De Surinaamse geschiedenis Dag van de Arbeid Geschreven door Imro L. Smith
Oorsprong Dag van de Arbeid
De Dag van de Arbeid wordt jaarlijks op 1 mei herdacht. Op deze dag staan vele landen stil bij de strijd van de werkende klasse voor lotsverbetering. De dag van de Arbeid heeft zijn oorsprong in de 15e eeuw toen strijd voor een achturige werkdag werd geleverd door Engelse ambachtslieden. Deze kenden in die dagen werktijden van 14 tot 16 uren per etmaal. Pas in 1856 bereikten werkgevers en werknemers in Engeland overeenstemming over het beperken van een arbeidsdag tot acht uur. Deze overwinning van de werkenden in Engeland zou een sneeuwbaleffect hebben op de werkende klasse in Noord-Amerika. In 1864 werd in Boston door arbeiders geëist een bij wet te regelen achturen werkdag. In 1884 nam de American Federation of Labor, een federatie van vakcentrales in Noord-Amerika, een resolutie aan, waarin opgeroepen werd om vanaf 1 mei 1886 de achturige werkdag ingevoerd te krijgen. Deze eis werd schoorvoetend ingewilligd door werkgevers. De datum 1 mei was niet zomaar gekozen. In Noord -Amerika was 1 mei “Moving Day”. Op die dag werden bestaande arbeidscontracten verlengd, aangepast of verbroken. Een goede gelegenheid dus om de werkdagen contractueel te beperken tot 8 uren. Na de succesvolle strijd van de vakbeweging in Noord –Amerika, lieten vakorganisaties
in Europese landen hun stem veel luider horen voor invoering van de achturige werkdag in hun landen. In 1889 werd in Europa tot de jaarlijkse Dag van de Arbeid op 1 mei besloten. De overwegingen om dat op 1 mei te doen waren gebaseerd op de succesvolle strijd van de werkende klasse in Noord -Amerika en om met de 1 mei – viering de strijd voor de achturige werkdag wereldwijd te versterken. Surinaamse situatie De strijd van de “1 mei-beweging” zou pas na 40 tot 50 jaren overwaaien naar ons land. Na de afschaffing van de slavernij in 1863 bleven de werkgevers heer en meester. Elke opstand vanuit de werkende klasse werd in de kiem gesmoord door het koloniaal bestuur. Er werd sterk repressief opgetreden door de bestuurders tegen verzet en protesten van de werkende klasse. De overheid duldde geen tegenspraak van arbeiders. Als voorbeeld kan genoemd worden de opstand van 2 juli 1902 toen onder de contractarbeiders van de suikerplantage Marienburg een opstand uitbrak tegen de onmenselijke arbeidsomstandigheden. Door frustratie vermoorden de arbeiders directeur James Mavor. Een detachement van het Koloniaalleger opende hierna het vuur op de verhitte arbeiders. Er vielen 17 doden en 39 gewonden. Van de gewonden bezweken er later nog zeven. Enkele van de woedende arbeiders werden opgesloten.
Op de foto contractarbeiders van de suikerplantage Marienburg op een geïmproviseerde vrachttrein op weg naar de rietvelden in de felle zon. Op 2 juli 1902 brak onder deze arbeiders een opstand uit tegen de onmenselijke arbeidsomstandigheden. Door frustratie vermoordden de arbeiders directeur James Mavor. Een detachement van het Koloniaalleger opende hierna het vuur op de verhitte arbeiders. Er vielen 17 doden en 39 gewonden. Tientallenwoedende arbeiders werden opgesloten.
Pas na de jaren dertig (1930-1940) bleek dat de werkende klasse in Suriname haar horizon behoorlijk had verruimd. Er was sprake van politieke mondigheid bij de lagere bevolking en arbeiders kwamen op voor een betere sociale positie. Er werd onbevreesd geprotesteerd ondanks gouverneur Bram Rutgers en zijn opvolger Johannes Kielstra met harde hand regeerden. De werkende klasse werd bewust van de betekenis van de internationale Dag van de Arbeid. In februari 1932 werd de Surinaamse Algemene Werknemers Organisatie (SAWO) opgericht onder leiding van Theo Sanders . Deze vakorganisatie bestond voornamelijk uit ambachtslieden.
Op 1 mei 1932 organiseerde SAWO een druk bezochte arbeidscongres in verband met de viering van de Dag van de Arbeid in Suriname. Deze dag wordt in de annalen van het ministerie van ATM aangetekend als de eerste 1 mei –viering in Suriname. De sprekers waren onder andere de vakbondleiders: Louis Doedel en Heinrich Liesdek . Dit arbeidscongres was helaas geen solidariteitsbetoging met de strijd van werkenden over het algemeen, maar bleek een politieke massameeting te zijn. Gedurende het congres werd constant opgeroepen te ageren tegen de koloniale bestuurders en de kerk. Zo werd de kerk mede aansprakelijk gesteld voor de verdrukking van de samenleving in ons land.
In 1942, zesentwintig jaar na de vestiging van de Suralco in Suriname, richtten de arbeiders van Paranam en Moengo zich in de Surinaamse Mijnwerkers Unie (SMU) en pleitten voor onder andere een achturige werkdag.
Op het bedoelde congres gingen de vakbondleiders volledig voorbij aan de betekenis en de solidariteitsgedachte van de 1 mei-viering. Dit blijkt uit het feit dat de gouverneur werd opgeroepen om de stroom van contractarbeiders uit het buitenland stop te zetten. Deze werden bestempeld als goedkope arbeidskrachten die de schaarse arbeidsplaatsen aan het inpikken waren. Gouverneur Kielstra had in die dagen het voornemen om duizenden javaanse
arbeidskrachten te laten overkomen voor de landbouw omdat de creoolse bevolking niet bereid was in deze sector arbeid te verrichten. De arbeid was fysiek zwaar, intensief en mensonterend. Een gemiste kans was de eerste 1 mei-viering om te pleitten voor betere werkomstandigheden in het algemeen, maar in het bijzonder in de landbouw.
Jammer dat het pleitend betoog wegbleef voor goede arbeidsomstandigheden, bescherming van werknemers en menselijke arbeidsverhoudingen. Gezien de opkomst van de massa mag gesteld worden dat deze gelegenheid een doelrijpe kans was voor de Surinaamse vakbeweging om zich in de gemeenschap definitief te gaan vestigen voor de belangen van de werkende klasse. Integendeel, de vakbondleiders hebben met hun politiek opruiende uitspraken, gouverneur Kielstra in handen kunnen spelen dat hij de SAWO een verbod oplegde voor verder activiteiten. De afrekening werd vooral
gebaseerd op het opruien tegen de kerk. In de jaren hierna tot de jaren zestig heeft de vakbeweging geen noemenswaardige acties ondernomen om de grondslag te leggen voor de 1 mei viering. Als één van de weinige hoogtepunten kan genoemd worden de bundeling van de arbeiders van Paranam en Moengo in de Surinaamse Mijnwerkers Unie (SMU) in 1942, zesentwintig jaar na de vestiging van de Suralco in Suriname. De mijnwerkers pleitten voor onder andere een achturige werkdag. De overheid hield wel degelijk rekening met deze vakorganisatie die gezag had in de samenleving.
Premier Jules Sedney, tevens minister van Arbeid in 1970 die in dat jaar de Dag van de Arbeid proclameerde tot nationale feestdag, gelijkgesteld met de zondag. Proclamatie van deze dag was volgens hem geen verworvenheid van de vakbeweging, maar een geschenk van zijn kabinet aan de werkende klasse.
1 mei als vrije dag in Suriname Dat de Dag van de Arbeid op 1 mei als nationale feestdag gevierd wordt in ons land, is meer een verdienste van de politiek. De Dag van de Arbeid werd op 1 mei 1970 geproclameerd tot een nationale feestdag en gelijkgesteld met de zondag. Dit geschiedde in het zelfde jaar van de instelling van het toenmalige ministerie van Arbeid. De heer Jules Sedney was in dat jaar premier van ons land, tevens was hij waarnemend minister van Arbeid, reden
waarom ik hem in 2009 vroeg om een verklaring voor het proclameren van 1 mei als nationale feestdag. Sedney: “Bij mijn aantreden als premier eind 1969 voelde ik mij verplicht de vakbeweging een geschenk te doen. Ik zou de vakbeweging een eigen ministerie cadeau maken en 1 mei zou ik proclameren tot de Dag van de Arbeid. Op 27 januari 1970 vond de officiële instelling van plaats van het ministerie en op 1 mei datzelfde jaar werd voor de eerste keer de Dag van de Arbeid als feestdag in ons land gevierd.
Dit gebaar van mij naar de vakbeweging is ingegeven door de heftige vakbondstrijd in 1969 die geleid heeft tot de val van het kabinet Pengel. Ik heb mijn dankbaarheid hiermee willen uiten naar de vakbeweging. De vakbeweging heeft mij nooit de eis gesteld om 1 mei te proclameren tot nationale feestdag”, aldus Sedney die zei dat zijn politieke partij, PNP, altijd gepleit had voor verbetering van de werkomstandigheden van de werkende klasse. De strijd van de werkende klasse paste volgens hem goed bij de PNP die werkte met de politiek programma’s van de Partij van de Arbeid en Nieuw Links van Nederland. De eerste minister van Arbeid die op de Surinaamse televisie een 1 mei-boodschap uitsprak was de jurist Rasmus
Dundas op 1 mei 1972 op STVS. Ten aanzien van de achturige werkdag waarmee wereldwijd de “1 mei - beweging” voor vocht, kan voor wat betreft Suriname verwezen worden naar de Arbeidswet van 1964. Deze wet die getekend is door gouverneur Currie en minister Johan kraag van Sociale Zaken verbiedt werkgevers om hun werknemers langer dan 8½ uur per dag arbeid te laten verrichten of 48 uren per week. Voor bepaalde groepen werknemers maakt deze wet een uitzondering. Voor overige ontwikkelingen van de vakbeweging kan worden verwezen naar het jubileumboek van ATM die te verkrijgen is in de verscheidene bibliotheken.
Balata-arbeiders die bezig zijn een bolletrieboom te kappen met de bedoeling het melksap en hars uit de e bolletrieboom af te tappen voor de productie van rubber. Er vielen in het begin van de 19 eeuw veel doden onder de balata-arbeiders als gevolg van onveilige werksituaties.