dienst van Vrij Nederland en zijn dat vaste fotografen of freelancers? Hoe bepaal je welke fotograaf je welke opdracht geeft? “Wij hebben twee fotografen met een contract en dan nog een hoop freelancers. Alleen onder de freelancers zit een allochtone fotograaf maar ik vind het niet prettig om hem zo te bestempelen omdat ik hem als fotograaf en medewerker zie. Dat heeft
met zijn afkomst niets te maken. Het is ook absoluut niet zo dat hij op pad gestuurd wordt wanneer we een foto willen over een multicultureel onderwerp. Je plaatst iemand niet in dat ‘hokje’ omdat hij een allochtone Nederlander zou zijn. De keuze voor welke fotograaf je op een multicultureel onderwerp af stuurt maak je trouwens wel heel bewust. Er zijn fotografen waarvan ik weet dat zij zeer geschikt zijn om bij de multiculturele onderwerpen met een goede foto terug te komen. Ik kies degene waarvan ik weet dat hij goed kan communiceren en bovendien vooral ook geïnteresseerd in multiculturele onderwerpen. Als je er niets mee hebt heb je wel een probleem als fotograaf want dan kom je niet met een goede foto thuis. Ik vind het een vereiste van een goede fotograaf dat hij weet waar hij mee bezig is. Dat hij niet gewoon maar een foto maakt, maar dat hij weet wat er speelt en zich heeft ingelezen. Een fotograaf is ook een journalist, hij draagt met zijn foto ook een boodschap over en ik vind daarom dat hij de verantwoordelijkheid heeft zich in het onderwerp te verdiepen. Vooral bij onderwerpen als de multiculturele samenleving.” Denkt u dat een fotograaf van allochtone afkomst makkelijker kan werken in bijvoorbeeld een moskee of tijdens een debat in een buurthuis met veel allochtonen? Omdat de te fotograferen groep hem of haar sneller vertrouwt bijvoorbeeld? Of zou dat niet uitmaken? “Ik denk dat dat niet zoveel uitmaakt. De belangrijkste voorwaarde is de interesse die de fotograaf toont in de personen in kwestie. Als hij veel over het onderwerp weet en hij kan goed met ze communiceren dan komt het altijd goed. Dat geldt voor ieder ander onderwerp ook.” Proces van plaatsing van foto’s: “De beeldredactie zit alle vergaderingen bij. In overleg met de journalisten en de hoofdredactie wordt er dan al besproken wat voor beeld er bij de onderwerpen komt. Dat kan best lastig zijn omdat het in verband met de deadline bijna nooit mogelijk is om het verhaal in zijn geheel te lezen voordat je er een foto bij zoekt. Dus je moet het doen met de informatie die een journalist je geeft voordat hij het gaat schrijven. Het kan dan wel eens voorkomen dat als ik het uiteindelijke verhaal lees, ik denk ‘als ik had geweten dat het verhaal zo zou worden had ik voor een andere foto gekozen’. Maar dat is nou eenmaal het nadeel als je met strakke deadlines werkt.
De journalist denkt meestal wel mee over de foto’s die bij zijn artikel geplaatst zouden kunnen worden. Uiteindelijk beslissen wij als beeldredactie of we met die ideeën meegaan of niet. Omdat wij een betere kijk hebben over welk beeld we willen uitdragen naar de lezers dan de journalisten dat hebben. De journalist kan dus met ideeën komen, maar of we daar ook iets mee doen is de vraag. In principe werk je apart. Je hoort welke verhalen er aan zitten te komen, je hoort de ideeën die de journalist daar over heeft en vervolgens ga je aan de slag met bestaand materiaal of je stuurt een fotograaf op pad. Het komt regelmatig voor dat een journalist en fotograaf samen op pad gaan, vooral bij reportages. Bij portretten maken we juist twee aparte afspraken omdat de fotograaf en de journalist elkaar anders alleen maar in de weg lopen.” Hoe wordt het aantal foto’s dat bij een artikel wordt geplaatst bepaald? En de grootte van de foto’s? Welke criteria gelden daarvoor en wie bepaalt dat? “De omvang van het aantal pagina’s dat een onderwerp in beslag gaat nemen staat van tevoren min of meer vast. Wanneer een fotograaf een serie foto’s maakt en hij vindt dat ze allemaal afgedrukt moeten worden bekijk ik of ik dat ook vind. Als ik de toegevoegde waarde zie van het totaal dan probeer ik dat er door te krijgen bij de hoofdredactie. De grootte van de foto’s staat niet altijd vast, het kan zijn dat ik een bepaalde foto groter wil hebben dan ik in eerste instantie in gedachten had. Omdat een grote foto meer impact heeft kan het wel eens zijn dat je besluit een foto paginagroot af te drukken en een andere foto weg te laten of kleiner af te drukken dan gepland.” Sommige mensen zijn van mening dat wanneer het áántal allochtonen dat in de media wordt afgebeeld niet gelijk is aan de werkelijke percentages in de samenleving, negatieve beeldvorming plaatsvindt. Hoe denkt u over deze beeldvorming? Vindt u dat het percentage een beetje overeen ‘moet’ komen met de werkelijkheid? Als u bijvoorbeeld van een fotograaf verschillende foto’s heeft van een terrasje en op één foto staat een allochtoon en op de rest niet. Kan dat dan een criterium zijn om voor díe foto te kiezen? “Ja, dan is de kans groot dat ik voor de foto mét allochtoon kies. Omdat ik voor pluriformiteit ben. Dat geldt overigens niet alleen bij allochtonen, ook bij jongeren, vrouwen en ouderen bijvoorbeeld.”
En houdt u er rekening mee dat allochtonen vaak als schuldige worden aangewezen voor allerlei problemen, waardoor u misschien bij een artikel over overlast júist kiest voor een foto waar geen allochtoon opstaat? En de fotografen zelf? Denken die erover na dat er een mix zou moeten zijn tussen allochtonen en autochtonen op hun foto’s? Dat ze dus bijvoorbeeld op een terras wél dat hoekje met twee allochtone Nederlanders in beeld brengen en niet dat hoekje met alleen maar autochtonen? “De fotografen denken er zelf over na, dat verwacht ik ook van ze. Als ik van tevoren inschat dat hij daar misschien niet bij stil zal staan dan zeg ik van tevoren even dat daar op gelet moet worden.” In een uitgave van HP/De Tijd vond ik een artikel over drugsverslaafden in Amsterdam. De enige foto die daarbij geplaatst is, is een foto van een neger die crack rookt. Wat vindt u daarvan? Zou u dat ook gedaan hebben in Vrij Nederland? (zie bijlage 5) “Het is misschien niet heel erg handig, je probeert te voorkomen dat bij negatieve berichten over onze samenleving steeds maar weer deze beelden worden geplaatst. Maar ik vind ook dat we het niet moeten gaan overdrijven. Als dit het straatbeeld is of als dit de beste foto is waar ik uit kan kiezen, dan zou ik hem ook plaatsen. Het is goed om alert te zijn als het foto’s van allochtone Nederlanders betreft, maar je moet de rollen niet gaan omdraaien. Je moet niet ineens alleen maar positief gaan schrijven over allochtonen en bij alle negatieve berichten foto’s van allochtonen uitsluiten. Dus opletten ja, overdrijven nee.” Tijdens een hype net als rondom de moord op Van Gogh worden er heel veel verhalen geschreven die met dit onderwerp te maken hebben. Je wilt niet bij elk verhaal eenzelfde plaatje dus hoe overleg je met de fotografen wat voor beeld je wilt hebben? Heeft u daar dan hele uitgesproken ideeën over of zijn de fotografen creatief genoeg om zelf steeds met andere foto’s aan te komen? “Met dit soort onderwerpen is het inderdaad een kwestie van creatief zijn. Op een gegeven moment heeft iedereen de beelden wel gezien dus je moet steeds vernieuwend zijn. Zowel de fotografen als de beeldredactie heeft altijd wel genoeg ideeën maar bij onderwerpen die gedurende langere tijd aanhouden wordt het wel steeds lastiger om met iets verrassends te komen.”
Wat kan een reden zijn om een foto te plaatsen die niet van een eigen fotograaf afkomstig is maar van een persbureau? “Je kunt het je financieel niet veroorloven om voor elk verhaal een fotograaf op pad te sturen. Daarom kiezen we voor een eigen foto wanneer het onderwerp daar aanleiding toe geeft. Naar een landelijke gebeurtenis waar al een hele lading fotografen aanwezig zal zijn, stuur ik geen fotograaf. Die foto bestel ik dan liever bij het ANP. Maar een reportage bijvoorbeeld, die wil ik voorzien van bijzondere foto’s. Onze fotografen bepalen ons gezicht, want de foto’s van persbureau’s kunnen door elke willekeurige krant of weekblad worden overgenomen. Om origineel te blijven is het daarom belangrijk wel eigen beeldmateriaal te gebruiken. Maar gezien de kosten is het niet mogelijk overal een fotograaf op af te sturen. Soms heeft het ook te maken met de tijdsdruk. De fotograaf heeft het zelf ook druk en als ik op het laatste moment nog een foto wil lukt dat soms niet meer. Dan moet ik het doen met bestaand materiaal. Het kan ook zijn dat wat je wilt portretteren niet meer te portretteren valt. Bijvoorbeeld wanneer je na de moord op Van Gogh foto’s van hem wilt plaatsen. Dan moet je het doen met bestaand materiaal.” Ik vond een foto die afkomstig is van De Telegraaf, van Henk Orlando R. die de zwarte cobra wordt genoemd. Wanneer besluit je een foto van een krant over te nemen? (zie bijlage 6) “Dat is echt een uitzondering. Het kwam omdat het de enige foto was die we konden vinden van deze man. En in dit geval heeft het nogal wat voeten in aarde om zelf een foto van hem te gaan maken. Dus dan moet je –in dit geval- die van De Telegraaf nemen.” Het is me opgevallen dat jullie veel foto’s afnemen van ‘Hollandse Hoogte’. Hoe komt het dat daar veel foto’s vandaan komen? Hebben jullie daar een contract mee? “De Hollandse Hoogte houdt de archieven van heel veel Nederlandse fotografen bij. Ze hebben een website met een zoekmachine en je kunt de foto meteen downloaden. Vervolgens betaal je per foto en zij regelen dat dan weer met de fotograaf.”
Denkt u dat Vrij Nederland veel invloed heeft? “Ik hoop dat Vrij Nederland invloed heeft op de opinie van het publiek. Maar dat is moeilijk meetbaar dus weten doe ik het niet.” Hoe kijken jullie bij Vrij Nederland aan tegen het manipuleren van foto’s? “Ik ben daar vrij streng in. Het hoort bij mijn beroepsethiek dat je niet knoeit met foto’s omdat je dan de waarheid vertekent. Natuurlijk worden er voorafgaand aan de plaatsing heel veel keuzes gemaakt die de ‘werkelijkheid’ al een bepaalde richting op laten gaan. Maar zolang het daar bij blijft is het goed. Wanneer mensen op een foto een lantaarnpaal wegpoetsen omdat het storend is, dan is de stap niet groot meer om de volgende keer ook een aantal personen weg te poetsen. En dan raakt het einde zoek. Dan ga je als fotograaf of als beeldredactie de waarheid bewust vertekenen. Ik vind dat je moet laten zien wat ‘is’. Dus als die lantaarnpaal je in de weg zit, dan moet je als fotograaf een stap opzij zetten zodat je het niet meer in je vizier hebt. Met de komst van digitale fotografie is manipuleren heel makkelijk geworden en misschien is het soms verleidelijk. Maar hoe klein de manipulatie ook is, ik vind dat je je lezers voor de gek houdt door daar aan mee te doen. Je doet de waarheid geweld aan en dan verlies je als weekblad alle geloofwaardigheid. Alleen wanneer een foto een illustratieve functie heeft dan mag het van mij wel. Voor onze cover bijvoorbeeld, waar logo’s in moeten komen en foto’s door elkaar heen gemixt moeten worden om het passend te krijgen. Maar dat is puur illustratie en geen journalistieke fotografie. Een journalistieke foto draagt een boodschap en die boodschap moet geloofwaardig blijven. Mochten we een beeld manipuleren om wat voor reden dan ook, dan zetten we het er altijd bij.” Mocht het voorkomen dat u er pas na plaatsing achter komt dat een foto gemanipuleerd is, wat zou u dan doen? “Het vertrouwen in de fotograaf die mij een gemanipuleerde foto stuurt zonder dat te vermelden, is dan geschaad. Het is een kwestie van vertrouwen, ik moet er van uit kunnen gaan dat er met de foto’s niet geknoeid is. Hij moet het melden als dat wel zo is. Je komt er dan dus achter doordat je reacties van lezers krijgt die zien dat er iets met de foto is gebeurd. Ik zou niet direct overgaan tot rectificatie, maar de fotograaf zou ik wel meteen bellen en zeggen dat hij het de volgende keer meteen moet melden.”
Tot slot nog wat vragen aan de hand van gevonden voorbeelden: Eind november 2004 In een artikel over de oranje ‘respect to all’ armbandjes staat een foto van twee allochtone kinderen die dat bandje dragen. Het bandje kwam na de angst die min of meer ten opzichte van autochtonen in Nederland ontstond na de moord op Van Gogh. Deze foto had ik niet direct verwacht omdat in de media een beetje werd gesuggereerd dat de oorzaak van de angst de allochtonen zijn. Is deze foto daarom bewust gemaakt en gekozen? Om te laten zien dat het niet ‘de Nederlanders tegen de allochtonen is? (zie bijlage 7) “Ik werkte toen zelf niet, maar mijn collega vertelt me dat dat bewust gedaan is ja. Daar wordt over nagedacht, juist omdat er in die maanden een tendens was van ‘wij tegen hen’. Dat wil je dan niet in de hand werken en daarom kies je er dan als beeldredactie voor een foto van allochtonen met een respect armbandje te plaatsen.” In december 2004 vond ik een artikel over de C & A. Het gaat erover dat de C&A veel klanten trekt ondanks het budget van de meeste mensen in deze tijd. Op een van de foto’s is een moslima te zien die naar kleding aan het kijken is. Ook staat er een foto bij van een Surinaamse vrouw achter de kassa. Op de overige foto’s staan autochtonen. Komt een fotograaf (Ad Nuis in dit geval) zelf met deze mix van allochtoon en autochtoon aan bij de redactie of is hier van tevoren over gesproken? (zie bijlage 8) “Deze fotograaf bedenkt dat zelf. Hij weet wel dat het het beste is om voor een mix te zorgen, voor pluriformiteit. Maar nogmaals, dat geldt ook voor pluriformiteit in bijvoorbeeld geslacht en leeftijd. Nooit te veel van hetzelfde.”
Bijlage 4 Ik had een interview met hoofdredacteur van HP/De Tijd Henk Steenhuis en chef beeldredactie van HP/De Tijd Mirjam Lingen op woensdag 1 juni 2005. Wat zijn volgens u de verschillen tussen Vrij Nederland en HP/De Tijd? Henk Steenhuis: “Qua links of rechts? De Nederlandse samenleving was van oorsprong opgedeeld in zuilen. Iedere zuil had zijn eigen krant, televisiemagazine en ga zo maar door. Hp de Tijd is pas vijftien jaar geleden ontstaan vanuit de Haagse Post die nergens bij hoorde en De Tijd, lang geleden een katholiek dagblad. Wij horen dus eigenlijk nergens meer bij. Ik vind ook niet dat het uitmaakt welke mening je verkondigt in je blad, als die maar degelijk beredeneerd wordt. We zijn eigentijds en uit de hokjes van de zuilen gestapt. We hebben bijvoorbeeld wel eens criminaliteitscijfers gepubliceerd over Marokkanen, maar ook hebben we recentelijk een verhaal geplaatst waarin wordt gepleit voor een generaal pardon voor de zesentwintigduizend asielzoekers.” Hoeveel mensen van allochtone afkomst werken er op de redactie van HP/De Tijd? Henk Steenhuis: “Eén medewerker heeft Indische ouders.” Mirjam Lingen: “Maar hij is hier geboren en opgegroeid dus zie ik hem niet als allochtone medewerker. Hij is een Nederlander.” Hoeveel fotografen zijn er in vaste dienst en werken er als freelancer en hoeveel van hen zijn allochtone Nederlanders? Mirjam Lingen: “We hebben geen fotografen in vaste dienst, alles is freelance. Er zitten geen mensen bij van allochtone afkomst.” Zorgen meer allochtonen op een redactie voor meer onderwerpen over de multiculturele samenleving? Henk Steenhuis: “Nee, ik vind dat elke journalist op de hoogte moet zijn van het onderwerp waar hij zich in verdiept. Het wil absoluut niet zeggen dat ik een allochtone medewerker nodig heb om een degelijk bericht te kunnen schrijven over de
multiculturele samenleving. Je hebt ook geen voetballers nodig om over voetbal te schrijven. Maar als je me vraagt of een allochtone journalist misschien meer informatie zou krijgen, of makkelijker met de te interviewen groep zou kunnen praten: misschien. Ik weet het niet. Wanneer ergens een allochtone medewerker is, hoor vaak dat hij juist graag over iets anders wil schrijven dan de multiculturele samenleving. Je moet een journalist niet in het hokje ‘multicultureel’ plaatsen omdat hij uit een of twee buitenlandse ouders is geboren.” Mirjam Lingen: “Meer allochtonen op een redactie zegt eigenlijk niets. Ik denk dat je als buitenstaander juist een frissere blik kunt werpen op deze onderwerpen. Een journalist moet objectief blijven en als hij iets gaat schrijven over een samenleving waar hij zelf veel mee te maken heeft is dat misschien juist wel moeilijker. Ik vind ook niet dat je een journalist die van oorsprong allochtoon is in dat hokje moet plaatsen.” Worden er voldoende ideeën aangedragen over de multiculturele samenleving in HP/De Tijd door autochtone Nederlanders? Henk Steenhuis: “Als er iets speelt zoals rondom Van Gogh komen die onderwerpen als vanzelfsprekend ter tafel. Wanneer er niets bijzonders aan de hand is, komt het onderwerp ook ter sprake omdat we in een multiculturele samenleving leven en daar dus onderwerpen over tegen komen en bespreken.” Hoort het bij de verantwoordelijkheid van een hoofdredacteur om te zorgen voor ‘kleurrijkheid’ op een redactie? Henk Steenhuis: “Nee, ik neem iemand aan omdat hij geschikt is voor zijn functie. Niet omdat er meer kleur zou móeten zijn volgens sommige mensen.” Als je een autochtone journalist naar Amsterdam-West stuurt om een reportage te schrijven over allochtonen, krijg je dan een ander verhaal dan wanneer je er allochtone journalist naartoe stuurt? Henk Steenhuis: “Iedere journalist komt natuurlijk met een ander verhaal thuis. Maar als je bedoelt dat hij vanuit zijn achtergrond meer zou weten dan vind ik dat onzin. Iedere journalist moet zich verdiepen in zijn onderwerp. Ook moet iedere journalist via interviews te weten kunnen komen wat hij wil weten. Interesse tonen lijkt me dan belangrijker dan de achtergrond.”
Hoe komt het dat er na de moord op Van Gogh zo’n hype ontstond ten opzichte van allochtonen in Nederland? (heeft u dan het idee dat het publiek er om vraagt, dat het de plicht van het blad is er over te berichten tot in detail, dat je de overige media volgt?) Henk Steenhuis: “Op zo’n moment komt alles samen. Er zijn veel dilemma’s in deze wereld, maar dit is er geen van: het is me volkomen helder waarom dit zoveel aandacht krijgt. Mensen zijn geschokt door een zeer onalledaagse gebeurtenis, er zijn veel vragen en er is angst. Dit was zo’n indrukwekkende gebeurtenis dat je daar als redactie niet omheen kunt en niet omheen wilt. Zelfs in het buitenland werd hier over bericht. Het is wat mij betreft geen raadsel waarom wij hier ook veel aandacht aan besteed hebben. Op een gegeven moment vraag je je af of je nog iets kunt toevoegen aan hetgeen in alle media al gestaan heeft en als dat niet zo is ben je uitgepraat. Dan stop je ermee en ga je weer over op nieuwe onderwerpen.” Het proces idee artikel – idee foto - plaatsing van foto’s – grootte van de foto: Mirjam Lingen: “De beeldredactie heeft elke week een aparte vergadering. We horen dan welke verhalen er geschreven worden en hoeveel ruimte daar beschikbaar voor is. Ik ga altijd uit van de tekst. Maar natuurlijk moet ik de fotograaf al wel op pad sturen voordat de journalist klaar is met zijn artikel. Dus zodra ik weet waar het artikel over zal gaan, denk ik na over het beeld, kies ik een geschikte fotograaf en zet ik de opdracht uit. Pas wanneer ik het verhaal gelezen heb, besluit ik definitief welke foto het wordt.” Henk Steenhuis: “Het kan fijn zijn als een journalist meedenkt over de foto’s bij zijn of haar verhaal. Maar het overzicht ligt bij de beeldredactie. Mirjam weet precies welke foto’s op de pagina’s ervoor en erna staan. Dus zij kan die met elkaar afstemmen en zo het best bepalen welke foto’s het moeten worden en hoe groot ze moeten zijn.” Mirjam Lingen: “Als het een foto van een van onze eigen fotografen betreft, kan dat een reden zijn om de foto paginagroot af te drukken. Die foto’s zijn uniek –want voor ons in opdracht gemaakt- dus ik weet zeker dan een ander blad die foto’s niet heeft. Dat kan dus wel een criterium zijn voor de grootte van de foto.”
Heeft u een voorkeur voor een fotograaf wanneer het een artikel over de multiculturele samenleving gaat? Denkt u bijvoorbeeld dat een fotograaf van allochtone afkomst makkelijker kan werken in een moskee of tijdens een debat in een buurthuis met veel allochtonen? Omdat de te fotograferen groep hem of haar sneller vertrouwt bijvoorbeeld? Of zou dat niet uitmaken? Mirjam Lingen: “Wie de foto gaat maken heeft niets te maken met het wel of niet ‘passen’ van een onderwerp bij die fotograaf. Het heeft te maken met het soort verhaal. Als er iets geschreven wordt over de multiculturele samenleving dat in de vorm van een reportage wordt gebracht stuur ik er een reportagefotograaf op af. Maar wanneer je in het kader van dat onderwerp een persoonlijk interview met iemand houdt, stuur ik er een fotograaf op af die mooie portretten kan maken. Ik ken hun kwaliteiten dus ik stem die af op het soort foto dat ik zoek.” Ziet de journalist de foto’s voor het plaatsen? Mirjam Lingen: “Vaak niet, maar soms wel. Sommige journalisten denken heel bewust mee over wat voor foto ze bij hun verhaal zouden willen. Maar er zijn ook journalisten die alleen met hun verhaal bezig zijn en niet nadenken over het beeld dat er bij het artikel wordt afgedrukt.” Gaan een redacteur en fotograaf apart op stap of samen? Mirjam Lingen: “ Dat is afhankelijk van het onderwerp. Als het een reportage wordt gaan ze samen op pad zodat ze van elkaar weten wat ze gezien hebben en hoe het verhaal gaat worden. Maar als er een portret gemaakt moet worden gaan ze juist apart. Anders lopen ze elkaar alleen maar in de weg.” Sommige mensen zijn van mening dat wanneer het áántal allochtonen dat in de media wordt afgebeeld niet gelijk is aan de werkelijke percentages in de samenleving, beeldvorming plaats vindt. Hoe denkt u over deze beeldvorming? Houdt u er rekening mee dat het percentage een beetje overeen moet komen met de werkelijkheid? ls je bijvoorbeeld van een fotograaf verschillende foto’s hebt van een terrasje en op één foto staat een allochtoon en op de rest niet. Kan dat dan een criterium zijn om voor díe foto te kiezen? Mirjam Lingen: “Als de tekst niets met allochtonen te maken heeft -als in het voorbeeld met een terras- dan houd ik er geen rekening mee dat er een allochtoon op
zou moeten staan. Waarom zou ik dat doen? Ik kies voor de beste foto en dat laat ik niet afhangen van het wel of niet afbeelden van een allochtone Nederlander. Wanneer de tekst wel specifiek over de multiculturele samenleving gaat, zal ik er naar streven die samenleving ook weer te geven. Maar een overeenkomstig percentage als in de ‘echte’ samenleving is niet iets waar ik me mee bezig houd.” Henk Steenhuis: “Ik denk dat je je daar ook niet heel bewust mee bezig hóeft te houden. Wanneer je als fotograaf in Amsterdam of Den Haag op straat een foto maakt, staan er namelijk automatisch allochtonen op omdat zij in het straatbeeld voorkomen. Het zou knap lastig worden ze er niet op te krijgen denk ik. Dat is het belangrijkste, dat je laat zien wat de werkelijkheid is. Wanneer er geen allochtonen rondlopen, ga je ook niet tegen de fotograaf zeggen dat hij moet wachten totdat er eentje langsloopt omdat anders het percentage in je blad niet overeenkomt met de werkelijkheid.” Mirjam Lingen: “Dan krijg je juist de omgekeerde wereld. Neem de avond na de moord op Van Gogh. Er was toen een bijeenkomst op de Dam om te protesteren tegen deze gebeurtenis. In alle kranten zag je op de voorpagina foto’s met vooral veel allochtonen. Misschien om te laten zien dat zij de moord ook betreuren en je dus niet moet zeggen dat de hele Marokkaanse gemeenschap in verband gebracht wil worden met de moord. Maar toen vertelde een van onze journalisten dat hij daar op de hele avond misschien vijf allochtonen was tegengekomen. Dan ga je je toch wel afvragen of de fotograaf van die kranten die mensen niet bij elkaar heeft gezet omdat hij daar iets mee wilde zeggen. Dat hij de werkelijkheid dus zelf gecreëerd heeft. Terwijl ik vind dat een fotograaf moet vastleggen wat hij ziet. Hij mag best een object verplaatsen of een stapje opzij doen, maar verder moet hij de werkelijkheid vastleggen. Dus als ik steeds bewust zou kiezen voor foto’s waarop allochtonen staan of de fotograaf zelfs de opdracht zou geven te zoeken naar groepjes allochtonen: dát is pas meewerken aan beeldvorming.” Ik heb hier een foto van een donkere man bij een artikel over verslaafden. Kunt u zich herinneren wat de reden was om deze foto te plaatsen? Was het niet beter geweest als u hier ook een foto van een blanke verslaafde had geplaatst? Of heeft u het idee dat dít het straatbeeld is en dat er daarom niet moeilijk over gedaan moet worden? Dat het net zo goed een blanke had kunnen zijn? (zie bijlage 5)
Henk Steenhuis: “Ik heb hier geen enkel probleem mee. Het is geen A-typische foto, het is het straatbeeld in Amsterdam en ik zie geen reden om hier moeite mee te hebben.” Wat kan een reden zijn om een foto te plaatsen die niet van een eigen fotograaf afkomstig is maar van een persbureau? Mirjam Lingen: “Materiaal van je eigen fotografen is uniek, dus dat heb ik het liefst. Maar het is niet haalbaar. Een eigen fotograaf ergens naartoe sturen is wel goedkoper dan een foto aankopen bij een fotopersbureau maar er zijn soms redenen om dat toch niet te doen. Dan besluit je uit bestaand materiaal te kiezen. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een foto niet meer gemaakt kan worden omdat iemand dood is. Net als met Fortuyn destijds. Dan moet je het doen met het materiaal dat er al is. Om het dan toch nog een beetje uniek te houden, kun je wel met het fotopersbureau afspreken dat zij een bepaalde foto voor je vast houdt zodat je niet bang hoeft te zijn dat iedereen dezelfde foto op de cover plaatst.” Hoe kijken jullie bij HP/De Tijd aan tegen het manipuleren van foto’s? Mocht het voorkomen dat je er pas na plaatsing achter komt dat een foto door de fotograaf gemanipuleerd is, wat doe je dan? Mirjam Lingen: “Als iets niet kan, is het wel het manipuleren van foto’s. Vanuit mijn vak ben ik daar heel stellig in. Een foto is net zo journalistiek als een artikel. Het bevat een boodschap en daar mag je niet mee knoeien. Stel dat een fotograaf mij niet vertelt dat hij de foto gemanipuleerd heeft en ik kom daar later achter, dan hoeft hij niet meer terug te komen. Ik moet de fotografen kunnen vertrouwen anders werkt het niet. Bij de Volkskrant zie ik regelmatig gemanipuleerde foto’s voorbij komen. Daar hebben ze dus duidelijk een lagere standaard wat betreft wat wel en wat niet kan. Ik vind dat als je iets niet wilt laten zien, je het niet moet plaatsen. Je moet er niet aan gaan rommelen om het uit beeld te halen. Als je daar aan gaat beginnen weet ik niet meer waar het zal stoppen. Je lezers moeten je kunnen vertrouwen en als je begint met het manipuleren van foto’s is heel je blad ongeloofwaardig.” Henk Steenhuis: “In het Duitse blad Der Spiegel zie je heel vaak dat foto’s gemanipuleerd zijn, vooral op de cover. Blijkbaar is het in Duitsland dus heel normaal om de foto’s te bewerken. Maar hier doen we dat gelukkig niet.”
Zouden fotografen er bij stil staan dat er een mix zou ‘moeten’ zijn in wel en geen allochtone Nederlanders op hun foto’s? Dat ze dus op een terras wél dat hoekje met twee allochtone Nederlanders in beeld brengen en niet dat hoekje met alleen maar blanken? Mirjam Lingen: “Nee dat denk ik niet. Ik vind het ook niet nodig om steeds bewust een standpunt te kiezen van waaruit je allochtonen in beeld hebt. Het gaat erom dat je een goede foto maakt en de werkelijkheid vastlegt. Wanneer daar – en dat is in onze maatschappij het geval- allochtonen in voorkomen dan leg je dat dus vast. En als ik in het kader van een artikel heel bewust op zoek ben naar een foto met een groep allochtonen en ik geef ze die opdracht dan zullen ze er wel bij stilstaan. Maar altijd heel bewust op pad gaan met het idee ‘ik moet er allochtonen op zetten in verband met de beeldvorming’… Nee, absoluut niet.” Denkt u dat HP/De Tijd veel invloed heeft? Henk Steenhuis: “Ja, zeker. Je wordt genoemd in andere media wat betekent dat we in ieder geval gelezen worden en meegenomen worden in discussies. We hebben veel invloed door onze grote reputatie onbevangen en onafhankelijk te zijn. In de politiek zie je ook opinies terugkomen. Een recent voorbeeld is een artikel dat wij laatst publiceerden over GroenLinks kamerlid Sam Pormes. Hij heeft vroeger een opleiding gevolgd bij Palestijnse terroristen en naar aanleiding van ons artikel wordt daar nu een onderzoek naar ingesteld. Let maar op, dit heeft grote gevolgen. Als je HP/De Tijd qua invloed vergelijkt met Barend en Van Dorp dan kun je zeggen dat zij meer kijkers hebben dan wij lezers hebben. Maar de informatie in een televisieprogramma gaat zo snel dat de helft aan je voorbij gaat. In een blad staan bezonken meningen die je nog eens over kunt lezen en rustig over na kunt denken. Het blijft veel beter hangen dan een vluchtig televisieprogramma en daarom heeft het meer invloed. Ja, het maken van dit blad is nobele arbeid.” In 1994 vond ik veel minder artikelen over multiculturele samenleving dan in 2004. Hoe komt dit grote verschil denkt u? Mirjam Lingen: “Het leeft nu veel meer dan toen dus het lijkt me logisch dat je daar als medium ook in meegaat.”
Astrid Theunissen schreef in 2004 het hoogste aantal artikelen over de multiculturele samenleving. Is dat toevallig? Henk Steenhuis: “Nee, zij gaat het meest op pad, zij is een verslaggever en geen bureauredacteur. Dus het is vrij logisch dat zij de reportages schreef over de multiculturele samenleving.” Is Kadir van Lohuizen bewust gekozen om een Marokkaans gezin een week te volgen ? (zie bijlage 9) Mirjam Lingen: “Hij fotografeert ‘documentair’ en past dus perfect bij een reportage waarin een week lang een gezin gevolgd wordt. Nee, hij is geen allochtoon zoals eerder gezegd zou dat ook geen reden zijn hem voor dit onderwerp te kiezen. Hij is zeer bekend en heeft een goede naam opgebouwd. Hij doet nu trouwens veel freelance opdrachten voor Vrij Nederland.” De foto’s van Ahmed Aboutaleb: hij is in een hoekje geplaatst. Is dat expres en willen jullie daar iets mee zeggen? (zie bijlage 10 en 11) Mirjam Lingen: “Aboutaleb was in die periode dagelijks nieuws. Je hoorde hem overal en je zag hem overal. Om niet steeds hetzelfde portret te laten zien wil je eens iets anders. Daarom zijn deze foto’s op een aparte manier gemaakt. Het heeft niets te maken met een mening die we er mee uit willen stralen. Wat voor soort foto het is heeft ook te maken met de rubriek waarin de foto geplaatst wordt. Als het de rubliek vraag en antwoord was geweest bijvoorbeeld, had ik er wel een portret bijgezet. Maar in de rubriek repo en achtergrond kan het iets origineels zijn.”