T.P. Mazur (Plaatsvervangend directeur Staatsarchief van de Marine - RGAVMF, St.Petersburg): Rusland en Nederland. De Nederlanders in de geschiedenis van St. Petersburg (Dokumenten uit het Russische Staatsarchief van de Marine) Van alle archieven in Rusland vormt het staatsarchief van de marinevloot vanwege haar enorme hoeveelheid documenten een belangrijke bron voor historisch onderzoek. De collecties van het al 276 jaar oude archief bezitten materiaal uit de periode vanaf het einde van de 17e eeuw tot 1941. Dit materiaal schetst ons zowel een historisch overzicht van ontwikkelingen van de Russische vloot in de hierboven aangegeven periode, als de ontwikkelingen van de staatsinrichting en het bestuur van Rusland. Het RGAVMF bestaat uit meerdere bronnen die betrekking hebben op de geschiedenis van de Russische bevolking, de wetenschap en cultuur en de internationale betrekkingen. Een ander deel van de archiefdocumenten bevat gegevens die betrekking hebben op historische, politieke en economische kwesties in de landen van Europa, Azië, Amerika en Afrika. Dit betekent dat elk onderzoek naar thema´s in de wereldgeschiedenis niet zonder het archiefmateriaal geschreven kan worden. Het leeuwendeel van de documenten bestaat uit origineel materiaal. Hiervan is meer dan 25% uniek en enorm waardevol voor wetenschappelijk onderzoek. Een onderdeel van het archief vormt bronnenmateriaal dat betrekking heeft op de verschillende gebieden waar Rusland en Nederland contacten hebben gelegd, zoals wetenschap, cultuur en economie. Dit materiaal vertelt ons ook iets over het leven en de activiteiten van mensen afkomstig uit Nederland die hun sporen hebben achtergelaten in de geschiedenis van een stad die als een van de mooiste steden van de wereld kan worden beschouwd en heel veel gemeen heeft met Amsterdam. Tegen het eind van de 17e eeuw nam het aantal Nederlanders in Rusland enorm toe. Tsaar Peter de Grote besloot namelijk een marinevloot te bouwen, waarbij vertegenwoordigers van de Nederlandse marine in Russische dienst traden en de harde kern van de vloot vormden. Tussen beide landen namen in die periode de betrekkingen op het gebied van de zeevaart dan ook een centrale plaats in. Het bezoek van Peter de Grote en een delegatie ambassadeurs (ook wel het “Grote Gezantschap” geheten) aan Nederland luidde het begin in van een nauwe samenwerking tussen de beide staten op het gebied van de zeevaart. Dit had tot gevolg dat honderden specialisten van de Nederlandse zeevloot naar Rusland toe kwamen, waaronder scheepsbouwers, sluizenmakers, wevers, tuinmannen en zeilmakers. Rusland werd voor velen van deze ambachtslieden een tweede vaderland. Meer dan 50 archiefcollecties bevatten bronnen die informatie bevatten over aan Nederland gerelateerde thema´s. Dat zijn onder meer de collecties van de centrale instellingen van de Russische tsaristische- en de Sovjet-vloot, waaronder; het College van de Staatsadmiraliteit (Fond 212), de Afdeling (Prikaz) van de marinevloot (F.177), de administratie van de Admiraliteit (F.176), het Inspectiedepartement (F.283), het Departement van de minister van Zeezaken (F.166), de Administratie van het ministerie van Zeezaken (F.418), het Bestuur van de scheepsbouw (F.401), het departement en het bestuur voor Hydrografie (F.402,404), de Staf RKKF (F.p-1), het Bestuur van de zeestrijdkrachten RKKA (F.p-1483), en het Volkscommissariaat van de Russische marinevloot (F.p-1678). Daarnaast de collecties van de administratie van de generaal-admiralen F.M.Apraksin (F.233), en grootvorst Konstantin Nikolaevitsj (F.224); de admiralen C.Cruys (F.234), G.G.Kusjelev (F.198), generaal-veldmaarschalk I.R.Tsjernysjev (F.172), alsmede collecties met handschriften van Peter de Grote (F.223), Materiaal over de geschiedenis van de Russische vloot (F.315), staten van dienst van de rangen bij maritieme afdelingen (F.406), atlassen, kaarten en plattegronden (F.1331); en persoonlijke collecties van L.L.Geiden (F.5),
1
B.A.Glazenap (F.6), S.K. en A.S. Grejgov (F.8), A.S.Mensjikov (F.19), I.A.Sjestakov (F.26) e.a. Archiefmateriaal dat voor ons interessante onderwerpen bevat kunnen we in drie groepen onderverdelen: - de Staat der Nederlanden: geschiedenis, economie en politiek - Rusland en Nederland - Nederlanders in de geschiedenis van St.Petersburg Hieronder zullen we iets vertellen over de documenten. De Staat der Nederlanden: geschiedenis, economie en politiek De documenten geven weinig informatie prijs over de geschiedenis, economie en politiek van de Staat der Nederlanden. Laten we de belangrijkste documenten noemen: materiaal uit de tijd van Peter de Grote over de oorlog tussen Nederland en Spanje om de Spaanse Nederlanden (1); Amsterdamse periodieke uitgaven van de tijdschriften “Amsterdam” en “Suit de Nouvelle”(2); het verdrag tussen Napoleon en vertegenwoordigers van de Republiek van Batavia over de verkondiging van Napoleon aan de Koning van Nederland gedateerd 24 mei 1806(3). Daarnaast is er interessant materiaal uit de 19e en begin 20e eeuw dat iets vertelt over de binnenlandse en buitenlandse politiek van de Nederlandse regering en over de economische en strategische situatie van het land; over de bouw van havens, fabrieken en wapens; en over de situatie binnen Nederland en haar koloniën. Tevens is er informatie over de ontwikkeling van de handelsvloot en de handelswaar, waaronder informatie over de ontwikkeling koffiehandel tussen Java en Nederland(4). Interessant zijn ook de documenten met informatie over de Nederlandse strijdkrachten en de marinevloot in de 19e - 20e eeuw met o.a. een notitie van tweede kapitein N.A. Arkas d.d. 03.04.1854 over de Nederlandse marinevloot(5), een notitie van B.A. Glazenap over de verhoudingen en situaties binnen de Nederlandse marine(6); en een beschrijving van de marinebasis op Sumatra door N.O. Essen uit 1896(7). In de archiefcollecties van de Hoofdstaf, de Generale staf en de Staf van RKKF kunnen we documenten vinden uit de periode van de Eerste Wereldoorlog die ons informeren over kwesties met betrekking tot de mobilisatie van de marinevloot en het leger, de manschappen waaruit ze bestaan, economische problemen, en de binnenlandse en internationale positie van het land en haar neutraliteit. Van onschatbare waarde bij de bestudering van de Nederlandse geschiedenis is ook de verzameling aan kartografisch materiaal: De “Atlassen, kaarten en plattegronden van het archief van het kartografisch centrum van de marinevloot” getuigen van een enorme bijdrage in de algemene ontwikkeling van de kartografie. Zoals de Atlas van Nederlandse steden in 2 delen, uitgegeven door I. Blaeu in 1649; de Wereldatlas, uitgegeven door I. Blaeu in 1664; de atlas “De Wereld van het water” uit de 17e eeuw, samengesteld door Van Alphen; en verder de talrijke zeekaarten uit de 17e en 18e eeuw, uitgegeven door I. van Keulen en andere bekende auteurs(8). Rusland en Nederland De opkomst van Rusland als een zeemogendheid aan het eind van de 17e eeuw kan gekwalificeerd worden als een nieuwe ontwikkeling van politieke, economische, wetenschappelijke en culturele betrekkingen tussen de twee staten. De grote hoeveelheid documenten hierover vinden we in de archiefcollecties van de Russische tsaristische- en de Sovjet-marinevloot. De oudste documenten hebben hebben betrekking op het einde van de 17e eeuw, toen de jonge bestuurder van Rusland, Peter I een delegatie ambassadeurs (het Grote Gezantschap) naar Europa stuurde. Hij koesterde bijzondere verwachtingen van de missie naar Nederland dat toen één van de vooraanstaande zeemogendheden was. In het archief vinden we geen documenten die rechtstreeks betrekking hebben op deze delegatie, maar wel getuigen de lijsten met namen van
2
buitenlanders die in 1698 van “Nederlandse bodem en uit Amsterdam” naar Archangelsk waren gekomen, van de resultaten van de missie. Eén van de buitenlanders was de bemanningsmeester van de Amsterdamse admiraliteit C. Cruys die eerste vice-admiraal van de Russische vloot werd(9). Het archief met documenten uit de periode van Peter de Grote is uniek vanwege zijn omvang en veelzijdigheid. Op de eerste plaats vertelt dit materiaal over de verschillende specialisten en deskundigen die in Rusland in dienst werden genomen. Hier vallen ook de eigenhandig geschreven documenten van Peter I onder. Het bevat zijn bevelen en verordeningen, brieven aan zijn medewerkers bij de oprichting van een vloot die voornamelijk gericht waren aan F.M. Apraksin en C. Cruys en vertegenwoordigers in Nederland, en verder talloze briefwisselingen. Daarnaast bevatten de periodieke mededelingen, lijsten en contracten informatie over de plaatsen waar marine-officieren, matrozen, loodsen, scheepsbouwers en andere ambachtslieden die in Russische dienst gingen vandaan kwamen(10). Noemenswaardig hierbij zijn de brieven van de Russische agent in Amsterdam Van den Burgh aan generaaladmiraal F.M. Apraksin; de verordening van de senaat aan vice-admiraal C. Cruys met een uiteenzetting van de verordening van Peter I over een excerpt van een tabaksmeester voor de productie van tabak op Nederlandse wijze; alsmede een brief van C. Cruys aan F.M. Apraksin (uit 1721) over de uitgifte van paspoorten aan Nederlanders die van 11 tot 16 jaar in in dienst van de Russische vloot waren aangevuld met beknopte informatie over de diensttijd (11). In de archiefcollecties zijn dokumenten bewaard gebleven over het begin en verloop van diplomatieke betrekkingen tussen Rusland en Nederland gedurende tweeëneenhalve eeuw. Noemenswaardig is het materiaal over de reis van Peter I en Catharina naar Nederland; waaronder de bezoeken aan leden van het Nederlands koningshuis. Ander materiaal vertelt over gemaakte consulaire- en handelsconventies, benoemingen van ambassadeurs en vertegenwoordigers van de marine, en over de uitwisseling van bezoekjes aan marineschepen(12). De archiefdocumenten die iets vertellen over de economische- en handelsbetrekkingen tussen de beide landen in de 17e tot 20e eeuw omvatten verordeningen, verdragen en handelsreglementen; dokumenten over de aankoop van technische uitrustingen voor de marinevloot en de Russische industrie; koop en bouw van oorlogs- en koopvaardijschepen op Nederlandse werven; levering van laken, salpeter, baksteen uit Nederland; inkoop van traditionele Russische goederen door Nederlandse koopmannen en over de organisatie van het goederenverkeer via handelswarenhuizen enz.(13) We kunnen veel interessants te weten komen over de wederzijdse betrekkingen op het gebied van de wetenschap. De archiefdocumenten vertellen over de samenwerking bij het opleiden van vloot-personeel in Nederland, de uitwisseling van nieuwe technieken in de scheepsbouw en de bewapening van de vloot. Verder is er een optekening van dienstreizen van Nederlandse en Russische specialisten op het gebied van de zeevaart om wederzijds kennis te maken met wetenschappelijke innovaties en toepassingen ervan; bezoeken aan scheepsbouwplaatsen, havens en dokken. Ook het kartografische materiaal getuigt van de nauwe wetenschappelijke betrekkingen tussen Rusland en Nederland, zoals de in Amsterdam uitgegeven kaarten van Rusland, de eerste plattegronden van St.Petersburg, de Atlas van de rivier Don van C. Cruys; materiaal over de briefwisseling tussen de historiograaf S. Elagin met de directeur van het Amsterdamse archief A. Jalom over de uitwisseling van kopieën van documenten over de geschiedenis van de Russische marinevloot; alsmede materiaal over de verzending van documenten die een beschrijving geven van de geschiedenis van Nederland aan een leraar van het Leeuwarder Lyceum, dr. Uhlenbeck(14). Niet onvermeld dient het archiefmateriaal over de aandacht van Nederlandse vertegenwoordigers voor de hongerende bevolking in Sovjet-Rusland(15).
3
In verband met de naderende datum van het 300-jarig bestaan van St. Petersburg, door Rusland beschouwd als “het venster op Europa”, zullen we onze aandacht vestigen op archiefmateriaal over de eeuwenoude nauwe betrekkingen tussen deze stad met Nederland. Ten eerste zijn dat de documenten uit het begin van de periode van Peter I, die elders in Rusland niet werden bewaard. Het materiaal geeft een beschrijving van de eerste onderhandelingen met Nederlandse “handelskooplui” over de handel met de stad aan de Neva; over de koopvaardijschepen die met verschillende goederen voor Rusland aanlegden, zoals voorraden voor de eerste Russische marinevloot; baksteen, verf, hout, muziekinstrumenten en ander materiaal voor de eerste huisvesting voor de bevolking en voor de paleizen die werden gebouwd voor Peter I, A.D. Mensjikov, F.M. Apraksin, C. Cruys, I.G. Tsjernysjev en andere Russische staatsmannen(16). Van belang zijn eveneens de documenten die ons informeren over de levering van kunstwerken uit Nederland. Deze kunstwerken waren het begin van de West-Europese kunstcollectie in de Hermitage(17). Aan de oevers van de Neva vestigden zich ambachtslieden en zeelieden. Er werd van alles gedaan om het de mensen in hun nieuwe vaderland naar hun zin te maken. Mensen konden hier hun eigen christelijke rituelen tot uitvoering brengen. Alleen in het RGAVMF is er informatie te vinden over de eerste schreden van de Nederlands Hervormde- en Lutherse Kerk in St. Petersburg, alsmede over de uitvoering van de eerste godsdienstoefening van deze geloofsovertuigingen door buitenlanders(18). In de archiefcollecties zijn interessante bewijzen bewaard gebleven die de ontwikkeling van de contacten tussen St.Petersburg en Nederland schetsen vanaf het moment van het ontstaan van de stad tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. De documenten gaan onder andere over de aanstelling van K.I. Bagge in 1795 als Nederlands consul in St. Petersburg en Kronstadt; over de vrijlating in 1795 van gevangenen van Nederlandse koopvaardijschepen in St.Petersburg(19), en over de aankomst van een Nederlands schip met een jacht dat door de Nederlandse koning aan tsaar Alexander I was geschonken(20). Andere documenten reppen over het bezoek van leden van het Nederlandse koningshuis aan Kronstadt en St.Petersburg in 1833 - 1835(21); het bezoek van hertog Mecklenburg met de Nederlandse kruiser “Zeeland” onder de vlag van de prins van Nederland aan Kronstadt en St.Petersburg in 1914 en de beloning van de bemanning voor het vriendschappelijk bezoek aan Rusland (22); en tot slot over de uitnodiging in 1854 aan de Nederlandse uitvinder van de bom, Bourbon, die zijn uitvinding in Rusland met experimenten kracht bijzette(23). Nederlanders in de geschiedenis van St. Petersburg Aan de stad die dankzij de inspanningen van Peter de Grote op de oevers van de Neva is ontstaan, is het lot van mensen van verschillende nationaliteit verbonden. Een bijzondere rol in de geschiedenis van St. Petersburg is weggelegd voor de naar Rusland gekomen scheepsdeskundigen, katoen- en leerbewerkers en zeevarenden. Het is vaak moeilijk om hun nationaliteit te vast te stellen, maar we beschouwen ze doorgaans als Nederlands omdat zij de kennis en cultuur van Nederland naar Rusland brachten. Vele namen van Nederlandse maritieme officieren staan voor eeuwig in de geschiedenis van Rusland en Nederland gegrift. Ten eerste noemen we de uit Noorwegen afkomstige admiraal Cornelius Cruys, die in 1698 vanuit de Nederlandse vloot door Peter de Grote in dienst werd genomen. De bemanningsmeester van Amsterdamse admiraliteit werd één van de grondleggers van de Russische marinevloot en één van de bouwers van de voorpost in de Baltische Staten. Het Russische staatsarchief van de Russische marinevloot beschikt over ´s werelds grootste collectie documenten over deze eminente persoon. Het archief heeft een collectie van zijn administratie (F.234), waar het materiaal in 72 documenten is geconcentreerd. Deze documenten bevatten materiaal met een gezamenlijke omvang van ongeveer 12.000 pagina´s.
4
Deze hebben betrekking op de periode 1704 - 1727 en geven informatie over zijn werk en interesses. Het grootste deel van de originele documenten van Cruys stamt uit de periode 1711 1726, waaronder ongeveer 100 van zijn brieven, die worden bewaard in de collectie getiteld “Administratie generaal-admiraal F.M. Apraksin” (F.233). In de documenten van collectie F.223 (Manuscripten van Peter I) vinden we 80 eigenhandig geschreven brieven van Peter I die geadresseerd zijn aan admiraal C. Cruys; enkele originele verslagen en rapporten van Cruys alsmede materiaal over een militaire rechtszaak van Cruys in 1714 met een totaal van 659 pagina´s. De documenten over het leven en het werk van de admiraal worden bewaard in de collecties van onder meer de Administratie van de admiraliteit (F.176), de Afdeling (prikaz) van de marinevloot (F.177), en het Admiraliteitscollege van de Staat (F.212). Aan de hand van deze archiefcollecties kunnen we iets te weten komen over de rol die de admiraal gespeeld heeft in de geschiedenis van het Venetië van het noorden. We weten uit documenten dat meer dan 20 jaar van het leven van de admiraal verbonden is met St.Petersburg. Cruys arriveerde midden 1704 op de oevers van de Neva en hij zag de eerste gebouwen op Zajatsji- en Gorodski ostrova. Geplaatst bij de leiding van admiraliteitszaken en een organisator en econoom in hart en nieren was hij de scheppende kracht een grote bijdrage in de opbouw van de stad leverde. Archiefdocumenten getuigen over de directe leiding van Cruys bij de aanleg van zowel maritieme werken als verdedigingswerken, de Admiraliteit en een groot aantal fabrieken. Het archiefmateriaal geeft ons een beeld van de bepalende rol van de admiraal in de formering van een architectonisch complex, de uitwerking van ontwerpen voor de bouw van zowel een vloot als van huizen, alsmede de afvoer van grond onder verschillende gebouwen. Verder ging zijn aandacht uit naar het aanzien van het centrum van de stad - het deel van de Admiraliteit. Ook had hij de directie leiding bij de bouw van huizen vanaf 1705 aan de Neva waar tevens in dat jaar zijn eigen huis werd gebouwd volgens een eigengemaakte schets die in het archief bewaard is gebleven. In de periode 1715 - 1723 werd er volgens het project van architect G.I. Mattarnov op de plaats van het gebouw van de Kleine Hermitage een huis voor voor Cruys gebouwd. C.Cruys is de auteur van de eerste beleidsbepaling in de stad in de strijd tegen de overstromingen. Het was met name Cruys die aandacht had voor de noodlottige gevolgen van overstromingen van de Neva voor de stad. Hij gaf de verordening om de huizen die behoorden tot het gebied van het maritieme departement te bouwen op hoge fundamenten. Al gauw werd dit ook gedaan bij de bouw in andere delen van de stad. De admiraal kunnen we ook beschouwen als de oprichter van de meteorologische dienst. In zijn huizen werden er voortdurend waarnemingen gedaan naar de toestand van het weer. Deze werden genoteerd in dagboeken die we terug kunnen vinden in de archiefcollectie van zijn administratie. Ook organiseerde hij de brandweerbrigade. Door zijn verordening werden instellingen van het maritieme departement en huizen van buitenlandse kooplieden verplicht tot brandpreventie. De verordeningen, verslagen, rapporten en brieven die bewaard zijn gebleven in de archiefcollecties vertellen ons over de inspanningen en het werk die Cruys heeft gedaan bij het treffen van maatregelen voor de veiligheid van de stad. Hierbij merken we op dat juist het idee van de verdediging van de stad aan hem toe te schrijven is. Deze bestond uit o.m. de bouw van de kleine vestingen aan de oever van de Neva en de Finse Golf en het systeem van een vestingfort op het eiland Kotlin. Onder zijn leiding behaalde de jonge marinevloot in juni 1705 de overwinning op de Zweden. In 1709-1712, 1715-1718 werd onder zijn leiding de huizenbouw op Kotlin verwezenlijkt, waarvan het huis van de admiraal één van de eerste was. Verder heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd in het bestuur en beheer van Kotlin.
5
Zowel matrozen als diplomaten en hoogwaardigheidsbekleders hadden veel respect voor C. Cruys. Zijn landgoed bevond zich te midden van het wereldse, zakelijke en religieuze leven van de stad. Een veelgeziene gast in het huis van de admiraal was tsaar Peter I met zijn gezin. Cruys was in staat alle buitenlanders in St. Petersburg bij zich te verenigen. Hij was een devoot christen en wierp zich op als beschermer van alle in Rusland opgerichte evangelische en hervormde kerken en scholen. In zijn huizen in St.Petersburg en Kronstadt, en daarna in een door hem gebouwde kerk op zijn landgoed liet hij voor de buitenlandse parochianen pastoors naar Rusland komen voor de uitvoeringen van de kerkdiensten. Op zijn landgoed ontstond één van de eerste scholen. De levensweg van de admiraal eindigde op 3 juni 1727 in St. Petersburg. De stad begeleidde één van de grondleggers van de Russische marinevloot op zijn laatste reis naar Amsterdam. Ook het lot van zijn verwanten is verbonden met de stad: ook zijn zoon Jan Cruys werkte hier bij de vloot. Zijn dochter woont op nr. 33 van de Bol´sjaja Morskaja Ulitsa, en één van zijn kleinkinderen is de echtgenote van de Nederlandse diplomaat Meinert Schagen. Ook het lot van vele zee-officieren afkomstig uit Nederland is met St.Petersburg verbonden. Zij gingen in dienst op de schepen van de Baltische vloot, die de jonge stad tegen vijanden moest behoeden. Enigen van hen bleven tot het einde van hun leven in Rusland en kregen hier kinderen. De archiefdocumenten die in bovengenoemde collecties worden bewaard vertellen over hun leven. Laten we enkele van de meest bekende namen noemen: dat is o.m. de tegelijk met C. Cruys in 1698 door Peter I in dienst genomen schout-bij-nacht Jan van Res, die in 1705 in St.Petersburg is overleden; kapitein-commandant A. Reis; schout-bij-nacht Jan van Hooft en Samuel Trezel, Kapitein 3e rang P. Bezemacher; kapitein 1e rang Jan Blorij en K. van Verden, I. Degreijter; vice-president Admiraliteitscollege Pieter Sievers en vele anderen. Vele buitenlandse specialisten die in Rusland gingen werken waren van plan om dat voor een paar jaar te doen. Zij zijn er echter niet alleen tot het einde van hun leven gebleven, maar waren ook de grondleggers van enkele zeevarende dynastieën. Vertegenwoordigers van deze dynastieën waren in dienst op vloten van het tsaristische Rusland en van de Sovjet-Unie. Ook hun lot is verbonden met St. Petersburg, maar daar komen we zometeen nog op terug. De behoefte aan buitenlands gespecialiseerd personeel werd al na de Vrede van Nystad beduidend minder. Er werden af en toe alleen nog buitenlandse specialisten op het gebied van de zeevaart in Russische dienst genomen. Een volgende toestroom van buitenlandse specialisten zien we opnieuw tijdens het regime van Katharina II. Rusland bood opnieuw contracten aan aan buitenlandse maritiem-officieren. Dit keer was de hoeveelheid Nederlanders aanzienlijk minder. Desondanks kan worden gesteld dat vele Nederlanders hun sporen hebben achtergelaten in de geschiedenis van de Russische vloot. In deze periode kwam het geslacht Bodisco uit Nederland naar Rusland toe. Vanaf de jaren ´70 van de 18e eeuw dienden de leden van deze familie op de Russische tsaristische, en later de Sovjet- marinevloot. De leden van de Bodisco-dynastie kregen een opleiding bij de marine-kadettenschool in St.Petersburg. Hier hebben ze gewoond en hier vervulden ze een deel van hun dienst bij de marine. Twee broers zijn later betrokken geweest bij de Decemberopstand op het Senaatsplein in 1825. Na de Oktoberrevolutie van 1917 zijn enkele leden van de dynastie geëmigreerd (24). In de periode van de Franse overheersing in Nederland vertrokken marine-officieren naar de Russische vloot. Eén van hen was luitenant Sigismund Vincent Gustav graaf Haidenskij (in Russische dienst: admiraal Login Petrovitsj Geiden). Hij werd de grondlegger van één van de beroemde Nederlandse dynastieën. In de collecties van de centrale instellingen en van de administratie van de vertegenwoordigers van de vloot en in de persoonlijke collecties van de zoon van de admiraal (L.L. Geiden)(F.5) kunnen we veel informatie vinden over het leven en het werk van leden van deze dynastie. Eveneens bevatten de collecties van de grootvorst Constantin Nikolaevitsj (F.224), de admiralen A.S.Mensjikov, S.K. en A.S.Grejgov (F.8) informatie over Geiden. Daarnaast is er ook veel terug te vinden in de bewaarde staten van
6
dienst (F.406) en in het materiaal over de ontwikkeling van de vloot (F.315) in de periode vanaf het einde van de 18e eeuw tot aan 1918, waaronder informatie over de toekenning van de titel “graaf” aan eerste-rangs kapitein L.P.Geiden(25). De Friese timmerman Wieger Berkhof (Vasilij Berkov), kwam begin 19e eeuw naar St.Petersburg toe en volgde een opleiding aan de school voor scheepsarchitectuur. Hij bouwde schepen op werven van St.Petersburg en werd tegen het eind van zijn leven chef van de Petersburgse werf. Zijn achterkleinzoon admiraal I.I. Bajkov voerde van 1956 tot en met 1971 het bevel over de marinebasis in Leningrad en ontmoette daar andere Russen van Nederlandse afkomst. Volgens archiefdocumenten hebben ook deze twee mensen hun sporen in de geschiedenis achtergelaten. Er is materiaal afkomstig uit meer dan tien archiefcollecties die de kroniek vormen van een ander geslacht waarvan de bronnen ons tot ver in de periode van Peter de Grote voeren(26). 259 jaar hebben marine-officieren van het geslacht Scheltinga Rusland trouw gediend. Interessant hierbij is dat de stamvader van de dynastie, Wybrant Scheltinga en de laatste vertegenwoordiger van de familie G.V. Scheltinga beiden de rang van schout-bij-nacht hadden. De eerstgenoemde is begraven in Kronstadt en de laatste in St.Petersburg. Bij de Russische vloot waren 8 officieren in dienst die de naam Scheltinga droegen. Zes van hen kwamen van de marine-kadettenschool in St.Petersburg. Hun leven is nauw verbonden met de oevers van de Neva waar zij woonden en studeerden en grote successen in diensttijd behaalden. Het waren stuk voor stuk militaire officieren die de stad verdedigden tegen vijanden. De grondlegger van de dynastie, W. Scheltinga nam deel aan de slag bij Hangö (1714). Zijn kleinzonen Gustav en Roman namen deel aan de strijd in de Russisch-Zweedse oorlog (1788 -1790). Een van de nakomelingen van W.W. Scheltinga verdedigde Petrograd in 1919. Het laatste lid van de dynastie, schout-bij-nacht G.V. Scheltinga, was deelnemer van de IJselijke oversteek van de schepen van de Baltische vloot vanuit Helsingfors naar Kronstadt in 1918 en de Grote Burgeroorlog. Hij stierf in 1962 te Leningrad en met hem kwam er een eind aan een lijn van Nederlandse geslachten in dienst van de Russische vloot. Van het materiaal over het leven en de activiteiten van Nederlandse afstammelingen wordt al gebruik gemaakt door Russische en Nederlandse onderzoekers bij het schrijven van wetenschappelijke werken. In de laatste vijf jaar heeft het archief herhaaldelijk deel uitgemaakt van het onderzoek naar de relatie tussen Nederland en Rusland. Twee keer bracht een delegatie geleerden uit Nederland een bezoek aan ons. In 1996 nam het RGAVMF deel aan de tentoonstelling in St.Petersburg die werd gehouden in het kader van “Het venster naar Nederland”. In 1998 hebben medewerkers van het archief de conferentie “Nederlanders in Russische dienst” bezocht die georganiseerd werd door de M.V. Frunse-universiteit. Bronnen: 1) RGAVMF, F.233, Op.1, D.78,81,106.253 2) Id. F.233, Op.1, D.78,182 3) Id. F.8, Op.1, D.73 4) Id. F.19, Op.4, D.478 5) Id. F.224, Op.1, D. 269 6) Id. F.410, Op.2, D.1155 7) Id. F.417, Op.1, D.1212 8) Id. F.1331, Op.4, D.762,763,765,7656,766a,768 9) Id. F.177, Op.1, D.13 10) Id. F.233, Op.1, D.15,45,78,81,99,143,148,157,182; F. 223, Op.1, D.13; F. 234, Op.1, D. 8,14,39; F.212, Op.11, D.33; F.176, Op.1, D.70,71 11) Id. F.233, Op.1, D.15; F.234, Op.1, D.14,28
7
12) Id. F.5. Op.1. D.12, F.233, Op. 1, D.125,126,141,142,145,157; F.283, Op.1, D.2817; F.296, Op.1, D.166; F.417, Op. 1, D.4403; Op.2, D.2013; Op.6, D.333 13) Id. F.163, Op.1, D.1,178; F.172, Op.1, D.99; F.233, Op.1, D.15,43,59,73,78,126,141,162,207,247; F.234, Op.1, D.8,37; F.427, Op.1, D.589-590; F.p-1483, p-1547,p-1678,p-305 e.a. 14) Id. F.176, Op.1, D.19; F.233, Op.1, D.5; F.402, Op.2, D.607,623; F.418, Op.1, D.4198; F.410, Op.2, D.3630 e.a. 15) Id. F.p-46, Op.1, D.49,52 16) Id. F.223, Op.1, D.13; F.233, Op.1, D.12,59,78; F.176, Op.1, D.78; F.234, Op.1, D.8,37 e.a. 17) Id. F.234, Op.1, D.9 18) Id. F.234, Op.1, D.12,13; F.315, Op.1, D.872 19) Id. F.200, Op.1, D.251,322 20) Id. F.166, Op.1, D.126 21) Id. F.5, Op.1, D.12; F.283, Op.1, D.2817,4748 22) Id. F.417, Op.1, D.4403; Op.2, D.2013; Op.5, D.3476; Op.6, D.333 23) Id. F.283, Op.2, D.6137 24) Id. F.161, Op.2, D.3527; F.19, Op.2, D.26; F.410, Op.2, D.223; F.249, Op.1, D.86; F.432,406, p-2192 25) Id. F.315, Op.1, D.311 26) Id. F.212,216,223,233,406,432,p-92,p-307,p-365,p-2192
8