De Quadruple Helix: de Triple Helix voorbij? Verslag van het AWT Symposium QUADRUPLE HELIX EN INNOVATIEBELEID 20 juni 2012
Colofon Dit verslag is opgesteld door het secretariaat van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). De auteurs van het verslag zijn: Hanneke Bodewes, raadsmedewerker AWT (contactpersoon, email:
[email protected]) Marcel Kleijn, senior raadsmedewerker AWT AWT Javastraat 42 2585 AP Den Haag 070 3110920 www.awt.nl email:
[email protected]
2
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
INHOUDSOPGAVE Aanleiding ............................................................................................................................................................... 3 Programma symposium “Quadruple Helix en Innovatiebeleid” ............................................................................. 3 Verbinden vanuit behoefte – Jan Wester ............................................................................................................... 4 Vraagarticulatie in wetenschap en innovatie – Wouter Boon ................................................................................ 6 Partners in research, for better and for worse – Chris Mombers ........................................................................... 8 De gebruiker centraal – Martijn Kriens ................................................................................................................... 9 Discussie: Wat betekent de Quadruple Helix voor het innovatiebeleid? ............................................................. 11 Bijlage 1 Lijst van aanwezigen en CV sprekers ...................................................................................................... 13
3
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
AANLEIDING De Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) werkt in 2012 aan twee adviezen waarin de rol van de gebruiker naar voren komt. Het eerste advies gaat over diensteninnovatie. Bij het ontwikkelen van nieuwe diensten speelt de klant (of gebruiker) een belangrijke rol. In toenemende mate worden nieuwe diensten aangepast aan de wensen en behoeften van individuele gebruikers. Daarmee wordt waarde gecreëerd. Ook voor de maakindustrie spelen diensten - en dus gebruikers - een steeds belangrijkere rol. Het tweede advies gaat over maatschappelijke en sociale innovatie. Sociale innovatie gaat om slimmer organiseren en nieuwe vormen van samenwerking om uitdagingen op te pakken die sociaal-maatschappelijk van aard zijn. In de voorbeelden van sociale innovatie zien we dat de mens centraal staat; de mens die betere zorg wil, of de mens die zijn eigen energievoorziening wil regelen. In beleid wordt vaak verwezen naar het concept Triple Helix, waarbij overheden, kennisinstellingen en bedrijven in interactie beleid ontwikkelen. In het Nederlandse innovatiebeleid wordt over de ‘Gouden Driehoek’ gesproken. Het onderzoek van de AWT ten behoeve van de bovengenoemde adviezen roept echter de vraag op of er niet meer is dan drie pijlers. Is er misschien een vierde pijler waar rekening mee moet worden gehouden, namelijk die van de gebruiker? 1
Marcel Kleijn - raadsmedewerker van de AWT - stuitte op de term Quadruple Helix en vervolgens op een 2 rapport van het Europese project CLIQ, getiteld ‘Exploring the Quadruple Helix’. Na een twitter-oproep geven verschillende mensen aan hier meer over te weten of in het onderwerp geïnteresseerd te zijn, waarop de AWT besloot om op 20 juni een klein symposium te organiseren over de Quadruple Helix. Dit document geeft een 3 verslag van het symposium.
PROGRAMMA SYMPOSIUM “QUADRUPLE HELIX EN INNOVATIEBELEID” Het programma van het symposium “Quadruple Helix en Innovatiebeleid” op 20 juni 2012 zag er als volgt uit: 13:00 uur
AWT adviezen over Diensteninnovatie en Maatschappelijke en Sociale Innovatie, Marcel Kleijn (AWT)
13:30 uur
Verbinden vanuit behoefte, Jan Wester (TNO)
14:00 uur
Vraagarticulatie in wetenschap en innovatie, Wouter Boon (Rathenau Instituut)
14:30 uur
Pauze
14:45 uur
Partners in research, for better and for worse, Chris Mombers (STW)
15:15 uur
De gebruiker centraal, Martijn Kriens (Upstream)
15:45 uur
Pauze
16:00 uur
Discussie “Wat betekent QH voor het innovatiebeleid?”, o.l.v. Marcel Kleijn
17:00 uur
Afsluiting
Een Curriculum Vitae van de sprekers en een lijst van de deelnemers is opgenomen in bijlage 1. De presentaties van de sprekers zijn te downloaden via www.awt.nl.
1
http://www.aimsterdam.nl/rss/bestanden/ono-ono-magazine-aim-event-2012 http://www.cliqproject.eu/en/products/research/quadruple_helix_research/?id=127 3 Dank aan Jan Wester, Wouter Boon, Chris Mombers en Martijn Kriens voor hun suggesties ter verbetering van dit verslag. 2
4
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
VERBINDEN VANUIT BEHOEFTE OEFTE – JAN WESTER De eerste spreker was Jan Wester, Principal Strategist bij TNO. De crisis waar we momenteel in zitten levert volgens hem grote kansen op. We zijn aan het einde beland van het techno-economisch techno economisch paradigma en zitten nu middenin een paradigmashift van een industriële samenleving naar een netwerkmaatschappij. Maar hoe het nieuwe paradigma er precies uit gaat zien, zien, dat weten we niet. Het vereist ook het herontwikkelen van sociale en institutionele kaders. Onderstaande figuur illustreert deze paradigmashift; initieel lag de focus vooral op het ontwikkelen van infrastructuur, maar we zijn nu via de fase met focus op toepassing aanbeland in de fase van v focus op “behoefte”. Deze vraagt nadrukkelijk om systeeminnovaties. .
Deze paradigmashift gaat over alle lagen van de maatschappij. De industriële samenleving en de netwerkmaatschappij zijn twee verschillende werelden met heel verschillende kenmerken. De industriële samenleving is gebaseerd op tegenstellingen en conflicten, op schaarste. Een belangrijke entiteit is de individuele massa; dat zijn de doelgroepen waar bedrijven hun marketing op inzetten. In de netwerkmaatschappij is dit omgedraaid; het gaat om de ervaringen voor de massale individuen, ofwel op de behoefte van individuen dividuen aangepaste diensten. In plaats van schaarste is er overvloed, namelijk van data. Handelingen worden belangrijker. Dit betekent ook dat de waarde van diensten zal toenemen en dat producten “verdienst” zullen worden. Op micro-, meso- en macroniveau heeft de omslag naar een netwerkmaatschappij consequenties. Jan Wester geeft aan dat de grote institutionele structuren niet meer bepalend zijn in de netwerkmaatschappij. Deze wordt vormgegeven door en met het individu. individu De centrale manier van organiseren uit het oude paradigma leidt op dit moment tot systeemfalen: onderwijs holt in kwaliteit achteruit, zorg is niet meer betaalbaar, etc. Fusies volgen elkaar op en uiteindelijk leveren organisaties in op datgene waartoe zij op aarde zijn; zijn het zorgsysteem is niet meer gericht op het leveren van de zorg waar behoefte aan is, maar op geld verdienen. Dit leidt momenteel tot maar liefst vier crisees:: een economische crisis, een maatschappelijke crisis, een milieucrisis en tenslotte een waardencrisis; onze nze maatschappij beweegt richting een ethisch faillissement. Wat steeds meer zichtbaar wordt is dat mensen buiten de grote organisaties het heft in eigen hand nemen. Er zit een heleboel beweging ‘onder de radar’. Dat betekent dat het niet zichtbaar, niet ni besproken, niet geagendeerd en ook niet serieus genomen wordt. Maar langzaam komt het naar boven. Onze bestaande systemen leveren steeds minder datgene wat wij ervan verwachten. Er zijn dus veranderingen op
5
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
systeemniveau nodig: systeeminnovatie. In de jaren ‘90 was veel geld om alle problemen op te lossen en te maskeren. Nu hebben we een crisis, waardoor we onze maatschappij wel moeten veranderen. In een nieuwe maatschappij moeten welzijn en duurzaamheid centraal komen te staan. Maar heeft dat een waarde? Jazeker, want als je daarop inlevert dan gaat dat heel veel kosten (in euro’s).
Systeem moet weer “ethisch” herladen worden! (rehumanisering van transacties)
Well being
Het is nodig om onze maatschappij ethisch te herladen: naast people, planet en profit is ook pneuma (ziel) noodzakelijk. Welzijn van mensen moet centraal komen te staan en uiteindelijk moeten mensen kunnen begrijpen waar het over gaat; iedereen moet bijvoorbeeld zijn energierekening kunnen lezen.
Maar hoe doe je dat? Jan Wester legt uit dat hij drie niveaus onderscheidt; staat, gemeenschap en individu. Het gemeenschapsniveau hebben we verwaarloosd, maar is een belangrijke sleutel. Hij geeft het voorbeeld van de kinderopvang: we hebben via de staat geregeld dat opa en oma werden betaald. Het systeem schiet hier door. We moeten op zoek naar nieuwe communities. Dit kan allerlei vormen aannemen zoals single-issue communities of “solidariteit-van-de-postcode”communities. Voorbeelden lopen uiteen van de ‘Big Society’ van de Engelse premier Cameron tot de Anonymous-beweging,. Maar ookcoöperaties waar de aandeelhouders een belang hebben in wat het bedrijf daadwerkelijk produceert en presteert in plaats van anonieme aandeelhouders. In Nederland hebben we daar een goede traditie in. Uiteindelijk gaat het erom dat we een nieuwe set gezond-verstand principes toepassen, in lijn met de kenmerken van netwerkmaatschappijen. Regionalisatie is belangrijk, want systeeminnovaties vinden dikwijls op regioniveau plaats. Regio’s moeten gaan bouwen op hun eigen sterktes. Met clustervorming en excellentie kan een regio internationaal concurreren, maar niet iedere regio wil internationaal competitief zijn. De ambities kunnen ook lokaal vastgesteld worden: regio’s moeten niet met elkaar concurreren, maar juist inzetten op complementariteit. Lokaal moet worden ingezet op de mensen: wat is voor hen belangrijk? Dat moet leiden tot lokale optima waarin iedereen kan doen waar hij goed in is. Streven naar mondiale optima leidt vaak tot grote problemen op lokaal niveau. Jan Wester geeft aan dat het topsectorenbeleid ook gezien kan worden als regionalisatie van beleid. Dat kan prima werken, mits de topsectoren geworteld blijven in de regionale omgeving. De mensen moeten het lokaal voelen en eraan willen bijdragen. Jan Wester: “Knowledge is global, value is local”. Zorg voor regionale systemen om smart specialisation te bereiken. De driehoek van bedrijfsleven, kennis en overheid is feitelijk nog steeds industriebeleid. Maar als Nederland wilt matchen met Europa (Grand Challenges), dan moet gekeken worden naar de behoeftesteller, naar de burger. Deze kan projecten starten in samenwerking met bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Belangrijke voorwaarden zijn dan samenwerking, eigenaarschap (van communities), verbondenheid (generieke ICT-voorzieningen) en focus op sterktes (begin daar waar je goed in bent). Op die manier kan het social grid vorm krijgen (systeemverandering). Op de vraag of projecten die op de ene plek ‘werken’, ook naar andere plekken kunnen worden gekopieerd geeft Jan Wester aan dat dit niet zonder vertaling naar de lokale behoeftestellers en de lokale context kan. Kennis kan wel overgebracht worden, maar je kan niet een initiatief uit bijvoorbeeld Baskenland toepassen in Friesland. Culturele bepaaldheid is erg belangrijk.
6
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
VRAAGARTICULATIE IN WETENSCHAP EN INNOVATIE – WOUTER BOON Wouter Boon doet onderzoek bij het Rathenau Instituut aan de afdeling Science System Assessment naar vraagsturing in het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat en bestudeert kenniscocreatie rondom grote maatschappelijke vraagstukken. In de literatuur over innovatiemanagement is sinds eind jaren ‘70 steeds meer aandacht voor de rol van gebruikers. Daarvoor was het denken voornamelijk lineair; gedreven vanuit het aanbod van kennis. Wetenschappelijke kennis moest ‘gevaloriseerd’ worden. In de huidige literatuur ligt de nadruk meer op feedback tussen de verschillende fasen van een innovatieproces (interactief innovatieproces). En er is meer aandacht voor de rol van de gebruiker, want gebruikers kunnen een belangrijke inspiratiebron vormen voor innovatie. Neem de mountainbike in Amerika; veel mensen hadden daar verbeterideeën voor die ook daadwerkelijk in nieuwe modellen meegenomen zijn (figuur: Lühtje (2005), Research Policy 951-965).
Er zijn verschillende redenen om gebruikers te betrekken in innovatieprocessen. In concrete innovatieprocessen hebben zij vaak een goede en creatieve inbreng, zij kunnen processen effectiever maken en hun betrokkenheid vergroot de kans op implementatie. Meer in het algemeen levert gebruikersbetrokkenheid een proactievere houding van de gebruiker op in een eventueel maatschappelijk (of ethisch) debat. Ook wordt het democratisch gehalte van nieuwe technologieën vergroot. Tegelijk zijn er ook redenen om gebruikers niet te betrekken; ze hebben te weinig kennis en vaardigheden, ze weten niet wat ze willen - “If I asked my customers what they want, they simply would have said ‘a faster horse’” (Henry Ford). Het betrekken van gebruikers kost ook geld en tijd. Een ander argument voor ondernemers om niet te investeren in vraagarticulatie is het vertrouwen dat de markt haar werk wel zal doen. Het onderzoek van Wouter Boon naar cocreatie in onderzoeksprojecten en –programma’s heeft enkele voorlopige overwegingen opgeleverd die hij graag met de aanwezigen deelt. 1.
Vraagsturing is breder dan de markt
In geval van vraagsturing bepalen kennisvragers (voor een groot deel) de onderzoeksvragen. In het topsectorenbeleid is vraagsturing echter vrij plat gedefinieerd. Het gaat om een sectoraal gedefinieerde groep 4 bedrijven die in een TKI 40% in de onderzoekskosten bijdragen. Maar kennisvragers zijn niet alleen bedrijven. Er is een bredere opvatting nodig van gebruikers-producentinteracties. Ook overheden, maatschappelijke organisaties en individuen kunnen kennisvragers zijn. De kennisvragen van de overheid liggen in het verlengde 4
Een Topconsortium voor Kennis en Innovatie, waarin ondernemers en wetenschappers van de topsectoren gaan samenwerken
7
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
van de publieke taken (zorg, waterbeheer, etc.), maar in het huidige beleid komen deze niet of nauwelijks naar voren. Een kennisvrager zijn vereist ook vaardigheden om kennis te kunnen beoordelen en gebruiken (absorptive capacity). 2.
Articulatie van latente vragen is belangrijk
Vraagsturing impliceert dat gebruikers precies weten wat ze willen, maar dikwijls zijn vragen latent of behoeven ze een vertaalslag. Dit vraagt om het benaderen van vraagsturing als een iteratief en creatief proces van vraagarticulatie. Dit vereist wel kennis en vaardigheden aan zowel de kant van kennisgebruikers als aan de kant van kennisaanbieders. Voortdurende interactie tussen gebruikers en producenten is belangrijk. In het huidige beleid is weinig ‘vrije speelruimte’ voor vraagarticulatie ingebouwd. 1.
Articulatie naar lagere / lokale niveaus is nodig
De maatschappelijke uitdagingen zijn grote paraplu’s die moeten worden vertaald en ‘gedownscaled’ naar een niveau waar men in de onderzoeksprogrammering iets mee kan. Er zou meer aandacht moeten zijn voor de mogelijke bijdrage van het MKB. Juist op lokaal en regionaal niveau vindt innovatie plaats. Daar gebeuren de meest spannende dingen, daar zijn de kennisvragers (gebruikers) en daar zijn de incentives om te veranderen. Wetenschappers staan hier voor een dilemma want voor hen is het belangrijk dat kennis internationaal gepubliceerd, wat in contrast staat met de lokale behoefte aan kennis. 2.
Het gaat om cocreatie van kennis
Gebruikers moeten niet alleen bij de agendabepaling of in de resultatenfase betrokken zijn maar ook tijdens de uitvoering van onderzoek; kenniscocreatie. Er volgt een korte discussie over het vermogen van kennisgebruikers om goede vragen te articuleren. Het voorbeeld wordt gegeven van boeren, die praktische kennisvragen stellen die in veel gevallen voor onderzoekers weinig vernieuwende onderzoekslijnen opleveren. Er zitten veel spanningen in het concept vraagsturing rondom representativiteit, opschaalbaarheid etc. Wouter Boon beaamt dit. Onderzoekers en kennisgebruikers denken en spreken op verschillende manieren. Dit moet in de eerste plaats erkend worden. Vervolgens moet kenniscreatie beschouwd worden als een proces, een proces dat open blijft. Wanneer de overheid programma’s en subsidies definieert rondom bepaalde thema’s, dan neemt zij het eigenaarschap op zich (zij pakt de rol van de kennisvrager). Dit terwijl zij dikwijls helemaal niet de uiteindelijke kennisgebruiker is. Jan Wester geeft aan dat hier ook een rol ligt voor partijen als TNO. TNO kan nadenken over vragen die bij de overheid nog niet op het bureau liggen. Als kennispartij kan zij de dialoog op gang brengen door te praten over onderzoeksresultaten, ruimte te zoeken in beperkende regelgeving etc. Essentieel is dat er een maatschappelijk middenveld ontstaat dat het eigenaarschap van een kennisbehoefte op zich neemt en vorm geeft aan het kenniscocreatieproces. De discussie spitst zich toe op het kennisabsorptievermogen van de overheid. De focus ligt binnen de overheid steeds meer op de procesmatige kant. Dit betekent dat er onvoldoende absorptievermogen is op onderwerpen waar de overheid een kennisvrager (eigenaar) is. Waar zit dan de interface waar de discussie nog gevoerd kan worden, en waar kan vraagarticulatie plaatsvinden? Op onderwerpen waar de overheid verantwoordelijk is moet zij als voornaamste kennisvrager voortrekker zijn. Dit geldt sowieso voor die taken die je als overheid MOET doen (zoals Defensie). Daarnaast zijn er dingen die de overheid WIL doen (zoals een campagne tegen overgewicht). Tenslotte zijn er dingen waar de overheid geen rol in moet spelen omdat anderen de kennisvragers zijn. Daar moet zij afzijdig blijven of vooral kijken hoe zij ruimte kan bieden om het vraagarticulatieproces tussen de juiste partijen tot stand te laten komen. In welke categorie een bepaald onderwerp valt wordt mede bepaald door politieke wenselijkheid.
8
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
PARTNERS IN RESEARCH, FOR BETTER AND FOR WORSE – CHRIS MOMBERS In zijn presentatie gaat Chris Mombers, adjunct-directeur bij STW, in op hoe STW omgaat met beleid, gebruikers en andere partners. Een belangrijke ervaring van Chris Mombers is dat “als je met meerdere partijen werkt, dat het van groot belang is dat je met elkaar ook goed de zware tijden kunt doorstaan”. In STW-onderzoek zijn altijd gebruikers betrokken. De missie van STW is het realiseren van kennisoverdracht tussen technische wetenschappers en gebruikers. Dit doet STW door het financieren van excellent onderzoek en door gebruikers van begin af aan te koppelen aan wat de onderzoekers doen. Gebruikers zijn veelal bedrijven, maar ook patiënten, individuen, etc zijn als gebruikers opgetreden in STW-projecten. Het utilisatierapport van STW wordt jaarlijks gepubliceerd en kijkt ook naar resultaten van projecten na vijf en tien jaar. STW financiert projecten en programma’s, het portfolio vernieuwt zich steeds. Alle projecten hebben gebruikerscommissies. Wetenschappelijke kwaliteit en utilisatie bepalen samen de kwaliteit (excellentie) van een onderzoeksvoorstel. Gebruikers financieren meestal mee in projecten, in geld of in natura. Gebruikersbetrokkenheid is altijd een eis. STW wil het selectiesysteem gaan aanpassen zodat ook aspecten als duurzaamheid en sociale innovatie meegenomen kunnen worden in de beoordeling. Dit om aan te sluiten bij het bewustzijn onder de wetenschappers en bedrijven dat dit belangrijke thema’s zijn. Vrijwel alle topsectoren zijn vertegenwoordigd in het ecosysteem van STW, maar bij nadere beschouwing blijken vooral de logistieke sector en de creatieve sector ondervertegenwoordigt. Ook hier zal in de toekomst meer aandacht voor komen in de STW-programmering, door bijvoorbeeld ruimte voor architectuur en planologie. Chris Mombers presenteert twee case studies in de waterzuivering waarin hij heeft bestudeerd hoe kennis met gebruikers is gedeeld en uiteindelijk tot winstgevende concepten heeft geleid. Aan de hand van een historische beschrijving heeft hij vastgesteld dat een aantal elementen belangrijk zijn. Hoewel een goed idee vaak bij een individu begint is het nodig dat allerlei partijen in verschillende fasen betrokken worden. Voor al die partijen moet duidelijk zijn wat er voor hem of haar in zit. De community of purpose (gebruiker of doelgroep) moet in alle fasen aanwezig zijn wil een innovatie kunnen slagen. Risico’s moeten goed worden ingeschat en bewaakt. Er moet aandacht zijn voor maatschappelijk verantwoord innoveren. Tenslotte is een goede projectorganisatie noodzakelijk. Soms is het beter om een klein gezelschap te hebben van mensen die goed weten wat ze willen, dan grote partijen aan tafel die er om onduidelijke redenen zitten. De belangrijkste conclusies van de case studies zijn in de figuur hiernaast samengevat. Deze conclusies sluiten aan bij de bevindingen van de eerdere spreker Wouter Boon, die ook aangeeft dat cocreatie in de uitvoeringsfase erg belangrijk is. Innovatie is niet wie het idee bedenkt, maar wie het oppikt. “Het gaat om degenen die er echt voor gaan”.
9
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
DE GEBRUIKER CENTRAAL – MARTIJN KRIENS Martijn Kriens is partner bij bureau Upstream en directeur van Health Lab en Amsterdam Living Lab. Martijn Kriens vindt het belangrijk dat er ruimte is om fouten te maken en deze te omarmen. Mensen moeten leren van hun fouten. Ter illustratie noemt hij de luchtvaart. Dit is één van de meest veilige industrieën, vooral omdat fouten omarmd worden om te voorkomen dat ze ooit weer gebeuren. Aan de hand van figuren, citaten, referenties en voorbeelden neemt Martijn Kriens de aanwezigen mee in zijn betoog. Hij noemt het voorbeeld van bedrijf Morningstar dat zelfsturing tot in de punten heeft ingevoerd. Uitgangspunt hierbij is dat het uiteindelijk gaat om de mens. En over mensen die wat met mensen doen. Vaak wordt gesproken over organisaties die wat met organisaties doen, maar in de werkelijkheid gaat het over de mensen binnen (of zelfs buiten) die organisaties. We moeten beseffen dat onze maatschappij totaal anders is dan honderd jaar geleden. In tijden van industrialisatie, massaproductie en massacommunicatie stond de organisatie centraal. Dit wordt geïllustreerd door populariteit van boeken als The nature of the firm (Coase, 1937) waarin betoogd wordt dat intern organiseren veel efficiënter kan. Door de ontwikkelingen in de laatste decennia en de recente crisis wordt dat allemaal heel anders. Door ZZPers wordt samenwerken in netwerken steeds efficiënter. Dit denken wordt onder andere uiteen gezet door Josephine Green in From Pyramids to Pancakes (TED-talk 2010). Zij legt uit hoe onze samenleving steeds minder hiërarchisch wordt, en steeds meer gekarakteriseerd wordt door plattere netwerken. Producten worden steeds complexer en hebben meer functies (een tv is een platform). Er worden geen producten meer ontwikkeld of ontworpen; het ontwerp betreft vooral de interactie met de gebruikers (human meaning & communication). Omdat je niet precies weet wat de gebruiker wil, moet je steeds meer iteratief gaan produceren. Martijn Kriens geeft het voorbeeld van een alarmknop voor ouderen. Deze wilden ouderen niet gebruiken want ze vonden het een lelijk ding en stigmatiserend. Een interactief robothondje met een camera bleek een oplossing. De sociale factor is bepalend voor het succes van innovatie De fysieke en digitale werkelijkheid zullen steeds meer door elkaar heen lopen. Door nieuwe technologie gaan we op andere manier met elkaar communiceren. Denk aan grote bedrijven tegen wie de klant nu terug praat via sociale media. De afstand tussen instituties en organisaties wordt kleiner. De groep 65+ is de snelst groeiende groep in de sociale media. Dankzij ICT “it is changing what it is to be a human being in society” (Neelie Kroes). Ouderen van nu zijn niet meer de ouderen van vroeger en de knip bij 65 jaar is eigenlijk niet meer van deze tijd. In het boek Alone Together van Sherry Turkle legt zij uit dat het niet alleen om de technologie gaat, maar vooral om hoe deze grootschalig wordt ingezet en welke kansen dat biedt. Door internet zijn mensen in staat om anderen te vinden die dezelfde weinig voorkomende ziekte hebben als zij en gezamenlijk kunnen zij meer bereiken. Er is directe communicatie (bijvoorbeeld vanuit en tussen politici), maar er is ook steeds meer
10
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
indirecte communicatie met daarin ‘hidden themes’. Dit komt doordat wij overal kunnen communiceren, altijd toegang hebben tot alle informatie en door de grotere transparantie van de markt. Dit is allemaal niet maakbaar of stuurbaar – je moet kijken wat er in de praktijk gebeurt en daarop reageren. Dit betekent dat we ook moeten beseffen dat de technologie zelf een belangrijke factor speelt in wie we zijn en wat we doen. “Our writing equipment takes part in the forming of our thoughts” (Nietsche). Wat betekent dit allemaal voor bedrijven? Er is sprake van een beweging richting de eindgebruiker. Een bedrijf moet heel vroeg gebruikers betrekken, maar omdat die nog niet weten wat ze willen, moet je als bedrijf heel vroeg komen met prototypes die in een beschermde omgeving worden getest. Om een living lab goed te laten werken moet je iedereen betrekken: grote en kleine bedrijven en kennisinstellingen. Die breng je alleen bijeen door te starten bij en te redeneren vanuit de gebruiker. Dat is de kern van living labs. Het Amsterdamse Health Lab biedt een platform over zorg en ICT, heeft verschillende living lab locaties en richt zich ook op onderwijs. De focus ligt op care en niet op cure. Zo is een belangrijk aandachtspunt het grensvlak tussen thuis wonen en verblijf in een verzorgingstehuis. Aan de ene kant wordt de rol van domotica ingebracht, aan de andere kant worden sociaal contact en samenzijn gestimuleerd. Er zijn verschillende pilots met ouderen, zoals Wordfeud op de iPad en Paro de robotzeehond. Volgens Martijn Kriens moet onze samenleving niet meer instituties, maar vooral mensen centraal stellen. Dit sluit ook aan bij het denken van de eerdere spreker Jan Wester. De mens centraal stellen betekent dat steeds meer gedacht zal worden over diensten. De mens en zijn behoefte staat centraal: grote en kleine bedrijven, overheden en kennisinstellingen moeten het aan de gebruiker overlaten om te bepalen wat hij nodig heeft. Zorg bijvoorbeeld kan een stuk goedkoper als wij de ingewikkelde indicatiestelling (institution centric) laten varen. Het uiteindelijke doel van Health Lab is om in 2025 alle mensen in regio Amsterdam zelf controle te geven over welke zorg zij willen en waar. Er volgt een discussie over het gebruik van sociale media. Worden we daar nu juist sociale of asocialer door? (Martijn Kriens toont een foto van mensen in een metro die allen op hun telefoon kijken). In de praktijk worden sociale media primair ingezet om de betrokkenheid te vergroten tussen mensen die lokaal al interacteren. Vanuit die optiek maakt het ons dus socialer. Jan Wester geeft aan dat het begint bij een behoefte; de behoefte aan communicatie die is er gewoon. Er is wel een menselijke maat, bijvoorbeeld in de hoeveelheid tijd die we eraan besteden. Alle partijen moeten zich ervan bewust zijn dat het anders is geworden. Zo maken bedrijven bedrijfsmatige afwegingen, want aandeelhouders zullen altijd vragen; wat levert het op? Als er ook sociale en maatschappelijke afwegingen zijn, dan moeten overheden optreden en gebruik maken van de (technologische) mogelijkheden. Maak daarbij gebruik van de gedrevenheid van individuen die ook in organisaties zitten (intrapreneurship). Als de business case dan duidelijk wordt, bewegen de bedrijven wel weer mee. De business case stond ook niet centraal bij het oprichten van Facebook. Het ontstond vanuit een idee en een gedrevenheid van één persoon, daarna kwam pas de bedrijfsmatige kijk. Een ander voorbeeld is het huidige verdienmodel van Twitter, dat tweets verkoopt voor analyses.
11
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
DISCUSSIE: WAT BETEKENT DE QUADRUPLE HELIX VOOR HET INNOVATIEBELEID? QUADRUPLE HELIX OF HERZIENING VAN TRIPLE HELIX? De meningen lopen uiteen over of een herziening of uitbreiding van het Triple Helix concept wel nodig is. Eén van de aanwezigen geeft aan dat wanneer men blijft denken vanuit Triple Helix (zo zijn veel overheidsinitiatieven opgezet) dat men dan snel belandt in gesprekken vanuit belangen. Het geheel blijft aanbodgedreven en dan kom je niet in de discussie over nieuwe waarden. Dit geldt ook voor de overheid. Die denkt vanuit bestaande wet- en regelgeving en instrumentarium (aanbod). Van daaruit worden problemen gedefinieerd en oplossingen bedacht. De gebruiker is meer dan een consumer, zij is ook prosumer. Zo wordt de particulier met zonnecellen in de energiemarkt een partner; zij is niet meer alleen een tikken-afnemer. Als je gaat redeneren vanuit behoefte - in tegenstelling tot redeneren vanuit bestaande systemen en instituties - dan krijg je een nieuwe dynamiek met nieuwe moraliteit en zingeving. Dan kan en moet iedereen laten zien wat hij aan het geheel kan bijdragen (Community of Purpose). Er wordt vastgesteld dat het gaat om meer dan een simpele uitbreiding van drie naar vier pijlers. In feite gaat het om het omdraaien van het verhaal. Begin niet bij het aanbod (van kennis, producten of beleidsinstrumenten), maar begin bij de behoefte van het individu of de gemeenschap van individuen. Vervolgens moet je kijken hoe die behoeftes gekoppeld kunnen worden aan het aanbod (van de spelers in de Triple Helix). Pas dan is er sprake van waardecreatie in de Triple Helix. De vraag is echter of het mogelijk is om de behoefte van het individu of een gemeenschap (community) centraal te stellen. Wie is deze gebruiker? Wat opvalt is dat de gebruiker steeds iemand anders kan zijn. Soms zijn het individuen, soms zijn het patiëntenorganisaties, soms is het een maatschap van boeren. Kunnen deze zich organiseren en fungeren als volwaardige gesprekspartners om de interactie mee aan te gaan? Iemand geeft aan dat de organisatiekracht van het individu door samen te werken met anderen en gebruik te maken van sociale media al zoveel groter is dan vroeger.
ROL VAN DE OVERHEID: WAT WEL EN VOORAL WAT NIET DOEN? Kan de overheid misschien een rol spelen in het identificeren of organiseren van gebruikers/behoeftestellers? Het voorbeeld van KLM wordt gegeven, die momenteel 25 mensen in dienst heeft voor het monitoren van sociale media. KLM gebruikt deze kanalen om in publieke discussie te gaan met mensen en een leercurve aan te gaan. Het resultaat is meer positieve uitingen van klanten (satisfiers). Terugvertaald naar de overheid zou de vraag dan omgedraaid moeten worden; misschien is niet de vraag hoe die communities een goede gesprekspartner kunnen worden voor de overheid, maar hoe de overheid een goede gesprekspartner kan worden voor vernieuwers. Eén van de deelnemers geeft het als voorbeeld: “Denk niet dat je ZZP-ers in een vakbeweging krijgt, maar kijk rondom welke thema’s ze zich organiseren en ga daar luisteren.” De lokale factor speelt een belangrijke rol bij het stellen van de behoefte. Vraag aan iemand in Friesland: waar lig je wakker van en wat ga JIJ daaraan doen? Wat ligt er binnen jouw bereik? En wat heb je dan nodig van wie? Het gaat dan vervolgens om het creëren van een lokale community. Wat kan een overheid hier in betekenen? Op het lokale niveau kom je uiteindelijk wel bij een overheid terecht die moet faciliteren. Dan zit de overheid in de goede rol, als zij wordt gestuurd door de behoefte. De nationale overheid moet niet gaan initiëren in de regio. Wat in Baskenland werkt, werkt niet in Friesland en wat in Friesland werkt, werkt niet in Limburg. Lokale overheden zijn echter vaak niet in staat om in deze ‘luisterende’ rol te gaan zitten. De nationale overheid heeft veel taken gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten, maar die zijn niet geëquipeerd en
12
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
hebben dikwijls ook geen ruimte om naar lokale behoeften te luisteren vanwege nationale wet- en regelgeving. Nationale regelgeving kan ook de lokale vormgeving van geschiktere organisatievormen frustreren (bijvoorbeeld in de zorg, denk aan het vergoedingensysteem). De overheid zou meer moeten denken in termen van partnerschappen. Zij moet niet denken over of voor de burger, maar MET de burger. De burger praat ook steeds meer terug (via sociale media of initiatieven zoals Anonymous), waarmee het instituut ‘overheid’ steeds meer wordt beproefd. Gevestigde systemen hebben de neiging zichzelf in stand te houden. De overheid speelt daar vaak een rol door subsidie te stoppen in iets wat zich daardoor binnen het bestaande systeem kan uitbouwen. Moet je dit als overheid doen, stimuleer je daar innovatie mee? Nee, want vaak blijken deze projecten niet levensvatbaar. Denk aan het voorbeeld van Buurtzorg; de subsidie daarvan loopt volgend jaar af en iedereen is benieuwd wat er dan gaat gebeuren. Subsidie zorgt er dikwijls voor dat er geen daadwerkelijk eigenaarschap optreedt. Als de overheid iets wenselijk vindt en gaat sturen met programma’s of subsidies, dan neemt zij daarmee het eigenaarschap. Het is beter om Evidence Based-beleid te voeren: monitoren, evalueren en mislukkingen omarmen. Ook de overheid zelf is een instituut waarvan de muren naar beneden moeten. Ook binnen de overheid moet gedacht gaan worden vanuit individuele behoeftestellers. Geef mensen in de praktijk vertrouwen en creëer transparantie. Er is veel bereidheid om samen te werken als er vertrouwen is (ontkokering). Denk aan het bedrijf Morningstar waarin iedereen - ongeacht zijn of haar functie - mag aangeven dat hij iets niet goed vindt.
QUADRUPLE HELIX: DE BEHOEFTESTELLER CENTRAAL De vraag wordt nogmaals gesteld wat we met het concept Quadruple Helix kunnen. We moeten beseffen dat het in feite een beleidsterm is, het echte werk gebeurt eronder en in de praktijk kan je met zulke termen niet zoveel. Toch kan het helpen om bewustwording te creëren onder beleidsmakers voor de beperkingen van de huidige Triple Helix benadering en de meerwaarde die behoeftestellers of gebruikers kunnen leveren. In feite komt dit neer op het erkennen van de social capacity van burgers of de ‘civil society’. In de aankomende generatie die is opgegroeid met sociale media is het meer vanzelfsprekend om te denken vanuit behoeftes, capaciteiten en competenties. Ook ons onderwijssysteem is niet ingericht op behoeftes: studeren doe je niet om te leren, maar om een papiertje of een voldoende te halen. Het gaat te vaak over kennis en geld, en te weinig over talent en ontwikkeling, terwijl in de toekomst mensen met individuele vaardigheden en competenties steeds belangrijker worden.
AFSLUITING In een laatste ronde geeft een aantal deelnemers een belangrijk leerpunt over de Quadruple Helix mee: • Er moet ruimte komen voor experimenten waarbij de overheid een echte partner is, bereid is uit zijn eigen holte (instituut) te kruipen. Het lokale niveau leent zich hier beter voor, maar nationaal moet dit ook kunnen. Denk regelvrij. • Iedere actor moet zijn eigen eigenaarschap nemen, de interactie daarna moet gelijkwaardig zijn. Dat is erg lastig, want alle reflexen gaan de andere kant op (handhaven van bestaande instituties). • De overheid zou met nieuwe behoeftestellers in gesprek moeten raken. Het probleem is dat zij altijd praat met belangenvertegenwoordigers uit de gevestigde orde. • Richt innovatiebeleid op het daadwerkelijke doen. Dat kan anders uitpakken dan verwacht, het kan ook mislukken. Maar ook daarvan kan geleerd worden. Innovatie is DOEN. • In de definitie van sociale innovatie moet worden uitgegaan van de behoefte van de burger, gebruiker of mens. Met dank aan de vier sprekers voor hun presentaties en aan alle deelnemers voor hun inbreng in de discussie, sluit Marcel Kleijn het symposium af.
13
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
BIJLAGE 1 LIJST VAN AANWEZIGEN EN CV SPREKERS De volgende personen waren aanwezig tijdens het symposium: -
Hanneke Bodewes, AWT Wouter Boon, Rathenau Instituut Ilse van den Breemer, AIM Marcel Kleijn, AWT Martijn Kriens, Upstream Jaap Jan Krikken, AWT (stagiair) Chris Mombers, STW Patrick Morley, Telegraaf Media Groep/AWT Raadslid Steven van den Oord, Universiteit Tilburg (student) Louise Perbal, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Victor van Rij, AWT Wim Stegehuis, AWT Jan Wester, TNO
Hieronder zijn korte CV’s van de sprekers opgenomen. Jan Wester (TNO): Jan Wester werkt sinds 2008 als principal strategist bij TNO waarbij hij zich richt op sociale- en transsectorale innovatie in de informatiemaatschappij. De ontwikkeling van Smart Specialisation Strategieën en regionale innovatiesytemen zijn daarbij een nieuwe elementen. Daarvoor was hij in verschillende functies werkzaam bij de overheid in diverse functies waaronder: Initiator en projectleider “Kenniswijk”. Een grootschalig PPS-project met meer dan 40 partners en “living-lab avant la lettre” Programmamanager breedband: verantwoordelijk voor het nationale breedbandbeleid, resulterend in een wereldwijde nr.1 positie voor NL. Hoofd veiligheid, vertrouwen en interoperabiliteit Hoofd strategie en coördinatie nationaal ICT-beleid Wouter Boon (Rathenau Instituut): Wouter Boon studeerde Natuurwetenschappen en Innovatiemanagement aan de Universiteit Utrecht. Hij promoveerde in 2008 aan diezelfde universiteit op het proefschrift ‘Demanding Dynamics - Demand articulation of intermediary organisations in emerging pharmaceutical innovations’. Vervolgens was hij onderzoeker bij het Athena Instituut (Vrije Universiteit), Dialogic (onderzoeksbureau) en de Innovation studies group (Universiteit Utrecht). Zijn proefschrift en vervolgwerk gaat over de rol van gebruikers en intermediaire organisaties in wetenschap en innovatie. Bij het Rathenau Instituut doet hij nu onderzoek naar het gezamenlijk produceren van kennis door kennisgebruikers en kennisaanbieders (kennisco-creatie) in het kader van grote onderzoeksprogramma’s. Chris Mombers (STW): Chris Mombers is adjunct-directeur en tevens clusterleider Systemen, Energie en Materialen van de Technologiestichting STW. Hij is biochemicus van huis uit maar heeft in de loop der jaren met veel terreinen van toepassingsgericht wetenschappelijk onderzoek te maken gehad. Het onderwerp ‘science of science’ – oftewel ‘hoe werkt de wetenschap? ‘ – is een van zijn speciale interesses. In 2009 behaalde hij een master degree aan de Utrechtse School voor Beleids- en Organisatiewetenschap voor de richting Strategisch Management. Voorheen werkte hij onder meer als projectmedewerker bij de RAWB, voorloper van de AWT.
14
De Quadruple Helix: verslag AWT Symposium 20 juni 2012
Martijn Kriens (Upstream): Martijn Kriens is partner of Upstream, a consultancy firm focused on the use of social technologies in the transformation of organisations towards more peer based work. Martijn started his career in Quality Assurance, especially in IT companies. First for the Dutch organization of Applied Scientific research and later for BSO. Later he worked as CTO of a software company and director business development for a research organization (Novay). His main interest is in how technology can help create more flat organisations that reward personal initiatives (from Pyramids to Pancakes!). He is board member of IIP-SaaS.