De relatie tussen sms-vaardigheid, sms-stijl en schriftelijke taalvaardigheid
Door: Sipke Ernst Studentnr: 1295969 Vak: Masterscriptie Vakcode: LNX999M20 Begeleider: Prof. Dr. C.M. de Glopper
Inhoudsopgave
Voorwoord……………………………………………………………………….3 Inleiding………………………………………………………………………….4 Literatuur…………………………………………………………………………12 Methodologie…………………………………………………………………….19 Resultaten………………………………………………………………………..24 Conclusie en Discussie…………………………………………………………..43 Literatuur…………………………………………………………………………46 Bijlage 1………………………………………………………………………….48 Bijlage 2………………………………………………………………………….49
2
Voorwoord
Wat voelt het toch goed om een voorwoord te schrijven bij je eigen scriptie. Het is de laatste horde op weg naar het ‘normale leven’. Mijn studententijd zit erop! En daar ben ik eerlijk gezegd wel aan toe ook . Na al die jaren is het genoeg geweest. Voor u ligt mijn scriptie met als titel ‘De relatie tussen sms-vaardigheid, sms-stijl en schriftelijke taalvaardigheid’. Met deze scriptie sluit ik de Master ‘Taalbeheersing’ aan de Universiteit van Groningen af. Het idee om de invloed van sms op de schriftelijke taalvaardigheid van jongeren te onderzoeken vloeide voort uit eerder onderzoek dat ik had gedaan naar Twitter, waarbij ik een linguïstische analyse heb gemaakt van sms-berichten. Taalgebruik in sociale media interesseert mij enorm en ik hoop dat ik mij in deze richting verder kan ontwikkelen. Rest mij enkele mensen te bedanken die mij enorm hebben gesteund gedurende mijn studie. Allereerst mijn ouders, die stelselmatig wanneer ik over de vloer kwam de vraag stelden wanneer ik nou toch eens klaar ging zijn met mijn studie. Dit met de beste intenties uiteraard. Daarnaast wil ik enkele goede vrienden bedanken. Ook jullie hebben mij enorm weten te motiveren mijn studie te voltooien. En last but definitely not least ben ik veel dank verschuldigd aan mijn begeleider, prof. Dr. C.M. de Glopper voor zijn inzet, aangedragen ideeën en geduldige begeleiden!
3
1. Inleiding 1.1 Aanleiding In 2003 kwam de BBC met het nieuws over een Schots meisje dat haar hele essay in SMS-taal zou hebben geschreven. : "My smmr hols wr CWOT. B4, we used 2go2 NY 2C my bro, his GF & thr 3 :- kids FTF. ILNY, it's a gr8 plc." (Vertaling: Mijn zomervakantie was totaal niet de moeite waard. Vroeger gingen we altijd naar New York om mijn broer, zijn vriendin en hun 3 schreeuwende kinderen te bezoeken. Ik vind New York mooi, het is een prachtige plek.) Toen de verbijsterde docente die het schrijfproduct moest beoordelen aan het meisje vroeg waarom ze dit had gedaan kreeg ze te horen dat het op deze manier eenvoudiger was dan in standaard Engels. De docente was niet bepaald onder de indruk: ,,Ik kon mijn ogen niet geloven. De hele pagina was ondergekliederd met hiërogliefen, en de meesten daarvan kon ik niet vertalen.’’1 Kinderen geboren in de late jaren 80 en begin jaren 90 worden tot de internetgeneratie gerekend. Het betreft de eerste generatie die is opgegroeid met digitale media zoals het internet en de mobiele telefoon. Jongeren uit deze generatie socialiseren meer online, downloaden meer entertainment media en raadplegen het internet voor meer doelen dan voorgaande generaties. Het gevolg is dat deze jongeren beter en veel meer omgaan met het internet dan leraren, ouders, grootouders en zelfs oudere broers en zussen. Er is sprake van een generatiekloof als het gaat om digitale media (Herring 2008). Het opgroeien van de internetgeneratie wordt met argusogen gadegeslagen. Een prominente rol speelt hierin de taalvaardigheidsontwikkeling van jongeren. Volgens Crispin Thurlow (2003) hebben dagbladen en andere media de computer-gemedieerde communicatie zoals vaak voorkomt in e-mail, chat, MSN en later het taalgebruik in sms’jes die worden verzonden per mobiele telefoon stelselmatig negatief geportretteerd. Hedendaagse jongeren zouden niet meer kunnen communiceren en hun taalvaardigheid gaat in rap tempo achteruit.
1.2 Opkomst mobiele telefoon Mobiele telefoons zoals wij die tegenwoordig kennen zijn ontstaan aan het begin van de jaren 80. De voorloper was de autotelefoon, die in 1979 in Japan op de markt werd gebracht. In 1982 wordt een Europees consort gevormd, Groupe Special Mobile (GSM), dat zich erop richt om een mobiel telefoonnetwerk te bouwen voor geheel Europa. In 1992 zijn acht landen aangesloten (Duitsland, Denemarken, Finland, Frankrijk, Engeland, Zweden, Portugal en Italië), en na drie jaar volgt de rest van Europa. In 2007 domineert GSM de mobiele telefoonmarkt: meer dan 80% van de landen zijn aangesloten. Hierdoor is het mogelijk geworden om vanuit Spanje naar de Filippijnen te bellen met een Noors abonnement (Baron, 2008). In de tussentijd boekt de mobiele telefoontechnologie gestaag vorderingen. In 1984 is de eerste mobiele telefoon een feit. Echter is deze telefoon nog te groot en te zwaar om als een draagbare telefoon te worden beschouwd. Geleidelijk worden de telefoons kleiner, maar het zal nog even duren eer het een product voor de grote massa wordt. Dit vooral omdat mobiele 1
http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/2814235.stm
4
telefoons en de telefoontarieven dan erg duur zijn (Baron 2008). De telefoons en de gesprekken worden gestaag goedkoper, waardoor er een grote groep mobiele telefoongebruikers komt, die bovendien ook steeds langer mobiel gaat bellen. Aanvankelijk worden mobiele telefoons vooral gebruikt voor telefoongesprekken. Echter is de mobiele telefoonindustrie al lange tijd aan het werk aan hun Short Messaging Service (Crystal 2001). De eerste sms werd verstuurd op 6 december 1992 door Neil Papworth: ‘Merry Christmas’2. Na een aanloopfase wordt sms’en ongekend populair bij het grote publiek. In 2000 worden er wereldwijd 17 miljard sms’jes verstuurd. Een jaar later is dat aantal explosief gegroeid: 250 miljard sms’jes worden er in 2001 verzonden. Daarna blijft het aantal sms’jes verzonden per jaar gestaag groeien. In 2005 worden er wereldwijd een biljoen sms’jes verstuurd.3 Opvallend is dat Amerika aanvankelijk achterblijft bij Europa. In 2002 weet een enkele Amerikaan wat een sms is. Vanaf dan vindt er een agressieve marketingcampagne plaats en uiteindelijk gelooft ook Amerika eraan (Baron 2008).
1.3 Een nieuwe taal De genoemde technologische ontwikkelingen zijn van invloed geweest op het schriftelijke taalgebruik. Het vele sms’en heeft geleid tot een geheel eigen taal, die gebonden is aan zijn eigen regels: sms-taal. Was deze taal aanvankelijk beperkt tot het domein van de mobiele telefonie, tegenwoordig wordt het eveneens gebruikt in chatboxen, e-mails en blogs. Een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van de taal is het onhandige toetsenbord van mobiele telefoons. Vooral in de begindagen moest een gebruiker erg veel moeite doen om een tekstbericht te maken. Hierdoor werden gebruikers aangesproken op hun creativiteit zodat ze zich zoveel mogelijk moeite kunnen besparen. Een andere factor voor het ontstaan van de taal wordt genoemd door Hard af Segerstad (2002): sms is gebonden aan de technische restrictie van 160 karakters en er moet voor de service worden betaald. Als een sms’je langer is dan 160 karakters betaalt de gebruiker het dubbele, waardoor het aantrekkelijk wordt om zich van sms-afkortingen te bedienen. Overigens wordt sms vaak ten onrechte op één hoop gegooid met MSN. Baron (2008) wijst echter op een aantal belangrijke verschillen tussen de twee media. Op MSN wordt met 10 vingers getypt, voor een sms-bericht wordt vaak één of twee duimen gebruikt. MSNgesprekken vinden vaak plaats op de achtergrond van andere computeractiviteiten, terwijl het schrijven van een sms-bericht een activiteit is die puur op zichzelf staat. Verder is MSN gratis, terwijl sms geld kost. Tenslotte is de reeds ter sprake gekomen restrictie tot 160 karakters bij MSN niet aan de orde. Al deze verschillen hebben geleid tot verschillende linguïstische kenmerken. In grote lijnen komt het erop neer dat gebruikers proberen zich zoveel mogelijk moeite te besparen en hiervoor wenden ze verschillende strategieën aan. Bij MSN-taal vinden we dit veel minder terug. De taal kent juist veel versiering (Hard af Segerstad 2002). In sms-taal komen linguïstische kenmerken voor die in de standaardschrijftaal niet voorkomen. Welke kenmerken dat zijn bespreken we in 1.4 2 3
5
SMS wrd in 15 jr n onvrw8 suc6. Victoria Shannon, NRC Handelsblad, 6 dec. 2007. www.smseven.nl
1.4 Kenmerken sms-taal De Zweed Hard af Segerstad is één van de eersten die onderzoek heeft gedaan naar de kenmerken van sms-taal (2002). Allereerst maken gebruikers minder gebruik van interpunctie en laten ze spaties achterwege. Wel gaan gebruikers op een expressieve manier om met interpunctie door emoticons te maken en veel uitroeptekens te gebruiken. Ook wijkt SMS-taal af op het gebied van spelling. Gebruikers maken meer typefouten dan in normaal schrift. Verder komt, mede door de informele context, fonologische spelling voor, vooral tussen gebruikers die elkaar goed kennen. Ook komen kenmerken voor van gesproken taal, zoals bijvoorbeeld het simuleren van een lachbui. (‘Hahaha!’) Samengestelde woorden worden gesplitst. Voor de oorzaak hiervan zijn verschillende theorieën. Hard af Segerstad (2002) noemt er één: mobiele telefoons bevatten software die helpt bij het typen van sms’jes door te voorspellen welk woord de gebruiker in wil voeren. De software heeft moeite met samengestelde woorden, waardoor gebruikers de woorden splitsen. Verder bespaart de gebruiker door klinkers weg te laten en door conventionele en onconventionele afkortingen te gebruiken. Conventionele afkortingen zijn afkortingen die ook in de standaard schrijftaal zijn geaccepteerd. Onconventionele afkortingen zijn ontstaan in sms-taal en chats. Voorbeelden zijn ‘LOL’ (laugh out loud) en ‘ROFL’ (rolling on floor laughing). Een andere manier waarop de gebruiker tijd bespaart is door de SMS-boodschap alleen in kleine letters of alleen in hoofdletters te typen. Gebruikers laten soms zelfs grammaticale entiteiten achterwege. Tot slot is een erg onderscheidend kenmerk van sms-taal het creatief omgaan met symbolen. Het emoticon is al genoemd, maar ook asterisken komen regelmatig voor. Verder worden cijfers gebruikt als ze op fonologische wijze lettercombinaties kunnen vervangen. (bijvoorbeeld ‘pr8ig’) Na Hard af Segerstad volgen andere onderzoekers die proberen sms-taal in kaart te brengen. Zo onderscheidde Thurlow (2003) de volgende 12 kenmerken van sms-taal (wij geven de voorbeelden in het Engels omdat sommige kenmerken zich vooral lenen voor de Engelse taal): verkortingen (bro, sis), samentrekkingen (txt, plz, hmwrk), g-weglatingen (swimmin, goin), andere weglatingen (hav, wil, couldn), vergeten apastrophes (cant, wont), acroniemen (BBC, UK), initialismen (ttfn, lol, tb, WUU2), symbolen (@, &, :-O), Letter/nummer homofonen (2moro, l8r), foute spellingen (comming), non-conventionele spellingen (fone, rite, skool), en accentueerstijl (wanna, wiv, elp, anuva). Deze lijst is zeker niet universeel. Zo komen G-weglatingen in het Nederlands niet voor. De Nederlands schrijver/taaladviseur Wim Daniëls bracht een klein boekje uit waarin hij kenmerken van sms-taal voor het Nederlands bespreekt. Hij komt tot in totaal 14 verschillende kenmerken. Gestripte zinnen houdt in dat er vooral inhoudswoorden overblijven. Vooral lidwoorden kunnen gemakkelijk worden weggelaten, maar ook woorden als die, dat, op, enzovoorts zijn hier gevoelig voor. Lettero’s zijn woorden of lettercombinaties die samengesteld zijn uit de eerste letter van een reeks woorden. Een voorbeeld uit het Nederlands is ‘vlek’, hetgeen ‘veel liefs en kusjes’ betekent. Een derde is shortjes, het weglaten van klinkers. ‘Zlln w vnvnd nr d bscp gn?’ is zonder klinkers nog perfect begrijpelijk. Aaneentjes zijn aaneengeschreven woorden. ‘Kweenie’ en ‘hoestie’ zijn bekende voorbeelden hiervan. Het is ook mogelijk om hele sms-jes in drielets te schrijven. Van elk woord wordt dan alleen de eerste drie letters gebruikt. Daniëls (2009) geeft het volgende voorbeeld: 6
Hey ik sta hie met n lek ban Kan iem me op kom hal Ik sta vla bij sch, Reigerlaan, Bij hui nr 12. De sms-taal is een grote bron voor inventiviteit als het gaat om het verzinnen van nieuwe woorden. Daniëls luidt ze aan met nieuwlets. Enkele voorbeelden zijn ‘albummer’, iemand die voortdurend een andere relatie heeft, ‘klupsen’, in groepverband bepaalde activiteiten ondernemen, en ‘nulbutje’, iemand die bijna geen geld te besteden heeft. Mobiele telefoons zijn tegenwoordig vrijwel allemaal uitgerust met de sms-functie T9. Als een gebruiker deze functie aan heeft gezet wordt bij het typen de letters automatisch aangevuld. Het programma doet dus een voorspelling van welk woord de gebruiker in wenst te typen, en biedt ook alternatieven aan. Deze T9-functie ligt aan de basis van de zogenaamde omlet. Bij het intypen van het woord melk wordt bijvoorbeeld als alternatief Mekka aangeboden. Iemand die omlets gebruikt kiest in plaats van het bedoelde woord ‘melk’ het aangeboden alternatief. ‘Lieverd, vergeet je niet de mekka mee te nemen?’. Ook kan de gebruiker een combinatie van cijfers en letters gebruiken. Bekende voorbeelden uit het Nederlands zijn ‘n8’, ‘w8’, ‘1tje’, ‘fst 44’ (feest vieren) en ‘suc6’. Ook smileys worden veel gebruikt in sms-taal. Deze kunnen met leestekens worden geschreven en moeten voor het interpreteren een kwartslag worden gedraaid. Bekende smileys zijn :( (voor ‘ik ben ongelukkig’) en :) (voor ‘ik ben blij’). Een laatste belangrijk kenmerk zijn de duo’s: woorden of letters die zichzelf herhalen. Een aantal bekende duo’s in de Nederlandse sms-taal zijn ‘ff’ (effe) en ‘bb’ (tot ziens). Verder zijn er nog een aantal minder relevante kenmerken. Zo kan een gebruiker namen gebruiken in plaats van woorden. ‘Prem’ heeft dan bijvoorbeeld de betekenis van ‘doe niet zo opgewonden’, en ‘Kroll?’ betekent ‘hoe is het weer bij jou?’. Daniëls (2009) merkt op dat de ‘x’ terug is van weggeweest. In sms-taal wordt ‘niks’ geschreven als ‘nix’. Een ander kenmerk is dat in sms-taal veel minder leestekens worden gebruikt. Leestekens worden vooral gebruikt om smileys te maken. Wel wordt het uitroepteken erg veel gebruikt. Verder kan een gebruiker zich bedienen van beurs- en sportjargon. ‘Hoe is je aex’ betekent hoe is je algemene gesteldheid? En ‘carambole’ staat voor ‘onze ontmoeting was zeer geslaagd. Voor de meeste talen zijn de kenmerken van sms reeds geanalyseerd. Zo heeft Baron (2008) de Amerikaanse sms-taal in kaart gebracht. Uit bovenstaande voorbeelden wordt duidelijk dat de taal veel universele kenmerken heeft maar ook een aantal taalspecifieke (bijvoorbeeld Gweglatingen voor het Engels).
7
1.5 Opinie over sms Het verhaal over het 13-jarige Schotse meisje die haar opstel inleverde in sms-taal werd door media over de gehele wereld opgepikt. Deze episode is mogelijk bepalend geweest voor de beeldvorming rondom sms-taal, want de algehele opinie is tegenwoordig dat sms-taal een negatieve invloed heeft op de taalvaardigheid. Sterker nog, de media gaat ervan uit dat sms en MSN een bedreiging kunnen vormen voor de standaardtaal. Crystal (2008) verzamelde enkele voorspellingen met betrekking tot sms’en en de gevolgen voor het Engels. Zo zou sms-taal gebruik maken van nieuwe, non-standaard orthografie. Dit zou als gevolg hebben dat kinderen veel slechter gaan spellen. Ook weten ze straks niet meer hoe ze interpunctie moeten gebruiken. Het is onvermijdelijk dat ze de aangeleerde vaardigheden in sms-taal ook in hun schoolwerk gaan gebruiken, met als gevolg dat ze slechtere cijfers gaan halen op school. Er zal uiteindelijk een hele generatie volwassenen ontstaan die niet meer fatsoenlijk kan schrijven in de standaardtaal. Dit zal als gevolg hebben dat de hele standaardtaal achteruit zal gaan. Door de negatieve berichtgeving van de media rondom sms loopt volgens Carrington (2005) een rode draad. Zij concludeerde dat sms en de standaardtaal, ten onrechte, tegenover elkaar worden gezet. Daarbij wordt de standaardtaal gezien als traditioneel en is sms-taal een ongewenste indringer die de standaardtaal ‘aanvalt’. De gebruikers van sms-taal zijn altijd jongeren of kinderen, er wordt voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat ook volwassenen smsafkortingen gebruiken. De gebruikers van sms-taal worden in sommige Engelstalige artikelen afgeschilderd als ‘verslaafd’. Daarmee wordt sms-taal volgens Carrington gerepresenteerd als een minderwaardige taal die als een ziekte de gezondheid van onze samenleving en taal aantast. Het gevolg is een algehele daling van het taalvaardigheidsniveau. In paragraaf 1.5.1 zullen we ingaan op de media aandacht die sms heeft gekregen. Daarbij gaan we in op nieuwsberichten die afkomstig zijn uit grote Nederlandse en buitenlandse dagbladen. Andere media laten we buiten beschouwing. Naast de opinies van mediacommentatoren zullen ook de ervaringen van leraren zoals gepubliceerd in de dagbladen worden besproken. Vevolgens zullen we in 1.5.2 ingaan op het effect van de mediacampagne op de Nederlandse bevolking. Dit doen we door te kijken naar de resultaten van enkele polls over sms en sms-taal.
1.5.1 Opinie media Docent Nederlands Tim Hoogenbosch meent dat het slecht gesteld is met de spelvaardigheid van HAVO- en VWO-leerlingen in Ede. Althans, hij werd er niet vrolijk van. Voor de oorzaak had hij wel een verklaring ,,Internettaal en sms-taal laten hun sporen na. Scholieren krijgen de correcte spelling wel aangeleerd, maar dat slijt vervolgens weer door het slordige taalgebruik op internet en via sms’’.4 Hij is niet de enige die dit standpunt inneemt. In de Volkskrant verschijnt een artikel waarin CDA-kamerlid Jan de Vries stelt dat het Nederlands onder druk is komen te staan door de opkomst van sms-taal. ,,Vooral uit het voortgezet 4
http://www.telegraaf.nl/digitaal/3065822/__Scholieren_spijkeren_spelling_online_bij__.html
8
onderwijs krijg ik daar veel klachten over. Jongeren pikken een mengelmoestaal op die in de populaire media wordt gebruikt. Dan is het voor leraren heel lastig om ze het Nederlands weer goed aan te leren.’’5 Als in 2005 naar buiten komt dat bijna 70% van de PABOleerlingen de eerste keer zakt voor de instaptoets Nederlands wordt dit in de schoenen geschoven van de sociale media. Gangaram Panday, PABO-docent en afgestudeerd taalwetenschapper, uit haar somberheid over het taalniveau, en dan met name het gebruik van interpunctie, in de Trouw als volgt: ,,Daar hebben ze geen benul van. Dat komt door het chatten en sms'en, ze tikken achter elkaar door, letten nergens op.'' Leren spellen vinden de studenten niet belangrijk. ,,Ze denken dat ze met de spellingchecker van de computer alle fouten eruit halen, maar dat is natuurlijk niet zo.''6 Naast de veronderstelde schade die sms en MSN toebrengt aan de taalvaardigheid kunnen andere redenen een rol spelen voor de negatieve houding richting sms. Zo bericht de Volkskrant in 2006 over een directeur van een basisschool in Oude-Pekela, waarin een smsen MSN-verbod werd ingesteld omdat de leerkrachten de taalveranderingen niet meer kunnen bijbenen. De leerkrachten hadden volgens de directeur niet meer in de gaten of een leerling nou gepest of bedreigd werd, hetgeen aanleiding was voor het verbieden van het taalgebruik.7 Met name buiten Nederland wordt de discussie rondom de invloed van sms en MSN op de taalvaardigheid gevoerd. Crispin Thurlow (2003) noemt de volgende headlines, de eerste is van de Vancouver Sun in 2001: ,,Online taalgebruik heeft zich ontwikkeld tot een vorm van korthand schrijven die allesbehalve goed is voor het standaard Engels. Onze kinderen gaan online en pakken daar het webspeak virus op. Deze nieuwe communicatie-ziekte verspreid zich sneller dan de pest. Spel-drek, the Next generation.’’ De volgende quotes van John Sutherland stonden in 2002 in The Guardian: ,,Als dialect is sms-taal leeg en fantasieloos. Het is een bleke, kale en zielige vorm van korthand schrijven. Afgekorte praatdrab. Het dialect heeft wat hiërogliefen (codes van gemakkelijk te begrijpen initialismen) en een aantal gezichtsymbolen (..) Linguïstiek is het allemaal niet(..)sms-taal is schrijven voor analfabeten(..)Het maskeert dyslexie, slechte spelvaardigheid en mentale luiheid.’’8 In 2007 verstuurd Reuters9 een persbericht dat stelt dat de toenemende populariteit van sms’en op mobiele telefoons een bedreiging vormt voor het schrijfniveau van Ierse schoolkinderen. In Ierland stelt de Staatsexamencommissie na het bekijken van de resultaten op een schrijftest uitgevoerd door 15-jarigen dat de hoeveelheid grammatica –en interpunctiefouten een serieus punt van aandacht zijn verworden. In een rapport, van de hand van dezelfde commissie, wordt gesteld dat het erop lijkt dat de opkomst van de mobiele 5
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2824/Politiek/article/detail/660528/2005/02/01/Het-Nederlands-staat-onder-druk.dhtml http://vorige.nrc.nl/binnenland/article1769291.ece/Dit_zijn_de_onderwijzers_van_morgen 7 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/770542/2006/05/18/Groningse-scholen-gaan-sms-rsquo-enen-msn-rsquo-en-te-lijf.dhtml 8 http://www.guardian.co.uk/technology/2002/nov/11/mobilephones2 9 http://www.reuters.com/article/2007/04/25/us-ireland-texts-idUSL2551384720070425?feedType=RSS 6
9
telefoon en het toenemen van SMS’en als een populaire manier van communicatie ervoor heeft gezorgd dat de standaard van het schrijfniveau negatief is beïnvloed. Ook zou SMS’en, met zijn fonetische spelling en de gebrekkige interpunctie een bedreiging vormen voor de traditionele schrijfconventies. Skynews10 rapporteert over de resultaten van een survey waaruit blijkt dat de standaard van gesproken en geschreven communicatie in de werkomgeving worden ‘vernietigd’ door het gebruik van emails en SMS’jes. Uit de Survey blijkt dat de vaardigheid van werknemers om te communiceren met collegas en klanten onder druk is komen te staan. Drie op de vijf van de 100 ondervraagde directeuren rapporteerden dat technologie als e-mail een schadelijke invloed heeft op hun gesproken communicatievaardigheden. Ook gaven zeven op de tien directeuren aan dat de standaard voor geschreven Engels omlaag is gegaan als gevolg van het toenemende gebruik van SMS. Volgens voorzitter Khalid Aziz van ‘Aziz Corporation’ zien we een afname in het gemiddelde niveau van communicatievaardigheden in het bedrijfsleven, en is deze te danken aan de wijze waarmee op de werkplek wordt omgegaan met de nieuwe technologie. ‘Terwijl veel van deze nieuwe innovaties een slimme, goeduitgedachte en gearticuleerde presentatie kunnen bevorderen, kunnen ze niet de vaardigheid vervangen om met passie en met absolute helderheid te spreken en te schrijven.’ Een Australisch dagblad vermeldt dat leraren bang zijn dat leerlingen niet meer het verschil zullen weten tussen het versturen van een sms in sms-taal naar een vriend en het schrijven van een essay in standaard Engels.11 In de Maleisische krant New Straits Times verschijnt een artikel waarin over de achteruitgang van de beheersing van het Engels onder studenten wordt gerapporteerd en wordt dit toegeschreven aan de opkomst van sms en het internet. 12 Dit is slechts een kleine greep uit de berichten die wij aantroffen met steeds dezelfde negatieve houding. Er verschijnen positieve berichten in de dagbladen nadat de wetenschap zich over het vraagstuk buigt . Zo wordt in de Telegraaf bericht over het taalonderzoek uitgevoerd door Spooren (2009) onder middelbare scholieren, waaruit blijkt dat chatten en sms niet perse de taalbeheersing van jongeren verslechtert. Ook het onderzoek van Plester et al. (2009), waarin wordt gerapporteerd over een positieve invloed van sms op spelling wordt besproken in de Nederlandse dagbladen. Blijft het de vraag of het weerwoord van de wetenschap het negatieve beeld dat aanvankelijk door de media is gecreëerd kan wegnemen.
1.5.2 Opinie volk Er zijn wel een aantal polls uitgevoerd waaruit het beeld naar voren komt dat de gemiddelde Nederlander een negatief beeld heeft van sms-taal. Wel is lastig vast te stellen of de opinie van de bevolking over sms-taal is beïnvloed door de berichtgeving in de media. In 2006 voert www.taaluniversum.nl een onderzoek uit naar de opinie van Nederlanders, Vlamingen en Surinamers over de invloed van sms-taal op de taalvaardigheid van jongeren. Van de 1139 deelnemers denkt bijna de helft (48%) dat sms-taal van slechte invloed is op de taalvaardigheid van jongeren. Zo’n 38% denkt dat sms-taal geen enkele rol speelt bij het verwerven van taalvaardigheden. Daartegenover staat dat ongeveer 7% van de deelnemers denkt dat sms’en een positieve bijdrage kan leveren aan de taalvaardigheid van jongeren. 7% onthield zich van een mening. De ondervraagde Surinamers hebben de meest 10 11
http://news.sky.com/skynews/Home/Sky-News-Archive/Article/200806413008344
http://www.textually.org/textually/archives/2003/07/001164.htm http://www.textually.org/textually/archives/2003/12/002680.htm
12
10
progressieve opvattingen wat betreft de invloed van sms-taal. Slechts 29% van de Surinamers meent dat sms-taal schadelijk is voor de verwerving van de standaardtaal. Daartegenover staat dat 16% van de Surinamers meent dat het gebruik van SMS-taal de taalvaardigheid van jongeren ten goede komt. In een poll uitgevoerd door hccmagazine.nl in 2006 werden 628 mensen benaderd om te antwoorden de stelling ‘sms- en MSN-taal hebben een slechte invloed op het Nederlands’. De keuzeopties waren: Ja, het gebruik van deze talen leidt tot verloedering van het Nederlands, b) Welnee, hier is juist sprake van taalverrijking, (c) Er is geen of nauwelijks invloed op het Nederlands, en (d) Weet niet. De overgrote meerderheid (77%) meende dat sms- en MSN-taal leidt tot verloedering van het Nederlands. Daartegenover stond een groep van 12% die meende dat het gebruik van deze talen zorgde voor taalverrijking. In ‘Onze taal’ verschijnt een poll naar aanleiding van een column van Frank Jansen13 waarvan de stelling luidt ‘sms’en leidt niet tot verloedering van het Nederlands’. Ondanks de positieve formulering van de stelling ten opzichte van sms is nog steeds een groot deel van de stemmers het niet met de stelling eens. Van de 939 stemmers zijn 623 tegen de stelling (66,6%). 313 (33,4%) stemmers zijn het met de stelling eens. Samenvattend: De Nederlandse dagbladen zijn van mening dat sms-taal een negatieve invloed heeft op de standaardtaal. Uit de polls blijkt dat de Nederlandse bevolking deze mening deelt. Probleem is echter dat er weinig tot geen wetenschappelijk bewijs bestaat die deze mening ondersteund. Zijn deze veronderstelde negatieve effecten er ook daadwerkelijk? In het vervolg van ons onderzoek zullen wij trachten een antwoord te geven op de vraag of het gebruik van sms-taal schadelijke effecten heeft op het schrijven en spellen van jongeren. Uit het antwoord op deze vraag zal voortvloeien of het terecht is dat het gebruik van sms-taal wordt bekritiseerd.
11
13
Taal verloedert niet door SMS. Onze Taal, 73(7/8), 211.
2. Literatuur In dit hoofdstuk wordt de literatuur besproken die gerelateerd is aan het onderhavige onderzoek. Ondanks dat er al lange tijd discussie was over de mogelijke effecten van sms-taal op de taalvaardigheid was er tot recent weinig duidelijkheid. Pas sinds kort wordt het debat over de mogelijke effecten van sms-en ook in de wetenschap gevoerd. In 2.1 zullen we het theoretisch kader bespreken waarin uit wordt gelegd welke factoren van belang zijn voor het onderzoeken van de relatie tussen sms-taal en taalvaardigheid. Daarna wordt in 2.2 de resultaten van eerder onderzoek naar de relatie tussen sms-taal en taalvaardigheid besproken.
2.1 Relatie sms-taal en taalvaardigheid, een theoretisch kader In de psychologie zijn twee theorieën die een mogelijk scenario ondersteunen waarin gebruikers door teveel SMS-taal te gebruiken de standaardtaal verdringen. Ten eerste is er de Decay theorie (Loftus & Loftus, 1980) die ervan uit gaat dat geleerde informatie op de lange termijn minder bereikbaar wordt, vooral wanneer de neurale verbindingen in de hersenen niet vaak genoeg worden geactiveerd. De tweede is Retroactive interference (Britt 1935). Deze theorie stelt dat het leren dat later is gebeurd het eerder geleerde verdringt. Beide fenomenen zijn theoretisch mogelijk, maar erg onwaarschijnlijk. Onderzoek heeft laten zien dat tijd geen tot erg weinig invloed heeft op informatie in het lange termijngeheugen (Bahrick 1984; Bahrick & Wittlinger 1975). Zo toonde Bahrick (1984) aan dat grote hoeveelheden van een tweede taal na 50 jaar nog aanwezig is in LTM. Dat door SMS-taal de standaardtaal geheel of slechts gedeeltelijk wordt vergeten lijkt dus uitgesloten.
2.1.1 Exposure to text Wel kan het gebruik van sms-taal leiden tot kleine veranderingen in de taalvaardigheid. De laatste decennia is er een toename aan blootstelling en interactie met geschreven taal. Hedendaagse kinderen zijn dankzij de opkomst van digitale media meer dan ooit blootgesteld aan geschreven taal, zowel in als buiten school. Uit baanbrekend onderzoek van Cipielewski en Stanovich (1992) is gebleken dat er een verband is tussen de hoeveelheid die een kind wordt blootgesteld aan tekst en het gemak waarmee het leert lezen, terwijl uit een recent onderzoek met Franse kinderen is gebleken dat blootstelling aan tekst een goede voorspeller was voor het leren lezen van jonge kinderen, en woordherkenning, spelling en vocabulaire in oudere kinderen (Plester et al. 2009). Tegenwoordig hebben veel kinderen al de nodige taalvaardigheid ontwikkeld voordat ze naar de basisschool gaan. Uit onderzoek van Marsh (2005) is gebleken dat veel jonge kinderen al ervaringen hebben met nieuwe media die een stimulans is voor de ontwikkeling van specifieke taalvaardigheden. Jonge kinderen hebben vaak speelgoedcomputers en meer dan 80% van de kinderen in het onderzoek had een speelgoedtelefoon. Het speelgoed helpt hun voorbereiden op de wereld waarin ze opgroeien.
12
Daarnaast komen ze ook in aanraking met echte technologie en dit komt hun taalontwikkeling ten goede. Ze spelen computerspelletjes met hun ouders of broers en zussen. Ook lezen ze bijvoorbeeld de achterkant van DVD´s (Plester et al. 2009). In een studie verricht door Revelle (2007) werden kinderen waarvan de ouders een laag inkomen hadden (en daardoor het gevaar lopen om een achterstand op te lopen wat betreft taalvaardigheid) gedurende een bepaalde periode een mobiele telefoon gegeven. De kinderen maakten zichzelf eigen hoe ze met de telefoon om moesten gaan. Nadat het onderzoek was afgelopen ondernamen kinderen en ouders meer aan taalvaardigheid gerelateerde activiteiten (Plester et al. 2009). Jongeren komen tegenwoordig veel meer in aanraking met geschreven taal dankzij e-mail, chat, forums. De jongeren van vandaag lezen weliswaar geen literaire werken meer, volgens velen maakt dat niet uit want het contact met online media compenseert daar ruimschoots voor. Het veelal speelse karakter van sms draagt ook bij aan de toename van blootstelling aan schriftelijke taal. Door te sms’en kunnen kinderen op een ongedwongen en speelse wijze met taal bezig zijn. De conventies die normaal gelden in schriftelijk taalgebruik worden voor even opzij gezet. Dit kan een belangrijke bron zijn voor taalzwakken om toch aan de benodigde blootstelling aan taal te komen die ze kan helpen om hun taalvaardigheid op andere vlakken te verbeteren (Plester et al., 2009). Uit het voorgaande betoog komt naar voren dat de grotere blootstelling aan schriftelijke taal zou moeten leiden tot een betere taalvaardigheid van hedendaagse jongeren. Deze stelling is echter niet onomstreden. Baron (2008) wijst op negatieve gevolgen. Ze spreekt van ‘flooding the scriptorium’, omdat ze meent dat jongeren overspoeld worden met schriftelijke taal en dat ze daardoor teveel zijn gericht op ‘directe resultaten’ en ‘multitasking’. Wij kunnen ons tegenwoordig niet meer permitteren om aandacht te besteden aan de woorden en zinnen die we produceren op het computerscherm. We hebben tegenwoordig allemaal haast, en zijn daardoor minder gemotiveerd om in onze berichten zorgvuldig om te springen met taal. We krijgen steeds meer een ‘whatever’ mentaliteit richting het geschreven woord. En volgens haar zijn niet alleen spelling en schrijfvaardigheid in het geding, Baron meent namelijk dat tekstbegrip ook afneemt.
2.1.2 Fonologisch bewustzijn Een gevolg van de grotere blootstelling aan schriftelijk taalgebruik is dat het fonologisch bewustzijn wordt verbeterd. Dit houdt in dat het individu een beter idee krijgt van de fonologische structuur van gesproken woorden (Gillon, 2004). Onderzoekers (Adams, 1990; Snowling 2000) hebben aangetoond dat er een relatie is tussen fonologisch bewustzijn en leesvaardigheid (Plester 2009). Het blijkt dat kinderen die worden getraind op het verbeteren van hun fonologisch bewustzijn significant beter presteren op leestests dan kinderen die deze training niet hebben gekregen (Blachman et al., 1994, Bradley en Bryant 1983). Daarnaast levert sms-taal nog een afzonderlijke bijdrage aan het trainen van het fonologisch bewustzijn van de gebruiker. Het fonologisch bewustzijn ligt aan de basis voor het begrijpen van sommige typen sms-afkortingen. Volgens Plester (2009) is voor het toepassen van sms13
kenmerken als ’accent benadrukking’, ‘letter/nummer homofonen’, en ‘klinkerweglating’ een goed begrip nodig van de relatie tussen fonemen en grafemen om ze goed toe te kunnen passen in sms. Het staat volgens de onderzoekers buiten kijf dat de wereld van het sms’en een goed platform biedt om het fonologisch bewustzijn te verbeteren.
2.2. Onderzoek naar invloed van sms-taal Verschillende facetten van taalvaardigheid zijn reeds onderzocht in relatie met sms. In 2.2.1 bespreken we onderzoeksresultaten voor de relatie tussen sms en spelvaardigheid. In 2.2.2 worden de onderzoeksresultaten besproken van de relatie tussen sms en schrijfvaardigheid. Tenslotte zal in 2.2.3 onderzoek worden besproken naar de relatie tussen sms-taal en andere aspecten van taalvaardigheid.
2.2.1 Relatie tussen sms-taal en spelvaardigheid In een eerste verkennend onderzoek hebben Plester et al. (2009) kinderen (10-11 jaar oud) getest op hun spelvaardigheid door ze een spellingtoets te laten doen. Ook deden de proefpersonen vertaalopdrachten waarbij zinnen in standaard Engels in sms-taal moest worden omgezet en vice versa. Er werd onderscheid gemaakt tussen verschillende typen smsafkortingen, te weten ‘symbolen’, ‘intitialismen’, ‘letter/nummer homofonen’, ‘fonologische reducties’ en ‘accent benadrukking’. Het bleek dat ‘fonologische reducties’ en ‘jongeren code’ positief correleerden met de scores op de spellingstoets. Ook bleken de spellingscores positief te correleren met het interpreteren van sms’jes. Hieruit volgt dat hoe beter kinderen kunnen spellen, des te gemakkelijker ze sms-taal omzetten in standaardtaal (Plester et al., 2008). Wood, Jackson, Hart, Plester & Wilde (2011) deden een onderzoek waarin uitsluitend kinderen meededen die nog geen mobiele telefoon hadden. Er deden 114 kinderen van 9 en 10 jaar mee die werden verdeeld over twee groepen. De ene groep kreeg vrijdagmiddag na schooltijd een mobiele telefoon mee naar huis om mee te sms’en. Deze telefoon moesten ze maandagochtend op school weer inleveren. De andere groep fungeerde als controlegroep. Voor en tijdens het 10 weken durende onderzoek werden de kinderen getest op spelvaardigheid. Ook het IQ van de kinderen werd eenmaal getest. Na de 1e, 5e en 10e week werden de kinderen getest en werd gekeken of het aantal verzonden sms’jes en het aantal ontvangen sms’jes van invloed was op de testscore. Een minpunt was dat aanvankelijk de groep die mobiele telefoons hadden gekregen een groot aantal sms’jes verzond, maar dit geleidelijk minder werd tot op het punt dat een deel van de proefpersonen de mobiele telefoon niet meer gebruikte. De onderzoekers concludeerden dat de spelvaardigheid van de mobiele telefoongroep niet meer was verbeterd dan de spelvaardigheid van de controlegroep. In dit onderzoek kwam een positief verband naar voren tussen het gebruik van sms-afkortingen en scores voor de taalvaardigheidstests. Ook is er gekeken of het gemiddeld gebruik van smsafkortingen een goede voorspeller is voor verbetering van de taalvaardigheid op de lange 14
termijn als wordt gecontroleerd voor IQ-verschillen en de pre-testscores. De onderzoekers vonden dat het gebruik van sms-afkortingen voor een significant deel de resultaten op de spellingtoets konden voorspellen (R2change =.0086, F= 10.488, p=.0002, ß =0.307). In Australië werd een onderzoek uitgevoerd onder studenten. Kemp (2010) ging ervan uit dat de vaardigheid tot het schrijven en ontcijferen van sms-taal op zijn minst enigszins gerelateerd is aan linguïstische competenties. In dit onderzoek werd een positief verband verwacht tussen linguïstische competenties en prestaties op sms-tests. Van de proefpersonen werd gevraagd om een sms geschreven in standaard Engels te vertalen naar sms-taal en een sms geschreven in standaardtaal te vertalen naar sms-taal. Dit deden ze op een mobiele telefoon, zodat gecontroleerd werd voor omgevingsfactoren. Daarnaast vulden de proefpersonen een vragenlijst in met items over mobiele telefoongebruik en hun gebruik en begrip van sms-taal. De proefpersonen deden een spellingtoets, waarin woorden oplopend in moeilijkheidsgraad werden aangeboden. De onderzoeker vond dat infrequente sms’ers meer fouten maakten in sms-taal, maar evenveel fouten maakten als frequente sms-ers op de spellingtoets. Kemp concludeerde dat de invloed van sms-taal op standaard schrijftaal gering is, omdat studenten duizenden uren meer zijn blootgesteld aan standaard schrijftaal. In Drouin & Davis (2009) werden de proefpersonen op verschillende manieren getest op hun spellingniveau. In een vertaalopdracht werden woorden die vaak voorkomen in smstaal gescoord op het aantal spelfouten. De targetwoorden waren ur ( you are, your, you´re) en 2 (two, to, too). De voorspelling was dat als er een verband bestaat tussen afname in spellingsniveau en het gebruik van sms-taal, dat dit dan zou moeten blijken in de woorden die regelmatig worden afgekort in sms-taal. Ook kregen de proefpersonen een spellingtoets met woorden met oplopende moeilijkheidsgraad aangeboden. Vervolgens werden de scores van de sms’ers vergeleken met de scores van de niet-sms’ers. De onderzoekers vonden geen verschillen tussen de twee groepen op de scores van de spellingtests.
2.2.2 Relatie tussen sms-taal en schrijfvaardigheid Tot dusver is er in Nederland door de wetenschap nog weinig aandacht besteed aan de relatie tussen sms-taal en taalvaardigheid. Het enige onderzoek gerelateerd aan dit onderwerp is afkomstig van Spooren (2009), waarin ouders, middelbare scholieren en docenten werden gevraagd naar de relatie tussen chat en schrijfkwaliteit. Het bleek dat met name ouders erg ongerust waren. Zij verwachten een negatieve invloed van chatten op de schrijfvaardigheid van jongeren. Tegen de verwachtingen van de onderzoeker in bleken docenten aanmerkelijk positiever te zijn. Spooren deed vervolgens een schrijfonderzoek onder middelbare scholieren waarin geen enkele samenhang werd aangetroffen tussen de intensiteit van chatten en de kwaliteit van de geproduceerde tekst. Volgens hem is er dan ook geen empirische grondslag voor de zorg die ouders hebben. Drouin en Davis (2008) deden onderzoek naar de schrijfvaardigheid onder 80 studenten. In een e-mailtaak schreven de proefpersonen een mail naar een professor en een vriend. Zo konden de onderzoekers meten of proefpersonen verschil onderscheiden tussen formele en informele communicatie en kijken of de proefpersonen het gebruik van sms-taal 15
daarop aanpassen. Ook deden de proefpersonen een vertaalopdracht waarbij ze 5 zinnen van standaardtaal omzetten in sms-taal. De studenten werden geïnstrueerd dit te doen zoals ze dit in een echt sms’je zouden doen. Zo kon de sms-stijl van de proefpersonen worden vastgesteld. Ook werd de proefpersonen gevraagd om tekst geschreven in sms-taal om te zetten in standaardtaal. Het betrof 5 zinnen en op elke zin kon de proefpersoon maximaal 5 punten scoren. Zo konden de onderzoekers zien hoe goed de proefpersonen bekend waren met smstaal. De onderzoekers concludeerden dat de proefpersonen duidelijk het verschil zagen tussen formele en informele communicatie. De studenten gaven aan dat het ongepast was om sms-taal te gebruiken in formelere vormen van schriftelijke communicatie. De resultaten die de invloed van sms-taal op taalvaardigheid moeten meten bleken lastig te interpreteren. De onderzoekers concludeerden voorzichtig dat het niet erg waarschijnlijk is dat het gebruik van sms-taal zal leiden tot schadelijke effecten op de standaardtaal van gebruikers. Rosen, Chang, Carrier en Cheever (2009) tenslotte lieten een web-based survey invullen waarin de respondenten (18 tot 25 jaar) werden ondervraagd over het gebruik van sms-taal en het gebruik van elektronische media. De respondenten deden mee aan een schrijftaak waarin ze een formele en informele brief moesten schrijven. De onderzoekers vonden dat de vrouwelijke respondenten meer sms-taal gebruikten dan de mannelijke respondenten. Het gebruik van sms-taal correleerde echter met slechtere prestaties op de formele schrijftaak, vooral voor degenen die lager waren opgeleid. Daarentegen vonden de onderzoekers wel dat hoe meer de respondenten hadden aangegeven te sms’en, des te beter waren de prestaties op de informele schrijftaak. Dit ging vooral op voor de deelnemers met minder opleiding. Zij vonden dus een negatieve impact op formeel schrijven, maar een positieve op informeel schrijven. Verder bleek dat maar weinig respondenten gebruik maakten van sms-taal in hun essays, maar dat lager opgeleiden hier meer gebruik van maakten dan hoger opgeleiden.
2.2.3 Andere aspecten van taalvaardigheid In Drouin & Davis werden naast spel- en schrijfvaardigheid ook leesvaardigheid gemeten. Zo hebben de onderzoekers de leessnelheid, de snelheid waarin de proefpersonen zinnen in smstaal wisten om te zetten in standaardtaal en vice versa, gemeten. De cumulatieve scores werden opgeteld. Ten slotte werd de leesvaardigheid van de proefpersonen door middel van twee tests gemeten. De onderzoekers vonden echter geen resultaten tussen sms’ers en nietsms’ers. Plester et al. (2008) vonden een positief verband bestond tussen de hoeveelheid smsafkortingen die werden gebruikt en prestaties op verbaal redeneren. Wood, Jackson, Hart, Plester & Wilde (2011) deden een onderzoek waarin uitsluitend kinderen meededen die nog geen mobiele telefoon hadden. Er deden 114 kinderen van 9 en 10 jaar mee die werden verdeeld over twee groepen. De ene groep kreeg vrijdagmiddag na schooltijd een mobiele telefoon mee naar huis om mee te sms’en. Deze telefoon moesten ze maandagochtend op school weer inleveren. De andere groep fungeerde als controlegroep. Voor en tijdens het 10 weken durende onderzoek werden de kinderen getest op leesvaardigheid, rijmdetectie, spoonerismen, non-word reading, rapid-picture naming, alliteration fluency, rhyme fluency en 16
semantic fluency. Ook het IQ van de kinderen werd eenmaal getest. Na de 1e, 5e en 10e week werden de kinderen getest en werd gekeken of het aantal verzonden smsjes en het aantal ontvangen sms’jes van invloed was op de testscore. De onderzoekers concludeerden dat de taalvaardigheid van de mobiele telefoongroep niet meer was verbeterd dan de taalvaardigheid van de controlegroep. Er was wel sprake van een significant verband tussen de score op de test die fonologisch bewustzijn meet en het aantal verzonden smsjes. Ook werd er gekeken naar het aantal sms-afkortingen van de nieuwe mobiele telefoongebruikers. De geteste groep gebruiken minder sms-afkortingen dan meer ervaren mobiele telefoongebruikers van dezelfde leeftijdgroep. In dit onderzoek kwam een positief verband naar voren tussen het gebruik van sms-afkortingen en scores voor de taalvaardigheidstests.
2.3 Onderzoeksvragen Wij gaan onderzoeken of er daadwerkelijk een relatie bestaat tussen spelvaardigheid en het sms’en. In dit onderzoek zullen we ons daarbij richten op brugklassers. Tot dusver is er vooral een vergelijking gemaakt tussen scores op spellingtoetsen en scores op sms-testen zonder dat er rekening mee wordt gehouden hoeveel deze kinderen daadwerkelijk gebruik maken van sms-taal. Daarom hebben wij de neiging om sms-taal te gebruiken getest. Onze eerste onderzoeksvraag luidt als volgt: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-stijl en spelvaardigheid? Wij zijn ook geïnteresseerd of Nederlandse brugklassers die veel sms’en minder goed kunnen schrijven. Her en der wordt gesuggereerd dat kinderen die veel sms’en meer interpunctiefouten maken. Wel is gebleken dat Australische studenten een duidelijk onderscheid kunnen maken tussen een formele schrijftaak en een informele schrijftaak. Ook gaven respondenten in de leeftijd van 18-25 jaar aan dat ze onderscheid maakten tussen formele en informele communicatie. Ze gaven aan dat het in formele communicatie ongepast is om sms-afkortingen te gebruiken. In dit onderzoek zijn wij benieuwd of Nederlandse brugklassers dit verschil eveneens onderkennen. Vandaar dat onze tweede onderzoeksvraag luidt: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-stijl en schrijfvaardigheid? Verder onderkennen wij een verschil tussen sms-stijl en de vaardigheid die iemand bezit in het afkorten van sms’jes. Vandaar dat wij ook toetsen of er een relatie is tussen smsvaardigheid en spelling. Onderzoeksvraag 3 luidt: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-vaardigheid en spelvaardigheid?
17
Tenslotte is ook niet helemaal duidelijk of er een relatie is tussen de vaardigheid in het gebruiken van afkortingen in sms’jes en de schrijfvaardigheid. Onderzoeksvraag 4 luidt derhalve: Is er bij Nederlandse schrijfvaardigheid?
18
brugklassers
een
verband
tussen
sms-vaardigheid
en
3. Methodologie
3.1 Proefpersonen Als proefpersonen werden middelbare scholieren uit het noorden van Nederland, regio Groningen, gebruikt. De proefpersonen zijn afkomstig van vijf verschillende middelbare scholen. In totaal deden er 155 brugklassers mee. Van de 155 brugklassers waren er 57 twaalf jaar oud, 87 waren dertien jaar oud en 11 waren veertien jaar oud. De onderzochte groep bestond uit 71 jongens (45,8%) en 84 meisjes (54,2%). Van de onderzochte groep gingen er 30 naar het VMBO (19,4%), 32 naar het VMBO/HAVO) 20,6%), 48 naar het VMBO/HAVO/VWO (31%), 20 naar het HAVO/VWO (12,9%) en 25 naar het VWO (16,1%).
3.2 Instrument Voor het onderzoeken van de invloed van SMS-taal op het spellen en schrijven van brugklassers werd een vragenlijst ontwikkeld. De vragenlijst staat op www.tbo.site88.net . De vragenlijst bestaat uit zes onderdelen: de spellingtest (A), de schrijftaken (B), een vragenlijst (C), de sms-vaardigheidstest (D) en de sms-stijltest (E). A: De spellingtest is opgenomen om gegevens te verkrijgen over de spelvaardigheid van de proefpersonen. Volgens Schijf (2006) zijn bij het spellen in het Nederlandse schriftsysteem kennis van grafeem-foneem koppelingen, autonome spellingregels en kennis van de morfemen belangrijk. Op basis hiervan is het als speller mogelijk om verschillende spellingregels te overtreden. Bij het nakijken van de spellingtoets is gebruik gemaakt van een foutenindeling die het mogelijk maakt om verschillende foutentypen te analyseren. De foutenindeling onderscheid vijf verschillende soorten fouten. Alfabetische fouten zijn fouten in alfabetische spelling, oftewel fouten in de koppeling tussen fonemen en grafemen. Voorbeelden uit de spellingtoets zijn schuurduer of schuirdeur; Orthografische fouten zijn fouten waarbij autonome spellingregels niet goed zijn toegepast, bijvoorbeeld programa, kooningin. L(exicaal)-morfologisch zijn fouten die lexicaal van aard zijn en waarbij het volstaat op om te kijken naar het woord zelf. Voorbeelden uit de spellingtest zijn taloze, handoek, voordurend; g(rammaticaal)-morfologische spellingen zijn de spelfouten waarvoor over de grenzen van het woord heen moet worden gekeken naar de grammaticale functie van het woord en van de zin. Uit onderzoek is gebleken dat taalgebruikers juist met deze categorie veel problemen hebben (Schijf, 2006). Voorbeelden uit de spellingtoets zijn vermelde/vermeldde, wordt/word, veranderd/verandert; logografische fouten zijn fouten in woordspecifieke schrijfwijzen, bijvoorbeeld apoteek, millieu. De spellingtoets bestaat uit 40 zinnen waar telkens één woord ontbreekt. De gebruikte spellingtoets is ontwikkeld door Muiswerk B.V. en werd eerder gebruikt door Schijf (2009) voor haar onderzoek naar de lees- en spelvaardigheid van brugklassers. De spellingtoets staat in de bijlage. 19
De zinnen werden door de testleider in zijn geheel voorgelezen waarna de proefpersonen het ontbrekende woord invulden op het computerscherm. Het nakijken van de spellingtoets is gedaan op exact dezelfde wijze als Schijf (2009). In elk woord kon meer dan één fout worden gemaakt. Als een leerling een item over had geslagen werd het maximaal aantal fouten gerekend. In het woord ‘voortdurend’ konden 10 fouten worden gemaakt. V-oo-r-d-r-e-n (7 alfabetisch), u (1 orthografisch), t en eind d (2 l-morfologisch) (Schijf, 2009). In totaal konden er in de spellingtoets volgens Schijf (2009) 199 alfabetische, 36 orthografische, 50 lexicaalmorfologische, 14 grammaticaal-morfologische en 14 logografische spelfouten worden gemaakt. Bij de analyses wordt de meeste aandacht besteed aan het totaal aantal fouten, en dan pas aan het totaal aantal woorden goed geschreven. Dit omdat het totaal aantal spelfouten volgens Schijf (2009) een objectiever beeld geeft van de spelvaardigheid. B: De schrijfopdracht bestaat uit twee onderdelen waarin de proefpersonen twee emails schrijven. Dit onderdeel dient om te zien of proefpersonen het verschil onderkennen tussen formele en informele communicatie. Boven de schrijfopdrachten staat de volgende tekst: ‘In de volgende opdracht ga je twee keer een e-mail versturen. Stel je voor dat je in je eigen e-mailprogramma zit en dat het hier om echte gebeurtenissen gaat’. Eerst werd de proefpersonen gevraagd om een e-mail te sturen naar een vriend of vriendin waarin een afspraak werd afgezegd. Dit is de informele schrijftaak. Ze konden kiezen uit vier redenen: ‘je moet vanavond trainen’, ‘je bent ziek geworden’, je gaat naar de verjaardag van je opa of oma’ en ‘je hebt teveel huiswerk’. In deze schrijfopdracht werd gekeken naar het aantal spelfouten en het aantal sms-afkortingen dat de proefpersonen gebruikten. In de tweede schrijfopdracht schreven de proefpersonen een e-mail naar de school om vrij te vragen, de formele schrijftaak. Ook hierin konden de proefpersonen kiezen uit vier redenen: ‘je hebt een belangrijke sportwedstrijd, ‘je gaat naar een bruiloft’, ‘je hebt een afspraak bij de dokter’ en je gaat met je ouders op vakantie’. In deze schrijfopdracht werden de proefpersonen niet alleen beoordeeld op het aantal spelfouten en sms-afkortingen, maar werd ook gecontroleerd voor het aantal interpunctiefouten, grammaticafouten, aanhef en afsluiting, en of de toon van de e-mail passend was. De proefpersonen werden voor de formele schrijfopdracht beoordeeld met een cijfer tussen 1 (heel slecht) en 10 (uitstekend). De schrijfopdrachten waren opgenomen in het onderzoek om vast te stellen of de onderzochte populatie een verschil onderkent tussen formele en informele communicatie. De verwachting was dat proefpersonen die dit verschil niet kennen een grotere neiging hebben om sms-afkortingen te gebruiken in de formele schrijftaak. C: In de vragenlijst wordt het internetgebruik en het mobiele telefoongebruik van de proefpersonen bevraagd. Dit omdat deze media een veelgebruikt platform zijn voor het gebruik van msn-taal. We vroegen de proefpersonen naar de hoeveelheid tijd die ze online zijn en hoeveel tijd ze besteden aan chatten. Daarnaast bevroegen we van hoeveel vriendennetwerken ze lid waren en hoeveel e-mails ze gemiddeld per dag versturen. Het mobiele telefoongebruik werd getest aan de hand van 4 items. We vroegen of ze een eigen mobiele telefoon hadden, op welke leeftijd ze voor het eerst een mobiele telefoon bezaten, hoeveel sms’jes ze gemiddeld per dag versturen en hoeveel sms-afkortingen de proefpersoon dacht te gebruiken. Dit laatste item diende om te controleren voor de antwoorden op de smsstijltest. Tenslotte is er een item in de vragenlijst opgenomen dat vroeg naar het aantal boeken dat de proefpersoon per maand voor zijn plezier las. Dit omdat er een positief verband bestaat 20
tussen het aantal leeskilometers dat iemand maakt en het niveau van taalvaardigheid. Het lezen van boeken zou jongeren kunnen beschermen tegen de schadelijke invloed van sms. D: de sms-vaardigheidstest was opgenomen om te meten hoe vaardig de proefpersonen zijn in het ‘vertalen’ van standaard Nederlands naar sms-taal. Boven de opdracht stond: ‘In deze opdracht krijgen jullie vier zinnen te zien die zijn geschreven in gewoon Nederlands. Probeer de onderstaande zinnen te ‘vertalen’ naar SMS-taal. Gebruik daarbij zoveel mogelijk sms-afkortingen en sms-woorden. Engelse afkortingen en woorden mogen ook!’. De zinnen waren zodanig geconstrueerd dat ze zich goed leenden voor het gebruik van sms-taal (zie bijlage). Elke zin was ongeveer 120 karakters lang en de gehele test bestond uit 80 woorden, waarvan 72 konden worden afgekort. Voor elk afgekort woord was een punt te verdienen. Ook konden de proefpersonen punten verdienen als onbelangrijke woorden (zoals ‘het’) werden weggelaten. Het omzetten van standaard Nederlands in sms-taal leek ons de meest zuivere manier om sms-vaardigheid te testen. Er had echter gekozen kunnen worden om de smsvaardigheidstest aan te vullen met items waarin de proefpersonen sms-taal omzet in standaard Nederlands. Dit hebben wij bewust niet gedaan. Een belangrijke overweging hiervoor was de beschikbare tijd voor het uitvoeren van het onderzoek. Verder zijn wij van mening dat de tests in dit onderzoek een betrouwbaar beeld geven van de sms-kennis en gewoonten van de door ons onderzochte populatie. E: De sms-stijltest is opgenomen om de sms-gewoonten van de proefpersonen vast te stellen. Deze zelfrapportagetest bestaat uit drie items. Een item bestond uit een sms’je dat in drie versies was uitgeschreven. De versies verschillen onderling in sms-dichtheid. De opdracht bij deze test was als volgt: ‘In onderstaande opdracht zien jullie telkens drie vormen van hetzelfde sms’je. Geef aan welke vorm het dichtst komt bij hoe jij het sms’je zou schrijven.’.
3.3 Pilot Om de survey te testen is eerst een pilot uitgevoerd op een middelbare school in Groningen. Het betrof 24 brugklassers, allen gymnasiasten. De respondenten maakten gezamenlijk de spellingtoets en deden vervolgens in hun eigen tempo de rest van de survey. De eerste kinderen waren na 22 minuten klaar, terwijl de langzamere kinderen ongeveer 35 minuten nodig hadden. De pilot is geëvalueerd en vervolgens is besloten om enkele aanpassingen te doen. De vragenlijst werd uitgebreid van 11 vragen naar 17 vragen omdat het van belang werd geacht meer gegevens te verkrijgen over hun internetgewoonten en hun mobiele telefoongebruik. Ook werden items over het vak Nederlands opgenomen. De vragen die later zijn toegevoegd zijn: ‘Hoe moeilijk vind je het vak Nederlands?’, ‘Wat was je laatste cijfer voor het vak Nederlands’, ‘Vanaf welke leeftijd heb je een eigen mobiele telefoon?’, ‘Van welke vriendennetwerksites ben je lid?’, ,Hoeveel e-mails stuur je per dag?’ en ‘Hoeveel chat je per dag?’. Tevens werd er een extra meerkeuze optie toegevoegd aan de vraag ‘Hoeveel boeken lees je per maand?’, aangezien 1/3 van de leerlingen koos voor de optie, ‘2 of meer boeken per maand’, de meest zware optie. Verder kwam aan het ligt dat één vraag van de vragenlijst 21
(‘Waarvoor gebruik je de mobiele telefoon het meest? –bellen met ouders, sms’en met ouders, bellen met vrienden, sms’en met vrienden. rangschik van hoog naar laag’) niet goed werd begrepen door de proefpersonen. De resultaten op deze vraag hebben we in het hoofdonderzoek niet meegenomen.
3.4 Procedure hoofdonderzoek De survey werd afgenomen in de computerlokalen van de school waarop de kinderen les volgen. De kinderen werden geïnstrueerd om goed hun best te doen op de spellingtest en zo eerlijk mogelijk de vragenlijst te beantwoorden. Verder werd erop toegezien dat de kinderen onafhankelijk van elkaar aan de survey hebben gewerkt. De spellingtoets werd voorgelezen door de onderzoeker. De zinnetjes werden in zijn geheel voorgelezen waarna de proefpersonen het ontbrekende woord invulden op het computerscherm. Na de spellingtoets werkten de kinderen aan de rest van de survey in hun eigen tempo.
3.5 Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van de gebruikte schalen werd berekend met behulp van SPSS (Analyze ->Scale-> Reliability). De resultaten staan samengevat in tabel 1: Tabel 1: Betrouwbaarheid van de schalen Betrouwbaarheidsanalyse Sms-vaardigheidstest Sms-stijltest Internetschaal Mobielschaal
Cronbach´s alpha .864 .682 .728 .090
Aantal items 4 3 3 3
Uit de betrouwbaarheidsanalyses kwam naar voren dat de sms-vaardigheidstest een bijzonder betrouwbaar instrument is met een Cronbach’s alpha van .864. De sms-stijltest is helaas iets minder betrouwbaar met een Cronbach’s alpha van .682. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de test bestond uit slechts drie items. De internetschaal bestond uit vier items, ‘hoeveel tijd besteed je aan internetten’, ‘hoeveel tijd besteed jij aan chatten’, ‘hoeveel emails verstuur je per dag’ en ‘van hoeveel vriendennetwerken ben je lid’. Met alle vier items is de betrouwbaarheid van de internetschaal met een Cronbach’s alpha van .54 matig te noemen. Als het item ‘hoeveel e-mails verstuur je per dag’ wordt weggelaten dan stijgt de Cronbach’s alpha aanzienlijk naar 0,73, en dus is besloten om dit item weg te laten uit deze schaal. De betrouwbaarheid van de mobielschaal, met de drie items’ heb je een mobiele telefoon’, ‘op welke leeftijd had jij het eerst een mobiele telefoon’ en ‘hoeveel sms’jes verzend je per dag’, kende met .090 een erg lage Cronbach’s alpha. Voor de analyse zijn van deze schaal alleen de losse items gebruikt. Verder diende het item ‘hoeveelheid afkortingen de gebruiker denkt te gebruiken’ uitsluitend als controlevariabele voor sms-stijl. 22
3.5 Onderscheid sms-stijl en sms-vaardigheid In dit onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen sms-stijl en sms-vaardigheid. We deden een correlatieanalyse om te zien hoe sterk het verband is tussen de scores op de smsstijltest en de scores voor de sms-vaardigheidstest. De resultaten staan in tabel 2.
Tabel 2: Correlatiematrix ‘sms-stijl’ X ‘sms-vaardigheid’
Score
sms-stijltest
Score sms-vaardigheidstest .189* (.024)
Er blijkt een positief verband te zijn (r=.19, p=.024), maar de waarde van r is niet dusdanig hoog dat er sprake is van teveel auto-correlatie. Het gaat hier dus om twee verschillende constructen.
23
4: Resultaten
In dit hoofdstuk zullen de resultaten van dit onderzoek worden besproken. In 4.1 bespreken we het gebruikte model voor de analyse. Vervolgens komen in 4.2 de beschrijvende resultaten aan bod. In 4.3 tenslotte volgen de correlatieanalyses gevolgd door de multiregressieanalyses.
4.1 Model Het voor dit onderzoek gebruikte model is weergegeven in grafiek 1: Grafiek 1:
In de telefoon A staan de biografische factoren, het internetgebruik en het mobiele telefoongebruik. Deze gegevens zijn verkregen door middel van de vragenlijst. De tweede telefoon behelst de resultaten van de sms-vaardigheidstest en de sms-stijltest. In de derde telefoon staan de spellingtoets en de schrijftaken. In 4.2 zal eerst een descriptieve analyse worden gemaakt van de variabelen in telefoon A, B en C. Daarna zal in 4.3 de effecten van sms-stijl en sms-vaardigheid op spelvaardigheid en schrijfvaardigheid worden beschreven (zie pijl 1). Vervolgens wordt er gecontroleerd voor de biografische factoren, internetgebruik en
24
mobielgebruik (pijl 2). Tot slot wordt de invloed van biografische factoren, internetgebruik en mobielgebruik op sms-stijl en sms-vaardigheid beschreven (pijl 3).
4.2 Beschrijvende resultaten Bij de bespreking van de beschrijvende resultaten zullen we de volgorde van het model aanhouden. Eerst zullen we de resultaten van de variabelen in mobiel A bespreken, vervolgens de variabelen van mobiel B en tenslotte de variabelen van mobiel C.
4.2.1 Biografie, mobielgebruik en internetgebruik In de vragenlijst werden de proefpersonen gevraagd naar hun leeftijd, sekse en opleidingsniveau. De onderzochte populatie was 12 t/m 14 jaar oud. 57 kinderen waren 12 jaar oud (36,8%), 87 kinderen waren 13 jaar oud (56,1%), en 11 kinderen waren 14 jaar oud (7,1%). Er deden 84 meisjes (54,2%) en 71 jongens (45,8%) aan het onderzoek mee. De gegevens over het opleidingsniveau van de onderzochte groep staan in tabel 3. Tabel 3: opleidingsniveau van onderzochte brugklassers, met aantallen en percentages. Opleidingsniveau VMBO VMBO/HAVO VMBO/HAVO/VWO HAVO/VWO VWO
Aantallen 30 32 48 20 25
Percentage 19,4 20,6 31,0 12,9 16,1
Data over het mobiele telefoongebruik en internetgebruik werden verkregen door middel van een vragenlijst (zie tabel 4). Zoals eerder in onderzoek van Plester (2008) naar voren kwam, blijkt dat jongeren in de leeftijdscategorie van 12 tot 14 jaar vrijwel allemaal (98,1%) een mobiele telefoon bezitten. De jongste leeftijd waarop kinderen een mobiele telefoon krijgen is 6 jaar. De gemiddelde leeftijd waarop de respondenten aangaven hun eerste mobiel te hebben gekregen was 10,26 jaar. Met die mobiele telefoons worden door de onderzochte populatie veel sms’jes verstuurd. Een vijfde deel (21,3%) verstuurt meer dan 8 sms’jes per dag. Wel gaf ook 25,8% van de respondenten aan minder dan één sms’je per dag te versturen. Gemiddeld verstuurt een brugklasser iets minder dan 4 sms’jes per dag. We vroegen de respondenten ook hoeveel sms-afkortingen ze dachten te gebruiken. Er was een grote groep kinderen (51%) die meende dat ze slechts af en toe deze afkortingen gebruiken. 18,7% van de respondenten gaf aan dat ze vaak sms-afkortingen in hun sms’jes gebruiken. Het lezen van boeken gebeurde door 56 van de respondenten (36,1%) niet. Slechts 38 respondenten (24,5%) gaf aan per maand meer dan één boek te lezen.
25
Van de 155 respondenten gaf 18 (11,6%) aan langer dan 4 uur per dag op het internet te zijn. Slechts 2 (1,3%) van de kinderen had geen beschikking over internet. Ook gaven 11 (7,1%) kinderen aan dat ze per dag meer dan 4 uur besteden aan chatten. Het aantal kinderen dat nooit tijd besteedde aan chatten was 13 (8,4%). Uit onze resultaten blijkt dat het versturen van een e-mail geen alledaagse bezigheid is voor brugklassers. Maar liefst de helft (49,7%) verstuurt nooit een e-mail. Er waren slechts twee brugklassers (1,3%) die meer dan 8 e-mails per dag versturen. Veel van de kinderen zijn lid van vriendennetwerken als Hyves. Slechts 7 respondenten (4,5%) waren nergens lid, terwijl 60,6% van de respondenten aangaf minimaal bij 2 vriendennetwerken te zijn aangesloten. Gemiddeld is een respondent van 1,79 vriendennetwerk lid. Tabel 4: overzicht resultaten vragenlijst N
M
Range
Internet
155
3,81
1-6
Chat
155
3,10
1-6
E-mails
155
1,91
1-5
Vriendennetwerken
155
1,79
0-4
Boeken
155
2,43
1-5
Leeftijd 1 mobiel
152
10,26
6-14
Hoeveelheid verstuurde sms’jes
155
2,88
1-5
Hoeveelheid sms-afkortingen
155
2,54
1-5
Moeilijkheidsgraad vak Nederlands
154
2,88
1-5
Laatste cijfer
100
6,87
1-10
% mobiele telefoon
155
98,1(%)
1-100 (%)
e
4.2.2 Sms-stijl en sms-vaardigheid Op de sms-stijltest konden de respondenten een maximale score halen van 9 (met als indicatie dat de respondent geneigd is erg veel sms-afkortingen te gebruiken) en een minimale score van 3 (de respondent gebruikt vrijwel of in zijn geheel geen sms-afkortingen). In tabel 5 staat een overzicht van de resultaten. Tabel 5: resultaten sms-stijltest (N=154). Score sms-stijltest 3 4 5 6 7 8 9
26
Aantal respondenten 4 12 31 39 34 23 11
Percentage 2,6 7,8 20,1 25,3 22,1 14,9 7,1
Percentage cumulatief 2,6 10,4 30,5 55,7 78 92,9 100
De gemiddelde score op de sms-stijltest was 6,30. Uit de tabel komt naar voren dat zo’n 70% tussen 5 en 7 scoort op de test. Er is sprake van een normale verdeling, al zijn er iets meer respondenten die veel sms-afkortingen gebruiken dan respondenten die geen tot erg weinig sms-afkortingen gebruiken. Voor de sms-vaardigheidstest was een maximale score te halen van 75 punten. Het gemiddelde van 21,83 zit hier ver onder. De hoogste score was 61 punten, terwijl de laagste score 3 punten bedroeg. De resultaten van de test zijn samengevat in tabel 6. Tabel 6: scores op afzonderlijke items en totaalscore sms-test, met gemiddelden en standaarddeviaties
Totaalscore smstest Score eerste item Score tweede item Score derde item Score vierde item
N 143
Minimum 3
Maximum 61
M 21,83
Std. Deviatie bij M 11,224
143 141
0 0
16 15
7,79 5,25
3,151 2,916
130 128
0 0
18 15
4,95 4,88
3,699 3,447
We analyseerden of de scores voor de sms-test normaal waren verdeeld. Uit grafiek 2 blijkt dat dit niet helemaal het geval was. In het histogram is te zien dat lagere scores de overhand hebben. Ook vonden we een positieve kurtosis-waarde hetgeen indiceert dat er sprake is van een puntige, distributie, met veel waarden op de staart van de grafiek.
27
Grafiek 2: histogram totaalscores sms-vaardigheidstest (skewness= 1.101, kurtosis =1.559)
4.2.3 Spelvaardigheid en schrijfvaardigheid De spellingtoets was door de onderzochte populatie erg goed gemaakt. Gemiddeld werden er 30,09 woorden goed geschreven en dat was meer dan in het onderzoek van Schijf (2009), waarin de geteste proefpersonen gemiddeld 26 woorden goed hadden. De onderzochte populatie in dit onderzoek maakte ook aanzienlijk minder spelfouten dan de groep die onderzocht werd door Schijf. Het gemiddeld aantal spelfouten lag op 13,37, ver beneden de gemiddeld 21 spelfouten die door de brugklassers in het onderzoek van Schijf werden gemaakt. Uit het onderzoek van Schijf kwam naar voren dat 14,7% van de proefpersonen behoorde tot de categorie zwakke spellers. Afgaande op de resultaten van dit onderzoek ligt het in de lijn der verwachting dat er in de door ons geteste populatie een lager percentage het predicaat ‘zwakke speller’ zou hebben gekregen. Zie tabel 7 voor een overzicht. Tabel 7: Resultaten ‘spellingtoets’ met gemiddelden en standaarddeviaties (N=155)
Aantal woorden goed Alfabetische spelfouten Orthografische spelfouten L-morfologische spelfouten G-morfologische spelfouten Logografische spelfouten Aantal spelfouten totaal
28
M 30,09 4,42 0,65 3,79 2,47 2,15 13,37
Percentage 75,10 2,21 1,91 7,58 17,50 15,44 3,68
Std. Deviatie bij M 5,076 5,147 1,361 2,494 1,169 1,918 8,771
Uit de resultaten valt te concluderen dat brugklassers logografische en g-morfologische spellingen het lastigst zijn en dat er relatief weinig alfabetische en orthografische spelfouten worden gemaakt. Dit beeld kwam ook naar voren in het onderzoek van Schijf (2009) al werd daar wel een lager percentage aan lexicaal-morfologische spelfouten aangetroffen. De proefpersonen deden een informele en een formele schrijftaak, zie tabel 8 en 9. In de informele schrijftaak werden in totaal 206 sms-afkortingen aangetroffen, hetgeen op een gemiddelde van 1,53 per proefpersoon neerkomt. Verder werd in de informele schrijftaak het aantal spelfouten geteld en dit bleken er 78 te zijn. Dit komt neer op gemiddeld 0,51 spelfout per proefpersoon. Bij de formele schrijftaak werd niet alleen gelet op het aantal spelfouten en sms-afkortingen,
maar werd ook het
aantal grammaticafouten,
interpunctiefouten,
aanwezigheid van aanhef en afsluiting en de gehanteerde toon gescoord. Aan de hand van deze scores kreeg elke proefpersoon een beoordeling voor zijn of haar werk op de formele schrijftaak. Tabel 8: gemiddelden en standaarddeviaties van variabelen ‘informele schrijftaak’.
M
Std. Deviatie
Aantal sms-afkortingen
1,35
1,775
Aantal spelfouten
0,51
0,933
Tabel 9: gemiddelden en standaarddeviaties van variabelen ‘formele schrijftaak’.
M
Std. Deviatie
Beoordeling
7,03
1,767
Interpunctiefouten
1,84
1,385
Grammaticafouten
0,29
0,597
Toon
0,29
0,456
Aanhef
0,24
0,431
Afsluiting
0,29
0,456
Aantal sms-afkortingen
0,02
0,142
Aantal spelfouten
0,50
0,806
29
Het aantal spelfouten in de informele schrijftaak ligt ongeveer gelijk met het aantal in de formele schrijftaak. In de informele schrijftaak werden echter veel meer sms-afkortingen aangetroffen. In de formele schrijftaak kwam gemiddeld 0,02 sms-afkortingen voor per proefpersoon, terwijl in de informele schrijftaak 1,35 sms-afkortingen per persoon werd aangetroffen. Hieruit blijkt dat jongeren een duidelijk onderscheid maken tussen formeel en informeel schrijven. Het gebruik van sms-afkortingen wordt blijkbaar niet acceptabel gevonden in formeel taalgebruik. Opvallend is ook het grote aantal interpunctiefouten. Gemiddeld maakte een proefpersoon bijna 2 interpunctiefouten op de formele schrijftaak. ‘Toon’, ‘aanhef’ en ‘afsluiting’ werden gescoord als dichotome variabelen. Als ‘toon’, ‘aanhef’ en ‘afsluiting’ goed waren dan werd voor de proefpersoon een 0 gescoord. Was deze fout of afwezig dan werd een 1 gescoord. Uit de resultaten blijkt dat in iets meer dan 1 op de 4 gevallen ‘toon’, ‘aanhef’ en ‘afsluiting’ fout werd gedaan.
4.3 Analyse Door middel van correlatieanalyses hebben we de verkregen data geanalyseerd. In 4.3.1 kijken we naar de invloed van de variabelen in telefoon B op de variabelen in telefoon C (zie grafiek 1). In 4.3.2 kijken we naar de invloed van de variabelen in telefoon B op de variabelen in telefoon C na controle voor de variabelen in telefoon A. In 4.3.3 tenslotte bespreken we de invloed van de variabelen in telefoon A op de variabelen in telefoon B.
4.3.1 Sms-stijl en sms-vaardigheid vs. spelvaardigheid en schrijfvaardigheid In deze paragraaf gaan we nader in op de relatie tussen sms-stijl en sms-vaardigheid enerzijds en spel- en schrijfvaardigheid anderzijds. Dit hebben we gedaan door de resultaten op de smsstijltest en sms-vaardigheidstest te correleren met de resultaten op de spellingtoets en de schrijftaken.
Sms-stijl en spelling Voor het analyseren van de relatie tussen sms-stijl en spelling hebben we de samenhang tussen de resultaten op de spellingtoets en de resultaten van de sms-stijltest geanalyseerd, zie tabel 10 voor de resultaten.
30
Tabel 10: Correlatiematrix ‘sms-stijl’ X ‘spelling’
Spellingtoets Aantal goed
Sms-stijl r .-042
p .602
Alfabetische spelfouten
.087
.281
Orthografische spelfouten
-.004
.963
L-morfologische spelfouten
.114
.159
G-morfologische spelfouten
-.011
.890
Logografische spelfouten
.090
.269
Spelfouten totaal
.130
.108
Het blijkt dat er in de geteste groep geen verband is tussen sms-stijl en het aantal woorden dat goed werd geschreven op de spellingtest. Echter was er wel een klein effect tussen sms-stijl en het totaal aantal spelfouten, al was dit effect niet significant (r=.13, p=.108). Het gebruik van sms-afkortingen heeft dus een licht negatief effect op spelvaardigheid.
Sms-stijl en schrijfvaardigheid We onderzochten de relatie tussen sms-stijl en schrijfvaardigheid door middel van een correlatie-analyse. De resultaten staan samengevat in tabel 11 en 12. Tabel 11: correlatiematrix ‘sms-stijl’ X ‘informele schrijftaak’
Informele schrijftaak Afkortingen informeel
Sms-stijl r .232**
p .004
Spelfouten informeel
.076
.354
De proefpersonen die hoog scoorden voor sms-stijl gebruikten aanzienlijk meer afkortingen in de informele e-mail. Ze kregen ook een significant lagere beoordeling voor de informele schrijftaak (r=.-25, p=.002). In de formele schrijftaak (zie tabel 12) maakten de proefpersonen die geneigd zijn tot het gebruiken van sms-afkortingen iets meer grammatica- en spelfouten, maar de onderzochte populatie was te klein om tot significante resultaten te komen. We vonden geen effect met het aantal interpunctiefouten. Er was een negatief verband tussen smsstijl en de beoordeling die de proefpersonen kregen voor de formele schrijftaak. Statistisch significant was dit verband echter niet.
31
Tabel 12: correlatiematrix ‘sms-stijl’ X ‘formele schrijftaak’
Formele schrijftaak Beoordeling formeel
Sms-stijl r -.133
p .110
Afkortingen formeel
.103
.218
Spelfouten formeel
.110
.185
Interpunctie
-.010
.906
Grammatica
.115
.169
Toon
.058
.486
Aanhef
.004
.959
Afsluiting
.024
.774
Sms-vaardigheid en spelling We onderzochten de relatie tussen spelvaardigheid en sms-vaardigheid met een correlatieanalyse. In tabel 13 staan de resultaten.
Tabel 13: correlatiematrix ‘sms-vaardigheid’ X ‘spelling’
Aantal woorden goed
Sms-vaardigheid r .183*
p .029
Alfabetische spelfouten
-.117
.165
Orthografische spelfouten
-.041
.627
L-morfologische fouten
-.164
.051
G-l morfologische fouten
-.172*
.040
Logografische spelfouten
-.111
.186
Aantal spelfouten totaal
-.181*
.031
Er is een duidelijk verband tussen de gevonden waarden op de spellingtoets en de smsvaardigheidstest. De betere spellers scoorden beter op de sms-test. Dit verband was voor zowel het ‘aantal woorden goed’ als voor ‘aantal spelfouten totaal’ significant. Van de vijf categorieën spelfouten vonden we alleen een significant resultaat voor ‘grammaticaal morfologische spelfouten.
32
Sms-vaardigheid en schrijfvaardigheid Daarna hebben we geanalyseerd of sms-vaardigheid ook gerelateerd is aan schrijfvaardigheid. We voerden een correlatie-analyse uit. In tabel 14 staan de resultaten voor de relatie tussen sms-vaardigheid en informeel schrijven. Tabel 14: corralatiematrix ‘sms-vaardigheid’ X ‘informele schrijftaak’
Informele schrijftaak Afkortingen informeel
Sms-vaardigheid r .184*
p .028
Spelfouten informeel
.000
.993
Het blijkt dat sms-vaardige proefpersonen meer sms-afkortingen gebruiken in de informele schrijftaak (r=.18, p=.028). Een relatie tussen het aantal gemaakte spelfouten en smsvaardigheid werd in de informele schrijftaak niet gevonden. In tabel 15 staan de resultaten voor de correlaties tussen sms-vaardigheid en formeel schrijven. Opvallend is dat er in deze schrijftaak vrijwel geen sms-afkortingen werden gebruikt (r=-.01, p=.879). Wel is er een negatief effect zichtbaar op interpunctie (r=.18, p=.032). Sms-vaardigheid correleert negatief met het aantal grammaticafouten, echter was dit resultaat niet significant. Voor het gebruik van de juiste toon, aanhef en afsluiting was geen duidelijke relatie met sms-vaardigheid zichtbaar. Tabel 15: correlatiematrix ‘sms-vaardigheid’ X ‘formele schrijftaak’
Formele schrijftaak Beoordeling formeel
Sms-vaardigheid r .036
p .675
Afkortingen formeel
-.013
.879
Spelfouten formeel
-.042
.629
Interpunctie
.184*
.032
Grammaticafouten
-.122
.156
Toon
-.064
.457
Aanhef
-.005
.957
Afsluiting
-.049
.571
33
4.3.2 Biografie, mobielgebruik, internetgebruik en taalvaardigheid Om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen sms en taalvaardigheid deden we correlatieanalyses om te zien of er een verband was tussen spelling en schrijven enerzijds en biografische factoren, internetgebruik en mobiele telefoongebruik anderzijds. Dankzij deze analyses kunnen de variabelen worden onderscheiden die bepalend zijn voor de resultaten op spelling en schrijven. Vervolgens is door middel van Multi-regressieanalyses geanalyseerd of sms-stijl en sms-vaardigheid van invloed is op de resultaten voor spelling en schrijven. Daarbij wordt gecontroleerd voor de variabelen van biografische factoren, mobiel telefoongebruik en internetgebruik die significant correleerden met spelling en schrijven.
Spelling We analyseerden de correlaties tussen de biografische factoren en de resultaten op de spellingtoets. In tabel 16 staan de resultaten. Allereerst springt het positieve verband tussen het aantal spelfouten op de spellingtoets en ‘leeftijd’ in het oog. Oudere brugklassers maken significant meer spelfouten op de spellingtoets (r= .18, p=.024). Oudere kinderen maken meer logografische spelfouten (r= .20, p= .013) en ze maken ook meer alfabetische spelfouten, al was er hier slechts sprake van een marginaal effect (r= .15, p=.060). Verder is er een duidelijk verband zichtbaar tussen opleidingsniveau en de prestaties op de spellingtoets. Hoger opgeleide proefpersonen maken significant minder spelfouten (R=-.47, p=.000). Verder is ook sekse een belangrijke factor. Al eerder is geschreven dat meisjes minder spelfouten maken dan jongens. Dit verschil bleek significant (R=-.23, p=.005). Tabel 16: correlatiematrix ‘spelling’ X ‘biografische factoren’.
Aantal woorden goed Alfabetische spelfouten Orthografische spelfouten L-morfologische spelfouten G-morfologische spelfouten Logografische spelfouten Spelfouten totaal
Leeftijd r -.207**
p .010
Opleidingsniveau r .561**
p .000
Sekse r .212**
p .008
.151
.060
-.245**
.002
-.192*
.016
.008
.923
-.219**
.006
-.112
.165
.075
.351
-.433**
.000
-.110
.173
.109
.177
-.356**
.000
-.228**
.004
.200*
.013
-.529**
.000
-.108
.179
.182*
.024
-.470**
.000
-.233**
.005
Vervolgens hebben we gekeken hoe ‘mobielgebruik’ correleert met de resultaten op de spellingtoets. Zie tabel 17 voor een overzicht:
34
Tabel 17: correlatiematrix ‘spelling’ X ‘mobielgebruik’ Eigen mobiel r
p
Leeftijd 1e mobiel R p
Hoeveelheid verzonden sms r p
Hoeveelheid afkortingen r p
sms-
Aantal woorden goed
-.140
.083
-.009
.912
-.013
.870
-.017
.838
Alfabetische fouten
.212*
.010
-.020
.806
-.040
.619
-.035
.664
Orthografische fouten
.036
.656
.109
.181
.008
.924
.084
.300
L-morfologische fouten
.125
.121
.012
.880
.018
.828
-.033
.681
G-morfologische fouten
.104
.198
-.090
.273
-.042
.607
.028
.726
Logografische spelfouten
.038
.642
.065
.426
.069
.397
.035
.665
Spelfouten totaal
.187*
.020
.011
.892
-.004
.960
.015
.857
Uit de tabel komt naar voren dat brugklassers die veel sms’en en op jonge leeftijd een mobiel hebben niet anders presteren op de spellingtoets. Wel vonden we twee resultaten voor het item ‘eigen mobiel’: Deze groep maakt meer alfabetische fouten en spelfouten totaal. Alleen bestond de groep kinderen zonder eigen mobiel uit drie proefpersonen zodat weinig waarde kan worden gehecht aan deze resultaten. Een verband tussen internetgebruik en de scores op de spellingtoets werd niet gevonden. Alleen voor de hoeveelheid tijd die de proefpersoon besteed op het internet werd een relatie gevonden met (g)morfologische fouten (r=-.22, p=.006). Zie tabel 18: Tabel 18: correlatiematrix ‘spelling’ X ‘internetgebruik’ Internetschaal
Internet
r
p
r
P
r
p
r
p
r
p
Spelfouten totaal
-.028
.731
-.052
.520
-.021
.796
-.054
.503
.082
.311
Alfabetische fouten Orthografische fouten L-morfologische fouten G-morfologische fouten Logografische fouten Aantal woorden goed
-.019 . .033
.812
.011
.893
-.017
.829
-.111
.168
.094
.245
.618
.010
.902
.011
.892
.046
.571
.021
.793
.016
.841
.001
.987
.056
.486
-.063
.437
.049
.547
-.103
.204
-.222**
.006
-.096
.236
-.012
.887
.122
.129
-.017
.831
-.101
.216
-.032
.689
.086
.403
.043
.596
.030
.707
.088
.276
.002
.978
.017
.832
-.044
.587
35
Chat
E-mail
Vriendennetwerk
Informele schrijftaak De verkregen resultaten op de informele schrijftaak werden vooral beïnvloed door biografische factoren. In tabel 19 is een sterk verband te zien tussen ‘opleidingsniveau’ en ‘sms-afkortingen’ (r=.25, p=.002) en ‘opleidingsniveau’ en ‘spelfouten’ (r=-.16, p=.043). Eveneens werd er een verband gevonden tussen ‘sekse’ en ‘sms-afkortingen’ (r=.18, p=.028) en tussen ‘leeftijd’ en ‘spelfouten’ r=.19, p=.019). Tabel 19: correlatiematrix ‘informele schrijftaak’ X ‘biografische factoren’
Opleidingsniveau
Sms-afkortingen R .250**
P .002
Spelfouten r -.164*
p .043
Sekse
.178*
.028
-.082
.312
Leeftijd
-.096
.237
.189*
.019
In tabel 20 staan de resultaten voor de relatie tussen de items van mobielgebruik en de informele schrijftaak: Tabel 20: correlatiematrix ‘informele schrijftaak’ x ‘mobielgebruik’ Eigen mobiel
Spelfouten informeel Smsafkortingen informeel
r
p
Leeftijd 1e mobiel r
p
Hoeveelheid verzonden sms r p
Hoeveelheid afkortingen r P
-.108
.185
-.037
.649
.170*
.036
.345**
.000
.277**
.001
-.039
.633
-.181*
.025
-.043
.598
sms-
Er blijkt een sterk verband te zijn tussen het ‘aantal verzonden sms’ en het ‘aantal spelfouten’ dat de proefpersoon maakt op de informele schrijftaak (r=.17, p =.036). Ook vonden we een relatie tussen de ‘hoeveelheid verzonden sms’ en het aantal sms-afkortingen dat in de informele schrijftaak bij de proefpersonen werd gevonden. Verder was er een relatie tussen het hebben van een mobiel en het aantal sms-afkortingen dat in de informele schrijftaak werd gebruikt. Echter kan weinig waarde worden gehecht aan dit resultaat omdat het aantal proefpersonen zonder mobiel te klein was. Verder was er een sterk verband tussen het aantal sms-afkortingen dat de proefpersoon denkt te gebruiken en het aantal sms-afkortingen dat in de informele schrijftaak werd aangetroffen (r=.35, p=.00). Ook een duidelijke relatie tussen de items van ‘internetgebruik’ en de resultaten op de informele schrijftaak werd niet gevonden. Er is sprake van een licht negatief verband tussen
36
het aantal spelfouten en de items van de internetschaal, maar dit verband was nergens statistisch significant, zie tabel 21: Tabel 21: correlatiematrix ‘informele schrijftaak’ X ‘internetgebruik’
Spelfouten informeel Smsafkortingen informeel
Internetschaal r p -.139 .086
Internet r -.128
p .115
Chat r -.096
p .236
E-mails r -.081
p .319
Vriendennetwerken r p -.046 .572
.019
.035
.663
.067
.408
-.030
.710
-.051
.816
.534
Formele schrijftaak De correlatieanalyse van de scores op de formele schrijftaak met de biografische factoren liet een duidelijk verband zien tussen ‘opleidingsniveau’ en ‘beoordeling formeel’ (r=.29, p=.000). Hoger opgeleiden maakten minder spelfouten, interpunctiefouten en hanteerden vaker de juiste toon. Bovendien gebruikten ze significant vaker een juiste afsluiting.
Tabel 22: correlatiematrix ‘formele schrijftaak’ X ‘biografische factoren’
Opleidingsniveau r p .022 .795
Sekse r -.065
p .432
Leeftijd r -.008
P .922
.167*
.044
-.039
.640
.002
.980
.173*
.036
.044
.601
.204*
.013
Grammaticafouten
-.115
.164
-.194*
.018
.068
.412
Juiste toon
-.195*
.018
-.150
.070
.072
.389
Juiste aanhef
-.049
.554
-.003
.975
.100
.230
Juiste afsluiting
.319**
.000
-.030
.721
.196*
.017
Beoordeling formeel
.289**
.000
.146
.078
-.160
.053
Sms-afkortingen formeel Spelfouten formeel Interpunctiefouten
In tabel 23 staat een overzicht van de analyse van de relatie tussen ‘mobielgebruik’ en de scores op de fomele schrijftaak. De leeftijd waarop iemand zijn eerste mobiele telefoon ontvangt blijkt van invloed te zijn op het aantal spelfouten en grammaticafouten dat wordt gemaakt op de formele schrijftaak. Proefpersonen die op jongere leeftijd een mobieltje hadden maakten minder spelfouten (r=-.17, p=.042) en grammaticafouten (r=-.17, p=.038). Er werd geen relatie gevonden tussen het aantal verzonden sms’jes en de resultaten op de formele
37
schrijftaak. Het aantal afkortingen dat de proefpersonen dachten te gebruiken bleek te relateren aan het aantal grammaticafouten (r=.27, p=.001)
Tabel 23: correlatiematrix ‘formele schrijftaak’ X ‘mobielgebruik’ Eigen mobiel
Leeftijd 1e mobiel
r .209*
p .011
r -.169*
-.021
.802
-.166*
p .042
Hoeveelheid verzonden sms r p .008 .921
Hoeveelheid smsafkortingen r p .071 .395
-.161
.055
.011
.892
.128
.122
.044
.132
.115
-.022
.788
-.126
.128
.156
.058
.086
.305
.014
.866
-.003
.975
.012
.890
-.173*
.038
.092
.269
.268**
.001
-.093
.264
-.057
.498
.030
.718
.151
.069
Juiste aanhef
.142
.087
-.132
.115
.066
.427
-.043
.609
Juiste afsluiting
.119
.152
.073
.382
-.071
.392
-.160
.052
Spelfouten formeel Sms-afkortingen formeel Beoordeling formeel Interpunctiefouten formeel Grammaticafouten formeel Toon
Tot slot deden we een correlatieanalyse van de scores op de formele schrijftaak met ‘internetgebruik’ (zie tabel 21). Er werd een positief verband gevonden tussen ‘internetschaal’ en aanhef (r=.20, p=.016). Wat betreft de losse items valt op dat ‘internet’ een positieve invloed heeft op de scores voor ‘spelfouten’, ‘interpunctiefouten’ en ‘grammaticafouten’, zei het dat deze verbanden allemaal niet significant zijn (zie tabel 25). Wel werd er een positief verband gevonden tussen ‘internet’ enerzijds en ‘toon’ (r=.25, p=.003) en ‘aanhef’ (r=.19, p=.020) anderzijds. De door ons geteste proefpersonen die hebben aangegeven veel te internetten blijken dus slordiger op ‘toon’ en ‘aanhef’.
38
Tabel 24: correlatiematrix ‘Internetgebruik’ X ‘formele schrijftaak’ Internetschaal
Internet
r -.139
p .086
r -.131
p .114
r .003
p .975
r -.047
p .574
Vriendennetwerk en r p -.054 .519
.019
.815
-.017
.840
-.046
.582
.050
.546
.146
.078
-.056
.498
-.035
.670
-.121
.144
.060
.468
-.033
.695
-.123
.138
-.147
.075
-.029
.731
-.033
.694
-.137
.098
Grammaticafouten
.013
.873
-.009
.911
.042
.618
.298
.111
.181
Toon
.161
.052
.246**
.003
.138
.097
-.086 . -.122
.177
.148
.073
Aanhef
.199*
.016
.192*
.020
.166*
.045
.090
.277
.039
.640
Afsluiting
.136
.100
.149
.072
.138
.097
.003
.973
.043
.601
Spelfouten formeel Sms-afkortingen formeel Beoordeling formeel Interpunctiefouten
Chat
E-mail
4.3.3 relatie sms-stijl en sms-vaardigheid na controle voor achtergrond, internetgebruik en mobielgebruik De correlatiematrices geven een goed beeld welke variabelen van invloed zijn op spel- en schrijfvaardigheid. De volgende stap is een regressieanalyse zodat we kunnen zien welke invloed sms-stijl en sms-vaardigheid heeft op spelling en schrijfvaardigheid. Daarbij wordt gecontroleerd voor achtergrond, omgang met internet en omgang met mobiel. Allereerst deden we een regressieanalyse voor de invloed van sms-stijl op de onderzochte aspecten van taalvaardigheid. Zie tabel 25 voor de resultaten.
Tabel 25: regressieanalyse taalvaardigheid en sms-stijl na controle voor biografische factoren, internetgebruik en mobielgebruik. Afhankelijke Spelling Schrijven inf. Schrijven form.
model 1 2 1 2 1 2
Predictoren in het model Sekse, opleidingsniveau Sekse, opleidingsniveau, sms-stijl Sekse, opleidingsniveau Sekse, opleidingsniveau, sms-stijl Opleidingsniveau Opleidingsniveau, sms-stijl
R2 .281 .309 .041 .095 .088 .117
ΔR2
P
.028
.016
.054
.003
.029
.031
In de regressieanalyse staan de belangrijkste predictoren voor spelling, schrijven (informeel) en schrijven (formeel) in model 1. In model 2 is de predictor sms-stijl toegevoegd. Het blijkt dat sms-stijl een belangrijke predictor is voor het verklaren voor de resultaten op de spellingtoets (ΔR2= .028, p= .016), informeel schrijven (ΔR2= .054, p= .003) en formeel schrijven (ΔR2= .029, p= .031). Uit correlatie-analyses is reeds het negatieve verband 39
aangetoond tussen spelling en schrijfvaardigheid enerzijds en sms-stijl anderzijds. Uit deze regressie-analyse blijkt dat de bijdrage van sms-stijl aan de lagere scores op spelling en schrijfvaardigheid significant is. Eenzelfde analyse hebben we gemaakt voor de relatie tussen sms-vaardigheid en de onderzochte aspecten van taalvaardigheid. De resultaten staan in tabel 26.
Tabel 26: regressieanalyse taalvaardigheid en sms-vaardigheid na controle voor biografische factoren, internetgebruik en mobielgebruik. Afhankelijke Spelling Schrijven inf. Schrijven form.
model 1 2 1 2 1 2
Predictoren in het model Sekse, opleidingsniveau Sekse, opleidingsniveau, sms-vaardigheid Sekse, opleidingsniveau, hoeveelheid verzonden sms Sekse, opleidingsniveau, hoeveelheid verzonden sms, sms-vaardigheid Opleidingsniveau Opleidingsniveau, sms-vaardigheid
r2 .287 .288 .035 .045 .074 .077
Δr2
P
.000
.760
.010
.173
003.
.508
Voegen we sms-vaardigheid aan het model toe dan treedt er geen verandering op. Smsvaardigheid biedt geen verklaring voor de resultaten op de spellingtoets (Δr2= .000, p= .760), informeel schrijven (Δr2= .010, p=.173) en voor formeel schrijven (Δr2= .003, p=.508). Correlatieanalyses toonden een positief en significant verband aan tussen spelvaardigheid en sms-vaardigheid. Na het uitvoeren van regressieanalyses waarin wordt gecontroleerd wordt voor achtergrond, internetgebruik en mobielgebruik blijkt sms-vaardigheid geen effect te hebben op spelling. Ook blijkt uit onze analyses geen effect te zijn tussen sms-vaardigheid en schrijfvaardigheid. Een verband tussen sms-vaardigheid enerzijds en spelvaardigheid en schrijfvaardigheid anderzijds kan in dit onderzoek niet worden aangetoond.
4.3.3 Invloed van biografie, internet en mobiel op sms-stijl en sms-vaardigheid Tot dusver hebben we gekeken naar de rol die biografie, internet en mobielgebruik heeft op de taalvaardigheid. In deze paragraaf volgt een analyse van de invloed van biografische factoren, internet en mobielgebruik op sms-stijl en sms-vaardigheid. In Tabel 27 staan de correlaties:
40
Tabel 27: ‘sms-stijl’ en ‘sms-vaardigheid’ X ‘biografie’, ‘internetgebruik’ en ‘mobielgebruik’
Opleidingsniveau
Sms-stijl R .093
p .251
Sms-vaardigheid r .323**
P .000
Geslacht
-.055
.501
.199*
.017
Leeftijd
.034
.680
-.088
.295
Internet
.135
.095
.140
.094
Chat
.179*
.027
.155
.064
E-mail
.011
.894
.047
.574
Vriendennetwerk
.051
.529
-.005
.952
Aantal boeken per maand
-.012
.886
.134
.112
Leeftijd 1e mobiel
-.113
.168
.049
.566
Aantal verzonden sms
.266**
.001
.153
.069
Er is een sterke relatie tussen het aantal verzonden sms’jes en de sms-stijl die wordt gehanteerd (r=.27, p=.001). Ook is er een relatie tussen ‘chat’ en ‘sms-stijl’ (r=.18, p=.027). Biografische factoren blijken geen grote rol te spelen in het verklaren van sms-stijl. Dit geldt niet voor sms-vaardigheid. Hoe vaardig iemand is in het gebruiken van smsafkortingen wordt sterk beïnvloed door de biografische factoren ‘opleidingsniveau’ (r=.32, p=.000) en ‘sekse’ (r=.20, p= .017) ‘Internet’ en ‘chat’ hebben een licht positieve relatie met sms-vaardigheid, evenals het lezen van boeken en het aantal verzonden sms. Maar deze resultaten bleken niet significant. Vervolgens deden we een regressieanalyse met sms-stijl en sms-vaardigheid als afhankelijke variabele. Zie tabel 28 voor de resultaten. Tabel 28: regressieanalyse met sms-stijl en sms-vaardigheid als afhankelijke variabele Afhankelijke Sms-stijl Sms-stijl Sms-vaardigheid Sms-vaardigheid
Model 1 2 1 2 1 2 1 2
Predictoren in het model Aantal verzonden sms Aantal verzonden sms, internetschaal Aantal verzonden sms Aantal verzonden sms, chat Opleidingsniveau Opleidingsniveau, sekse Opleidingsniveau, sekse Opleidingsniveau, sekse, internetschaal
r2 .071 .073 .071 .075 .105 .142 .142 .157
Δr2
P
.002
.512
.005
.385
.037
.015
.015
.117
Voor sms-stijl is het aantal verzonden sms de belangrijkste predictor. Voegen we ‘chat’ toe, dan levert dat amper een verbetering op voor het verklaren voor de resultaten op de smsstijltest. Ook het toevoegen van de internetschaal aan het model levert geen significante 41
bijdrage (Δr2=.002, p =.512). Zodoende is model 1 het beste model voor het verklaren voor de resultaten op de sms-stijltest. Voor de resultaten voor sms-vaardigheid zijn de biografische factoren ‘opleidingsniveau’ en ‘sekse’ belangrijke predictoren (r2= .142). Voegen we de internetschaal aan het model toe dan verbetert de ΔR2 met .015, hetgeen niet significant is (Δp =.117). Zodoende blijft het model met ‘opleidingsniveau’ en ‘sekse’ als predictoren het beste model.
42
5: Conclusie en discussie In hoofdstuk vier hebben we de relatie tussen taalvaardigheid en sms-stijl en sms – vaardigheid onderzocht. Onze eerste onderzoeksvraag luidde: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-stijl en spelvaardigheid? Uit de correlatie-analyses blijkt dat de biografische factoren ‘sekse’ en ‘opleidingsniveau’ de belangrijkste variabelen zijn voor het verklaren van de spellingsresultaten. Uit de Multi-regressie-analyse, waarbij werd gecontroleerd voor ‘opleidingsniveau’ en ‘sekse’, kwam naar voren dat de score op de smsstijltest een belangrijke predictor was voor scores op de spellingtoets. Het aantal fouten totaal geeft een objectieve beoordeling van de spelvaardigheid, waardoor wij concluderen dat er een negatief verband bestaat tussen sms-stijl en spelvaardigheid. Onderzoeksvraag twee luidt: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-stijl en schrijfvaardigheid? Aan de ene kant maken de brugklassers met een hoge score voor de sms-stijltest significant meer interpunctiefouten. Ook kregen ze een lagere gemiddelde beoordeling voor de formele schrijftaak, al was dit resultaat niet significant. De Multi-regressie-analyse wees uit dat sms-stijl een significante predictor was voor schrijfvaardigheid. Derhalve concluderen wij dat er een negatief verband bestaat tussen smsstijl en schrijfvaardigheid. De derde onderzoeksvraag is: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-vaardigheid en spelvaardigheid? Als we kijken naar de correlatieanalyses dan blijkt er een positief verband te zijn tussen spelling en sms-vaardigheid. Dit verband is bovendien significant (p<.05). Echter blijkt uit de regressieanalyse dat sms-vaardigheid geen belangrijke bijdrage levert aan het verklaren van de spellingresultaten. In ons onderzoek is geen verband aangetoond tussen sms-vaardigheid en spelvaardigheid. De vierde onderzoeksvraag luidt: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-vaardigheid en schrijfvaardigheid? Deze relatie bleek vrij complex: aan de ene kant vonden we een negatief verband tussen interpunctie gebruik en sms-vaardigheid, een verband dat ook significant bleek te zijn (p>.05). Wel bleken sms-vaardige proefpersonen minder grammaticale fouten te maken, al was dit resultaat niet significant. Ook vonden we geen verband tussen de scores op de formele schrijftaak en de scores op de smsvaardigheidstest. De regressieanalyse wees uit dat sms-vaardigheid geen belangrijke rol speelt in het verklaren van de resultaten voor schrijfvaardigheid. In dit onderzoek is geen verband aangetoond tussen sms-vaardigheid en schrijfvaardigheid. We keken ook naar onderliggende factoren die het gebruik van sms-stijl en voor smsvaardigheid stimuleren. Uit de regressie-analyse blijkt dat het gebruik van sms-afkortingen door jongeren vooral afhankelijk is van het aantal sms’jes dat iemand verzend. De vaardigheid in het gebruik van sms-afkortingen bleek sterk afhankelijk te zijn van de biografische factoren opleidingsniveau en sekse. Het gebruik van internet en mobiele telefoon wist in ons onderzoek niet de resultaten op de sms-vaardigheidstest te verklaren. Dit is het eerste onderzoek in Nederland dat zich bezighoudt met de relatie tussen sms-taal en taalvaardigheid van jongeren. Tot dusver werd de relatie tussen het gebruik van sms en smsafkortingen vooral getest onder Engelstalige jongeren en kinderen. Daarbij werd meestal geen 43
verband gevonden tussen sms en taalvaardigheid, ofwel werden er resultaten geboekt die positief zijn te noemen. Uit de resultaten van dit onderzoek komt een beeld naar voren dat de neiging om veel sms-afkortingen te gebruiken een negatieve invloed heeft op spelling en schrijfvaardigheid. De resultaten voor sms-vaardigheid sluiten aan op de resultaten die zijn gevonden in eerder onderzoek. Drouin & Davis (2009) vonden geen verband tussen sms-vaardigheid en spelvaardigheid. Ze vonden verder dat jongeren een duidelijk verschil onderkennen tussen formeel en informeel schriftelijk taalgebruik. Dit beeld kwam ook in ons onderzoek naar voren. De door ons onderzochte populatie gebruikt veel sms-afkortingen in de informele schrijftaak. In de formele schrijftaak kwamen we het gebruik van sms-afkortingen slechts zeer incidenteel tegen. Plester et al. (2009) vonden een positieve relatie tussen het maken van een sms-vaardigheid en spelling. Na de in ons onderzoek gedane multi-regressieanalyses blijkt echter dat dit effect waarschijnlijk te danken is aan de sterke correlatie tussen sms-vaardigheid en opleidingsniveau. Tot dusver is nog erg weinig onderzoek gedaan naar sms-stijl, en het enige resultaat dat bij ons bekend is sluit niet aan bij de resultaten uit dit onderzoek. Wood, Jackson, Hart, Plester & Wilde (2011) vonden in tegenstelling tot ons een licht positief verband tussen het gebruik van sms-afkortingen en resultaten voor taalvaardigheid. De proefpersonen in Wood et al. waren beduidend jonger (9 en 10 jaar) en het betrof kinderen die geen mobiele telefoon hadden. Bovendien was het aantal sms-afkortingen dat werd aangetroffen erg klein. De reeds in de inleiding aangehaalde gebeurtenis uit 2003 over het opstel dat door een Schots meisje op school werd ingeleverd, in zijn geheel geschreven in sms-taal, was het startsein voor de media om negatief te berichten over het medium sms. Ook docenten aan middelbare scholen maakten melding van een teruglopende schriftelijke taalvaardigheid onder jongeren die zou samenhangen met het vele sms’en. Het duurde tot 2008 voordat de problematiek werd onderzocht door de wetenschap. Uit het eerste onderzoek kwam een beeld naar voren dat het allemaal wel meeviel met de negatieve invloed van sms, en dat er zelfs sprake zou kunnen zijn van een kleine positieve invloed van sms op de schriftelijke taalvaardigheid. Deze resultaten zijn te verklaren doordat in het meeste onderzoek de focus heeft gelegen op ‘sms-vaardigheid’. Zoals ook uit onze analyses naar voren komt is er geen negatief verband tussen sms-vaardigheid en schriftelijke taalvaardigheid. Het is echter veel objectiever om te kijken naar het veel minder onderzochte ‘sms-stijl’ omdat dit veel beter aansluit bij de schriftelijke gebruiken van jongeren in het dagelijks leven. Zodoende komt in het door ons uitgevoerde onderzoek een beeld naar voren dat aansluit bij het geluid dat de media het afgelopen decennium heeft laten horen. Een mogelijke verklaring voor de negatieve invloed van sms-gewoonten op de spelling- en schrijfvaardigheid zou zijn dat er te weinig aandacht wordt besteed aan de scheiding van taalgebruikgewoonten binnen verschillende media. Jongeren weten niet meer goed waar de grens ligt. Wanneer is het gebruik van sms-taal nog acceptabel? Het is nodig aandacht te schenken aan de scheiding van genres zodat jongeren in de toekomst bewuster omgaan met taal. Hierbij lijkt met name een rol weggelegd voor het onderwijs. De focus zou
44
niet alleen moeten liggen op traditionele media, ook omgang met en taalgebruik in moderne media zou in het onderwijscurriculum moeten worden opgenomen. Verder is een mogelijke verklaring de door Baron geopperde hypothese dat hedendaagse jongeren worden overspoeld door taal. Er moet zoveel worden gelezen en geschreven dat oppervlakkigheid zijn intrede doet. De aandacht voor precisie neemt af. Hiermee is een eerste verkennende bijdrage geleverd naar de invloed van sms-gewoonten op de schriftelijke taalvaardigheid, al had dit onderzoek zijn beperkingen. Veel van de beperkingen hebben als onderliggende oorzaak de beschikbare tijd voor het afnemen van de tests. Hierdoor waren de schrijftaken kort. Om een beter beeld te krijgen van de relatie tussen sms en schrijfvaardigheid zouden proefpersonen beter getest kunnen worden aan de hand van een geschreven essay. De sms-stijltest bestond uit 3 items. Hoewel de betrouwbaarheid met .682 zeker niet slecht was is het nodig om de test uit te breiden, zodat betere en betrouwbaardere resultaten worden geboekt. Een tweede beperking is dat de e-mails die zijn verkregen in de informele en formele schrijftaak wellicht niet representatief zijn voor de vaardigheden van de brugklassers die zijn getest in het onderzoek. Er was geen sprake van een natuurlijke situatie, ook al is wel getracht de omstandigheden te creëren die daarop lijken. Om meer inzicht te krijgen in de effecten van sms op de taalvaardigheid is een design dat een longitudinale onderzoeksopzet hanteert veel beter. Het is in dat geval van belang om kinderen vanaf een jonge leeftijd te onderzoeken. Uit ons onderzoek bleek dat de meeste kinderen op hun 10e jaar reeds in het bezit zijn van een mobiele telefoon. Ervan uit gaande dat de leeftijd waarop kinderen hun eerste mobieltje ontvangen in de toekomst nog lager zal liggen moet worden overwogen om kinderen te onderzoeken die nog jonger zijn. Dit onderzoek heeft zich gericht op spel- en schrijfvaardigheid. Voor een compleet beeld van de effecten van sms op schriftelijke taalvaardigheid zal ook onderzoek moeten worden verricht naar de effecten van sms op de leesvaardigheid en tekstbegrip. Tenslotte is het interessant om te kijken of er een relatie is tussen dyslexie en het gebruik van taal. Dyslectici hebben doorgaans problemen met spelling en voor deze groep kan het daarom aantrekkelijk zijn om zich te bedienen met sms-afkortingen. Dit zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor de schriftelijke taalvaardigheidontwikkeling van dyslectici.
45
Literatuur Carrington, V. (2005). Txtng: the end of civilisation (again)? In: Cambridge Journal of education 2005, 35, 2, 161-175. Cipielewski, J.; Stanovich, K.E. (1992). Predicting Growth in Reading Ability from Children’s Exposure to Print. Journal of experimental child psychology, 1992, 54, 1, 74-89. Crystal, D. (2008). Txtng: The Gr8 Db8. Cambridge: Cambridge University Press. Crystal, D. (2006). Language and the Internet (2nd Ed.). Cambridge: Cambridge University Press. Dixon, M. and Kaminska, Z. (2007). Does exposure to orthography affect children's spelling accuracy? Journal of Research in Reading, 2007, 30, 184–197. Drouin, M; Davis, C (2009). R u txting? Is the Use of Text Speak Hurting Your Literacy? Journal of Literacy Research, 2009, 41, 1, Jan, p. 46-67. Herring, S.C.(2008). Questioning the Generational Divide: Technological Exoticism and Adult Constructions of Online Youth Identity. In: Youth, Identity and Digital Media. Cambridge, MA: The MIT Press, 2008, 71-92. Kemp, N (2010). Texting versus txtng: reading and writing text messages, and links with other linguistic skills. In: Writing system research, 2010, vol. 2, 1, p. 53-71. Marsh, J (2005). Digikids: Young children, popular culture and media. In. N. Yelland (ed.), Critical issues in early childhood education. Maidenhead: Open University Press, 181–196. Plester, B; Wood,C; Joshi, P (2009). Exploring the relationship between children's knowledge of text message abbreviations and school literacy outcomes. In: British Journal of Developmental Psychology, 2009, 27, 1, Mar, 145-161. Plester, B; Wood, C; Bell, V (2008). Txt msg n school literacy: does texting and knowledge of text abbreviations adversely affect children's literacy attainment? In: Literacy 2008, 42, 3, nov, 137-144. Rosen, LD; Chang, J; Erwin, L; Carrier, LM; Cheever, NA (2010). The Relationship Between "Textisms" and Formal and Informal Writing Among Young Adults. In: Communication Research, 2010, 37, 3, Jun, 420-440. Schijf, G.M. (2009). Lees- en spellingvaardigheden van brugklassers. SCO Kohnstamm instituut 2009.
46
Hard af Segerstad, Y (2002). Use and adaptation of written language to the conditions of computer mediated communication. Gothenburg monographs in Linguistics, 2002. Spooren, W.P.M.S. (2009). Bezorgde ouders? De relatie tussen chat en schrijfkwaliteit. In: W.P.M.S. Spooren, M.G. Onrust & J.M. Sanders (Eds.), Studies in Taalbeheersing 3 (pp. 331-342). Assen: Van Gorcum. Wood, C; Jackson, E; Plester, B; Wilde, L(2009). Children’s Use of mobile Phone text messaging and its impact on literacy development in primary school. British Educational Communications and Technology Agency 2009. Wood, C; Jackson, E; Hart, L; Plester, B; Wilde, L (2011). The effect of text messaging on 9and 10-year old children’s reading, spelling and phonological processing skills. In: Computer assisted learning, 2011, 27, 28-36.
47
Bijlage 1: spellingtoets 1 De meeste [artikelen] zijn geprijsd. 2 Sommige meisjes komen met de fiets. Ria [bijvoorbeeld]. 3 Annelies verzamelt [schoenendozen]. 4 Hebben jullie lekker [gevaren]? 5 De kat [springt] in de boom. 6 Hoor je het [gejank] van de hond? 7 Wat zijn er toch veel [nieuwsgierige] mensen! 8 Rijd jij op [kunstschaatsen] tegenwoordig? 9 We doen wat mosterd bij die [knakworstjes]. 10 [Waarschijnlijk] heeft Joop het gedaan. 11 Toen de schutting [voltooid] was, werd hij geverfd. 12 Hij is [verscheidene] keren gewaarschuwd. 13 De [koningin] droeg een zijden jurk. 14 We hadden een [fraai] uitzicht bovenop de berg. 15 Wie is de [bekendste] voetballer van Ajax? 16 Er waren weer [ongeregeldheden] na de wedstrijd. 17 De [festiviteiten] duurden een hele week. 18 We hebben hem [voortdurend] geholpen. 19 Er waren [talloze] schaatsers op het ijs. 20 Vorig jaar [brandden] hier drie huizen af. 21 Ik geloof dat zij haar kapsel telkens [verandert]. 22 Het [koperen] beslag is helemaal groen geworden. 23 Wanneer [word] je twintig? 24 Geert heeft een [bijzondere auto] gekocht. 25 Daar ben ik [absoluut] op tegen! 26 Naar welk [programma] wil jij kijken? 27 Deze bedragen moet je [optellen]. 28 Het is een [fantastische] jongen. 29 Deze [handdoek] is pas gewassen. 30 Ik heb het jack in de [etalage] gezien. 31 De [vermelde] gegevens kloppen niet. 32 Denk maar niet dat ik dat leuk[vind]. 33 Dat medicijn is alleen in de [apotheek] verkrijgbaar. 34 Geef mij maar een beker [chocolademelk]. 35 Ik heb net mijn tanden [gepoetst]. 36 Is de [schuurdeur] op slot? 37 Klaas moet vanavond [overwerken]. 38 Hans is in [februari] jarig. 39 Er worden [internationale] wedstrijden gehouden. 40 Onze Anja is nogal [milieubewust].
48
Bijlage 2: sms-vaardigheidstest Testzin 1: Hoi hoe is het met jou? Ik ben echt blij dat je morgen mee gaat naar de tandarts. Ga je nog wat doen vandaag? Hoi: hi, ey, oi, he (1) alternatieven: Hey, Heey zijn niet korter, dus minder goed. (0) Hoe: hoestie (3) Is: Het: hoest, hoe ist, hoeist (3) Met: mt (1) Jou?: j, je (1) fakka (3) ag? (2) Ik: k (1) Ben: bn (1) Echt: egt (1) Blij: (1) Dat: dt (1) Je: j (1) Morgen: mrgn, morge (1) Mee: Gaat: mg (2) Naar: nr (1) De: Tandarts.: tndrts (1) Ga: Je: alternatief : j (1) Nog: alternatief: ng (1) Wat: alternatief: wt (1) Doen: alternatief: dn (1) Vandaag?: gjnwdv? (6) alternatief: vndg? (1) Maximale score: 21 punten
49
Testzin 2: Dank je, jij ook. Ik weet niet of maandag lukt, heb veel huiswerk voor school. Woensdag bij jou thuis?
Dank: thx, ty, tnxs (1) Je: Jij: Ook: u2 (1) Ik: Weet: Niet: kweenie, weenie(3) Of: Maandag: ma (1) Lukt,: Veel: Huiswerk: hw (1) Voor: 4 (1) School.: sgl, sgool (1) Woensdag: wo (1) Bij: @ (1) Jou: Thuis?: bjt? (3) Maximale score: 13 punten
50
:k (1) :kweet (1) :nie (1) :mndg, mndag (1)
:wnsdag, woe (1)
Testzin 3: Okee, dacht al waarom kom je niet terug online! Trouwens succes vanavond met het leren voor het examen. Mazzel! Okee: ok (1) Dacht: d8 (1) Al: Waarom: wrm (1) warom (1) Kom: km (1) Je: j (1) Niet: nie, nt (1) Terug: trug (1) back (1) Online!: on (1) Trouwens: trwns, btw (1) Succes: suc6 (1) Vanavond: vnvnd, vanaaf, vnaaf (1) Met: mt (1) Het: t (1) weglaten ook 1 punt Leren: lrn (1) Voor: 4 (1) Het: t (1) weglaten ook 1 punt Examen.: xmn, exmn (1) Mazzel!: mzzl (1) Maximale score: 18 punten
51
Testzin 4: Het ging dramatisch op het eind. Eentje wist ik sowieso niks van. Het was een extreem moeilijke tekst. Hoe ging het bij jou? Het: t (1) weglaten ook 1 punt Ging: tging (2) Dramatisch: drama (1) Op: Het: t (1) weglaten ook 1 punt Eind.: end (1) Eentje: 1tje (1) Wist: Ik: k (1) Sowieso: sws (1) Niks: nix (1) Van.: vn (1) Het: t (1) weglaten ook 1 punt Was: ws (1) Een: n (1) Extreem: x3m, xtrm :xtreem Moeilijke: mlk (1) Tekst.: txt (1) Hoe: Ging: gng (1) Het: t (1) Bij: Jou?: u, ya (1) Ik: k (1) (weglaten ook een punt Zie: Je!: cu, xieje (3) Maximale score: 23 punten Maximaal totaal: 75 punten
52
(1)