De televisie en de ‘mythe van paniek’ Berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk
Naam: Lisanne Roossien, MSc Studentnummer: s1641751 Begeleider: prof. dr. H.B.M. Wijfjes Tweede lezer: prof. dr. M.J. Broersma Opleiding: Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen, studiepad Radio & Televisie Datum: Januari 2012
Voorwoord In de lente van 2010 ontstond mijn idee om één onderwerp te kiezen voor de twee mastertheses die ik moest gaan schrijven. De eerste, voor de MSc Sociale Psychologie, was in juli 2011 af. De tweede, voor de Ma Journalistiek, ligt nu voor u. Eén onderwerp voor twee verschillende masters is een hele opgave, want de twee masters liggen wat betreft onderzoeksveld en methode ver uit elkaar. Maar toen tijdens de dodenherdenking op 4 mei 2010 een schreeuw op de Dam mensen opschrikte en de media het voorval al snel ‘paniek op de Dam’ noemde, werd ik aan het denken gezet. Het toeval geschiedde dat ik in de daarop volgende zomer hoorde dat het Nationaal CrisisCentrum (NCC) geïnteresseerd was in onderzoek naar de ‘mythe van paniek’. Op dat moment had ik mijn onderwerp. De Rijksuniversiteit Groningen (RuG) bood mij alle ruimte en daardoor kon ik gaan samenwerken. Uit mijn samenwerking met het NCC volgt nu al dit tweede onderzoek. Ik wil graag Huub Wijfjes, mijn begeleider vanuit de Ma Journalistiek aan de RuG, bedanken voor zijn goede begeleiding en zijn begrip voor het feit dat het voor mij een hele omschakeling was van statistisch onderzoek naar een kwalitatieve inhoudsanalyse. Daarnaast wil ik het Nationaal CrisisCentrum bedanken voor hun interesse en de kans die zij mij bieden om mijn onderzoeksresultaten te presenteren. Ook wil ik Theo Verbruggen, Kees van Dam, Arno Vermeulen en Jaap Leemeijer, journalisten bij NOS Nieuws, hartelijk bedanken voor hun medewerking. Zij maakten allen snel tijd voor mij vrij en namen ook alle tijd om openhartig mijn vragen te beantwoorden. De interviews waren niet alleen nuttig voor dit onderzoek, maar ook erg interessante gesprekken. Tot slot wil ik in dit voorwoord mijn familie en vrienden bedanken voor hun aanmoediging, support en luisterend oor. In het speciaal mijn vriend. Hij hoorde mijn scriptie verhalen niet alleen steeds aan, maar dacht ook mee als ik vast liep en heeft zelfs menig hoofdstukken nagekeken en voorzien van tips. Ik beloof jullie allen dat dit mijn laatste masterthese is! Dit onderzoek is een mooie aanvulling geworden op mijn eerste onderzoek naar de ‘mythe van paniek’ en geeft tevens goed inzicht in het verloop van de brand in Moerdijk en hoe de NOS heeft bericht over deze calamiteit. Ik hoop dat ook deze scriptie veelvuldig gelezen gaat worden en het een bijdrage levert aan de kennis binnen de wereld van de crisisbeheersing over de ‘mythe van paniek’ en de rol van de media.
Lisanne Roossien
2
Inhoudsopgave nog Samenvatting
5
Abstract
6
Inleiding
7
Hoofdstuk 1:
De literatuur over de mythe en rampenjournalistiek
12
1.1. Wat is de ‘mythe van paniek’
12
1.2. Definities
15
1.3. Rampjournalistiek
16
1.4. Framing
18
1.5. Media-hype
20
1.6. De literatuur en het onderzoek
23
Hoofdstuk 2:
Het NOS Journaal
26
2.1. Geschiedenis van het NOS Journaal
26
2.2. Structuur en werkwijze van het NOS Journaal
29
2.3. Journalistieke aanpak en uitgaanspunten van het NOS Journaal
30
2.4. Conclusie over het NOS Journaal
33
Hoofdstuk 3:
Brand Chemie-Pack Moerdijk
35
3.1. De dag van de brand
35
3.2. De nasleep
36
Hoofdstuk 4:
Inhoudsanalyse van de berichtgeving over de brand
39
4.1. Methode inhoudsanalyse
39
4.1.1. Onderzoeksdesign
39
4.1.3. Steekproef
39
4.1.4. Organisatie en analyse van de data
40
4.1.5. Instrumenten
40
4.2. Resultaten inhoudsanalyse
44
4.2.1. Hoeveel aandacht besteedde het Acht-Uur-Journaal aan de brand (programmaniveau)?
44
4.2.2. Het verhaal -Wat was er in de nieuwsonderdelen te zien (itemniveau)? 47 4.2.3. Het overzicht-Wat was er in de nieuwsonderdelen te zien (itemniveau)? 49 4.2.4. Welke shots, vormen en woorden werden gebruikt (shotniveau)?
54
3
4.3. Conclusie inhoudsanalyse Hoofdstuk 5:
Interviews verslaggevers en eindredacteuren NOS
61 65
5.1. Methode van de interviews
65
5.2. De dag van de brand: hoe gaat de NOS te werk
66
5.3. Effecten berichtgeving op publiek
69
5.4. Was de brand een ramp of misschien een communicatieramp?
74
5.5. Conclusie interviews
76
Conclusie
79
Literatuurlijst
86
Bijlagen 1.
Lijst hyperlinks NOS Acht-Uur-Journaal 5 jan 2011-19 jan 2011
2.
Protocol 1
3.
Protocol 2
4.
Analyse bij protocol 1 en protocol 2
5.
Protocol 3
6.
Protocol Interview Theo Verbruggen, 30 november, Den Bosch
7.
Protocol interview Kees van Dam, 30 november, Utrecht
8.
Protocol interview Arno Vermeulen, 5 december 2011, Hilversum
9.
Protocol Interview Jaap Leemeijer, 5 december 2011, Hilversum
4
Samenvatting In deze masterthese is onderzocht in hoeverre het NOS Acht-Uur-Journaal met hun berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk heeft bijgedragen aan de ‘mythe van paniek’. Het onderzoek bestond uit twee delen. Het eerste deel was een inhoudsanalyse van de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal in de eerste twee weken na de brand. De inhoudsanalyse was een deels kwantitatief en deels kwalitatieve analyse op programma-, item- en shotniveau. Op basis van deze analyse zijn de eerste drie deelvragen beantwoord. De eerste dag is er veel aandacht besteed aan de brand, maar de hoeveelheid aandacht is na verloop van tijd afgenomen. Op basis hiervan kan je concluderen dat de NOS niet deed aan risico-versterking. De meeste berichtgeving viel in de verdieping/achtergrond-fase van de rampenjournalistiek. Het NOS Acht-Uur-Journaal heeft niet bijgedragen aan een ‘media-hype’. Het meest gebruikte frame is het gevaar voor de gezondheidframe. Uit de analyse op shotniveau kwam ook de tegenstrijdigheid in wat de autoriteiten zeiden naar voren, dit duidde meer op het gebrek aan communicatie/doofpot-frame. De betekenis van deze frames voor de berichtgeving is dat er nog veel vragen werden gesteld over het vrijkomen van giftige stoffen en of dat gevaarlijk was. Dit had te maken met het feit dat de NOS naar eigen zeggen niet alle antwoorden kreeg en daardoor de vragen bleef stellen. Dit kan de ‘mythe van paniek’ wel in stand houden, omdat het onrust onder de bevolking in stand kan houden. Het tweede deel van het onderzoek bestond uit interviews met verslaggevers en eindredacteuren van het NOS Acht-UurJournaal. Op basis hiervan zijn de laatste twee deelvragen beantwoord. De verslaggevers en de eindredacteuren verwachtten zelf geen paniek onder de bevolking. Er wordt op de redactie niet veel gesproken over eventuele gevolgen van hun berichtgeving wat betreft paniek onder de bevolking. Het ontstaan van paniek onder de bevolking door haar berichtgeving is ook geen afweging. De NOS wil betrouwbaar, objectief en onafhankelijke nieuws brengen gebaseerd op feiten. Wel houden de journalisten altijd in de gaten dat zij alleen vertellen wat zij zien en horen en een verhaal niet groter of kleiner maken dan het is. Als antwoord op de hoofdvraag kan gezegd worden dat de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal wel wat heeft bijgedragen aan de ‘mythe van paniek’, omdat een aantal kenmerken van de mythe terug te vinden zijn in de berichtgeving. Deze bijdrage aan de ‘mythe van paniek’ is niet buiten proportioneel. In de conclusie wordt dieper ingegaan op de resultaten en worden zij geïnterpreteerd. Kernwoorden: mythe van paniek, NOS Acht-Uur-Journaal, crisiscommunicatie, framing, Moerdijkbrand, Chemie-Pack, rampenjournalistiek. Aantal woorden (kern): 34.336
5
Abstract In this master thesis I examined the amount to which the reports by the Dutch news bulletin The NOS Acht-Uur-Journaal about the fire at Chemie-Pack in Moerdijk, The Netherlands, contributed to the ‘myth of panic’. The research contained two parts. The first part of the research was a content analysis of the reporting by the NOS Acht-Uur-Journaal in the first two weeks following the fire. The content analysis was conducted at program, item and shot level, partly both quantitative and qualitative. Based on this analysis the first three sub questions could be answered. The first day there was a lot of attention for the fire in the reports, but that amount slowly decreased. Based on this the conclusion can be drawn that NOS did not contribute to risk amplification. Most of the reporting fell in the background-stage of disaster journalism. The NOS Acht-Uur-Journaal did not contribute to a media hype. The most used frame is the public health risk-frame. In the analysis on shot level the contradiction between the comments of authorities also showed, which pointed more in the direction of the lack of communication/cover-up – frame. The meaning of these frames is that the question whether there where toxic substances in the air and if it was dangerous were asked a lot. The reason for this, according to NOS, is that they kept asking the questions because they did not get answers. This can uphold the ‘myth of panic’, because it can maintain turmoil under citizens. The second part of the research contained interviews with reporters and copy editors working at the NOS Acht-Uur-Journaal. Based on the interviews the last two sub questions can be answered. The journalists did not expect panic among citizens. In the newsroom they did not speak about the effects of their reporting on panic among citizens, it is not a point of consideration. The NOS wants to bring reliable, objective and independent news, based on facts. But the journalists are aware not to make a story bigger or smaller than it really is. The answer to the research question is that the reports by the NOS Acht-Uur-Journaal contributed partly to the ‘myth of panic’, because a couple of the features of the myth can be found in the reports. This contribution to the ‘myth of panic’ is not outside of proportions. The results will be discussed and interpreted in the conclusion of this thesis. Keywords: myth of panic, NOS Acht-Uur-Journaal, crisis communication, framing, Moerdijkbrand, Chemie-Pack, disaster journalism. Words (body): 34.336
6
Inleiding Stel je voor. Het is een doordeweekse dag, rond vijf uur. Ergens in de buurt vindt een enorme ontploffing plaats en er ontstaat brand. Vader is thuis en staat in de keuken, de radio hard aan. Moeder zit op de bank te zappen. Dan zendt de radio een extra Journaal uit met het nieuws over de ramp. Vader alarmeert moeder en zij zapt snel naar Nederland 1 of de regionale omroep. Geschrokken kijken zij elkaar aan, hun dochter is al thuis, maar zoon nog niet. Direct hangen zij aan de telefoon, maar de lijnen zijn overbezet. Dan komt dochter met laptop naar de woonkamer. Zij heeft via Whatsapp, wat via een internet verbinding gaat, al contact gehad met haar broer. Hij is onderweg en bijna thuis. Het nieuws op televisie en radio kan hen nog niet veel vertellen. De dochter volgt ondertussen een live blog, inmiddels opgezet door meerdere nieuwssites. Al snel komt de zoon thuis, met meer informatie. Hij heeft op de fiets namelijk Twitter bekeken op zijn mobiel toen hij de knal hoorde en via Facebook contact gehad met vrienden die vlak bij de ontploffing waren. Geen onrealistische situatieschets. Als er nu een ramp gebeurt zijn de media er razend snel bij. Niet alleen professionele journalisten doen bericht van de gebeurtenis. Ook via social media als Twitter, Youtube en Facebook worden nieuwsfeiten, geruchten, meningen en ervaringen gedeeld. Er is dus steeds meer en steeds sneller media aandacht voor rampen. De journalistiek produceert tegenwoordig een 24/7 nieuwsstroom en door social media zijn er altijd ooggetuigenverslagen. De aandacht voor rampen is de afgelopen twintig jaar sterk gestegen. En dit heeft gevolgen voor de manier waarop rampen in het nieuws komen. Sinds 1990 is er sprake van ‘rampinflatie’: “een dusdanig verlies aan rationeel-kritische distantie bij dramatische gebeurtenissen dat de rampen intenser en emotievoller lijken, langer lijken te duren en zwaardere politieke en maatschappelijke consequenties lijken te hebben” (Wijfjes, 2002, p.4). Deze veranderingen in berichtgeving over rampen door de jaren heen hebben uiteraard ook consequenties. Een ramp of een crisis vindt tegenwoordig vaak plaats voor het oog van vele journalisten. De media zijn daarom ook niet meer weg te denken bij crisisbeheersing. Voor veel bestuurders zijn de media de communicatiekanalen om contact te krijgen met de bevolking (Tjeenk Willink, 1997). De media zijn dus een belangrijke factor binnen de crisisbeheersing. De snelheid van de berichtgeving van journalisten en de omvang van een mediacircus kunnen een enorme druk leggen op de overheid. Daarnaast beïnvloedt de berichtgeving van de media de beeldvorming van een ramp of crisis, wat ook weer effect kan hebben op het gedrag van mensen. De media bepalen voor een groot deel hoe wij gebeurtenissen interpreteren (Wijfjes, 2002). Deze invloed van de media op hoe wij een gebeurtenis waarnemen wordt gevormd door: “de intensiteit van de berichtgeving, de toonzetting, het woordgebruik, de invalshoek en de context 7
waarin feiten worden geplaatst” (Vasterman & Yzermans, 2002, p. 92). Dit gecreëerde beeld door de media over een gebeurtenis hoeft echter niet te corresponderen met de werkelijkheid. De nadruk van media ligt eerder op afwijkende gebeurtenissen en risico’s dan op veelvoorkomende risico’s. Een ongewoon ongeluk waarbij veel doden zijn gevallen zal daardoor veel media-aandacht ontvangen. De hoeveelheid media-aandacht staat echter niet altijd gelijk aan de daadwerkelijke gezondheidsrisico’s (Vasterman, Yzermans & Dirkzwager, 2004). De intensiteit van de berichtgeving kan dit idee wel bij de kijker opwekken en daardoor de risicoperceptie beïnvloeden. Dit komt door de ‘availability heuristic’, een sociaal psychologisch fenomeen (Tversky & Kahneman, 1973). De ‘availability heuristic’ is een mechanisme dat ervoor zorgt dat men de frequentie van een gebeurtenis inschat op basis van het gemak waarmee een soortgelijke gebeurtenis ingebeeld of herinnerd kan worden. Dus als er veel media-aandacht is voor een zeldzaam ongeluk, kunnen mensen denken dat dit erg vaak voorkomt en de gebeurtenis dus erg gevaarlijk is. Dit kan verklaard worden door ‘Illusory correlations’. ‘Illusory correlations’ zijn niet bestaande of overschatte verbanden die mensen leggen tussen twee variabelen (Hamilton & Gifford, 1976). Naast het beïnvloeden van de risicoperceptie van mensen blijkt uit onderzoek dat de media een belangrijke rol spelen bij het in stand houden van onrealistische verwachtingen van het gedrag dat mensen zullen vertonen bij rampen (Tierney, Bevc & Kuligowski, 2006). De meest bekende ‘fout’ die mensen maken bij het inschatten van andermans gedrag bij een ramp of crisis is dat men in paniek raakt (Wenger, Dykes, Sebok, & Neff, 1975). Dit wordt de ‘mythe van paniek’ genoemd en dit begrip staat in dit onderzoek centraal. Uit onderzoek blijkt namelijk dat mensen bij een ramp helemaal niet vaak in paniek raken, maar juist rationeel en kalm reageren (Wenger et al, 1975). Een recente ramp in Nederland is de brand in het bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk op 5 januari 2011. Bij het chemisch bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk ontstaat brand waarna de brandweer het probeert te blussen met een deken van blusschuim. Er ontstaat een grote rookwolk die van Moerdijk richting Dordrecht trekt. Ondanks dat er geen gewonden waren koppen de kranten er wild op los. De focus van de media ligt al snel op de verontrusting onder de bevolking. Een paar voorbeelden van krantenkoppen zijn: “Onrust na brand Moerdijk”, ”ANGSTWOLK” en “Grote onrust om gifwolk: veel last van prikkende ogen en lippen, droge keel en stank” (Vasterman, 2011, online). Deze krantenkoppen suggereren dat men paniek verwachtte onder de bevolking. Er worden immers woorden als ‘onrust’ en ‘angst’ gebruikt. Dit illustreert de ‘mythe van paniek’, de verwachting dat er paniek of op zijn minst onrust ontstaat in reactie op een ramp of crisis. De brand bij Chemie-Pack in Moerdijk is ook wel een “communicatieramp” genoemd, omdat de communicatie van de overheid richting bewoners volgens velen tekort schoot (Klis, 2011). Terughoudendheid met informatie uit angst voor paniek blijkt ook tot ‘de mythe van paniek’ te 8
horen. Het effect is niet minder paniek, maar juist meer. Daarnaast is beperkt informatie geven in deze tijd niet meer houdbaar. De informatiestromen zijn zo snel dat journalisten binnen de kortste keren de informatie hebben achterhaald. Het effect van die informatie is dan volledig uit de handen van de bestuurders, daarnaast zorgt het voor wantrouwen richting de overheid. Ik vraag mij af of de ‘mythe van paniek’ bij deze ramp een rol heeft gespeeld en meer specifiek wat de rol van de media daarbij is geweest. De Moerdijkbrand is een interessante gebeurtenis om te onderzoeken in het licht van de ‘mythe van paniek’, omdat het een recente ‘ramp’ in Nederland is en er veel discussie over is geweest. In hoofdstuk 3 wordt dieper op de brand ingegaan. In dit onderzoek wordt de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk onderzocht in het kader van de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal. Er is gekozen voor televisienieuws, omdat televisie veel impact heeft doordat het bestaat uit zowel beeld, geluid als tekst. Het NOS Journaal gaat snel live bij een grote nieuwsgebeurtenis. Wanneer er dus een ramp plaatsvindt in Nederland zullen burgers snel even inschakelen op Nederland 1 voor het NOS Journaal. Daarnaast is het NOS AchtUur-Journaal het nieuwsbulletin in Nederland met de meeste kijkers (Wijfjes, 2005). In een apart hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het NOS Journaal. In deze scriptie wordt gekeken in hoeverre de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de Moerdijkbrand de ‘mythe van paniek’ heeft beïnvloed. In veel wetenschappelijke literatuur over de ‘mythe van paniek’ wordt aangenomen dat berichtgeving door de media van een ramp of crisis de ‘mythe van paniek’ versterkt. In deze masterthese ligt de nadruk dan ook op die rol van de media. De berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal wordt gedurende de twee weken na de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk geanalyseerd. Tevens worden de verslaggevers en de eindredacteuren die werkten aan de berichtgeving over de brand in Moerdijk geïnterviewd. De hoofdvraag van de masterthese is: HV: In hoeverre heeft het NOS Acht-Uur-Journaal met haar berichtgeving over de brand bij ChemiePack in Moerdijk bijgedragen aan de ‘mythe van paniek’? Voordat een antwoord geformuleerd kan worden op de hoofdvraag, worden eerst de volgende deelvragen behandeld: DV1: Hoeveel tijd (en aan welke fasen binnen de rampenjournalistiek) besteedde het NOS Acht-UurJournaal in haar nieuwsbulletins aan de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? In hoeverre heeft het NOS Acht-Uur-Journaal bijgedragen aan het ontstaan van een ‘media-hype’? DV2: Welke frames op itemniveau en op shotniveau kan ik herkennen in de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? 9
DV3: Wat voor betekenis hebben de frames gegeven aan de berichtgeving van het NOS Acht-UurJournaal en wat kunnen de gevolgen van deze berichtgeving zijn geweest? DV4: Verwachtten de verslaggevers en eindredacteuren van het NOS Acht-Uur-Journaal ten tijde van de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk paniek onder de bevolking? DV5: Hoe werd er tijdens het nieuwsproces op de redactie gesproken over eventuele gevolgen van hun berichtgeving wat betreft paniek onder de bevolking? In hoofdstuk 1 zal ik het theoretisch kader rondom de hoofdvraag in kaart brengen. Ik begin bij de ‘mythe van paniek’. Wat is het precies en hoe werkt die mythe? Theorieën vanuit de sociale psychologie en eerder gedaan onderzoek zullen hier aan de orde komen. De rampenjournalistiek zal dan in kaart gebracht worden. Ook zullen er belangrijke definities gegevens worden. Vervolgens zal ik het begrip ‘framing’ bespreken. Dit begrip is erg belangrijk in dit onderzoek en is het begin naar de operationalisatie van het onderzoek. Dan zal het begrip ‘media-hype’ aan de orde komen. In de conclusie van dit hoofdstuk zal ik de begrippen aan elkaar rijgen en aangeven hoe zij samenhangen. Tot slot komt de theorie voor de inhoudsanalyse aan de orde. Hierin operationaliseer ik mijn onderzoek op basis van de gegeven literatuur. Om een goed beeld te krijgen van het kader waarin dit onderzoek plaats vindt wordt in hoofdstuk 2 informatie gegeven over het NOS Journaal en het NOS Acht-Uur-Journaal. Hoe gaan zij te werk, hoe ziet het nieuwsproductieproces eruit, wat is bekend over het NOS Journaal en wat vindt zij belangrijk. Dit hoofdstuk is met name belangrijk bij deelvragen 1, 4 en 5 die meer gaan over het nieuwsproces van het NOS Journaal. Achtergrondinformatie over de organisatie is dan cruciaal. In hoofdstuk 3 wordt de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk gedetailleerd uiteengezet. Wat is er precies gebeurd, hoe reageerde de overheid hierop, wat zijn de belangrijke onderwerpen in de media geweest en wat is al bekend geworden vanuit de evaluatie. Een goede uiteenzetting van de ramp is nodig voor de inhoudsanalyse ter beantwoording van deelvraag 1, 2 en 3. Het is dan handig om steeds de resultaten van de analyse even naast de gebeurtenissen te leggen. Daarnaast verschaft het hoofdstuk een duidelijk overzicht van de ramp. Hoofdstuk 4 staat in het teken van de inhoudsanalyse. Dit is een kwantitatieve inhoudsanalyse om deelvraag 1 te beantwoorden en een kwalitatieve inhoudsanalyse om deelvraag 2 en 3 te beantwoorden. De analyse wordt uitgevoerd op programma-, item- en shotniveau. In dit hoofdstuk wordt eerst de methode van de analyse zodanig omschreven dat de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek controleerbaar zijn. Daarnaast moet het onderzoek zo exact
10
gereproduceerd kunnen worden voor vervolgonderzoek. Na de methode worden de resultaten van de inhoudsanalyses besproken en volgt daaruit een conclusie. In hoofdstuk 5 worden de interviews met de verslaggevers en eindredacteuren van het NOS Acht-Uur-Journaal die betrokken waren bij de berichtgeving over de Moerdijkbrand uitgewerkt. De methode van dit deelonderzoek bestaat uit semigestructureerde interviews. In dit hoofdstuk zullen de deelvragen 4 en 5 beantwoord worden. Tot slot volgt de conclusie. In de conclusie zullen de resultaten en de antwoorden op de deelvragen worden samengevat en zal de ‘mythe van paniek’ getoetst worden aan de hand van haar kenmerken. Tot slot wordt de hoofdvraag beantwoord. Tevens zullen de resultaten bij het beantwoorden van de vragen weer in een theoretisch kader geplaatst worden en zullen de resultaten geïnterpreteerd worden.
11
Hoofdstuk 1:
De literatuur over de mythe en rampenjournalistiek
In veel onderzoeken en artikelen wordt simpel weg aangenomen dat de media een grote rol spelen bij de ‘mythe van paniek’. Het is echter belangrijk om in kader te brengen op wat voor manier de media de mythe kunnen beïnvloeden bij een ramp of crisis. Dit zal in dit hoofdstuk gebeuren aan de hand van de kenmerken van de ‘mythe van paniek’ .
1.1.
Wat is de ‘mythe van paniek’
Over de ‘mythe van paniek’ is veel geschreven in wetenschappelijke literatuur (e.g. Wenger et al, 1975; Rodríquez, Trainor en Quarantelli, 2006; Quarantelli & Dynes, 1972; Cocking & Drury, 2005). De meest simpele definitie van de ‘mythe van paniek’ wordt gegeven door Quarantelli & Dynes (1972, p. 67): “The most widespread myth about disasters is the belief that people will panic in the face of great danger”. Over het algemeen verwachten mensen dat paniek de eerste ´natuurlijke´ reactie op een ramp is (Glass & Schoch–Spana, 2002). In paniek vluchten blijkt erg weinig voor te komen in rampsituaties (Wenger et al, 1975). Onderzoek toont aan dat massale paniek in situaties zoals oorlog, bommeldingen, branden en rampen juist erg zeldzaam is (Mawson, 2005). Dit blijkt ook uit verschillende casestudies van recente rampen. Een sprekend voorbeeld is 9/11. Zelfs op 11 september 2001 in New York toen twee vliegtuigen in de Twin Towers vlogen, bleven de mensen kalm (Wessely, 2005). Het gebouw stond in brand, hulptroepen waren nog niet aanwezig, maar de mensen in het gebouw moesten evacueren. Dit gebeurde opvallend geordend en gestructureerd (Wessely, 2005). De rapporten over de evacuatie suggereren dat men het hoofd koel hield en goed meewerkte (Glass & Schoch–Spana, 2002). Een ander voorbeeld is de Orkaan Katrina die grote delen van New Orleans verwoestte in september 2005. In de media werd een erg negatief beeld van het gedrag van de getroffen bewoners van New Orleans neergezet (Rodríquez, Trainor & Quarantelli, 2006). Er werd verslag gedaan van branden, plunderingen, chaos en geweldig. Alhoewel de focus van de media vooral lag op het antisociale gedrag na de ramp, tonen Rodríquez, Trainor en Quarantelli (2006) juist aan dat de overgrote meerderheid juist prosociaal gedrag vertoonde. De media schepten dus een verkeerd beeld. Ook tijdens de bombardementen in metrostations in Londen in 2005 waren mensen juist beleefder en meer coöperatief dan op een gewone dag in het metrostation (Drury, 2009). Onderzoek toont aan dat paniek en onredelijke angst alleen maar voorkomen in de uitzonderlijke situatie dat iemand echt in het nauw is gedreven en er geen zichtbare vluchtroute is (Glass & Schoch–Spana, 2002). De ‘mythe van paniek’ is een component van de mythes die heersen 12
over gedrag van mensen bij rampen. Naast paniek heerst de algemene verwachting dat in reactie op een ramp plunderingen, relletjes, vandalisme en overtredingen zullen ontstaan (Glass & Schoch– Spana, 2002; Wenger et al, 1975). Het tegendeel is waar: mensen neigen na een ramp juist naar adaptief, coöperatief en prosociaal gedrag. Strafbare feiten komen maar zelden voor als reactie op een ramp (Glass & Schoch–Spana, 2002; Wenger et al, 1975). Een ander component van de ‘mythe van paniek’ is dat de algemene verwachting heerst dat men na een ramp in shock kan raken en daardoor niet meer goed en rationeel voor zichzelf kan zorgen. Weer is het tegendeel waar, veel mensen reageren juist rationeel, weten precies wat ze doen en hun gedrag is aangepast aan de situatie (Wenger et al, 1975). Bij een evacuatie is het grootste probleem dus ook niet het voorkomen van ongeordend in paniek op de vlucht slaande mensen, maar eerder ervoor zorgen dat mensen evacueren. Als mensen meewerken aan de evacuatie verloopt dit vaak rationeel en geordend (Wessely, 2005). Het blijkt echter lastig om mensen te evacueren uit hun eigen huis; zij zitten de crisis soms liever thuis uit (Wenger et al, 1975). In dit geval is zelfs het tegendeel van de mythe waar; geen in paniek op de vlucht geslagen mensen, maar kalme mensen die willen blijven zitten waar ze zitten, ook als dat gevaren met zich meebrengt. De ‘mythe van paniek’ leeft onder ‘gewone’ mensen, maar ook onder burgemeesters en journalisten (Roossien, 2011). Deze drie groepen mensen werken samen en beïnvloeden elkaar gedurende een ramp of crisis. Hierdoor blijft de ‘mythe van paniek’ bestaan. Het is een soort vicieuze cirkel. Alleen crisiscommunicatie-adviseurs weten door hun expertise dat het een mythe is. Daarom leeft de ‘mythe van paniek’ niet onder deze professionals (Roossien, 2011). De ‘mythe van paniek’ komt voort uit een soort ‘fout’ in hoe wij de wereld om ons heen begrijpen en verklaren. Vooral onverwachte gebeurtenissen zorgen ervoor dat mensen zich afvragen wat een verklaring voor het gedrag zou kunnen zijn (e.g. Pyszcynski & Greenberg, 1981, zoals in Malle, 2004), doordat het opvallend is, het vaak tegenstrijdig is met de huidige kennis en het relevant kan zijn voor de toekomst (Malle, 2004). Wij gaan opzoek naar zo’n verklaring in het geheugen. Helaas is dit mechanisme niet perfect. Hierboven is bijvoorbeeld al uitgelegd dat wij een gebeurtenis risicovoller kunnen inschatten dan nodig door de hoeveelheid berichtgeving erover in de media en de ‘fout’ die ons geheugen maakt. Hier zijn vele zogenaamde attributietheorieën binnen de sociale psychologie op gebaseerd. Kennis over de ‘mythe van paniek’ is erg belangrijk voor de praktijk. De ‘mythe van paniek’ kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat mensen sneller in paniek raken, omdat zij verwachten dat anderen dat ook doen en vervolgens bang worden voor verdrukking. Er is dan sprake van een selffulfilling prophecy (Merton, 1968). Daarnaast komt het vaak voor dat bestuurders tijdens een ramp of crisis denken dat terughoudend zijn met informatie goed is voor burgers (Seeger, 2006; Drury, 13
2009). Het tegendeel blijkt waar: het niet krijgen van informatie versterkt angst. Kennis versterkt juist coping (Wessely, 2005). Terughoudend zijn met informatie uit angst voor paniek blijkt ook tot de ‘mythe van paniek’ te horen. Het effect is niet minder paniek, maar juist meer. Om de crisisbeheersing in Nederland te blijven verbeteren is het belangrijk om zoveel mogelijk kennis te hebben over dit fenomeen. De resultaten van dit onderzoek worden om die reden ook gedeeld met het Nationaal CrisisCentrum. Om in dit onderzoek de ‘mythe van paniek’ te kunnen toetsen is het belangrijk om de mythe onder te verdelen in de belangrijkste kenmerken. De belangrijkste kenmerken van de ‘mythe van paniek’ in de media zijn: 1. Er is veel aandacht in de berichtgeving voor de gevolgen van de ramp voor burgers en hun reactie. 2. In de berichtgeving (e.g. voice-over, interviewvragen, quotes, presentatietekst) komen woorden voor die verwijzen naar paniek, onrust, angst etc. 3. De televisie-items over de ramp laten beelden die paniek suggereren zien (e.g. bezorgde mensen, dreigende rook). 4. De verslaggevers en eindredacteur verwachtten tijdens de ramp zelf paniek. Paniek komt dus weinig voor, toch zijn er uitzonderingen. Mensen in een massa kunnen bijvoorbeeld wel in paniek wegrennen als zij a) de perceptie hebben van een groot fysiek gevaar of een dreiging daarvan en b) er weinig of sluitende vluchtroutes zijn (Mawson, 2005). Dit is breed te vertalen naar de perceptie van gevaar en geen kennis of mogelijkheden hebben om het gevaar uit de weg te gaan. De perceptie van gevaar kan op televisie aangewakkerd worden door bepaalde woorden of zinnen die paniek en gevaar suggereren, zoals sturende vragen (bijvoorbeeld “u zal wel bang zijn”) en het gebruik van zinnen en woorden als ‘paniek’, ‘gevaar voor de gezondheid’ of ‘wantrouwen onder omwonenden’. Ook angstaanjagende shots kunnen de perceptie van gevaar aanwakkeren. Hier wordt in de inhoudsanalyse op shotniveau naar gekeken, want dit kan het ontstaan van paniek wellicht sturen. Ongeacht de perceptie van wel of geen gevaar kan een Journaal haar kijkers kennis of mogelijkheden geven om het gevaar uit de weg te gaan. In jeugdjournalen wordt gebruik gemaakt van geruststellingstechnieken om paniek en ongerustheid bij de jonge kijkers te voorkomen. Uit onderzoek naar geruststellingstechnieken bij jeugdjournalen blijkt dat uitleg van presentatoren en experts gebruikt kan worden om de kijkers (de kinderen) gerust te stellen (Nikken & Walma van der Molen, 2007). Een geruststellingstechniek is bijvoorbeeld de presentator of een verslaggever uit te laten leggen wat er precies aan de hand is, zodat de kijker zelf kan inschatten hoe groot het risico is. 14
Dit kan een Journaal doen door zelf informatie in te winnen en dit te vertellen, maar ook door experts uit te nodigen en die om uitleg te vragen. Uitleg van een expert over hoe de situatie precies in elkaar zit en wat eventuele risico’s of gevolgen zijn, kan geruststellend werken. Ook kan de presentator of verslaggever informatie geven over waar men terecht kan voor verdere informatie, steun of hulp. Een noodnummer kan bijvoorbeeld gegeven worden. Een andere geruststellingstechniek kan zijn het verhaal vanuit het perspectief van een vergelijkbaar iemand te vertellen. Zo nodigt het jeugdjournaal wel eens kijkers uit een reactie te geven (e.g. Nikken & Walma van der Molen, 2007). In het geval van een ramp of crisis in het NOS Acht-Uur-Journaal kunnen dit bijvoorbeeld reacties van omwonenden zijn. Dit kan geruststellend werken, doordat de impact en het eventuele risico dan makkelijk te begrijpen en in te schatten zijn. De ‘mythe van paniek’ kan dus gestuurd worden door het tonen van bepaalde prikkels in het Journaal, zoals paniek suggererende woorden of angstaanjagende beelden. Maar ook door het gebruik van geruststellingstechnieken. Hier wordt later op door gegaan bij de inhoudsanalyse en de interviews.
1.2.
Definities
Eerder werd al de definitie van de ‘mythe van paniek’ gegeven: “The most widespread myth about disasters is the belief that people will panic in the face of great danger” (Quarantelli & Dynes, 1972, p. 67). Andere mythes die leven over gedrag bij rampen zijn: de verwachting van plunderingen, relletjes, vandalisme en overtredingen en de verwachting dat men na een ramp in shock kan raken en daardoor niet meer goed en rationeel voor zichzelf kan zorgen (Glass & Schoch–Spana, 2002; Wenger et al, 1975). Het is van belang om ook het begrip ´paniek´ te definiëren. In deze these wordt de definitie van Mawson (2005, p.96) gebruikt: “The term ´panic´ refers to inappropriate (or excessive) fear and/or flight and highly intense fear and/or flight”. Paniek is moeilijk te identificeren. Vaak gebeurt het achteraf en wordt er een ´label´ geplakt op het geobserveerde gedrag. Hierdoor kan het voorkomen dat rationeel gedrag in een bepaalde situatie later als paniek bestempeld wordt (Mawson, 2005). Naast autoriteiten die na een ramp de gang van zaken bespreken en rapporteren, spelen de media hier een belangrijke rol. Volgens Wenger et. al. (1975) zijn de media de belangrijkste bron voor veel mythes over reacties op rampen. In deze these wordt gesproken over berichtgeving van een ramp of een crisis. Het is daarom belangrijk om ook duidelijk te definiëren wat onder die begrippen wordt verstaan. De twee begrippen worden in de volksmond vaak als synoniem van elkaar gebruikt, maar betekenen in crisisbesluitvorming iets anders. Een ramp veroorzaakt een ernstige verstoring van de openbare 15
veiligheid. Een ramp kan het leven of de gezondheid van veel mensen schaden, het milieu schaden en voor grote materiële schade zorgen. Het gaat vaak om een korte, hevige gebeurtenis op één plek, waarbij een gecoördineerde inzet van hulpdiensten nodig is (Stichting Nederland Alert, 2011). Een crisis is groter en bestaat vaak uit een serie van gebeurtenissen of rampen. Het treft dan vaak ook een groter gebied en een zware bestuurlijke coördinatie van maatregelen om de crisis te beheersen. Ook is voorlichting nodig. Een crisis tast niet alleen individuen aan, maar ook de openbare orde of de economie. Een voorbeeld van een ramp is de vuurwerkramp in Enschede. Een voorbeeld van een crisis in Nederland is de watersnoodramp (Stichting Nederland Alert, 2011). Dit zijn echter de officiële definities die gebruikt worden in de crisisbeheersing. In het medialandschap worden begrippen zoals ‘paniek’ en ‘ramp’ natuurlijk niet gebruikt volgens de officiële definities. Journalisten kunnen de begrippen gebruiken, omdat ze lekker ‘bekken’, omdat zij de gebeurtenis als zodanig classificeren of omdat deze begrippen een frame geven waar binnen alle gebeurtenissen een plaats kunnen krijgen. Ongeacht of een gebeurtenis volgens de officiële definitie een ramp te noemen is of niet, als de media dat eenmaal doen dan moet de overheid er toch iets mee.
1.3.
Rampenjournalistiek
Bij een ramp of crisis duiken de media vaak direct bovenop de situatie. Hierbij ontwikkelt zich veelal een bepaald patroon. Er zijn drie fasen te onderscheiden (Tjeenk Willink, 1997). In de eerste fase, die zich in de eerste uren na de ramp of crisis voltrekt, willen de media vooral de wie, wat en waar van de gebeurtenis weten en belichten. Primaire gegevens over de gebeurtenis en levendige beelden van de situatie zijn dan het belangrijkst. In de tweede fase is er meer plek voor verdieping. Achtergronden van de gebeurtenissen worden nu interessant. “Gepoogd wordt de crisis te verbinden met verwante nieuwsthema’s, waarbij de crisis niet langer als een op zichzelf staand fenomeen, maar als onderdeel van een reeks of symptoom van een breder probleem wordt geportretteerd: de luchtramp die leidt tot discussie over de veiligheid van het vliegverkeer” (Vasterman & Aerden, 1995, zoals in Tjeenk Willink, 1997, p.42). In de derde fase komt de verantwoordelijkheidsvraag aan de orde, waarbij de aandacht verplaatst van de gebeurtenis zelf naar de politieke implicaties van de gebeurtenis. Vooral de tweede fase waarin de crisis verbonden wordt met verwante nieuwsthema’s kan de ‘mythe van paniek’ beïnvloedden. Men verwacht, door een ‘fout’ in ons geheugen waarmee wij gedrag willen verklaren, al paniek. Wanneer de gebeurtenis dan verbonden wordt met eerdere nieuwsthema’s waar ook sprake was van paniek in de berichtgeving, wordt de verwachting versterkt. 16
Doordat de media bericht blijven doen van de gebeurtenissen, creëren zij soms het beeld dat gebeurtenissen elkaar blijven opvolgen en het probleem toeneemt (Lammers, 2002). Dit is vaak niet het geval, maar dit beeld wordt gecreëerd door de drie fasen die doorlopen worden en de druk op journalisten om steeds weer nieuws te blijven melden, terwijl dit er soms helemaal niet is. De frequentie, de toon en de definitieprocessen binnen de nieuwsorganisatie kunnen een belangrijke rol spelen bij het labellen van gebeurtenissen als een potentiële ramp of crisis (Tjeenk Willink, 1997). Als er hierdoor grote nieuwsgolven ontstaan gebaseerd op één gebeurtenis of risicofactor dan kan de media een versterkende en aanjagende rol gaan spelen (Vasterman, Yzermans & Dirkzwager, 2004). Dit wordt risico-versterking genoemd. Dit kan er toe leiden dat het publiek denkt dat de hoeveelheid media-aandacht ongeveer gelijk staat aan hoe vaak de beschreven gebeurtenis voorkomt (Vasterman, 2005). Een gevolg hiervan kan een ‘media-hype’ zijn. Hier wordt later dieper op ingegaan. Je zou kunnen redeneren dat als journalisten hun werk goed doen, het geen probleem is dat zij grote invloed hebben. Zij hanteren immers professionele standaarden zoals: betrouwbaarheid, eerlijkheid, balans (e.g. hoor en wederhoor), onafhankelijkheid, afstand, relevantie en sociale verantwoordelijkheid (Kovach & Rosenstiel, 1999, 2001 zoals beschreven in Vasterman, 2005). Journalisten zijn ook maar mensen en helaas maken ook zij fouten. Zo hebben media de neiging om de grootte van de schade bij een ramp of crisis in de eerste berichtgeving te overschatten (Wenger, 1980). Dus zelfs als journalisten erg hun best doen om objectief en waarheidsgetrouw bericht te doen van een gebeurtenis is dit onderhevig aan hun eigen interpretatie en inschattingen. Daarmee kunnen zij sociale mythen over gedrag van mensen bij rampen blijven reproduceren (Carey, 1988, zoals in Tjeenk Willink, 1997). Ondanks dat in de wetenschappelijke literatuur al sinds 1960 bekend is dat paniek vaak geen probleem is bij rampen, wordt er nog veel over bericht (Tierney, Bevc & Kuligowski, 2006). Vooral in de nasleep van 9/11 werd de ‘mythe van paniek’ op verschillende manier versterkt. Volgens Tierney, Bevc en Kuligowski (2006) is er een universeel gebrek aan specialisten bij media op het gebied van individueel, groep en organisatorisch gedrag bij rampen. Dit gebrek aan begrip kan volgens hen een reden zijn dat mythen over gedrag van mensen bij rampen zo’n sterke invloed hebben op rampenjournalistiek. Dit sluit aan bij de vinding dat onder journalisten zelf ook de ‘mythe van paniek’ leeft (Roossien, 2011). Wanneer onderzoek wordt gedaan naar berichtgeving over rampen is het dus belangrijk om te kijken of de drie fasen onderscheiden door Tjeenk Willink (1997) doorlopen worden en hoe vaak er in iedere fase bericht wordt. Dit kan een indicatie geven over de mate van risico-versterking en kan aangeven of er als gevolg een ‘media-hype’ kan ontstaan. Als de invloed van de media op de 17
‘mythe van paniek’ wordt onderzocht is het niet genoeg om alleen te kijken naar hoe vaak bericht wordt over een ramp, maar ook op wat voor manier. Dit wordt gedaan in de inhoudsanalyse verderop in deze these.
1.4.
Framing
De media kunnen een belangrijke rol spelen door de manier waarop zij een gebeurtenis of dreiging van gevaar ‘framen’. Vooral de gekozen feiten en de context waarin deze worden geplaatst, de intensiteit van de berichtgeving en de gekozen woorden zijn van belang (Vasterman & Yzermans, 2002). ‘Framing’ is “the communicative process of highlighting and focusing on certain aspects of reality” (Birkland & Lawrence, 2009, p. 1406). Daarbij valt een onderscheid te maken tussen ‘media frames’ en ‘individuele frames’. Deze frames staan niet los van elkaar, maar kunnen elkaar beïnvloeden. In het kader van dit onderzoek omtrent televisienieuws ligt de nadruk echter op de ‘media frames’. Een ‘media frame’ is “a central organizing idea or story line that provides meaning to an unfolding strip of events… The frame suggests what the controversy is about, the essence of the issue” (Gamson & Modigliani, 1987, p. 143, zoals beschreven in Scheufele, 1999, p. 4). ‘Individuele frames’ kunnen per persoon verschillen en zijn “mentally stored clusters of ideas that guide individuals’ processing of information” (Entman, 1993, p. 53, zoals beschreven in Scheufele, 1999, p. 5). Een ‘media frame’ wordt bewust of onbewust gekozen door de media die bericht doen van een bepaalde gebeurtenis. Om een verhaal in een paar minuten te vertellen in het nieuws, moet immers de kern eruit gepikt worden. Hierdoor is het onderhevig aan selectie en de interpretatie van de journalist. Scheufele (1999) somt vijf factoren op die mogelijk beïnvloeden hoe journalisten een gebeurtenis ‘framen’. Scheufele (1999) noemt op basis van eerder onderzoek als belangrijkste: sociale normen en waarden, organisatorische druk en beperkingen, druk van belangengroeperingen, journalistieke routines en ideologische of politieke oriëntaties van journalisten. Dit kan natuurlijk ontzettend verschillen per journalist en situatie. In hoofdstuk 5 waar de interviews met verslaggevers en eindredacteuren van het NOS Acht-Uur-Journaal aan bod komen wordt hier verder op in gegaan. ‘Media frames’ kunnen grote invloed hebben. Een ‘media frame’ dat buiten de media gevormd werd en door de media overgenomen werd is de ‘war on terror-frame’ die president Bush van de Verenigde Staten construeerde na de aanslagen op 9/11. Er was ook een duidelijke ‘us versus them-frame’ te zien in de berichtgeving in de media na 9/11. Beide frames waren door de media overgenomen van Bush, die de frames gebruikte om zijn beleid kracht bij te zetten (Reese & Lewis, 2009). In dit geval was Bush de ‘frame-setter’ in plaats van de media zelf (Vasterman, Yzermans & 18
Dirkzwager, 2004). De ‘framing’ van Bush die overgenomen werd door de media, bepaalde voor een groot deel hoe er gedacht en gesproken werd over 9/11. Zijn ‘war on terror’ is steeds herhaald. Ook bij de orkaan Katrina, hadden ‘frames’ duidelijke gevolgen. Nadat de orkaan Katrina in 2005 een groot deel van New Orleans verwoestte, ontstond in de media al snel een ‘plunder-frame’. De nadruk lag op plunderingen en crimineel gedrag in het verwoestte deel (Berger, 2009; Tierney, Bevc & Kuligowski). Uit later onderzoek bleek er nauwelijks geplunderd te zijn. Het ontstaan van dit ‘frame’ is waarschijnlijk te verklaren met de mythen die heersen omtrent gedrag van mensen bij rampen. Zoals eerder al is uitgelegd, is de algemene verwachting die heerst dat in reactie op een ramp er plunderingen, relletjes, vandalisme en overtredingen ontstaan (Glass & Schoch–Spana, 2002; Wenger et al, 1975). Het gebruik van de ‘plunder-frame’ na de orkaan Katrina was niet zonder consequenties. De politie in het verwoeste gebied reageerde abrupt en soms zelfs gewelddadig. Zes dagen na de storm openden politieagenten het vuur zonder dat zij geprovoceerd werden. Twee mannen overleden, één raakte gehandicapt en nog vier mensen raakten gewond, terwijl zij de verwoeste stad wilden verlaten (Filosa, 2005b, zoals beschreven in Berger, 2009). De aanleiding voor dit gedrag was waarschijnlijk dat de politie overwerkt was, met te weinig personeel was en beïnvloed was door de berichtgeving over plunderingen en chaos, zoals iedereen dat was (Sims, 2007, zoals beschreven in Berger, 2009). De media beïnvloedden dus de reacties op de grond in extreme mate. Het is niet zo dat de ‘frames’ in de media altijd één-op-één worden overgenomen door het publiek. Dit was te zien bij de schietpartij in op de school Columbine High School in 1999 waarbij 12 studenten om het leven kwamen (Birkland & Lawrence, 2009). De twee meest dominante ‘frames’ in de berichtgeving in de media over Columbine koppelden de schietpartij aan een wapenprobleem en een probleem van de popcultuur (Birkland & Lawrence, 2009). Toch werd dit niet overgenomen door het publiek. The Pew Research Center onderzocht een jaar na Columbine hoe het publiek dacht over de oorzaken van de schietpartij. Zij noemde vooral slechte opvoeding als een oorzaak. Ook veranderde in de jaren na Columbine de politieke attitudes jegens wapenbezit niet (Birkland & Lawrence, 2009). ‘Media frames’ kunnen ‘individuele frames’ beïnvloedden, maar Price, Tewksbury en Powers (1995, 1996, 1997, zoals beschreven in Scheufele, 1999) vonden in onderzoek dat ‘individuele frames’ niet uitsluitend afhangen van de berichtgeving in de media. “Participants demonstrated a capacity to introduce their own thoughts, going beyond the information provided and drawing out some basic implications on their own” (Price et al, 1997, p.496, zoals beschreven in Scheufele, 1999, p.11). Dit sluit aan bij wat bekend is in de sociale psychologie over hoe wij de complexe wereld om ons heen proberen te verklaren. Wij hebben een zogenaamd ‘folk theory of mind and behavior’, een mechanisme waarmee wij de wereld om eens heen en andermans gedrag verklaren en proberen te 19
begrijpen (Malle, 2004). Dit systeem werkt in principe erg goed, aangezien wij goed functioneren in een complexe wereld met veel sociale contacten. Als wij de ander niet zouden begrijpen, zouden deze interpersoonlijke relaties erg moeilijk worden. Dit is te zien bij mensen met een stoornis in het autistisch spectrum. Zij missen een deel van de ‘folk theory of mind and behavior’ en hebben dus meer moeite met het begrijpen en verklaren van andermans gedrag (Malle, 2004). Onze ‘individuele frames’ hangen dus inderdaad niet volledig af van de informatie die wij krijgen via de media. Maar door fouten in de ‘folk theory of mind and behavior’ kan informatie in de media onze ‘individuele frames’ en hoe wij de informatie verwerken wél beïnvloeden. Een belangrijke fout, de ‘availability heuristic’, is in de inleiding al genoemd. De ‘availability heuristic’ is een mechanisme dat ervoor zorgt dat men de frequentie van een gebeurtenis inschat op basis van hoe makkelijk een soortgelijke gebeurtenis ingebeeld of herinnerd kan worden (Tversky & Kahneman, 1973). Dus als een ‘media frame’ keer op keer herhaald wordt, beïnvloed dat wel degelijk hoe vaak wij inschatten dat het voorkomt. Wij kunnen dat immers dan makkelijk herinneren. In het voorbeeld over de orkaan Katrina is dit te zien. De ‘plunder-frame’ werd heel erg veel gebruikt in de media, terwijl dat volledig onterecht was, er werd namelijk nauwelijks geplunderd (Berger, 2009). Maar de politieagenten gingen het geloven, met alle gevolgen van dien. Om uitspraken te kunnen doen over het gebruik van bepaalde frames in berichtgeving, moeten de frames geïdentificeerd worden. Dit wordt verderop in deze masterthese gedaan door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse op item- en zelfs op shotniveau. Frames kunnen geïdentificeerd worden door te letten op de invalshoek van de berichtgeving, welke mensen aan het woord komen, wat het kernthema is van de berichtgeving en wat er gezegd wordt. Maar ook wat in beeld gebracht wordt en hoe dat in beeld wordt gebracht. Ook de opbouw van het item kan wat zeggen over het gebruikte frame. Vooraf zijn de volgende frames opgesteld: ‘gebrek aan communicatie/doofpot’-frame, ‘gevaar voor de gezondheid’-frame, ‘verantwoordelijkheidsvraag’frame, ‘paniek/onrust onder de bevolking’- frame en het ‘anders, namelijk..’-frame. De frames zijn opgesteld op basis van informatie over de gebeurtenis, zie daarvoor hoofdstuk 3. Het frame ‘anders, namelijk..’ is opgesteld om tunnelvisie te voorkomen. In de inhoudsanalyse in hoofdstuk 4 wordt onderzocht in hoeverre deze frames gebruikt zijn in de berichtgeving.
1.5.
Media-hype
Hoe vaker een bepaald ‘media frame’ gebruikt wordt in de berichtgeving over een bepaald onderwerp, des te sterker kan dat de inschatting van mensen over hoe vaak het voorkomt beïnvloeden. Dit houdt de ‘mythe van paniek’ in stand. Als een bepaalde nieuwsgebeurtenis een ‘media-hype’ wordt, dan wordt de gebeurtenis nog vaker genoemd in de media. 20
Een ‘media-hype’ is “a media-generated, wall-to-wall news wave, triggered by one specific event and enlarged by the self-reinforcing processes within the news production of the media” (Vasterman, 2005, p.515). Een nieuwsgolf wordt pas een ‘media-hype’ genoemd als het voldoet aan de volgende criteria: één sleutelgebeurtenis; een eensgezinde nieuwsgolf; een plotselinge toename in berichtgeving over vergelijkbare gebeurtenissen en een sterke stijging van thematisch gerelateerd nieuws (Vasterman, 2005). Er moet dus duidelijk een aanleiding zijn, één gebeurtenis die in het nieuws komt. Het volgende criterium is dat er een eensgezinde nieuwsgolf ontstaat, dit betekent dat alle media op een soort gelijke manier en met een soort gelijke frequentie over de nieuwsgebeurtenis berichtten. Zij gebruiken bijvoorbeeld allemaal hetzelfde frame, besteden op dezelfde momenten weer aandacht aan de nieuwsgebeurtenis en de frequentie neemt eensgezind toe. Het volgende criterium is dat er een plotselinge toename in berichtgeving moet zijn over vergelijkbare gebeurtenissen. Is de sleutelgebeurtenis bijvoorbeeld een vliegtuigcrash, dan komt plotseling iedere noodlanding, crash of vliegtuigongeluk in de wereld in het nieuws. Een noodlanding in Afrika die anders wellicht niet nieuwswaardig genoeg was geweest, is dat nu misschien wel, want vliegtuigongelukken zijn actueel door de sleutelgebeurtenis. Het laatste criterium is dat er een sterke stijging van thematisch gerelateerd nieuws moet zijn. Na een vliegtuigcrash komt bijvoorbeeld ook een item in het nieuws die gaat over de veiligheidsvoorschriften van vliegtuigen en de verschillende soorten vliegopleidingen. Pas als aan alle vier de criteria wordt voldaan is sprake van een ‘mediahype’. Bij een ‘media-hype’ storten media zich dus allemaal op één specifieke gebeurtenis, maar zij hebben ook een versterkende werking. Tijdens een ‘media-hype’ lijkt de berichtgeving over een bepaald onderwerp een eigen leven te gaan leiden (Vasterman, Yzermans & Dirkzwager, 2004). Er is aandacht voor een specifiek ‘media frame’ binnen de nieuwsgebeurtenis. De media zullen tijdens de hype meer nieuws genereren rond de gebeurtenis. Vergelijkbare situaties worden erbij gehaald, gebeurtenissen uit het verleden worden opgerakeld, er is aandacht voor de achtergrond voor de gebeurtenis, optredens worden geëvalueerd en er is aandacht voor de reacties op de gebeurtenis (Vasterman, 2005). Doordat de gebeurtenis meer aandacht krijgt in de media is de gebeurtenis ook weer meer nieuwswaardig, waardoor andere media ook aandacht zullen gaan besteden aan de gebeurtenis (Vasterman, Yzermans & Dirkzwager, 2004). Alhoewel er zo nu en dan wel andere ‘media-frames’ zullen worden genoemd, zal het belangrijkste ‘media-frame’ zorgen voor de versterking van de nieuwsgolf door steeds op zoek te gaan naar ‘nieuwer’ nieuws. Als de media zichzelf zo blijven versterken dat de ‘media-hype’ een eigen leven gaat leiden, dan is er een scheve verhouding aan het ontstaan tussen de nieuwsgolven en de echte wereld waar de media bericht van horen te doen (Vasterman, 2005). Het geeft het publiek de indruk dat het 21
probleem erger en erger wordt (Vasterman, Yzermans & Dirkzwager, 2004). Dit kan risico-versterking tot gevolg hebben, wat weer kan zorgen voor angst en nieuwe ontwikkelingen zoals het toekennen van gezondheidsproblemen aan de gebeurtenis (Vasterman, Yzermans & Dirkzwager, 2004). Risicoversterking houdt in dat een bepaalde risico uitvergroot wordt en dit kan sociale, politieke en economische consequenties tot gevolg hebben. Mensen hebben namelijk de neiging om de verklaringen die gegeven worden in de media aan te nemen en te koppelen aan klachten die zij zelf hebben. Een voorbeeld van een economische consequentie van risico-versterking in de media is de opmerking van Pieter Lakeman in ‘Goedemorgen Nederland’ op 1 oktober 2009 over het omvallen van de DSB bank. Lakeman riep in het ochtendprogramma rekeninghouders op om hun spaargeld weg te halen bij de DSB Bank. Dit nieuws ging een eigen leven leiden en versterkte het groeiende wantrouwen onder de bevolking. Mede door deze opmerking in de media ontstond een bankrun en een tijd later ging de DSB Bank failliet (Televizier.nl, 2009; Wikipedia, 2011). De bankrun is uiteraard niet alleen door de opmerking van Lakeman ontstaan. Er heerste een economische crisis, men was bezorgd en volgde al tijden de media om op de hoogte te zijn van de laatste ontwikkelingen. Toch heeft die ene opmerking in de media een versterkend effect gehad. Een ander voorbeeld is de ‘Bijlmermeerziekte’. De ‘Bijlmermeerziekte’ ontstond door ‘mediahypes’ gedurende de jaren na het vliegtuigongeluk in twee flatgebouwen in Bijlmermeer in Amsterdam in 1992. De jaren na de vliegtuigcrash is er veel gespeculeerd in de media. ‘Media-hypes’ doken jaren achter elkaar op rondom een ‘verzwijg/gif-frame’, een frame waarin werd benadrukt dat werd verzwegen dat gif mogelijk de gezondheidsklachten kon verklaren. Tussen 1992 en 1999 steeg het aantal mensen met gezondheidsklachten van enkele tientallen naar zesduizend. Opvallend genoeg meldden steeds na nieuwe media-aandacht nieuwe groepen mensen zich met klachten. Daarnaast verwezen veel slachtoffers direct naar berichtgeving in de media. Dit zijn sterke indicatoren dat de ‘Bijlmermeerziekte’ helemaal niet veroorzaakt werd door het vliegtuigongeluk of eventueel gif, maar door het effect van de ‘media-hypes’ omtrent het ‘verzwijg/gif-frame’ (Vasterman, Yzermans & Dirkzwager, 2004). Om vast te stellen of het NOS Acht-Uur-Journaal heeft bijgedragen aan het ontstaan van een ‘media-hype’ rondom de brand in Moerdijk moet een kwantitatieve inhoudsanalyse gedaan worden op programma-niveau. Per dag wordt gekeken hoeveel nieuwsonderdelen over de brand in de uitzendingen van het NOS Acht-Uur-Journaal zaten. Er wordt gekeken of daar een toename in frequentie te zien is gedurende de twee weken na de brand. Daarnaast wordt er gekeken of in de uitzendingen van het NOS Acht-Uur-Journaal gedurende de twee weken na de brand sprake is van berichtgeving over vergelijkbare gebeurtenissen en thematisch gerelateerde gebeurtenissen. Ook 22
hierbij wordt weer gekeken of er sprake is van een stijging. Op basis van deze analyse kunnen dan conclusies getrokken worden.
1.6.
De literatuur en het onderzoek
In dit hoofdstuk heb ik uiteengezet wat de ‘mythe van paniek’ is, welke kenmerken de mythe heeft en wat de begrippen rampenjournalistiek, framing en ‘media-hypes’ betekenen. Daarnaast heb ik enkele belangrijke definities gegeven. De theorieën, genoemd in dit hoofdstuk, vormen een samenhangend geheel. Samengevat geldt dat als er een ‘media-hype’ ontstaat rondom een ‘paniekframe’ bij een ramp of crisis, dit de ‘mythe van paniek’ erg zal versterken. Doordat de media er keer op keer aandacht aan besteden en vergelijkbare gebeurtenissen zullen aandragen, denkt het publiek dat het probleem steeds groter wordt. Het meest dominerende frame, bijvoorbeeld het ‘paniekframe’, zal de leidende rol gaan spelen in de nieuwsgolf. Tegenstrijdige informatie of frames, zoals dat paniek weinig voorkomt (een feit dat experts kennen), zullen weinig aandacht krijgen. Daarom zal men snel denken dat paniek vaak voorkomt bij rampen of crises. De druk op media om continu nieuws te produceren en de concurrentie tussen de vele soorten media zullen er voor zorgen dat men binnen het belangrijkste ‘media-frame’ op zoek zal gaan naar nieuw-nieuws. Ook kan dit resulteren in het overnemen van wat andere media produceren. De ‘mythe van paniek’ wordt weliswaar niet veroorzaakt door de media, maar kan op deze manier wel versterkt en in stand gehouden worden. De theorie over de ‘mythe van paniek’ en de kenmerken zijn belangrijk voor het gehele onderzoek. De algehele theorie over de ‘mythe van paniek’ is van belang als achtergrond bij het interviewen van de verslaggevers en eindredacteuren. Op basis van deze theorie kunnen interviewvragen worden opgesteld voor de beantwoording van deelvraag 4: Verwachtten de verslaggevers en eindredacteuren van het NOS Acht-Uur-Journaal ten tijde van de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk paniek onder de bevolking? en deelvraag 5: Hoe werd er tijdens het nieuwsproces op de redactie gesproken over eventuele gevolgen van hun berichtgeving wat betreft paniek onder de bevolking? Dit valt samen met het vierde kenmerk van de ‘mythe van paniek’: De verslaggevers en eindredacteuren verwachtten tijdens de ramp zelf paniek. De prikkels die paniek kunnen aanwakkeren en geruststellingstechnieken kunnen een sturende werking hebben op het ontstaan van paniek en op de ‘mythe van paniek’. Dit wordt later gekoppeld aan de resultaten van de item- en shotanalyse. De theorie over rampenjournalistiek is belangrijk bij de kwantitatieve inhoudsanalyse. Om een beeld te krijgen van de berichtgeving wordt in die analyse gekeken naar wat het gemiddelde 23
percentage van het NOS Acht-Uur-Journaal is dat aan de brand besteed wordt en uit hoeveel items dat bestaat. Ook wordt er gekeken waar de items in de uitzending geplaatst zijn. Een opening van het Journaal is doorgaans het belangrijkste nieuws en kort nieuws juist niet. De plek in de uitzending zegt dus wat over hoe nieuwswaardig het NOS Acht-Uur-Journaal de brand die dag vond. En tot slot moet gekeken worden in welke fasen binnen de rampenjournalistiek (de wie, wat, waar-fase; verdieping/achtergrond-fase; verantwoordelijkheidsvraag-fase) het nieuws zich bevindt. Hiermee kan het eerste deel van deelvraag 1 beantwoord worden: Hoeveel tijd (en aan welke fasen binnen de rampenjournalistiek) besteedde het NOS Acht-Uur-Journaal in haar nieuwsbulletins aan de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? In hoeverre heeft het NOS Acht-UurJournaal bijgedragen aan het ontstaan van een ‘media-hype’? Dit kan een indicatie geven over de mate van risico-versterking en of er een ‘media- hype’ dreigt te ontstaan. De theorie over framing is belangrijk bij de kwalitatieve inhoudsanalyse. Er zijn verschillende frames opgesteld: ‘gebrek aan communicatie/doofpot’-frame, ‘gevaar voor de gezondheid’-frame, ‘verantwoordelijkheidsvraag’-frame, ‘paniek/onrust onder de bevolking’- frame of ‘anders, namelijk..’-frame. Vervolgens kan worden gekeken of deze frames ook terug te vinden zijn in de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Hierbij kunnen ook de eerste drie kenmerken van de ‘mythe van paniek’ geïdentificeerd worden: (1) veel aandacht voor de gevolgen van de ramp voor burgers en hun reactie; (2) in de berichtgeving komen woorden voor die verwijzen naar paniek, onrust, angst et cetera en (3) de items over de ramp laten beelden die paniek suggereren zien. De inhoudsanalyse zal plaats vinden op itemniveau en shotniveau. Op basis van de analyse en de literatuur kan deelvraag 2 beantwoord worden: Welke frames op itemniveau en op shotniveau kan ik herkennen in de berichtgeving van het NOS Acht-UurJournaal over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? En tevens deelvraag 3: Wat voor betekenis hebben de frames gegeven aan de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal en wat kunnen de gevolgen van deze berichtgeving zijn geweest? De theorie over ‘media-hype’ is belangrijk voor de kwantitatieve inhoudsanalyse die zich meer richt op het nieuwsproces dan op de berichtgeving. Om te toetsen of er bij de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk door het NOS Acht-Uur-Journaal spraken is van een ‘media-hype’ moet gekeken worden naar de frequentie van de berichtgeving over de gebeurtenis. Maar ook of er sprake is van een toename in de berichtgeving over vergelijkbare gebeurtenissen en thematisch gerelateerd nieuws. Hiervoor moet dus op programma-niveau gekeken worden, zodat er geen items gemist worden. De resultaten van die analyse beantwoorden het tweede deel van deelvraag 1: Hoeveel tijd (en aan welke fasen binnen de rampenjournalistiek) besteedde het NOS Acht-Uur-Journaal in haar nieuwsbulletins aan de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in 24
Moerdijk? In hoeverre heeft het NOS Acht-Uur-Journaal bijgedragen aan het ontstaan van een ‘media-hype’?
25
Hoofdstuk 2:
Het NOS Journaal
In dit onderzoek staat de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand bij ChemiePack in Moerdijk centraal. Hier is voor gekozen omdat het NOS Journaal het best bekeken televisienieuws is in Nederland en het Acht-Uur-Journaal haar best bekeken bulletin is (Wijfjes, 2005). Daarnaast heeft de NOS een publieke taak en daardoor ook taakbesef, zoals zal blijken uit dit hoofdstuk. Televisienieuws heeft een grote impact door de combinatie van beeld, geluid en tekst. Dit blijkt ook uit het mediagebruikersrapport over 2010 (Veldkamp, 2010). Hierin is getracht een impactscore te geven aan mediakanalen op basis van het bereik, de informatieve waarde, de geloofwaardigheid en het belang voor de meningsvorming. Het NOS Journaal scoort hier het allerhoogste op. Wanneer er dus iets gebeurt in Nederland schakelen erg veel mensen in op het NOS Journaal. Het NOS Journaal was het eerste televisiejournaal en heeft de concurrentie van de commerciële omroep doorstaan. Het staat dus buiten kijf dat het NOS Journaal een erg invloedrijke journalistieke organisatie is die een groot publiek bereikt. Het is daarom belangrijk om in kaart te brengen hoe deze grote nieuwsorganisatie in Nederland bericht doet van de brand in Moerdijk en welke afwegingen hieraan ten grondslag lagen. Een groot bereik brengt immers ook grotere beïnvloeding van het publiek met zich mee. In 2005 had het NOS Acht-Uur-Journaal een dagelijks bereik van tussen de 1 miljoen en 1,5 miljoen kijkers (Wijfjes, 2005). Maar soms kijken er zelfs vele malen meer mensen. Zo keken er op 18 april 2010 zelfs 3,4 miljoen mensen naar het NOS Acht-Uur-Journaal (Stichting KijkOnderzoek, 2011). Op die dag opende het NOS Acht-Uur-Journaal met het nieuws dat de eerste vrachtvliegtuigen vanaf Schiphol weer vertrokken, maar dat passagiersvliegtuigen nog niet vlogen in verband met de aswolk die na een vulkaan uitbarsting in IJsland over Europa ging (NOS, 2010). Op de dag van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk werd het NOS Acht-Uur-Journaal door 2,9 miljoen mensen bekeken (Mediacourant, 2011). Ter vergelijking: het half acht-bulletin van RTL Nieuws bereikte die dag een recordaantal kijkers, namelijk 2,3 miljoen. Het NOS Acht-Uur-Journaal is dus na jaren nog steeds het best bekeken televisiejournaal. Ten tijde van het schrijven van deze masterthese, wordt die positie van het NOS Acht-Uur-Journaal steeds onzekerder. Op 16 november 2011 is het half acht-bulletin van het RTL Nieuws voor het eerst beter bekeken dan het NOS Acht-Uur-Journaal (TV Premiere, 2011). Naar het RTL Nieuws keken 1,4 miljoen kijkers en naar het NOS Journaal keken die avond 1,3 miljoen kijkers.
2.1.
Geschiedenis van het NOS Journaal
Het NOS Journaal is in 1956 opgericht als het NTS-Journaal. Het NTS-Journaal was het eerste 26
Nederlandse televisiejournaal. Dagbladjournalistiek was tot dan toe het belangrijkste medium voor nieuwsvoorziening (Wijfjes, 2005). Daarnaast had je nog het Polygoon bioscoopjournaal dat werd uitgezonden in de bioscoop voordat de film begon. Het NTS-Journaal werd voornamelijk opgericht om meer aandacht te krijgen voor de avondprogramma’s van de omroepverenigingen. Drie keer per week zond het NTS-Journaal in eerste instantie een nieuwsbulletin uit. Het bulletin om acht uur duurde tot 1975 maar een kwartier, later werd dat 20 minuten en vanaf 1998 duurde een nieuwsbulletin 25 minuten. Van drie bulletins per week is het Journaal uitgebreid tot zo’n 85 bulletins per week in 2004 (Wijfjes, 2005). In de eerste week van januari 2012 werden er zelfs al zo’n 100 bulletins uitgezonden. Dit is inclusief bulletins met gebarentolk (NOS, 2012). Het NTS-Journaal had als taak om de belangrijkste feiten rondom het nieuws te brengen. Duiding en achtergronden werden gegeven door de omroepen. Aan het feit dat het Journaal enorm is uitgebreid en nu ook duiding en achtergrond geeft is al te zien dat het Journaal in de 55 jaar dat het bestaat een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt. Als we kijken naar de ontwikkeling van het Journaal dan zijn een aantal aspecten belangrijk: de opkomst van concurrentie, politieke, culturele en vooral technologische omstandigheden en de hoofdredacteuren. Het televisienieuws heeft door de jaren heen een enorme groei doorgemaakt. Zo kreeg het NTS/NOS-Journaal directe concurrentie door de opkomst van de commerciële omroep (Wijfjes, 2005). In 1989 startte RTL Nieuws, in 1996 SBS Nieuws en Talpa startte in 2005 NSE (dat een jaar later weer werd geschrapt). Door de groeiende concurrentie moest het Journaal zich aanpassen. Zij deden dit voornamelijk door te groeien op gebied van redactie en aantal nieuwsbulletins, maar ook door het nieuwsproces aanzienlijk te versnellen. Ondanks deze concurrentie is het NOS Journaal steeds goed zichtbaar gebleven in de wereld van het televisienieuws. In een artikel van Huub Wijfjes (2005) over 50 jaar televisienieuws wordt de driedeling van Jo Bardoel (1996) gebruikt voor het NOS Journaal. Door politieke, culture en technologische omstandigheden is volgens hem de stijlverandering van het NOS Journaal op te delen in drie stijlen: een filmstijl (tot 1965), een persstijl (tot 1985) en een televisiestijl (in de jaren negentig). Ongeveer de eerste tien jaar van het NTS/NOS-Journaal leek het televisiejournaal erg op het Polygoon Journaal dat vertoond werd in de bioscopen. Het nieuws had veelal betrekking op wat autoriteiten te zeggen hadden of deden. Daarnaast was er plek voor luchtige onderwerpen over bijzondere mensen die niet zozeer aan de actualiteiten gebonden waren. Hard nieuws kwam vooral kant en klaar van internationale persbureaus en gingen dus vaak over het buitenland. Het Journaal bracht in die tijd feiten, wanneer er duiding nodig was kwamen de omroepen in beeld (Wijfjes, 2005). De hoofdredacteur heeft een sterke invloed op het imago van het Journaal en daarom deelt Ad van Liempt (2005) de geschiedenis van het Journaal zelfs in op basis van de hoofdredactionele regimes. In 27
de eerste fase, de filmstijl, was Carel Enkelaar hoofdredacteur. Carel Enkelaar heeft het NTS-Journaal echt neergezet en succesvol gemaakt. Hij begon met een organisatie van vijf personen (Van Liempt, 2005). Het belangrijkste in die periode voor het NTS-Journaal was beter worden dan het Polygoon Journaal. Dit lukte Enkelaar voornamelijk door het gebruik van verslaggevers. In de periode van Dick Simons (vanaf 1963), de tweede hoofdredacteur, ging het een stuk minder goed met het Journaal. Onder Simons versterkte de greep van de omroepen op het Journaal. Dit betekende dat het Journaal alleen de feitelijkheden omtrent een nieuwsgebeurtenis kon geven. De omroepen zorgde voor duiding en achtergrond. Toch is hij de langstzittende hoofdredacteur geweest (elf jaar lang) In de tweede fase, de persstijl, produceerde het NOS Journaal (vanaf 1969 heette het NTS Journaal het NOS Journaal) steeds sneller en ‘harder’ nieuws. Ook kwam er langzaam iets meer plek voor eigen toelichting. De journalistiek moest kritischer en professioneler worden. Vooral met de benoeming van oud-Brandpunt-redacteur Ed van Westerloo als hoofdredacteur in 1976 versnelde deze ontwikkeling. Van Westerloo bracht achtergrondberichtgeving naar de NOS. Dit was een grote verandering, omdat voorheen de omroepen de achtergrond en duiding gaven en de NOS alleen maar de feitelijkheden. Terugkijkend naar de drie fasen in rampenjournalistiek zou gezegd kunnen worden dat voor de komst van Ed van Westerloo het NOS Journaal met name aandacht schonk aan de wie, wat, waar-fase. Nu kwam er ook plek voor de tweede fase, namelijk verdieping en achtergrond. In de inhoudsanalyse verderop in deze these wordt onderzocht welke van de drie fasen tegenwoordig veel aan de orde komen. De verandering naar meer achtergrond en duiding werd vooral mogelijk door de technologische ontwikkelingen in deze tijd, zoals de komst van de ENG (Electronic News Gathering). Ook ontstond er in deze tijd een internationaal correspondentennetwerk. En daarnaast werd het Jeugdjournaal en het Half-Zes-Journaal gestart (Wijfjes, 2005). Van Westerloo werd in 1985 opgevolgd door Peter Brusse. Brusse slaagde er echter niet in om een aantal veranderingen door de organisatie te loodsen en na twee jaar stopte hij als hoofdredacteur. In de laatste stijl, de televisiestijl, is het Journaal steeds zelfstandiger en professioneler geworden. Het richtte zich steeds meer op bepaalde kijkersdoelgroepen en er kwam meer nadruk te liggen op emotie. De opkomst van de commerciële televisie heeft dit enorm beïnvloed. Het Journaal is zich in deze laatste periode steeds meer gaan richten op live televisie met meer aandacht voor persoonlijke verhalen en minder voor formele figureren. De uitdaging hierin lag en ligt in het behouden van de kwaliteit (Wijfjes, 2005). De opvolger van hoofdredacteur Peter Brusse, Gerard van der Wulp, kreeg te maken met een leegloop van de redactie door onder andere de komst van het achtergrondprogramma NOS LAAT en de commerciële omroep. Hierdoor moest hij op een gegeven moment 27 vacatures uitschrijven met als gevolg een enorme verjonging op de redactie, maar ook een verlies aan ervaring. Het zelfbeeld en de prestaties van het NOS Journaal fluctueerden in die 28
periode. Nico Haasbroek volgde hem in 1997 op. Haasbroek pleitte voor meer emotie in het nieuws. Dit ‘opleuken’ van het nieuws viel niet bij alle werknemers van het Journaal in goede aarde (Van Liempt, 2005). In 2002 werd Hans Laroes hoofdredacteur van het NOS Journaal. Hij introduceerde het begrip ‘het verbinden van de straat en de staat’, de crossmediale journalistiek en het gebruik van social networks in de journalistiek (Laroes, 2011). Hiermee heeft Laroes de manier van werken van de NOS enorm veranderd. In paragraaf 2.3. wordt hier uitvoerig op ingegaan. Hans Laroes pleitte sterk voor minder autoriteiten in het nieuws en meer de reacties van de mensen op straat. Dit heeft ongetwijfeld ook beïnvloed welke hoofdpersonen een rol spelen in berichtgeving. Komen autoriteiten aan het woord of deskundigen, betrokkenen of journalisten? Op basis van de invloed van Hans Laroes, nog hoofdredacteur ten tijde van de Moerdijkbrand, is te verwachten dat autoriteiten niet veel aan het woord komen, maar betrokkenen juist wel. De uitgangspunten van de NOS onder Laroes kunnen ook beïnvloed hebben hoe personen door de NOS zijn ondervraagd. In de inhoudsanalyse verderop wordt dat onderzocht. In 2011 is Laroes afgetreden, Marcel Gelauff volgde hem in juli 2011 op als hoofdredacteur (NOS, 2011).
2.2.
Structuur en werkwijze van het NOS Journaal
De NOS als organisatie is onderdeel van de publieke omroep wat betekent dat zij valt onder de Mediawet. In deze wet staat dat de NOS verantwoordelijk is voor “het media-aanbod op het gebied van nieuws, sport en evenementen; het verzorgen van teletekst en het toegankelijk maken van het media-aanbod via alle beschikbare elektronische aanbodkanalen” (NOS, onbekend, online). De NOS heeft van de overheid de taak gekregen om alle inwoners van Nederland onafhankelijk en betrouwbaar te informeren. Dit doet zij dus via alle mogelijke elektronische aanbodkanalen, dus radio, televisie, maar ook via de site, sociale netwerken en mobiele telefoons. De NOS is inmiddels uitgegroeid tot een organisatie van meer dan 650 medewerkers in vaste dienst, aangevuld met freelancers. 380 medewerkers daarvan werken voor het nieuws. Verspreid over 25 verschillende landen heeft de NOS 35 correspondenten. Deze medewerkers van de NOS werken sinds 2006 crossmediaal, dus voor meerdere media. De NOS heeft drie afdelingen: NOS Nieuws, NOS Sport en NOS evenementen. NOS Nieuws bestaat weer uit verschillende programma’s. Het belangrijkste programma is natuurlijk het NOS Journaal. Het belangrijkste nieuwsbulletin van het NOS Journaal is het NOS Acht-Uur-Journaal, maar ook om 18.00 uur is er een uitgebreid bulletin. Daarnaast verzorgt het NOS Journaal tussen zeven uur ’s ochtends en middennacht Journaals. Naast het NOS Journaal zendt de NOS op televisie ook het NOS Jeugdjournaal uit en NOS op 3. Het NOS Jeugdjournaal is een dagelijks Journaal wat om 08.45 en 18.45 uur wordt uitgezonden en als doelgroep kinderen tussen de 9 en 12 jaar heeft. NOS op 3 richt zich ook op een relatief jong publiek, 29
maar niet op kinderen. NOS op 3 zendt uit op televisie en op de radio en heeft als zwaartepunt een website. NOS op 3 maakt veel gebruik van interactie met het publiek door middel van social media. Zo vragen zij vaak de mening van het publiek over een bepaalde nieuwsgebeurtenis (NOS, onbekend). De NOS is niet alleen maar op televisie te vinden, maar ook op hun twee digitale themakanalen Journaal 24 en Politiek 24, op de radio, teletekst en op internet. De twee digitale themakanalen zijn te ontvangen via internet en via digitale televisie. Op Journaal 24 is continu het laatste Journaal te zien en worden met enige regelmaat live-uitzendingen uitgezonden. Politiek 24 richt zich met name op de politiek in Nederland en zendt dan ook vaak Tweede Kamer debatten uit. Op Radio 1 worden dagelijks elk uur NOS Journaal bulletins uitgezonden. In de avond zendt Radio 1 het programma NOS Met het Oog op Morgen uit. Tot slot onderhoudt de NOS op televisie en internet ook nog steeds Teletekst. Hierop wordt dag en nacht het laatste nieuws gepubliceerd. Dit gebeurt ook op internet. Naast het laatste nieuws staan op nos.nl ook veel audio en video fragmenten en weblogs (NOS, onbekend). De verslaggevers en redacteuren van het NOS Journaal werken crossmediaal. Zij worden aangestuurd door de chef van de deelredactie. Deze chefs worden weer door de coördinatoren van de deelredacties aangestuurd. De eindredacteur van respectievelijk televisie, internet of radio stuurt vervolgens weer de coördinatoren van de deelredacties aan. Doorgaans worden de verslaggevers op pad gestuurd na een redactievergadering waarin bepaald wordt aan welke onderwerpen die dag aandacht wordt besteed. Het kan zijn dat een verslaggever een item zelf voorbereid, maar meestal gebeurt dat door de redacteuren die de voorproductie verzorgen. Zij zorgen voor een camerapersoon en facilitaire middelen zoals bijvoorbeeld een satellietwagen waarin ook ter plekke kan worden gemonteerd en waar vandaan de items kunnen worden ingestart. In het nieuwsproces werkt de Haagse redactie natuurlijk veel samen met verslaggevers in Den Haag die ook zelf actief opzoek gaan naar nieuws. De buitenlandredactie werkt met persbureaus en het eigen correspondentennetwerk. Om dit nieuwsproces vloeiend te laten verlopen wordt er op meerdere niveaus minimaal vijf keer per dag vergaderd (Discussienota NOS-Journaal, 2005, zoals beschreven in Das, 2010). Met als resultaat een 24/7 nieuwsproductie via verschillende (digitale) kanalen van de NOS.
2.3.
Journalistieke aanpak en uitgaanspunten van het NOS Journaal
Het NOS Journaal is in 2006 intern volledig gereorganiseerd. Voorheen waren het NOS Jeugdjournaal, NOS Online, Radio 1 Journaal en alle andere onderdelen zelfstandige redacties met ieder een eigen 30
hoofdredactie. Dat veranderde in 2006, alle namen en programma’s bleven hetzelfde maar vielen onder één hoofdredactie: NOS Nieuws (Laroes, 2007). Deze reorganisatie moest leiden tot andere verhalen en tot verhalen op alle, door de digitale techniek mogelijk gemaakte, kanalen. Hierbij hoorde ook een nieuwe journalistieke aanpak en uitgaanspunten. In de discussienota’s ‘Ten Aanval’ (2002) en ‘Hooggeëerd publiek’ (2005) bracht Hans Laroes, toenmalig hoofdredacteur, zijn visie naar buiten. Hans Laroes was zich van één ding goed bewust: het NOS Journaal is een publieke organisatie en dit schept verplichtingen aan de kijkers (Laroes, 2007). Het NOS Nieuws heeft dan ook tien publieke beloften geformuleerd; beloften die NOS Nieuws doet aan zijn kijkers. In de beloften zitten de meeste uitgaanspunten alsmede de journalistieke aanpak verpakt (Laroes, 2007, p. 123-124): 1. NOS Nieuws is onafhankelijk van welke politieke en/of andere opvatting dan ook. 2. NOS Nieuws biedt feiten, inzicht en overzicht. 3. NOS Nieuws opereert volgens traditionele journalistieke normen: hoor en wederhoor, respect voor privacy. 4. NOS Nieuws beschouwt de kijker, luisteraar en gebruiker als volwaardig burger, die zelf zijn of haar eigen oordelen vormt, mede op basis van de informatie die NOS Nieuws aanreikt. 5. NOS Nieuws is in selectie, uitwerking, aanpak en toon onbevangen. 6. NOS Nieuws ambieert iedereen te bereiken. 7. NOS Nieuws wil actief zijn op zo veel mogelijk platforms, reageert op en creëert nieuwe toepassingen. 8. NOS Nieuws is transparant: discussieert en legt verantwoording af over keuzes, aanpak en uitwerking, publiceert zijn budget en alle andere relevante gegevens. 9. NOS Nieuws herstelt zijn fouten en beantwoordt reacties. 10. NOS Nieuws laat zich beoordelen door een van de redactie onafhankelijk Ombudsman. Zoals de derde publieke belofte al stelt, is NOS Nieuws ‘ouderwets’ wat betreft sommige journalistieke normen en waarden. Zij opereert volgens traditionele journalistieke normen. Maar ook NOS Nieuws beseft dat actuele ontwikkelingen de NOS dwingen om mee te gaan met de veranderingen. Laroes (2007) onderscheidt twee belangrijke ontwikkelingen die volgens hem in de maatschappij spelen: er heerst een gevoel van kwetsbaarheid en onveiligheid onder de burgers en de overheid en de instituties van de staat zijn hun natuurlijke autoriteit kwijt geraakt. Deze ontwikkelingen spelen in de maatschappij en daar krijgt NOS Nieuws dus ook mee te maken. Specifiek voor de media herkent Laroes ook belangrijke ontwikkelingen. De nieuwsconsument is aan het veranderen. De samenleving leest steeds minder de krant en televisienieuws kan makkelijk worden weggezapt. Tegelijkertijd zijn de journalisten die de nieuwsconsumenten van het nieuws 31
moeten voorzien steeds verder van hun lezers, luisteraars en kijkers komen te staan. De journalistiek staat helemaal niet zo midden in de samenleving als zij zelf pretendeert, vindt Laroes. Onder Hans Laroes trachtte NOS Nieuws dit te veranderen. NOS Nieuws en haar journalisten moeten het publiek weer serieus gaan nemen. Dit betekent dat zij de nieuwsconsumenten als volwaardige burger zien, zoals ook is geformuleerd in de vierde publieke belofte. In de nota ‘Hooggeëerd Publiek’ (2005) schreef Laroes dan ook: “We hopen en gaan ervan uit dat zij [de mensen voor wie de NOS werkt, LR] aan het eind van de dag, mede op basis van de door ons aangereikte informatie, ietsje meer van de wereld waarin ze leven begrijpen dan ’s ochtends het geval was” (Laroes, 2007, p. 125). Die nieuwe houding waarin het publiek serieuzer genomen wordt, werd in de nota ‘Ten Aanval’ (2002) ook al genoemd. Daarin stond het uitgangspunt centraal dat de staat en de straat met elkaar verbonden moet worden. In het verleden koos de journalistiek met name het perspectief van instituties. Nu kijkt de NOS meer naar wat er echt in de samenleving speelt (Laroes, 2007). Ze hangen de thermometer in de maatschappij en kijken vervolgens of de instituties dezelfde agenda’s hebben. Ook wordt het publiek meer tegemoet gekomen door gebruik te maken van de digitale technologie en te verschijnen op de plekken waar het publiek ook komt. Dit staat ook in de zevende publieke belofte. Ten slotte moeten deze digitale plekken ook serieus genomen worden als bronnen van nieuws en van discussie. Om deze uitgangspunten te bereiken is een goede journalistieke aanpak natuurlijk nodig. De NOS wil dus dat kijkers aan het eind van de dag iets meer van de wereld waarin ze leven begrijpen. Dit probeert de NOS te bereiken door de nieuwsconsument serieus te nemen en centraal te zetten. Daarnaast blijven zij investeren in buitenlandberichtgeving en onderzoeksjournalistiek. De wereld waarin de kijker leeft eindigt immers niet bij wat aan de buitenkant te zien is van wat er speelt in de bestuurlijke en politieke elite, en ook niet bij landsgrenzen, redeneert Laroes (2007). “Niet de wil, maar de wereld van de kijker” staat centraal (Laroes, 2007, p. 126). Dit betekent dus niet dat het nieuws populistisch wordt en dat puur alleen het nieuws gebracht wordt dat de kijkers willen zien. De journalisten selecteren op basis van hun journalistieke ervaring en kennis. Het doel is om voor verheldering, inzicht en overzicht te zorgen. Het nieuws moet toegankelijk zijn, zodat een groot publiek gediend kan worden. Zie de publieke belofte nummer zes. Maar dit houdt, wat Laroes betreft, geen versimpeling of een verlies van kwaliteitsjournalistiek in. Als de wereld geordend en verklaard is, dan kan iedere geïnformeerde burger zijn mening erover vormen. De meeste cruciale fout die journalisten dan ook kunnen maken is hun publiek als dom beschouwen, vindt Laroes. En daarmee zijn we weer terug bij het publiek serieus nemen en centraal stellen. Tot slot wil de NOS ook zijn houding veranderen richting het publiek over de journalistieke processen. Wat voor kort nog vaak binnen de redactiemuren bleef, mag nu meer naar buiten. De 32
NOS wil transparant zijn over haar werkwijze, meer uitleg geven over haar keuzes en meer discussie genereren. Op de weblog van de hoofdredacteur is dit ook goed terug te zien.
2.4.
Conclusie over het NOS Journaal
Het NOS Journaal heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt en staat nooit stil. De inhoudsanalyse verderop in deze masterthese moet in het licht van de meest recente ontwikkelingen bij NOS Nieuws worden uitgevoerd. Had ik 50 jaar geleden de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal onderzocht, dan was ik waarschijnlijk alleen de eerste fase in rampenjournalistiek tegengekomen, namelijk de wie, wat, waar-fase. Doordat de omroepen onder hoofdredacteur Van Westerloo minder grip kregen op het nieuws en Van Westerloo zelf stond voor meer achtergrond en duiding is vanaf dat moment waarschijnlijk ook de achtergrond en duiding fase in rampenjournalistiek terug te zien. Ik verwacht dat dat nog steeds het geval is. De derde fase in de rampenjournalistiek, de verantwoordelijkheidsvraag, verwacht ik bij de berichtgeving over de Moerdijkbrand ook aan te treffen. Laroes zei het al: er heerst een gevoel van kwetsbaarheid en onveiligheid onder de burgers en de overheid en de instituties van de staat zijn hun natuurlijke autoriteit kwijt geraakt in de maatschappij. Dit kan argwaan jegens de autoriteiten met zich mee brengen en er voor zorgen dat de vraag wie verantwoordelijk is eerder wordt gesteld. Onder leiding van Nico Haasbroek kwam er meer plek voor emotie in het nieuws. Het nieuws werd hier wellicht iets sensationeler van. Woorden als paniek en onrust die lekker bekken, worden om die reden misschien sinds zijn hoofdredacteurschap makkelijker en sneller gebruikt. Hier wordt naar gekeken in de inhoudsanalyse op shotniveau en wordt overgesproken met de verslaggevers en eindredacteuren van het NOS Acht-Uur-Journaal tijdens de interviews. Tot slot heeft Hans Laroes een belangrijke ontwikkeling ingezet die hij ‘van de staat naar de straat’ noemde. Laroes vond dat er minder plek moest zijn voor autoriteiten en meer voor de reactie van de gewone mens. De nieuwsconsument moest serieuzer genomen worden en de wereld van de kijker moet centraal staan. In de inhoudsanalyse wordt dan ook gekeken hoelang autoriteiten, deskundigen, betrokkenen en journalisten in de berichtgeving over de brand in Moerdijk aan het woord zijn. Vervolgens komt in de interviews aan de orde waarom bepaalde hoofdpersonen veel of weinig aan het woord zijn geweest. Wellicht zijn deskundigen aan het woord geweest om de kijker gerust te stellen of was het gebruik van een verslaggever in beeld bedoeld als geruststellingstechniek? Het is interessant om te kijken of en waarom betrokkenen bij de brand, zoals omwonenden, veel aan het woord zijn geweest en autoriteiten minder. Wellicht liggen dezelfde overwegingen die Laroes introduceerde hieraan ten grondslag. 33
Ook de te onderzoeken frames kunnen bekeken worden in het licht van de ontwikkelingen bij NOS Nieuws door de jaren heen. De NOS wil immers ook duiden en achtergrond verschaffen. Doordat er maar beperkt tijd is voor een onderwerp in het Journaal is inkaderen dan onontkoombaar, het gebruik van frames daardoor ook. Als de maatschappelijk ontwikkelingen die Laroes (2007) constateerde nog steeds spelen, dan zou het gebrek aan communicatie/doofpotframe, het gevaar van gezondheid-frame en het verantwoordelijkheidsvraag-frame passen bij de berichtgeving. De NOS wil immers de wereld van de kijker centraal zetten. Als de vragen of alle informatie wel boven tafel komt, of er een gevaar voor gezondheid heerst en wie er nou verantwoordelijk is heersen onder de bevolking, dan ontkomt de NOS er niet aan daar bericht van te doen. Er is immers tegenwoordig volop plek voor achtergrond en duiding in het Journaal. In het licht van de ontwikkelingen bij NOS Nieuws is het paniek/onrust onder de bevolking-frame minder te verwachten. Nico Haasbroek legde immers meer de nadruk op emotie in zijn hoofdredacteurschap, maar dit viel niet in goede aarde bij de redactie. De kans dat de redactie van het NOS Journaal een frame veel heeft gebruikt waarbij de nadruk ligt op emotie schat ik dan ook kleiner in. Dit moet duidelijk worden door de inhoudsanalyse en de interviews.
34
Hoofdstuk 3: 3.1.
Brand Chemie-Pack Moerdijk
De dag van de brand
Om goed te kunnen onderzoeken in welke context de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk ontstaan is, is het belangrijk om de gebeurtenis duidelijk in kaart te brengen. Op 5 januari 2011 ontstaat er rond half drie ’s middags een grote brand in het bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk. Er zijn geen gewonden, maar de brand woedt in een chemisch bedrijf dus is er wellicht kans op uitstoot van gevaarlijke stoffen. De rookpluim van de brand waait richting Dordrecht. Om 14:46 uur komt bij de brandweer van veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid de eerste melding binnen dat er een brand is in het chemisch bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk (Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, 2011). Om 15:06 uur schaalt de brandweer de situatie op. Kort daarna om 15:18 uur, inmiddels een half uur na de eerste melding, gaan de sirenes af in Mookhoek, Strijen, Strijensas en de zuidpunt van Dordrecht. Dit wordt om 15:29 uur herhaald. Ook wordt er op dat moment contact opgenomen met RTV Rijnmond, de calamiteitenzender van de regio. Vanaf circa 15.24 uur is de calamiteitenzender in de lucht. Er is op dat moment nog weinig te melden. RTV Rijnmond zendt een interview uit met woordvoerder Huub van de Weide van veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Het interview gaat over de feitelijkheden die op dat moment bekend zijn: het zou gaan om toxische stoffen, welke gebieden in de invloedsfeer liggen en welke maatregelen er getroffen worden en de mensen zelf kunnen treffen. Om 15:43 uur wordt de brand nog hoger opgeschaald door de brandweer. Na vier uur gaan weer een paar keer de sirenes af in dezelfde gebieden als daarvoor. Op RTV Rijnmond is weer een interview te zien met Huub van der Weide. Daarin zegt van der Weide dat er meetploegen bezig zijn om effecten te meten en dat tot op heden geen echt gevaar is gemeten. Wel instrueert hij burgers naar binnen te gaan. Rond half vijf worden meerdere kanalen gebruikt om de boodschap te verspreiden: de brandweer zet een geluidswagen in die de tekst uitdraagt dat men naar binnen moet gaan, de politie Zuid-Holland Zuid stuurt een sms-alert en gemeente Dordrecht zet Twitter in (Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, 2011). RTV Rijnmond blijft in de lucht en ook het RTL Nieuws en het NOS Journaal besteden live aandacht aan de brand. Om 17:09 uur wordt er een persverklaring vanuit Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid verspreid. De inhoud vat samen wat eerder ook is gemeld: er zijn sirenes afgegaan, het is niet bekend of de wolk giftige stoffen bevat, dat wordt momenteel gemeten, de scheepvaart op de Oude Maas is stilgelegd en men wordt geadviseerd om naar binnen te gaan. Burgemeester Brok van Dordrecht besluit rond kwart voor zes de site crisis.nl te activeren. Van de site crisis.nl kunnen overheidsinstanties gebruik maken in geval van een incident of noodsituatie om op die manier 35
mensen te informeren. Maar de site ligt er al snel uit. Pas om 19:40 uur is hij weer in de lucht. Ook wordt het publieksinformatienummer geactiveerd (Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, 2011). Om 19:45 uur is er een persconferentie. Deze wordt live uitgezonden door RTV Rijnmond. Verslaggevers van alle aanwezige nieuwsorganisaties koppelen terug naar deze informatie in hun reguliere nieuwsbulletins. Om 20.10 uur wordt er ook een landelijk publieksnummer ingesteld. De berichtgeving blijft de uren daarna een tijdje hetzelfde. Via de media, crisis.nl en het landelijk publieksnummer wordt de informatie verspreid dat de sirenes zijn afgegaan, er metingen worden verricht maar er tot op heden geen gevaar is, dat men binnen moet blijven en vee en huisdieren binnen moet houden (Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, 2011). Om 22:17 uur wordt er weer een persbericht van het Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid verspreid via e-mail en crisis.nl. Hierin wordt gemeld dat vanaf 22.30 uur geprobeerd wordt de brand actief te blussen. Hierdoor kan de rook lager komen te hangen en lichte irritatie aan ogen en/of luchtwegen tot gevolg hebben. Er worden nog steeds metingen verricht of er giftige stoffen vrijkomen. Het scheepvaart-, auto- en treinverkeer in de buurt van de brand wordt stilgelegd. Dit wordt ook gemeld via Twitter en sms. Rond middernacht rijdt er weer een geluidswagen van de brandweer rond met de tekst dat de brand onder controle is, de noodsituatie opgeheven is en er geen giftige stoffen zijn aangetroffen. Die nacht wordt het sein brandmeester gegeven.
3.2.
De nasleep
De volgende dag om 10:30 uur is er weer een persconferentie. Daar wordt gemeld dat de brand inderdaad geblust is, er geen doden of gewonden zijn en er ook geen schadelijke stoffen zijn gemeten. Maar er wordt ook gemeld dat er wel wat overlast was, er waren op dat moment gevallen bekend van geprikkelde ogen en/of luchtwegen. Het advies is daarom om weg te blijven van roetdelen, geen groente te eten uit eigen tuin, kinderen niet op speeltoestellen te laten spelen en ook huisdieren niet vrij rond te laten lopen. Ondanks dat er geen doden vallen bij de brand is het incident uitzonderlijk. Een brand van dergelijke omvang waarbij mogelijk schadelijke stoffen vrijkomen komt weinig voor in Nederland (Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, 2011). Daarnaast ontwikkelde de brand zich erg snel. Door de rookwolk die over Nederland trok raakten meerdere veiligheidsregio’s en organisaties op nationaal niveau bij de crisisbeheersing betrokken. Volgens het onderzoeksrapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (2011) zorgde de rookwolk voor grote maatschappelijke onrust. Dit maakte de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk niet zomaar een brand, maar een uitzonderlijk groot incident. 36
In de media is veel bericht over de maatschappelijke onrust. Zo kopte De Volkskrant op 12 januari 2011 ‘Onrust en onduidelijkheid rond brand Moerdijk’ (Volkskrant, 2011). Een week na de brand heersten er onder de omwonenden nog zorgen en onduidelijkheid over eventuele schadelijke stoffen die waren vrijgekomen. Ook zijn de omwonenden volgens de krant boos over het gebrek aan informatie. In de Tweede Kamer wordt de brand ook besproken. In dat debat ligt de nadruk vooral op de communicatie. Moerdijk was volgens de Kamer ook een communicatieramp (AD, 2011a). Minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie beaamt niet blij te zijn met de communicatie. Het bezoek van minister Opstelten met Edith Schippers, minister van Volksgezondheid, aan het rampterrein spreekt boekdelen wat betreft de communicatieramp. Naar eigen zeggen wilde minister Opstelten degene die aan het werk waren niet voor de voeten lopen, maar door in het busje te blijven zitten en zich niet buiten te tonen ontstond het beeld dat het inderdaad gevaarlijk was op het rampterrein. Ook op het optreden van burgemeester Wim Denie van Moerdijk was veel kritiek (Trouw, 2011a). Op vrijdag 14 januari 2011 wordt bekend dat Wim Denie aftreedt als burgemeester. Naar eigen zeggen omdat hij vreest de lichamelijke en mentale inzet in de nasleep van de brand niet te kunnen opbrengen. Begin januari, voor de brand, maakte Denie al bekend per 1 juli met pensioen te gaan. De brand bij Chemie-Pack in Moerdijk vervroegde zijn pensioen. Per 1 februari maakte Denie plaats voor waarnemend burgemeester Jan Mans (AD, 2011b). Over de brand in Moerdijk zijn inmiddels een aantal onderzoeksrapporten verschenen. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid concludeerde dat de gemeente Moerdijk en, in een latere fase ook de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, zich niet goed hebben voorbereid op realistische risico’s binnen het eigen gebied. Ook was de basisbrandweerzorg niet op orde. De Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft onderzoek gedaan naar de werkwijze van de hulpverleningsdiensten tijdens de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Aanleiding voor dit onderzoek was een groot aantal gezondheidsklachten die hulpverleners dagen na de brand meldden. De Arbeidsinspectie concludeert dat de brandweer, politie en ambulancedienst tijdens de brand te weinig aandacht hebben gehad voor veilige werkwijzen die bij een incident met gevaarlijke stoffen horen (Arbeidsinspectie, 2011). Daarnaast doet de Arbeidsinspectie aanbevelingen aan alle nationale hulpdiensten om hun Arbo-beleid te toetsen aan de conclusies van het rapport. Naast de rapporten zijn er ook juridische procedures op gang gekomen richting Chemie-Pack in Moerdijk (Trouw, 2011b). Op 11 januari 2011 heeft het Openbaar Ministerie in Breda Chemie-Pack in staat van verdenking gesteld, omdat het bedrijf zou hebben gehandeld in strijd met de milieuvergunning. In de zomer wordt de top van Chemie-Pack zelfs opgepakt. Ze zouden gevaarlijke stoffen hebben opgeslagen, bewerkt en verwerkt terwijl dit niet mocht volgens de milieuvergunning. 37
Ook worden zij verdacht van brandstichting. Maar hiervoor worden ze al snel weer vrijgelaten. Op 23 augustus verklaart de rechtbank Chemie-Pack failliet. Zoals is beschreven duurde de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk zelf maar een dag, maar het incident heeft een enorme nasleep. Er is veel over gepubliceerd in de media en er lopen meerdere onderzoeken, zowel strafrechtelijk als op gebied van crisisbeheersing en gezondheid. Om de brand in deze masterthese goed te kunnen onderzoek wordt echter niet de hele nasleep onderzocht. Dit zou een te grote tijdspanne zijn. De tijdspanne waar het onderzoek zich op richt wordt dan ook ingekort tot de eerste twee weken na de brand.
38
Hoofdstuk 4:
Inhoudsanalyse van de berichtgeving over de brand
Om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag van dit onderzoek, moeten eerst de deelvragen beantwoord worden. Dat gebeurt in dit hoofdstuk aan de hand van een inhoudsanalyse van de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Met de resultaten van de inhoudsanalyse kunnen de eerste drie deelvragen beantwoord worden. 4.1.
Methode inhoudsanalyse
4.1.1
Onderzoeksdesign
In dit deel van de these wordt de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal onder de loep genomen. Dit wordt gedaan door middel van een kwantitatieve en kwalitatieve inhoudsanalyse op programma-, item- en shotniveau. Met de kwantitatieve inhoudsanalyse wordt getracht een antwoord te vinden op deelvraag 1: Hoeveel tijd (en aan welke fasen binnen de rampenjournalistiek) besteedde het NOS Acht-Uur-Journaal in haar nieuwsbulletins aan de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? In hoeverre heeft het NOS Acht-Uur-Journaal bijgedragen aan het ontstaan van een ‘media-hype’? Met de kwalitatieve inhoudsanalyse wordt deelvraag 2 beantwoord: Welke frames op itemniveau en op shotniveau kan ik herkennen in de berichtgeving van het NOS Acht-UurJournaal over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? En ook deelvraag 3: Wat voor betekenis hebben de frames gegeven aan de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal en wat kunnen de gevolgen van deze berichtgeving zijn geweest?
4.1.3. Steekproef De steekproef is bewust samengesteld. Er is gekozen voor een tijdspanne van twee weken, beginnend met de brand op 5 januari en eindigend op 19 januari. Hiervoor is gekozen, omdat er afbakening moet plaatsvinden. Deze tijdspanne is niet te smal en zeker ook niet te breed. Een jaar na de brand wordt er nog steeds gepubliceerd over de brand, daarom kan niet alles meegenomen worden in het onderzoek. De verwachting is dat de eerste twee weken een representatief beeld geven over de berichtgeving. In die twee weken is er genoeg tijd geweest om de drie fasen (wie, wat, waar-fase, de achtergrond/duiding-fase en de verantwoordelijkheidsvraag-fase) in rampenjournalistiek te doorlopen en is het zelfs mogelijk om tot een ‘media-hype’ uit te groeien. In dit onderzoek worden de NOS Acht-Uur-Journaals van 5 t/m 8 januari, 10 t/m 14 januari en 19 januari bekeken. De criteria voor het vormen van de steekproef waren dat het NOS Acht-UurJournaal binnen de tijdspanne van 5 t/m 19 januari moest vallen en er moest aandacht zijn geweest voor de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Als er helemaal geen aandacht voor de brand was in het 39
Acht-Uur-Journaal dan viel die dag af. De Journaals zijn online teruggevonden in het archief van NOS.nl. Om de steekproef vast te stellen zijn alle NOS Acht-Uur-Journaals tussen 5 en 19 januari bekeken en is tabel 1 (zie verderop) opgesteld. 4.1.4. Organisatie en analyse van de data Om de data tijdens de inhoudsanalyses gestructureerd te analyseren is een goede organisatie van de data belangrijk. De uitzendingen van het NOS Acht-Uur-Journaal worden op de computer geanalyseerd. Er zijn protocollen ontworpen in Microsoft Word en vervolgens uitgeprint om tijdens de analyse bij de hand te houden. Daarnaast zijn in SPSS Statistics 17.0 twee datasets gemaakt voor de eerste twee protocollen. Dus één SPSS dataset voor de inhoudsanalyse op programmaniveau en één SPSS dataset voor de inhoudsanalyse op itemniveau. De eerste twee protocollen worden in het statische analyse programma SPSS ingevuld, omdat het dan mogelijk is om van de kwantitatieve data snel overzichtelijke tabellen en grafieken te genereren. Daarnaast is het met de functie descriptive statistics snel mogelijk om frequenties, gemiddelden en medianen uit te rekenen. Het derde protocol, voor de inhoudsanalyse op shotniveau, wordt ingevuld in Microsoft Word. In dit protocol wordt geen kwantitatieve data ingevuld. Dit protocol invullen in SPSS is dan ook overbodig. Na afloop van het coderen van de uitzendingen in de protocollen, zullen de protocollen worden geanalyseerd. Dit wordt in drie delen gedaan, namelijk op programma-, item- en shotniveau. De kwantitatieve data zal inzichtelijk gemaakt worden aan de hand van gemiddelden, frequenties en medianen en zichtbaar gemaakt worden aan de hand van grafieken en tabellen. De resultaten van analyse van de kwalitatieve data wordt uitvoerig besproken in de resultatensectie in dit hoofdstuk. Ook zullen kort de beperkingen van de methode worden besproken. In de conclusie zullen vervolgens de eerste drie deelvragen worden beantwoorden. Op de protocollen wordt dieper in gegaan in de volgende paragraaf.
4.1.5. Instrumenten Om de inhoudsanalyse correct en betrouwbaar uit te voeren zijn onderzoeksprotocollen opgesteld. Op deze manier is getracht de relatief subjectieve onderzoeksmethode die een inhoudsanalyse is te standaardiseren. Door het gebruik van de protocollen is het noteren van data niet of nauwelijks onderhevig aan de invloed van externe factoren. Keer op keer wordt op programma-, item- en shotniveau op dezelfde wijze gecodeerd. Daarnaast zorgen de protocollen ervoor dat de data goed georganiseerd zijn en de analyse later controleerbaar is. Door er voor te zorgen dat iedereen inzage heeft in de gebruikte protocollen en door de onderzoeksmethode uitgebreid stap voor stap te
40
beschrijven is dit onderzoek te verifiëren. De validiteit en betrouwbaarheid van dit onderzoek wordt op die manier zo hoog mogelijk gemaakt. Bij het doen van de inhoudsanalyses worden drie verschillende onderzoeksprotocollen gebruikt (zie bijlage 2,3 en 5). Het protocol 1 (zie bijlage 2) is opgesteld voor de kwantitatieve inhoudsanalyse op programmaniveau. Per dag, vallend binnen de steekproef, wordt de gehele uitzending van het NOS Acht-Uur-Journaal bekeken. Per uitzending worden vijf vragen beantwoord. Ten eerste wordt het percentage van de tijd genoteerd dat de uitzending besteedde aan de brand. Dit wordt berekend door de tijd die besteed wordt aan de brand af te zetten tegen de lengte van de gehele uitzending. Ten tweede wordt genoteerd hoeveel onderdelen (items, kruisgesprekken, studiogasten, et cetera) over de brand in Moerdijk in de uitzending zaten. De volgorde hiervan wordt apart genoteerd. Ten derde wordt genoteerd hoeveel gebeurtenissen die vergelijkbaar waren met de brand in Moerdijk aandacht krijgen in het NOS Acht-Uur-Journaal. Met vergelijkbare gebeurtenissen worden bijvoorbeeld andere branden in chemische bedrijven bedoeld, zoals ook is omschreven in paragraaf 1.5 over ‘media-hypes’. Ten vierde wordt hetzelfde gedaan voor de hoeveelheid thematisch gerelateerde gebeurtenissen. Deze twee vragen worden gesteld met het oog op het ontstaan van een ‘media-hype’. Hierbij wordt gekeken of er na verloop van tijd sprake is van een toename in de berichtgeving op deze vlakken. Tot slot wordt genoteerd op welke plek in de uitzending de berichtgeving over de brand in Moerdijk wordt uitgezonden. Dit wordt gecodeerd door middel van het toekennen van categorieën (1= opening, 2-n= nummer item, 10 = afsluiter, 11= kort nieuws). De plek waar in de uitzending de berichtgeving over de brand werd uitgezonden, zegt wat over hoe de nieuwswaarde door de redactie is ingeschat. Doorgaans is de opening van het Journaal het meest belangrijke nieuws (Overbeek, 2011). Kort nieuws is juist wat minder belangrijk en behoeft daarom ook minder tijd. Ook wordt genoteerd welke onderwerpen nog meer aan de orde komen in het NOS Acht-Uur-Journaal (zie bijlage 4). Het tweede protocol wordt gebruikt voor de inhoudsanalyse op itemniveau. In de analyse op itemniveau wordt stap voor stap bekeken wat er in de nieuwsonderdelen te zien en te horen was. Per dag binnen de steekproef wordt een nieuw protocol op itemniveau gebruikt. Dit betekent dat 10 versies van protocol 2 worden ingevuld, namelijk protocol 2-05 (voor 5 januari) t/m 2-08, 2-10 t/m 214 en 2-19. Dit is samengevoegd in een tabel (zie bijlage 3). Per protocol worden zes vragen per item over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk beantwoord. De lengte van het protocol is dus afhankelijk van de hoeveelheid items per uitzending over de brand. Dit is terug te vinden bij vraag 2 in het eerste 41
protocol. Om het item later makkelijk terug te vinden wordt de tijdscode als eerste genoteerd. Dit protocol combineert op itemniveau de kwantitatieve en kwalitatieve inhoudsanalyse. Ten eerste wordt genoteerd hoelang (in seconden) de verschillende onderdelen (kruisgesprekken, meelees, items etc.) over de brand duren in het NOS Acht-Uur-Journaal van die dag. In het geval van een kruisgesprek waarbij sprake is van een onderbreking door een nieuwsitem, worden het eerste deel van het kruisgesprek en het tweede deel als één onderdeel gezien. Het nieuwsitem wordt als een ander onderdeel genoteerd. Dit geeft inzicht in hoeveel aandacht er aan de brand is besteed. Ten tweede wordt genoteerd binnen welke van de drie fasen van rampenjournalistiek, onderscheiden door Tjeenk Willink (1997), de onderdelen vallen. Hierbij wordt één van de volgende categorieën genoteerd: 1=wie, wat, waar-fase; 2=verdieping/achtergrond-fase, 3=verantwoordelijkheidsvraagstuk-fase. Hier wordt naar gekeken om te kijken wat het meeste aan bod kwam en hoe dit veranderde over tijd. Ten derde wordt genoteerd uit welke elementen en in welke volgorde de onderdelen bestaan. Hier wordt het item in steekwoorden en in volgorde omschreven, denk hierbij aan PR, stand-up, beelden, quotes, et cetera. Dit wordt kort gedaan in het protocol en uitgebreid uitgewerkt in een aparte tabel, zodat het overzicht bewaard blijft. Zie bijlage 4 voor deze tabel. Aan de hand hiervan kan het item in de resultatensectie gereconstrueerd worden. Ook kan dit een indicatie worden voor het laatste deel van de inhoudsanalyse, namelijk de inhoudsanalyse op shotniveau. Op shotniveau worden bepaalde beelden, shots, vormen en woorden verder geanalyseerd. Ten vierde wordt de context die gekozen is om het nieuwsonderdeel in te plaatsen omschreven. Dit zegt al iets over de inkadering van het nieuws en kan dus wijzen op een bepaald frame. Ten vijfde wordt kwantitatief genoteerd hoe lang autoriteiten, deskundigen, betrokkenen of journalisten aan het woord zijn per onderdeel (in seconden). De context en de actoren in beeld kunnen al een indicatie zijn voor het gebruikte frame. Daarnaast is het interessant om te kijken welke actoren het meeste aandacht krijgen in het Journaal. Zijn dat inderdaad betrokkenen en geen autoriteiten, zoals is omschreven in hoofdstuk 2? Tot slot wordt per onderdeel genoteerd welk frame te herkennen is. Hierbij wordt gekozen uit de volgende categorieën: 1= gebrek aan communicatie/doofpot-frame, 2= gevaar voor gezondheid-frame, 3= verantwoordelijkheidsvraagframe, 4= paniek/onrust onder de bevolking-frame, 5= anders, namelijk.. Deze categorieën zijn opgesteld op basis van hoofdstuk 1 en 3 van deze these. Categorie 5 (anders, namelijk..) is toegevoegd om open te blijven staan voor andere frames, waardoor de items objectief geanalyseerd kunnen worden. Het gevaar bestaat anders dat alleen gezien wordt wat wordt verwacht. 42
Het derde protocol wordt gebruikt voor de inhoudsanalyse op shotniveau (zie bijlage 5). Bij dit deel van de analyse wordt er volledig gefocust op een klein deel bestaande uit één of een paar shots. Omwille van de tijd worden de belangrijkste shots tijdens de eerste delen van de inhoudsanalyse bepaald en worden alleen die op shotniveau geanalyseerd. Belangrijke shots in deze these zijn shots die de perceptie van gevaar kunnen aanwakkeren. Als er een perceptie van gevaar is en men weet niet hoe er het beste gehandeld kan worden, dan kan dit zorgen voor paniek (zie paragraaf 1.1.). De perceptie van gevaar kan bijvoorbeeld aangewakkerd worden door paniek te suggereren met sturende vragen (bijvoorbeeld “u zal wel bang zijn”) en het gebruik van zinnen en woorden als ‘paniek’, ‘gevaar voor de gezondheid’ of ‘wantrouwen onder omwonenden’. Shots waarin dit voorkomt zullen worden geanalyseerd. Deze angstaanjagende beelden en shots kunnen bepalend zijn geweest voor het gebruikte frame. De datum van de uitzending, het itemnummer en de tijdscode van het shot worden genoteerd om het shot later makkelijk terug te vinden. Vervolgens wordt gesproken tekst die sterk tot de verbeelding spreekt of de kern duidelijk aangeeft in het geanalyseerde shot opgeschreven. Dit is dus binnen de analyse op shotniveau een analyse op woordniveau. Tot slot wordt gekeken in hoeverre en op wat voor manier dat in beeld wordt gebracht. Hierbij wordt veel meer gekeken naar beeld en geluid. Denk hierbij aan: de camera-afstand (long shot of close-up), des te closer, des te meer de kijker er boven op zit en het als ‘nabij’ kan ervaren. De camerabeweging (pan, slow motion of in- en uitzoomen), de beweging van de camera trekt het oog van de kijker ergens naar toe en legt daardoor dus de nadruk op een bepaald beeld. Het licht (donker/licht, alarmerend rood, kil blauw) kan erg bepalend zijn voor de toonzetting en de sfeer die gecreëerd wordt. En er wordt natuurlijk goed gelet op wat precies in beeld komt. Bijvoorbeeld symbolen die staan voor bescherming, veiligheid of juist onveiligheid, zoals een mondkapje of beschermde pakken en blikken die iets zeggen over wat er speelt in de samenleving (bijvoorbeeld mensen die ongerust kijken). Dit deel van de inhoudsanalyse is kwalitatief. Het protocol zal dan ook vooral bestaan uit omschrijvingen in tegenstelling tot de kwantitatieve delen die bestaan uit numerieke codes. In bijlage 1 staan de hyperlinks naar de uitzendingen van het NOS Acht-Uur-Journaal op de site van de NOS. Ook dit document wordt tijdens de analyse op de computer bij de hand gehouden. Ten tijde van de inhoudsanalyse worden omgevingsfactoren bij de onderzoeker zo stabiel mogelijk gehouden. De analyse vindt steeds plaats aan hetzelfde bureau in dezelfde woonkamer, terwijl er verder geen afleiding is. De analyse vindt plaats op aansluitende dagen. Links op het scherm wordt de uitzending van het NOS Acht-Uur-Journaal afgespeeld. Rechts staat het protocol. De uitzending zal worden bekeken tot dat de protocollen naar voldoening zijn ingevuld.
43
4.2.
Resultaten inhoudsanalyse
4.2.1. Hoeveel aandacht besteedde het Acht-Uur-Journaal aan de brand (programmaniveau)? In de onderzochte tijdspanne is op 10 van de 15 dagen in het NOS Acht-Uur-Journaal aandacht geweest voor de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk (zie tabel 1). Tabel 1. Aandacht voor brand bij Chemie-Pack in Moerdijk in het NOS Acht-Uur-Journaal
Datum 5 jan 2011 Moerdijk? Ja
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
Ja
Ja
Ja
Nee Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Op 9, 15, 16, 17 en 18 januari was er geen aandacht voor de brand in het NOS Acht-UurJournaal. De reden hiervoor kan zijn geweest dat er geen nieuws meer te melden was. Een andere reden kan zijn geweest dat er ander belangrijk nieuws in de wereld was. Zo kwam in de uitzending van 9 januari 2011 bijvoorbeeld grote bezuinigingen in ziekenhuizen en de aanslag op Amerikaanse congreslid Giffords in Arizona in het nieuws. De uitzendingen van 15 januari tot en met 18 januari stonden voor een groot deel in het teken van de Wikileaks-documenten die de dag daarvoor gepubliceerd waren en waar veel informatie uit voortkwam. Ook de onrust in Tunesië werd uitgebreid belicht in het NOS Acht-Uur-Journaal van die dagen. De president van Tunesië, Ben Ali, ontvluchtte namelijk op 14 januari 2011 zijn land. Deze nieuwsgebeurtenissen kunnen de keuze om aandacht te besteden aan de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk hebben beïnvloed. Op de dag van de brand zelf, 5 januari 2011, wijdde het NOS Acht-Uur-Journaal meer dan de helft van hun uitzending aan de brand, namelijk 52,48%. Dit komt niet heel veel voor, maar wordt wel vaker gedaan bij grote nieuwsverhalen. Zo besteedde de uitzending van 7 januari bijvoorbeeld ook bijna 47% van de uitzending aan het nieuws over de trainingsmissie in Afghanistan. Aangezien de brand ten tijde van het NOS Acht-Uur-Journaal nog brandde en de persconferentie ook nog maar net was geweest, is het logisch dat de brand werd gezien als een groot nieuwsverhaal en daarom zo veel aandacht kreeg. Voor het Acht-Uur-Journaal was de NOS zelfs al een tijd live over de brand. Ook speelde wellicht mee dat er toen nog niks duidelijk was over de ernst van de ramp. Er was nog weinig bekend over eventueel vrijgekomen stoffen. Dit percentage zakte na de eerste dag naar 20,56% met nog een kleine piek op de vierde dag (21,27% van de uitzending). Gemiddeld werd 11,62% van de uitzending in de twee weken na het incident besteed aan berichtgeving over de Moerdijkbrand. Gedurende de twee weken na de brand schommelt het percentage van de uitzending dat gewijd wordt aan de brand dus per dag. Er is een wel een dalende lijn te herkennen na verloop van tijd (zie grafiek 1).
44
Grafiek 1: Percentage van de uitzending dat werd besteed aan de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk per dag
60 50 40 30 Percentage uitzending
20 10 0
In de twee weken na de brand bestond de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over deze brand per dag uit gemiddeld 1,93 onderdelen. Deze onderdelen konden journaalitems, korte interviews, kruisgesprekken, een ‘meeleesje’ door de presentator of een studiogast zijn. Op 5 januari, de dag van de brand, bestond de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal uit het maximum aantal onderdelen. Dit waren 10 verschillende onderdelen: twee journaalitems, vijf keer een kruisgesprek met een verslaggever ter plekke, in de studio weerman Gerrit Hiemstra, de gast Ira Helsloot en een kort opgenomen interviewtje met burgemeester Wim Denie. Dit is absoluut een maximum, want op de dagen daarna bestond de berichtgeving uit 0, 1, 2, 3 of 4 items. Zie de frequentietabel hieronder (tabel 2). Het aantal onderdelen nam dus na de eerste dag sterk af. Dit had er waarschijnlijk mee te maken dat de brandweer die nacht er voor het sein brandmeester had gegeven, het verhaal kreeg daardoor een andere urgentie. Ook waren er dagen bij in de twee weken na de brand dat er helemaal geen aandacht werd besteed aan de brand. Dit kon komen doordat er op die dag geen nieuws was over Moerdijk, of doordat er te veel ander belangrijk nieuws was. Zoals bijvoorbeeld over de voorgenomen trainingsmissie in Afghanistan, de demonstraties in Tunesië en de publicatie van de Wikileaks documenten.
45
Aantal
0
1
2
3
4
10
Frequentie
5
3
3
2
1
1
Tabel 2: frequentietabel aantal onderdelen over brand Chemie-Pack Moerdijk
Op zeven van de tien dagen dat er in de onderzochte tijdspanne bericht is gedaan van de brand in het NOS Acht-Uur-Journaal, opende het Journaal ook met dat nieuws. Eén keer was nieuws over Moerdijk het tweede onderwerp, één keer het vijfde onderwerp en één keer kort nieuws. In het geval van kort nieuws ging het alleen om de mededeling dat burgemeester Wim Denie van Moerdijk was afgetreden. Het is opvallend dat op zeven van de tien dagen het Journaal met de brand opende. De opening van het NOS Acht-Uur-Journaal is doorgaans het belangrijkste nieuws van de dag (Overbeek, 2011). Dit geeft dus aan dat het NOS Acht-Uur-Journaal vond dat de brand grote nieuwswaarde had. De omvang van de brand en de onrust die het teweeg bracht in de samenleving hebben hierbij ongetwijfeld een rol gespeeld. In de twee weken na de brand is er in het NOS Acht-Uur-Journaal één keer aandacht besteed aan een vergelijkbare gebeurtenis. En wel op 15 januari toen er in het NOS Acht-Uur-Journaal geen aandacht was voor de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. De nieuwsgebeurtenis betrof een treinwagon bij Zwijndrecht die in brand was gevlogen. In de wagon bevond zich ethanol. Er vielen geen gewonden, maar bewoners moesten voor de zekerheid hun huis uit. De link naar Moerdijk wordt letterlijk gelegd in het nieuwsitem. Er wordt genoemd dat na Moerdijk dit de tweede chemische brand in de omgeving in 1,5 week is. De nadruk ligt ook wel op giftige stoffen, die volgens de autoriteiten niet zijn vrijgekomen. Ook is er één keer, op de dag na de brand, een thematisch gerelateerd journaalitem uitgezonden. Het nieuws van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk werd breder getrokken naar een discussie over een concentratie van chemische bedrijven bij elkaar. Deze items zijn gecodeerd als vergelijkbaar en thematisch gerelateerd nieuws om te toetsen of de NOS heeft bijgedragen aan een ‘media-hype’. De items zijn niet kwalitatief inhoudelijk geanalyseerd, omdat zij niet specifiek over de brand gingen. Het is een opvallend resultaat dat er maar één keer een vergelijkbare gebeurtenis en maar één keer een thematisch gerelateerd journaalitem is uitgezonden. Er is pas sprake van een ‘media-hype’ als voldaan wordt aan de volgende criteria: één sleutelgebeurtenis; een eensgezinde nieuwsgolf; een plotselinge toename in berichtgeving over vergelijkbare gebeurtenissen en een sterke stijging van thematisch gerelateerd nieuws (Vasterman, 2005). Er was in deze casus dus geen sprake van een toename in berichtgeving over vergelijkbare 46
gebeurtenissen en een sterke stijging van thematisch gerelateerd nieuws. Dit had wel het geval kunnen zijn. Vaak wordt nieuws namelijk in een grotere context geplaatst om er meer nieuws over te genereren. De NOS wil graag hypes vermijden (Laroes, 2010). En dat heeft de NOS in de casus van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk dus ook gedaan.
4.2.2. Het verhaal - Wat was er in de nieuwsonderdelen te zien (itemniveau)? Aan de hand van de nieuwsitems van het NOS Acht-Uur-Journaal over de Moerdijkbrand is het verhaal van de brand die de NOS bracht na te vertellen. Op 5 januari opende het NOS Acht-UurJournaal met het nieuws over de brand in Moerdijk. De berichtgeving van het Acht-Uur-Journaal die dag bestond uit een nieuwsitem waarin de nieuwsgebeurtenis verteld werd, kruisgesprekken met de verslaggevers Kees van Dam (bij de brand), Theo Verbruggen (bij de persconferentie) en Martijn Bink (in het nabij gelegen dorp Strijensas), een kort interview met burgemeester Wim Denie van Moerdijk, een item over de reacties van buurtbewoners in Strijensas, uitleg van weerman Gerrit Hiemstra en de studiogast Ira Helsloot (hoogleraar Crisisbeheersing en Veiligheid aan de Vrije Universiteit). Op die dag komen alle drie de fasen binnen de rampenjournalistiek aan de orde: de wie, wat, waar-fase, de verdieping/achtergrond-fase en de verantwoordelijkheidsvraagstuk-fase. Journalisten zijn het meeste aan het woord, maar door de bijdrage van Ira Helsloot en Gerrit Hiemstra zijn ook deskundigen geruime tijd te horen. Het wie, wat, waar- frame is in vier onderdelen die dag het belangrijkste frame, het gevaar voor gezondheid-frame is het belangrijkste frame in drie nieuwsonderdelen en het verantwoordelijkheidsvraag-frame is het belangrijkste frame in twee nieuwsonderdelen die dag. Duidelijk is dat op de dag van de brand zelf de NOS in het Acht-UurJournaal zo’n compleet mogelijk beeld probeert te geven. Alle rampenfasen komen aan de orde, er is plaats voor de actuele stand van zaken en de reacties van autoriteiten, deskundigen en buurtbewoners. Op 6 januari is er meer plek voor de verdieping/achtergrond-fase van rampenjournalistiek. Het Journaal opent om acht uur met een item rondom het gevaar voor de gezondheid-frame. De vraag wordt gesteld of de brand een ramp was of dat het wel mee viel en of er gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen. Ook het kruisgesprek met Kees van Dam dat volgt op het item gaat hierover. Vervolgens wordt er een item uitgezonden over de reacties van omwonenden. De omwonenden zijn niet gerust dat er geen gevaar is. Hier komt duidelijk het paniek/onrust onder de bevolking-frame naar voren. In het item wordt de geur van de lucht omschreven en uiten bewoners hun zorgen. Tot slot zendt de NOS in het Acht-Uur-Journaal een korte reactie uit van de directeur van Chemie-Pack. Hier komt het verantwoordelijkheidsvraagstuk kort aan de orde. Op 6 januari zijn weer de 47
journalisten het meeste aan het woord, maar ook de reacties van betrokken nemen een groot deel in van de nieuwsonderdelen. Dan op 7 januari, twee dagen na de brand, is Moerdijk niet meer de opening van het AchtUur-Journaal. Er wordt één item over de brand uitgezonden. In dit item is het meest belangrijke frame het gevaar voor gezondheid-frame. Het item gaat over de deeltjes die in het grondwater terecht gekomen zijn en wat dit betekent voor betrokkenen zoals akkerbouwers. Er zit een stand-up in van verslaggever Jeroen Wollaars die de gegevens over de roetdeeltjes met behulp van een splitscreen opnoemt. Dit item valt duidelijk in de verdieping/achtergrond-fase. De verantwoordelijkheidsvraag is even op de achtergrond gekomen en de wie, wat, waar-fase is voorbij. Op 8 januari opent het Acht-Uur-Journaal weer met nieuws over Moerdijk. Het eerste item gaat weer over de vraag of er gevaar voor de gezondheid is en weer is dat dus het belangrijkste frame. De PR van Sasha de Boer opent met het nieuws dat meer dan twintig mensen zich in het ziekenhuis hebben gemeld. In het nieuwsitem omschrijft verslaggever Theo Verbruggen in een standup de geur en is te zien hoe het vervuilde water wordt afgevoerd. Het tweede item die direct op het eerste volgt gaat ook over eventueel gevaar voor de gezondheid, maar hierin ligt de nadruk op het paniek/onrust onder de bevolking-frame. Het item doet bericht van een informatiebijeenkomst voor buurtbewoners. Betrokkenen en journalisten zijn het meeste aan het woord. Op 9 januari is er geen aandacht voor Moerdijk in het Acht-Uur-Journaal, maar op 10 januari opent de NOS haar bulletin om acht uur weer met nieuws over Moerdijk. Nog steeds bevindt het nieuws zich in de verdieping/achtergrond-fase. In het item is te zien en te horen dat de ministers Opstelten en Schippers een bezoek brengen aan het afgebrande Chemie-Pack, dat koeien van een boer aan de diarree zijn en sommige kinderen thuis zijn gehouden. Zowel autoriteten, betrokkenen en journalisten zijn aan het woord. Het belangrijkste frame in dit item is het paniek/onrust onder de bevolking-frame. Maar ook het gevaar voor gezondheid-frame is te herkennen. Op 11 januari komt de verantwoordelijkheidsvraag in de opening weer de kop op steken. In een kruisgesprek vertelt verslaggever Theo Verbruggen dat Chemie-Pack zich niet heeft gehouden aan de vergunningen en dat zij vervolgd zullen worden door justitie. Ook zegt Theo Verbruggen in dit kruisgesprek opvallend genoeg dat het wel echt zeker is dat er niks giftigs is vrijgekomen. Het item hierop volgend gaat over de persconferentie van de burgemeesters. Weer is het gevaar voor de gezondheid-frame het belangrijkste, maar nu ligt de nadruk meer op geruststelling doordat het item bestaat uit quotes van autoriteiten die de onrust proberen weg te nemen. Ook 12 januari opent het Acht-Uur-Journaal weer met nieuws over Moerdijk. De PR begint met de tekst: “de bedoeling was geruststellen, maar dat is niet gelukt”. Voor het eerst is deze dag in 48
het eerste nieuwsonderdeel het gebrek aan communicatie/doofpot-frame het belangrijkste frame. Benadrukt wordt dat de autoriteiten stellig omwonenden hebben geprobeerd gerust te stellen, maar dat bewoners juist onrustiger zijn geworden. De burgemeester van Strijen doet in het nieuwsitem de uitspraak dat de informatie van de overheid niet klopt. Grote roetdelen in een weiland in de buurt onderstrepen deze stelling. Autoriteiten, deskundigen, betrokkenen en journalisten zijn in het nieuwsonderdeel aan het woord. Het volgende nieuwsonderdeel is een kruisgesprek met Theo Verbruggen. Deze gaat met name over de vergunningen die overtreden zijn. Dit nieuwsonderdeel valt dus weer in de verantwoordelijkheidsvraag-fase en het verantwoordelijkheidsvraag-frame is het belangrijkste frame van dit onderdeel. Het laatste nieuwsonderdeel over Moerdijk van dit Journaal bestaat uit beelden en soundbites van een buurtbewonersbijeenkomst. Alleen betrokkenen zijn aan het woord en de nadruk ligt sterk op het paniek/onrust onder de bevolking-frame. Op 13 januari staat de nasleep van de brand centraal in de berichtgeving. In een kruisgesprek met verslaggever Theo Verbruggen bij de gemeenteraad van Moerdijk ligt de nadruk op de lokale politiek. Een item bestaande uit soundbites van gemeenteraadsleden ondersteunt het kruisgesprek. In beide nieuwsonderdelen is het gebrek aan communicatie/doofpot-frame leidend. Er blijkt nog veel onduidelijk te zijn bij de gemeenteraadsleden. Het derde nieuwsonderdeel bestaat uit een nieuwsitem over de reactie van de nationale politiek. In de Tweede Kamer zijn de betrokken ministers ter verantwoording geroepen en de oppositie stelt kritische vragen. Dit item valt weer duidelijk in de verantwoordelijkheidsvraag-fase en de verantwoordelijkheidsvraag is ook het belangrijkste frame. Veel autoriteiten zijn aan het woord. Op 14 januari is Moerdijk alleen even in het korte nieuws van het NOS Acht-Uur-Journaal. Het nieuws is dat burgemeester Wim Denie van Moerdijk opstapt. Er wordt kort genoemd dat er veel kritiek was op zijn optreden. Daarom valt dit nieuwsonderdeel in het verantwoordelijkheidsvraagframe. Dan na een aantal dagen van stilte rondom de Moerdijkbrand, opent op 19 januari het NOS Acht-Uur-Journaal weer met Moerdijk. Dit keer is het goed nieuws: alles is weer veilig. Wel moet er nog vervuild water opgeruimd worden. Het belangrijkste frame op deze laatste onderzochte dag in deze these is dan toch weer het gevaar voor gezondheid-frame. De NOS stelt 19 januari echter een stuk minder vragen, het geeft zelfs een antwoord op de door hun veel opgeroepen vragen en frame. Het gevaar voor gezondheid is geweken, of is er misschien wel nooit geweest.
4.2.2. Het overzicht - Wat was er in de nieuwsonderdelen te zien (itemniveau)? In totaal heeft het NOS Acht-Uur-Journaal van 5 - 19 januari 2011 drie kwartier besteed aan de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Gemiddeld duurde een onderdeel 93,24 49
seconden, dus iets meer dan 1,5 minuut. Het langste onderdeel werd uitgezonden op 10 januari en bestond uit een item over het bezoek van minister Opstelten en minister Schipper aan Chemie-Pack en de zorgen van omwonenden. Het item werd ingeleid en uitgeleid door een presentatietekst van Rob Trip. Het kortste onderdeel werd uitgezonden op 14 januari, dit was een ‘meeleesje’ in het korte nieuws van de uitzending en ging over het aftreden van burgemeester Wim Denie. In de totale berichtgeving zijn journalisten het meeste aan het woord gekomen. Gemiddeld waren journalisten in de onderdelen van de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk 39,14 seconden aan het woord. Kruisgesprekken, stand-ups en presentatieteksten zijn hier meegerekend. Deskundigen en betrokkenen zijn bijna even veel aan het woord geweest. Autoriteiten zijn het minst aan het woord geweest (zie tabel 3). Tabel 3: gemiddelde tijd dat verschillende mensen aan het woord waren in de berichtgeving over de brand
Aan het woord
Journalisten
Deskundigen
Betrokkenen
Autoriteiten
Gem. tijd (sec)
39,14
12,07
12,48
10,79
Dat journalisten veel aan het woord zijn geweest is te verklaren doordat de presentatieteksten, stand-ups en kruisgesprekken hierbij zijn meegeteld. Kruisgesprekken zijn erg veel voorgekomen in de berichtgeving over de brand in Moerdijk. Dit heeft waarschijnlijk te maken gehad met het feit dat de brand op de eerste dag nog gaande was en er dus live verslag gedaan kon worden. Ten tweede was er veel onduidelijkheid over wel of geen gevaar voor de gezondheid. De verslaggevers van het NOS Acht-Uur-Journaal hebben veel naar informatie gezocht en konden hun bevindingen goed samenvatten. Of dit inderdaad een reden voor de vele kruisgesprekken is, moeten de interviews verderop in deze these uitwijzen. Autoriteiten zijn het minste aan het woord gekomen. Dit komt overeen met de uitgangspunten die Hans Laroes zich gesteld had in de nota ‘Ten aanval’ (2002). Daarin schrijft hij dat hij minder de nadruk wil leggen op de officiële instituties, maar meer middenin de maatschappij wil staan en daar bericht van wil doen (Laroes, 2007). Dat uitgangspunt is bij de berichtgeving over de brand in Moerdijk zeker gehaald. Uit onderzoek naar geruststellingstechnieken bij jeugdjournalen blijkt dat presentatoren en uitleg van experts gebruikt kunnen worden om de kijker (de kinderen) gerust te stellen (Nikken & Walma van der Molen, 2007). Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door in presentatieteksten meer informatie te geven over waar men terecht kan voor steun en extra informatie, maar ook door de manier en de toon van presenteren. Uitleg van een expert over de situatie kan ook geruststellend werken. Wellicht is om deze reden Ira Helsloot in de eerste uitzending over de brand uitgenodigd. Ira Helsloot stelde echter niet gerust, omdat hij zelf niet geloofde wat de autoriteiten meldden. Hier wordt dieper op ingegaan in de interviews. 50
Alle drie de fasen in rampenjournalistiek (Tjeenk Willink, 1997) zijn een keer aan de orde gekomen: de wie, wat, waar-fase, verdieping/achtergrond-fase en de verantwoordelijkheidsvraagstuk-fase. Zoals ook in grafiek 2 te zien is, is de wie, wat, waar-fase alleen de eerste dag duidelijk te herkennen. Vier onderdelen van de berichtgeving bevonden zich in die fase van rampenjournalistiek. Dit was ook de verwachting, omdat deze fase zich doorgaans afspeelt in de eerste uren na de gebeurtenis. In totaal bevonden 19 onderdelen van de berichtgeving zich in de verdieping/achtergrond-fase, dit is verspreid over de dagen dat er aandacht werd besteed aan de brand in het NOS Acht-Uur-Journaal. Deze fase kwam iedere dag terug. Sinds hoofdredacteur Grafiek 2: Fasen rampenjournalistiek in berichtgeving NOS Acht-Uur-Journaal over brand Chemie-Pack Moerdijk
4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
Wie, Wat, Waar Verdieping/Achtergrond Verantwoordelijkheidsvraagstuk
Van Westerloo geeft de NOS naast de feitelijkheden ook achtergrond en duiding. Dat is in deze resultaten terug te zien. Zes onderdelen van de berichtgeving verspreid over vijf dagen vielen in de verantwoordelijkheidsvraagstuk-fase. Opvallend is dat de verantwoordelijkheidsvraagstuk-fase op de eerste twee dagen al aan de orde kwam. Daarna pas weer een week later. Toen Tjeenk Willink ze onderscheidde werd er vanuit gegaan dat deze fase later aan de orde zou komen. Dit zegt wellicht iets over de tijd waarin we leven. Zo werden er na de watersnoodramp van 1953 weinig vragen gesteld door journalisten over de oorzaken en de verantwoordelijkheden (Wijfjes, 2002). Dit in tegenstelling tot de vuurwerkramp in Enschede in 2000, waar een sterke behoefte heerste om af te rekenen met mensen die nalatig waren geweest of fouten hadden gemaakt. Tegenwoordig wordt dus steeds sneller met het vingertje gewezen. De verantwoordelijkheidsvraag is steeds belangrijker en meer aanwezig in de media. Wat ook kan meespelen is wat Hans Laroes als maatschappelijke 51
ontwikkeling herkent. Volgens Hans Laroes (2007) is de staat zijn natuurlijke autoriteit kwijt geraakt. Wellicht heeft dit een verlies van vertrouwen in de autoriteiten met zich gebracht en resulteert dat in meer behoefte aan de vraag wie er verantwoordelijk is. Tijdens de inhoudsanalyse op itemniveau zijn de elementen waaruit de onderdelen van de berichtgeving voldeden genoteerd. Vervolgens is in SPSS Statistics 17.0 een nieuwe variabele aangemaakt die bestaat uit een categorisatie van de kwalitatieve notities. Dit is gedaan omdat na de kwalitatieve analyse bleek dat er negen verschillende (combinaties van) elementen zijn gebruikt (zie grafiek 3). Door dit te hercoderen is het mogelijk om de analyse visueel te maken. De verschillende onderdelen van de berichtgeving over de brand bestonden voor het grootste gedeelte uit een kruisgesprek met een verslaggever (6 keer), soms inclusief live beelden die dan even in plaats van de verslaggever getoond werden (3 keer). Dit geeft al aan hoeveel gebruik is gemaakt van de eigen verslaggever in beeld. In de interviews wordt gesproken over welke afwegingen hieraan ten grondslag liggen. Na de kruisgesprekken bestaan de meeste onderdelen uit minimaal de volgende elementen: een PR (presentatietekst), beelden en een voice-over. Dit kan worden aangevuld met quotes en soms een stand-up van de verslaggever. Dit zijn de meer ‘standaard’ nieuwsitems (zie grafiek 3). Grafiek 3: frequentiediagram categorieën bestaande uit bepaalde elementen in de berichtgeving
52
De context waarin nieuws wordt geplaatst is nog te onduidelijk, daarom is per nieuwsonderdeel over de brand in Moerdijk gekeken wat het belangrijkste frame is geweest. Daarbij is gekozen tussen de volgende frames: gebrek aan communicatie/doofpot-frame, gevaar voor de gezondheid-frame, verantwoordelijkheidsvraag-frame, paniek/onrust onder de bevolking- frame of anders, namelijk..frame. In totaal is vijf keer in de analyse ‘anders, namelijk..’ genoteerd. In vier van de vijf gevallen is als notitie toegevoegd dat het een wie, wat, waar-frame was. Dit frame is daarom later toegevoegd. Er blijft dan nog één keer ‘anders, namelijk..’ over, dit is de uitleg van weerman Gerrit Hiemstra op 5 januari over waar de rookwolk naar toegaat. Dit studio-optreden van Gerrit Hiemstra is in eerste instantie als ‘anders’ gecodeerd, omdat het weer doorgaans geen nieuwsonderdeel is. Bij nader inzien had ook dit deel gecodeerd kunnen worden als wie, wat, waar, omdat Gerrit Hiemstra uitlegt waar de rookwolk naar toe trekt. Wanneer meerdere frames te herkennen waren is het frame gekozen die het duidelijkste naar voren kwam. Het meest voorkomende frame in de geanalyseerde berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk is het gevaar voor de gezondheid-frame. In totaal gebruikten tien nieuwsonderdelen dit frame. De verantwoordelijkheidsvraag-frame kwam zeven keer voor. Het wie, wat, waar-frame en het paniek/onrust onder de bevolking-frame zijn beide vier keer voorgekomen. Tot slot is het gebrek aan communicatie/doofpot-frame drie keer Grafiek 4: Gebruikte frames in de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand in Moerdijk
53
voorgekomen (zie grafiek 4). Tijdens de analyse bleek dat de frames van te voren goed waren gekozen, de meeste nieuwsonderdelen vielen makkelijk in te delen in de verschillende categorieën. De onderdelen die niet direct in te delen waren in de vooraf vastgestelde frames konden achteraf bijna allemaal in het wie, wat, waar-frame geplaatst worden. Opvallend is dat uit de analyse niet blijkt dat het paniek/onrust onder de bevolking-frame veel is gebruikt, terwijl dit in de berichtgeving wel veel ter sprake kwam. Het gevaar voor gezondheid-frame is wel veel gebruikt, blijkt uit de analyse. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de onrust onder de bevolking ook ter sprake kwam in de nieuwsonderdelen die als belangrijkste frame het gevaar voor gezondheid-frame hadden. Wanneer er onduidelijkheid is over de vraag of er een gevaar voor de volksgezondheid heerst, kan als gevolg immers onrust onder de bevolking ontstaan. Ook zou dit frame dat wellicht kunnen creëren. Een andere verklaring kan zijn dat de NOS liever niet te erg de nadruk legt op de emotie. Dat bleek toen Nico Haasbroek hoofdredacteur was. Over welke reden hieraan ten grondslag ligt wordt besproken tijdens de interviews.
4.2.4. Welke shots, vormen en woorden werden gebruikt (shotniveau)? De berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal is nogmaals onder de loep genomen, ditmaal op shotniveau. Per onderdeel is er gekeken wat de belangrijkste shots waren. Belangrijke shots in deze these zijn shots die de perceptie van gevaar kunnen aanwakkeren. Dus er is gelet op panieksuggererende woorden en angstaanjagende beelden, zodat later in deze these de kenmerken van de ‘mythe van paniek’ getest kunnen worden aan de resultaten van dit deel van het onderzoek. Dit is in paragraaf 4.1.4 ook uitgelegd. In deze analyse zullen geen shots uit de uitzending van 11 januari, 13 januari en 14 januari worden besproken. Het doen van een shotanalyse is erg tijdrovend, daarom konden niet alle shots op alle dagen worden geanalyseerd. Op 11 en 13 januari bestond de berichtgeving uit onderdelen vanuit een persconferentie, gemeenteraad en de Tweede Kamer en op 14 januari ging het alleen om een ‘meeleesje’ over het aftreden van Wim Denie als burgemeester van Moerdijk in het korte nieuws. De shots in deze onderdelen spraken minder tot de verbeelding dan shots in andere nieuwsonderdelen en hebben daardoor een minder sterke relatie met de suggestie van paniek. Hierom zijn zij als minder belangrijk voor de analyse beschouwd. In bijlage 5 is het protocol van deze analyse terug te vinden. Op 5 januari, de dag van de brand, lag de nadruk van de berichtgeving vooral op het wie, wat, waar van de brand en op meer verdieping en achtergrond, zoals de analyse op itemniveau al liet zien. Uit de analyse op shotniveau van die dag blijkt dat drie aspecten duidelijk naar voren komen: de situatie zoals het is (de wie, wat, waar), de tegenstrijdige adviezen van autoriteiten en de vraag of er 54
gevaar dreigt en of men daar bang voor is. Een duidelijk voorbeeld van een shot waarin wordt aangegeven dat er niet alleen sprake is van een brand, maar er ook een rookwolk in ontwikkeling is die voor eventuele problemen kan zorgen is de volgende. Op 1:14 min in de uitzending van het NOS Acht-Uur-Journaal zegt de voice-over: “(..) ramen en deuren dicht te houden. Wie naar buiten keek zag waarom: een enorme zwarte wolk dreef in noordelijke richting, de kant van Dordrecht op.” Tegelijkertijd met deze tekst komt een close-up van een donkere rookwolk in beeld, gevolgd door een long shot van de rookwolk die duidelijk over het land waait. In 6 seconde maakt dit shot duidelijk waar eventueel gevaar ligt voor omwonenden: niet in de brand, maar in de rookwolk. De wolk is donker en ziet er angstaanjagend uit. De kleur en de inkadering van het shot, de gehele wolk is te zien en de richting van de wolk is duidelijk, kunnen de perceptie van de kijker beïnvloeden. Een lichter en meer uitgezoomd shot had de rookwolk er minder bedreigend uit doen zien. De rookwolk lijkt nu heel wat en de donkere kleuren doen vermoeden dat er stoffen in de wolk zitten. Wat nou als dat giftige stoffen zijn? Het Journaal laat zien hoe de situatie op dat moment is, er ís immers ook een grote rookwolk. Er vanuit gaande dat er met kleurcorrectie niks gemanipuleerd is, is dit een angstaanjagend shot, maar wijkt het niet af van de werkelijkheid. Een tweede voorbeeld van de situatie zoals hij is, maar die wel angstaanjagend kan zijn, volgt even later in het kruisgesprek met verslaggever Kees van Dam. Hij zegt op 2:45 min: “Als je mij die vraag [antwoord op vraag: kan de brandweer de brand onder controle krijgen, LR] een paar minuten geleden had gevraagd was ik positief geweest. Maar als je even achter mij kijkt kun je zien dat de brand zich toch weer heeft uitgebreid naar een pand aan de rechterzijde.” Terwijl hij dit zegt beweegt de camera zich langs de verslaggever en zoomt in op de brand. Er volgt een close-up van het vuur. Een donkere lucht en felle grote vlammen zijn duidelijk te zien. Deze twee shots vatten samen waar de kern ligt van de nieuwsgebeurtenis: er hangt een dreigende rookwolk boven 55
het land waarvan dan nog weinig bekend is en het vuur slaat over. De close-up zorgt ervoor dat de brand misschien heftiger overkomt op de kijker. Maar ook hier wordt niet echt gemanipuleerd. Het was ook een erg grote brand en de verslaggever is op zo’n moment de ogen en oren van de kijker, hij wil dus ook laten zien hoe groot de brand op dat moment is. Hier wordt in de interviews dieper op ingegaan. In twee kruisgesprekken hierna volgt het tweede thema dat duidelijk wordt uit de analyse op shotniveau: de tegenstrijdige adviezen van autoriteiten. Op 4:15 herhaalt verslaggever Theo Verbruggen wat hij op de persconferentie heeft gehoord: “Er zijn wel giftige stoffen vrijgekomen, maar deze zijn niet gevaarlijk (..) toch nog wel het advies om ramen en deuren gesloten te houden”. In beeld is Theo Verbruggen met op de achtergrond de hal. Ook in het kruisgesprek met verslaggever Martijn Bink wordt dit duidelijk. Op 8:29 min zegt hij: “Het advies is om vee binnen te houden en zelf binnen te blijven, maar niet iedereen houdt zich daaraan”. Martijn Bink staat voor de camera met op zijn kin een mondkapje. Zijn opmerking ondersteunt hij later met een nieuwsitem waarin omwonenden nog op straat lopen en met hem praten. Theo Verbruggen en Martijn Bink herhalen de tegenstrijdige informatie: het advies van de autoriteiten is om binnen te blijven, maar het is toch niet gevaarlijk, dus is dat wel nodig? Het feit dat Martijn Bink in beeld staat met een mondkapje, maar deze niet draagt illustreert dit. Het mondkapje impliceert gevaar, maar het niet dragen van het mondkapje voor de mond impliceert dat het wel mee valt. Dit komt verwarrend en tegenstrijdig over op de kijker. Is het zo erg dat een mondkapje nodig is? Maar waarom draagt hij deze dan niet? Dit shot wordt ook besproken in de interviews verderop in de these. Daarna komt het derde thema van 5 januari naar voren. De vraag heerst of er gevaar dreigt en of mensen daar bang voor zijn. Martijn Bink vraagt in zijn nieuwsitem in een aanliggend dorpje aan een omwonende in haar huis: “Als u naar buiten kijkt ziet u hetzelfde als op de televisie, allemaal vlammen. Een eng idee?” Vrouw: “Ja best wel eigenlijk (..) vooral de gevaarlijke stoffen”. Op dat moment is in beeld een pan van de televisie waarop veel vlammen close in beeld worden gebracht naar de vrouw die bij het raam staat met haar kindje op de arm. In de verte kijkt zij naar het vuur, wat vaag te zien is. Door de vraag en de zoom wordt de ernst van de situatie wat aan gezet. Het
56
antwoord van de vrouw beaamd dat zij het eng vind, de vlammen worden weer in beeld gebracht en de vrouw houdt haar kind stevig vast. Even later in een studiogesprek tussen Sacha de Boer en Ira Helsloot, hoogleraar Crisisbeheersing en Veiligheid aan de Vrij Universiteit, zegt Helsloot: “Dit zien we heel vaak, er wordt gezegd dat er geen gevaarlijke stoffen zijn. Maar rook zit natuurlijk vol gevaarlijk stoffen. Iedere rookwolk, maar deze in het bijzonder” Sacha de Boer: “Maar zij zeggen de gevaarlijke stoffen zijn verbrand (..) hoe geloofwaardig is dat?” Ira: “Dat is simpel weg niet zo (..) Mensen die nu geen last hebben, zullen dan [wanneer de deeltjes uit de rook neerdalen, LR] last krijgen”. Over dit gesprek zijn veel close-ups te zien van rood/geel alarmerend licht door het vuur. Af en toe is de studio in beeld met Ira Helsloot en Sacha de Boer als close-up. Ira Helsloot is waarschijnlijk uitgenodigd als zijnde de deskundige op dit gebied. De verslaggevers konden alleen nog maar vertellen wat de autoriteiten en buurtbewoners hen vertelden en wat zij zagen. Ira Helsloot is deskundig op het gebied van crisisbeheersing. Of deze man is uitgenodigd als geruststellingsstrategie of omdat er een wantrouwen heerste in Hilversum jegens de informatie van de autoriteiten, moet uit de interviews blijken. Zijn antwoorden waren in ieder geval alles behalve geruststellend en de alarmerende beelden van het vuur en de rook bevestigden zijn woorden. In de berichtgeving op 6 januari wordt meer ingegaan op het gevaar voor de gezondheid van vervuild blus- en slootwater, blijkt uit de analyse op shotniveau. Op 1:56 min zegt de voice-over in het nieuwsitem: “Vooralsnog zijn er dus geen schadelijke stoffen in de lucht gemeten. Maar hoe gevaarlijk is het zwaar vervuilde bluswater in de sloten op het industrieterrein?”. In beeld is op dat moment een shot van wagens met de tekst: www.milieuongevallen.nl te zien. Dan volgt een panbeweging van de camera van een gewoon uitziende sloot naar slootwater wat angstaanjagend rood is. Vervolgens wordt er ingezoomd op het rode water. Dit laatste shot wordt gedurende de twee weken vaker gebruikt in de berichtgeving van het NOS AchtUur-Journaal over de brand. In het item zegt de verslaggever op 2:18 min: “En dat [gif uit water halen, LR] kan dan voordat het terecht komt in het water en in ons drinkwater uiteindelijk?” Jack jong, waterschap Brabantse Delta: “Ja absoluut” Verslaggever: “er is nul risico voor het drinkwater?” Jack: “er is geen risico voor het drinkwater voor zover”. Op dat moment is in beeld een zoom van de sloot naar een deel slootwater dat rood is. 57
Daarna volgt een shot van een brandweerauto en brandweermannen. De vraag in hoeverre er een gevaar is voor de volksgezondheid wordt hier duidelijk gesteld door de NOS. Dit wordt sterker door de beelden van het rode slootwater. Iedereen die er even kort over nadenkt komt immers snel tot de conclusie dat rood slootwater niet hoort. Er zal dus wel wat aan de hand zijn. Aan de ene kant kan zo’n shot wellicht voor onrust zorgen onder de kijker, aan de andere kant laat de NOS de situatie zien zoals hij is. Ook hier wordt op in gegaan tijdens de interviews. Op 7 januari staat eigenlijk weer hetzelfde thema centraal: in hoeverre is het water vervuild en is dat gevaarlijk voor de volksgezondheid. Er is op die dag al iets meer bekend. Op 15:10 min zegt de voice-over in het eerste item over de brand: “Zelfs met beschermende kleding wil je hier niet door het bluswater lopen”. Op dat moment zijn mannen in beschermde kleding bij Chemie-Pack in beeld. Kort daarna vervolgt de voice-over de alarmerende tekst: “Het oppervlakte water rondom de fabriek is sterk verontreinigd. Het zit boordevol giftige en kankerverwekkende stoffen (..)”. In beeld spuiten mannen in beschermende pakken elkaar schoon. Het volgende shot is een long shot van een brandweerwagen die vies water oppompt. De camera zoomt vervolgens naar de plek waar het water terecht komt. De beschermende pakken betekenen waarschijnlijk dat bescherming nodig is en dat er ook echt gevaarlijke stoffen liggen. Aangezien de autoriteiten telkens volhouden dat er geen stoffen zijn vrijgekomen die gevaar kunnen opleveren, kan dit nogal tegenstrijdig overkomen op de kijker. Klopt het wel wat de autoriteiten zeggen? De taak van de journalistiek is ook om de macht te controleren. Als zij dus rood water of mannen in beschermende pakken zien, tekens dat er wellicht meer aan de hand is, dan laten zij dat ook zien in het Journaal. Op 10 januari wordt een shot uitgezonden in het NOS Acht-Uur-Journaal dat erg belangrijk is geweest voor de beeldvorming over de brand ten aanzien van de overheid. Het Journaal opent met het nieuws dat ministers Opstelten en Schippers de plek van de brand hebben bezocht. De voice-over vertelt op 00:50 min: “De hulpverleners hadden de ministers best te woord willen staan, maar die bleven in een busje zitten. Ze kwamen naar Moerdijk om met eigen ogen te zien hoe verwoestend de brand was geweest, maar ook om de veiligheidsdiensten een steuntje in de rug te geven. Na afloop gaven ze een korte reactie, waarbij opviel dat Opstelten over een ramp sprak en niet gewoon over een brand”. In beeld is dat moment steeds het busje, waar de ministers maar niet uitkwamen. Een long shot van het busje, dan een close-up van een raam van het busje met minister Schipper door het 58
glas, dan kort in beeld een hulpverlener, weer een long shot van het busje en dan een close-up van het busje dat wegrijdt. Deze shots volgen elkaar gedurende 20 seconden op. Een ander belangrijk punt voor de crisisbeheersing en de beeldvorming over de brand is het feit dat Opstelten het een ramp noemde. In het nieuwsitem volgt direct na de voice-over de quote van minister Opstelten. Voor de beeldvorming zijn deze actie en uitspraak van minister Opstelten cruciaal geweest. Zelf zegt Opstelten in de Tweede Kamer op 13 januari over zijn optreden rondom de ramp “het effect was niet goed”. Het is maar de vraag of de brand echt een ramp was, maar de minister stelde dat wel zo. Daarnaast kwam hij het busje niet uit. Waarom niet, zullen de kijkers zich hebben afgevraagd. Naar eigen zeggen was het een communicatiefout en wisten de ministers niet dat er op hen gewacht werd om een praatje te houden. Het was wat ongelukkig en had niks te maken met de angst voor eigen gezondheid. De reacties van de betrokken ministers bij een ramp zijn op zichzelf vaak al nieuwswaardig. Dat het NOS Journaal hier aandacht aan besteedde is dan ook geen verrassing. Dit soort ongelukkig optredens van ministers in het Journaal zullen het op dat moment al argwanende publiek sterk beïnvloeden. Er is een heel nieuwsitem in het NOS Acht-Uur-Journaal aan besteed, dat ongetwijfeld door veel mensen is gezien. Dit heeft er zeker voor gezorgd dat de kijker nog meer vragen en minder vertrouwen kreeg in de antwoorden van de overheid. Niet door informatie, maar juist door het gebrek aan informatie kan paniek ontstaan (zie eerdere hoofdstukken). De vele aandacht voor dit ongelukkige optreden van minister Opstelten kan dus voor paniek hebben gezorgd. Op basis van de shotanalyse kan gezegd worden dat het NOS Acht-Uur-Journaal van 12 januari in het teken stond van nog steeds aanwezige, of oplaaiende onrust onder de bevolking. Op 1:03 min zegt de voice-over: “(..) een smeulend vuurtje dat oplaait, net zoals de onrust vandaag. Een paar kilometer verder in Strijen onderzoeken medewerkers van de brandweer voor het eerst het weiland van veeboer Sander Vijverberg. Al dagen klaagt hij over de brandresten die overal verspreid liggen.” Verslaggever: “het zijn grote delen, schrokken ze?” In beeld een close shot van het logo van Chemie-pack. Gevolgd door een long shot van een brandweerwagen bij Chemie-Pack. Dan een long shot van medewerkers van de brandweer in een weiland die brandresten in een zakje doen. Gevolgd door een midden shot van de brandweer die praat met een veeboer. En dan een close shots van brandresten in het gras. Met deze shots wordt door veeboer Sander Vijverberg en de brandresten in 59
zijn weiland als voorbeeld te nemen duidelijk dat de onrust en de gevolgen van de brand een week later nog niet voorbij zijn. Door de brandresten close te filmen lijken zij erg groot. Dit vergroot de ernst die het item overbrengt. De onrust blijkt ook uit het gehele item over de buurtbewonersbijeenkomst. Dit item van 51 seconden bestaat volledig uit soundbites van bewoners die hun onrust en vragen uiten. In beeld worden midden shot van diegene die praat afgewisseld met close-ups van bewoners die ernstig en bezorgd kijken. Uit het item blijkt dat de onrust nog groot is, er is immers ook een grote opkomst. Het item laat geen ontspannen gezicht zien, iedereen maakt zich ernstige zorgen, doen de beelden vermoeden. Als een verslaggever zijn werk goed doet, mag de kijker er vanuit gaan dat de situatie dan dus ook echt zo was. Toch had de onrust tijdens de buurtbewonersbijeenkomst nooit de ruimte verlaten, als het door het televisienieuws niet zo duidelijk in beeld was gebracht. Hierdoor wordt de onrust meer bekend onder de kijkers en kan de onrust eventueel overslaan. Dan op 19 januari, twee weken na de brand, komt Moerdijk na vier dagen afwezigheid weer in het NOS Acht-Uur-Journaal. Weer gericht op het thema gevaar voor de volksgezondheid, maar dit keer met een stuk positiever nieuws. Het nieuwsitem opent met de volgende voice-over tekst: “Dreigende luchten boven de Hoeksche Waard, maar opluchting beneden bij spruitjesboer Jos Schelling. Exact twee weken na de brand bij Chemie-Pack kan het delven van het groene goud doorgaan (…)”. De woorden worden ondersteund door de beelden. De camera maakt een pan van een donkere en dreigende lucht naar een long shot van het boerenveld met boer Jos Schelling op de rug gefilmd die het veld inloopt. Dan volgt een close-up van handen die groene spruitjes plukken en de spruitjes vervolgens laten zien aan de camera. Deze shots geven mooi aan dat de situatie twee weken later anders is dan de dagen ervoor. De verandering wordt verbeeld door de pan van de donkere en dreigende lucht (symboliserend de situatie in de dagen na de brand) naar groene, gezonde spruitjes (de situatie nu). Het is echt een ‘goed nieuws item’ en de tekst ondersteund de symboliek in de beelden. Het item draagt hierdoor een geruststellend gevoel uit. De analyse op shotniveau omschrijft nog wat dieper en uitvoeriger dezelfde frames die ook al naar voren kwamen wanneer er gekeken werd naar het item in zijn geheel. Zo kwam de vraag of er gevaar voor de gezondheid was ook duidelijk naar voren in de geanalyseerde shots, net zoals de onrust onder de bevolking. Op shotniveau kwam duidelijker aan het licht dan op itemniveau dat er 60
onduidelijkheid heerste over de vraag of er een gevaar voor de volksgezondheid was, doordat er tegenstrijdige berichten kwamen van autoriteiten. Zoals minister Opstelten die het busje niet uitkwam en de brand een ramp noemde, het advies om binnen te blijven en vee binnen te halen, maar tegelijkertijd de boodschap dat er geen gevaar heerste voor omwonenden. Dit wijst meer op het gebrek aan communicatie/doofpot-frame. Tot slot, kort iets over de eventuele beperkingen van de gebruikte onderzoeksmethode. Ieder onderzoek heeft zo zijn beperking, dus ook deze inhoudsanalyse. De eerste beperking van dit deel van het onderzoek is wellicht de omvang van de steekproef. Deze is zorgvuldig gekozen: groot genoeg om conclusies te kunnen trekken, maar niet zo groot dat het praktisch niet meer haalbaar was om te analyseren. Toch is het belangrijk om kort stil te staan bij de effecten van de gekozen steekproef. Was de onderzochte tijdspanne langer geweest, dan was bijvoorbeeld de fase van het verantwoordelijkheidsvraagstuk meer in de resultaten naar voren gekomen. Zoals in hoofdstuk 3 al werd genoemd is de top van Chemie-Pack in de zomer van 2011 zelfs opgepakt. Dit is ongetwijfeld in het nieuws geweest en zou de resultaten kunnen hebben beïnvloed. Een tweede eventuele beperking is de gekozen categorisaties binnen de protocollen. De keuzes die tijdens de analyses zijn gemaakt zijn gebaseerd geweest op argumenten en in uitgebreide bewoording in de methode en resultaten sectie van dit hoofdstuk aan de orde gekomen. Toch is kwalitatief onderzoek subjectief. De kijk van de onderzoeker kan dan ook de resultaten beïnvloeden. De protocollen zijn bijgevoegd en de analyse is zo uitgebreid mogelijk beschreven om de resultaten controleerbaar en daarmee betrouwbaar en valide te maken.
4.3.
Conclusie inhoudsanalyse
Ondanks enige kleine beperkingen die dit onderzoek kent is het mogelijk om op basis van de resultaten van de inhoudsanalyse de eerste drie deelvragen te beantwoorden. De eerste deelvraag was: Hoeveel tijd (en aan welke fasen binnen de rampenjournalistiek) besteedde het NOS Acht-UurJournaal in hun nieuwsbulletins aan de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? In hoeverre heeft het NOS Acht-Uur-Journaal bijgedragen aan het ontstaan van een ‘media-hype’? Deze deelvraag is te beantwoorden aan de hand van de inhoudsanalyse op programma- en itemniveau. Het NOS Acht-Uur-Journaal besteedde gemiddeld 11,62% van hun uitzending aan de brand. Op de dag van de brand zelf was dit zelfs 52,48%. In totaal heeft het NOS Acht-Uur-Journaal in de twee weken na de gebeurtenis 45 minuten besteed aan de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. De meeste nieuwsonderdelen werden besteed aan de verdieping/achtergrond-fase binnen de rampenjournalistiek. Deze verwachting formuleerde ik al in de conclusie van hoofdstuk 2 over het 61
NOS Journaal. Oud-hoofdredacteur Van Westerloo bracht meer achtergrond en duiding bij de NOS. Ook de andere twee fasen van rampenjournalistiek verwachtte ik te zien en dat was ook het geval. Op basis van deze resultaten kan geconcludeerd worden dat het NOS Acht-Uur-Journaal niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van een ‘media-hype’. Er was geen plotselinge toename in berichtgeving over vergelijkbare gebeurtenissen en geen sterke stijging van thematisch gerelateerd nieuws. Dit zijn twee criteria waaraan berichtgeving moet voldoen, voordat het een ‘media-hype’ genoemd kan worden en dit was dus niet het geval. Ook deed de NOS niet overduidelijk aan risicoversterking. Het risico werd niet groter gemaakt, de hoeveelheid aandacht kwam overeen met de ernst van de situatie. De hoeveelheid aandacht werd immers naar verloop van tijd minder. Achteraf gezien is er misschien wel te lang de vraag gesteld of er een gevaar voor de gezondheid was, aangezien niks daar tot nu toe op heeft gewezen. Maar met de weinige informatie die bekend was, was dat een logische vraag. Hier wordt in de eindconclusie verder op ingegaan. Ook de tweede deelvraag kan beantwoord worden. De vraag was: Welke frames op itemniveau en op shotniveau kan ik herkennen in de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? Uit de analyse op itemniveau is gebleken dat het gevaar voor de gezondheid-frame het meeste voor is gekomen in de berichtgeving van het NOS Acht-UurJournaal over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Dit frame kwam ook duidelijk naar voren in de analyse op shotniveau. Het tweede frame wat het meest gebruikt is, is het verantwoordelijkheidsvraagstuk-frame. Dit kwam niet duidelijk naar voren in de analyse op shotniveau, wat te verklaren is doordat dat vaak werd verteld en niet makkelijk in beeld gebracht kon worden. Het wie, wat, waar-frame en het paniek/onrust onder de bevolking-frame zijn beide vier keer gebruikt bleek uit de analyse op itemniveau. Deze frames zijn in de analyse op shotniveau ook duidelijk naar voren gekomen. Op shotniveau, tot slot, kwam duidelijker naar voren dan op itemniveau dat er een tegenstrijdigheid zat in wat autoriteiten vertelden aan zowel de bewoners als aan de media. Uit de analyse op itemniveau blijkt dat het gebrek aan communicatie/doofpot-frame drie keer is gebruikt. De analyse op shotniveau suggereert dat dat frame vaker is gebruikt. Dit komt waarschijnlijk doordat het in een nieuwsonderdeel verpakt zat wat wellicht als belangrijkste frame het gevaar voor de gezondheidframe had. Hans Laroes herkende een aantal maatschappelijke ontwikkelingen (zie hoofdstuk 2): een gevoel van kwetsbaarheid en onveiligheid onder de bevolking en de overheid en instituties van de staat die hun natuurlijke autoriteit kwijt zijn. Op basis daarvan verwachtte ik het gebrek aan communicatie/doofpot-frame, het gevaar voor gezondheid-frame en het verantwoordelijkheidsvraag-frame als meest voorkomende frames in de berichtgeving. Het paniek/onrust onder de bevolking-frame verwachtte ik in mindere mate, omdat de nadruk op emotie 62
onder hoofdredacteur Nico Haasbroek slecht viel binnen de redactie. Deze verwachting klopt ten delen. Het gevaar voor gezondheid-frame en het verantwoordelijkheidsvraag-frame zijn inderdaad veel gebruikt. Het paniek/onrust onder de bevolking-frame echter meer dan het gebrek aan communicatie/doofpot-frame. Tot slot de derde deelvraag die aan de hand van de inhoudsanalyse beantwoord kan worden. Deze vraag was: Wat voor betekenis hebben de frames gegeven aan de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal en wat kunnen de gevolgen van deze berichtgeving zijn geweest? Het meest gebruikte frame is het gevaar voor de gezondheid-frame. Dit frame is waarschijnlijk zoveel gebruikt, omdat het feit dat een chemisch bedrijf in de brand stond deze vraag op wierp, bewoners zich dat sterk afvroegen en er tegenstrijdige adviezen en informatie naar buiten kwamen. In een nieuwsitem zegt verslaggever Jeroen Wollaars dat het moeilijk is voor de NOS om aan de resultaten van de metingen te komen. Er is dus veel onduidelijk en het NOS Acht-Uur-Journaal brengt dit aan het licht en probeert tegelijkertijd op zoek te gaan naar meer informatie. Een gevolg van het gebruik van dit frame in de berichtgeving had logischerwijs kunnen zijn dat autoriteiten sneller en duidelijker informatie verschaften. Dit was echter niet het geval. Hier wordt dieper op ingegaan in de interviews verderop in deze these. Je zou je dan kunnen afvragen of het gevaar voor de gezondheid-frame onrust onder de bevolking heeft aangewakkerd. Uit de analyse op shotniveau blijkt immers dat er geregeld werd ingezoomd op zorgelijke gezichten van bewoners en rood alarmerend slootwater. Uit de theorie, zie hoofdstuk 1, over frames blijkt dat frames de beeldvorming kunnen beïnvloeden. Het is echter niet zo dat frames altijd één op één worden overgenomen. Het feit dat het gevaar voor de gezondheidframe zo vaak gebruikt werd kan dus de beeldvorming van de kijkers hebben beïnvloed. Het paniek/onrust onder de bevolking-frame is niet heel vaak gebruikt, maar het gevaar voor de gezondheid-frame kan wel effect hebben gehad op onrust onder de bevolking. De ‘mythe van paniek’, de verwachting van mensen dat men in paniek raakt, kan hiermee in stand zijn gehouden. Iedereen zou immers toch onrustig worden als er zo’n dreigende rookwolk over hun huis trok, er rood slootwater vlakbij stroomde en de koeien van de boer verderop spontaan aan de diarree raakten? De vraag is of het NOS Acht-Uur-Journaal dat in dit geval anders had moeten doen. Er werd immers weinig informatie gegeven door autoriteiten en één van de taken van de journalistiek is het controleren van de macht. Zou de journalistiek ondanks dat rekening moeten houden met het effect van hun berichtgeving op het publiek of is het controleren van de macht belangrijker? Of is het misschien de taak van de autoriteiten om zo snel en transparant mogelijk te zijn over wat zij weten, zodat de journalistiek het hiaat in informatie niet zelf hoeft in te vullen? Dick Jansen, adjunct-chef 63
binnenlandredactie van de NOS, deed die oproep op een netwerkdag voor communicatieprofessionals georganiseerd door het Nationaal CrisisCentrum. Hij zei: “Zeg in een persconferentie ook wat je nog niet weet. Als de overheid te lang wacht met communiceren, komt de geruchtenmachine op gang. Je creëert in zo’n geval als overheid een hiaat, waar de mensen zelf invulling aan gaan geven” (Nationaal CrisisCentrum, 2011, online). Want het nieuws kan niet wachten, kijkers willen iets zien en het nieuws gaat tegenwoordig 24 uur per dag door. Het volgende hoofdstuk bestaat uit de interviews met de verslaggevers en eindredacteuren van het NOS Journaal. De hierboven opgeworpen vragen zullen in dat hoofdstuk ook aan de orde komen. In de eindconclusie van deze these wordt weer teruggegrepen op deze vragen en een getracht een concluderende visie te geven.
64
Hoofdstuk 5: 5.1.
Interviews verslaggevers en eindredacteuren NOS
Methode van de interviews
Een inhoudsanalyse brengt in kaart hoe de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand eruit zag. Een inhoudsanalyse geeft echter geen informatie over de afwegingen die worden gemaakt door een verslaggever of eindredacteur over die berichtgeving. Om die reden bestaat dit tweede onderzoekdeel uit interviews. De twee verslaggevers en eindredacteuren die het meeste hebben gewerkt in de onderzochte periode zijn individueel geïnterviewd. De twee verslaggevers die in de eerste twee weken op de meeste dagen nieuwsonderdelen over de brand hebben verzorgd zijn op 30 november 2011 geïnterviewd. Dit zijn Theo Verbruggen en Kees van Dam. Uit mijn inhoudsanalyse bleek dat Theo Verbruggen op 5 dagen in de eerste twee weken verslag heeft gedaan over de brand, namelijk op 5, 8, 11 en 12 januari. Kees van Dam heeft op 5 en 6 januari verslag gedaan van de brand. Andere verslaggevers die in die periode hebben gewerkt aan het nieuws over de brand zijn Martijn Bink, Tanja Braun, Jeroen Wollaars, Lidwien Gevers, Henrik-Willems Hofs en Sebastiaan Meijer. Zij hebben echter allen op één dag in die eerste twee weken aan het nieuws over de brand gewerkt. Theo Verbruggen en Kees van Dam zijn benaderd per email. Via het redactiebureau van het NOS Journaal was het mogelijk om er achter te komen wie de eindredacteuren van het NOS Acht-Uur-Journaal waren in de twee weken na de brand. Arno Vermeulen, René Went en Adrian Roling zijn ieder twee dagen eindredacteur van het Acht-UurJournaal geweest in die periode. Jaap Leemeijer is vier keer eindredacteur van het Acht-Uur-Journaal geweest in die periode. Arno Vermeulen was eindredacteur op de dag van de brand zelf (5 januari) en op 10 januari. Omdat hij als eindredacteur op de dag van de brand verantwoordelijk was voor de uitzending is hij benaderd voor een interview. Ook Jaap Leemijer is benaderd. Hij was op 6, 12, 13 en 19 januari eindredacteur van het Acht-Uur-Journaal. Ook beide eindredacteuren zijn benaderd via email. Deze twee interviews zijn gehouden op 5 december 2011. De interviews zijn gedaan aan de hand van semigestructureerd vragenlijsten. De vooraf opgestelde vragenlijst was voor Theo Verbruggen en Kees van Dam hetzelfde. De vragenlijst is na de interviews met de verslaggevers beperkt aangepast voor de eindredacteuren. Jaap Leemeijer gaf per email al voor het interview aan geen bijzondere herinneringen te hebben aan de uitzendingen en aan de wijze waarop er op de redactie over gesproken werd. Ook was er minder tijd voor dit interview. Daardoor is ter plekke besloten het interview schema iets meer los te laten en vooral hiaten die nog bestonden na de eerste drie interviews op te vullen. De interviews zijn volledig uitgewerkt in bijlagen
65
6, 7, 8 en 9. Hieronder zullen de interviews in verhaalvorm samen gevoegd worden om een goed beeld te creëren. Op basis hiervan kunnen de laatste twee deelvragen beantwoord worden.
5.2.
De dag van de brand: hoe gaat de NOS te werk
Rond half drie, als de brand net is uitgebroken, komt de melding binnen bij de NOS. Arno Vermeulen is die dag eindredacteur van het Acht-Uur-Journaal en Kees van Dam heeft verslaggeversdienst. Kees van Dam is op dat moment nog thuis. “Ik had een verslaggeversdienst en eerder op de dag waren een paar onderwerpen afgevallen. Soms ga je dan naar Hilversum toe, maar voor de onderwerpen die de revue passeerden was het handig om in Utrecht te blijven.” Rond half drie wordt Kees van Dam opgebeld door de binnenland coördinator met de mededeling dat er een melding is binnengekomen van een brand in Moerdijk. Er is een grote inzet van reddingsploegen, dus hij begint te rijden richting Moerdijk. “Gedurende dat ritje, Moerdijk is nog beste wel even een eind vanuit Utrecht, werd wel duidelijk dat we te maken hadden met een serieuze brand”, vertelt Kees van Dam. Theo Verbruggen hoort het nieuws via de reguliere berichtgeving. Hij neemt vervolgens contact op met de binnenland coördinator en zij vertelt hem dat Kees van Dam al onderweg is. “Eerlijk gezegd baal ik dan een beetje, denk ik shit. Maar het is hem gegund. Hij heeft het fantastisch gedaan. Ik ging er toen vanuit dat het gecoverd werd”, vertelt Theo Verbruggen. Op dat moment heerst er op de redactie in Hilversum een grote hectiek, vertelt Arno Vermeulen. De eerste uitzending over de brand is om vier uur. “Volgens mij was RTL al vanaf het begin aanwezig bij de brand, althans met een telefonisch verslaggever. Ik heb gehoord dat dat mogelijk was, omdat een van hun verslaggever toevallig langs die locatie liep. En die is dus op pad gegaan. Bij ons heerste achteraf de vraag of wij te laat waren of niet. RTL was er al de hele middag bij en heeft ook live uitgezonden.” RTL kan altijd relatief snel op de zender, omdat zij op RTL 7 live uitzenden overdag. Bij de NOS moet er dan een programma van de zender af. Maar er speelde nog iets mee. Op de weblog van de hoofdredacteur op de site van de NOS schrijft toenmalig hoofdredacteur Hans Laroes op 6 januari 2011 dat hij de brand niet vond voldoen aan de criteria van een calamiteit. Arno Vermeulen had op dat moment wel het gevoel dat de brand een calamiteit was. “Ik had toch wel het idee dat het vrij heftig was. En het was al vrij snel duidelijk dat de bevolking er op één of andere manier mee te maken zou krijgen. Dus in die zin, zeg ik, dan moeten we voluit gaan. En dat zijn we dus ook gegaan. Maar het is vrij moeilijk om te zeggen wat precies de afwegingen zijn. Op zo’n moment is alles kort in de tijd”. Kees van Dam wordt zo snel mogelijk live de uitzending ingetrokken. “Ik kwam iets voor half vier aan bij de brand. Er stond een SLG, zo’n satellietbusje van ons, die waren er ook nog maar net en waren aan het opzetten. Terwijl ik uit de auto stapte, had men tien minuten daarvoor in Hilversum besloten om een live uitzending te doen. Ik ben telefonisch 66
begonnen. Ik stond aan de rand van het afgesloten gebied. Toen zeiden ze in Hilversum ‘je moet echt opschieten, want we willen over 3 minuten live’. Ik zeg, ‘je kan over 3 minuten wel live willen, maar ik ben er nog niet. Je moet echt even wachten’. Maar er was een enorme druk vanuit Hilversum: we gaan nu, we gaan nu, we gaan nu. En toen ben ik de uitzending telefonisch begonnen. Ik heb de auto neergezet en tegen de mensen gezegd dat ze moesten opschieten en opstellen. Daar waren ze al mee bezig. De SLG bemanning en cameraman wisten niet dat we live zouden gaan. Dat kostte ook tijd. Nou goed, tijdens dat telefoon gesprek waarin ik beschreef wat ik zag, zijn we eigenlijk van een telefoon overgegaan tot de verslaggever in beeld.” Kees van Dam blijft die hele avond op de plek van de ramp en doet regelmatig live verslag van de situatie daar. In het Acht-Uur-Journaal van die avond hebben drie verslaggevers vanaf locatie live een kruisgesprek met Sacha de Boer in de studio. Naast Kees van Dam doet Theo Verbruggen verslag van de persconferentie en staat Martijn Bink in Strijensas, een dorpje vlakbij Moerdijk. “Aan het einde van de dag werd ik toch gebeld door de redactie”, vertelt Theo Verbruggen. “Ze merkten dat het toch veel groter was dan ze dachten en dus vonden ze ook dat we moesten opschalen als verslaggeving. Ze vonden het fijn als ik naar de gemeenteraad in Zevenbergen zou gaan, want daar zou de burgemeester en de brandweer een persconferentie geven. Kees kon dan bij de brand blijven.” Er wordt gekozen voor de drie verslaggevers, omdat de NOS op dat moment het volledige plaatje wil coveren, legt Arno Vermeulen uit. “Kees bij de plek van de brand, dat lijkt mij volstrekt duidelijk. Omdat je plaatjes wilt hebben van de brand en omdat je snel je informatie daarvandaan wilt trekken. Vervolgens, in de loop van de tijd blijkt dat de autoriteiten een persconferentie gaan geven op een andere locatie dan de brand, dus daar moet dan logistiek een tweede verslaggever naar toe. Want de eerste kan niet weg van zijn plek, want je weet niet wat zich daar nog allemaal gaat voltrekken, dus die wil je daar per se houden. Theo ging dus naar de persconferentie. En vervolgens krijg je te horen, dat die wolk zich aan het verspreiden is en richting Dordrecht en Rotterdam trekt. Nou ja, dat betekent dat je dan ook op dat traject waar die wolk over trekt iemand wilt hebben, want je weet nog niet wat voor consequenties dit gaat hebben. Je zag al wel beelden van een brandweerauto die door de megafoon roept ‘blijf binnen en sluit de ramen’, dus op basis van de beschikbare informatie hebben wij besloten om ook voor het menselijke verhaal, de burger die het kan betreffen, iemand op locatie te zetten”. Dat werd Martijn Bink. Hij stond in Strijensas en peilde de reacties van de bewoners. Er is in de berichtgeving over de brand door de NOS veel gebruik gemaakt van kruisgesprekken. Volgens de verslaggevers is een reden daarvoor dat je dan de meest actuele informatie hebt. Kees van Dam licht toe. “Dat is eigenlijk de meest pure vorm van journalistiek. Er gebeurt wat, je staat erbij en je vertelt daarover. Ten tweede, bij bijvoorbeeld een persconferentie, 67
kan er natuurlijk het laatste nieuws in zitten. En dat kan je niet altijd technisch verwerken. Persconferenties beginnen altijd op een moment dat je het juist even niet kan hebben. Stel nou dat de burgemeester om 2 minuten over acht zegt: ‘we gaan de helft van Nederland ontruimen, want hier ligt een atoombom’, ik zeg maar wat, ja dan wil je daar natuurlijk snel naartoe schakelen. Maar om zo’n uitspraak in de uitzending te krijgen dat duurt natuurlijk even en dat is soms niet meer mogelijk. Maar dan heb je er wel iemand bij gehad die het na kan vertellen.” Theo Verbruggen noemt deze reden ook en voegt er één aan toe. “Je hebt de meest actuele informatie, beelden maken en verwerken kost altijd veel tijd. Die tijd heb je op dat soort drukke stressvolle momenten niet. En ik denk dat het soms meer verhelderend is om een verslaggever een samenvatting te laten geven, dan autoriteiten daar veel tijd voor te geven. Je kan het meer verpakt vertellen dan autoriteiten en dat is beter voor de kijker denk ik. Onze woordkeuze is anders, we kunnen informatie uit Den Haag en van bijvoorbeeld raadsleden erin verwerken, ik kan een betere mix maken van verschillende reacties op dat moment. En als je het aan iemand overlaat, kan hij het slecht vertellen of te veel er mee weg lopen.” Ook vorm speelt een rol zegt Kees van Dam. “De informatie ‘het blijkt dat er weinig schade is voor omwonenden’ kan je in één zin zeggen. Maar je kan ook iemand in beeld vragen, dan laat je zien dat we daar iemand hebben en dat we de kijkers serieus nemen”. Jaap Leemeijer vertelt dat hij eigenlijk altijd graag één of twee verslaggevers op een verhaal wil hebben. “Ik denk dat je je als kijker dan beter kan identificeren. Als je bij een brand vijf verschillende mensen ziet staan, dan heb je toch steeds weer iemand anders die weer anders praat en anders vertelt. Voor de identificatie met het nieuws is het beter om één iemand daarvoor te hebben, zoals we ook één correspondent in Amerika hebben en één in Moskou. Identificatie is belangrijk, omdat de informatievoorziening dan beter overkomt en we een soort herkenbaarheid hebben, zoals we ook vaste anchors hebben voor het Acht-Uur-Journaal. Daar wint de uitzending kracht mee.” Naast de verslaggevers in kruisgesprekken, de nieuwsitems en Gerrit Hiemstra, de weerman, bestaat de uitzending van 5 januari ook uit een studiogesprek met Ira Helsloot. Ira Helsloot is deskundige op het gebied van crisisbeheersing en veiligheid. Sacha de Boer vraagt aan hem een reactie op wat de autoriteiten volgens Theo Verbruggen melden op de persconferentie, namelijk dat er geen gevaar voor de gezondheid heerst. Zijn antwoord spreekt de autoriteiten tegen en is alles behalve geruststellend, want alle rook is immers gevaarlijk meent Helsloot. Arno Vermeulen legt de keuze voor Helsloot uit. “Je moet wel registreren wat de overheid zegt, maar dat is niet het sluitende bewijs dat dat ook zo is. Dus dan is het aan ons de taak om op onafhankelijke wijze de kwestie die daar speelt voor te leggen aan iemand die daar zijn specialiteit van heeft gemaakt. Daarom haal je zo iemand dan in de studio. In de loop van de dag nota bene, is ons immers verteld dat er een wolk is met giftige stoffen daarin. En als de autoriteiten dan later gaan zeggen ‘er is niks aan de hand..’. Je probeert dat te kanaliseren en daarom haal je zo iemand in de studio”, legt Arno Vermeulen uit. 68
Theo Verbruggen voelt op dat moment wel dat dat speelt. “Er was wel argwaan in Hilversum: ‘klopt dat allemaal wel wat er gezegd wordt’. Ik voelde ook wel een hele kritische druk vanuit Hilversum. Maar ik kan niet meer zeggen, dan wat ik daar opvang. Ik moet het kunnen verantwoorden. Ik kan niet kritischer zijn dan ik voel dat nodig is. Want dan zou ik mezelf verloochenen, en als het dan achteraf niet geklopt had was het helemaal vervelend geweest. Ik zeg alleen wat er gezegd is en neem niet zelf het initiatief om te zeggen wat waar is en wat niet. Ik leg het in de mond van anderen. Dat is ook het enige wat je op dat moment kan doen. Achteraf kan je niet verweten worden dat je paniek hebt gezaaid en je beroept je op wat andere zeggen, dat is misschien laf, maar ik kan niet meer doen, het zou onverantwoord zijn als ik daar een eigen mening over zou hebben.”
5.3.
Effecten berichtgeving op publiek
Het gebruik van een bekend gezicht in beeld of het uitnodigingen van een deskundige is geen geruststellingstechniek. Daar denken alle vier de geïnterviewden hetzelfde over. “Wij zijn er niet om gerust te stellen, wij zijn er voor de onafhankelijke informatie”, zegt Arno Vermeulen. Kees van Dam beaamt dat. “Je probeert gewoon rustig en overwogen je oordeel te vellen en te vertellen wat daar gaande is. Het is niet mijn taak om de paniek te vergroten of de paniek te verkleinen. Als er paniek is daar, en het is er een grote teringbende, dan zal ik zeggen ‘het is een grote rotzooi, er klopt helemaal niks van’. En als je het tegenovergestelde ziet, dan zeg je dat. Dus ik sta daar gewoon om de feiten te observeren, te analyseren en te interpreteren en dat weer te geven, ik sta daar niet om mijn moeder gerust te stellen.” Ook Theo Verbruggen vindt geruststellen niet zijn verantwoording. “Ik vind niet dat we moeten geruststellen of paniek moeten zaaien. En ik ben er niet mee bezig om mensen gerust te stellen of om paniek te zaaien. Geruststellen is denk ik niet een factor die bij ons een rol speelt. Ik denk dat bij ons de professionaliteit van een verslaggever ter plekke kan zorgen voor een betrouwbaar gevoel, en dat dat indirect ook geruststellend is. Dat kan ik mij wel voorstellen”. Jaap Leemeijer beaamt ook dat geruststelling geen overweging is. “Je moet de huiskamervragen goed stellen. En die is kennelijk in die periode geweest of er een gevaar voor de gezondheid was.” Het gevaar voor de gezondheid-frame dat veel is gebruikt, blijkt uit de inhoudsanalyse, wordt herkend door de journalisten. “Ja, dat zijn ook wel de logische vragen die je stelt en de logische kaders. Namelijk wat lag daar nou eigenlijk en hoe gevaarlijk is dat voor de mensen die erom heen wonen”, zegt Kees van Dam. “Ja, ik herken dat. Dat waren de termen die steeds terug kwamen. Daar draaide het om”, reageert Theo Verbruggen. Volgens Kees van Dam ontstaat zo’n frame uit common sense denken. “Het zijn van die voor de hand liggende vragen: wat was er opgeslagen, mocht dat, was dat gevaarlijk, wat betekent dat eventueel voor omwonenden en voor de bedrijven. Het zijn van die voor de hand liggende thema’s en aan de hand van wat je vind, ga je dan weer verder.” Volgens 69
Kees van Dam is het frame veel gebruikt, omdat er weinig adequate informatie kwam van de autoriteiten. “Als je niks weet, geen idee wat er ligt, geen idee hoeveel, geen idee of er vergunningen waren, geen idee of het een veilig bedrijf was, geen idee of ze een eigen brandweer hadden, geen idee of die is ingezet en hoe de samenwerking was met de brandweer. Ja, als je op al die voor de hand liggende vragen geen adequaat antwoord krijgt.. Zolang daar geen antwoord op is, blijf je de vragen stellen. Want je zal er maar om de hoek wonen. De mensen er omheen mogen ervan uitgaan dat de overheid zulke zaken goed regelt, ja voor hen is zo’n puinhoop natuurlijk niet acceptabel.” “Door te ontkennen, door te zeggen er is geen gevaar, wek je argwaan, blijkbaar werkt het averechts. Wij zijn daar denk ik niet heel erg bewust van. In het samenspel ontstaat dat. Ergens begint dat”, zegt Theo Verbruggen. Wel herkent hij een aantal verschuivingen in de loop van de jaren. “Er is een gebrek aan vertrouwen naar autoriteiten, dat zien we steeds meer. Alles mag onderuit gehaald worden. Dat verzorgd veel onrust denk ik. De autoriteiten zijn niet meer de autoriteiten die ze soms moeten zijn. Ze zijn niet leading, terwijl ze alle mogelijkheden hebben, persconferenties en ze kunnen live. Ik ben ook wel argwanender geworden. Autoriteiten zeggen ook nooit zomaar iets. Er is ook een strijd tussen burgemeesters, wie trekt het voortouw. Als je dan later hoort dat een burgemeester die het minder goed doet aan de kant wordt geschoven, dan denk je wel ja, dan is het een soort acting. De buitenkant en de presentatie wordt belangrijker.” Ook de terminologie is door de jaren heen wat veranderd, volgens Theo Verbruggen. “Door de commerciële zenders is het goed dat we concurrentie hebben gekregen, maar daardoor is het ook meer een attractie geworden. Het is onderhavig aan kijkcijfers. Ik vrees dat wij ook niet ontkomen aan commerciële inzet. Wij moeten daar onze weg in vinden en misschien dat termen daardoor wat sensationeler worden. Als er geen giftige stoffen zijn dan hoef je het misschien helemaal niet te zeggen. Want door het te zeggen, wek je al argwaan. Maar ik denk niet dat daar heel bewust mee wordt omgegaan. Ik denk dat dat er insluipt. De maatschappij verandert en daarmee het nieuws en de terminologie. Soms wil je iets wat pakkender neerzetten. Je moet mensen in een korte boodschap alles helder uitleggen. ‘Giftige stoffen’ is pakkend. Wat denk ik ook een rol speelt, zit ik nu te denken, is dat doordat we zoveel mogelijkheden hebben om live te gaan, door te schakelen van plek naar plek, het verhaal ook een vorm van urgentie krijgt. Als mensen niks gezien hebben, worden ze ook niet zo paniekerig. Zelfs als ze langs de brand waren gefietst hadden zij misschien niet gedacht dat het heel erg was. We zijn allemaal ‘relleriger’ geworden. De politiek reageert op incidenten, wij ook, en daarom worden verhalen ook veel groter. Het wordt een storm in een glas water uiteindelijk.” Ondanks dat Theo Verbruggen denkt dat door veel te laten zien en sensationeler en relleriger taalgebruik paniek gestuurd kan worden, verwachtte hij zelf geen paniek of onrust onder de bevolking. Ook Kees van dam verwachtte geen paniek, maar “je gaat natuurlijk wel kijken hoe men 70
erop reageert. Als dat wel zo is dan vertel je dat en als mensen niet in paniek zijn dan vertel je dat ook. Het is een voor de hand liggend deel van het verhaal, wat betekent dit voor de omwonenden. Je gaat gewoon zien hoe het ervoor staat. Als je niemand buiten ziet en niemand durft de deur open te doen en de ramen zijn dicht, dan is dat onderdeel van de analyse dat mensen zich zorgen maken. Als mensen op straat met elkaar lekker lopen te kletsen dan zijn het misschien maar drie mensen in een sporthal die lopen te schreeuwen, maar die staan dan meer op zichzelf. Je probeert naar eer en geweten goed vast te stellen wat er gaande is en dat vertel je. Je maakt het niet erger of minder erg of mooier of dramatischer dan het is.” Ook Jaap Leemeijer verwachtte geen paniek. “Ik heb nooit paniek verwacht. Nee, want dat had dan al duidelijk moeten worden op dag één. Na die metingen had er paniek kunnen ontstaan in de omgeving. Maar de dagen daarna, ja ach de mensen zijn niet zo snel bang. En er waren ook geen signalen waardoor je denkt dat er echt iets mis is. Bijvoorbeeld dat er massaal kinderen ziek werden ofzo”. Arno Vermeulen zegt daarover: “Nee, je weet niet hoe mensen reageren. Maar als er sprake is van een brand, die er heel heftig uitzag met die hele zwarte rook en die hele grote vlammen, dan kun je wel verwachten dat dat invloed heeft op het publiek. Hoe groot die invloed is, kan ik niet zeggen, maar dat er een soort schrikeffect vanuit gaat, ja dat is wel voorspelbaar. Dus dan ga je inderdaad vaststellen of de mensen waar de wolk over heen gaat het benauwd hebben. En dat werd bevestigd.” Paniek is iets anders dan bezorgdheid vinden de journalisten. Over het wantrouwen en de bezorgdheid onder de bevolking was Kees van Dam niet verbaasd. “Nee heel erg logisch. Want die mensen die wonen daar en die weten dat daar bij Moerdijk op een paar honderd meter afstand één van de grootste chemiebedrijven van Nederland ligt. Zo iemand gaat er vanuit dat dat goed geregeld is. Daar zou ik ook vanuit gaan. Maar die mensen weten helemaal niet wat er ligt en het komt niet goed geregeld op ze over. Die denken dan dat is toch een schande! Ik kon mij die irritatie bij die mensen en de ongerustheid heel goed voorstellen.” Ook Jaap Leemeijer deelt deze mening. “Die mensen zijn niet in paniek. Die mensen zijn bezorgd en dat is ook logisch. Ik was op de vijfde ook bezorgd, even kijken waar het heen gaat. Maar je moet je er als NOS wel goed bewust van zijn, in je presentatietekst al. Als je daar al spreekt van een ‘dreigende milieuramp’ of ‘heel West-Nederland moet zijn ramen en deuren dicht houden’, klinkt dat heel anders, je moet je steeds bewust zijn van hoe dat klinkt.” Theo Verbruggen was wel verbaasd toen hij op 12 januari naar een buurtbewonersbijeenkomst ging en de opkomst zo hoog was. Maar als de situatie zo is dan doe je daar verslag van. “Daar was echt een groot wantrouwen en er was een grote opkomst. Daar werd het duidelijk, daar moesten we echt iets mee, daar moesten we wel op inspelen, we konden dat wantrouwen niet negeren. Dus daar hebben we ook wel echt de aandacht aan gegeven.”
71
Er wordt op de redactie wel gesproken over eventuele gevolgen van berichtgeving wat betreft paniek onder de bevolking, maar hier wordt niet expliciet rekening mee gehouden. ”Paniek zaaien.. In dit geval heb ik daar nooit over nagedacht. Ik denk wel heel goed na over de uitwerking van onderwerpen en welke plaats zij hebben in de uitzending. Daar ben ik mij wel heel erg van bewust”, zegt Jaap Leemeijer. Arno Vermeulen beaamt dit. “Het is sowieso onze houding om een verhaal niet groter te maken dan het is. Dus we hebben zelf voldoende reserves om iets niet op te blazen, dat hoort bij je professionele insteek. We maken dingen niet groter dan ze zijn en daar hoort ook bij dat je geen paniek gaat zaaien. Daar denken we allemaal wel constant aan en daar praten we ook over met verslaggevers. Maak het niet te vet, maak het niet te dik, overdrijf niet. Dat vinden wij kwaliteitskenmerken. En daar hebben we het ook wel over, ook in de evaluaties.” Er wordt geen rekening mee gehouden met de vraag of onrust kan overslaan door bepaalde berichtgeving. “Dat mag geen afweging zijn. Als een heel dorp in rep en roer is over een chemische brand, dan moeten wij dat gewoon melden. Dat is gewoon onze plicht. Ook als een dorp 3 km verderop daar dan ook nerveus van wordt. Als we maar niet aan stemmingmakerij doen, gewoon puur houden bij de feiten. Zeker bij deze zaken is dat heel belangrijk“, zegt Jaap Leemeijer. Een verslaggever praat normaliter pas over de eventuele gevolgen van de berichtgeving als hij ergens op wordt aangesproken. Zij zijn doorgaans niet aanwezig bij de evaluatievergaderingen om 13.15 uur op de redactie. Kees van Dam legt uit. “Nee, dat zou hoogstens gebeuren als ik op de één of andere manier uit de bocht zou vliegen of met heel iets stelligs zou komen. Stel ik zou zeggen dat het daar een enorme giftige toestand is en de mensen echt groot gevaar lopen of hebben gelopen, zonder dat ik daar bewijzen voor aandraag. Ja, dan zouden ze natuurlijk wel zeggen, ‘Kees hoe kan je dat nou zeggen joh, je weet het niet, je doet maar een gok en mensen zitten thuis te kijken en die schrikken zich het apelazarus’. Of als ik zou zeggen, ‘joh mensen ga lekker slapen er is niks aan de hand’. Ja dan zouden ze ook wel vragen waar ik dat op baseer. Want ja, we hebben al die vragen nog niet beantwoord. Dan zal dat gebeuren. Maar ja, zo handig zijn we natuurlijk wel, we gaan niet speculeren. Je blijft dicht bij de feiten en wat je niet weet benoem je dan ook. Dan zeg je dat je het gewoon niet weet. Maar je vraagt je wel af of het allemaal wel in de haak is.” Iets te stellig een uitspraak doen is snel gedaan. Theo Verbruggen vertelt dat hij het gevoel had dat het allemaal niet zo erg was en de autoriteiten ook wel geloofde. “En dat vond ik wel lastig. Ik weet dat er later (11 januari, LR.) een persconferentie was vanuit het gemeentehuis in Breda. Die dag werden de metingen bekend. En toen werd er gezegd ‘er zijn geen giftige stoffen gemeten die slecht voor de volksgezondheid zijn’. En ik weet dat ik toen heb gezegd in de uitzending, ‘nee het is nu wel echt zeker dat er niks giftigs is’, ik ben er in mee gegaan. Daar heb ik kritiek op gehad, omdat het was alsof ik dat zei. Ik had moeten zeggen dat de burgemeester zei dat er geen giftige stoffen waren die gevaarlijk waren voor de volksgezondheid, en dat klopt ook wel. Inhoudelijk bij ons op de redactie 72
was dat onvoldoende duidelijk. Er werd gezegd ‘Theo je zegt nu wel zo stellig dat er geen gevaar is, maar als dat straks nou wel zo blijkt te zijn?’. Ik had het daar moeten neerleggen als ‘als je de autoriteiten hier moet geloven heeft niemand gevaar gelopen’. En ik zei het zelf.” Jaap Leemeijer vertelt dat hij op dat soort punten goed let op wat paniek kan aanwakkeren of niet. “Je moet de feitelijkheden altijd toeschrijven aan de bron. Dat is ontzettend belangrijk. Je moet het jargon nooit overnemen. Ook met de sussende woorden van ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’. Dat moeten wij niet vinden, dat vinden de brandweer of andere diensten die die metingen hebben gedaan. Als je zegt: ‘hier wordt gezegd er is geen gevaar voor de volksgezondheid’ dan hou je je heel erg bij de feiten en zeg je ook meteen van wie het komt.” De teksten van nieuwsitems worden van te voren gelezen door de eindredacteuren. Zij kunnen dan afwegingen maken wat betreft bepaald woordgebruik en het effect daarvan. De verslaggever bepaalt zelf welke beelden in het nieuwsitem komen. ”Beelden pas je aan bij de aard van je verhaal. Je vult de sfeer. Je kan daar enorm sturend mee bezig zijn, maar dat is mijn eigen verantwoordelijkheid”, zegt Theo Verbruggen. Een voorbeeld van een shot dat invloed kan hebben op de beeldvorming is het mondkapje dat Martijn Bink op zijn kin heeft op 5 januari in Strijensas. Theo Verbruggen neemt dit als een voorbeeld. “Dat had ik nooit gedaan. Het trekt de aandacht naar de verslaggever en het gaat niet om de verslaggever. Het werkt verontrustend”, vindt Theo Verbruggen. Arno Vermeulen, eindredacteur die dag, zag het mondkapje pas toen Martijn Bink al live was. “Je gaat die uitzending in en dan is er natuurlijk bij ons veel hectiek, dus je bent heel pragmatisch aan het werk. Je kunt nauwelijks met de mensen voorspreken. Dat heb ik trouwens met Theo wel gedaan en ook met Kees gedurende die middag. Dus de grote lijnen zaten er wel. Maar met Martijn denk ik niet, want hij is vrij laat die kant op gegaan. En dan staat hij daar ineens met z’n mondkapje op. Dat weet ik van te voren niet. Dat had ik niet gezien van te voren en het is mij ook niet verteld. Dat vonden wij opvallend, laat ik dat zo zeggen. En dat is wel een elementje dat op ons publiek invloed kan hebben, bij het wegen van hoe serieus de zaak is. Maar, kijk als dat nodig is, dan zeg ik niet dat mag niet of dat moet niet, dan moet je dat doen, want de veiligheid van onze eigen mensen staat natuurlijk ook erg hoog. Dan heb ik daar helemaal geen moeite mee. Achteraf kan je je dan afvragen, was het nodig? Daar hebben we toen ook geen antwoord op geformuleerd. We vonden het een beetje overdreven, maar we hebben er geen definitief antwoord op gegeven.” Een ander voorbeeld is het rode slootwater wat veel in beeld is gebracht. “Ik denk dat dat gekozen is omdat dat heel erg staat voor de vraag ‘is het grondwater vergiftigd en in welke mate’. Ja, zo’n beeld heeft dan een soort symbolische werking”, zegt Kees van Dam. Maar Arno Vermeulen geeft ook een paar voorbeelden van woorden die al een bepaalde suggestie wekken, maar waar de NOS simpelweg niet om heen kan. “Onze eerste uitzending was om 73
vier uur. En daarin hebben we gemeld dat omroep Brabant was aangewezen als ‘rampenzender’. In die bewoording ook. Het is heel belangrijk welke woorden je gebruikt. Maar rampenzender is rampenzender en als de autoriteiten die naam gebruiken, dan citeren wij dat. Maar misschien moet eens naar dat begrip gekeken worden, als je redeneert vanuit de overheid dat je geen paniek wilt veroorzaken. Als je iets kwalificeert als rampenzender, dan impliceer je al dat er een ramp gaande is. De tweede uitzending was om 17 uur. Daarin was het onderwerp wat langer en daarin hebben wij gesproken van een grote brand en dat de hoogste alarmfase was afgekondigd. Ook hier, is het begrip weer vrij bepalend voor de indruk die je dan wekt naar het publiek toe. Als wij spreken van de hoogste alarmfase, dan impliceer je ook al weer wat. Wij zelf hebben tot en met het Acht-UurJournaal die dag zelf niet het woord ramp gebruikt.” Ook noemt Arno Vermeulen de website crisis.nl. Deze site hebben zij in beeld gebracht in de berichtgeving over de brand op 5 januari. “Dat woord crisis.nl is niet door ons verzonnen, maar door de instantie zelf. Dat heeft natuurlijk ook zijn eigen uitstraling weer, als je het hebt over de ‘mythe van paniek’”, merkt Arno Vermeulen op.
5.4.
Was de brand een ramp of misschien een communicatieramp?
Minister Opstelten noemt de brand op een gegeven moment een ramp. Bij de NOS werd de brand echter niet als ramp gezien. “Wel als een calamiteit”, aldus Arno Vermeulen of “een groot bedrijfsongeval, dat misschien verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben gehad, maar niet heeft gehad”, aldus Jaap Leemeijer. Ook Theo Verbruggen vond het geen ramp: “nee absoluut niet, ik vond het belachelijk dat de minister dat zei, als je mij als persoon vraagt”. En Kees van Dam ook niet: “maar dat wisten we op dag één natuurlijk niet, want toen wisten we nog niet wat er in de lucht zat.” De brand werd in veel media een ‘communicatieramp’ genoemd. Daar kunnen de geïnterviewden zich wel in vinden. “Ik denk dat de autoriteiten sommige dingen niet goed gedaan hebben, zoals het een ramp noemen en in een busje blijven zitten op de plek van de brand. En ze hebben met de gegevens die zij hadden de onrust ook niet kunnen indammen. Dus daar is wel wat mis gegaan. Als je het mij vraagt, ik denk dat de autoriteiten een groot probleem hebben met geloofd worden”, zegt Theo Verbruggen. Kees van Dam stond op 5 januari bij de brand en had minder te maken met de communicatie met autoriteiten. Toch snapt hij de classificering wel. “Wat ik daarvan terug kreeg is dat ik telkens niet goed wist wat er aan de hand was en in die zin kan je wel spreken over een communicatieramp. Want laten we even een ideale situatie schetsen: het is half drie, er is een grote brand, de burgemeester in het gemeentehuis die steekt binnen een half uur de koppen bij elkaar en dan moet binnen een uur toch duidelijk zijn wat er de lucht in gaat, of dat gevaarlijk is of niet, of daar vergunningen voor zijn of er geen vergunningen voor zijn en of men wel of niet weet hoe je zo’n brand moet bestrijden. Dat lijkt mij toch dat je dat wel van de overheid mag verwachten. 74
Nou ja, op deze drie vragen waren volgens mij geen antwoorden. Het heeft heel lang geduurd voordat die antwoorden kwamen.” Ook Arno Vermeulen snapt dat de brand een communicatieramp wordt genoemd. “Als je over zo’n lange periode als overheid geen duidelijk beeld kan scheppen, over wat er gebeurt, de gevolgen, wat er in heeft gezeten etc. etc. En je blijft ook nog eens een keer in je busje zitten, dan kun je het wel een communicatieramp noemen ja. Dat was echt een blunder bij uitstek, dat ze in hun busje bleven zitten. En de hulpverleners stonden daar nota bene.” Dat het niet handig was dat de ministers in het busje bleven zitten op 10 januari werd al snel pijnlijk duidelijk bij het ministerie. In het Zes Uur Journaal die dag zendt de NOS een nieuwsitem over het bezoek van de ministers uit waarin de voice over zegt: ‘De hulpverleners stonden klaar om de ministers te woord te staan, maar die bleven in een busje van de brandweer zitten. Ze kwamen naar Moerdijk om met eigen ogen te zien hoe verwoestend de brand is geweest, maar ook om de veiligheidsdiensten een steuntje in de rug te geven. Na afloop gaven zij een korte reactie, waarbij opviel dat Opstelten over een ramp sprak en niet slechts over een brand.’ Op dat moment zijn beelden van het busje met daarin de ministers te zien. Arno Vermeulen wordt hierover opgebeld door een woordvoerder van het ministerie. “Om half acht krijg ik de woordvoerder van het ministerie aan de lijn dat dat zo niet uitgezonden kan worden, dat dat absoluut niet mag en zo. En om kwart voor acht krijg ik hem nog een keer aan de lijn en ik zeg hem dat we het toch wel gewoon zo gaan uitzenden zoals wij dat geconstateerd hebben. “Ja, maar kunnen jullie het dan niet wat zachter formuleren” was de vraag. Ja nou ja, kijk als er fouten inzitten wil ik er best naar kijken. Normaliter wil ik absoluut niet onderhandelen. Maar ik krijg weer die woordvoerder aan de lijn. En om tien voor acht krijg ik de directeur woordvoering aan de lijn. En toen heb ik er ook snel korte metten mee gemaakt en heb ik gezegd we gaan het gewoon uitzenden of je het nou leuk vindt of niet.” Arno Vermeulen besluit alleen het eerste zinnetje van de voice over aan te passen. De zin ‘de hulpverleners stonden klaar om de ministers te woord te staan, maar die bleven in een busje van de brandweer zitten’ wordt voor het Acht-Uur-Journaal veranderd naar ‘de hulpverleners hadden de ministers best ter woord willen staan, maar die bleven in een busje zitten.’ “Toen hebben ze zichzelf echt in de voet geschoten, want twee dagen later kwamen de ministers uitleg geven in de kamer waarom ze in dat busje bleven zitten. Wij hebben dat aanvankelijk ook heel scherp gezien en goed geconstateerd.” Of je het nu een communicatieramp noemt of niet, de hoeveelheid informatie die beschikbaar is beïnvloed ook de berichtgeving van de NOS. “Je blijft net zo lang doorgaan met vragen stellen tot dat je het gevoel hebt dat je een betrouwbaar antwoord hebt”, zegt Kees van Dam daarover. Arno Vermeulen vindt dat ook. “Wij zijn gewoon voor onafhankelijke berichtgeving en die moet zo feitelijk mogelijk zijn. En als we de feiten niet hebben, dan gaan we ze zoeken. Als je als overheid niet kunt communiceren, noch naar de burger, noch naar de media, over wat er gebeurt is 75
en wat er in de wolk zat en hoe het precies zat en hoe het had moeten zitten.. Dan roep je het zelf op. Niet de media roepen dat dan op, dat doet de niet-functionerende overheid.” Naast hun vak zijn de journalisten bij de NOS natuurlijk ook gewoon burgers. De weinig informatie over de gevolgen betrof hen ook persoonlijk. Ook zij hadden bij de brand en in de rookwolk gestaan. “Ik heb meteen al tegen Kees gezegd dat hij voorzichtig moest zijn en zodra dat er berichten zouden zijn dat er gevaarlijke stoffen vrijkwamen bij de brand dat hij op afstand moest gaan staan”, zegt Arno Vermeulen. “De eerste dag maakte ik mij geen zorgen om mijn gezondheid, maar de tweede dag begon dat wel”, vertelt Kees van Dam. “Toen kregen mijn collega’s en ik toch ook wel klachten. Ja god, je weet niet wat je binnen hebt gekregen, dat kan zomaar slecht zijn. Volgens mij had iedereen hoestjes en hoofdpijn. Zolang je niet weet wat daar lag en je hebt koppijn en het gaat ook maar niet weg. Ja waar komt dat dan vandaan? Wat voor zuren of toestanden heb je dan binnen gekregen? Als je dan merkt dat collega’s dat dan ook hebben, dan is dat wel een geruststelling want je weet dat je allemaal hetzelfde probleem hebt. Tegelijkertijd is het ook wel vervelend, wat dat betekent wel dat er blijkbaar iets was dat niet helemaal oké was.” Iedereen die klachten had is bij de bedrijfsarts geweest en die heeft de problemen in kaart gebracht. “En in het algemeen vielen die wel mee. Het was eigenlijk vooral om een inventarisatie te hebben voor als over 3 maanden, of 3 jaar of 10 jaar je ineens een groep medewerkers hebt die ineens allemaal oranje haar krijgen en rare hoestjes gaan vertonen. Dat je denkt hé, dat kan wel eens met die brand te maken hebben gehad. En dat is dan vanuit verzekeringsoogpunt en hoe je het kan genezen, goed dat dat is vastgelegd. Ik weet dat ik zelf echt een week knock-out ben geweest. Ik had het verschrikkelijk koud gehad, was enorm vermoeid, had hoofdpijn en was verkouden”. Theo Verbruggen vindt het een lastige vraag of deze bezorgdheid over de eigen gezondheid op de redactie invloed kan hebben gehad op de berichtgeving. “Dat is een moeilijke vraag. Ik denk het wel. Wij zijn ook mensen en als er bij bewoners onrust is en je bent er zelf ook geweest, dan ga je wel nadenken. En of dat invloed heeft.. Ja ik denk wel dat je dan begrip hebt voor die mensen daar en de hulpverleners die daar rond hebben gelopen zonder bescherming. Ik kan het niet bewijzen, maar dat kan wel invloed hebben. Maar moeilijk hoor, alles heeft invloed. Ook het weer en of ik uitgeslapen ben. Het zou misschien niet mogen, maar het blijft toch mensenwerk.”
5.5.
Conclusie interviews
Uit de interviews komt een duidelijke consistentie naar voren. De eindredacteuren en verslaggevers denken over de meeste onderwerpen die aan de orde kwamen erg hetzelfde. De NOS is er voor onafhankelijke, objectieve berichtgeving. Verslaggevers vertellen wat zij zien en wat zij horen, niet meer en niet minder. De NOS is er niet om een verhaal groter te maken of kleiner te maken, om 76
paniek te zaaien of gerust te stellen, zij willen het houden bij de feitelijkheden. Toch zijn de geïnterviewden er wel van bewust dat hun berichtgeving soms misschien invloed kan hebben op het publiek. Zij droegen zelf al voorbeelden aan, zoals het mondkapje van verslaggever Martijn Bink, woorden als ‘rampenzender’ en het blijven stellen van de vraag of er gevaar is voor de volksgezondheid. De journalisten zien het als hun verantwoordelijkheid om hier een goede balans in te vinden. Dit uit zich bij de verslaggevers in de manier waarop zij proberen een goede weergave te geven van de werkelijkheid. De eindredacteuren letten bijvoorbeeld op bepaalde onbedoeld suggestieve zinnen in een presentatietekst en bepalen de plek van het nieuwsonderwerp in de uitzending. Wat duidelijk naar voren kwam in de interviews is dat zij vragen bleven stellen in de nasleep van de brand, omdat zij nog geen adequate antwoorden vonden. “Je stelt de huiskamervragen”, zei Jaap Leemeijer. Zolang de antwoorden uitbleven, bleven zij de vragen op verschillende manieren stellen. Dit heeft waarschijnlijk veroorzaakt dat het gevaar voor gezondheidframe veel is gebruikt. Op basis van de interviews kan nu een antwoord worden geformuleerd op deelvraag 4: Verwachtten de verslaggevers en eindredacteuren van het NOS Acht-Uur-Journaal ten tijde van de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk paniek onder de bevolking? De verslaggevers en eindredacteuren verwachtten geen paniek onder de bevolking. Wel vinden zij het een logisch onderdeel van het complete nieuwsverhaal om op zo’n moment de stemming van de bevolking te peilen, gaven zij allen aan, maar daar heb je in eerste instantie geen specifieke verwachtingen bij. Op een objectieve manier gaat een verslaggever dan de sfeer proeven. “Je gaat peilen, het dorp in, met mensen praten, ook zonder camera aan, om de sfeer op te snuiven”, zegt Jaap Leemeijer. “Je bent verslaggever dus je moet niet de onrust invullen, maar laten zien wat je tegen komt en dan met het filter dat je zelf bent een verslag maken. Ik ben op zo’n moment de oren en de ogen van de mensen thuis”, vertelt Theo Verbruggen hierover. De NOS merkte dat de bevolking bezorgd was en dit hebben zij dan ook weergegeven. Maar van een echte verwachting van paniek was geen sprake. Ook kan een antwoord worden gegeven op de laatste deelvraag, deelvraag 5: Hoe werd er tijdens het nieuwsproces op de redactie gesproken over eventuele gevolgen van hun berichtgeving wat betreft paniek onder de bevolking? Tijdens de berichtgeving over de Moerdijkbrand werd er niet anders over gesproken dan anders. De NOS geeft feitelijk weer hoe de situatie is en of er dan wel of geen paniek kan ontstaan als gevolg daarvan, is op dat moment geen afweging. Wel is iedereen professioneel en daar hoort bij dat een verhaal niet dikker wordt gemaakt dan het is. Een eindredacteur houdt daar ook rekening mee als hij de teksten leest. En als een verslaggever over de schreef gaat, dan krijgt hij dat achteraf te horen. Ook zijn de geïnterviewden zich wel bewust van de 77
effecten van bepaalde woorden, toon of symbolen. En hier houden zij altijd rekening mee in hun berichtgeving. Toch is er vaak geen tijd om op de dag zelf lang stil te staan bij de afwegingen. Iedere dag om 13.15 uur is er op de redactie een evaluatievergadering, daar kunnen dat soort vragen aan de orde komen en dat nemen zij weer mee in hun werk.
78
Conclusie De literatuur over de ‘mythe van paniek’ en alles wat te maken heeft met rampenjournalistiek, zoals framing en ‘media-hypes’, de informatie over de brand en de informatie over de werkwijze van de NOS vormden de basis voor het onderzoek in deze these. Het onderzoek bestond vervolgens weer uit twee delen: een inhoudsanalyse en interviews. De inhoudsanalyse is gedaan op programma-, itemen shotniveau. Na afloop van de inhoudsanalyses was het mogelijk om de eerste drie deelvragen te beantwoorden. De interviews met verslaggevers Kees van Dam en Theo Verbruggen en eindredacteuren Arno Vermeulen en Jaap Leemeijer vormen het tweede deel van het onderzoek en zijn de basis voor de beantwoording van de laatste twee deelvragen geweest. De hoofdvraag van de masterthese is: In hoeverre heeft het NOS Acht-Uur-Journaal met haar berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk bijgedragen aan de ‘mythe van paniek’? Het is voor deze vraag belangrijk om de ‘mythe van paniek’ te toetsen aan de hand van de vooraf opgestelde kenmerken. Dit kan met de antwoorden op de deelvragen. De belangrijkste kenmerken van de ‘mythe van paniek’ in de media zijn: 1. Er is veel aandacht in de berichtgeving voor de gevolgen van de ramp voor burgers en hun reactie. 2. In de berichtgeving (e.g. voice-over, interviewvragen, quotes, presentatietekst) komen woorden voor die verwijzen naar paniek, onrust, angst etc. 3. De televisie-items over de ramp laten beelden die paniek suggereren zien (e.g. bezorgde mensen, dreigende rook). 4. De verslaggevers en eindredacteur verwachtten tijdens de ramp zelf paniek. Het eerste kenmerk is dat er veel aandacht in de berichtgeving is voor de gevolgen van de ramp voor de burgers en dat er veel aandacht is voor hun reactie. Uit de inhoudsanalyse bleek dat in de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal er inderdaad veel aandacht was voor de gevolgen van de brand voor burgers, aangezien het meest gebruikte frame het gevaar voor gezondheid-frame is. In de interviews kwam al naar voren dat dit waarschijnlijk ontstaan is, doordat er een tijd geen antwoorden kwamen op de belangrijke vragen over eventuele gevolgen. De NOS bleef daarom deze vragen stellen. Ook kwam in de interviews naar voren dat bij de NOS de reacties van omwonenden vaak een vast onderdeel uitmaken van een compleet nieuwsverhaal. Dit komt ook overeen met de ontwikkeling die Hans Laroes, als toenmalig hoofdredacteur, inzette: van de staat naar de straat. Op basis daarvan formuleerde ik al in de conclusie van hoofdstuk 2 de verwachting dat betrokkenen veel in de berichtgeving aan het woord komen. Toch bleek dat niet uit de inhoudsanalyse. De journalisten waren zelf het meeste aan het woord. Dit is te verklaren doordat de presentatieteksten van de 79
anchors en de kruisgesprekken zijn meegerekend. Deze kruisgesprekken gingen vaak over de reacties van de mensen. Zoals Theo Verbruggen in het interview aangeeft, is een kruisgesprek vaak een goede manier om samen te vatten wat voor sfeer ergens hangt. Na journalisten waren betrokkenen wel het meeste aan het woord, blijkt uit de analyse. Er was dus inderdaad veel aandacht voor de gevolgen van de brand voor de burgers en er was aandacht voor hun reactie. In de conclusie van hoofdstuk 2 verwachtte ik dat de uitleg van deskundigen als geruststellingstechniek zou zijn gebruikt. Uit de interviews blijkt dit echter niet het geval. Geruststellen is niet hun taak, vinden de eindredacteuren en verslaggevers van de NOS. Het tweede kenmerk van de ‘mythe van paniek’ is dat in de berichtgeving (e.g. voice-over, interviewvragen, quotes, presentatietekst) woorden voorkomen die verwijzen naar paniek, onrust, angst etc. Deze paniek suggererende woorden of zinnen kunnen de perceptie van gevaar aanwakkeren en daardoor zorgen voor paniek, zoals is uitgelegd in paragraaf 1.1. Uit de shotanalyse (zie bijlage 5) blijkt niet dat veel woorden zijn gebruikt die verwijzen naar paniek, onrust of angst. Wel stelt Martijn Bink in Strijensas op 5 januari de enigszins sturende vraag “als u naar buiten kijkt ziet u hetzelfde als op de televisie, allemaal vlammen. Een eng idee?” aan een vrouw met haar kind op de arm die naar buiten kijkt naar de brand. Ook wordt op 8 januari aandacht besteed aan een buurtbewonersbijeenkomst, waarbij wordt gezegd dat “de argwaan nog steeds groot is”. En op 12 januari bestaat een nieuwsonderdeel volledig uit soundbites van buurtbewoners die hun zorgen uiten. Ook wordt 12 januari in een ander nieuwsonderdeel gezegd: “een smeulend vuurtje dat oplaait, net zoals de onrust vandaag”. Er komen dus wel woorden voor die verwijzen naar onrust en argwaan, maar dit gebeurt niet vaak. Wel wordt de argwaan en de onrust vaak impliciet onderschreven, doordat gedurende de twee weken na de brand het gevaar voor de gezondheidframe veel gebruikt wordt en er nog veel vragen worden gesteld over de gevolgen van eventueel aanwezige giftige stoffen. In de interviews is hier ook over gesproken. De eindredacteuren zeggen wel te letten op het gebruik van onbedoeld suggestieve woorden en zinnen. Maar, geven ook de verslaggevers aan, ze omschrijven een gebeurtenis zoals zij die ervaren, dus als er onrust is zeggen zij dat ook. De verwijzing naar paniek, onrust of angst ligt in de berichtgeving van het NOS Acht-UurJournaal niet zo zeer in het gebruik van die woorden, maar wellicht meer in het blijven stellen van de vragen. Deze vragen zijn steeds gesteld, omdat er geen antwoorden op kwamen van autoriteiten. Het derde kenmerk van de ‘mythe van paniek’ is dat televisie-items over de ramp beelden laten zien die paniek suggereren (e.g. bezorgde mensen, dreigende rook). Ook angstaanjagende beelden kunnen paniek suggereren en daarmee de perceptie van gevaar aanwakkeren, wat kan resulteren in paniek. Uit de shotanalyse blijkt dat het NOS Acht-Uur-Journaal wel beelden heeft laten zien die als angstaanjagend of paniek suggererend getypeerd kunnen worden. Voorbeelden daarvan 80
zijn de donkere rookwolk, een close-up van het vuur, het mondkapje van de verslaggever, het shot van de auto met milieuongevallen.nl, de zoom op het slootwater dat alarmerend rood is, close ups van bezorgde bewoners op buurtbewonersbijeenkomsten, grote brandresten in een weiland en de ministers die veilig in het busje blijven zitten (zie bijlage 5). Het laatste kenmerk van de ‘mythe van paniek’ is dat de verslaggevers en eindredacteuren tijdens de ramp zelf paniek verwachtten. Dit was niet het geval, lieten zij allen duidelijk weten in de interviews. De NOS proeft de sfeer en reacties van betrokkenen, maar hebben daar geen verwachting bij, ook geen verwachting van paniek. Dit onderbouwd ook hun eigen stelling dat zij pas bericht doen van onrust en paniek als dat ook echt aan de orde is. Kwamen de kenmerken van de ‘mythe van paniek’ terug in de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal? Geconcludeerd kan worden dat dit ten dele het geval was. Er was inderdaad veel aandacht voor de gevolgen van de ramp voor de burgers en hun reacties en ook lieten de nieuwsonderdelen regelmatig beelden zien die paniek zouden kunnen suggereren. Er zijn niet veel paniek-suggererende woorden gebruikt en ook verwachtten de verslaggevers en eindredacteuren zelf geen paniek. In hoofdstuk 1 werd al gezegd dat in veel wetenschappelijke literatuur over de ‘mythe van paniek’ wordt aangenomen dat berichtgeving door de media van een ramp of crisis bij kan dragen aan de ‘mythe van paniek’. Daarom is de hoofdvraag van deze these: In hoeverre heeft het NOS AchtUur-Journaal met haar berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk bijgedragen aan de ‘mythe van paniek’? Het NOS Acht-Uur-Journaal heeft de ‘mythe van paniek’ niet versterkt door bij te dragen aan risico-versterking of een ‘media-hype’. Ook verwachtten zij zelf geen paniek, dus dit kan de mythe ook niet in stand hebben gehouden. Wel zijn een aantal kenmerken van de mythe terug te vinden in de berichtgeving. In de conclusie van de inhoudsanalyse (hoofdstuk 4) wierp ik al de vraag op of het vele gebruik van het gevaar voor de gezondheid-frame onrust onder de bevolking kan aanwakkeren. Frames kunnen de beeldvorming beïnvloeden. Als keer op keer vragen worden gesteld in het best bekeken nieuwsbulletin van Nederland over een eventueel gevaar voor de gezondheid, dan kunnen kijkers sterk het idee krijgen dat er ook echt iets niet klopt. De perceptie kan dan ontstaan dat onrust of eventueel paniek wel te verwachten is, er is immers zelf volgens het Journaal zo veel onduidelijk. Dit kan de ‘mythe van paniek’ in stand houden. Als antwoord op de hoofdvraag kan dus gezegd worden dat de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal wel wat heeft bijgedragen aan de ‘mythe van paniek’, maar dat dit niet buiten proportioneel is.
81
Nog interessanter is om in dit geval te kijken naar hoe dit is gekomen. Vooral de kenmerken van de mythe dat er veel aandacht was voor de gevolgen van de ramp voor burgers en het gebruik van paniek suggererende beelden hebben aan de mythe bijgedragen. Uit de interviews bleek dat de NOS de reacties van betrokkenen als een vast onderdeel ziet van een nieuwsverhaal, maar dat zij puur willen weergeven wat zij vinden. Als zij naar een buurtbewonersbijeenkomst gaan en er blijkt niks aan de hand te zijn, dan zenden zij ook niks uit, verzekerde Arno Vermeulen mij. Een aantal beelden die de NOS heeft gebruikt kunnen onrust of paniek hebben gesuggereerd of opgeroepen. De verslaggevers gaven aan de beelden zelf te kiezen en daarbij beelden te kiezen die het beste de situatie ter plekke reflecteerden. Dit geeft dus al aan dat het NOS meer doet dan puur registreren. De verslaggevers ter plekke maken een analyse van de situatie en kiezen op basis daarvan hun woorden en de beelden. Hiermee bepalen zij het frame van het nieuwsonderdeel en dit frame is dominerend voor de beeldvorming van kijkers. Het is onmogelijk om dat volledig objectief te doen. Het kader waaruit de verslaggever naar een situatie kijkt zorgt al voor een bepaalde interpretatie. De NOS heeft van de overheid de taak gekregen om alle inwoners van Nederland onafhankelijk en betrouwbaar te informeren. Dit is ook een uitgangspunt van hen. Het NOS Acht-Uur-Journaal heeft Nederland onafhankelijk en betrouwbaar geïnformeerd met de berichtgeving over de Moerdijk brand. Maar het is niet zo simpel dat de journalisten enkel en alleen bericht doen van de situatie zoals hij is en dat daar de kous mee af is. Een ander uitgangspunt van de NOS is feiten, inzicht en overzicht bieden. Doordat zij ook inzicht en overzicht bieden en dus nieuws duiden komt er meer bij kijken. De journalisten leggen uit en stellen de huiskamervragen. Hierbij houden zij geen rekening met het ontstaan van eventuele onrust of paniek onder de bevolking, bleek uit de interviews. Geruststellen is geen afweging voor hen, de NOS is er puur voor de informatie. Dit sluit ook aan bij het uitgangspunt van de NOS dat zij de kijker, luisteraar en gebruiker beschouwt als volwaardig burger, die zelf zijn of haar eigen oordelen vormt, mede op basis van de informatie die NOS Nieuws aanreikt. Het Journaal vertelt hoe de situatie is, zonder rekening te houden met effecten op publiek en de kijker kan daar zelf zijn conclusie uit trekken. Geruststellen mag dan wel geen afweging zijn voor de NOS, toch doen zij dit op hun eigen manier soms wel. Zij letten op sturende vragen en sensationeel taalgebruik en zien het als hun verantwoordelijkheid om verhalen niet groter te maken dan zij zijn. Ook streeft de NOS er naar om één vaste verslaggever op een nieuwsverhaal te zetten, zodat steeds dezelfde persoon in beeld komt. Hierdoor komt de informatie beter en betrouwbaarder over, vinden zij. In de berichtgeving over Moerdijk is dat ook gebeurd, op een gegeven moment deed Theo Verbruggen de meeste kruisgesprekken. Ondanks dat in de interviews gezegd werd dat de NOS er niet is om gerust te stellen 82
en dat zij niet bezig zijn met de effecten van de berichtgeving op publiek, houden zij hier wel rekening mee. Zij zijn zelf de filter van het nieuws. Door hun eigen interpretatie en invulling daarvan in woorden, beelden en frames bepalen zij voor een groot deel hoe wij de nieuwsgebeurtenis waarnemen. Hierbij houden zij in de gaten dat verhalen niet groter worden dan zij zijn. En dit kan op zichzelf een geruststellende werking hebben. Tijdens de berichtgeving over de brand in Moerdijk in de eerste twee weken heeft de NOS naar eer en geweten gehandeld en hebben zij zich gehouden aan hun uitgangspunten. Toch kan het feit dat er veel aandacht was voor de gevolgen van de ramp voor burgers, de mythe wel in stand houden. Veel aandacht voor de man op straat is een bewuste keuze van de NOS. Zij zien de kijkers immers als volwaardig burger die zelf zijn oordeel kan maken en de NOS wil de wereld van de kijker centraal stellen. De gevolgen van de ramp voor burgers werd dan ook veelal in beeld gebracht door het de burgers op straat zelf te vragen. Hierdoor heeft de NOS hier wel onafhankelijk bericht van gedaan. Toch kan die berichtgeving ook een sneeuwbaleffect hebben. Mensen die zich helemaal geen zorgen maakten, gingen dat misschien wel doen toen zij op televisie zagen dat een buurtbijeenkomst een dorp verderop druk bezocht was. Ook het gebruik van paniek suggererende beelden heeft aan de mythe bijgedragen. Deze paniek suggererende beelden ontstaan snel, denk maar aan het mondkapje van verslaggever Martijn Bink waarover later in de evaluatie ook nog wel gesproken is op de NOS redactie. Andere beelden zoals het rode slootwater en de donkere rookwolk werden in de interviews uitgelegd als: “die beelden zullen gekozen zijn omdat ze de situatie representeerden”. Dit is een keuze van alleen de verslaggever en kan duidelijke effecten hebben. Maar als zij naar eer en geweten handelen en hun interpretatie van de situatie klopt dan kan je dat registreren noemen. Toch is de blik en interpretatie van de verslaggever dan de filter geweest. Het vele gebruik van het gevaar voor gezondheid-frame heeft ook aan de mythe bijgedragen. Het NOS Acht-Uur-Journaal bleef maar vragen of er op een bepaalde manier een gevaar voor de volksgezondheid dreigde. Door het blijven stellen van deze vraag bleef de kijker zich dit waarschijnlijk ook afvragen en kwam de nadruk er erg op te liggen. In de conclusie van de inhoudsanalyse (hoofdstuk 4) wierp ik al de vraag op of de NOS het anders had moeten doen. Een taak van de journalistiek is immers ook om de macht te controleren en tijdens de nasleep van de Moerdijkbrand was er erg weinig informatie over de gevolgen. De NOS stelt de huiskamervragen, zeggen zij zelf, en de autoriteiten waren onduidelijk en kwamen niet met adequate antwoorden. Dus bleef de NOS de vragen stellen, met het vele gebruik van het gevaar voor de gezondheid-frame als gevolg.
83
Het NOS Acht-Uur-Journaal heeft tijdens de Moerdijkbrand de kijkers onafhankelijk en betrouwbaar geïnformeerd, precies wat hun doelstelling is. Hun journalistieke aanpak komt weloverwogen en goed geëvalueerd op mij over. De NOS is zich bewust van hun verantwoordelijkheid, maar wil daar niet zo ver in gaan dat zij sterk rekening houden met de effecten van hun berichtgeving op paniek. Als de media de mythe kunnen versterken en het grootste televisienieuws van Nederland ondanks hun kwalitatief goede journalistieke aanpak bijdraagt aan de ‘mythe van paniek’, dan moet de situatie waarover bericht wordt voor zover mogelijk aangepast worden om de versterking van de ‘mythe van paniek’ te voorkomen. De journalistiek is immers onafhankelijk en niet beïnvloedbaar. En daarnaast hanteren zijn hun eigen kwaliteitskenmerken, waarbij zij ook in de gaten houden dat zij niet aan paniek zaaien doen. Als er geen onrust onder de bevolking is, dan kunnen zij dat ook niet weergeven. En nog belangrijker, als zij snel antwoorden krijgen dan stoppen zij ook met zoeken en het gebruiken van hetzelfde frame. In een eerder onderzoek naar de ‘mythe van paniek’ werd ook onderzoek gedaan naar het effect van informatievoorziening (Roossien, 2011). Daarin werd de kennis voortkomend uit de literatuur deels bevestigd, namelijk dat veel mensen meer paniek verwachten als er veel informatie gegeven wordt. Het komt dan ook vaak voor dat bestuurders tijdens een ramp of crisis denken dat terughoudend zijn met informatie goed is voor burgers (Seeger, 2006; Drury, 2009). Terughoudend zijn met informatie uit angst voor paniek blijkt ook tot de ‘mythe van paniek’ te horen. Het effect is niet minder paniek, maar juist meer. Zie ook paragraaf 1.1. De verwachting van paniek na veel informatie is onterecht. Slechts bij 15% van de mensen kan paniek ontstaan na informatie, het grootste deel, 85%, gaat echter zelf op zoek naar informatie en raakt niet in paniek (Ripley, 2005). De media gaan ook zelf op zoek naar de informatie als zij deze niet voldoende krijgen aangereikt. Dit kan als gevolg hebben dat zij in de weken na een calamiteit nog steeds vragen stellen, zoals gebeurde bij de Moerdijkbrand. Ondanks de kwalitatief hoge standaarden die de NOS voor zichzelf stelt, kan deze berichtgeving de ‘mythe van paniek’ deels versterken. Deze mythe is niet goed voor de crisisbeheersing in Nederland. Als burgers, bestuurders en journalisten onterecht paniek verwachten, kunnen zij daar ook naar gaan handelen, terwijl dat helemaal niet nodig is. Het lijkt erop dat alleen een volledige, transparante informatievoorziening de vicieuze cirkel die de ‘mythe van paniek’ in stand houdt kan doorbreken. Het is dus belangrijk dat tijdens een crisis zo snel mogelijk veel informatie gegeven wordt. Dit geldt ook als nog niet alle informatie bekend is (Ulmer, Sellnow & Seeger, 2007, in Keijsers, 2007). Afgezien van de negatieve effecten op eventuele angst en paniek is het ook cruciaal voor de relatie tussen bestuurders en het publiek dat informatie eerlijk en open wordt verspreid (Heath, 2006; Seeger, 2006). Uit de Risico- en Crisisbarometer van juni 2011 in opdracht van het Nationaal 84
CrisisCentrum blijkt dat 42% van de ondervraagden geen vertrouwen heeft in de informatievoorziening van de overheid. Veertig procent van deze groep denkt dat de overheid informatie achterhoudt (MarketResponse Nederland BV, 2011). Omdat vroeg of laat informatie toch naar boven komt, raden Heath (2006) en Seeger (2006) crisismanagers ook aan om de eerste en de beste bron voor informatie te blijven. Hiermee wordt voorkomen dat slechte informatie gebruikt wordt door de media. Door technologische ontwikkelingen die social media zoals Twitter mogelijk maken, is de verspreiding van nieuws nog sneller geworden. Bestuurders zullen hier op moeten anticiperen. Het achterhouden van informatie kan in het ergste geval zorgen voor de ‘reverse cryingwolf syndrome’ (Drury, 2009). Hiermee bedoelt Drury (2009) dat doordat autoriteiten zo vaak onduidelijke informatie geven, het sceptische publiek ze niet meer gelooft wanneer ze wel de waarheid spreken en belangrijke adviezen geven. Theo Verbruggen vertelde tijdens het interview al dat hij vermoedt dat de autoriteiten een groot probleem hebben met geloofd worden. De Risico- en Crisisbarometer bevestigt zijn vermoedens. Als zelfs het NOS Acht-Uur-Journaal de ‘mythe van paniek’ deels versterkt, terwijl zij opletten dat zij verhalen niet groter maken dan ze zijn en geen te suggestieve en sensationele woorden gebruiken, dan kunnen andere meer tabloid-achtige pers of burgers op social media de ‘mythe van paniek’ al helemaal versterken. Het lijkt erop dat de ‘mythe van paniek’ alleen te doorbreken is als autoriteiten alle informatie geven aan burgers en de media die zij hebben. Dit impliceert wel dat zij van de mythe afweten en dus weten dat veel informatie geven geen paniek veroorzaakt. Het voorkomt juist paniek. Verslaggever Kees van Dam onderstreept dit ook. “Je hebt als journalistiek wel een taak om geen paniekerige verhalen de ether in te slingeren, je neemt wel je verantwoordelijkheid, je moet er geen potje van maken. Maar het is voornamelijk de hoofdverantwoordelijkheid van de autoriteiten om ervoor te zorgen dat burgers zo snel mogelijk weten hoe de vork in de steel steekt. En verre weg de beste manier is om journalisten goed voor te lichten, te vertellen wat je weet en wat je niet weet. En dan maar hopen dat die journalisten zo adequaat mogelijk de informatie doorgeven.”
85
Literatuurlijst AD (2011a, 13 januari). Tweede Kamer: Moerdijk was ook een communicatieramp. Geraadpleegd op 20 oktober 2011 via http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Binnenland/article/detail/1886036/ 2011/01/13/Tweede-Kamer-Moerdijk-was-ook-een-communicatieramp.dhtml AD (2011b, 18 januari). Jan Mans waarnemend burgemeester Moerdijk. Geraadpleegd op 20 oktober 2011 via http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Binnenland/article/detail/1886702/2011/01/18/JanMans-waarnemend-burgemeester-Moerdijk.dhtml Arbeidsinspectie (2011). Veilig werken door hulpverleningsdiensten. Onderzoek naar de werkwijze van brandweer, politie en ambulancediensten tijdens het (na)blussen van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Arbeidsinspectie Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, augustus 2011. Berger, D. (2009). Constructing crime, framing disaster: Routines of criminalization and crisis in Hurricane Katrina. Punishment & Society 11(4), 491-510. Birkland, T.A. & Lawrence, R.G. (2009). Media Framing and Policy Change After Columbine. American Behavioral Scientist 52(10), 1405-1425. Cocking, C. & Drury, J. (2005). Don´t Panic! Altruistic behaviour in crowd emergencies. Altruism Conference op 11-10-2005. Verkregen op 29 juni 2011 van http://londonmet.academia.edu/chriscocking/Papers/466938/DONT_PANIC_Altruistic_beha viour_in_crowd_emergencies. Das, D. (2010). Storm in het nieuws. De benaderingen, perspectieven en dramatiek in de berichtgeving over orkaan Katrina door het NOS Journaal en het RTL Nieuws. Unpublished masterthesis. Rijksuniversiteit Groningen (Afdeling Journalistiek). Drury, J. (2009). Managing crowds in emergencies: Psychology for business continuity. Business Continuity Journal, 3, 14-24. Glass, T. A. & Schoch–Spana, M. (2002). Bioterrorism and the People: How to Vaccinate a City against Panic. Clinical Infectious Diseases 34(2), 217-223. Hamilton, D.L., & Gifford, R.K. (1976). Illusory correlation in interpersonal perception: A cognitive basis of stereotypic judgments. Journal of Experimental Social Psychology, 12, 392-407. Heath, R.L. (2006). Best Practices in Crisis Communication: Evolution of Practice through Research. Journal of Applied Communication Research 34(3), 245-248. Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (2011). Brand Chemie-Pack Moerdijk. Een onderzoek naar de bestrijding van (de effecten van) het grootschalig incident. Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Ministerie van Veiligheid en Justitie, augustus 2011. 86
Keijsers, F. (2007). Een verkennend onderzoek naar Stealing Thunder als crisiscommunicatiestrategie voor het openbaar bestuur. [Afstudeerscriptie]. Enschede: Universiteit Twente. Klis, H. (2011, 13 januari). ‘Moerdijk is ook een communicatieramp voor overheid’. Geraadpleegd op 6 juli 2011 via http://www.nrc.nl/nieuws/2011/01/13/moerdijk-isook-een-communicatieramp-voor-overheid/. Lammers, J. (2002). Burgemeesters aan het televisiefront. Het NOS-JOURNAAL en de rampburgemeester van Enschede en Volendam. Tijdschrift voor mediageschiedenis, 5(2), 110-134. Laroes, H. (2007). Hooggeëerd Publiek. In N. Drok (Ed.), De Toekomst van de Journalistiek (p. 122130). Amsterdam, Nederland: Uitgeverij Boom. Laroes, H. (2010, 5 januari). Publiek in de Toekomst (1). Geraadpleegd op 15 november 2011 via http://weblogs.nos.nl/hoofdredactie/2010/01/05/publiek-in-de-toekomst-1/#more-296 Laroes, H. (2011, 25 januari). Tijd voor verandering: waarom ik vertrek als hoofdredacteur. Geraadpleegd op 24 oktober 2011 via http://weblogs.nos.nl/hoofdredactie/2011/01/25/tijdvoor-verandering-waarom-ik-vertrek-als-hoofdredacteur-aankondig/ Malle, B. F. (2004). How the Mind Explains Behavior. Cambridge, Massachusetts: The MIT Press. MarketResponse Nederland BV (2011). Risico- en Crisisbarometer Basismeting juni 2011. Verkregen op 19 juli 2011 van http://www.nationaalcrisiscentrum.nl/sites/ risicoencrisis.sandbox.tdclighthouse.com/files/assets/documents/basismeting%20jun1 1.pdf Mawson, A. R. (2005). Understanding Mass Panic and Other Collective Responses to Threat and Disaster. Psychiatry 68(2), 96-113. Mediacourant (2011, 6 januari). Moerdijkbrand helpt RTL Nieuws aan kijkcijferrecord. Geraadpleegd op 24 oktober 2011 via http://www.mediacourant.nl/?p=94381 Merton, R.K. (1968). Social Theory and Social Structure. New York, New York: Free Press. Nationaal CrisisCentrum (2011). Netwerkdag crisiscommunicatie: de rol van de media in rampen en crises. Geraadpleegd op 11 november 2011 via http://www.nationaalcrisiscentrum.nl/ document/netwerkdag -crisiscommunicatie-de-rol-van-de-media-rampen-en-crises-0 Nikken. P. & Walma van der Molen, J.H. (2007). Operation Iraqi Freedom in Children’s News. A Comparison of Consolation Strategies Used by Dutch and German News Producers. In D. Lemish & M. Gotz (Eds.), Children and Media in Times of War and Conflict (p.177-200). Cresskill, New Jersey: Hampton Press Inc. NOS (onbekend). Over de NOS. Geraadpleegd op 24 oktober 2011 via http://nos.nl/over-de-nos/ NOS (2010, 18 april). NOS Journaal 20:00 uur. Geraadpleegd op 24 oktober 2011 via 87
http://nos.nl/uitzending/11997-20100418-200000-nos-journaal-2000-uur.html NOS (2011, 22 april). Gelauff hoofdredacteur NOS Nieuws. Geraadpleegd op 24 oktober 2011 via http://nos.nl/artikel/234955-gelauff-hoofdredacteur-nos-nieuws.html NOS (2012, 3 januri). Tv-gids. Geraadpleegd op 3 januari 2012 via http://nos.nl/televisie/gids/. NU.nl (2011, 14 januari). RTL en NRC publiceren Nederlandse WikiLeaks. Geraadpleegd op 4 november 2011 via http://www.nu.nl/media/2423017/rtl-en-nrc-publiceren-nederlandsewikileaks.html Overbeek, J. (2011, 13 oktober). De opening van het Journaal: hoe kies je die? Geraadpleegd op 15 november 2011 via http://weblogs.nos.nl/presentatoren/2011/10/13/de-opening-van-hetjournaal-hoe-kies-je-die/ Quarantelli, E. L., & Dynes, R.R. (1972). When disaster strikes: It isn´t much like what you´ve heard and read about. Psychology Today, February, 67-70. Reese, S. D., & Lewis, S. C. (2009). Framing the War on Terror: The Internalization of Policy in the US Press. Journalism, 10(6), 777-797. Ripley, A. (2005, 25 april). How to get out alive. Verkregen op 6 juli 2011 van http://www.time.com/time/magazine/article/0,9171,1053663,00.html Rodríquez, H., Trainor, J. & Quarantelli, E. L. (2006). Rising to the Challenges of a Catastrophe: The Emergent and Prosocial Behavior following Hurricane Katrina. Annals of the American Academy of Political and Social Science 604, 82-101. Roossien, L. (2011). De ‘mythe van paniek’ onder crisiscommunicatie-adviseurs, journalisten, burgemeesters en ‘gewone’ burgers. De mate van de ‘mythe van paniek’ onder vier groepen wanneer geconfronteerd met crises en het effect van informatie daarop. Unpublished masterthesis. Rijksuniversiteit Groningen (Afdeling Psychologie). Scheufele. D.A. (1999). Framing as a Theory of Media Effects. Journal of Communication, Winter, 120. Seeger, M. W. (2006). Best Practices in Crisis Communication: An Expert Panel Process. Journal of Applied Communication Research 34(3), 232-244. Stichting KijkOnderzoek (2011, 7 januari). Persbericht Kijkcijfers 2010. Geraadpleegd op 24 oktober 2011 via http://www.kijkonderzoek.nl/images/stories/Persberichten/Jaarpersbericht_ SKO_2010.pdf Stichting Nederland Alert (2011). Crises en rampen. Verkregen op 29 juni 2011 van http://www.nederlandalert.nl/overheid/wat%20is%20een%20ramp.doc/. Televizier.nl (2009). DWDD: Pieter Lakeman vs. Yvon. Geraadpleegt op 16 september 2011 via http://www.televizier.nl/populair-programma/114/de-wereld-draait-door/artikel/4370 /dwdd-pieter-lakeman-vs-yvon 88
Tierney, K., Bevc, C. & Kuligowski, E. (2006). Metaphors Matter: Disaster Myths, Media Frames, and Their Consequences in Hurricane Katrina. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science 605, 57-81. Tjeenk Willink, S. H.D. (1997). Crises in het nieuws. Samenspel en tegenspel tussen overheid en media. COT-Reeks 1, 9-132. Trouw (2011a, 14 januari). Burgemeester Moerdijk stapt op. Geraadpleegd op 20 oktober 2011 via http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1840229/2011/01/14/BurgemeesterMoerdijk-stapt-op.dhtml Trouw (2011b, 23 augustus). Overzicht: nasleep brand Moerdijk. Geraadpleegd op 20 oktober 2011 via http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/2861003/2011/08/23/ Overzicht-nasleep-brand-Moerdijk.dhtml Tversky, A., & Kahneman, D. (1973). Availability: a heuristic for judging frequency and probability. Cognitive Psychology 5, 207-232 TV Premiere (2011, 16 november). Record kijkcijfers RTL Nieuws. Geraadpleegd op 1 december 2011 via http://www.tvpremiere.nl/nederlandse-televisie-zenders/rtl4/recordcijfers-rtl-nieuws/ Van Liempt, A. (2005). Het zelfbeeld van het Journaal. Tijdschrift voor Mediageschiedenis, 8(2), 30-42. Vasterman, P.L.M (2005). Media-Hype: Self-Reinforcing News Waves, Journalistic Standards and the Construction of Social Problems. European Journal of Communication 20(4), 508-530. Vasterman, P. & Yzermans, J. (2002). Ziek van de ramp of van het nieuws over de ramp? Tijdschrift voor mediageschiedenis, 5(2), 88-109. Vasterman, P., Yzermans, C.J. & Dirkzwager, A.J.E. (2004). The Role of the Media Hypes in the Aftermath of Disasters. Epidemiologic Reviews, 27, 107-114. Vasterman, P. (2011, 14 januari). Weer werd bedrijfbrand ‘nationale ramp’. Geraadpleegd op 25 oktober 2011 via http://vasterman.blogspot.com/2011/01/weer-werd-bedrijfsbrandnationale-ramp.html Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (2011). Feitenoverzicht Crisiscommunicatie Veiligheidsregio ZuidHolland Zuid 5 januari 2011, 14:46 uur – 13 januari 2011, 23:00 uur. Geraadpleegd op 1 december 2011 via http://www.vrzhz.nl/images/stories/pdf/moerdijk/crisisplan _feitenoverzicht_crisiscommunicatie _ vrzhz.pdf Veldkamp (2010). Mediagebruikersrapport 2010. Monitor Ontwikkeling Mediagebruik (de MOM). Geraadpleegd op 4 november 2011 via http://www.nationaalcrisiscentrum.nl/sites/ risicoencrisis.sandbox.tdclighthouse.com/files/assets/documents/ mediagebruikersrapport_2010.pdf Volkskrant (2011, 12 januari). Onrust en onduidelijkheid rond brand Moerdijk. Geraadpleegd op 20 oktober 2011 via http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/1823872/ 89
2011/01/12/Onrust-en-onduidelijkheid-rond-brand-Moerdijk.dhtml Wenger, D.E. (1980). ‘A few empirical observations concerning the relationship between the mass media and disaster knowledge: A research report,’ in: National Research Council, Disaster and the Mass Media: Proceedings of the Committee on Disasters and the Mass Media Workshop, Washington: National Academy of Science 1980, 241-253. Wenger, D. E., Dykes, J. D., Sebok, T. D. & Neff, J. L. (1975). It´s a matter of myths: an empirical examination of individual insight into disaster response. Mass Emergencies 1, 33–46. Wessely, S. (2005). Don´t panic! Short and long term psychological reactions to the new terrorism: The role of information and the authorities. Journal of Mental Health 14(1), 1–6. Wijfjes, H. (2002). De ramp tussen werkelijkheid en constructie. Tijdschrift voor mediageschiedenis, 5(2), 3-10. Wijfjes, H. (2005). De journalistiek van het Journaal, vijftig jaar televisienieuws in Nederland. Tijdschrift voor Mediageschiedenis, 8(2), 7-29. Wikipedia (2011). Pieter Lakeman. Geraadpleegd op 16 september 2011 via http://nl.wikipedia.org/ wiki/Pieter_Lakeman
90
Bijlage 1: Lijst hyperlinks NOS Acht-Uur-Journaal 5 jan 2011-19 jan 2011 5 januari - http://nos.nl/uitzending/30155-nos-journaal-2000-uur.html 6 januari - http://nos.nl/uitzending/30242-nos-journaal-2000-uur.html 7 januari - http://nos.nl/uitzending/30321-nos-journaal-2000-uur.html 8 januari – http://nos.nl/uitzending/30354-nos-journaal-2000-uur.html 9 januari - http://nos.nl/uitzending/30378-nos-journaal-2000-uur.html 10 januari - http://nos.nl/uitzending/30474-nos-journaal-2000-uur.html 11 januari- http://nos.nl/uitzending/30558-nos-journaal-2000-uur.html 12 januari - http://nos.nl/uitzending/30650-nos-journaal-2000-uur.html 13 januari - http://nos.nl/uitzending/30740-nos-journaal-2000-uur.html 14 januari - http://nos.nl/uitzending/30833-nos-journaal-2000-uur.html 15 januari - http://nos.nl/uitzending/30864-nos-journaal-2000-uur.html 16 januari - http://nos.nl/uitzending/30896-nos-journaal-2000-uur.html 17 januari - http://nos.nl/uitzending/30985-nos-journaal-2000-uur.html 18 januari - http://nos.nl/uitzending/31070-nos-journaal-2000-uur.html 19 januari - http://nos.nl/uitzending/31161-nos-journaal-2000-uur.html
91
Bijlage 2 Protocol 1 NOS Acht-Uur-Journaal, Programma niveau 1. Wat is het percentage van de uitzending van het NOS Acht-Uur-Journaal dat aan de brand in Moerdijk besteed is in de tijdspanne? 2. Hoeveel onderdelen over de brand in Moerdijk zaten er per dag in de uitzending van het NOS Acht-Uur-Journaal in de tijdspanne? 3. Hoeveel gebeurtenissen vergelijkbaar met de brand in Moerdijk krijgen per dag aandacht in de uitzending van het NOS Acht-Uur-Journaal? 4. Hoeveel thema gerelateerde gebeurtenissen aan de brand in Moerdijk krijgen per dag aandacht in de uitzending van het NOS Acht-Uur-Journaal? 5. Waar in de uitzending wordt het nieuwsonderdeel over Moerdijk uitgezonden (1=opening, 2n = nr item volgorde, 10=afsluiting, 11= kortnieuws)? Datum 05-Jan-2011 06-Jan-2011 07-Jan-2011 08-Jan-2011 09-Jan-2011 10-Jan-2011 11-Jan-2011 12-Jan-2011 13-Jan-2011 14-Jan-2011 15-Jan-2011 16-Jan-2011 17-Jan-2011 18-Jan-2011 19-Jan-2011
Vraag 1 (%) 52,48 20,56 4,35 21,27 0,00 9,87 15,86 19,01 17,69 1,19 0,00 0,00 0,00 0,00 11,95
Vraag 2 (n) 10 4 1 2 0 1 2 3 3 1 0 0 0 0 2
Vraag 3 (n) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0
Vraag 4 (n) 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Vraag 5 (cat.) 1 1 5 1 0 1 1 1 2 11 0 0 0 0 1
92
Bijlage 3 Protocol 2 NOS Acht-Uur-Journaal, Item niveau 1. Hoelang duren de onderdelen in de uitzendingen van het NOS Acht-Uur-Journaal die gaan over de brand in Moerdijk in de tijdspanne? 2. In welke van de drie fasen onderscheiden door Tjeenk Willink (1997) binnen de rampenjournalistiek vielen de onderdelen over de brand in Moerdijk van het NOS Acht-UurJournaal binnen de tijdspanne? (1=wie/wat/waar; 2=verdieping/achtergrond, 3=verantwoordelijkheidsvraagstuk) 3. Uit welke elementen en in welke volgorde bestaat het onderdeel uit (PR, standup, beelden, quotes, etc)?
Datum 05-Jan-2011 05-Jan-2011 05-Jan-2011 05-Jan-2011 05-Jan-2011 05-Jan-2011 05-Jan-2011
Onderdeel Vr 1 (sec) 1 115 2 111 3 29 4 36 5 103 6 81 7 72
Vr 2 (cat.) 1 1 3 3 2 2 2
05-Jan-2011 05-Jan-2011 05-Jan-2011 06-Jan-2011 06-Jan-2011 06-Jan-2011 06-Jan-2011 07-Jan-2011 08-Jan-2011 08-Jan-2011 10-Jan-2011 11-Jan-2011 11-Jan-2011 12-Jan-2011 12-Jan-2011 12-Jan-2011 13-Jan-2011 13-Jan-2011 13-Jan-2011 14-Jan-2011 19-Jan-2011 19-Jan-2011
8 9 10 1 2 3 4 1 1 2 1 1 2 1 2 3 1 2 3 1 1 2
2 1 1 2 2 2 3 2 2 2 2 3 2 2 3 2 2 2 3 2 2 2
149 41 40 119 104 95 39 129 138 142 156 143 97 139 120 51 103 46 111 18 144 33
Vr 3 PR+ Beelden + voiceover Kruisgesprek + live beelden Kruisgesprek interview burgemeester Standup Weerman Kruisgesprek Beelden brandweer + quotes bewoners + verweg brand + shot tv Studiogesprek Kruisgesprek + live beelden Kruisgesprek + live beelden PR + Beelden + Voice Over + Quotes Kruisgesprek Beelden dorpen + Quotes omwonende Interview directeur PR + Beelden + Quotes + Stand Up PR + Beelden + Quotes + Standup PR+ Beelden + Quotes + Stand up PR+Beelden + Quotes PR + kruisgesprek Beelden + Quotes PR + Beelden + Quotes Kruisgesprek Beelden + Soundbites Kruisgesprek Soundbites PR+ Beelden + Quotes Meelees PR + Beelden + Quotes Meelees bluswater
Vr 3b (code) 1 5 4 8 6 4 1 6 5 5 2 4 1 8 3 3 3 1 4 2 2 4 7 4 7 2 9 2 9
93
4. Welke context kiest men in de onderdelen over de brand in Moerdijk tijdens de tijdspanne? (beschrijving) 5. Hoelang zijn autoriteiten, deskundigen, betrokkenen of journalisten aan het woord per onderdeel over de brand in Moerdijk in het NOS Acht-Uur-Journaal binnen de tijdspanne? 6. Wat is per onderdeel over de brand in Moerdijk van het NOS Acht-Uur-Journaal binnen de tijdspanne het belangrijkste frame? (1= gebrek aan communicatie/doofpot- frame, 2= gevaar voor gezondheid-frame, 3= verantwoordelijkheidsvraag-frame, 4= paniek/onrust onder de bevolking-frame, 5= anders, namelijk ) Datum
Onder deel
Vr 4
Vr 5 Vr 5 Vr 5 Vr 5 Vr 6 Auto Desk Betr Jour (cat) (sec) (sec) (sec) (sec) 0 0 0 32 6
Vr 6, anders, namelijk.. wie, wat, waar-frame 6 wie, wat, waar-frame 3 3 5 achtergrond weer 2
05-Jan-2011
1
wat is er gebeurd
05-Jan-2011
2
Situatie ter plekke
0
0
0
111
05-Jan-2011 05-Jan-2011 05-Jan-2011
3 4 5
Persconferentie Vergunningen juist Richting rookwolk
0 36 0
0 0 103
0 0 0
29 0 0
05-Jan-2011
6
0
0
0
81
05-Jan-2011 05-Jan-2011 05-Jan-2011
7 8 9
Buurtbewoners perspectief Gevaar voor gezondheid Deskundige kijk Situatie ter plekke
0 0 0
0 149 0
44 0 0
0 0 41
05-Jan-2011
10
Situatie ter plekke
0
0
0
40
06-Jan-2011
1
21
25
0
55
06-Jan-2011 06-Jan-2011
2 3
0 0
0 0
0 60
104 0
2 4
06-Jan-2011
4
0
0
39
0
3
07-Jan-2011 08-Jan-2011
1 1
0 11
7 23
8 16
54 36
2 2
08-Jan-2011
2
0
24
48
41
4
10-Jan-2011 11-Jan-2011 11-Jan-2011
1 1 2
20 0 58
0 0 9
40 0 0
26 143 0
4 3 2
12-Jan-2011 12-Jan-2011 12-Jan-2011
1 2 3
23 0 0
10 0 0
21 0 51
27 120 0
1 3 4
13-Jan-2011 13-Jan-2011
1 2
Gevaarlijke stoffen ter plekke Gevaarlijke stoffen Buurt bewoners geloven het niet Les eruit trekken, eerste reactie Giftige stoffen Gezondheidsklachten hulpverleners Buurtbewoners bijeenkomst Omgeving Moerdijk Info persconferentie persconferentie over klachten Weinig info, onrust Vergunningen Buurtbewonersbijeenko mst Gemeenteraad Moerdijk Gemeenteraad Moerdijk
0 46
0 0
0 0
103 0
1 1
2 2 6 wie, wat, waar-frame 6 wie, wat, waar-frame 2
94
13-Jan-2011 14-Jan-2011 19-Jan-2011 19-Jan-2011
3 1 1 2
De overheid Burgemeester stapt op Eten weer veilig Verontreinigd bluswater
52 0 46 0
0 0 0 0
0 0 35 0
17 18 24 33
3 3 2 2
95
Bijlage 4 Volgorde onderwerpen uitzendingen NOS Acht-Uur-Journaal en onderdelen over Moerdijk (gearceerd)
5 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 5 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Opening: Moerdijk 00:12-14:14
Item 1 (+PR) 00:13-02:07
PR Sacha Item: beelden en voiceover: Beelden brand, info over bedrijf Beelden rookwolk, waar hij heen gaat Kaartje Beelden brand, brandweer bezig, problemen verkeer Site crisis.nl en nummer in beeld
Boerka-verbod
Kruisgesprek verslaggever Kees van Dam in Moerdijk 02:08-3:59
Live beelden achter verslaggever brand Hoe ontstaan? Kan gebeuren ondanks regeltjes Brand onder controle krijgen? Weer opgelaaid Wat weten we van ChemiePack? Beelden bedrijfsfilm Chemie
Dioxine-schandaal Duitsland
Kruisgesprek verslaggever Theo Verbruggen bij persconferentie 04:00-6:05
Geen giftige stoffen vrijgekomen? Wel, maar niet gevaarlijk Reputatie Chemie-Pack? Overtredingen bedrijf, klinkt verontrustend Zorgen over overslaan brand naar ander bedrijf
Iraanse vrouw ter dood veroordeeld (11= kortnieuws)
Kort interview (opgenomen) burgemeester Wim Denie, Moerdijk
36 sec in kruisgesprek Theo Q Burgemeester, laatste vergunning, alles volgens de regels
Meer omzet supermarkten (11)
Weerman Gerrit Hiemstra in de studio over rookwolk 6:06-07:49 Kruisgesprek verslaggever Martijn
waar de wolk heen gaat +radarbeelden
Vraagtekens rond inzameling
Buurtbewoners, advies 96
plastic (11)
Bink in Strijensas, 2km van brand 07:50-8:34, 9:48-10:25
boeren Is het daar gevaarlijk? Constant metingen, geen gevaarlijke stoffen, mondkapje Advies: deuren en ramen dicht. Geen gevaarlijke stoffen: gevolgen vallen dus wel mee
Trainingsmissie in Afghanistan
Item 2 8:35-9:47
Item: advies brandweer Quotes bewoners, bus rijdt verder, iedereen moet naar binnen Denken dat het echt gevaarlijk gaat worden, al jaren voor gewaarschuwd Quote bewoner in huis: eng idee, gevaarlijke stoffen, ramen dicht Beelden van bewoners en uitzicht op brand, ver weg.
Noordelijke provincies zoeken economische heil buiten Nederland
Studiogast Ira Helsloot interview Sacha de Boer 10:26- 12:55
Studiogast Ira Helsloot, hoogleraar Crisisbeheersing en Veiligheid VU Hoe vindt u dat het gaat? Regelgeving over domino werking, andere panden ernaast. Er zijn geen gevaarlijke stoffen: elke rookwolk is gevaarlijk. Is geloofwaardig dat gevaarlijke stoffen zijn verbrand? Is gewoon niet zo. Mensen zullen nog wel last krijgen. Ramp bestrijdingsplan is verplicht. Hoelang kan zo’n brand duren? Hele nacht, kan wel een week
Het Weer
Kruisgesprek Kees van Dam bij de brand 12:57-13:38
Afsluiter: Jarige NOS Journaal,
Afsluiter Journaal: kruisgesprek
Hoe is het met intensiteit brand? Situatie ter plekke, livebeelden Eind Journaal, terug naar 97
Jeugdjournaal, Met het Oog op Morgen.
verslaggever Kees van Dam 26:50-27:30
Kees van Dam bij grote brand Moerdijk Laatste stand van zaken, brand is overgeslagen naar kantoorpanden + live beelden Gecontroleerd uitbranden.
Laatste update: Kruisgesprek verslaggever Kees van Dam in Moerdijk
98
6 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 6 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Opening: Moerdijk 00:26-5:50
Item 1 (+PR) 00:27-2:26
PR: ramp of valt het mee? Geen gevaarlijke stoffen? Bewoners niet gerust, sommigen zijn boos. Nog niet bekend welke stoffen er zijn vrijgekomen. 55 sec Item: as Chemie-Pack, mensen daar aan het werk. Voiceover vuur niet helemaal uit. Quote burgemeester Breda, persconferentie: wat nog overeind, brandweer stelt gebouw veilig. 1:10-1:20 Geen gevaarlijke stoffen gevonden, beelden chemie-pack Waarschuwing burgemeester Moerdijk waarschuwing deel inwoners, beelden kaart Quote burgemeester Dordrecht, consumeer geen groente uit eigen tuin, huisdieren en kinderen niet buiten. 1:371:48 Niet zeker of roetdeeltjes veilig zijn. Hoe gevaarlijk is het water? Beelden rood water, zoom. Quote Jack jonk, waterschap Brabantse Delta: nu weten ze niet hoe het is met het water, beelden rood water. Geen risico drink water. 2:012:26
Risico’s chemische bedrijven in de buurt, discussie weer opgevoerd. (Aanleiding is Moerdijk, grotere context geplaatst, thema gerelateerd aan Moerdijk, V104) Gaat over zorgen omwonende over concentratie chemische
Kruisgesprek verslaggever Kees van Dam in Moerdijk 2:28- 4:12
Volgens autoriteiten geen gevaar volksgezondheid. Geen stoffen aangetroffen, voorlopige discussie. Wanneer wel duidelijkheid? Zoeken naar speld in de hooiberg, niet 99
bedrijven bij elkaar.
weten waar naar zoeken. Misschien pas later merken. Sacha: mensen uit de omgeving nog niet helemaal gerust zijn. Mensen zijn wantrouwend. Zorgen omwonenden.
Reactie: Directeur Chemie-Pack Moerdijk 07:52-08:31
Item 2 4:13-5:48
Beelden dorp strijensas, kregen brief Quote omwonende, over brief, vind het goed, minste wat ze kunnen doen, 4:234:34 Quote omwonende: lucht die je ruikt omschrijven, 4:40-4:50 Q omwonende: twijfelt aan feit dat het geen gevaar voor volksgezondheid is, gelooft het niet 4:51-5:00 Beelden dorp Moerdijk Quote omwonende: dorp maaktte zorgen over fout gaan, sturende vraag interviewer 5:09-5:22 Q omwonende: je ruikt het paar keer per maand, 5:235:33 Q omwonende: gelooft ook niet dat er geen gevaar is. 5:34-5:41
Schadevergoeding slachtoffers geweldsmisdrijf
Kort interview: Reactie directeur Chemie-Pack Moerdijk 07:52-08:31
eerste indruk, moeilijk Welke les trekt u hieruit? is nog niet te zeggen
Belgische formatie (11) Kopten vieren kerst in Amsterdam ondanks geweld (11) Komt een lijst dubieuze reisorganisaties (11) Zuid-Soedan referendum over onafhankelijkheid Zuid-Soedan dromen komen uit Groot windmolenpark in NoordOost polder Stroom in overvloed, Eemshaven Obama serieuze tegenstand in congres Mijnpensioenoverzicht.nl 100
Het Weer
101
7 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 7 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Item 1 (+PR) 14:50-16:59
Item. Beelden, mensen met beschermende pakken. Geen enkel risico. Giftige stoffen in oppervlakte water. Gif wordt weggepompt. Q 15:46-15-53 Man die daar werkt. Duurt een paar maanden Kan grondwater niet bereiken. Weer zelfde shot zoom naar rood water. Stand up Jeroen Wollaars 16:04-16:27 NOS hebben gegevens opgevraagd. Splitscreen gegevens over lucht, roetdeeltjes, gewassen Beelden van landbouw, groenten moet worden doorgedraaid als er roet of as op zit Q akkerbouwer 16:3216:40 financiele strop Nu al financiele claims in gediend. PR Sacha Lijst giftige stoffen op NOS site. 13 sec
Opening: trainingsmissie Afghanistan 00:29– 13:05, 46,96% vd uitzending Dioxine-schandaal Duitsland (11) Winst Facebook openbaar (11) Onderzoek naar bestrijdingsmiddelen landbouw (11) Moerdijk giftige stoffen
Besparing door nieuwe aanpak ernstige wonden Kolencentrale Eemshaven Wateroverlast België Het Weer
102
8 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 8 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Opening: Moerdijk, 00:29-5.10
Item 1 (+PR) 00:30-2:48
PR Sacha de Boer: Milieuincident van betekenis. Gezondheidsonderzoek hulpverleners. Meer dan 20 mensen hebben bij ziekenhuis gemeld.24 sec Item: Terein Moerdijk verlaten en uitgebrand. Gevolgen onduidelijk. Bluswater en sloten verontreinigd. Q 1:12-1:23 burgemeester Breda: onderzoek volksgezondheid hulpverleners. Aantal hebben klachten geuit. Beelden hulpverleners. Vooral hulpverleners die nablusden hebben klachten Q 1:27-1:37 brandweer Moerdijk: dichter erop, stoffen kunnen binnen dringen Stand up 1:38-1:50 Theo Verbruggen, wijst bluswater aan en omschrijft geur. Alleen hulpverleners in de buurt. Achtergrond is uitgebrand Moerdijk en water te zien. Wel nog gewerkt, hekken geplaatst en water afgevoerd, beelden van iemand die water oppompt: Q 2:01-2:17 maakt u zich zorgen, ruikt u al iets, sturende vragen. Hulpverleners in beeld, blij met onderzoek. Q 2:21-2:34 brandweer Moerdijk Komende dagen man en macht werken aan reinigen water. Daar ook beelden van.
103
Afscheid Koen Moulijn
Item 2 (+PR) 2:48-5:10
PR Sacha: onderzoek hulpverleners, nog niet bewoners, niet nodig, informatiebijeenkomst, 14 sec. Item: dorpshuis, burgemeester Denie, buurtbewoners Q 3:12-3:17 , buurtbewoner: meer informatie, tot nu toe erg weinig Beelden van mensen in dorpshuis die luisteren naar authoriteiten. Geruststellende woorden van autoriteiten, maar voice over zegt argwaan nog groot. Q 3:26-3:50 , milieuarts, 90 tot 95 procent is niet kankerverwekkend, 5 procent wel, kan dat kwaad: tot nu toe niet vastgestled Q 3:51-4:00 , buurtbewoner blij met wat ze hebben gehoord Q 4:01- 4.12, buurtbewoner bang voor twee chemie bedrijven bij elkaar, die onrust nog niet weggenomen Beelden van bijeenkomst en kaartje van buurt. Voice over plannen voor meer industrieterrein. Q 4:18-4:27, buurtbewoner mag niet uitbreiden, nu goed vanaf gekomen Q 4:28-4:42 , buurtbewoner ze bouwen het vol, ook werk van, voordelen voor schippers. Stand up 4:43-5:00 , autoriteiten zeggen geen zorgen maken, maar doen hulpverleners en omwonenden wel. Die krijgen geen onderzoek, kunnen naar huisarts. 104
Trainingsmissie Kunduz Amerikaanse autoriteiten Twitter gedagvaardigd ivm Wikileaks (11) Ongeluk Roermond (11) Al-Sadr roept op regering Irak te ondersteunen (11) Schuilplaats Eichmann al langer bekend (11) Zuid-Soedan klaar voor referendum (11) Zuid-Soedan onafhankelijkheid Maas bij Maastricht hoogtepunt bereikt Bobby Farrall herdacht Het Weer Laatste nieuws: Gifford, congreslid, neergeschoten
105
9 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 9 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Ziekenhuizen bezuinigen Aanslag congreslid Arizona Vliegtuig in Iran neergestort (kort) Ek allround schaatsen (kort) Rellen Tunesië (kort) Remco Campert gouden ganzenveer (kort) Zuid-Sudan nieuw land Hoog water in de Maas Het Weer
106
10 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 10 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Opening: Moerdijk 00:28-3:04
Item 1 (+PR) 00:28-3:04
PR Rob Trip. Ministers brengen bezoek aan de brand. Opstelten preekt van een ramp. Omwonenden nog heel onzeker, 22 sec Item: beelden busje met ministers, bleven erin zitten. Korte reactie. Opviel Opstelten sprak over ramp. Q 1:10- 1:30 Minister Opstelten : uit ervaring nog niet veel van dit soort branden, dan moet je zeggen: dit is een ramp. Beelden omgeving, landbouw, wijd. Bewoners nog steeds bezorgd. Beelden boerderij. Q 1:47-2:11 Boer, dieren aan de diaree Beelden scholen. Sommigen scholen hebben leerlingen binnen gehouden. Q 2:23-2:36 , kind ouders vinden het niet erg als ze buiten speelt, wel oppassen Q 2:37-2:40 , kind niet al te lang buiten dan kan het niet veel kwaad. Beelden terrein ChemiePack metingen. Drinkwater, grondwater geen giftige stoffen PR Rob trip, vandaag nog de metingen openbaar 4 sec
Nieuwe politieke partij 50 Plus Schietpartij Arizona herdacht Argentijnse transavia piloot dodenvluchten ETA wapenstilstand (11) Tunesisch regering sluit scholen (11) 107
Arrestaties Iran moord wetenschapper (11) Airfrance/KLM omzet verloren door winterweer (11) Leraar aangehouden verdenking kinderporno (11) Bezoek Gates aan China Archeologische fondsen in tentoonstelling Leiden Positie Turks-nederlandse jongeren zorgwekkend Overstromingen Australie Wateroverlast Limburg Het Weer Laatste bericht: voetballer Messi speler van het jaar
108
11 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 11 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Opening: Moerdijk 00:27-4:31
Kruisgesprek Theo Verbruggen (+PR) 00:28-1:20, 2:59-4:30
PR Rob Trip, hebben hulpverleners, journalisten etc giftige stoffen ingeademd. Geruststellend antwoord: geen gevaarlijke stoffen. Minder geruststellend nieuws: chemie-pack niet gehouden aan de vergunningen, justitie gaat ze vervolgen. 10 sec Kruisgesprek Theo Verbruggen: Hoe zeker niks giftigs, echt wel zeker! Niks in de lucht, toch zorgen omwonenden. Te maken met de bluswater. Ook journalisten klachten vertoond. Allemaal dezelfde klachten: irritatie aan de luchtwegen. Vergunning niet aan gehouden. Ze hebben milieuvergunning overtreden. In staat van beschuldiging gesteld. Schadevergoedingen van omliggende bedrijven. PR Rob trip, politieke partijen willen debat in de kamer.
Zedenzaak ’t hofnarretje
Item 1 01:21-2:58
Item persconferentie: geruststellend, beelden perscon. Q 1:31-1:43 burgemeester Dordrecht: gehalte heel laag, geen effecten Beelden perscon. Naar huisarts gaan bij klachten Q 1:51-2.14 burgemeester Breda: ga naar huisarts met klachten Weinig klachten van omwonenden bij huisarts, beelden perscon Q 2:25-2:48 burgemeester 109
Breda, blijven attent op onderzoeken Q 2:49-2:58 milieuarts onrust wegnemen hiermee. Illegale prostitutie in hotels Overstromingen Australië Heinz ontruimd (11) Kentekens opslaan (11) Eemshaven krijgt opslagterminal olie (11) Dioxine in varkensvlees (11) Afscheid Femke Halsema (11) Moslims en christenen in Egypte dichterbij elkaar Conflict postbedrijven Aardbeving Haïti morgen jaar geleden Het Weer
110
12 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 12 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Opening: Moerdijk 00:28-05:23
Item 1 (+PR) 00:30-2:49
PR bedoeling was geruststellen, maar is niet gelukt, omwonenden zijn niet gerust. Autoriteiten waren nogal stellig en waarom werden bepaalde dingen niet direct duidelijk. Vragen genoeg. 27 sec Beelden brandweer, want oplaaiend vuurtje. Net zoals de onrust vandaag. Beelden metingen doen in weiland, voor het eerst dat weiland. Grote delen roet. Q 1:20-1:26 boer ze schrokken van de grote delen, hadden ze niet verwacht Hoge waarde lood stuk verderop. Was gisteren niet gemeld. Niet nodig volgens RIVM Q 1:37- 1:47 toxicoloog RIVM: één meting beetje weinig, concentraties gaan naar beneden, meer onderzoek gedaan worden. Geduld burgemeester van Strijen raakt op. Q 1:52- 2:15 burgemeester Strijen: overheid communiceert en dag daarna lijkt het niet compleet, baal ik van. Als overheid moet je vertrouwen winnen. Valt en staat bij informatie verstrekking. Bij huisartsen meer klachten binnen. Klagen over gebrek aan informatie. Q 2:25- 2:40 huisarts, wordt in de media naar ons verwezen, maar we hebben geen informatie ontvangen dus naar aanleiding van de ramp 111
kunnen we niks doen. Terrein chemie-pack brandje snel gedoofd, maar afwachten of dat ook met de onrust is. Demonstraties Tunesië
Kruisgesprek Theo Verbruggen 2:50-3:10, 4:03-5:23
Bij buurtbewonersbijeenkomst in Strijsen. Veel wantrouwen. Andere zaak: vergunningen overtreden. Wat fout gedaan? Aantal overtredingen, op de vingers getikt. Gemeente steken laten vallen? Laatste nog niet over gezegd. Laatste nieuws minister schippers gesprekken met omwonenden.
Hoog waterpeil in Nijmegen
Item 2 3:11-4:02
Beelden bijeenkomst, buurtbewoners vanuit publiek SOUNDBITES, op verkeerde plekken gestaan metingen, gevolgen dieren, DNA monster, gevoel van ongerustheid wordt groter.
Portugal geld geleend (11) Duitse economie groeit (11) Vliegramp Poolse president (11) Send neemt selectmail over (11) Een jaar later: Haïti Belastingen horeca stijgen Overstromingen Australië Het Weer
112
13 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 13 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Kruisgesprek Theo Verbruggen (+PR) 3:31-4:28, 5:16-6:02
PR Rob Trip: nasleep brand, calamiteit, ramp. Plaatselijke politiek komt aan bod. In gemeente Moerdijk heel wat uit te leggen. Kruisgesprek Theo Verbruggen bij gemeenteraad. Gemeenteraadsleden zijn kritisch. Willen dingen weten over vergunningen en hoe vertrouwen terugwinnen. Duidelijkheid over rommel opruimen? Nee nog veel vragen over. Wordt een groot probleem, nog wel een jaar. Zijn veel zorgen over bij raadsleden. Komt ook een nazorgteam. 93 mensen hebben zich gemeld met gezondheidsklachten van omliggende bedrijven.
Toeristen uit Tunesië
Item 1 4:29-5:15
Schip gekapseisd op de Rijn (11)
Item 2 (+PR) 6:03-7:54
SOUNDBITES gemeenteraadsleden, zal beter moeten, vertrouwen terugwinnen, regels overtreden in media. PR: veel vragen in de Tweede Kamer. Ministers ter verduidelijking geroepen in de Tweede Kamer. Q 6:29- 6:37, PVDA lid Tweede Kamer: heel veel onduidelijk, wat weten ze, hoe ongerustheid wegnemen, wat gaan ze doen. Oppositie vindt dat kabinet een belangrijke rol moet spelen. Beelden van de kamer.
Opening: jeugdbescherming moet kinderen sneller weghalen Nasleep Moerdijk 03:32-07:57
113
Q 6:41- 6:53, SP lid: overheid schuift verantwoordelijkheid af Bijna 200 mensen gezondheidsklachten. Ministers weten niet wat dit betekent. SOUNDBITE 7:02- 7:13 Opstelten hoopt antwoord geven te geven, onrust weg te nemen, hebben niks te verbergen SOUNDBITE 7:14- 7:22 Schippers: we weten wat we meten, resultaten blijven analyseren Beelden busje met ministers bij Chemie-Pack SOUNDBITE 7:31-7:44 Helemaal niet bekend dat er mensen waren om mee te praten daar, het effect was niet goed. Beelden ministers in de kamer. Crisis.nl mag het nooit meer niet doen. Vier griepdoden (11) Geen herstel woningmarkt (11) Obama roept op tot bezinning herdenking schietpartij Arizona (11) Koers van de euro gestegen Spanje zegt geld volledig te kunnen terugbetalen Overstromingen Brazilië Water in Australië begint te zakken Het Weer Kinderporno, in Nieuwsuur Ben Ali, Tunesie, verlaagd prijzen en meer politieke vrijheid
114
14 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 14 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Kort nieuws 15:13-15:31
Meelees presentator met beelden persconferentie en eerder interview Burgemeester Moerdijk. Nasleep kost mentaal en fysiek te veel. Was veel kritiek op zijn optreden.
Opening: Ben Ali Tunesië ontvlucht Nederlandse media publiceren Wikileaks Peter Post overleden Somaliërs die werden gearresteerd vergoeding gekregen (11) Burgemeester Wim Denie Moerdijk stapt op (11) 15:1315:32
Dodental overstroming Brazilië loopt op (11) Afscheid 9-jarige schietpartij Arizona (11) Albert Hein overleden Gebruik mobiel internet groeit Sonny boy verfilmd Het Weer
115
15 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 15 januari 2011 Steun GroenLinks aan trainingsmissie Afghanistan WikiLeaks, interview Julian Assange: niet toevallig gisteren vrijgegeven Brand Zwijndrecht -Vergelijkbare gebeurtenis!
Vergelijkbare gebeurtenis
Beschrijving onderdelen
Item 10:46-12:12
Treinwagon met ethanol in de brand. Autoriteiten zeggen geen gevaarlijke stoffen vrijgekomen Wagons dreigden de lucht in te gaan, bewoners hun huis uit Na Moerdijk, tweede chemiebrand in 1,5 week in de omgeving
Jean Marie Le Pen, dochter opvolgen Dioxine gevaar (kort) Ongeluk spookrijder (kort) Tunesië Noorderslag Het Weer
116
16 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 16 januari 2011 PvdA, GroenLinks en SP willen samenwerken WikiLeaks: JFS Sociale huurwoningen, hoger inkomen Burgemeester Helmond persoonlijke beveiliging (kort) Gerard Reve manuscripten op veiling (kort) Verkeersongeluk door keren op weg (kort) Martine Le Pen voorzitter front national (kort) Referendum Sudan (kort) Tunesië gevechten Hoog water Deventer Het Weer
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
117
17 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 17 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Informatie uit WikiLeaks documenten Tunesië, politieke gevangen worden vrijgelaten, interim regering Arabische lente, andere landen Stremming Duitse Rijn Ajax hooligans groepsverbod (kort) Studentenacties tegen bezuinigingen (kort) Gestolen dichtbundels terug (kort) Dioxine schandaal Duitsland Ziek jongetje Sri Lanka verblijfsvergunning Het Weer
118
18 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 18 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Rookverbod in de horeca Schadevergoeding katholieke kerk aan slachtoffers misbruik WikiLeaks Tunesië, vier ministers stappen op Elektrische taxi in Utrecht Bonnenquota politie afgelopen (kort) Protest varkensboeren (kort) Leo Beenhakker weg bij Feyenoord (kort) Chinese president naar VS Stremming Duitse Rijn, tankschip Remco Campert Het leven is verrukkulluk boekenkado Het Weer Oude beelden vorig jaar van heel veel sneeuw
119
19 januari 2011 Onderwerpen NOS Acht-UurJournaal – 19 januari 2011
Onderdelen over Moerdijkbrand
Beschrijving onderdelen
Opening: Moerdijk 00:29-03:29
Item 1 (+PR) 00:29-2:53
PR Sacha: spruitjes zijn weer veilig om te eten, kinderen weer naar buiten, beperkende adviezen zijn ingetrokken. Binnen 10 km nog niet. Daarbuiten als van ouds. In beeld een kaartje, 24 sec Dreigende luchten, beneden opluchting, spruitjes in beeld. Q spruitjesteler 1:12-1:19 Veel onzekerheid weg, zijn blij Q Bleker 1:20- 1:39 - Uit onderzoek buiten 10 km alles veilig Beelden kinderen die buiten spelen. Is weer veilig. Maandag duidelijk of binnen 10 km ook veilig is. Erkent dat het traag gaat. Q 1:51-2:09 Bleker, had misschien sneller gekund, maar kunnen geen fouten permiteren Q teler 2:10-2:31 Grote financiele schade want moeten weggooien en niet kunnen telen Spruitjes productie in beeld Q Bleker 2:35-2:44 Hoop maaltijd te nuttigen met spruiten uit dat gebied Q teler 2:45-2:52 Morgenavond kan hij ze op zn bord hebben
Staatsbezoek China aan de VS
Meelees 2:54-3:27
Meelees Sacha nog veel bevuild bluswater + beelden hiervan. Moet nog worden onderzocht., en wordt meegenomen
Verstandelijk gehandicapt Brandon vastgebonden 120
Weer Brandon Staatsbezoek China aan de VS vervolg (verbinding was verbroken) Rookverbod op schoolpleinen (11) Corruptie en omkoping in Limburg (11) Protest tegen langstudeerboete (11) Kilometerheffing België voor vrachtwagens (11) Moderne chipmachines Politiemissie Kunduz In Tilburg lantarenpalen die reageren op beweging Het Weer In Nieuwsuur: kliniek voor vrijwillig levenseinde
121
Bijlage 5 Protocol 3 NOS Acht-Uur-Journaal, Shotniveau 1. Gesproken tekst die sterk tot de verbeelding spreekt of de kern duidelijk aangeeft (woordniveau) 2. In hoeverre en op wat voor manier wordt het in beeld gebracht? (kijken naar de cameraafstand (long shot of close-up), focus (scherp of soft), camera-positie (bird’s eye of frog) of camera-beweging (pan of slow motion), geluid (muziek dramatiseert) en het licht (donker/licht, alarmerend rood, kil blauw), wat in beeld (mensen die ongerust kijken bv)
Datum
5 jan ‘11
Ond erde el nr 1
Tijd code shot 1:141:20
5 jan ‘11
2
2:453:00
5 jan ‘11
3
04:154:40
5 jan ‘11
6
8:298:35
5 jan ‘11
7
9:209:45
5 jan ‘11
8
11:10-
Vr. 1 (uitgesproken tekst)
Vr. 2 (beschrijving beeld + geluid)
“(..) ramen en deuren dicht te houden. Wie naar buiten keek zag waarom: een enorme zwarte wolk dreef in noordelijke richting, de kant van Dordrecht op.” “Als je mij die vraag [kan de brandweer de brand onder controle krijgen, LR] een paar minuten geleden had gevraagd was ik positief geweest. Maar als je even achter mij kijkt kun je zien dat de brand zich toch weer heeft uitgebreid naar een pand aan de rechterzijde.” “Wel giftige stoffen vrijgekomen, maar niet gevaarlijk (..) toch nog wel het advies om ramen en deuren gesloten te houden” “Advies om vee binnen te houden en zelf binnen te blijven, maar niet iedereen houdt zich daaraan”
Close-up van donkere rookwolk, gevolgd door long shot rookwolk die over land gaat.
Martijn Bink: “Als u naar buiten kijkt ziet u hetzelfde als op de televisie, allemaal vlammen. Een eng idee?” Vrouw: “Ja best wel eigenlijk (..) vooral gevaarlijke stoffen” Ira Helsloot: “Dit zien we heel
Pan van de televise waar vlammen close gefilmd zijn naar de vrouw bij het raam met kindje op de arm. In verte haast niet te zien het vuur.
Camera langs de verslaggever, zoom naar de brand. Close-up van het vuur. Donkere lucht en felle grote vlammen.
Vaste camera positie, Theo Verbruggen voor de camera, achtergrond een hal.
Vaste camera positie, Martijn Bink voor de camera, achtergrond donker, heel ver weg vaag het vuur. Martijn Bink heeft mondkapje bij z’n kin hangen.
Over gesprek beelden van de 122
12:02
vaak, er wordt gezegd er zijn geen gevaarlijke stoffen. Rook zit natuurlijk vol gevaarlijk stoffen. Iedere rookwolk, maar deze in het bijzonder” Sacha de Boer: “Maar zij zeggen de gevaarlijke stoffen zijn verbrand (..) hoe geloofwaardig is dat?” Ira: “Dat is simpel weg niet zo (..) Mensen die nu geen last hebben, zullen dan [als rook neerdaalt] last krijgen” “Vooralsnog zijn er dus geen schadelijke stoffen in de lucht gemeten. Maar hoe gevaarlijk is het zwaar vervuilde bluswater in de sloten op het industrie terrein?”
brand. Veel close, rood/geel alarmerend licht. Studio in beeld met Ira Helsloot en Sacha de Boer af en toe close.
Verslaggever “En dat kan dan voordat het terecht komt in het water en in ons drinkwater uiteindelijk?” Jack jong: “Ja absoluut” Verslaggever: “er is nul risico voor het drinkwater?” Jack: “er is geen risico voor het drinkwater voor zover” “Zelfs met beschermende kleding wil je hier niet door het bluswater lopen”
Zoom van sloot naar deel slootwater wat rood is. Shot brandweer auto en mannen.
Mannen in beschermde pakken spuiten elkaar schoon. Brandweer wagen die vies water oppompt. Zoom naar waar water terecht komt. Midden shot, bezorgde gezichten buurtbewoners bij bijeenkomst. Close up gezicht buurtbewoner, kijkt serieus. Long shot van het podium waar de autoriteten zitten. Weer close up van gezicht van een buurtbewoner, kijkt serieus.. Long shot busje, close busje met minister Schipper door het glas, kort in beeld een hulpverlener, weer long shot busje, en close busje die wegrijdt.
6 jan ‘11
1
1:562:00
6 jan ‘11
1
2:182:27
7 jan ‘11
1
15:1015:14
7 jan ‘11
1
15:3115:36
“Het oppervlakte water rondom de fabriek is sterk verontreinigd. Het zit boordevol giftige en kankerverwekkende stoffen (..)”
8 jan ‘11
2
3:173:25
“De bijeenkomst is druk bezocht. Geruststellende antwoorden van de autoriteiten, maar de argwaan is groot want hoe gevaarlijk was het of is dat het nog steeds?”
10 jan ‘11
1
00:501:10
“De hulpverleners hadden de ministers best te woord willen staan, maar die bleven in een busje zitten. Ze kwamen naar Moerdijk om met eigen ogen te zien hoe verwoestend de brand was geweest, maar ook om de veiligheidsdiensten een steuntje
Shot van wagens met tekst: www.milieuongevallen.nl. Pan van gewoon uitziend sloot naar slootwater wat angstaanjagend rood is. Zoom op het rode water.
Beelden van mannen in beschermde kleding bij ChemiePack.
123
12 jan ‘11
1
1:031:21
12 jan ‘11
3
3:114:02
19 jan ‘11
1
00:541:04
in de rug te geven. Na afloop gaven ze een korte reactie, waarbij opviel dat Opstelten over een ramp sprak en niet gewoon over een brand” “(..) een smeulend vuurtje dat oplaait, net zoals de onrust vandaag. Een paar km verder in Strijen onderzoeken medewerkers van de brandweer voor het eerst het weiland van veeboer Sander Vijverberg. Al dagen klaagt hij over de brandresten die overal verspreid liggen.” Verslaggever: “het zijn grote delen schrokken ze?” Soundbites bewoners die onrust en vragen uiten
“Dreigende luchten boven de Hoekse waard, maar opluchting beneden bij spruitjesboer Jos Schelling. Exact twee weken na de brand bij Chemie-Pack kan het delven van het groene goud doorgaan (…)”
Close shot van logo Chemie-pack. Long shot van brandweerwagen bij Chemie-Pack. Long shot medewerkers brandweer in een weiland die brandresten in een zakje doen. Midden shot brandweer praat met veeboer. Close shots van brandresten in gras.
Midden shot van diegene die praat, afgewisseld met close shot van bewoners die ernstig en bezorgd kijken. Pan van een donkere en dreigende lucht naar een long shot van het boerenveld met boer Jos Schelling op de rug gefilmd die het veld inloopt. Close shot van handen die groene spruitjes plukken en laten zien.
124
Bijlage 6 Interview Theo Verbruggen, verslaggever NOS Journaal, 30 november, Den Bosch De dag van de brand Hoe hoorde u van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? Ik heb het ’s middags op de dag zelf gehoord. Als consument via reguliere berichtgeving. Ik weet dat ik toen contact heb opgenomen met de binnenland coördinator, Martine Van der Vrede, en toen was Kees van Dam al onderweg. Eerlijk gezegd baal ik dan een beetje, denk ik shit. Maar het is hem gegund. Hij heeft het fantastisch gedaan. Ik heb toen ook al wat sensationele beelden gezien. En ik ging er toen vanuit dat het gecoverd werd, maar aan het einde van de dag werd ik toch gebeld dat ze merkte het is toch veel groter dan we dachten, we moeten ook opschalen als verslaggeving, dus het is fijn als jij naar de gemeenteraad kan gaan in Zevenbergen. Want daar zou de burgemeester, brandweer een persconferentie geven. Kees kon dan bij de brand blijven. Wat mij heel erg bij blijft is de techniek, de verbindingen, dat is een enorme energie slurper. De verbinding gaat via internetverbindingen, daarmee gaan we live. Dat was toen nieuw. Het was de persconferentie met die burgemeester Denie. Ik ben toen live gegaan met een stukje interview van hem als instartje, kan ik mij herinneren. En iedereen was enorm afgeleid door de burgemeester die toch, laten we eerlijk wezen, een klungelige indruk wekte. Niet iemand die betrouwbaar was wat betreft kritieke situaties. U zegt iedereen was afgeleid? Nou het viel mij op dat mijn collega’s zeiden ‘we konden alleen maar naar die burgemeester kijken’, die leidde zo af in zijn verschijning. Ik weet nog dat ik kritische vragen stelde over vergunningen enzo. En dat temperde hij allemaal. U nam interview op, ging direct live, en de redactie reageerde daarop? Ja die zeiden, ‘wat is dat voor burgemeester’. Bleek niet alleen dat wij dat idee hadden, maar ook publiek en bestuurlijk. Het bleek toch wel dat hij dat niet aan kon, zo kort voor zijn pensioen. Hoe werd de ernst op dat moment ingeschat? Wel ernstig, wij zagen de beelden natuurlijk. Wauw jezus, heftige om te zien dat vuur. Ik weet dat er ook wel onrust was aan de overkant van Moerdijk, daar waren ook mensen van ons om te kijken hoe mensen daar reageerden. Onrust onder de bevolking? 125
Ja er werd wel meteen gekeken, wat gebeurt daar. Martijn Bink was daar in Strijensas. Ja klopt, met een mondkapje voor ofzo?
Ja een mondkapje op zijn kin. Ja, dat had ik nooit gedaan. Het trekt de aandacht naar de verslaggever en het gaat niet om de verslaggever. Het werkt verontrustend. (Later in interview: Vast over nagedacht, want de eindredacteur ziet de verslaggever staan voor beeld). Op dat moment schatte ik het gevaar ter plekke niet zo gevaarlijk in. De wind waaide ook de andere kant op, dat voelde ook wel veilig. Als het echt gevaarlijk was, was ik ook niet daarheen gegaan, maar ik had niet het gevoel dat het zo ernstig was, eerlijk gezegd. We hebben in Nederland wel vaker asbest enzo, uiteindelijk valt het altijd wel mee. Die gerustheid heb ik ook altijd wel over mij. Ik denk dat je dat ook moet hebben als verslaggever. Want als je zelf in paniek zou schieten of erg ongerust zou zijn, dan gaat dat je heel erg beïnvloeden en ik denk niet dat dat goed is. Zeg alleen wat er gezegd wordt. Toch heeft u op die dag ook gezegd ‘er zijn wel giftige stoffen gevonden, maar ze zijn niet gevaarlijk, toch is het advies om ramen en deuren gesloten te houden’. Ja, dat is ook precies wat er daar gezegd werd. Ik vind dat je daarmee niet zegt dat het gevaarlijk is. Maar iedereen moet zich op dat moment indekken. De bestuurders, want als zij dan zeggen dat er niks is vrijgekomen en het blijkt later wel, want dat konden ze toen nog helemaal niet weten, het moet juridisch kloppen. En ik moet mij kunnen verantwoorden. Dus als zij zeggen er zijn giftige stoffen vrijgekomen, maar op dit moment is het niet gevaarlijk, dan zeg ik dat zij dat zeggen. Begon u op dat moment argwaan te krijgen? Dat kan ik op dat moment toch niet beoordelen, ik ben geen deskundige, ik heb het overzicht niet. Ik kan alleen, als de autoriteiten op dat moment die boodschap uitdragen, dat alleen maar zeggen, straal die boodschap dan zelf ook uit. Zeg alleen wat er gezegd is, neem niet zelf het initiatief om te zeggen wat waar is en wat niet. Leg het ook in de mond van anderen. Dus autoriteiten zijn vrij belangrijk op zo’n moment. Ik denk dan wel ‘je zegt dat er giftige stoffen zijn vrijgekomen en dat het niet gevaarlijk is, ja daar kan je nog alle kanten mee op’. Dat is ook het enige wat je op dat moment kan doen. Achteraf kan je niet verweten worden dat je paniek hebt gezaaid en je beroept je op wat andere zeggen, dat is misschien laf, maar ik kan niet meer doen, het zou onverantwoord zijn als ik daar een eigen mening over zou hebben.
126
Maakt u op zo’n moment ook mee wat er op de redactie speelt? Er waren bijvoorbeeld drie verslaggevers. Nee, eigenlijk niet. Je bent zo bezig met je eigen verbindingen. Het was tot op het laatste moment onduidelijk of ik er live in kon en in welke volgorde. Ik heb ook nog overleggen gehad met verslaggevers in Den Haag. Ik weet niet meer goed waarover. Je hebt met zo veel mensen contact en je bent je techniek aan het regelen. Het zijn zulke drukke momenten. Dus je krijgt wel iets mee van de paniek op de redactie, maar.. Paniek zegt u? Nou ja, iedereen is druk, ‘ik heb geen tijd om dit te doen, doe nu dit’, paniek van drukte. Het is geen paniek, want je bent je vak aan het doen. Maar je bent steeds aan het kijken wat je een rol laat spelen en dan komt er een product uit wat alleszins redelijk was als ik mij goed herinner. Maar het was stressvol. Je zit ook met je verdeling. Wat ga ik vertellen, wat gaat Kees vertellen. Dat is soms tot op het laatste moment nog onduidelijk. Ik weet dat ik op een gegeven moment een beetje de regie heb genomen. Ik kan alleen wat vertellen over wat de autoriteiten zeggen. Ik ben niet bij de brand geweest, kan daar niks over vertellen, ik kan alleen vertellen hoe het hier is, wat de autoriteiten zeggen en hoe ze handelen. Ik geloof dat dat ook de inhoud was van mijn bijdrage. Waarom die drie verslaggevers? En welke taakverdeling? Volgens mij is dat heel logisch. Want iemand die bij de brand is vertelt over de brand, de bestrijding, hoe het er uit ziet en hoe het daar gaat. En ik vertel wat hier verteld wordt. En ik geef ook wel door als er iets over de brand verteld wordt aan Kees, zodat hij dat kan gebruiken. Ik weet niet of dat toen ook gebeurd is. Maar zo stem je af, zo spreken we af wat ieders rol is. Dat wordt afgesproken en ontstaat op een gegeven moment in discussies. Ik moet op een gegeven moment zeggen: daar kan ik wat over vertellen en daar over kan ik niks zeggen, dus daar wil ik het bij houden. De eindredacteur bepaalt dat. Maar als hij wil dat ik iets vertel waar ik niks van weet, dan moet ik ingrijpen. Ik kan niks vertellen over waar ik niets over kan vertellen. Er is veel gebruik gemaakt van kruisgesprekken, waarom? Er zijn een paar redenen: je hebt de meest actuele informatie, beelden maken en verwerken kost altijd veel tijd. Die tijd heb je op dat soort drukke stressvolle momenten niet. En ik denk dat het soms verhelderende is om een verslaggever een samenvatting te laten geven, dan autoriteiten daar veel tijd voor te geven. Je kan het meer verpakt vertellen dan autoriteiten en dat is beter voor de kijker denk ik. Onze woordkeuze is anders, we kunnen info uit Den Haag en bijvoorbeeld raadsleden erin 127
verwerken, ik kan een beter mix maken van verschillende reacties op dat moment. En als je het aan iemand overlaat, kan hij het slecht vertellen of er te veel mee weg lopen. Speelt geruststelling dan ook een rol? Zoals ik dat zie, denk ik dat een verslaggever soms wel een filter is, wat soms wel prettig kan zijn. Prettiger omdat het toegankelijker gemaakt kan worden en omdat je een beter afweging kan maken van de verschillende reacties ter plekke. Niet geruststellend, ik vind het meer weloverwogen. Geruststellen is denk ik niet een factor die bij ons een rol speelt. Ik denk dat bij ons de professionaliteit van een verslaggever ter plekke kan zorgen voor dat het betrouwbaar is, en dat dat indirect ook geruststellend is dat kan ik mij voorstellen. Maar dat is niet het doel. Wij willen toch ook: als je naar ons kijkt ‘klopt dat’. Dat is ons uitgaanspunt en ik denk dat dat vaak geruststellend is, mag ik hopen. Waarom is er voor gekozen om Ira Helsloot uit te nodigen? Hij zei niet echt geruststellende dingen.. Ik voelde dat dat speelde. Het had ook wel een beetje effect op mij, want volgens mij was ik niet heel verontrustend in wat ik zei. En er was wel een argwaan in Hilversum: ‘klopt dat allemaal wel wat er gezegd wordt’. En volgens mij, is dat gaan schuiven. Als de autoriteiten dat zeggen, en dat blijkt niet te kloppen, dan moet daar wel iemand tegenover staan. Ik voelde ook wel een hele kritische druk vanuit Hilversum. Maar ik kan niet meer zeggen, dan wat ik daar opvang. Ik moet het kunnen verantwoorden. Ik kan niet meer zeggen, dan wat daar wordt gezegd. Ik kan niet kritischer zijn dan ik voel dat nodig is. Ik kan niet anders, maar dat zijn lastige momenten. Want dan zou ik mezelf verloochenen, en als het dan achteraf niet geklopt had was het helemaal vervelend geweest. We zoeken allemaal naar de waarheid op zo’n dag, en iedereen heeft belangen.
Effecten berichtgeving op publiek Wat wilde u de kijker vertellen? Feitelijkheden, wat zijn de maatregelen, wat gebeurt er, wat zijn de reacties. Ik heb wel voor mezelf steeds zo’n onderbuikgevoel gehad dat het wel niet zo erg kon zijn als het kon lijken met alles. En dat vond ik wel lastig, en daar moest ik net aan denken. Ik weet dat er later een persconferentie was vanuit het gemeentehuis in Breda. Die dag werden de metingen bekend. En toen werd er gezegd ‘ er zijn geen giftige stoffen die slecht voor de volksgezondheid zijn’. En ik weet dat ik toen heb gezegd in de uitzending, ik ben daar in mee gegaan, ‘nee je kan er echt vanuit gaan dat er niks is’ (zie quote inhoudsanalyse). Daar heb ik kritiek op gehad, omdat het was alsof ik dat zei. Ik had moeten zeggen 128
dat de burgemeester zei, en dat klopt ook wel, dat er geen giftige stoffen waren die gevaarlijk waren voor de volksgezondheid. Inhoudelijk bij ons op de redactie was dat onvoldoende duidelijk. Er werd gezegd ‘ Theo je zegt nu wel zo stellig dat er geen gevaar is, maar als dat straks nou wel zo blijkt te zijn’. En ik had het daar moeten neerleggen als ‘ als je ze hier moet geloven, de autoriteiten, heeft niemand gevaar gelopen’. En ik zei ‘ het is nu wel echt zeker dat er niks giftigs is’.
Die opmerking is vooral opvallend tegen het licht dat de volgende dag in het teken staat van het wantrouwen.
Er was een ontzettend wantrouwen. Mijn opmerking heeft geen effect gehad, in tegendeel. En ook die van de autoriteiten niet. Er heerste onder de bevolking veel wantrouwen. Er waren geen aanwijzingen, vond ik.. Veel mensen zeiden, ze kunnen dat niet weten. Je meet naar een bepaalde stoffen, dus als je het niet weet, dan weet je ook niet waar je naar moet zoeken. Dus je weet dan ook niet of het veilig is. Maar u deelde die wantrouwen niet? Diep in mijn hart, nee. U geloofde de autoriteiten? Ja, ja, nou ja ik geloofde dat ze zeiden dat met de gegevens die ze hadden het niet gevaarlijk was. Ik had zelf dat gevoel ook niet zo. Ik geloofde wat ze zeiden, maar had in mijn achterhoofd ook wel, wat ik hoorde van kennissen, je kan niet weten wat je moet meten dus ja. Wantrouwen voelde u uit de redactie komen, maar ook uit de bevolking? Ja, ik heb later die bewonersbijeenkomst gedaan. Daar was echt een grote wantrouwen, er was een grote opkomst. Daar werd duidelijk, daar moesten we echt iets mee, daar moesten we wel op inspelen, we konden dat wantrouwen niet negeren. Dus daar hebben we ook wel echt de aandacht aan gegeven. We wilden dat wantrouwen dat er was ook echt laten zien. Ben geloof ik ook nog met een kruisgesprek in Acht geweest. Ja en met een item bestaande uit soundbites van bewoners en close ups van bezorgde gezichten. Op wat voor manier maakt u de afweging om dat te laten zien? De sfeer is wantrouwen, dus dat moeten we dan ook zo in beeld brengen? Ja, niet meer en niet minder. Volgens mij was dat terecht. Ik weet niet wat voor antwoorden van autoriteiten daar nog inzaten? 129
Ik denk in dat item niet. Misschien is dat ook wel de afweging die je maakt, als de ene dag veel autoriteiten zitten dat er geen gevaar is en dan volgende dag het wantrouwen onder de bevolking. Je gaat een beetje op en neer. Misschien ga je de ene kant wel meer de kant op van de autoriteiten en daarna de kant op van de bevolking.
U als verslaggever? Ik denk dat we dat allemaal wel zo voelen en wordt ook wel uitgesproken.
Uit mijn inhoudsanalyse komt dat jullie veel gebruik hebben gemaakt van een gevaar voor gezondheid-frame en er veel aandacht was voor de vraag of er giftige stoffen waren. Herkent u dat? Ik herken dat. Dat waren de termen die steeds terug kwamen. Daar draaide het om.
Hoe is dit ontstaan? (sociale normen/waarden, druk, routine, ideologisch..?) Vind ik een lastige. Er is een gebrek aan vertrouwen naar autoriteiten, dat zien we steeds meer. Alles mag onderuit gehaald worden. Dat verzorgd veel onrust denk ik. De autoriteiten zijn niet meer de autoriteiten die ze soms moeten zijn. Ze zijn niet leading, terwijl ze alle mogelijkheden hebben, persconferenties, live. Verliest de journalistiek ook het vertrouwen? Ja ,ik ben wel argwanender geworden. Autoriteiten zeggen ook nooit zomaar iets. Er is ook een strijd tussen burgemeesters, wie trekt het voortouw. Als je dan later hoort dat een burgemeester die het minder goed doet aan de kant wordt geschoven, dan denk je wel ja. Dan is het een soort acting. De buitenkant en de presentatie worden belangrijker. Dat is ook voor het Journaal lastig. Wij kijken ook naar concurrentie. RTL is nu voor het eerst, afgelopen vrijdag, een keer beter bekeken dan het NOS Journaal. Dan denken wij ook wat doen we fout, we moeten kijkers trekken, terwijl dat natuurlijk nooit het doel kan zijn van het Journaal. Autoriteiten moeten zich beter presenteren. Hoe ontstaat die frame? (weer terug) Ik zou het bij god niet weten. Dat gebeurt al meteen, ook op radio. Het begrip giftige stoffen hoor je nu steeds. Het nieuws is sensationeler geworden. Door de commerciële zenders is het goed dat we concurrentie hebben gekregen maar daardoor is het ook meer een attractie geworden. Het is 130
onderhevig aan kijkcijfers. Ik vrees dat wij ook niet ontkomen aan commerciële inzet. Wij moeten daar onze weg in vinden en misschien dat termen daardoor wat sensationeler worden. Als er geen giftige stoffen zijn dan hoef je het misschien helemaal niet te zeggen. Want door het te zeggen, wek je al argwaan. Maar ik denk niet dat dat heel bewust mee wordt omgegaan. Ik denk dat dat er insluipt. De maatschappij verandert en daarmee het nieuws en de terminologie. Soms wil je iets wat pakkender neerzetten. Je moet mensen in een korte boodschap helder zaken uitleggen. Giftige stoffen is pakkend. Het is schuivend. En het frame, gezondheid voor volksgezondheid.? Door te ontkennen, geen gevaar, wek je argwaan, blijkbaar werkt het averecht. Wij zijn daar denk ik niet heel erg bewust van. In het samenspel ontstaat dat. Ergens begint dat. De termen worden nu meer gebruikt dan twintig jaar geleden. Ik denk niet dat er bewust over na gedacht wordt, er wordt ook niet over gesproken. Misschien commerciële druk als reden, of routine, ideologisch? Als je ver terug gaat denk ik dat het nieuws meer frames heeft gekregen, omdat het makkelijker is en iedereen het kent. En dat wordt een routine. Ideologisch geloof ik niet, zeker bij ons niet. Waarom denkt u dat dit frame veel is gebruikt? Verwachte u paniek of onrust? Nee, ik verwachtte dat op die afstand vanaf de persconferentie die dag al helemaal niet. Wat denk ik wel een rol speelt, zit ik nu te denken. Doordat we zoveel mogelijkheden hebben om live te gaan, door te schakelen van plek naar plek, krijgt het verhaal ook een vorm van urgentie. Als mensen niks gezien hebben, worden ze ook niet zo paniekerig. Zelfs als ze langs de brand waren gefietst hadden zij misschien niet gedacht dat het heel erg was. Maar doordat het nieuws er veel aandacht aan besteedt en urgentie geeft door te schakelen. We zijn allemaal ‘relleriger’ geworden. De politiek reageert op incidenten, wij ook, en daarom worden verhalen ook veel groter. Het wordt een storm in een glas water uiteindelijk. Zou dat paniek kunnen sturen? Ja dat denk ik wel. Dat is mijn persoonlijke mening. Iedereen is sensationeler en relleriger geworden, ook de politiek, en wij zijn daar niet aan ontkomen. De mogelijkheden maakt dat je sneller kan werken en meer kan laten zien. En dat wil je ook. Daarmee geef je een onderwerp een veel meer urgentere uitstraling dan je achteraf misschien had willen doen. Wat ik niet denk hoor, van die eerste dag. Ik heb gister Morgan gedaan, waar hebben we het over (…).
131
Is er nagedacht of gesproken over eventuele gevolgen (paniek) van deze berichtgeving op de kijkers? Hoe wordt daar over gesproken? Daar wordt absoluut over gesproken. Ik weet het niet zo goed meer, dat is verschil tussen verslaggevers en Hilversum, wij zitten niet bij de evaluaties. Pas als er wat fout gaat of anders moet dan hoor je daar wat van. Ik ben die dag erna niet bijgestuurd. Maar er wordt absoluut geëvalueerd. Hoeveel aandacht was er? Even evaluatie terug kijken met Arno en Jaap. De verslaggever hoort dat later, wat er gezegd wordt in de evaluatie. Ieder woord wordt gewogen. Is dat in berichtgeving Moerdijk gebeurd? Ja, ben aangesproken toen ik zei dat er niks giftigs was. Is er gesproken over wat wel en niet te zeggen of in beeld te brengen? Zo ja, wat en welke afwegingen lagen daaraan ten grondslag. Zo nee, iedere journalist bepaalt dat dan zelf? (bv worden als onrust/paniek, beelden dreigende wolk, rood slootwater, zie verderop voor voorbeelden) Beelden bepaal ik echt zelf. De leesteksten liggen onder verantwoordelijkheid van eindredacteur. En dat neem ik ook altijd even door. Het kan zijn dat in zes uur een item zit en dan één beeld later niet in acht als het lelijk is ofzo. De verslaggever bepaalt de beelden zelf. Bijvoorbeeld Martijn droeg een mondkapje, de eindredacteur ziet dat wel. Dus ik denk dat dat een keuze is geweest, doen we dat wel of niet. Er valt iets voor te zeggen, want hij mag zichzelf beschermen. Ik was daar niet bij. Dat kan je vragen aan de eindredacteuren. Beelden pas je aan bij de aard van de bijeenkomst. Je vult de sfeer. Je kan daar enorm sturend mee bezig zijn, maar dat is mijn eigen verantwoordelijkheid. Er zaten sturende vragen in uw item zoals ‘ruikt u iets’. Denk je daar over na? Ja, absoluut. Omdat ik zelf dingen rook die dagen, wilde ik er niet te lang zijn en dat vroeg ik mij ook af voor zo’n man die daar werkte. Door die vraag maakte ik veel duidelijk. Hij beschermt zich niet en ik heb wel dingen geroken. Heel bewust.
Was je nog steeds niet bezorgd? Ik dacht voor even moet kunnen. Ene kant heb je iets geruststellends door daarheen te gaan, maar je moet het wel benoemen. Als ik het durf dan moet ik het ook doen. Als het echt gevaarlijk is zou ik het niet doen. Denkt u dat uw berichtgeving het publiek kan beïnvloeden? Op wat voor manier in dit geval? Ik weet niet wat voor. Maar als ik nou verantwoord handel, naar wat ik tegen kom. Dan maak ik een verslag waar ik achter sta. Je bent verslaggever dus je moet niet de onrust invullen, maar laten zien 132
wat je tegen komt en dan met de filter die je zelf bent een verslag maken. Ik kan niet bezig zijn met wat het publiek zou denken. Maar je vult niet de onrust in, maar wat je tegenkomt? Ja dat is heel reëel, als er onrust is moet ik daar verslag van zijn. Maar ik moet niet bezig zijn met breng ik rust of creëer ik onrust, ik moet bezig zijn met de oren en ogen zijn van de mensen. En als het effect is dat mensen onrustig worden, dan is dat maar zo. Maar ik moet niet iets beweren wat niet zo is. Maar als ik trouw blijf aan mijzelf, hoef ik dus niet bezig te zijn met wat voor effect dat heeft op de kijker. Maakten jullie je zorgen om jullie eigen mensen zo dicht bij de rookwolk? Hoe is daar over gesproken? (Aan verslaggever: was u bang/ongerust?) De redactie was enorm bezorgd. We werden allemaal naar de GGD en bedrijfsarts gestuurd. Er was bij verslaggevers ook een enorme onrust, ik heb dat zelf niet zo gevoeld. Ik ben zelf ook niet ter controle geweest. Maar Kees en Jeroen Wollaars die echt met hun voeten in de modder hebben gestaan wel. Je zag het ook. Ik ben er later nog geweest voor de radio en dan ga ik daarna ook wel direct weg, niet langer dan nodig. Maar heb nou niet het idee dat ik echt ben blootgesteld. Maar camera mannen etc wel, ik vind dat de NOS daar adequaat op gereageerd heeft. Cameramannen hadden ook wel klachten, verkouden geworden. Of het waar is of niet, als werkgever ben je dat verplicht. Werd daar rationeel op gereageerd of.. Allebei wel, sommigen waren rationeel en sommigen reageerden emotioneel. Er waren ook camera mensen die niet meer wilden. Ik ben freelancer, ben niet in dienst, ga geen onnodig risico lopen. Terecht? Ja, vind ik wel. Kan ongerustheid op de redactie invloed hebben op de berichtgeving? Dat is een moeilijke vraag. Ik denk het wel. Wij zijn ook mensen en als er bij bewoners onrust is en je bent er zelf ook geweest, dan ga je wel nadenken. En of dat invloed heeft.. Ja ik denk wel dat je dan begrip hebt voor die mensen daar en de hulpverleners die daar rond hebben gelopen zonder bescherming. Ik kan het niet bewijzen, maar dat kan wel invloed hebben. Maar moeilijk hoor, alles heeft invloed. Ook het weer en of ik uitgeslapen ben. Het zou misschien niet mogen, maar het blijft toch mensen werk. 133
Verwachtte u paniek onder de bevolking? Of onrust? (mythe?) Nee ik was er eigenlijk wel verbaasd over eerlijk gezegd. Het verbaast mij dat de bevolking blijkbaar zo snel ongerust raakt. Eigenlijk heerst een heel onrustig gevoel in de samenleving. Mensen zijn snel van hun a pro po, hebben snel argwaan. Dat had u niet verwacht? Nee het verbaast mij wel eerlijk gezegd. Ik voelde het pas echt toen ik bij die bewonersbijeenkomst was. Wow wat een enorme opkomst. Het heeft mij verbaasd. (Uitleg mythe van paniek) Denkt u dat de mythe onder journalisten van het NOS Journaal heerst?/Denkt u dat de journalisten bij het Journaal snel paniek verwachten? De reacties van de bevolking zijn wel steeds meer een onderdeel van een item geworden. Reactie van mensen is belangrijk, maar wel als het ze wat aangaat. Waarom is dat belangrijk? Dat is in onze hele samenleving belangrijk geworden, daar ontkomen we niet aan. In de politiek is belangrijk geworden wat de mensen vinden. Er zijn partijen die alleen maar brengen wat mensen vinden. Als de samenleving verandert, kunnen wij dat niet niet doen. Ik vind dat wij met mate moeten veranderen en niet voorop moeten lopen, maar iets rustiger en dan het op waarde schatten. Daar ontkomen we niet aan. En als die reacties worden gevraagd, zit daar een verwachting bij..? Nee, ik geloof dat ik dan wel open ben. Maar soms stuur je wel wat als je twee voorstanders hebt en je moet een tegenstander. Maar dat is mijn eigen verantwoordelijkheid. Daar ben ik mij wel bewust van. Dan moet je ook een beetje op je gevoelssprieten afgaan van wat er leeft. Maken jullie gebruik of denken jullie na over geruststellingstechnieken? Zo ja, welke? Nee, maar dat vind ik ook niet mijn verantwoording. Ik vind niet dat we moeten geruststellen of paniek moeten zaaien. En ik ben er niet mee bezig om mensen gerust te stellen of om paniek te zaaien. Communicatie rondom de ramp, ‘media-hype’ Minister Opstelten noemde de brand een ramp. Wat vindt u, was dat terecht? Nee absoluut niet, ik vond het belachelijk, als je mij als persoon vraagt. Was u verbaasd? 134
Ja want waarom zeg je dat, het is een loze kreet. Waarom zou je het zo noemen, als je de uitslagen niet weet. En achteraf kan je ook zeggen dat het geen ramp is geweest. Nee dat was echt een slip of the tongue van Opstelten. Achteraf denk ik, misschien hadden we dat meer moeten negeren, als je denkt wat zegt hij nou. Er is ook wel veel aandacht aan gegeven. Ik vind dat er ook wel vaak op de persoon gespeeld wordt. Ja, naja kijk, als de verantwoordelijk minister van een ramp spreekt kan je het ook niet negeren. Maar als je allemaal denkt wat zegt hij nou, moet je er ook geen fus van maken, wie heeft daar belang bij? De brand wordt ook wel een ‘communicatieramp’ genoemd. Wat vindt u van de communicatie rondom de ramp vanuit de autoriteiten? Ik denk dat de autoriteiten sommige dingen niet goed gedaan hebben (zoals ramp, busje). En ze hebben met de gegevens die zij hadden de onrust ook niet kunnen indammen. Dus daar is wel wat mis gegaan. Op wat voor manier heeft u dat zelf gemerkt? Als je het mij vraagt, ik denk dat de autoriteiten een groot probleem hebben met geloofd worden. En wat ze ook hadden gedaan, en dat had ik ook in het stadshuis in Breda toen werd gezegd dat alles niet zo gevaarlijk was. Het is achteraf ook niet gevaarlijk geweest. Er is echt iets mis gegaan. Het is het tand des tijd, ik denk dat de autoriteiten echt een probleem hebben. Is dat een probleem van geloofwaardigheid en vertrouwen of is dat een probleem van te weinig aandacht geven? Had u het gevoel dat u informatie miste? Nee, nee, ik had wel het gevoel dat de autoriteiten alle informatie bij elkaar haalden om het ook oprecht goed te doen. Dat was mijn geloof. Misschien heb ik iets te blind geloofd in de autoriteiten. Die argwaan had ik niet zo. Ik kende de burgemeester van Breda door andere contacten. Ik geloofde wel dat hij het naar beste weten doet, dat vertrouwen had ik wel. Maar de bevolking geloofde er geen ene snars van. Argwaan werd wel geproefd uit de studio. Maar ik denk niet uit mijn items. Dat ik argwaan uit lokte. Ik denk dat de argwaan in Hilversum was. Ik denk dat daar bewust mee om is gegaan. Maar ook daarin, wij zijn ook een afspiegeling van de bevolking. U heeft niet het gevoel gehad dat informatie werd achtergehouden?
135
Nee, ik vind dat lastig om te zeggen. Ik heb niet zo veel argwaan, lastig om te zeggen als journalist. Want een journalist moet dat wel hebben. Ik ga meer op mijn gevoelssprieten af. Is dat ook veranderd na verloop van tijd? Nee veranderde niet. Ik had nog steeds dat gevoel en had nog steeds geen bewijs dat het niet goed was. Maar er was wel een tendens, en dat is ook goed. Vooral als de bevolking ongerust is dan hebben wij wel de verantwoordelijkheid om dat uit te zoeken. Zeker als de vraag is of zij wat achterhouden. Een ramp wordt in de media soms een ‘media-hype’. Mijn onderzoeksresultaten laten zien dat het NOS Acht-Uur-Journaal niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van een ‘media-hype’ over de brand. Hoe denken jullie over ‘media-hypes’? Wij hebben ook niet het gevoel mee te hebben gewerkt aan een ‘media-hype’. Ja je bent er altijd bewust van, wij willen nooit mee doen aan een hype. Daar zijn wij ons wel bewust van. Het is wel lastig, is ook met Geert Wilders zo, hoeveel aandacht besteed je er aan. Maar jullie willen daar niet aan meewerken? Nee natuurlijk niet, dat is het ergste wat je ons kan verwijten. Tot slot Hoe kijken jullie terug op jullie berichtgeving over de brand? Als individueel verslaggever is het heel fijn om een paar weken met een onderwerp bezig te zijn. Daar wordt de kwaliteit ook beter van, je kent de mensen, proeft de sfeer. Ik ben toen bewust gekozen, van blijf een paar dagen daar. Ook in beeld. Daar zijn we ook wel mee bezig. Dat ziet de kijker niet steeds een ander. Dat heeftt ook een geruststellend effect. Je neemt sneller iets aan van iemand die er gister ook was dan als je denkt ‘was hij er ook al’. Ik vond het heel leuk om te doen en ik was zelf ook heel tevreden over mijn deel. En in het geheel Het is als NOS heel belangrijk geweest en we volgen het nog steeds. Het heeft een sterk urgentie niveau. Waarom? Ja dat bedenk ik mij net. Is het terecht geweest? Het heeft een grote urgentie gekregen, nog steeds. Er is natuurlijk veel mis gegaan bij dat bedrijf. De laatste maanden heeft Hendrik Willem Hofs de rapporten gevolgd. Ik denk dat de beelden wel heel erg tot de verbeelding hebben gesproken. Het 136
beeld was wel imponerend. En door de grote argwaan tegen autoriteiten en tegen het bedrijf zelf. Het heeft grote argwaan gehad, ook vanuit de media, vanuit ons, en daardoor veel aandacht gekregen. Ik heb nog steeds zo iets van ‘Was het nou zo erg?’. Is het achteraf de hoeveelheid aandacht waard geweest? Maar dat kan je dan niet beslissen. Heeft u daar nu een antwoord op? Nou, het heeft door de vele aandacht en de terminologie van de politiek, ramp, het is geen ramp geweest. Vind het lastig, en moeilijk een antwoord op te geven. Ik vind niet dat we de eerste dag er te veel aandacht aan hebben besteed, maar het was wel veel. Het zou goed zijn als de aandacht terecht is, dan gaan er ook dingen veranderen. En dat is ook wel gebeurt. De chemische bedrijven zijn daarna wel weer kritisch tegen het licht gehouden. En als u zich afvraagt of het de aandacht waard was kijkt u dan naar de ramp of naar hoe het speelt in de maatschappij? Allebei wel.
137
Bijlage 7 Interview Kees van Dam, verslaggever NOS Journaal, 30 november, Utrecht De dag van de brand Hoe hoorde u van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk? Ik was hier thuis. Ik had een verslaggeversdienst en eerder op de dag waren een paar onderwerpen afgevallen. En soms ga je dan naar Hilversum toe, maar de onderwerpen die de revue passeerde, daarvoor was het handig om in Utrecht te blijven. Ergens in de middag, rond half 3, belde de binnenland coördinator en die zei ‘ er is net een melding binnengekomen dat er een brand is ergens bij Moerdijk en het is een Grip zoveel’. Je hebt grip 3, 4, 5. En die grip geeft aan hoe groot de inzet is van de reddingsploegen. Het was een hoge grip, dus zij zei je moet toch maar gaan rijden. Het gebeurt ook wel dat er een grip is en dat na een kwartier bleek dat er niks aan de hand was. Had hier ook kunnen gebeuren. Maar toen ben ik gaan rijden. En gedurende dat ritje, Moerdijk is nog beste wel even een eind vanuit Utrecht, werd wel duidelijk dat we te maken hadden met een serieuze brand. En toen kwam u daar aan? Ja toen kwam ik aan iets voor half vier. Er is toen een heel debat geweest dat RTL eerder was dan wij enzo. En toen ben ik eigenlijk meteen de uitzending ingetrokken. Er stond een SLG, zo’n satellietbusje van ons, die waren er ook nog maar net en waren aan het opzetten. Terwijl ik uit de auto stapte, had men tien minuten daarvoor in Hilversum besloten om een live uitzending te doen. RTL was toen al live? Nou RTL heeft altijd een live uitzending. Dat is het verneukeratieve eraan. RTL 7 ofzo. En zij kunnen dus daardoor heel makkelijk snel op de zender. Wij moeten altijd aan die mensen vragen die op de zender zitten vragen of wij erop kunnen. Voor ons is het dus altijd iets lastiger snel reageren. En wat ook mee speelt op zo’n moment, waar is op dat moment je verslaggever en waar is je satellietbusje. Ik heb ook wel eens gehad dat Mladic werd gearresteerd en ik stond toen bij een demonstratie in Den Haag van militairen met een camera en een SLG. Dus dat nieuws kwam binnen en kwam ik op zender en heb 8,5 uur lopen ouwehoeren. Dus dat is ook mazzel, want als een busje in Groningen staat en een in de achterhoek omdat daar wat speelt, dan duurt het zomaar anderhalf uur voor dat je op zender bent, misschien wel twee uur. Nu konden we meteen op zender. In dit geval speelde ook een rol dat het busje van RTL dichterbij was en de verslaggever was er al en zij konden sneller op de zender. Ik ben telefonisch begonnen. Ik stond aan de rand van het afgesloten gebied. Toen zeiden ze 138
in Hilversum je moet echt opschieten want we willen over 3 minuten live. Ik zeg, je kan over 3 minuten wel live willen, maar ik ben er nog niet. Je moet echt even wachten. Maar er was een enorme druk vanuit Hilversum: we gaan nu, we gaan nu, we gaan nu. En toen ben ik de uitzending telefonisch begonnen. Ik heb de auto neergezet en tegen de mensen gezegd dat ze moesten opschieten en opstellen. Daar waren ze al mee bezig. De SLG bemanning en camera man wisten niet dat we live zouden gaan. Dat scheelde ook tijd. Nou goed, tijdens dat telefoon gesprek waarin ik beschreef wat ik zag, zijn we eigenlijk van een telefoon overgegaan tot de verslaggever in beeld. Dat kan technisch gezien ook? Ja, want de uitzending is gaande. Er zit een presentatrice en er waren blijkbaar wat beelden binnengekomen. Ze lieten steeds beelden zien en op een gegeven moment konden ze naar mij overschakelen. En ik meen dat dat rond half 4 was. En uiteindelijk zijn wij doorgegaan tot het late Journaal, tot half 1. Vanaf zeven uur gewoon de reguliere uitzendingen, dus acht, tien (Nieuwsuur) en het late Journaal. Ik heb gekeken naar het Acht-Uur-Journaal. Daar zaten drie verslaggevers in (Kees, Theo, Martijn). Krijg je als verslaggever ter plekke iets mee van wat er besloten wordt op de redactie over hoe de uitzending eruit ziet? Ja wel min of meer. En waarom wordt er dan gekozen voor drie verslaggevers? Nou gewoon uit logistieke en praktische overwegingen. Televisie is een heel erg zwaar medium, in de zin dat er allemaal kabels, standaarden en satellietwagens aan hangen en je kan maar op één plek tegelijk zijn. En ik denk dat op dat moment de afweging is geweest dat ik het gezicht was van het onderwerp, in die zin ik stond bij de brand. Dus alle ontwikkelingen die zich daar afspeelde, zoals hoe groot de brand was en de brandweer activiteiten daar vertelde ik over. Theo stond verderop bij persconferentie waar burgemeester en politie hun visie gaven, de autoriteiten. En Martijn Bink stond er met name om te kijken wat het nou eigenlijk betekende voor de inwoners van dat gebied. Of er gewonden waren, of mensen in het ziekenhuis lagen met ademhaling problemen. Ja, gewoon de gevolgen voor de gewone mensen en hoe zij daarop reageerden. Wat ze ervan merkten. En dat is zuiver een praktische afweging die je dan maakt. En volgens mij zijn die invalshoeken journalistiek gezien allemaal in orde. Je hebt een ooggetuige verslag, iemand die bij het nieuws is wat de autoriteiten gaan doen, of er ontruimd wordt, hoe de brand verder wordt bestreden, wat er gemeld kan worden over stoffen die er liggen en of ze schadelijk zijn. En vervolgens nog een derde
139
verslaggever over de gevolgen voor de gewone mensen. Dat is wel een reguliere manier van opereren. Er is veel gebruik gemaakt van kruisgesprekken. Waarom wordt er gekozen voor een verslaggever in beeld? Daar zijn grofweg drie afwegingen voor. Ten eerste gebeurt er iets en je hebt iemand erbij staan die verteld wat er gebeurd, dat was ik dan. Dat is eigenlijk de meest pure vorm van journalistiek. Er gebeurt wat, je staat erbij en je vertelt daarover. Zoals je bij wijze van spreken ook een verslaggever bij een wedstrijd van het Nederlands elftal hebt. Zo sta je als er een gebeurtenis gaande is en je hebt de technische middelen voor en je kan daar iemand krijgen voor in de uitzending, dan is dat een ding, dat moet je doen. Ten tweede, bij zo’n persconferentie, daar kan natuurlijk het laatste nieuws in zitten. En dat kan je niet altijd technisch verwerken. Persconferenties beginnen altijd op een moment dat je het juist even niet kan hebben. Stel nou de burgemeester om 2 minuten over acht zegt we gaan de helft van Nederland ontruimen, want hier ligt een atoombom, ik zeg maar wat, ja dan wil je daar natuurlijk snel naar toe willen schakelen. Maar om zo’n uitspraak in de uitzending te krijgen dat duurt natuurlijk even, en dat is soms niet meer mogelijk. Maar dan heb je er wel iemand bij gehad die het na kan vertellen. Dus dat is dan de tweede afweging. De derde afweging is dat televisie, soms journalistiek in de meest naakte en zuiver vorm is, er is daar een brand en er staat een verslaggever bij en die vertelt wat er gaande is, dat is heel direct. Maar televisie is ook vorm voor een deel. Het blijkt dat er weinig schade is voor omwonenden, dat kan je in een zin zeggen. Maar je kan ook iemand in beeld vragen, we hebben daar iemand en we nemen de kijkers serieus. Zo iemand in de uitzending halen is ook een vormkwestie. Maar als er nou geen mogelijkheden voor was geweest, dan hadden we ongetwijfeld besloten om iemand aan de telefoon te halen. Maar nu kon het technisch. Dus dan doe je dat ook. Bij jeugdjournalen wordt er gebruikt gemaakt van geruststellingstechnieken. Is dat ook een overweging of speelt een rol? Nee. Nee je moet vertellen wat er gebeurt en als er in de studio een verslaggever zit die zegt jezus christus wat een toestand daar en ik denk dat valt wel mee. Dan ga ik natuurlijk niet lopen schreeuwen van het is een grote paniek . Je probeert natuurlijk gewoon rustig en overwogen je oordeel te vellen en te vertellen wat daar gaande is. Het is niet mijn taak om de paniek te vergrote of de paniek te verkleinen. Als er paniek is daar, en het is er een grote teringbende, dan zal ik zeggen het is een grote rotzooi, er klopt helemaal niks van. En als je het tegenovergestelde ziet, dan zeg je dat. Dus ik sta daar gewoon om de feiten te observeren, te analyseren en te interpreteren en dat weer te geven, ik sta daar niet om mijn moeder gerust te stellen. 140
Op een gegeven moment kwam Ira Helsloot in de studio. Hij deed wel opmerkelijk uitspraken, namelijk dat het onzin was wat de autoriteiten zeiden, want iedere brand is gevaarlijk. Kreeg u daar iets van mee? Nee, ik heb dat ongetwijfeld wel op mijn oortje gehoord. Maar waar ik stond stond de wind precies de andere kant op. Dus ik stond toen niet in de rook. Dus ik dacht als ik maar gewoon niet in de rook ga staan, dan kan mij niks overkomen. Kijk het is ook een kwestie van interpretatie. Iedere rook is giftig. Het is altijd giftig. Maar de ene rookpluim is wat giftiger dan de andere. En ik denk dat die autoriteiten op dat moment bedoelde van wat er hier de lucht in gaat daar zitten verder geen stoffen in die het noodzakelijk maken voor de mensen om zich echt grote zorgen te maken. Zeggen ze daarmee het is niet giftig, in feiten niet. Zij willen op dat moment duidelijk maken dat er betrekkelijk weinig aan de hand is en dat het een brand is zoals elke brand. Zag u het op dat moment ook zo? Nee, ik vond het wel een vrij grote brand. Wel een erg grote brand. Maar ik kon op dat moment niet beoordelen of het giftig was, of beter gezegd hoe giftig het was. Dat is dan misschien een beter discussie: hoe giftig was die rook. De autoriteiten wilden duidelijk maken dat het wel mee viel, terwijl de deskundige zei dat kan je niet zeggen want rook is altijd giftig. Sja, wat koop je daar voor he. Was u bezorgd op dat moment over uw eigen gezondheid? Nee, op dat moment niet. Ik was wel verbaasd dat we zo dichtbij mochten van de autoriteiten. Want ik stond echt heel dichtbij. En ik maakte me wel af en toe zorgen dat de wind zou draaien. Want ik was wel bang dat we in de rook terecht zouden komen. Niet zo zeer, gek genoeg, voor mijn eigen gezondheid, maar meer omdat ik dacht ja dan worden we hier weggestuurd en dan kunnen we niet meer zo goed verslag doen. De wind draaide af en toe, maar dan ging hij toch weer terug. De wind bleef pal op ons staan en daardoor bleef de situatie ongewijzigd de hele tijd. Effecten berichtgeving op publiek Wat wilde je de kijker vertellen? Eigenlijk zoveel mogelijk als ik kan vertellen op dat moment. Ik ben de ooggetuige, dus ik moet vertellen wat ik zie. Dus ik zie een grote brand en hoe die zich ontwikkelt, ik zie hoe de afsluiting van het gebied georganiseerd is. Ik zie hoe de brandweer bezig gaat en wat ze doen en wat de strategie is. Je spreekt met mensen. Je probeert te achterhalen wat er gaande is, hoe zij het ervaren. Op een gegeven moment vertelden ze dat ze er een deken van water over gingen leggen. Ja dat is zo’n beetje mijn functie. En mensen aanschieten die voorbij lopen, bijvoorbeeld iemand van het bedrijf ernaast. 141
En vanuit Hilversum krijg ik natuurlijk ook wel wat informatie. Wat voor bedrijf het is, en hoe lang ze er al zitten en waarin ze gespecialiseerd zijn. Dat reikt Hilversum mij aan want dat kan ik aan de buitenkant niet zien. En dat vertel je dan. Hoe is dat in verloop van tijd veranderd? De dag daarna ook gewerkt. (Ik quote deel uit het kruisgesprek van die dag.) Blijkbaar wilden we die dag daarna nog horen dat het moeilijk is om te meten, omdat men niet wist waarnaar gezocht werd. Ik weet niet meer precies wat daar de reden voor was. Ik neem aan dat er vraagtekens geplaatst werden bij beweringen van de autoriteiten dat er geen rare spullen lagen en dat er betrekkelijk weinig aan de hand was. En ik denk dat dit soort analyses mij zijn aangereikt door Hilversum die met allemaal deskundigen zijn gaan bellen. Zij hebben gevraagd wat andere er van vinden en of zij denken dat het hout snijd of onzin is. En hun bevindingen worden dan aan mij doorgegeven, zodat ik een combinatie kan maken van mijn observaties op die plek en wat de deskundigen ons hebben verteld. En ik weet nog wel dat de wind was gedraaid en dat het toen heel erg stonk en dat ook de sloten met het bluswater er niet heel erg goed uit zag. Ik heb daar ook rondgelopen, het stonk erg. We stonden toen ook vol in de wind, in de stinkende atmosfeer, dus volgens mij zijn dat wel dingen die ik verteld heb toen. Dus de eerste dag wat zie ik , hoe staat het ervoor. De tweede dag ook hoe staat het ervoor, maar met analyses vanuit argwaan vanuit Hilversum. Ja zo doe je je werk als journalist. Je gaat toch kijken of het klopt wat autoriteiten zeggen. Zijn er lijsten, weten ze wat er ligt en wordt dat wel goed bijgehouden, zijn daar vergunningen voor, mogen de stoffen er liggen, hoeveel mag er liggen, wat voor schade kunnen die stoffen aanrichten in een brand. Dat zijn dan een beetje de vragen die je gaat opwerpen. Stelde u zelf ook vraagtekens bij wat de autoriteiten naar buiten brachten? Ehm, ja zeker, niet zozeer op dag één maar wel op dag twee, dat het wel echt daar ontzettend stonk en dat die sloten zo vies waren van het bluswater en die stoffen die allemaal weglekte. Dat was ook wel een beetje de inzet van het kruisgesprek. Men zegt wel dat het zo is, maar is dat ook zo. Ja dus dat is een beetje die argwaan die in Hilversum heerste, dat had u zelf toen ook wel. Ja. Uit mijn inhoudsanalyse komt dat jullie veel gebruik hebben gemaakt van een gevaar voor gezondheid-frame en er veel aandacht was voor de vraag of er giftige stoffen waren. Herkent u dat? 142
Ja. Ja dat zijn ook wel de logische vragen die je stelt en de logische kaders. Namelijk wat lag daar nou eigenlijk en hoe gevaarlijk is dat voor de mensen die erom heen wonen. Hoe is dit ontstaan? (sociale normen/waarden, druk, routine, ideologisch..?) Dat is bijna common sense, journalistiek is eigenlijk heel erg common sense denken. Dus eigenlijk daarmee zeggend dat iedereen zich dat zou afvragen Ja dat denk ik wel, als je er langer dan 1 minuut over na denkt. Het zijn van die voor de hand liggende vragen: wat was er opgeslagen, mocht dat, was dat gevaarlijk, wat betekent dat eventueel voor omwonenden, en voor de bedrijven. Het zijn van die voor de hand liggende thema’s en aan de hand van wat je vind, daar ga je dan weer mee verder. Had het ook te maken met de hoeveelheid informatie dat bekent was op dat moment? Want als alles bekend is en je vertrouwd alles dan stel je de vragen niet. Precies, als alles bekend was dan hoef je die vragen niet te stellen. Maar in Moerdijk was die burgemeester ook niet echt opgewassen voor z’n taak en die raakte ook een beetje het spoor bijster. En daardoor duurde het tamelijk lang voor het duidelijk werd dat het eigenlijk allemaal wel mee viel daar. Door gebrek aan informatie vanuit de autoriteiten? Ja als je niks weet, geen idee wat er ligt, geen idee hoeveel, geen idee of er vergunningen waren, geen idee of het een veilig bedrijf was, geen idee of ze een eigen brandweer hebben, geen idee of die is ingezet en hoe de samenwerking was met de brandweer. Ja als je op al die voor de hand liggende vragen geen adequaat antwoord krijgt, ja. Ja ze kunnen natuurlijk zeggen: de brandweer hebben het hartstikke goed gedaan. Ja oke de brandweer heeft het goed gedaan, dat willen we best aannemen, maar dan gaan we ook bij andere brandweer mensen navragen wat zij er eigenlijk van vonden. Bent u het ermee eens dat het fantastische gegaan is op een afstandje bekeken? Nou beetje raar dat ze dat met water hebben gedaan, dat hadden ze beter met schuim kunnen doen, of net andersom. Ik noem maar wat. Dat ga je dan navragen. Als je zou vragen wat lag er. En ze geven een lijstje. Kijk maar dit lag er. En waren er vergunningen voor? Ja kijk dit zijn de vergunningen. Ja dan ben je uitgeluld. Maar dat gebeurde niet. Nee ze hadden die informatie niet en daardoor krijg je dat die vragen worden gesteld en zolang daar geen antwoord op is blijf je de vragen stellen. Want je zal er maar wonen om de hoek. De mensen 143
erom heen mogen ervan uitgaan dat de overheid zulke zaken goed regelt, ja voor hen is zo’n puinhoop natuurlijk niet acceptabel. Vertrouwde je de overheid en de autoriteiten? Nou de eerste dag had ik er betrekkelijk weinig mee te maken. De tweede dag vroeg ik mij ook wel af, net zoals iedereen, of dat wel allemaal goed in elkaar zat. Werd er gesproken met u over eventuele gevolgen (paniek) van deze berichtgeving op de kijkers? Nee. Nee dat zou hoogstens gebeuren als ik op de een of andere manier uit de bocht zou vliegen of met heel iets stelligs zou komen. Dan zouden ze toch wel vragen van jij zegt nou dat het daar een enorme giftige toestand is en de mensen echt groot gevaar lopen of hebben gelopen, zonder dat ik daar bewijzen voor aandraag. Ja dan zouden ze natuurlijk wel zeggen, Kees hoe kan je dat nou zeggen joh, je weet het niet, je doet maar een gok en mensen zitten thuis te kijken en die schrikken zich het apelazarus. Of dat ik zou zeggen, joh mensen ga lekker slapen er is niks aan de hand. Ja dan zouden ze ook wel vragen, waar baseer je dat op. Want ja we hebben al die vragen nog niet beantwoord. Dan zal dat gebeuren. Maar ja zo handig zijn we natuurlijk wel, we gaan niet aan het speculeren. Je blijft dicht bij de feiten en wat je niet weet benoem je dan ook. Dan zeg je dat weet ik gewoon niet. Maar je vraagt je wel af of het allemaal wel in de haak is. Is er gesproken over wat wel en niet te zeggen of in beeld te brengen? Zo ja, wat en welke afwegingen lagen daaraan ten grondslag. Zo nee, iedere journalist bepaalt dat dan zelf? (bv worden als onrust/paniek, beelden dreigende wolk, rood slootwater, zie verderop voor voorbeelden) De camera bepaald zelf wat hij draait en in de montage bepaal ik welke shots ik kies, en daar heeft verder niemand iets mee te maken. Hou je er rekening mee bij de montage wat de sfeer gaat worden? Bijvoorbeeld dat rode water. Zijn dat beelden waar je dan even over nadenkt? Ik denk dat dat gekozen is omdat dat heel erg staat voor de vraag of het grondwater vergift is en in welke mate dat dan is gebeurd. Ja zo’n beeld heeft dan een soort symbolische werking. Waarschijnlijk is die rookpluim die vaak gebruikt is als het over algemeen nieuws ging. Er wordt natuurlijk wel nagedacht over de beelden dat het niet zodanig schokkend moet zijn, dat het zijn werking verliest of je iemand onnodig confronteert met nare beelden. Bijvoorbeeld 9/11 of Enschede of auto ongeluk. Daar zijn bepaalde heftige beelden bij. De hoofdredactie die debatteert daar dan soms wel over. Zo van wat voegt dit toe? Maar soms zijn de beelden over waar het over gaat. Soms zeggen we alles overwegende als we het niet doen blijft het toch een beetje in de verte. En dan moet 144
je soms wel eens een schokkend beeld laten zien. En dat beeld ga je dan niet elke keer gebruiken. Je gaat natuurlijk niet 50 keer de enorme knal van de vuurwerkramp laten zien, wel de eerste keren. Wordt er dan nagedacht over effect op onrust onder de bevolking? Nee, absoluut niet. Dat speelt geen rol. Dat beeld moet bij de kijker herkennen waar het over gaat. En als je rood slootwater laat zien dan is het duidelijk dat het gaat over hoe zit het met de giftige stoffen in Moerdijk. Dat is het dan. Denkt u dat uw berichtgeving het publiek kan beïnvloeden? Op wat voor manier in dit geval? Ja volgens mij is het zo dat als er een grote nieuwsgebeurtenis is dat er nog steeds een neiging is van de meerderheid van de kijkers om op de NOS af te stemmen. Bij de radio ook. En in die zin bepalen wij dan voor een groot gedeelte welke informatie de mensen krijgen en in die zin dus ook wat ze ervan vinden en wat ze ervan horen. Maakten je je zorgen om je eigen gezondheid of die van collega’s? Nou die eerste dag niet, de tweede dag begon dat wel. Er kwamen van die verhalen, van er kan van alles en nog wat in de lucht hebben gezeten. Toen is daar ook wel onderzoek naar gedaan. En na dag twee, dag drie kregen toch ook wel collega’s en ik ook wel klachten. En eigenlijk had iedereen wel een beetje dezelfde klachten. En die klachten zijn toen verzameld en heeft er ook wel toe geleid dat er een soort onderzoek is gestart, ik geloof dat iedereen bij de bedrijfsarts is langs geweest en die heeft in kaart gebracht wat de problemen waren van iedereen. En in het algemeen vielen die wel mee, maar eigenlijk vooral om een inventarisatie te hebben voor als over 3 maanden, of 3 jaar of 10 jaar je ineens een groep medewerkers hebt die ineens allemaal oranje haar krijgen en rare hoestjes gaan vertonen. Dat je denkt he dat kan wel eens met die brand te maken hebben gehad. En dat is dan vanuit verzekering oogpunt en hoe genees je dat goed dat dat is vast gelegd. Ik weet dat ik zelf echt een week knock-out ben geweest. Op wat voor manier? Ten eerste was het verschrikkelijk koud en nat. En als je daar negen uur staat zonder eten en drinken en zonder echt goede warme kleding bij je hebt, dan is dat wel zwaar. En de volgende dag hebben we daar ook nog gestaan dat er veel rook was en dat je dus ook nog veel viezigheid binnen kreeg. En volgens mij had iedereen hoestjes en hoofdpijn. Ik had hoofdpijn en was verkouden en moest hoesten. En ik had zelf nog enorme vermoeidheid. Maar dat had waarschijnlijk te maken met dat ik zolang op de been was gebleven die eerste dag. Zorgde dat ook voor paniek of bezorgdheid? 145
Geen paniek, maar wel bezorgdheid. Ja god, je weet niet wat je binnen hebt gekregen, dat kan zomaar slecht zijn. Zolang je niet weet wat daar lag en je hebt koppijn en het gaat ook maar niet weg. Ja waar komt dat dan vandaan? Wat voor zuren of toestanden heb je dan binnen gekregen? Als je dan merkt dat collega’s dat dan ook hebben, dan is dat wel een geruststelling want je weet dat je allemaal hetzelfde probleem hebt. Tegelijkertijd is het ook wel vervelend, wat dat betekent wel dat er blijkbaar iets was dat niet helemaal oké was. Klinkt toch wel ernstig Ja goh je weet niet wat daar ligt opgeslagen en wat voor potpourri dat samen wordt en je staat daar dan uren in, zonder dat je dat dan ervaart als gevaarlijk, dan kan dat toch zomaar nog wat te weeg brengen. Wilde u daarna nog wel daar naar toe? Nou het was heel simpel, het was op een woensdag en donderdag en op vrijdag ben ik altijd vrij. En daarna heeft Theo het een tijd gedaan. Daarna heb ik het pas weer een keer gedaan. Dat zijn praktische overwegingen. Zo neem je het van elkaar over. Ideaal is natuurlijk dat je de hele tijd dezelfde verslaggever houdt, dat is voor de kijker ook wel prettig, en we proberen dat soms ook wel maar dat lukt niet altijd. Soms is een verhaal een paar dagen, dan weer een dag en twee weken later weer, bv Mladic, dan kan je het plannen. Maar bij iets wat maar doorgaat is dat lastig. Wat waren jullie verwachting over hoe omwonenden zouden reageren? Daar had ik geen verwachtingen over. Ik stond op die plek en ik had geen idee waar dat Strijensas precies lag ten opzichte van de brand. Ik begreep dat de mensen daar wel hebben gereageerd met de ramen dicht doen en Journaal keken. Daar gaat iemand anders dan over. En toen op een gegeven moment een beetje bekend werd dat bewoners best wantrouwig en bezorgd waren. Verbaasde dat u dan ook? Nee heel erg logisch. Want die mensen die wonen daar en die weten dat daar bij Moerdijk op een paar honderd meter afstand een van de grootste milieubedrijven van Nederland ligt. Zo iemand gaat ervanuit dat dat goed geregeld is. Daar zou ik ook vanuit gaan. Maar die mensen weten helemaal niet wat er aan de hand is en het komt niet goed geregeld op ze over. Die denken dat is toch een schande. Ik kon mij die irritatie bij die mensen en de ongerustheid heel goed voorstellen. Ik vond wel dat men daar wat lang in bleef hangen, ook toen wel duidelijk werd uit onderzoek dat het wel mee viel en dat de woordvoerder van de overheid dat wel redelijk naar buiten konden brengen. Zag je ook wel dat een deel van een groep mensen toch ook wel een beetje gevangen blijft in een soort kudde 146
gedrag. We zagen ook wel mensen die zeiden het valt wel mee. Maar er bleven ook wel mensen zich vast houden aan het geloof dat er een of ander complot gaande was en dat veel erger was dan wij allemaal dachten. Terwijl daar geen aanwijzingen voor hadden. Ik had het gevoel dat dat een kleinere minderheid was. Hebben jullie daar ook bericht van gedaan? Ja, volgens mij wel. Om de paar dagen hebben we nog wel dingen gedaan met bijeenkomsten van bewoners. Vind u dan ook dat daar te lang in is blijven hangen als het maar een kleine groep was? Ja ik vermoed dat, eerste keer de bijeenkomst doe je natuurlijk bericht van. Als dan na een tijdje een groepje nog steeds bezorgd is dan is dat nieuws. Dat ligt dan aan de inschatting van de verslaggever. Na een tijdje moet je er terughoudender in zijn, je moet niet in de lengte van dagen er bericht van blijven doen. Als na zes dagen nog steeds mensen bezorgd zijn dan zegt dat wat over hoe geschrokken zij zijn en hoe slecht de antwoorden van de autoriteiten waren op vragen. Verwachtten jullie op de redactie paniek onder de bevolking? Of onrust? (mythe?) Nee we kijken of er paniek is ja of nee. Je gaat natuurlijk wel kijken hoe men erop reageert. Als dat wel zo is dan vertel je dat en als mensen dat niet doen dan vertel je dat ook. Het is een voor de hand liggend deel van het verhaal, wat betekent dit voor de omwonenden. Je gaat gewoon zien hoe het ervoor staat. Als je niemand buiten ziet en niemand durft de deur open te doen en de ramen zijn dicht, dan is dat onderdeel van de analyse dat mensen zich zorgen maken. Als mensen op straat met elkaar lekker lopen de kletsen dan zijn het misschien maar drie mensen in een sporthal die lopen te schreeuwen, maar die staan dan meer op zichzelf. Je probeert naar eer en geweten goed vast te stellen wat er gaande is en dat vertel je. Je maakt het niet erger of minder erg of mooier of dramatischer dan het is. Denkt u dat de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal de mensen beïnvloeden? Ja gut ja. Ik neem aan dat de mensen die paniekerig waren die waren op die bijeenkomst of zaten thuis. Het is erg afhankelijk van hoe je zo’n stukje maakt. Als je daar bent en er zijn 200 mensen en de sfeer is messcherp en de mensen zijn boos, dan vertel je dat dat de stand van zaken is. Als het er maar een paar zijn, dan is de toon heel anders. Dan laat je ook mensen aan het woord die zeggen dat het mee valt. Je probeert altijd zo evenwichtig mogelijk je verhaal te vertellen. En daarbij uitgaande hoe de situatie is en niet nadenkend over hoe het kan overkomen? 147
Nee, het overkomen is dat je goed verteld van wat er gaande is. Je geeft een adequaat beeld van de gebeurtenissen. En als het zo is dat er 500 mensen met schuim op de lippen staan, dan betekent dat dat die gemeenschap zich grote zorgen maakt. Dan zeg je niet laat maar niet zien want dat vinden mensen misschien niet leuk thuis. Dat laat je zien. Dat is het nieuws. Naar eer en geweten is dat wat er gebeurd en dat vertellen we dus. Stel nou dat iemand in de zaal zegt: volgens mij ik heb hier laatst ook een auto van het leger gezien, en volgens mij liggen er hier atoombommen en daarom zijn die autoriteiten zo in paniek en vertellen ze niks, die atoombommen! Ja dat is zo waanzinnig, er is geen enkel bewijs voor, zoiets moet je dan niet in je verslag meenemen. Dan ga je een weg inslaan die heilloos is, want dat weet je niet, er zijn geen bewijzen voor. Dat is dan echt een incident waar je heel voorzichtig mee moet zijn. Als je verder geen aanwijzingen hebt dat er zoiets aan de hand is dan moet je dat ook niet gaan vertellen, dat slaat dan nergens op. En drie minuten later staat het op CNN ‘Nederland ontsnapt aan kernramp’. Dus je moet altijd goed afgewogen je oordeel maken. Autoriteiten kunnen wel sturen. Journalistiek kan je niet sturen, doen hun werk als het goed is zuiver. Autoriteiten taak om er voor te zorgen dat er dus geen paniek is? Nou je hebt als journalistiek wel een taak om geen paniekerige verhalen de ether in te slingeren, je neemt wel je verantwoordelijkheid. Je moet er geen potje van maken. Maar het is voornamelijk de hoofdverantwoordelijkheid van de autoriteiten om ervoor te zorgen dat burgers zo snel mogelijk weten hoe de vork in de steel steekt. En verre weg de beste manier is om journalisten goed voor te lichten, te vertellen wat je weet en wat je niet weet. En dan maar hopen dat die journalisten zo adequaat mogelijk de informatie doorgeven. Communicatie rondom de ramp, ‘media-hype’ Minister Opstelten noemde de brand een ramp. Wat vindt u, was dat terecht? Nee ik vond het geen ramp. Maar dat wisten we op dag één natuurlijk niet, want toen wisten we nog niet wat er in de lucht zat. Maar ik vond het geen ramp, want bij een ramp wordt er of hele grote milieuschade aangericht, of zijn er veel gewonden of slachtoffers of is de gezondheid van mensen enorm aangetast, dan heb je het over een ramp. Maar dit was geen ramp in die zin. Opstelten heeft nogal eens de neiging om flink uit de hoek te komen. Met grote woorden. Het is toch iemand die om de drie dagen met een nieuw wetvoorstel de pers weet te halen. Als burgemeester was hij ook al fors van toon. En ik weet verder ook niet of het wellicht nog te maken heeft met concurrentie tussen ministeries ofzo, maar dat weet ik niet. De brand wordt ook wel een ‘communicatieramp’ genoemd. Wat vindt u van de communicatie rondom de ramp vanuit de autoriteiten? 148
Ja, daar zit wel wat in. Wij hebben ook achteraf, dat zou je aan de eindredacteuren moet vragen, zijn er ook wel twijfels geweest of we zolang op zender hadden moeten blijven. Ik heb daar natuurlijk uren lopen zwammen over die brand, terwijl je strikt genomen ook kan zeggen er is een brand, we weten bij god niet of het ernstig of giftig is, er zijn geen aanwijzingen dat de bevolking er last van heeft, het is nu half vijf, zes uur is het volgende Journaal. Aan eindredacteuren vragen waarom toen doorgegaan. Misschien omdat RTL toen ook door ging, het was ook een mooie fik, we waren erbij. Strikt noodzakelijk is het niet om er bij te blijven staan, maar zolang we niet weten hoe groot het is staan we nu misschien bij een ramp. Hans Laroes vond dat we eerder hadden moeten stoppen. Was er te weinig informatie vanuit de autoriteiten? Ach ja als je in de oog van de storm staat, wat dat betreft ben ik niet de juiste persoon om te vragen. Dat zou je aan de bureauredacteuren moeten vragen en Theo. Wat ik daarvan terug kreeg is dat ik telkens niet goed wist wat er aan de hand was en in die zin kan je wel spreken over een communicatie ramp. Want laten we even een ideale situatie schetsen: het is half drie, het is een grote brand, de burgemeester in het gemeentehuis die zit een half uur later bij elkaar en dan moet binnen een uur toch duidelijk zijn dat wat er de lucht in gaat of dat dat gevaarlijk is of niet gevaarlijk is en of daar vergunningen voor zijn of er geen vergunningen voor zijn. Of men wel of niet weet hoe je zo’n brand moet bestrijden. Dat lijkt mij toch dat je dat wel van de overheid mag verwachten. Naja op deze drie vragen waren volgens mij geen antwoorden. Het heeft heel lang geduurd voordat die antwoorden kwamen. Op wat voor manier heeft dit de berichtgeving van de NOS beïnvloed? Nou ja, je blijft net zo lang doorgaan met vragen stellen tot dat je het gevoel hebt dat je een betrouwbaar antwoord hebt. Dus in die zin kan je natuurlijk wel zeggen dat het een communicatieramp was, omdat men er in die zin niet in slaagde om duidelijkheid te scheppen. Een ramp wordt in de media soms een ‘media-hype’. Mijn onderzoeksresultaten laten zien dat het NOS Acht-Uur-Journaal niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van een ‘media-hype’ over de brand. Hoe denk je zelf over ‘media-hype’s? Er begint steeds meer verwarring te ontstaan over wat een hype is. Volgens mij is een hype dat er excessief veel media-aandacht is voor een onderwerp dat dat niet waard is. Soms wordt een hype ook gebruikt als je het hebt over een onderwerp dat veel media aandacht krijgt. Dat zijn twee verschillende dingen. Volgens mij is Moerdijk wel normaal aangepakt. Is daar bewust rekening mee gehouden? 149
Ja je hoort wel eens, nu weten we het wel. Je bent je er altijd wel bewust van dat je je op een gegeven moment ook moet terugtrekken. De afgelopen dagen zijn dan misschien heel belangrijk geweest en dan op een gegeven moment dan denk je het voegt niks meer toe dus dan doe je het wat korter. Je probeert je berichtgeving wel in balans te houden, dat je niet doorslaat. Op een gegeven moment denken mensen wel van is er nou werkelijk niets anders te melden in de wereld. Tot slot Hoe kijk je terug op je berichtgeving over de brand? Het was een interessant incident. Was leuk om gedaan te hebben en mee te maken. Het was een interessant incident. Maak me ook geen zorgen meer over ziek zijn geweest. Maar heb wel gevraagd om mondkapjes, die krijgen de verslaggevers nu. Het was interessant en het is een leuke test om te kijken of je zo lang live kan. En er zijn altijd wel dingen waar je tevreden over bent en waar je niet tevreden over bent en dat neem je dan weer mee.
150
Bijlage 8 Interview Arno Vermeulen, eindredacteur NOS Journaal, 5 december 2011, Hilversum De dag van de brand Hoe kwam het nieuws van de brand binnen op de redactie? Het gebeurde rond half drie, althans dat hebben we achteraf zo vastgesteld, en onze eerste uitzending was om vier uur. En daarin hebben we gemeld dat omroep Brabant was aangewezen als ‘rampenzender’. In die bewoording ook. Het is heel belangrijk welke woorden je gebruikt. Maar rampenzender is rampenzender en als de autoriteiten die naam gebruiken, dan heb je al bijna het idee dat er een ramp gaande is. En waarom dan rampenzender en niet calamiteitenzender? Ja, het begrip is rampenzender. Maar misschien moet je eens naar dat begrip kijken. En dan laten kijken hoe je dat in de berichtgeving gaat opnemen. Als je redeneert vanuit de overheid dat je geen paniek wilt veroorzaken. Als je iets kwalificeert als rampenzender, dat impliceer je al dat er een ramp gaande is. Waarom gebruikt de NOS dan niet een ander woord? De autoriteiten noemen het een rampenzender. En wij citeren dat dan. Goed dat was het om vier uur. Volgens mij was RTL al vanaf het begin af aan aanwezig, althans met een telefonisch verslaggever. Omdat, ik heb gehoord, die verslaggever toevallig langs die locatie liep. En die is dus op pad gegaan. Wat er in het stuk van Hans [Laroes, weblog over live gaan of niet, LR] staat, van waren jullie niet te laat of niet. RTL was er al de hele middag bij en heeft ook live uitgezonden. De tweede uitzending was om 5 uur. Tussen vier en vijf hebben we niks gedaan. Daarin was het onderwerp wat langer en daarin hebben wij gesproken van een grote brand en dat de hoogste alarmfase was afgekondigd. Ook hier, is het begrip weer vrij bepalend voor de indruk die je dan wekt naar het publiek toe. Als wij spreken van de hoogste alarmfase, dan impliceer je ook al weer wat. Wordt daar op dat moment dan ook over gesproken op de redactie? Op dat moment is er een hele grote hectiek, waarin je erg reageert op de eerste impulsen die van buiten komen. Dan zit je nog niet in de afwegingsfase van hoe moeten we dit gaan benoemen, of wat dan ook. Wij zelf hebben tot en met het Acht-Uur-Journaal die dag niet het woord ramp gebruikt. Vanuit onszelf. Daarna weet ik niet, want die uitzendingen heb ik niet meer nagekeken. Rond vijf uur krijgen we te horen dat er giftige stoffen zijn en dat ramen en deuren dicht moeten. En dat de hele 151
situatie onder het landelijk coördinatiecentrum geplaatst is. Verder is in die uitzending gemeld dat de chemische wolk zich richting Dordrecht begaf. Een wolk met chemische bestanddelen als gevolg van de brand. En er zit iets in die wolk wat niet deugd. Dat hebben wij toen wel gezien. En de woordvoerder van Moerdijk sprak toen van gevaren, maar het is nog onduidelijk hoe het met de giftige stoffen is gesteld. En toen is geconstateerd dat er geen ambulances waren opgeroepen en dat er dus ook geen gewonden waren. Dat hebben wij om vijf uur geconcludeerd. Nou, vervolgens, maar ik weet niet of jou onderzoek daar ook over gaat, is de vraag waarom de NOS toen niet op zender was, tussen vijf uur en acht uur. Heel kort, ik ben wel benieuwd wat de reden was, maar daar wil ik niet te lang over doorgaan. Daarvoor moet je naar het stuk van Hans Laroes gaan. Naast dat Kees van Dam er nog helemaal heen moest, was er nog wel een afweging blijkt uit het stuk van Hans. Dat hij het niet aanmerkte als calamiteit als hoofdredacteur op de vloer. Niet als ramp, dat woord is niet gebruikt, maar niet als calamiteit. En als hij dat niet doet, dan gaan we niet op zender. En dat is zijn redenering geweest. Of dat nou goed is of slecht, dat staat in dat stuk van Hans. Dan op een gegeven moment komt het Acht-Uur-Journaal, en daar was u eindredacteur voor. Hoe bepaal je op zo’n dag dan wat in het Acht-Uur-Journaal moet? Dat is vrij lastig te zeggen. Ik had wel het gevoel dat de brand een calamiteit was. Ik had toch wel het idee dat het vrij heftig was. En het was al vrij snel duidelijk dat de bevolking er op een of andere manier mee te maken zou krijgen. Dus in die zin, zeg ik, dan moeten we voluit gaan. En dat zijn we dus ook gegaan. Maar het is vrij moeilijk om te zeggen wat de afwegingen dan zijn. Op zo’n moment als alles kort in de tijd is. Maar waarom bijvoorbeeld die drie verslaggevers (Kees bij de brand, Theo bij de persconferentie en Martijn in Strijensas)? O dat bedoel je. Kees bij de plek van de brand, dat lijkt mij volstrekt duidelijk. Omdat je plaatjes wilt hebben van de brand en omdat je snel je informatie daarvandaan wilt trekken. Vervolgens, in de loop van de tijd blijkt dat de autoriteiten een persconferentie gaan geven op een andere locatie dan de brand, dus daar moet dan logistiek een tweede verslaggever naar toe. Want de eerste kan niet weg van zijn plek, want je weet niet wat zich daar nog allemaal gaat voltrekken, dus die wil je daar perse houden. En Theo ging dan naar de persconferentie. En vervolgens krijg je te horen, dat die wolk zich aan het verspreiden is en richting Dordrecht en Rotterdam trekt. Nou ja, dat betekent dat je dan ook op dat traject waar die wolk over trekt, want je weet nog niet wat voor consequenties dit gaat hebben, je zag al wel beelden van een brandweerauto die door de megafoon roept ‘blijf binnen en 152
sluit de ramen’, dus op basis van die informatie hebben wij besloten om ook voor het menselijke verhaal, de burger die het kan betreffen, ook iemand te hebben op locatie. Je wilt het volledige plaatje, in zover dat op dat moment bekend is, coveren. Jullie hebben toen ook een studiogast uitgenodigd, Ira Helsloot. Oh ja, [kijkt op zijn papier], op een gegeven moment zit nog in de uitzending voordat we naar Kees van Dam schakelen een telefoonnummer van een centrale en de website crisis.nl. Wat niet goed gefunctioneerd heeft tot dat moment. Dat zet je dan in de uitzending, dat woord crisis.nl is niet door ons verzonnen maar door de instantie zelf. Dat heeft natuurlijk ook zijn eigen uitstraling weer. Als je het hebt over de mythe van paniek. Wat is voor jullie de reden om dat in beeld te brengen? Is dat ook een geruststellingsstrategie voor de kijker? Nee, daar zijn wij niet voor. Wij zijn er voor de informatie. Ik ben vrij hard in die opvatting. Wij zijn er voor de onafhankelijke informatie. Ira Helsloot is dus uitgenodigd en Sacha de Boer vraagt aan hem een reactie op wat de autoriteiten melden volgens Theo Verbruggen. En wat hij zegt is eigenlijk helemaal niet geruststellend. Was er toen hier op de redactie ook een soort wantrouwen jegens de informatie van de autoriteiten? [terug refererend naar wat Theo vertelde over wantrouwen vanuit Hilversum] Ik heb dat wantrouwen niet geproefd, alleen het feit dat de autoriteiten iets zeggen, hoeft niet waar te zijn. Ze zeggen zoveel. Ze sturen je ook de verkeerde kant op, bij wijze van spreken, als dat ze uitkomt. Dus, het is niet relevant of Theo die informatie die hij daar krijgt wel of niet vertrouwd, hij moet die informatie die hij daar krijgt doorgeven aan de kijker. Het is helemaal geen kwestie van wel of niet vertrouwen, alleen wij hebben hier met een potentiele ramp te maken, wie weet slaat de brand nog wel over, dan heb je een complete ramp. Dus je moet wel registreren wat de overheid zegt, maar dat is niet het sluitende bewijs dat dat ook zo is. Dus dan is het aan ons de taak om op onafhankelijke wijze de kwestie die daar speelt voor te leggen aan iemand die daar zijn specialiteit van heeft gemaakt, daarom hou je zo iemand dan in de studio. In de loop van de dag nota bene, is ons immers verteld er is een wolk en daar zitten giftige stoffen in. En als de autoriteiten dan later gaan zeggen er is niks aan de hand.. Dus probeer je dat te kanaliseren en daarom haal je zo iemand in de studio. Effecten berichtgeving op publiek Hadden jullie op dat moment verwachtingen over hoe de bevolking op de brand zou reageren? 153
Nee, dat weet je niet. Maar als er sprake is van een brand, die er heel heftig uitzag met die hele zwarte rook en die hele grote vlammen, dan kun je wel verwachten dat dat invloed heeft op het publiek. Hoe groot die invloed is, kan ik niet zeggen, maar dat er een soort schrikeffect vanuit gaat, ja dat is wel voorspelbaar. Wat doen jullie daar dan mee? Is dat een reden om Martijn Bink dan naar een dorpje te sturen, om de sfeer daar te proeven? Ja, dan ga je inderdaad vaststellen van ‘hebben ze het benauwd, die mensen waar de wolk over heen gaat?’ en dan wordt dat bevestigd. Door die twee boeren op straat en die ene die dan zegt ‘maar ik denk dat het nu wel echt ernstig wordt, en dan vertrek hij’. En die mevrouw met dat kind op de arm, die inderdaad de kinderen binnen heeft gehaald. Martijn Bink staat in beeld met een mondkapje op zijn kin, is daar over nagedacht of over gesproken? Nee, want je gaat die uitzending in en dan is er natuurlijk bij ons veel hectiek, dus je bent heel pragmatisch aan het werk. Maar je kunt nauwelijks met de mensen voorspreken. Dat heb ik trouwens met Theo wel gedaan en ook met Kees gedurende die middag. Dus de grote lijnen zaten er wel. Maar met Martijn denk ik niet, want hij is vrij laat die kant op gegaan. En dan staat hij daar met z’n mondkapje op. Dat weet ik van te voren niet. Dat had ik niet gezien van te voren en het is mij ook niet verteld. Dat vonden wij opvallend, laat ik dat zo zeggen. En dat is wel een elementje dat op ons publiek wel invloed kan hebben. Bij het wegen van hoe serieus is deze zaak. Wordt daar achteraf nog over gesproken? Ja, daar hebben we wel een beetje van gezegd dat we dat overdreven vonden. Voor de beeldvorming? Als wij dat zeggen dan geldt dat ook voor de beeldvorming. Hoe ga je daar mee om? Want aan de andere kant, een collega mag zich ook beschermen? Ja, natuurlijk hij mag zichzelf beschermen. Zelfs als hij had gezegd van te voren, ik sta hier met een mondkapje, maar dan moet je het ook niet af doen denk ik. Dan moet hij hem ophouden. Bovendien zat hij ondersteboven, heb ik wel eens ergens gelezen, haha. Maar, kijk als dat nodig is, dan zeg ik niet dat mag niet of dat moet niet, dan moet je dat doen, want de veiligheid van onze eigen mensen staat natuurlijk ook erg hoog. Dan heb ik daar helemaal geen moeite mee. Achteraf kan je je dan afvragen, was het nodig? Daar hebben we toen ook geen antwoord over geformuleerd. We vonden het een beetje overdreven, maar we hebben er geen definitief antwoord op gegeven. Ik denk dat dat 154
bij de kwart over een vergadering [evaluatievergadering, LR] die volgende dag wel aan de orde is geweest. In het algemeen, hoe wordt er gesproken over gevolgen van bepaalde berichtgeving op het publiek (zoals mondkapje, bepaalde woorden)? Het is sowieso onze houding om verhalen niet groter te maken dan het is. Dus we hebben zelf voldoende reserves om iets niet op te blazen, dat hoort bij je professionele insteek. We maken dingen niet groter dan ze zijn, en daar hoort ook bij dat je geen paniek gaat zaaien. Daar denken we allemaal wel constant aan en daar praten we ook over met verslaggevers. Maak het niet te vet, maak het niet te dik, overdrijf niet. Dat vinden wij kwaliteitskenmerken. En daar hebben we het ook wel over, ook in de evaluaties. Normaliter hebben we na het Acht-Uur-Journaal wel even kort een evaluatie met de mensen die het hebben gemaakt, maar volgens mij waren we die dag zo kapot dat we alleen maar even hebben nabesproken. Je moet dan ook weer door met de tien uur uitzending en de calamiteit is dan nog bezig, dus je hebt heel weinig tijd om al uitvoerig na te beschouwen. Op 10 januari was u ook eindredacteur en dat was ook een interessante uitzending. Er zat toen een item in, waarin Opstelten de brand een ramp noemt. Was het een ramp? Nou daar heb je het dus, daarom kan je niet blind afgaan op wat de overheid zegt. Ineens bestempelen ze het als een ramp. Dat hebben ze al die dagen daarvoor niet gedaan. Dat komt hen dan uit op de een of andere manier denk ik dan. Daar zit nog wel een heel leuk verhaaltje achter. Op een gegeven moment hebben we die dag de zes uur uitzending gehad en dan hebben we daar een tekst dat ze er niet uit willen komen [de ministers uit het busje, LR]. Dus om half acht krijg ik de woordvoerder van het ministerie aan de lijn dat dat zo niet uitgezonden kan worden, dat dat absoluut niet mag etc. En om kwart voor acht krijg ik hem nog een keer aan de lijn en ik zeg hem dat we het toch wel gewoon zo gaan uitzenden zoals wij dat geconstateerd hebben. Ja, maar kunnen jullie het dan niet wat zachter formuleren was de vraag. Want we hadden klaarblijkelijk de formulering, .. moet je maar nakijken. Ja ik heb het in mijn analyses staan.. Ja maar dat is om acht uur, toen was er al druk op mij uitgeoefend. Dus het is toen veranderd? Ja naja, kijk als er fouten inzitten wil ik best er naar kijken. Normaliter wil ik absoluut niet onderhandelen. Maar ik krijg weer die woordvoerder aan de lijn. Om tien voor acht krijg ik de directeur woordvoering aan de lijn. En toen heb ik er ook snel korte metten meer gemaakt en heb ik 155
gezegd we gaan het gewoon uitzenden of je het nou leuk vindt of niet. Ik hoor achteraf dat dit als voorbeeld wordt ingebracht bij overheidswoordvoerders bij trainingen. Toen hebben ze zichzelf echt in de voet geschoten, want twee dagen later kwamen de ministers uitleg geven in de kamer waarom ze in dat busje bleven zitten. Wij hebben dat aanvankelijk ook heel scherp gezien en goed geconstateerd. Op zo’n moment ga je er wel goed over nadenken denk ik? Ik heb er dan al over nagedacht. Ik wil best luisteren als zij er bezwaar tegen hebben, maar het wekte een hele rare indruk dat die ministers in het busje bleven zitten terwijl er hulpverleners op hen wachtte. Dat maakte een vreemde indruk, dat hebben wij geconstateerd en ook zo verwoord. En daar waren ze niet blij mee. Ik vind daar absoluut niets mis mee, maar als zij dan zeggen. Ja dat was absoluut niet de bedoeling van de minister, willen jullie ook kijken naar de bedoeling van de minister. Dan wil ik dat best doen, maar zij wilden de tekst voor mij formuleren en ik blijf verantwoordelijk voor de teksten die we uitzenden. Daar heb ik verder geen overwegingen bij. Het zijn twee professies, de journalistiek heeft zijn eigen belang en de overheid ook, en daar hou ik mij dan bij. Communicatie rondom de ramp, ‘media-hype’ Vindt u zelf dat het een ramp is geweest? Nee, maar wel een calamiteit. En Hans vindt het volgens zijn weblog geen calamiteit. Ik zou op zender zijn geweest, want dit was wel enorm groot. En je weet dat wat de gevolgen gaan zijn, wat er gaat gebeuren, het ligt in een heel riskant gebied met al die industrie daar. U zei eerder, we houden altijd in ons achterhoofd dat we geen paniek moeten zaaien, op wat manier houden jullie daar rekening mee? Ja dat is ervaring, dat is heel moeilijk uit te leggen en dat zal ook per geval verschillen. Bij Turkisch Airline zie je hoe de situatie is, het vliegtuig ligt daar, dus er zullen ook wel slachtoffers gevallen zijn. Terwijl dat hier niet het geval was, er waren geen ambulances, geen gewonden. Dus dat kan je al afscheiden. Dus dan kan je al inbouwen, maak het niet te groot jongens, want de feiten spreken dat tegen. Maar er zijn een aantal ongewisse factoren waar je op dat moment, vier uur, vijf uur, zes uur, zelfs acht uur, nog geen zicht op hebt, namelijk de gevolgen van de rook. Er zijn geen algemene regels voor, iedere ramp of calamiteit is weer anders. Dus het is moeilijk manoeuvreren, maar je gaat af op wat je ziet, op de commentaren die je hoort, op de overheid die daarbij betrokken is, en ja dan ga je het zelf een beetje inkleuren op basis van ervaring.
156
Dat ligt dus voor een groot deel buiten de handen van de eindredacteur op zo’n dag, want de verslaggever kan ineens voor de camera hele gekke dingen gaan zeggen, bij wijze van. Ja, maar je kent je code, je DNA van je bedrijf, snap je. Je werkt niet voor SBS of dat soort zenders. Dus ben je al terughoudender, veel beschrijvender en objectiever. Dat is ons handelsmerk, om objectief en onafhankelijk te berichten. En dat brengt een attitude met zich mee en dat zit in je DNA. Wij zijn er niet om Telegraaf koppen te maken. Dat is ook training. Die verslaggevers komen overal. Ze zien dingen en ze beschrijven dingen en ze weten dat ze een bepaalde discipline moeten volgen om betrouwbare berichtgeving te leveren. Ik heb in mijn inhoudsanalyse ook gekeken naar frames, en het gevaar voor gezondheid-frame is veel gebruikt. Zijn jullie je daar bewust van gedurende die twee weken? Ja dat klopt, maar dan moet je bij het begin beginnen. Op 5 januari wordt om 17:00 uur vastgesteld dat er sprake is van een meting van giftige stoffen. Dat zeggen de autoriteiten. Ja dan is het logisch dat de opvolgende dagen, want Ira Helsloot zegt dan ook al in de studio dat de brand wel dagen kan duren. Dat vond ik nou een opvallende uitspraak van hem. Niemand wist ook van hoelang het zou kunnen duren. Maar hij zegt, en daar heeft hij achteraf gaan gelijk in gehad, dat het wel dagen kan duren. Dus dat vond ik vrij panisch, want dan denk ik wat moet daar wel niet allemaal voor giftige stoffen liggen als het zo lang blijft duren. Afijn dat beeld is dan al door de autoriteiten gevormd, en dan blijven wij graven, hoe zit het dan met de gezondheid van de burgers? En daar blijven wij dan de hele week op doorgaan. Want zolang je nog geen antwoorden hebt blijf je doorgaan? Ja. Dat heeft dan niets te maken met dat je de autoriteiten wantrouwt, maar zolang zij geen uitspraken doen, is het onze taak om te blijven vragen. Na het beeld dat ze zelf hebben opgeroepen. Het was niet duidelijk, en het zou ook natuurlijk niet kunnen kloppen, dat kan altijd. Op een gegeven moment wordt de brand ook een communicatieramp genoemd. Snapt u dat? Ja als je over zo’n lange periode als overheid geen duidelijk beeld kan scheppen, over wat er gebeurt, de gevolgen, wat er in heeft gezeten etc. etc. En je blijft ook nog eens een keertje in je busje zitten, dan kun je het wel een communicatieramp noemen ja. Dat was echt een blunder bij uitstek, dat ze in hun busje bleven zitten. En de hulpverleners stonden daar nota bene. Wij zijn gewoon voor onafhankelijke berichtgeving en die moet zo feitelijk mogelijk zijn. En als we de feiten niet hebben, dan gaan we ze zoeken. Was het opvallend dat die feiten zolang onbekend bleven? 157
Ja dat bleef wel duren en duren, en dat zie je ook aan de andere media. Iedereen vroeg zich af wat is er nou eigenlijk aan de hand. En daarom duurde het ook veertien dagen. Er was veel onduidelijk over wat er lag opgeslagen in die fabriek. Dus dan ga je zelf op zoek op de site van de fabriek, daar vonden we beelden over wat de fabriek produceerde. En dat heb ik s middags ook al doorgegeven aan Kees. Maar we wisten dus niet exact dagen lang om welke stoffen het ging en we wisten niet hoe de registratie van de opslag was. Of dat bij de gemeente bekend was of had moeten zijn. En die gemeente kwam ook maar niet. Op een gegeven moment is zelfs die burgemeester die niet goed functioneerde [burgemeester Denie, Moerdijk, LR] vervangen en toen is burgemeester Mans van Enschede een rol gaan vervullen. Dus dat overheidsplaatje van jullie moeten controleren wat die bedrijven doen, en jullie moeten weten wat zij doen en jullie moeten daar een registratie van hebben, dat kunnen ze allemaal niet produceren. Ja dan blijft de wantrouwen bij de media natuurlijk wel erg groot, en dan gaan ze zelf graven en zoeken. En in die zin zit je al snel op een communicatierampje. Als jij niet kunt communiceren, noch naar de burger, noch naar de media, van wat er gebeurt is en wat er zat en hoe het zat en hoe het had moeten zitten.. Dan roep je het zelf op. Niet de media roepen dat dan op, dat doet de niet-functionerende overheid. Zijn jullie ook bang geweest voor de invloed van eventuele giftige stoffen op uw eigen medewerkers? Ja zeker, ik heb meteen al tegen Kees gezegd dat hij voorzichtig moest zijn en zodra dat er berichten zouden zijn dat er gevaarlijke stoffen vrijkwamen bij de brand dat hij op afstand moest gaan staan. Hoe gaat de afweging waar een verslaggever in zo’n geval staat? Als zoiets zich voordoet wil je ook wel de mooie beelden hebben, dus wil je er dicht op staan. Tenzij het een objectief gegeven is dat het heel gevaarlijk is, dan zal de eind- of hoofdredactie wel gezegd hebben wegwezen. Daar is dan geen compromis over mogelijk. Als dat niet duidelijk is, dan gaan we af op de waarnemingen die hier binnenkomen en af op de verslaggever zelf die ter plekke hoort hoe gevaar het kan zijn. En bij de geringste twijfel weg. Hoe kijkt u terug op de brand? Het ging uitermate vlotjes. Afgezien van het feit of we live hadden moeten gaan ja of nee, we waren er niet op tijd bij. Duurt toch lang voordat de SLG busjes er zijn. Dus we hadden wel een achterstand, in die zin was ik niet tevreden. Maar de wijze van verslaggeving was uitstekend. Ik heb ook gekeken naar de vraag of de NOS heeft bijgedragen aan het creëren van een ‘mediahype’. Is dat iets waar jullie bij stil staan? 158
Ja! Dat heeft te maken met die vragen, zijn we niet aan het overdrijven. Dat lukt niet altijd, soms zijn wij ook wel meegegaan, bijvoorbeeld het zeilmeisje. Je zit er soms wel in, dat valt niet te ontkennen. Maar wij zijn ons wel bewust dat we er niet te veel in moeten zitten. Ik denk dat bij Moerdijk er niet over gesproken is, omdat er gewoon sprake was van een objectief vaststelbare grote ongerustheid, wat er gebeurt was en de controle van de overheid. De pers is er wel om de overheid te controleren. Die ongerustheid concludeerden jullie op basis van wat jullie zagen? Ja dat klopt. We zijn op zoek naar nieuws en doen verslag van nieuws. En als die mensen ongerust zijn, dan doen we daar verslag van. Dat is gewoon een objectieve feit. En dan is het niet aan ons om te oordelen: dat is overdreven. Dan doen we daar gewoon verslag van en dan vind ik het ook niet in een hype passen. Gaan jullie ook wel eens ergens heen en dan blijkt er geen ongerustheid te zijn? Ja, dat gebeurt. Wel eens in het noorden van het land gehad. Er was een buurtbewonersbijeenkomst in een dorp en wij waren daar, maar er was eigenlijk niets aan de hand. Dan doe je daar geen verslag van. Je gaat ter plekke onderzoeken of er iets aan de hand is. Als dat niet het geval is, dan gaan we het ook niet uitzenden.
159
Bijlage 9 Interview Jaap Leemeijer, eindredacteur NOS Journaal, 5 december 2011, Hilversum [Uitleg over mijn onderzoek]. De toon van de berichtgeving is erg belangrijk. Bijvoorbeeld de kop van de Telegraaf laatst: Nederland ontsnapt aan atoombom, vanwege een Greenpeace actie bij het spoor. Dat stond zo los van de werkelijkheid. Maar daarmee kan je wel paniek zaaien. Je moet zo feitelijk mogelijk zijn en niet aan het interpreteren slaan. Ook lichaamstaal kan invloed hebben. In hoeverre spreken jullie over de gevolgen van de berichtgeving (bv ongerustheid, paniek), zoals het in beeld brengen van rood water. Zijn dat dingen waar je als eindredacteur keuzes in maakt? Nou het is niet altijd zo dat je op dat niveau op de hoogte bent van wat er in het verslag zit. Het kan zijn dat je van te voren zaken doorspreekt met je verslaggever, zo van in de een kruisgesprek wil ik dit en dat even doen. Laat ik het zo zeggen, mijn herinnering aan 5 januari is, ik was toen bij mijn dochter in Rotterdam en ik vroeg mij af of ik eerder naar huis zou moeten. Maar ik voelde de volgende dag nergens een soort stemming, van Nederland is ontsnapt aan een enorme ramp,nee dat gevoel had ik niet. En een wantrouwen van klopt dat wel wat er gezegd wordt over wel of geen giftige stoffen? Nou een gezond stuk wantrouwen moet je altijd hebben, tegenover elke autoriteit. En dat moet ook in je vraagstelling zitten. Maar als de autoriteiten op dat moment zeggen: op dit moment geen reden om ongerust te zijn. Dan moet je wel hele goede argumenten hebben, echt feiten hebben, om dat ter discussie te stellen. Wat natuurlijk heel lastig is omdat het de dag erna is. Maar in je vraagstelling moet je natuurlijk wel doorgaan. Maar in je duiding etc kun je moeilijk een uiting geven aan je eigen wantrouwen, als dat niet ergens op gestoeld is behalve wantrouwen an sich. Die was er wel? Nou hier op de redactie denk ik niet dat er een ander wantrouwen was dan dat je normaal hebt zeg maar en op locatie weet ik niet. Want dan sta je er midden tussen. Maar jullie hebben eigenlijk al vanaf dag 1 de vraag opgeroepen, is er een gevaar voor de gezondheid en is er sprake van giftige stoffen en die is de twee weken daarna niet verdwenen. Kan je omschrijven hoe dat zo komt?
160
Absoluut, dat is een hele logische eerste vraag. Ja, dan zou ik de uitzendingen terug moeten zien, om te kijken waar het accent op werd gelegd of dat de autoriteiten aanleiding gaven om extra vragen te stellen bij hun geruststellende woorden. Nou ja, er was weinig informatie, speelde dat misschien een rol? Ook, als de autoriteiten geen antwoorden kunnen geven behalve dan de algemene conclusie dat het voor de volksgezondheid geen gevaar heeft opgeleverd en ook dat men geen gevaar loopt. Dat vind ik lastig om te zeggen. Je bent je natuurlijk, hier aan het bureau, wel heel erg bewust van je teksten. Of je geen paniek aanwakkert, want dat kan natuurlijk wel. Maar waar let je dan op? Ik ben altijd heel erg gespitst op zinnetjes die een onbedoelde werking kunnen hebben. Die je op een bepaalde manier kunt interpreteren, maar die niet zo bedoeld zijn. Even kijken of ik een voorbeeld kan bedenken. Nou zo een twee drie niet paraat. Maar het komt nog wel eens in verslagen zelf ook voor dat er zinnetjes in staan waarvan je denkt ja, goh. Nou bijvoorbeeld een voorbeeld van vorige week. Sarkozy heeft een toespraak gehouden voor de televisie. Een uur lang en aan het eind heeft hij het over Europa gehad en de crisis. En daar hebben we een klein onderwerpje van. En in de PR staat: ‘ Sarkozy komt volgende week met Merkel met een alomvattende oplossing voor de eurocrisis’. Dus ik zei tegen de redacteur van a) je citeert hem dus je moet zeggen ‘Sarkozy zegt..’ en b) we hebben wel eens eerder gezegd: de volgende Eurotop dan moet de alomvattende oplossing klaar zijn. Onzin! Dat moeten wij niet doen, want dan suggereer je iets wat je totaal niet waar kan maken. En dan ga je mee in de jargon van de autoriteiten. Die willen graag laten geloven dat er een oplossing komt. Dus aan de ene kant zeg je, je houdt het bij de feitelijkheden, maar aan de andere kant roep je dat een halt toe als je er te veel in mee zou gaan? Nee, je moet de feitelijkheden altijd toeschrijven aan de bron. Dat is ontzettend belangrijk. Je moet het jargon nooit overnemen. Ja als Merkel zegt, deze crisis in ontzettend gevaarlijk, dan moet je dat natuurlijk melden. Maar dan wel Merkel zegt dat, niet de NOS zegt dat. En daarom ook met de sussende woorden van ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’. Dat moeten wij niet vinden, dat vinden de brandweer of andere diensten die die metingen hebben gedaan. Als je zegt: ‘hier wordt gezegd er is geen gevaar voor de volksgezondheid’ dan hou je je heel erg bij de feiten en zeg je ook meteen van wie het komt. Kan dat ook beïnvloeden of je paniek zaait of niet?
161
Dan is het gewoon niet feitelijk, dan ben je iets te veel als verslaggever aan de haal gegaan met de opvattingen van de autoriteiten. Paniek zaaien.. In dit geval heb ik daar nooit over nagedacht. Ik denk wel heel goed na over de uitwerking van onderwerpen en welke plaats zij hebben in de uitzending. Daar ben ik mij wel heel erg van bewust. Maar paniek zaaien, dat vind ik wel een heel groot woord. En denk je na over het blijven stellen van vragen? Worden mensen daar ook niet ongerust van? Dan zou ik het even moeten terug zien. Is echt elke avond die vraag gesteld? Dat frame is wel veel gebruikt. Het kan zijn dat zo’n vraag op een gegeven moment aan inflatie onderhevig is. Dan zou je misschien moeten nadenken over andere vormen waarin je die vragen stelt. Als je het teveel vraagt kan het ook zijn dat als er wel wat aan de hand is, de kijker allang afgestompt is. Ja of dat de kijker denkt, nou het is nog steeds niet duidelijk, er moet wel echt wat aan de hand zijn. Het klopt toch niet wat die autoriteiten zeggen? Ja maar zo kijk ik niet tegen de kijker aan. Daarvoor is de kijker veel te veel een zelfstandig denkend wezen. Ik zie de kijker niet als iemand die alles klakkeloos, van Journaal, autoriteiten, tot zich neemt en zich enorm door laat beïnvloeden. Vergeet niet, deze brand speelde zich natuurlijk af in een klein deel van Nederland. Een groot deel van Nederland heeft er helemaal niks mee te maken gehad. Dus je verwachtte ook helemaal geen onrust of paniek onder de bevolking? Ik heb nooit paniek verwacht. Nee, want dat had dan al duidelijk moeten worden op dag een. Na die metingen had er paniek kunnen ontstaan in de omgeving. Maar de dagen daarna, ja ach de mensen zijn niet zo snel bang. En er waren ook geen signalen dat je denkt er is wel iets mis. Bijvoorbeeld dat er massaal kinderen ziek werden ofzo. Maar de buurtbewoners bijeenkomst was druk bezocht. Maar dat begrijp ik ook heel goed. Dat is de direct omgeving. Maar dat is geen paniek? Die mensen zijn niet in paniek. Die mensen zijn bezorgd en dat is ook logisch. Ik was op de vijfde ook bezorgd, even kijken waar het heen gaat. Maar je moet je er wel goed bewust van zijn, in je PR al. Als je daar al spreekt van een ‘dreigende milieuramp’ of ‘heel West-Nederland moet zijn ramen en deuren dicht houden’ je moet je steeds bewust zijn van hoe dat klinkt. En dat heb je die dagen als eindredacteur ook gedaan? 162
Ja die dagen dat ik er was wel ja. Maar op dezelfde manier als op andere dagen. Zo denk ik nu ook na over de eurocrisis. Dus er zo over nadenken dat hoort bij de professionele routine? Ja absoluut, dat hoort bij de professionele manier van de benadering van nieuws. Ik moet eerlijk zeggen ik heb nooit een ramp in Nederland meegemaakt op de redactie. Bijvoorbeeld Enschede. Dat lijkt mij wel spannend, dan voel je wel die extra verantwoordelijkheid, zeker omdat het in Nederland gebeurt en er kijkers zijn die in de buurt wonen. Maar dat heb ik zelf nooit meegemaakt. Dus dit was ook geen ramp? Want dat zei Opstelten. Nou ik heb het absoluut niet als een ramp beschouwd, totaal niet. Wel als een groot bedrijfsongeluk. Dat misschien verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben gehad, maar niet heeft gehad. Er waren geen doden, geen gewonden. En ik heb ook nooit persoonlijk de neiging om de autoriteiten te wantrouwen, want als er echt iets mis is, zijn zij er wel voorzichtig mee. En geruststellingstechnieken, gebruiken jullie dat? Bijvoorbeeld door het uitnodigen van een deskundige, of het gebruiken van dezelfde verslaggever in beeld? Dat zou ik sowieso graag willen. Maar dat is logistiek vaak niet mogelijk. Ik zou heel graag een verslaggever op een verhaal hebben, of twee. We willen dat ook graag bij de eurocrisis. Waarom? Nou ik denk dat je je als kijker dan beter kan identificeren. Als je bij een brand vijf verschillende mensen ziet staan, dan heb je toch steeds weer iemand anders die weer anders praat en anders vertelt. Voor de identificatie met het nieuws is het beter om één iemand daarvoor te hebben, zoals we ook één correspondent in Amerika hebben. En één in Moskou. Waarom is die identificatie belangrijk? Omdat dan de informatievoorziening beter overkomt. We doen dan aan een betere informatieoverdracht. En een soort herkenbaarheid, zoals we ook vaste anchors hebben voor het Acht-Uur-Journaal. Daar wint de uitzending kracht mee. Is dat ook een soort filter voor eventuele beïnvloeding? Nee, want wat dat betreft moeten anchors al het nieuws vertellen, je moet overkomen als een autoriteiten die het nieuws met je doorneemt. Ja ik heb liever wel dat bij zo’n verhaal ik hetzelfde gezicht zie. 163
Maar geruststelling is geen overweging? Nee. Je moet de huiskamervragen goed stellen. En die is kennelijk in die periode geweest de vraag of er een gevaar voor de gezondheid was. De brand werd door Opstelten een ramp genoemd en in de media wordt de brand soms een communicatie ramp genoemd. Wat kunt u zich daarvan nog herinneren? We hebben geloof ik zelf die terminologie niet overgenomen. Wat ik mij herinner is dat ik soms wel eens vond in die periode daarna dat we elke stapje een beetje uitvergrootte. Dat we ons heel erg vast beten in het dossier en dat we alles dat één iemand zei in een onderwerp berichtte. Dan dacht ik wel eens, zitten we er niet te diep in. Maar dat zou ik terug moeten zien. Ik denk dat dat na die twee weken was. Ik geloof wel dat we zelf op een gegeven moment water hebben laten onderzoeken. We kregen geen antwoorden, dus probeerden we zelf een antwoord te vinden. Maar daarna was er wel een discussie welke conclusies we daar dan weer uit konden trekken. Je zou aan Jeroen Wollaars kunnen vragen in hoeverre er werd gediscussieerd over wat voor conclusies je kon trekken uit het onderzoek, want je hebt ook dingen niet onderzocht. Op de dagen dat u eindredacteur was is de onrust onder de bevolking aan de orde gekomen (bv buurtbewoners bijeenkomst). Wat was daar de afweging achter? Dat weet ik niet heel goed meer, kan ik nu niet inschatten. Maar ik vind bij een dergelijke brand dat je op alle moment dat er wellicht nieuwe informatie komt of waarin je kan voelen hoe het in de buurt leeft, hoe ongerust de mensen zijn, of dat het meevalt, je aanwezig moet zijn. Je moet daarbij zijn. En vaak speelt dat zich in de avonduren af en is het dus ook heel actueel en gaan we live met een verslaggever. Het idee dat je er bovenop zit, dat er wat gebeurt. En komt alles in het Journaal, want het Journaal moet gevuld zijn, of afhankelijk van de reacties van die mensen? Als de mensen ongerust zijn dan is dat nieuws en als het wel meevalt, goh we zijn opgelucht en blij, dan is dat ook nieuwswaardig. Je vertelt hoe het is. En zeker als die mensen voor het eerst antwoorden krijgen op hun vragen. En als dan nog steeds niet alle antwoorden gegeven zijn dan is dat ook nieuwswaardig. Ga je daarin met een bepaalde verwachting? Nee uiteraard niet, autoriteiten moet je altijd kritisch ondervragen, maar nooit sturend. Dat zou ik zo fout vinden, zo fout. Als je weken lang hetzelfde antwoord krijgt bijvoorbeeld door minister de Jager over de eurocrisis, denk ik wel eens misschien moet je nu hele dwarse vragen gaan stellen, niet om 164
stelling in te nemen, maar om het verhaal verder te krijgen. Ik vind dat je nooit sturend een verhaal in moet gaan en helemaal als je het hier doet, omdat je op effect bejag uit bent. Wij moeten niet ergens in gaan met een houding van de autoriteiten stellen de mensen gerust, dat vinden wij niet goed, dus we gaan de boel een beetje opstoken, dat is onverantwoordelijk. En als je vermoed dat autoriteiten geruststellen, maar er helemaal geen reden is om gerust te zijn? Nou ja dan moet je ontzettend gaan graven en journalistiek gaan spitten en andere bronnen gaan aanboren en net zo lang doorgaan tot je iets substantieels in handen hebt. En mocht je dan bronnen hebben die niet op camera willen, dan moet je het gewoon zelf vertellen. Maar wantrouwen of vermoedens moeten wel ergens op gestoeld zijn. En hoe stel je vast dat er wantrouwen is onder de bevolking? Als je mensen spreekt en je merkt dat dan benoem je dat. Je moet natuurlijk wel in de gaten houden hoeveel mensen je hebt gesproken, je moet altijd wel in verhouding zitten. Je gaat peilen, het dorp in, met mensen praten, ook zonder camera aan, om de sfeer op de snuiven. En als er ongerustheid is dan is dat niet omdat wij dat zijn, maar omdat zij dat zijn. Als er wantrouwen is onder de bevolking, houden jullie dan rekening met eventuele effecten dat het kan hebben als jullie dat benoemen? Nee, wat ik wel wil weten van de verslaggever is hoe groot is die onrust en heel groot moeten we dat in de presentatietekst neerzetten. Als hij zegt, echt dit dorpshuis staat op z’n kop, iedereen is laaiend, dan kan je dat ook zo in de PR zetten. Zou die onrust dan niet kunnen overslaan? Ik denk dat die mensen in een dorp verderop het eerder weten dan wij bij het Journaal. Dat mag geen afweging zijn. Als een heel dorp in rep en roer is over een chemische brand, dan moeten wij dat gewoon melden. Dat is gewoon onze plicht. En als een dorp 3 km verderop daar dan ook nerveus van wordt.. Als we maar niet aan stemmingmakerij doen, gewoon puur houden bij de feiten. Zeker bij deze zaken is dat heel belangrijk. Algemeen, was u tevreden? Dit verhaal is in mijn herinnering echt ingehaald door andere nieuwsgebeurtenissen, die zoveel impact gehad hebben op mensen in binnen- en buitenland. Het was een redelijk uitzonderlijk stevig nieuwsjaar. Ik ben heel benieuwd hoe dit in het jaaroverzicht terecht komt. En de hoeveelheid aandacht die eraan besteed is? Staat dat in evenwicht met de gebeurtenis? 165
In het begin zeker. En op een gegeven moment zit je zo in een dossier, daardoor worden kleine voortgang berichtjes soms een heel verhaal en dan vraag ik mij wel eens af of we dat dan wel moeten doen. Ik denk dan wel eens, kunnen we dat niet even kort melden.
166